Jaargang 15, nr 2, juni 2022
Driemaandelijks tijdschrift. Afgiftekantoor Antwerpen. Erkenning: P808155
faro
tijdschrift over cultureel erfgoed
`
Dossier Ethiek en deontologie Het goede en het juiste doen
Erfgoedbeleid in Denemarken Jongeren écht betrekken in de werking Archiefonderzoek: 100 jaar VTB
IN DIT NUMMER
03
EDITO
06
ERFGOEDDAG MAAKT SCHOOL U was (weer) geweldig
08
DE ERFGOEDKLASBAK Een geslaagd experiment
12
28
NODENBEVRAGING SECTOR De analyse
ERFGOEDBELEID IN EUROPA Denemarken
22
36
JONG PUBLIEK WINT TERREIN S.M.A.K. en MSK Gent over jongerenparticipatie
TOERISTISCH ERFGOED 100 jaar Vlaamse Toeristenbond
DOSSIER ETHIEK EN DEONTOLOGIE
42
INTRO
43
DEONTOLOGISCHE CODES | Een goed begin, maar niet meer dan dat
48
GOED BESTUUR | Tips van Marie-Louise Reedijk, consulent bij Cultuurloket
Socrates doceert op straat. Prentmaker: Daniel Nikolaus Chodowiecki. Berlijn, 1776. Collectie: Rijksmuseum.
50
ETHISCH LEIDINGGEVEN | De principes van 'Themagecentreerde
Interactie’ of TGI
55
ETHIEK EN DEONTOLOGIE | Leestips
56
PRAAT EROVER! | Gesprekstechnieken uit de toegepaste filosofie
60
ONLINE BELADEN ARCHIEVEN | Hoe gaan we ermee om?
62
IMMATERIEEL ERFGOED | Ethische richtlijnen
66
GEZICHTSHERKENNING | Nieuwe techniek, nieuwe vragen
72
DE E.C.C.O.-CODE | Interview met David Lainé
74
ETHIEK IN DE PRAKTIJK | Zes internationale stemmen
EN OOK
04
TELEX
20
SPREKEND ERFGOED Er was eens ...
34
HET ATELIER Nadia Babazia, Red Star Line Museum
40
EXPAT Geraldine Reymenants
78
MIJN ERFGOEDPLEK Hans Mortelmans
EDITO
COLOFON faro | tijdschrift over cultureel erfgoed 15 (2022) 2 | ISSN 2030-3777 REDACTIERAAD Eva Begine, Roel Daenen, Katrijn D’hamers, Jelena Dobbels, Elien Doesselaere, Julie Lambrechts, Anne-Cathérine Olbrechts, Henrike Radermacher, Alexander Vander Stichele, Hildegarde Van Genechten, Jacqueline van Leeuwen, Olga Van Oost, Gregory Vercauteren en Jeroen Walterus | redactie@faro.be HOOFDREDACTEUR Roel Daenen roel.daenen@faro.be BEELDREDACTIE Katrijn D’hamers EINDREDACTIE Birgit Geudens en Annemie Vanthienen VORMGEVING Silke Theuwissen DRUK Drukkerij Albe De Coker ADVERTEREN Roel Daenen ABONNEMENTEN België
€ 25 | buitenland € 30 | los nummer € 8 | www.faro.be/tijdschrift VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Olga Van Oost, p.a. Priemstraat 51, 1000 Brussel COVERBEELD Foto: Rosino via Flickr, CC BY-SA 4.0 faro is een blad voor en door de cultureel-erfgoedsector. Bezorg ons uw suggestie voor een artikel, onderwerp of thema voor een rubriek of dossier. Hoe? Mail naar redactie@faro.be. © FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw. De redactie heeft ernaar gestreefd de wettelijke bepalingen in verband met de intellectuele eigendom van de beelden na te streven. Indien u meent dat voor een bepaald beeld het auteursrecht van de maker of zijn/haar erfgenamen werd geschonden, neem dan contact op met de redactie. De inhoud van de teksten en artikels vertolken enkel de visie van de auteurs en niet noodzakelijk die van het bestuur van FARO.
U vindt naast sommige artikels logo’s die verwijzen naar de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de VN. Voor meer uitleg, zie www.sdgs.be.
Een jurk is geen jurk Beste lezer, Terwijl de oorlog in Oekraïne onverminderd voortgaat, was er begin mei in The Metropolitan Museum of Art (The Met) in New York een incident van een heel andere orde. Tijdens het jaarlijkse fundraising-gala, bedoeld om fondsen te werven voor de afdeling historische kostuums van het museum, deed mediafiguur Kim Kardashian zich opvallen met een wel heel bijzondere avondjurk. Niet zomaar een kledingstuk, neen. Ze verscheen ten tonele met de jurk die Marilyn Monroe in 1962 droeg toen ze Happy Birthday zong voor president John F. Kennedy. Bezet met duizenden diamanten, op maat gemaakt door de Franse modeontwerper Jean Louis. Een in alle opzichten schitterende jurk, geïnspireerd op het werk van Louis’ Amerikaanse collega Bob Mackie, tot wiens cliënteel onder meer filmdiva Marlene Dietrich behoorde. Monroes jurk, in chiffon zijde, is zonder meer een icoon in de modegeschiedenis. Net omdat het zo’n exclusieve jurk is, die barst van betekenissen, zorgde Kardashians ‘daad’ voor een wervelwind aan reacties, vooral op sociale media. Een historisch betekenisvolle jurk als deze is immers een krachtige motor van associaties. Wat te denken van de appropriatie ervan? Wat met de ethisch getinte vragen die het dragen van de jurk, hoe kortstondig ook, oproepen vanuit het standpunt van de preventieve conservering? U weet ongetwijfeld dat Amerikaanse erfgoedinstellingen in grote mate afhangen van mecenassen. Dat zorgt ervoor dat welgestelde ondernemers regelmatig worden uitgenodigd naar het archief, het museum of de erfgoedbibliotheek. Net als rijke en/of beroemde acteurs, modellen, sportlui en andere mensen die zich met liefdadigheid willen onderscheiden. Een klassiek instrument om geld in te zamelen is het fundraising-gala: een chique en doorgaans uiterst exclusieve avond waarbij van de aanwezigen verwacht wordt om zichtbaar diep in de buidel te tasten. Doorgaans wordt daarbij een thema naar voren geschoven en dat was dit keer the Guilded Age, de periode tussen 1870 en 1900. Allemaal goed en wel, en fijn dat ook beroemdheden een ‘erfgoedreflex’ schijnen te hebben. Het hele gebeuren ging ook op onze redactie over de tongen. We gaan graag mee met de tijd, maar sommige stukken zien we toch liever pronken in een museumvitrine, in een aangepast klimaat en met passend licht erop geprojecteerd. Toegegeven, dan zou het minder media-aandacht hebben gekregen en zouden er waarschijnlijk minder fondsen zijn opgehaald. Wat zou u doen? Een debat waard.
Certificate Number 10506-2203-1001 www.climatepartner.com
De redactie
3
TELEX
Inspirerende erfgoedpraktijken U inspireren om het beste uit uw erfgoedorganisatie te halen: dat is de missie van de podcastreeks Inspirerende Erfgoedpraktijken. In verschillende afleveringen neemt initiatiefnemer Histories u mee naar telkens een andere erfgoedorganisatie. Allemaal hebben ze één ding gemeen: ze tonen zich wendbaar én weerbaar, en gaan creatief om met de huidige uitdagingen. Benieuwd naar hoe het Gents Documentatiecentrum DSMG zich bewust inzet voor vrijwilligers in maatschappelijk kwetsbare posities? Of hoe Familiekunde Vlaanderen regio Land van Waas de omslag maakte naar digitaal vrijwilligerswerk? Luister en ontdek! https://historiesvzw.be/inspirerende-erfgoedpraktijken
NIEUW PLATFORM VOOR GETUIGENISSEN Getuigenissen, het burgerwetenschappelijk project waarbij vrijwilligers 18e- en 19e-eeuwse getuigenverklaringen en verdachtenverhoren transcriberen, is gestart met een eigen platform voor het transcriberen van teksten. Voortaan kunt u als gebruiker doelgerichter op zoek naar de teksten die u het best liggen én kunt u uw transcriptie opslaan voor ze helemaal is afgewerkt. Naast een reeks criminele verhoren van het Brugse Vrije zijn nu ook getuigenverklaringen uit de 18e eeuw, opgetekend door de Antwerpse Vierschaar, online geplaatst. De komende maanden wordt het platform stapsgewijs aangevuld met nieuwe collecties van getuigenverklaringen. Zin om mee te werken? Surf naar www.getuigenissen.org
RIJKSARCHIEF ONTSLUIT ARCHIEF NATIONALE LOTERIJ In 2019 bracht de Nationale Loterij 14 strekkende meter archief over naar het Algemeen Rijksarchief. Dat archief, met informatie over 90 jaar geschiedenis van de kansspelen in België, werd nu geïnventariseerd. Daarmee is het vandaag mogelijk om alle aspecten van de geschiedenis van de Nationale Loterij te bestuderen: het administratief beheer, het beheer van de trekkingen en de uitbetaling van de loten, maar ook de brede communicatiecampagnes die de producten moesten promoten. Bijzonder is ook de aanwezigheid van zo’n 1.200 biljetten die door de Loterij werden uitgegeven tussen 1946 en 1990: een schat aan beeldmateriaal die wacht op verder onderzoek. https://bit.ly/3x2G0Um
4
De stem van Jean Capart
Jean Capart op 21 februari 1947. Foto: KMKG
In het maartnummer 2021 van faro verscheen een artikel over het Suraproject, dat draait om de (online) ontsluiting van een collectie fotografische glasnegatieven, bewaard in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG). Die collectie biedt een unieke blik op het ontstaan van de Egyptologie in België en daarbuiten. De ‘vader’ van die Egyptologie in België was Jean Capart (1877-1947), Egyptoloog en de eerste curator van de Egyptische collectie van de KMKG. Dankzij de ontdekking van een 78-toerenplaat in de archieven van de KMKG is de stem van Capart nu te beluisteren. De plaat werd opgenomen op 21 februari 1947, tijdens een plechtigheid ter ere van zijn 70e verjaardag, en is nu gedigitaliseerd door de medewerkers van het Muziekinstrumentenmuseum. Meer horen? Surf naar https://bit.ly/3H50TSg Meer lezen over het Sura-project? https://bit.ly/3xuzUfw of www.sura-project.be
WIE KLASSEERT, DIE VINDT In deze Politeiareeks verschijnen publicaties die besturen en organisaties ondersteunen om de dagelijkse documentenstroom in goede banen te leiden. Eerder al rolde Informatie beheren en archiveren: regelgeving, GDPR en organisatie van de persen, nu is het de beurt aan Digitaal informatie beheren en archiveren: digitaal werken. Later volgen nog publicaties over selecteren en digitaal depot, en over klassiek archiefwerk. De publicaties kunt u los bestellen, of via een digitale of papieren abonnementsformule. www.politeia.be
Blog erfgoedproject Willy Van den Bussche Op de website van de Provincie West-Vlaanderen vindt u sinds enkele maanden een bijzondere blog, volledig gewijd aan het project Willy Van den Bussche: inventariseren en waarderen van museum(directeurs)archief. Met dit initiatief focust het Provinciaal Archief West-Vlaanderen op het archivalisch Het toenmalige PMMK, nu Mu.ZEE. Wasily via Wikimedia Commons, CC erfgoed van het Provinciaal Museum BY-SA 3.0 voor Moderne Kunst (PMMK, nu Mu.ZEE) en zijn founding father, Willy Van den Bussche. Door die archieven te inventariseren en te waarderen kunnen ze onderzoekers een bijzonder inzicht geven in de museale wereld en de collectie en in de wisselwerking tussen persoons- en organisatiearchief. De blog geeft u alvast een bijzondere inkijk in dit traject. www.west-vlaanderen.be/willy-van-den-bussche-archief-blog
MUSEA BRUGGE X STICHTING JEAN VAN CALOEN Het Prentenkabinet van Musea Brugge vierde dit voorjaar de komst van zo’n 1.920 meestertekeningen en 25 schetsboeken. De collectie, met klinkende namen als Michelangelo, Jordaens en Boucher, is afkomstig van de Stichting Jean van Caloen van het kasteeldomein in Loppem. Die draagt de zorg en het beheer van de collectie nu over aan het Prentenkabinet. De tekeningen dateren van de late 16e tot en met de 20e eeuw en zijn verzameld door baron Jean van Caloen (1884-1972). Absoluut hoogtepunt is de verbluffende Steniging van de Heilige Stefanus van Michelangelo. De compositiestudie is de enige tekening van de beroemde Italiaanse renaissancekunstenaar die bewaard wordt in België. www.museabrugge.be Michelangelo, Steniging van de Heilige Stefanus, 1525-30, 2022. GRO0327.II Stichting Jean van Caloen. Foto: Cedric Verhelst
Museum W Begin mei zwaaiden in Weert, net over de Nederlandse grens, de deuren open van Museum W. Dat gebeurde na een ingrijpende renovatie, restauratie en herinrichting van het vroegere Gemeentemuseum Weert.
Museum W – Maurice Mentjens. Foto: Arjen Schmitz
Het museum kreeg ook een nieuwe inhoudelijke invulling. Die gaat gepaard met een vernieuwde opstelling van de vaste collectie en een tentoonstellingsprogramma met eigentijdse kunst en design. De Nederlandse interieurontwerper Maurice Mentjens hertekende de binnen- en de buitenkant van het museum en zorgde voor een nieuwe markante entree bekleed met messing. Meteen een vette knipoog naar een reliekschrijn, en een verwijzing naar de collectie religieuze kunst. www.museumw.nl
5
EVENEMENT
ERFGOEDDAG MAAKT SCHOOL
ERFGOEDDAG 2022: U WAS (WEER) GEWELDIG Michelle Van Meerhaeghe
D
1
e blikvanger van Erfgoeddag, op zondag 24 april, was dit jaar het ‘schools erfgoed’: alles wat te maken heeft met opvoeding, leren en opgroeien binnen de context van de school. Met lesdemonstraties, allerhande workshops en wandelingen langs schoolerfgoed. Maar ook met escape rooms, familievriendelijke rondleidingen achter de schermen, tentoonstellingen en lezingen. Met meer dan 1.100 activiteiten was het wel duidelijk: na de geannuleerde editie in 2020 en de coronaproof editie vorig jaar (met als thema De Nacht) is Erfgoeddag helemaal terug. De meer dan 600 deelnemende organisaties zochten ook nadrukkelijk het experiment op. Bovendien was er dit jaar een primeur: de Erfgoeddag-week voor scholen! Honderden erfgoedwerkers stonden voor de gelegenheid voor de klas, tot in de puntjes voorbereid en met veel enthousiasme. Daarover leest u meer in het volgende artikel. ■ Benieuwd naar de volgende editie? Noteer dan zeker 23 april 2023 in uw agenda, voor een Erfgoeddag met als thema ‘Beestig!’ www.erfgoeddag.be
Michelle Van Meerhaeghe is communicatiemanager | Erfgoedddag bij FARO
6
1. Erfgoeddag in Ninove. © Thomas De Gent 2. Rijksnormaalschool Brugge. © FARO, Foto: Stampmedia 3. Erfgoeddag in het GUM. © FARO, Foto: Stampmedia 4. Museum Dr. Guislain. © FARO, Foto: Stampmedia 5. Erfgoeddag in Hasselt. © Kobe Vanderzande 6. Een drukworkshop met de drukfiets van Museum Plantin-Moretus in Antwerpen. © Wim Hadermann / Superdruk 7. Erfgoeddag in Hasselt. © Kobe Vanderzande 8. Erfgoeddag in Ninove. © Thomas De Gent
2
4
3
5
6
7
8
7
EVENEMENT
GESLAAGD GROOTSCHALIG EXPERIMENT
DE ERFGOEDKLASBAK ALS AMBASSADEUR De voorbije Erfgoeddag zette een uniek en grootschalig experiment op: de Erfgoedklasbakken! Daarbij nemen medewerkers van archieven, musea, erfgoedcellen, erfgoedbibliotheken en erfgoedverenigingen het een uurtje van de leerkracht over, in de klas. Uit de ervaringen blijkt dat de formule veel erfgoedwerkers zin geeft in meer en hen doet overwegen om dit te verankeren in hun werking. Eva Begine en Hildegarde Van Genechten
O
ngeveer 385 klassen ontvingen tijdens de Erfgoeddag-week van 25 tot 29 april een Erfgoedklasbak, goed voor een bereik van zo'n 8.000 leerlingen. Tal van erfgoedmedewerkers van voor en achter de schermen trokken met objecten, verhalen, activiteiten en tonnen passie naar scholen in Vlaanderen en Brussel. Het concept was een sprong in het diepe voor zowel FARO, de klasbakken als de leerkrachten; toch blijkt de evaluatie van alle betrokkenen overwegend positief. Met dit concept wilde FARO de drempels slechten die een vlot bereik van lager en secundair onderwijs doorgaans bemoeilijken: scholen kampen met een gebrek aan financiën, tijd of vervoer. Door de rollen om te draaien –“wij gaan naar de scholen in plaats van andersom” – ontstaan nieuwe mogelijkheden.
8
VOOR HERHALING VATBAAR
In een online evaluatie polste FARO bij klasbakken en leerkrachten naar hun ervaringen. Die werd ingevuld door 136 klasbakken en toont enkele tendensen. Zo gaf de meerderheid aan dat ze in deze week nieuwe en persoonlijke contacten konden leggen met leerkrachten, contacten die ze ook later zullen aanspreken voor andere projecten. Opvallend is dat ook de leerkrachten dit benadrukken. Beide groepen gaven aan dat ze deze formule voor herhaling vatbaar vinden. Beide groepen spreken hun waardering uit voor de lokale en regionale coördinatoren, die vaak mee zorgden voor een netwerk en publiciteit. Leerkrachten waren overwegend positief en waardeerden de inhoudelijke expertise van de klasbakken ten zeerste. Niet alleen spraken ze over “vakkennis”, maar ook over “het enthousiasme”
Een les propaganda van Sofie Gyselinck van het ADVN © Erfgoedlab Antwerpen
Door de rollen om te draaien –“wij gaan naar de scholen in plaats van andersom” – ontstaan nieuwe mogelijkheden. en “de goede didactische voorbereiding”. Veel klasbakken startten vanuit de leefwereld van de leerlingen en gingen interactief aan de slag. Daar kroop veel voorbereidingstijd in en die inspanning werd gewaardeerd. Uit deze waardering blijkt ook dat onze partner Oetang zijn coaching efficiënt had aangepakt. Daarbij konden klasbakken vooraf zowel een digitaal als een live leerpad volgen.1
POSITIEF, POSITIEVER, POSITIEFST
Naast de online bevraging gingen we ook in gesprek met een 25-tal Erfgoedklasbakken. Voor sommigen bleek het concept een gelegenheid te zijn om activiteiten uit te testen. Stefanie Lietaert (KOERS): “We wilden graag iets structureel uitwerken voor het museum en zagen deze klasbakformule als de ideale proeftuin. Zo konden we onze ideeën toetsen aan de praktijk. Wat vonden de leerlingen interessant? Welke vragen hadden zij? Bovendien konden we zo ook meer vertrouwd geraken met het secundair onderwijs, een doelgroep die we nu minder bereiken.” Ook Sien Verschaeren (Design Museum Gent) zag dit als een testformule: “Het museum sluit door verbouwingen twee jaar lang de deuren. Hiermee konden we polsen of we ons aanbod naar scholen kunnen brengen. Hoe reageren onze
9
Rechts: Kazerne Dossin bij Atheneum Mechelen © FARO Links: een les propaganda van Sofie Gyselinck van het ADVN © Erfgoedlab Antwerpen
Links: Dirk van der Speeten van Muziekclub ’t Ey bij Sint-Aloysius © FARO Rechts: oud-minister Luc Martens bij Sint-Fransciscus Evergem © FARO
gidsen op dit idee? Welke thema’s selecteren we? Leerlingen waren trots na onze DIY-workshop. Leerkrachten waren verrast om te zien dat doorgaans stille leerlingen plots heel actief werden. Op één school gaven we de workshop zeven lesuren na elkaar: zo zagen we heel veel leerkrachten en dat netwerk is voor ons heel waardevol. Daar hebben we de nieuwsgierigheid van een heel team kunnen opwekken.” Anderen ervoeren dat je als Erfgoedklasbak iets nieuws in de klaspraktijk kan brengen, wat niet alleen aanvullend maar ook verfrissend werkt in de les. Ruben Boon (Damiaanmuseum): “Ik leerde wat werkt bij een jong publiek, en het belangrijkste is: toon je troeven! Neem bronnen en objecten mee. Ook de leerkracht was heel de tijd bezig met de brieven en kranten, en gaf zelf aan dat ze dat veel te weinig deden in de klas. Eigenlijk kan alles een bron zijn, afhankelijk van je vraagstelling.” De klasbakken versterkten zowel het onderwijsals het lokale erfgoednetwerk. Lynn Van de Wiele (Erfgoed Vlaamse Ardennen): “Hierdoor konden we heel sterk ons netwerk inzetten en erkenning geven aan onze vrijwilligers. We ontdekten nog
10
expertise en konden die valoriseren. Zo kregen we een aanbod van een professionele vertelster, iemand die we nog niet kenden. Die samenwerking is zo goed meegevallen dat we ze graag opnemen in ons netwerk.” Maar de positiefste ervaringen kwamen door het contact met de kinderen en jongeren zelf. Anneleen Van Lommel (Erfgoedcel Noorderkempen): “Het is niet eenvoudig om kinderen en jongeren te betrekken bij Erfgoeddag, maar dankzij deze formule kwamen we toch met hen in contact. Dat vinden we erg belangrijk. Het zorgt er mee voor dat ze zich thuis voelen op de plek waar ze wonen, zo kunnen ze ‘wortels’ krijgen. Bovendien leren de scholen de werking van de erfgoedcellen beter kennen. Nu dat eerste contact er is, zal er sneller een belletje rinkelen als ze horen over onze projecten.” Voor sommige Erfgoedklasbakken smaakt deze proeftuin naar meer. Sofie Gyselinck (ADVN): “Ik gaf in beroepsrichtingen een workshop over propaganda. De betrokken leerkrachten waren heel behulpzaam en gaven aan dat ze dit opnieuw wilden doen. Ook willen ze naar het archief komen om het verdere aanbod te verkennen.”
Nu de onderwijssector heeft geproefd van de erfgoedverhalen is het mogelijk om hen meer te betrekken. FARO denkt graag na over hoe we leerkrachten en scholen als ambassadeurs een actievere rol kunnen geven.
STRUIKELBLOKKEN
Toch liep niet alles op rolletjes. Het was de eerste keer dat we op deze schaal naar scholen trokken, en daar kunnen we uit leren. Uit de online bevraging kwamen enkele werkpunten naar voren. De registratie werd als een complexe en tijdrovende bezigheid ervaren. Daarnaast was de matchmaking (waarbij erfgoedklasbakken en leraren elkaar vonden) een pittige onderneming waarin lokale en regionale coördinatoren veel tijd staken. Niet alle klasbakken konden op die steun rekenen; dan bleek het moeilijk(er) te zijn om contacten te leggen. Kwam dat door de grote administratieve last van leerkrachten, de naweeën van de pandemie, de strenge GDPR-regels of moesten de activiteiten meer afgestemd worden op de leerdoelen? Er is geen eenduidig antwoord op deze vraag. Nu de onderwijssector heeft geproefd van de erfgoedverhalen is het mogelijk om hen meer te betrekken. FARO denkt graag na over hoe we leerkrachten en scholen als ambassadeurs een actievere rol kunnen geven. In onze gesprekken met Erfgoedklasbakken hoorden we nog enkele bekommernissen over hun aanpak in de klas. Door daar samen over te praten, kwamen er veel suggesties naar boven om die aan te pakken. FARO bundelt alle ervaringen en tips in een e-publicatie zodat alle ervaringen en ideeën worden gedeeld.
Boven: Antwerps Kruisboog Verbond vzw © Erfgoedlab Antwerpen Onder: een les over de Mechelse reuzen in Basisschool Lyceum Mechelen. © FARO
BLIJVEND DE BAND VERSTERKEN
Het is zo klaar als een klontje dat het nodig is (en blijft) om leerkrachten en leerlingen te sensibiliseren over
erfgoed. Die ‘erfgoedgevoeligheid’ is een eerste opstap naar mogelijk méér: een uitstap naar een erfgoedorganisatie, het downloaden van een lespakket, het gebruiken van een erfgoeddatabank, of instappen in een langduriger traject zoals Buurten met erfgoed2; Erfgoedklassen3, of een project in het kader van Dynamo-subsidies4. Aan de hand van de evaluaties bekijkt FARO op welke manier de Erfgoedklasbakken en de samenwerking met het onderwijs verder kunnen verduurzamen, ook in het kader van de volgende editie van Erfgoeddag. Maar ook het werk van de klasbakken zelf kan een lang(er) leven krijgen. De voorbereide les (of een onderdeel ervan) kan bijvoorbeeld toegevoegd worden aan Erfgoedwijs.be. Deze deelsite van KlasCement.net is namelijk de plek waar leerkrachten lesideeën zoeken. Of de voorbereide les kan een vaste plek krijgen in het aanbod van de erfgoedwerking, zoals een aantal voorbeelden hierboven al aanstipten. Of zoals Erfgoedcel Dijk 92 doet door voortaan ‘Hoog bezoek’ te integreren in het geheel van lessuggesties voor leerkrachten.5
PIONIERS
Grote dank aan alle Erfgoedklasbakken is hier op zijn plaats. Het is dankzij hun enthousiasme én lef dat dit experiment slaagde in zijn opzet. Meer nog, zij hebben leerlingen en leerkrachten weten te raken. Dat maakt dat hun passage duidelijk smaakt naar méér. ■
Benieuwd naar alle ervaringen en tips? Houd de FARO-website in de gaten: eind juni verschijnt de e-publicatie naar aanleiding van de voorbije Erfgoeddag!
Eva Begine is projectmedewerker educatie – Erfgoeddag-week bij FARO, Hildegarde Van Genechten is er adviseur participatie | educatie. Bronnen en literatuur 1. https://erfgoedklasbak.erfgoeddag.be 2. www.buurtenmeterfgoed.be 3. https://etwie.be/nl/kennisbank/projecten/erfgoedklassen-2021-2022 4. https://www.cultuurkuur.be/subsidies/dynamo-project 5. https://dijk92.be/organiseren/aan-de-bak-met-cultuur
11
BELEID
WAAR LOOPT DE ERFGOEDSECTOR IN VLAANDEREN TEGENAAN?
UW NODEN EN WENSEN In de beheersovereenkomst (2019-2023) die de Vlaamse overheid met FARO afsloot staat dat het steunpunt zich engageert om een nodenbevraging uit te voeren bij zijn stakeholders. Dit om beter te kunnen inspelen op de noden en verwachtingen van de cultureel-erfgoedsector. Om hieraan te beantwoorden lanceerden we in het najaar van 2020 en het voorjaar van 2021 twee e-surveys. Via de eerste enquête peilden we naar de noden van de erkende en/of gesubsidieerde erfgoedorganisaties. Met de tweede enquête focusten we op de individuele erfgoedwerkers. In dit artikel bespreken we het element ‘noden’ uit de nodenbevraging. In het volgend nummer van dit blad gaan we dieper in op de mate van tevredenheid over FARO en zijn dienstverlening. Saidja Steenhuyzen en Alexander Vander Stichele
B
eide enquêtes werden opgesteld door de werkgroep onderzoek van FARO, in samenspraak met een begeleidende klankbordgroep met vertegenwoordigers van de verschillende deelsectoren en de academische wereld. De bevragingen werden uitgevoerd via het Qualtrics surveyplatform. Via de eerste enquête wilden we de noden op organisatieniveau in beeld krijgen.1 We deden dit met een combinatie van gesloten en open vragen. Hiertoe schreven we 133 door de Vlaamse overheid erkende en/of gesubsidieerde erfgoedorganisaties persoonlijk aan, met de vraag om mee te werken. Dit is de primaire doelgroep van FARO.
12
Concreet ging het over:
» » » » »
67 musea; 18 archieven; 9 erfgoedbibliotheken; 27 erfgoedcellen; 11 dienstverlenende organisaties + de organisatie voor immaterieel cultureel erfgoed (WIE).
De bevraging verliep in een aantal golven. Na een eerste algemene uitnodigingsmail stuurden we in de daaropvolgende weken nog drie herinneringen. Door de unieke surveylinks konden we deze follow-up praktisch gemakkelijk organiseren. Telkens had dit een positieve weerslag op de respons. Van de 133 aangeschreven organisaties vulden er uiteindelijk 79 de vragenlijst volledig of
© FARO. Foto: Jan Locus
gedeeltelijk in. Dit brengt de algemene respons op 59,4 %, alhoewel deze varieert per type organisatie:
» » » » »
musea: 52,2 % (n = 35); archieven: 50,0 % (n = 9); erfgoedbibliotheken: 66,7 % (n = 6); erfgoedcellen: 74,1 % (n = 20); dienstverlenende organisaties/WIE: 75,0 % (n = 9).
Met de tweede enquête richtten we ons op de professionele erfgoedwerkers. Met opnieuw een combinatie van open en gesloten vragen gingen we na hoe zij onze dienstverlening evalueren en op welke vlakken ze nood hebben aan bijkomende ondersteuning. Deze werd door 257 erfgoed-
werkers ingevuld, waarvan er 215 actief zijn in een van de vijf hierboven vermelde werksoorten.2
DE ANALYSE OP ORGANISATIENIVEAU 3
De noden van de cultureelerfgoedorganisaties Om na te gaan wat de voornaamste ondersteuningsnoden zijn bij de door de Vlaamse overheid erkende en/of gesubsidieerde cultureel-erfgoedorganisaties gebruikten we de werkprocessen als uitgangspunt. Een ‘werkproces’ is het geheel van taken dat nodig is om een bepaalde functie, rol of dienst uit te voeren eigen aan cultureel-erfgoedorganisaties. Alle deelnemende organisaties kregen een lijst van 19 representatieve werkpro-
13
cessen voorgelegd (plus een extra categorie ‘ander’ die ze zelf konden aanvullen – zie tabel 1). Voor elk werkproces dienden de organisaties aan te geven in welke mate ze nood aan ondersteuning hebben. Van alle organisaties die de nodenbevraging invulden (n = 79) geven er slechts twee aan dat ze helemaal geen nood aan externe ondersteuning hebben. De meeste organisaties daarentegen stellen dat ze er bij een of meerdere werkprocessen wel nood aan hebben. Die verschilt wel sterk per werkproces. Zo zijn er een aantal werkprocessen met veel vraag naar externe hulp en een groot aantal met een duidelijk kleinere vraag naar externe ondersteuning. De werkprocessen waarbij meer dan de helft van de organisaties aangaven extra hulp te kunnen gebruiken zijn:
» “Erfgoed digitaliseren en online ontsluiten” (68,4 %); » “Groepen in de samenleving participatief betrekken bij de werking” (67,9 %); » “Een digitale dienstverlening voor gebruikers/bezoekers ontwikkelen” (58,4 %); » “Advies en vorming aanbieden” (56,6 %).
Uit bovenstaande blijkt dat digitalisering as such voor heel veel erfgoedorganisaties toch een serieuze uitdaging vormt. Ook het betrekken van de bredere samenleving bij de werking van de erfgoedinstelling of -organisatie blijkt nog altijd geen evidentie te zijn. Ten slotte blijken ook meer dan de helft van de erfgoedorganisaties die de bevraging invulden te worstelen met hun advies- en/of vormingsfunctie. De werkprocessen die voor de meeste erfgoedorganisaties minder problematisch zijn, i.e. waarbij er minder orga-
Digitalisering as such vormt voor heel veel erfgoedorganisaties toch een serieuze uitdaging. Ook het betrekken van de bredere samenleving bij de werking van de erfgoedinstelling of -organisatie blijkt nog altijd geen evidentie te zijn. Ten slotte blijken ook meer dan de helft van de erfgoedorganisaties die de bevraging invulden te worstelen met hun advies- en/of vormingsfunctie.
14
nisaties aangeven behoefte te hebben aan externe ondersteuning, zijn:
» Bezoekers onthalen, begeleiden of rondleiden (13,1 %); » Tentoonstellingen cureren en bouwen (14,3 %); » Relaties onderhouden met openbare besturen, voogdij-
overheden en andere stakeholders (24,1 %); Zakelijk beheren van de organisatie en/of de rechtspersoon (26,3 %); Lokale erfgoedgemeenschappen bereiken en ondersteunen (27,0 %); Promotie voeren en (online) communiceren (29,1 %); Vrijwilligers begeleiden en omkaderen (26,9 %); Educatieve en andere publieksactiviteiten organiseren (28,2 %).
» » » » »
Het gaat hier dus voornamelijk over werkprocessen die tot de kern van de werking behoren. Men heeft hier kennis over en heel wat ervaring rond opgebouwd.
Tabel 1: De 19 werkprocessen en de mate waarin men hierbij nood aan ondersteuning ervaart (in percentages). 1
Advies en vorming aanbieden
56,6 %
2
Bezoekersruimtes, leeszalen en depots beheren, beveiligen en bewaken
38,3 %
3
Bezoekers onthalen, begeleiden of rondleiden
13,1 %
4
Commerciële activiteiten ontwikkelen (fondsenwerving, shop, horeca, enz.)
40,3 %
5
Erfgoed verzamelen, bewaren en/of borgen
44,2 %
6
Erfgoed registreren, catalogiseren of inventariseren
46,8 %
7
Erfgoed digitaliseren en online ontsluiten
68,4 %
8
Een digitale dienstverlening voor gebruikers/ bezoekers ontwikkelen
58,4 %
9
Educatieve en andere publieksactiviteiten organiseren
28,2 %
10
Groepen in de samenleving participatief betrekken bij de werking
67,9 %
11 Internationale werking ontwikkelen
40,9 %
12
Lokale erfgoedgemeenschappen bereiken en ondersteunen
27,0 %
13
Onderzoek uitvoeren, kennis ontwikkelen en delen
35,9 %
14 Promotie voeren en (online) communiceren
29,1 %
15
Relaties onderhouden met openbare besturen of voogdijoverheden en andere stakeholders
24,1 %
16
Strategisch plannen en een langetermijnvisie ontwikkelen
40,5 %
17 Tentoonstellingen cureren en bouwen
14,3 %
18 Vrijwilligers begeleiden en omkaderen
26,9 %
Zakelijk beheren van de organisatie en/of de 19 rechtspersoon
26,3 %
Vaak hangen de noden m.b.t specifieke werkprocessen samen met een manifest gebrek aan middelen (zowel personeel als financiële middelen) en het daaraan gekoppelde tijdgebrek. © FARO. Foto: Jonathan Sommereyns
Met welke specifieke noden kampen de cultureel-erfgoedorganisaties? Per werkproces waarbij men een nood aan ondersteuning ervaart konden de organisaties via een open antwoordveld hun specifieke noden vermelden. Hiermee probeerden we per werkproces een zicht te krijgen op de concrete noden en uitdagingen waarmee de organisaties kampen. Hieronder geven we de algemene bevindingen weer. Uit de analyse van de verschillende noden per werkproces blijkt dat deze vaak heel particulier zijn en verschillen van werkproces tot werkproces. Toch zijn er een aantal algemene zaken die opvallen. Vaak hangen de noden m.b.t specifieke werkprocessen samen met een manifest gebrek aan middelen (zowel personeel als financiële middelen) en het daaraan gekoppelde tijdgebrek. Dit betekent dat men het werkproces niet naar behoren kan uitvoeren. Hieraan gekoppeld, maar niet noodzakelijk zo, is er bij heel wat organisaties vaak ook een gebrek aan kennis en expertise over bepaalde thema’s en/of werkprocessen waarrond men werkt (of zou moeten werken). Soms heeft dit dus te maken
met het hier net gesignaleerde probleem van het gebrek aan middelen en tijd. Het vertrek van collega’s waardoor kennis verloren gaat (bijvoorbeeld rond zakelijk beheer) is een van de mogelijke redenen. Dan ligt de oorzaak weer bij het ontbreken van de juiste competenties en/of profielen binnen de organisatie. Dit leidt er o.a. toe dat organisaties:
» op bepaalde vlakken de gewenste sprong voor-
waarts niet kunnen maken (bv. op het vlak van digitalisering); » op organisatieniveau niet meer in staat zijn om de medewerkers voldoende bij te scholen en/ of zelf de laatste ontwikkelingen in hun vakgebied te laten opvolgen (bv. over digitalisering, collectiebeheer, zakelijk beheer); » er niet in slagen om zelf een overkoepelende en/of langetermijnvisie of -strategie te ontwikkelen rond specifieke thema’s en een daaraan gekoppelde werking. Vooral bij alles wat met digitalisering te maken heeft en actuele maatschappelijke thema’s (diversiteit, meerstemmigheid, participatie, waarderen …) is dit het geval;
15
» er soms niet (meer) in slagen om taken of
» onderlinge kennis- en expertisedeling stimu-
Hoe kan FARO de cultureelerfgoedorganisaties hierbij ondersteunen?
Af en toe wordt de vraag gesteld naar meer onderzoek en veldanalyse, het opzetten van overkoepelende initiatieven, visieontwikkeling, en wordt gewezen op de rol van FARO als pleitbezorger naar de overheden (ook al is het steunpunt geen belangenbehartiger).
opdrachten die men zou moeten (kunnen) uitvoeren bevredigend uit te voeren; » een aantal werkprocessen manifest op het achterplan duwen (internationale werking uitbouwen, onderzoek doen).
Wanneer we dan kijken naar hoe FARO de erfgoedorganisaties kan helpen om hun noden te lenigen m.b.t. de verschillende werkprocessen, komen eigenlijk een viertal zaken steeds weer naar boven. Van het steunpunt verwacht men dat het:
» fungeert als kennispartner en -broker: goe-
De belangrijkste maatschappelijke uitdagingen Naast de vragen over hun noden kregen de erfgoedorganisaties ook de vraag wat ze als de belangrijkste maatschappelijke uitdagingen zien (los van de COVID-19-pandemie). Met ande-
Organisaties willen uitzoeken hoe ze meer mensen een stem kunnen geven en echte dialoog kunnen bevorderen.
© FARO
de (en slechte) praktijken delen, inspireren, (internationale) ontwikkelingen opvolgen en delen … Hieraan gekoppeld: tools, werkmethoden, checklists, handleidingen … ter beschikking stellen (maar ook modelcontracten, sprekers- en organisatielijsten); alsook relaties leggen tussen de cultureel-erfgoedsector in Vlaanderen en de onderzoekswereld, het onderwijs, internationale erfgoedorganisaties …; » vormingen en opleidingen organiseert (graag zoveel mogelijk op maat); » advies en ondersteuning aanbiedt (graag zoveel mogelijk op maat);
leert via collegagroepen, overleg- en netwerkmomenten, studiedagen, intervisies …
16
re woorden: uitdagingen waar ze de komende jaren in hun cultureel-erfgoedwerking op willen inspelen. De twee thema’s die het vaakst worden aangehaald zijn ‘diversiteit’ (of ook in andere bewoordingen, zoals meerstemmigheid of inclusie) en ‘digitalisering’. Over digitalisering zien we relatief weinig bijkomende uitleg in de open antwoorden. Enerzijds gaat het over hoe meer diensten online aan te bieden. Daarnaast gaat het over het digitaal ontsluiten van de collectie en hoe deze op een toegankelijke manier beschikbaar te stellen. En over het (digitaal) borgen van ‘nieuwe’ soorten erfgoed, namelijk immaterieel erfgoed en digital born erfgoed. Zoals gezegd worden verschillende antwoorden onder de diversiteitsvlag ondergebracht. Meerdere organisaties geven aan dat ze (nog meer) willen streven naar een weerspiegeling van de (diverse) maatschappij in hun collectie en werking. Het bereiken van verschillende doelgroepen staat hierbij centraal (jong/oud, kwetsbare groepen, etnisch-culturele minderheden, mensen met een beperking, vrouwen/mannen …). Ook het recente debat rond dekolonisatie, meerstemmigheid en restitutie komt meermaals aan bod in de antwoorden. Organisaties willen uitzoeken hoe ze meer mensen een stem kunnen geven en echte dialoog kunnen bevorderen. Meerdere organisaties geven ook aan een uitdaging te zien in de vergrijzing van de samenleving. De kwestie van ‘verjonging’ staat hierbij centraal, en de verhouding met het bereiken en bedienen van de ouder wordende erfgoedliefhebber. Ook de toegankelijkheid voor zowel specifieke doelgroepen als voor het publiek in het algemeen staat bij diverse organisaties op de agenda. Ze streven hierbij naar een duurzame en meervoudige toegankelijkheid op zowel fysiek, digitaal als inhoudelijk vlak. Verschillende organisaties zien daarbij aansluitend een uitdaging in participatief werken. Niet alleen bezoekers en het publiek betrekken, maar ze ook duurzaam betrokken houden. Streven naar een actieve deelname van het publiek is nog steeds een uitdaging voor meerdere organisaties. Verschillende erfgoedorganisaties zoeken een antwoord op de vraag hoe de cultureel-erfgoedsector maatschappelijk relevant kan zijn en blijven in een snel veranderende maatschappij. Dit start met het aantonen van een maatschappelijke relevante rol en zich hierin positioneren. Deze relevantie geldt naar alle mogelijke stakeholders. Samenwerken met andere sectoren zoals zorg, welzijn, onderwijs, enzovoort kan hierin een stimulans zijn. Enkele organisaties geven ook
Over digitalisering zien we relatief weinig bijkomende uitleg in de open antwoorden. Enerzijds gaat het over hoe meer diensten online aan te bieden. Daarnaast gaat het over het digitaal ontsluiten van de collectie en hoe deze op een toegankelijke manier beschikbaar te stellen.
aan een rol te kunnen spelen in het stimuleren van informatiegeletterdheid en de strijd tegen desinformatie. Een thema dat vaak terugkomt is ‘duurzaamheid’. De aandacht hiervoor situeert zich op verschillende vlakken: van ecologische duurzaamheid over het duurzaam ontsluiten van collecties, naar digitale duurzaamheid, tot werken aan meerstemmigheid. Dit thema wordt dus vaak gelinkt aan een van de voorgaande uitdagingen.
DE ANALYSE OP HET NIVEAU VAN DE INDIVIDUELE ERFGOEDWERKERS
De professionele noden van de individuele erfgoedwerkers In tegenstelling tot de bevraging op organisatieniveau, waar we naar de noden peilden via de werkprocessen, legden we erfgoedwerkers een open vraag voor naar hun professionele noden. Deze vraag luidde: ‘Wat zijn uw professionele noden? Rond welke thema’s of welke aspecten van uw werk zou u (nog) meer ondersteuning vanuit FARO kunnen gebruiken?’ Wanneer we de antwoorden op deze vraag in detail bekijken, dan zien we dat de noden ofwel heel particulier zijn ofwel heel algemeen beschreven worden. Sommigen antwoordden eerder cryptisch en beperkten zich tot enkele woorden. Andere respondenten namen de tijd om hun noden (of deze van hun werkveld) meer in detail te beschrijven. Uit onze analyse van de antwoorden blijkt dat er een aantal thema’s zijn die meermaals vermeld
17
© FARO
worden en waarrond er dus duidelijke noden bestaan. Andere thema’s worden slechts door enkele respondenten aangehaald. We sommen ze hieronder op:
» Er worden heel wat noden rond collectiebeheer en -be-
»
» » » »
»
»
»
18
leid aangehaald. Specifieke thema’s die hierbij aan bod komen zijn: digitalisering, herbestemmen en waarderen, depotinrichting en -werking, bruikleengeving … Heel wat respondenten halen erfgoedzorggerelateerde zaken aan waarrond ze (nog) meer ondersteuning wensen. Meer dan eens wordt hierbij gewezen op de beperkte middelen waarmee gewerkt wordt en de moeilijkheden voor kleinere organisaties. Ook alles wat te maken heeft met beleidsplanning, regelgeving en subsidiëring wordt meermaals als thema aangehaald. Daarnaast vragen sommige respondenten bijkomende ondersteuning over organisatieontwikkeling en financieel beheer. Werken met vrijwilligers. Voor publiekswerking wordt voor extra ondersteuning gekeken naar alles wat te maken heeft met het betrekken van het publiek, specifieke doelgroepen, erfgoededucatie, participatie … Ook wordt door meerdere respondenten gevraagd om actuele maatschappelijke thema’s blijvend onder de aandacht te brengen (diversiteit, meerstemmigheid, meertaligheid …) en om deze via vormingen, begeleiding, projecten en inspirerende voorbeelden uit binnen- en buitenland (over de deelsectoren heen) ingang te doen vinden in de sector. Enkele respondenten stellen ook de vraag om internationale expertise naar Vlaanderen te halen, internationale projecten op te starten en inspirerende voorbeelden te delen. Meerdere respondenten verwachten dat FARO blijft inzetten op continue vorming en kennisdeling via allerlei formats.
Enkele respondenten vragen ook om meer wetenschappelijk onderzoek te faciliteren of om als platform te fungeren waar academische onderzoekers en de erfgoedsector elkaar vinden. In hun ogen gebeurt dit nu niet of te weinig.
» Enkele respondenten vragen ook om meer weten-
schappelijk onderzoek te faciliteren of om als platform te fungeren waar academische onderzoekers en de erfgoedsector elkaar vinden. In hun ogen gebeurt dit nu niet of te weinig. » Ook zijn er een aantal respondenten die pleiten voor vorming en/of begeleiding rond mediagebruik en communicatie, ook voor niet-professionelen. » Iemand haalt ook aan dat er meer aandacht moet zijn voor niet-materiële erfgoedwerkingen/ICE. » Worden verder nog vermeld: vormingen rond projectwerking en management, crowdsourcing, werken rond theoretische paradigmavorming en toekomstdenken, het opzetten van databanken met nuttige adressen of informatie voor erfgoedwerkers …
Hoe kan FARO helpen? Wanneer we nagaan hoe FARO de erfgoedorganisaties en hun werknemers kan helpen om hun noden te lenigen, dan komen steeds dezelfde zaken naar boven. FARO moet:
» » » »
fungeren als kennispartner en -broker; vormingen en opleidingen organiseren; advies en ondersteuning aanbieden; onderlinge kennis- en expertisedeling stimuleren.
bevindingen uit beide nodenbevragingen. Zowel voor de inhoudelijk-thematische accenten die we de komende jaren willen leggen als voor de wijze waarop we willen en zullen werken lieten we ons inspireren en leiden door de nodenbevraging. Het is in die mate bruikbaar (samen met de informatie uit stakeholdersgesprekken, interne bevragingen …) dat we een dergelijke grootschalige nodenbevraging eens per beleidsperiode zullen organiseren. En, zoals u weet: FARO staat altijd voor u klaar.4
■
CONCLUSIE
Hoewel de insteek voor het invullen van de vragenlijst verschilde tussen de erfgoedorganisaties enerzijds en de individuele erfgoedwerkers anderzijds, zien we toch een aantal opmerkelijke parallellen. Zo zien we dat de noden waarmee men kampt op organisatie- en individueel niveau grotendeels dezelfde zijn (of op zijn minst in elkaars verlengde liggen). Ook de verwachtingen over het steunpunt liggen voor de individuele erfgoedwerkers in dezelfde lijn als deze op organisatieniveau. Voor het nieuwe beleidsplan van FARO hebben we dan ook volop gebruikgemaakt van de
Saidja Steenhuyzen is onderzoeker bij FARO. Alexander Vander Stichele is er coördinator onderzoek. Bronnen en literatuur 1. Deze liep van 23 november 2020 tot 29 januari 2021. 2. Deze vrij in te vullen bevraging liep van 31 maart tot 25 mei 2021. 3. In dit artikel geven we enkel de algemene bevindingen, over alle ‘werksoorten’ weer. Voor de specifieke bevindingen per werksoort verwijzen we graag naar het onderzoeksrapport. Dit kan u op eenvoudig verzoek verkrijgen bij de auteurs van deze bijdrage. 4. Zie: https://faro.be/faro-vlaams-steunpunt-voor-cultureel-erfgoed
Atlantis
Atlantis Crowdsourcing
Platform voor collectiebeheer en online presentatie
Atlantis Crowdsourcing
Online presentatie van collecties is naadloos onderdeel van de oplossing waarmee Atlantis volledig integreert binnen uw eigen website of websites van derden. Collecties uit systemen van derden worden met Atlantis samengesmeed tot één geïntegreerd geheel. Erfgoedwebsites van DEVENTit zijn toegankelijk en onderscheidend in vormgeving en werking. Door toepassing van de nieuwste technieken en standaarden wordt bezoekers een optimale erfgoedbeleving geboden. 033-2992277 office@deventit.nl www.deventit.nl
Archief- en inventaris Beeldbank Museum Bedrijfshistorie Bibliotheek Archeologie Bouwdossiers Kranten en tijdschriften
DEVENTit is ISO 270001 gecertificeerd.
Atlantis is NEN 2082 gecertificeerd.
Akten en registers
Belééf het Erfgoed
Atlantis is een volledig webbased oplossing voor collectiebeheer en het online publiceren van erfgoedcollecties. Kenmerken van Atlantis zijn: gebaseerd op internationale standaarden, géén gebruikerslicenties, onbeperkt support en krachtige publicatie-, zoek- en integratie- functies.
19
SPREKEND ERFGOED
ER WAS EENS ... Wat als … erfgoed zou kunnen spreken? Een hypothetische, maar interessante vraag. Want welke verhalen zouden we dan kunnen ontdekken? ‘Mijnheer Kat’ is de letterlijke vertaling van Pan Kotsky, de beroemdste kat in de Oekraïense folklore. Pan Kotsky is een vast personage in vrijwel elke bloemlezing van traditionele kinderverhalen.
Zo vormen ze een archetypisch Oekraïens koppel dat vaak wordt opgevoerd in de Oekraïense folklore: een slimme, actieve vrouw enerzijds en haar goedmoedige, passieve wederhelft anderzijds.
Het verhaal begint met een kat die te oud is om zijn werk – muizen vangen – naar behoren te doen. Zijn hardvochtig baasje besluit hem in een bos achter te laten. Op die naargeestige plek zou hij uiteindelijk sterven van honger en eenzaamheid. Maar geheel onverwacht krijgt Pan Kotsky een tweede kans. Een vrouwtjesvos komt langs en heeft interesse in hem.
De vos vertelt aan alle dieren van het bos dat haar kersverse echtgenoot levensgevaarlijk is: “Pas op voor mijn man, Pan Kotsky! Hij is een woesteling en scheurt je zo aan stukken!” En zo zijn de Haas, de Wolf, de Beer en het Zwijn allemaal doodsbang voor Mijnheer Kat. Tijdens een feestmaal te zijner ere ontstaat er door een misverstand een geweldig tumult waarbij alle dieren over elkaar buitelen. Het bevestigt voor eens en voor altijd de woeste reputatie van een kat die als ‘afgeschreven’ gold. ■
“Hoe heet je?”, vraagt ze. “Pan Kotsky.” “Geweldig! Wees mijn man!” “Wat een vriendelijk voorstel!”, denkt de kat en stemt toe.
» © Anatole Bilenko, Ukrainian folk tales, Kiev: Dnipro Publishers, 1974 en Maria Halun Bloch, Ukrainian folk tales, from the original collections of Ivan Rudchenko and Maira Lukiyanenko, New York: Hippocrene Books, 1999. Uit de collectie van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience.
» Door: Roel Daenen | Foto’s: © Collectie Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience
20
21
PARTICIPATIE
JONG PUBLIEK WINT TERREIN IN S.M.A.K. EN MSK
TIJDELIJK PROJECT WORDT BLIJVER S.M.A.K. en MSK Gent zijn meer dan buren. Met hun collecties oude en hedendaagse kunst zijn ze erg complementair. Het afgelopen jaar openden ze allebei een tentoonstelling door en voor jongeren. Toch groeide in beide musea het initiatief op een heel andere manier. Ook wie erbij betrokken werd was anders, net als de aanpak en de uiteindelijke tentoonstelling. Maar het traject had voor beide musea wel eenzelfde fundamenteel gevolg: zowel in het S.M.A.K. als in het MSK is sindsdien een (extra) medewerker aangesteld die verantwoordelijk is voor jongerenparticipatie. Twee verhalen van cocreatie en de educatieve tentoonstellingspraktijk die een weg tonen naar de wereld van kinderen en jongeren. Hildegarde Van Genechten
M
SK organiseerde met Salon des Jeunes1 de eerste tentoonstelling opgezet door en voor jongeren. Die werd bedacht en uitgewerkt door Schoonvolk, de jongerenwerking van het museum die sinds vijf jaar bestaat. Publieksmedewerker Madelein Descamps: “De jongeren bepaalden zelf het opzet: jonge kunstenaars uitdagen om zich te laten inspireren op kunstwerken in het MSK die zijn gemaakt toen de ‘oude meesters’ zelf jonge snaken waren. Schoonvolk stuurde een open call de wereld in en selecteerde 24 artiesten. Die slaagden erin om oude kunst te ‘vertalen’ naar een actuele vorm. Het resultaat
22
van dit proces was te zien in Salon des Jeunes, in zaal E.” Collega Lies Ledure: “Bij de recente herinrichting kregen we deze zaal om publiekswerking een meer zichtbare plek te geven. We kunnen er tijdelijke presentaties organiseren, maar ook ateliers, gesprekken enzovoort. Het publiek zit in die zaal letterlijk in het hart van het museum. Als publiekswerkers zijn we meteen naar de jongeren van Schoonvolk toegestapt om hun ideeën te horen. En zo is de bal van Salon des Jeunes aan het rollen gegaan.”
MSK Gent © Martin Corlazzoli
IN DE BLOK
Na de eerste brainstorm in april 2021 ging het snel. In mei volgde de open call voor kunstenaars, en in juni werd de selectie gemaakt. In de zomer was er tijd om de tentoonstelling, die in oktober zou openen, verder vorm te geven. De expo sloot in januari dit jaar. Schoonvolk-jongere Lisa van Raemdonck: “Achteraf bekeken was de timing niet ideaal. Wij zaten in onze blokperiode en de zomervakantie kwam eraan. Het museum heeft ook zaken in handen genomen.” Het proces voor deze tentoonstelling liep niet anders dan voor andere tentoonstellingen. Veel collega’s van het museumteam waren betrokken met het oog op bruikleenovereenkomsten, transport, communicatie enzovoort. Publieksmedewerker Lies: “Om een intern draagvlak te creëren voor deze tentoonstelling gaf ik iedere maand aan de museumstaf een stand van zaken in een presentatie. Zo bleef iedereen goed op de hoogte, en kwam niemand voor verrassingen te staan.” Voor een vlotte samenwerking kreeg elke kunstenaar een jongere van Schoonvolk als buddy. Haar collega Madelein: “Daar ben ik bijzonder trots op. De kunstenaars
23
waren vol lof over de opvolging en de ontmoetingsmomenten die we organiseerden.”
VEEL GROOTSER DENKEN
Voor de betrokken jongeren bleek het een unieke ervaring. Lisa: “Ik ben echt tevreden omdat we een stempel hebben kunnen drukken. Het museum heeft jongeren kansen gegeven om iets te doen − voor ons echt een verwezenlijking. En ik leerde veel over het creatieproces: dat vond ik echt interessant. Wij zijn natuurlijk zelf geen makers. Ik zou dit hele proces graag nog eens willen overdoen. Schoonvolk moet echter geen curatorencollectief worden: we willen ook veel andere activiteiten doen en samenwerkingen aangaan binnen en buiten het museum. Hoe dan ook: we durven voortaan als Schoonvolkers wel grootser te denken. En we gaan meer plannen op lange termijn, waardoor je meer mogelijkheden krijgt.” Schoonvolker Lana Rossie vult aan: “Ik ben dankbaar voor de kansen die we kregen. Het museum vertrouwde ons en geloofde in ons. Door deel uit te maken van Schoonvolk leer je sowieso veel dingen, zoals brainstormen in groep, vergaderen, afspraken nakomen, verantwoordelijkheid opnemen. Het zijn vaardigheden die je later op de werkvloer kan gebruiken.” Ook de publieksmedewerkers zijn enthousiast. Madelein: “Ik ben extra trots omdat ik zelf ook in Schoonvolk heb gezeten en de groei van de jongerenwerking van nabij heb meegemaakt. Toen ik ermee stopte miste ik het enorm. Intussen ben ik publieksmedewerker in het museum en coördineer ik de jongerenwerking. Dus ken ik de twee kanten. Deze tentoonstelling maakte me echt emotioneel. Dat dit mogelijk was!” Lies: “Ik ben blij met wat we hebben gerealiseerd. Schoonvolk bestond al eventjes en dit was echt het goede moment om de tentoonstelling te maken. We merken dat alles wat Schoonvolk organiseert succesvol is. Op de opening van Salon des Jeunes waren ook heel veel jongeren en het was echt een heel fijne avond. Ze ervaren het museum dan op een heel andere manier. En het museumteam merkt ook dat dit goed is voor het museum.”
TOEGEVOEGDE WAARDE
Heel wat nieuwe activiteiten liggen in het verschiet. Lisa: “We zijn met Schoonvolk op dit moment bezig met uiteenlopende dingen, zoals een fotozoektocht, een audiotour en er zijn ook twee Schoonvolkers die rondleidingen zullen aanbieden.” Fundamenteler nog wordt publiekswerking voortaan veel meer betrokken bij tentoonstellingen. Lies: “Als publieksmedewerker was ik voor
24
We durven voortaan als Schoonvolkers wel grootser te denken. En we gaan meer plannen op lange termijn, waardoor je meer mogelijkheden krijgt.
deze tentoonstelling als curator zelf nauw betrokken. Ik heb hiervoor even al mijn andere taken aan de kant gezet. Het was voor mij de eerste keer dat ik dit deed. Bij andere tentoonstellingen zijn we doorgaans maar verantwoordelijk voor een deeltje.” Salon des Jeunes zette dus wel wat in beweging bij het hele museumteam. Made-
Lies Ledure en Madelein Descamps. © MSK Gent / Michel Burez
Links op de foto: Aline Van Nereaux © S.M.A.K. / Jan Opdekamp
lein: “Collega’s stellen sneller de vraag: ‘Wat kan Schoonvolk toevoegen?’ Schoonvolk wordt stilaan een vaste waarde.”
NA HET BOEK, DE TENTOONSTELLING
Naar de buren nu. Naar aanleiding van zijn twintigjarige bestaan wilde S.M.A.K. een catalogus samenstellen met en voor kinderen en jongeren. En zo gebeurde: in 2020 werd De Kleine Catalogus van de Collectie van S.M.A.K. gepresenteerd, met een selectie van 150 collectiewerken gekozen door een zeventigtal kinderen. Van daaruit werd het opzet verder doorgetrokken: zo groeide het plan om samen met kinderen en jongeren een tentoonstelling te maken. Met resultaat: in januari 2021 startte het intensieve cocreatieproces en in juni opende deel I van De Tentoonstelling. In oktober 2021 volgde deel II. De Tentoonstelling liep tot april 2022. Aline Van Nereaux, medewerker publieksparticipatie: “De Tentoonstelling is een presentatie geworden waarvan je op het eerste gezicht niet meteen vermoedt dat er iets aan de hand is. Tot je gaat opletten. Je merkt dan een combinatie op van werk van kunstenaars die niet echt iets met elkaar te maken hebben2, je ziet filmpjes met jongeren die iets vertellen, je ziet objecten in de zalen die geen museumobjecten zijn zoals zitzakken, valmatten of een reddersstoel. Gaandeweg
wordt duidelijk dat de tentoonstelling anders dan anders is. En door andere mensen is gemaakt. De tentoonstelling nam de hele bovenverdieping in beslag. Er was tegelijk ook een laboratorium: een grote, vrije ruimte in de tentoonstelling waarvan scholen en andere organisaties gebruik konden maken voor een uur of langer. Een klas is bijvoorbeeld naar het laboratorium gekomen in het kader van een boekbespreking. De leerlingen kregen er toen ook de opdracht om een kunstwerk te kiezen dat bij hun boek paste.”
CULTUURONDERWIJS
Er werd een kernteam samengesteld met medewerkers van het artistieke team, collectieonderzoek, productionele ondersteuning en een groep van negen jonge curatoren tussen 13 en 16 jaar. Om hen te rekruteren deed het museum een oproep via een jeugdhuis. Aline: “Uiteindelijk hebben we veel meer kinderen en jongeren betrokken. Zo hebben we workshops georganiseerd voor scholen en bereikten we meer dan vierhonderd kinderen en jongeren. We wilden veel meer groepen − ook met verschillende achtergronden – de kans geven om hun blik te geven op de collectie. Ook omdat we cultuuronderwijs, dat in een benarde positie zit, echt willen stimuleren.” “We hebben in kaart gebracht welke scholen er allemaal zijn in Gent, met aandacht voor de mix
25
26
MSK Gent © Martin Corlazzoli
© S.M.A.K. / Kurt Stockman
© S.M.A.K. / Kurt Stockman
van types onderwijs, gaande van humaniora tot duaal leren. En we hebben scholen vervolgens aangesproken of ze wilden meestappen in ons traject. We kenden al geëngageerde leerkrachten uit het verleden maar spraken ook scholen aan die recent bij ons op bezoek waren gekomen. Daarna ontwikkelden we een methodiek voor de workshops om met verschillende groepen kinderen en jongeren te werken. Zes vragen vormden het uitgangspunt. Die werden telkens gekoppeld aan een kunstwerk uit de collectie, met als resultaat een onbevangen visie van kinderen. Zo zijn we tot thema’s gekomen zoals corona, vluchtelingen of sociale media. Die hebben we over de ruimtes verdeeld. Kinderen en jongeren hebben de invulling van de zalen dan weer verder bepaald; concreet waar welke werken zouden komen. Er waren ook kleuters betrokken. Die werkten vooral op basis van kleur en associatie.”
Teamoverschrijdend cocreëren is altijd een uitdaging. EEN ECHT ENGAGEMENT
Voor een traject als dit is het moeilijk om alle uitdagingen op voorhand in te schatten. Teamoverschrijdend cocreëren is altijd een uitdaging. Aline: “Het allerbelangrijkste is om ernstig te nemen wat wordt ingebracht. Curatoren en collectie- en productiemedewerkers leerden te kijken met de blik van het publiek, wat maakt dat we voortaan zelf ook anders kijken. Dat is echt een meerwaarde. Plots wordt duidelijk op welke stokpaardjes we doorgaans zitten. Ook hebben we vaak allerlei vooringenomenheden – ‘dit gaan ze nooit begrijpen!’ – tijdens dit traject meermaals doorprikt. Er zit heel veel potentieel, kennis en vaardigheden bij ons publiek. Voor sommige bezoekers was het niet duidelijk dat de tentoonstelling door kinderen en jongeren was gemaakt. Dat is enerzijds een compliment, want dat getuigt van professionalisme. Anderzijds vind ik het wel jammer dat men hierdoor niet weet wat eraan is voorafgegaan. Dus een volgende keer kunnen we wel wat meer de nadruk leggen op het hele proces. Mooi is ook dat ik als freelancer werkte toen ik startte. Ondertussen ben ik vast aangeworven, om participatie als deze − met een focus op onderwijs en jongeren – te verduurzamen. Dit toont het engagement van het museum voor participatie van kinderen en jongeren.”
© S.M.A.K.
EN NU?
Aline: “Al deze ervaringen nemen we mee voor de toekomst, ook naar het nieuwe museum en onze werking voor en met het onderwijs. We nodigen scholen nu ook uit voor andere activiteiten die we organiseren, zoals workshops met kunstenaars. Het laboratorium verdwijnt wel als fysieke ruimte, maar de methodiek en het experiment blijven een onderdeel van onze werking. S.M.A.K. heeft geen jongerenwerking zoals onze buren van het MSK. Maar vanuit dit project wilden we experimenteren en zo netwerken uitbouwen. Met een nieuw museum in het verschiet kijken we ook uit naar samenwerkingen met jeugdhuizen en andere partners in de stad en naar connecties met subculturen die in een stad als Gent erg leven. We houden ondertussen contact met de jongeren: ze waaien binnen of helpen mee met projecten. En tijdens de paasvakantie experimenteerden we met jongerengidsen tussen 15 en 17 jaar. Zij hebben toen elke dag gegidst, en we willen voor komende tentoonstellingen verder met hen samenwerken. We kijken naar welke talenten deze jongeren hebben, en proberen op die basis met hen een stapje verder te gaan. We willen nog verder de tijd nemen om dit te laten groeien.” ■
Hildegarde Van Genechten is adviseur participatie | educatie bij FARO. Bronnen en literatuur 1. Een gesprek met Lies Ledure (publieksmedewerker MSK), Madelein Descamps (publieksmedewerker MSK, Schoonvolk), Lisa van Raemdonck (Schoonvolk-jongere), Lana Rossie (Schoonvolk-jongere) en Aline Van Nereaux (medewerker publieksparticipatie S.M.A.K.). 2. Volgens kenners dan. in de ogen van kinderen en jongeren juist wel.
27
DENEMARKEN
ERFGOEDBELEID IN EUROPA
` De opgraving onderzoekt archeologische sporen die deel uitmaken van een site of vindplaats. Is dit een objectieve registratie van gegevens of maakt een opgraving integraal deel uit van het interpretatieproces? © Museum Sydøstdanmark.
28
WAT IS KENNIS?
KENNISPRODUCTIE EN VERPLICHT ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK In Denemarken gebeurt het verzamelen en onderzoeken van cultureel erfgoed grotendeels door door de overheid erkende musea. Daarbij speelt ‘kennis’ een cruciale rol. Maar waarover gaat het dan precies? Anna Severine Beck
K
ennis vergaren, produceren en verspreiden is een essentieel element om de cultureel-erfgoedwerking in verschillende contexten te legitimeren en te verklaren. In Denemarken wordt kennisproductie ook expliciet gebruikt om te bepalen welk cultureel erfgoed verzameld moet worden en welk niet. Dat is beschreven in deze artikels van de Deense Museumwet: § 2. Door de onderling samenhangende taken van verzamelen, registreren, bewaren, onderzoeken en verspreiden moeten musea op lokaal, nationaal en internationaal niveau: 1) de kennis over cultureel en natuurlijk erfgoed actualiseren, en toegankelijk en relevant maken, 2) de toepassing en betekenis van cultureel en natuurlijk erfgoed voor burgers en de samenleving ontwikkelen en 3) het culturele en natuurlijke erfgoed veiligstellen voor toekomstig gebruik.1
In Denemarken wordt kennisproductie ook expliciet gebruikt om te bepalen welk cultureel erfgoed verzameld moet worden en welk niet.
Het probleem is evenwel dat ‘kennis’ in de praktijk sterk wordt verengd tot een ‘archeologische vondst’ of ‘object’ en dat er van echte, nieuwe ‘kennisproductie’ weinig sprake is.
WHAT’S IN A NAME?
‘Kennis’ als beoordelingscriterium veronderstelt minstens een definitie van wat precies bedoeld wordt. De term wordt in de wettekst echter heel vaag omschreven. De facto is het eerder een manier om een archeologische praktijk – zoals
29
onderstaand voorbeeld beschrijft – een kader te geven, en is het dus maar de vraag of er écht nieuwe kennisproductie door wordt gestimuleerd. In een recente studie onderzochten we het kader voor kennisproductie bij verplicht archeologisch onderzoek in Denemarken.2 Hierin bestudeerden we onder andere wat ‘kennis’ betekent binnen het verplicht archeologisch onderzoek, welke rol de administratie, het Slots- og Kulturstyrelse, speelt in de productie van kennis en welke wetenschappelijke vragen als leidraad fungeren voor opgravingen. Via interviews met archeologen in alle fases van het onderzoeksproces, een uitgebreide literatuurstudie en ten slotte een analyse van de actuele (administratieve) praktijk, brachten we achterliggende processen aan het licht waaruit een aantal tegenstrijdigheden blijken. Het komt erop neer dat door de formalisering van de praktijk een aantal problemen rijzen die vragen oproepen bij de traditionele ‘kennisproductie’ als argument voor cultureel-erfgoedwerk. De discussie gaat niet alleen over archeologische collecties, maar handelt ook over cultureel-erfgoedwerk.
“BELANGRIJKE NIEUWE KENNIS”
Een wettelijk verplichte opgraving kan alleen worden uitgevoerd als deze is goedgekeurd door het Slots- og Kulturstyrelse. Meer dan bij welk ander erfgoed ook, zijn er bij deze werkzaamheden vaste kaders; deels omdat projectontwikkelaars vrijwel al deze opgravingen financieren, en deels omdat de onderzoeken worden uitgevoerd door lokale archeologische musea. Het werk wordt administratief opgevolgd door het centrale Slots- og Kulturstyrelse, onderdeel van het ministerie van Cultuur. Dat staat borg voor de kwaliteit van de onderzoeken en ziet er tegelijkertijd op toe dat alleen ‘noodzakelijke’ opgravingen worden verricht. De noodzaak van een opgraving wordt bepaald op basis van de vraag of de toekomstige bouwwerkzaamheden – volgens de wettekst – belangrijke historische monumenten (sites en objecten) zullen aantasten.3 Een “belangrijk historisch monument” wordt omschreven als “een monument dat belangrijke nieuwe kennis” oplevert.4 Met als gevolg dat de productie van ‘nieuwe kennis’ een centrale plek heeft gekregen in het archeologisch erfgoedwerk van (lokale) musea – of zo wordt toch gesteld.
ZEVEN STRATEGIEËN
Om het Slots- og Kulturstyrelse te helpen bij de beoordeling van de noodzaak van afzonderlijke archeologische onderzoeken zijn er zeven nationale archeologische strategieën opgesteld. Die
30
volgen de belangrijkste chronologische periodes en geven een overzicht van de status van het onderzoek, de meest voorkomende vindplaatsen en onderzoeksmethodes binnen de geldende periode.5 Tegelijkertijd geven deze strategieën aan bij welke gebieden, verschijnselen en vragen er ‘kennis ontbreekt’. Hiernaast geven ze het Slotsog Kulturstyrelse een kader bij de beoordeling van het belang van een historisch monument.6 Het is de bedoeling dat de nationale strategieën een gemeenschappelijk begrips- en referentiekader vormen binnen het verplicht archeologisch onderzoek. Wanneer archeologische musea een historisch monument hebben geïdentificeerd dat volgens hen moet worden opgegraven binnen het kader van de Museumwet, stelt de plaatselijke archeoloog een argumentatie op die, samen met het budget, ter goedkeuring wordt bezorgd aan het Slots- og Kulturstyrelse. In die argumentatie betoogt het museum dat het onderzoek en de documentatie ‘belangrijke nieuwe kennis’ zullen opleveren. Het Slots- og Kulturstyrelse beoordeelt vervolgens de aanvraag. In sommige gevallen moet het budget en/of de argumentatie worden aangepast voordat het onderzoek kan worden goedgekeurd en uitgevoerd. De strategieën en de administratieve toepassing ervan zijn dus bepalend voor de vraag welke archeologische onderzoeken in Denemarken worden uitgevoerd en welke niet, én wat als ‘belangrijke nieuwe kennis’ wordt beschouwd.
TEGENSTRIJDIGHEDEN
Het doel van deze aanpak is om de kwaliteit van archeologische opgravingen te verhogen, de productie van nieuwe kennis te stimuleren en de reproductie van ‘bestaande kennis’ te voorkomen. Maar uit ons onderzoek blijkt dat dit in de praktijk vaak niet werkt, en dat zelfs het tegenovergestelde wordt bereikt. Ten eerste bestaat er een sterke neiging bij musea om zich in hun argumentatie te richten op vindplaatsen en vraagstukken waarover ze al veel kennis hebben.
De strategieën en de administratieve toepassing ervan zijn dus bepalend voor de vraag welke archeologische onderzoeken in Denemarken worden uitgevoerd en welke niet.
Archeologisch onderzoek begint doorgaans met het graven van sleuven om sites te kunnen identificeren en te verduidelijken of ze 'aanzienlijke nieuwe kennis' bijdragen. De vraag is echter welke nieuwe kennis dat dan is. © Museum Sydøstdanmark.
Er wordt dus eerder ‘op zeker’ gespeeld. Dit gebeurt – vaak onbewust – om de geldigheid van de argumentatie en de herkenbaarheid voor de experts van het Slots- og Kulturstyrelse te verhogen en zo de goedkeuring te krijgen. Maar dat is uiteraard in het nadeel van onbekende archeologische sites. Ten tweede weerspiegelt het kenniskader, dat door de nationale archeologische strategieën wordt bepaald, een vrij beperkte benadering van wat archeologische kennis is. De focus ligt hoofdzakelijk op het chronologische, ‘dominante’ cultuurhistorische narratief. Invalshoeken die daarbuiten vallen, bijvoorbeeld transversale thema’s, komen vaak moeilijker aan bod. Ten derde bevestigen de nationale archeologische strategieën de gekende en gestandaardiseerde methodologieën. Het uitproberen van nieuwe methodes of methodeontwikkeling wordt tijdens
een onderzoek niet als pluspunt gezien, omdat het resultaat minder voorspelbaar is dan met een bekende methode. Ten vierde is er, om de kosten voor de projectontwikkelaar te drukken, in het onderzoeksbudget geen geld gereserveerd voor vervolgonderzoek – een groot verschil met wat er in Zweden gebeurt overigens.7 Dit betekent dat de vondsten vaak zélf moeten voldoen aan het criterium ‘belangrijke nieuwe kennis’ en dat het niet de context of de overkoepelende onderzoeksvraag is die een bepaalde opgraving legitimeert. Dit kan ertoe leiden dat het opgegraven materiaal wordt geprezen als ‘sensationeel’ en ‘historisch’, zodat het belang van het onderzoek niet in twijfel kan worden getrokken. Een gevolg is dat archeologische ‘kennis’ vaak wordt geassocieerd met ‘iets vinden’, en niet met het complexe wetenschappelijke onderzoekspro-
31
Opgravingen zijn zeer geschikt om een dialoog tussen verleden en heden tot stand te brengen. Zo’n dialoog kan ontstaan wanneer buurtbewoners worden uitgenodigd om mee te werken aan de opgraving. © Museum Sydøstdanmark.
ces en de ‘kennisproductie’. Ten slotte zorgt de procedure ervoor dat de kennisproductie binnen het verplicht archeologisch onderzoek gericht is op het opvullen van lacunes in de bestaande kennis, in plaats van het culturele erfgoed ‘open te breken’ door nieuwe vragen te stellen. Met als gevolg dat onbekende verschijnselen, nieuwe methodes en transversale perspectieven geen prioriteit krijgen, en men zich dus vooral richt op wat bekend en veilig is. Uiteindelijk versterkt deze praktijk – in tegenstelling tot wat de bedoeling is – de reproductie van bestaande kennis, in plaats van innovatie te stimuleren.
het hoofd gezien: wat is kennis in de context van cultureel erfgoed en wat is de bijdrage ervan voor archeologisch onderzoek en de samenleving? Nochtans biedt deze Museumwet mogelijkheden om dit wél te doen. En om de aandacht wel degelijk te verleggen naar ‘kennisproductie’. In §2, punt 2 van de Museumwet wordt zelfs expliciet ruimte gemaakt om de ‘burgers’ en de ‘maatschappij’ daarbij te betrekken, en op die manier
ECHTE DISCUSSIE?
De aanleiding om deze procedure in het leven te roepen was een kritische evaluatie van de Nationale Rekenkamer.8 Men stelde dat het criterium ‘belangrijke nieuwe kennis’ te onduidelijk geformuleerd was, waardoor werd gevreesd dat er te veel en te dure opgravingen zouden volgen. Vandaar dat de procedure dus werd aangescherpt en expliciete criteria werden opgesteld voor ‘belangrijke nieuwe kennis’. Maar, zoals gezegd, werd daarbij de belangrijkste vraag over
32
Wat is kennis in de context van cultureel erfgoed en wat is de bijdrage ervan voor archeologisch onderzoek en de samenleving?
het maatschappelijke belang van onderzoek en kennisproductie aan te tonen.
TOEGEPASTE ARCHEOLOGIE?
Een voordeel van een definitie van de belangrijkste beoordelingscriteria die gebaseerd is op de praktijk, in plaats van op een wettekst, is dat de definitie relatief eenvoudig gewijzigd kan worden als de praktijk verandert. Omgekeerd kan de bestaande praktijk zo ingeburgerd raken dat hij vanzelfsprekend wordt. Problemen die in de praktijk ontstaan, zijn soms moeilijk te herkennen en dus ook moeilijk om te bespreken, laat staan veranderen. Hier is hoe dan ook een andere, levende dialoog voor nodig, en een meer kritische houding ten opzichte van de praktijk dan op dit moment in de Deense archeologie het geval is. Dit overzicht is slechts de eerste stap om het kader zichtbaar te maken en zodoende een discussie te beginnen over de nieuwe mogelijkheden voor de toepassing op het veld van cultureel erfgoed. ■
WAT MET DE OORLOG? Al meer dan honderd dagen woedt een verschrikkelijke oorlog in Oekraïne. Daarbij willen we als erfgoedsector niet passief toekijken, wel integendeel. Op faro.be leest u regelmatig over relevante initiatieven, zoals inzamelacties van materiaal en geld, activiteiten met en voor vluchtelingen, verklaringen en nog veel meer.
faro.be Illustraties: https://creativesforukraine.com. Dit is een open platform voor creatievelingen van over de hele wereld die solidariteit tonen met de mensen in Oekraïne. © Albina Kolesnichenko
Hoe kunnen we hier nu een antwoord op bieden? We adviseren niet om het criterium ‘belangrijke nieuwe kennis’ strakker of explicieter te maken. We pleiten er eerder voor om het begrip open te breken en te verruimen, zodat onze kennisverzameling gevarieerder wordt. In plaats daarvan moeten de kwaliteit en de mogelijkheden van de professionele argumentatie worden beoordeeld, met inbegrip van de manier waarop de kennisproductie inspeelt op de concrete behoeften van nu en de context van de specifieke situatie.
© Andre Olga
Verplicht archeologisch onderzoek vertrekt immers vaak vanuit een vraag uit het heden, namelijk een verandering in het landschap naar aanleiding van een bouwwerf. Opgravingen bieden een unieke mogelijkheid om via een kennisproces een link te leggen tussen verleden, heden en toekomst. De onderzoeksvragen bij het archeologische materiaal zijn vaak sterk verbonden aan hedendaagse vragen en behoeften. Vandaar dat dialoog met burgers ook zo belangrijk is of kan zijn. De huidige procedure laat hier echter geen ruimte voor.
Anna Severine Beck is archeoloog en conservator bij het Museum Sydøstdanmark en was meer dan 18 jaar actief in het verplicht archeologisch onderzoek. Momenteel is ze projectleider van het project Timeline. Applied Archaeology in Køge Nord dat het verplicht archeologisch onderzoek verder moet ontwikkelen. Bronnen en literatuur 1. Museumwet uit 2002, herzien in 2014, §2. 2. Anna S. Beck in ‘Hvor arkæologisk viden bliver til.’ Ongepubliceerd rapport. Museum Sydøstdanmark. 3. Museumwet 2014, §25. 4. https://slks.dk/arkaeologisk-vejledning/introduktion-for-bygherre/vaesentlige-fortidsminder 5. https://slks.dk/arkaeologiske-strategier 6. T. Roland, 'Making Choices - Making Strategies: National Strategies for Archaeology in Denmark', in: Internet Archaeologie, 2018, p. 49. 7. K. Grinell, & A. Högberg, ‘Zweedse museumwet maakt onderzoek in musea mogelijk’ in: faro | tijdschrift over cultureel erfgoed, 15(2022)1, p. 33-37. 8. Verslag van de Deense Rekenkamer over archeologisch onderzoek, overhandigd aan het Deense parlement met opmerkingen van de Rekenkamer (nr. 14/2017). Nationale Rekenkamer, Kopenhagen, https://rigsrevisionen.dk/revisionssager-arkiv/2018/mar/beretning-om-arkaeologiske-undersoegelser
33
HET
ATELIER
“Een verhalentraject is nooit een rechte lijn”
» Door: Hildegarde Van Genechten | © FARO, Foto: Philippe Debroe
De werkplek van: Nadia Babazia, publiekswerker in het Antwerpse Red Star Line Museum.
© Hassna El Gazuani
34
© Hassna El Gazuani
© Hassna El Gazuani
faro trekt eropuit naar inspirerende werkplekken. Dit keer praten we met Nadia Babazia. Zij brengt mensen samen rond migratieverhalen. “Zo worden ze zich bewust van het belang van hun eigen erfgoed. Voor zichzelf én de maatschappij, vandaag en morgen.”
1 “Verhalen delen over het verlaten van je land vraagt tijd en
vertrouwen, zeker als het gaat om groepen die weinig gerepresenteerd worden in musea. Herkenning zoeken en aansluiten bij de leefwereld van je doelgroep is cruciaal bij de opstart van een verhalentraject. Daarom trokken we voor de expo Destination Sweetheart met een groep Marokkaanse eerstegeneratie-gastarbeidersvrouwen naar het Verhalenhuis Belvédère in Rotterdam. We werden gastvrij ontvangen met thee en Marokkaanse pannenkoeken en bezochten een expo over levensverhalen van Marokkaanse Rotterdammers. Er werd met veel zorg naar elkaar geluisterd. Na dit bezoek trokken de vrouwen hun kasten en fotoboeken open en zochten ze naar de puzzelstukken om hun verhaal te vertellen.”
2 Ook bezochten we de expo Feest! in het MAS rond huwelijks-
rituelen. Daarna gingen we zelf aan de slag: al tekenend of kleurend mijmerden de vrouwen over hun huwelijk en migratie. Een verhalentraject is nooit een rechte lijn richting expo of collectie. Onderweg is het mijn rol om het moment en de context te creëren, zodat mensen zelf betekenis geven aan hun migratieverhaal.
3
© Ans Brys
Uiteindelijk kwamen drie van hen met hun verhaal in de expo terecht: Fatima, Henia en Malika. De samenwerking stopt niet bij een prachtige vitrine. Het vraagt tijd en vertrouwen om de relatie met de verhalenschenker te laten evolueren. Hierdoor zie je ook andere samenwerkingsmogelijkheden. Ik noem hen regelmatig ‘mijn collega’s’. Erfgoedbewustzijn: check!
4 Nu zijn de vrouwen betrokken bij een nieuw (onderzoeks)
© Ajhnejh Aicha
project i.s.m. Karel de Grote Hogeschool Antwerpen rond erfgoed en dementie. Ze geven ons advies over welke objecten, geuren, iconische beelden, muziek … essentieel zijn om in te zetten bij de ontwikkeling van een nieuwe reminiscentiemethodiek voor ouderen met een Marokkaanse migratieachtergrond en dementie. Samen maken we erfgoedkoffers. Het is fijn om deze vrouwen te zien evolueren van ‘Mijn verhaal is niet interessant’, naar ‘Ik vertel met trots mijn verhaal en dit is belangrijk voor toekomstige generaties en de maatschappij.’” ■ Bekijk de documentaire Red Star Line Museum - Migratieverhalen van Marokkaanse gastarbeidersvrouwen van Hassna El Gazuani https://bit.ly/migratieverhalen
35
ARCHIEVEN
100 JAAR VLAAMSE TOERISTENBOND
TRIPPEN OP TOERISTISCH ERFGOED Erfgoed dat getuigt over de geschiedenis en de evolutie van het toerisme is vandaag vrijwel onontgonnen terrein.1 Daardoor blijft heel wat bronnenmateriaal van deze recreatieve praktijk verborgen. Het is erfgoed dat door een rijke diversiteit wordt gekenmerkt en dat ook veel sporen heeft nagelaten, tot op het niveau van de individuele reiziger. Hoe kunnen we die enigszins verwaarloosde nalatenschap in de kijker plaatsen? Het project Samen op stap met de VTB biedt enkele antwoorden. Kas Swerts
I
n 2002 verhuist de Vlaamse Toeristenbond (VTB), een vereniging die sinds 1922 het toerisme in Vlaanderen behartigt, van de Sint-Jacobsmarkt in Antwerpen naar de Osystraat. Op het eerste gezicht geen uitzonderlijke gebeurtenis. Bedrijven en verenigingen veranderen vaak van locatie, naargelang hun ledenaantal of financiële toestand. Deze specifieke verhuis heeft echter ook een symbolisch kantje: het signaleert immers een koerswijziging in de organisatie. Na tachtig jaar besluit de VTB om zijn werking aan te passen: het zwaartepunt ligt vanaf dan niet langer op het ontwikkelen van toerisme, maar op het promoten van cultuur. Dat wordt enkele jaren later nog duidelijker met de naamsverandering van de vereniging in ‘vtbKultuur’ en in januari 2022 in 'Cultuursmakers'.2
36
Een van de meest ingrijpende gevolgen van deze koerswijziging is dat de vereniging geen nood meer had aan de (enorme) toeristische collectie die ze in de 20e eeuw had opgebouwd. Tijdens de verhuis in 2002 droeg ze haar volledige verleden dan ook over aan het ADVN | archief voor nationale bewegingen. Het VTB-archief was van een ongeziene omvang en bevatte een diverse collectie, gaande van materiële restanten zoals overgeleverde wandelborden en fietsvlagjes, over reisverslagen en kiekjes genomen tijdens de ontelbaar vele groepsreizen, tot de documenten die de ins and outs van de vereniging prijsgeven. Het archief geeft daardoor niet alleen een alomvattende en unieke blik op de geschiedenis van de vereniging, maar ook op de transformatie van het toerisme in Vlaanderen en bij uitbreiding in Bel-
Een VTB-reisgezelschap op reis in het Verenigd Koninkrijk in de jaren 1930. Collectie: ADVN - VTB VQT 13/53
gië. In tegenstelling tot de archieven van andere toeristische organisaties zoals de Touring Club de Belgique, de Royal Automobile Club de Belgique of de Arbeiderstoeristenbond – de Natuurvrienden, heeft de VTB-collectie de tand des tijds zo goed als ongeschonden doorstaan.3 De uitzonderlijke overleving van het VTB-archief laat tegelijkertijd zien hoe weinig aandacht toeristisch erfgoed tot nu toe heeft gekregen. De groeiende populariteit van heritage tourism – toerisme specifiek gericht op het bezoeken van erfgoedplaatsen – heeft duidelijk niet geleid tot meer aandacht voor toeristisch erfgoed.4 Integendeel: toeristisch erfgoed, zoals archieven van toeristische verenigingen, maar ook souvenirs, postkaarten, reisgidsen, dia- en fotomateriaal
… genieten relatief weinig belangstelling. De waarde van zulke toeristische erfgoeddocumenten en -objecten is bij het publiek ook nauwelijks gekend. Maar de kans is groot dat ook u op zolder nog een doos met oude reisfoto’s of souvenirs hebt.
De kans is groot dat ook u op zolder nog een doos met oude reisfoto’s of souvenirs hebt.
37
Naar aanleiding van de honderdste verjaardag van de VTB lanceerde het ADVN daarom het project Samen op stap met de VTB. Het grijpt het eeuwfeest van de toeristische vereniging aan om via de rijke VTB-collectie de waarde van toeristisch erfgoed aan een zo groot mogelijk publiek voor te stellen. Via zowel klassieke als innovatievere initiatieven wil het ADVN de brede erfgoedgemeenschap bewustmaken van de nood om dit erfgoed te bewaren en te ontsluiten. Daarbij tonen we meteen ook aan dat dit erfgoed op diverse en creatieve manieren kan worden gepresenteerd.
AANLEIDING VOOR EEN GESPREK
Ten eerste wordt dat erfgoed tentoongesteld, letterlijk. De reikwijdte van het VTB-archief en de honderdste verjaardag van de toeristische vereniging in 2022 vormen immers de perfecte aanleiding om een tentoonstelling te organiseren. De expo Samen op stap met de VTB: 100 jaar cultuurtoerisme loopt in het Zuiderpershuis in Antwerpen van 22 juni tot en met 2 september 2022 en verhuist nadien in aangepaste vorm naar het Museum aan de IJzer in Diksmuide. De expo presenteert de honderdjarige geschiedenis van de VTB, ingebed in het brede verhaal van cultuurtoerisme in Vlaanderen, aan de hand van unieke beelden, interactieve opstellingen en prikkelende verhalen.
Samen met de tentoonstelling komt er ook een publicatie. Het boek 100 jaar trippen. De Vlaamse Toeristenbond (1922-2022) graaft in de geschiedenis van de vereniging en geeft een uitgebreide weergave van de manieren waarop de vereniging mee vorm heeft gegeven aan de ontwikkeling van het toerisme in België. Daarenboven is het bondsgebouw van de VTB een van de dertien etappes in de publicatie Bestemming België. Een geschiedenis van toerisme in dertien etappes (18302030) van Andreas Stynen en Gerrit Verhoeven. In Bestemming België staat toeristisch erfgoed centraal en via de verrassende geschiedenis van dertien verschillende toeristische lieux de mémoire krijgt de geschiedenis van de VTB en zijn rol als toeristische infokiosk een inbedding in de bredere geschiedenis van het Belgische toerisme. Door zijn uitdrukkelijke nadruk op het belang van toeristisch erfgoed zal het boek een centrale plaats krijgen bij de opening van de expo in Diksmuide en is het ook de aanleiding om een bredere discussie te voeren over het belang en de relevantie van toeristisch erfgoed.
MET ALLE ZINTUIGEN
Tijdens het project werd het echter duidelijk dat het boek en de expo op zichzelf niet de volledige waarde van toeristisch erfgoed kunnen vatten. Toerisme gaat ook vooral over persoonlijke belevingen, belevingen die alle zintuigen betrekken. Het VTB-archief weerspiegelt dit ook: het bevat de reiservaringen van toeristen, ontelbare postkaarten uit alle hoeken van de wereld, de materiële wandelbordjes en zelfs de stapliederen die tijdens tripjes werden gezongen. Om uiting te geven aan de fascinerende veelzijdigheid van deze toerisme-erfenis en om het publiek actief te betrekken in het voorbereidende onderzoek voor de expo en de publicaties, lanceerde het ADVN het online onderzoeksplatform www.vtb100.be. Deze website publiceert ‘studies in pocketformaat’ die een klein deelaspect van toerisme (zoals bijvoorbeeld autowijdingen) verder belichten, of een spraakmakend audiovisueel beeld duiden.5 De pocketstudies hebben een dubbel doel: enerzijds maken ze de lezer bekend met de intrigerende geschiedenis van toerisme in Vlaanderen en België, anderzijds willen ze mensen zo ook warm maken om zelf een (archief )steentje bij te dragen. Dat kan via de drie participatieve initiatieven van het platform. Die roepen op om zelf te speuren naar restanten van
Voorpagina van de brochure met bondsreizen die door de VTB in 1959 werden aangeboden. Collectie: ADVN - VTB A1029
38
Collectie postkaarten uit het archief van de VTB. Collectie: ADVN -VTB
de VTB-infrastructuur in het toeristische landschap, postkaarten te doneren of pakkende reiservaringen te delen.
ARCHES
De diversiteit van toeristisch erfgoed leidde ten slotte ook tot een initiatief om het onderwijsveld actief te betrekken. We gingen een partnerschap aan met de onderzoeksgroep Archive and Cultural Heritage Sciences (ARCHES) van de Universiteit Antwerpen, met de bedoeling om studenten kennis te laten maken met toeristisch erfgoed. Het archief van de VTB stond centraal in het vak ‘Archieven, bibliotheken en herinneringen’ bij de tweejarige master Erfgoedstudies. Studenten kregen de mogelijkheid om het archief van nabij te bestuderen en er kritisch en creatief mee om te gaan. Dit bracht verschillende resultaten voort, gaande van kleine ‘pocketstudies’ op www.vtb100.be tot de ontwikkeling van een tentoonstellingsconcept dat ook zal getoond worden op de expo Samen op stap met de VTB. Dit partnerschap zal in de volgende jaren verder kijken dan enkel het VTB-archief. Ook collecties van andere toeristische verenigingen of spelers zullen een aanvulling vormen op het studiepakket. Daarmee krijgt de omgang met toeristisch erfgoed een inbedding in deze opleiding.
VERDER TRIPPEN
Samen op stap met de VTB is geen eindpunt. Tijdens het project is het duidelijk geworden dat de mogelijkheden van toeristisch erfgoed quasi
oneindig zijn: we vernoemen hier podcastseries, de ‘herontdekking’ van oude wandel- of fietspaden (zoals recent de populaire wandelsite www. trekkings.be deed) om een brug te slaan tussen het toerisme van vroeger en nu en het gebruik van de ErfgoedApp om historische informatie te verstrekken bij toeristische locaties. Daarenboven kunnen samenwerkingen met andere partners (in het bijzonder uit de toeristische sector) nieuwe groepen warm maken voor dit trippend erfgoed. Dit zijn maar een paar voorbeelden van afgeleide producten die nog ontwikkeld kunnen worden. Het mag duidelijk zijn: er kan nog jarenlang verder getript worden op toeristisch erfgoed! ■
Kas Swerts is onderzoeker bij het ADVN | archief voor nationale bewegingen. Bronnen en literatuur 1. Op een aantal uitzonderingen na. Zie bijvoorbeeld G. Verhoeven, ‘Le Train de Plaisir’, in: faro | tijdschrift over cultureel erfgoed, 14 (2021) 4, pp. 52-57. 2. Zie: https://www.cultuursmakers.be/pagina/ geschiedenis-1. 3. D. Weber, Automobilisering en de overheid in België vóór 1940. Besluitvormingsprocessen bij de ontwikkeling van een conflictbeheersingssysteem. Gent, 2008, pp. 33-34. 4. Zie bijvoorbeeld R. Staiff, R. Bushell & S. Watson, Heritage and Tourism. Place, Encounter, Engagement. Londen, Routledge, 2013. 5. A. Stynen, ‘100 jaar VTB. Digitale publiekswerking aan het ADVN’, op: https://www.contemporanea.be/nl/article/20221-geschiedenis-online-100-jaar-vtb.
39
EXPAT
“We stellen de stemmen uit het zuiden centraal.”
Geraldine Reymenants In deze rubriek stellen we een expat aan u voor. Met andere woorden: hoe vergaat het landgenoten die elders werken? Geraldine Reymenants is historica van opleiding en heeft een doctoraat in de gendergeschiedenis. Sinds juli 2014 werkt ze als Diplomatiek Vertegenwoordiger van Vlaanderen in zuidelijk Afrika, met standplaats in Pretoria, Zuid-Afrika.
Hoe ziet uw werkweek er doorgaans uit? “Geen week is dezelfde. Mijn agenda wordt vaak bepaald door externe partners en bestaat uit een mix van overleg en activiteiten met Vlaamse en lokale overheidsactoren, culturele en academische partners, de EU-delegatie en andere diplomatieke missies, publieksgerichte projecten en natuurlijk netwerkevenementen. Er zijn ook geregeld dienstreizen binnen Zuid-Afrika en naar Malawi en Mozambique. Momenteel bereiden we enkele activiteiten voor in het kader van de Internationale Dag tegen Holebifobie en Transfobie op 17 mei. Tegelijk zijn we bezig met de opvolging van het recente bezoek van Vlaams minister-president Jan Jambon aan Zuid-Afrika. Met verschillende partners werden afspraken gemaakt voor verdere samenwerking, o.a. over groene economie, klimaat en innovatie, maar ook kunst en cultuur, die we nu moeten concretiseren.” Welke actuele thema’s/uitdagingen spelen er binnen uw werkterrein? “Momenteel wordt de diplomatieke agenda grotendeels bepaald door het Russisch-Oekraïense conflict, dat, net zoals in Europa, ook hier politieke, economische en sociale gevolgen heeft. Een ander belangrijk en urgent thema is klimaat. In de regio zuidelijk Afrika is de impact van de klimaatverandering sterk voelbaar. Ook in Zuid-Afrika woedt het dekoloniseringsdebat. Dekolonisering van de academische en de culturele sector is en blijft een hot topic, en het is belangrijk om daarvoor aandacht te hebben in de gesprekken die we voeren en de activiteiten die we organiseren. Daarbij moeten we de stemmen uit het zuiden centraal stellen.” Welke tips heeft u voor uw collega’s in Vlaanderen? “Zuid-Afrika is een boeiende context om in te werken, maar is tegelijk erg complex en uitdagend. Er zijn veel politieke, historische, culturele en taalgevoeligheden, en als Europeanen kunnen we die niet allemaal vatten. Wie erfgoed- of culturele projecten wil ontwikkelen in Zuid-Afrika doet er dan ook goed aan om voldoende voorbereidend werk te verrichten. Maar vooral om samen te werken met lokale partners en organisaties, wat zowel de relevantie als de gedragenheid van het project zal vergroten.” ■ » Door: Roel Daenen | Portretfoto: © Rozier van Tonder
40
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
Foto: Andrew Valdivia, via Unsplash, CC0
`
DOSSIER
Ethiek en deontologie: ook u krijgt ermee te maken Uiteenlopende perspectieven en waardenkaders van individuen en gemeenschappen vermengen zich steeds sterker met elkaar. Waar bepaalde stemmen vroeger zwegen (of hen het zwijgen werd opgelegd), klinken ze nu steeds luider. Machtsverhoudingen verschuiven op verschillende vlakken; denk aan #metoo, Black Lives Matter en dekolonisering … Communicatie en de omgang met elkaar worden daarbij steeds directer, maar ook complexer. Opvattingen, waarden en normen botsen en dat leidt weleens tot polarisatie. Bovendien zijn we ons steeds meer bewust van de ecologische impact van ons leven en werk en de uitdagingen die de klimaatverandering met zich meebrengt. Kortom: ethische vraagstukken in de maatschappij worden steeds prominenter. Het goed kunnen afwegen van verschillende invalshoeken en onderbouwd keuzes maken, met respect voor verschillende perspectieven, wordt dus steeds belangrijker. Deze ontwikkeling ontgaat ook de cultureel-erfgoedsector niet. Er is een toenemende nood aan ethische en duidelijke deontologische richtlijnen, die individuen, groepen en organisaties kunnen helpen om het eigen handelen te duiden en af te toetsen. Dit dossier brengt in kaart welke codes er specifiek voor de erfgoedsector bestaan en hoe erfgoedwerkers met deze codes omgaan. Maar de vraag is of deze codes vandaag nog volstaan voor alle uitdagingen die zich nu stellen. De bijdragen die volgen willen alvast inspiratie bieden. Eerst krijgt u een overzichtsartikel over deontologie en erfgoed. Vervolgens belichten we welke ethische principes een rol kunnen spelen bij leidinggeven, aangevuld met een leeslijst. U krijgt een verslag van een proeftraject waarin FARO, samen met collega’s uit de sector, een aantal gesprekstechnieken uit de toegepaste filosofie heeft uitgeprobeerd.
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
Daarna geven we het woord aan erfgoedprofessionals die vanuit hun praktijk (archief, immaterieel erfgoed, conservatie-restauratie, datamanagement) hun aanpak van ethische vraagstukken toelichten. Ook komen er zes internationale stemmen aan het woord die aantonen dat de ethische druk op de erfgoedwerking zich zeker niet alleen in Vlaanderen doet voelen. Tot slot: dit verhaal wordt vervolgd. Niet alleen omdat er een aantal van de bestaande internationale codes worden herbekeken, maar ook omdat FARO de komende jaren verder inzet op dit thema. Onder meer met masterclasses over gesprekstechnieken. We horen graag van u hoe we u kunnen ondersteunen om ethische vraagstukken te beantwoorden. ■
Jacqueline van Leeuwen is coördinator vorming en advies bij FARO.
42
DEONTOLOGISCHE CODES
EEN GOED BEGIN, MAAR NIET MEER DAN DAT Stel, het archief van een bekende Vlaming wordt aangeboden aan een erfgoedinstelling. Deze persoon was van grote betekenis voor het culturele leven. Helaas werden de laatste jaren overschaduwd door een #metooschandaal. De media zijn er als de kippen bij: “Het kan toch niet dat deze persoon een ereplaats krijgt in een erfgoedinstelling?” Hoe kunt u in dit geval recht doen aan alle betrokkenen? En niet alleen de media stellen vragen, er kan ook weerstand groeien bij het eigen personeel of de vriendenkring van de organisatie. Biedt een deontologische code het antwoord op heikele kwesties als deze? Jacqueline van Leeuwen
�
E
thiek’ is het vakgebied dat zich bezighoudt met het systematisch nadenken over wat moreel juist is. Deontologie of beroepsethiek is daarvan een meer toegepaste vorm. Die omvat het geheel van gedragsregels, normen en waarden die binnen een bepaalde beroepsgroep gerespecteerd (moeten) worden. Beroepsgroepen (zoals artsen, advocaten maar ook restauratoren of museummedewerkers) kunnen die regels vastleggen in een deontologische code; een tekst die vaak richtlijnen over werkwijzen en afspraken combineert met uitgesproken ethische kwesties – met name vraagstukken over waarden en normen. Deonto-
logische codes hebben als grote voordeel dat ze helderheid bieden in een vakgebied. Afwijkingen aan de norm worden beter herkend, en dat maakt het makkelijker om mensen aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. Zo’n code kan ook een
Deontologische codes hebben als grote voordeel dat ze helderheid bieden in een vakgebied. 43
publiceerde in 2020 een update van het document dat de professionele standaarden en ethische principes verenigt. Belangrijkste wijziging ten opzichte van de vorige versie (uit 2014) is de oproep om de ecologische voetafdruk van de conservatie-ingrepen te verkleinen. Het ziet er dus naar uit dat de komende jaren de deontologische codes verder worden aangepast, en in die zin ook meer en beter zullen aansluiten op de maatschappelijke realiteit van vandaag.
VERDER DAN DE CODE
© Bahram Maaruf
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
grote steun zijn in een lastige situatie: het is een objectieve referentie waarnaar men kan verwijzen of teruggrijpen. Voor verschillende beroepen bestaat er ook een codecommissie, die advies geeft over dilemma’s of die achteraf nagaat of de code wel correct is gevolgd. Denk bijvoorbeeld aan de Orde der geneesheren of advocaten. Ook voor de erfgoedsector bestaan dergelijke commissies, zoals de ethische codecommissie voor de Nederlandse musea of het Ethics Committee van de Britse Museums Association.1 In eigen land bestaat er de deontologische raad van BRKAPROA, de beroepsvereniging voor conservatoren-restauratoren.
44
CODES IN DE ERFGOEDSECTOR
Voor de cultureel-erfgoedsector zijn er verschillende deontologische codes van toepassing (zie het schema verderop). Opvallend is dat de focus hierin vooral ligt op het vakkundig uitvoeren van de erfgoedtaken. Ze sommen gedragsregels op, zoals het respecteren van de integriteit van het erfgoed, het toepassen van transpa-
rante procedures en de bijscholing in het eigen vakgebied. Over de omgang met maatschappelijke vraagstukken zijn de codes minder duidelijk: ze stellen dat men het publiek moet informeren en gebruikers ondersteunen. Soms verwijzen ze ook naar het betrekken van cultureel-erfgoedgemeenschappen. Maar op de vraag hoe men tegemoet kan komen aan grote maatschappelijke uitdagingen gaan ze niet in. Verder dan “goed documenteren”, “onpartijdig optreden” en “de wetgeving toepassen” gaan deze ethische codes niet. In onze snel veranderende wereld zijn de huidige codes wellicht aan een update toe. Een aantal supranationale beroepsorganisaties nemen in elk geval de bestaande codes kritisch onder de loep. ICOM bijvoorbeeld richtte in 2019 het internationale comité rond ethische dilemma’s op. De bedoeling? Ethische kwesties in de museumsector bespreekbaar maken, en hulpmiddelen bieden. Ook ICA, de International Council on Archives, plant een herziening van de code.2 ICON, het Institute of Conservation,
Deontologische codes schetsen, zoals gezegd, een kader en leggen de basis van een verantwoorde erfgoedpraktijk vast. Cultureel-erfgoedorganisaties in Vlaanderen onderschrijven deze codes en laten ze ook vaak, letterlijk, door nieuwe medewerkers ondertekenen. Maar wat moet er gebeuren als er zich iets voordoet dat men niet kan ‘dekken’ met de code? Zoals de vraag uit de inleiding. Een casus uit Manchester biedt inspiratie. In 2019 organiseerde het People’s History Museum een tentoonstelling over protest. Bezoekers konden stickers, flyers en ander materiaal achterlaten als antwoord op de vraag: “Waarvoor komt u de straat op?” Zo dook er ook een antitranspersonen-sticker op. De verwachting was dat deze in de collectie zou worden opgenomen en een plek zou krijgen in de expo. Dat bleek al snel een ethisch probleem, zowel intern, voor personeelsleden die zich betrokken voelden, als extern, voor de mogelijke negatieve reacties op de sociale media. Verschillende actiegroepen van voor- en tegenstanders doneerden als reactie bijkomend materiaal. Het museum nam alle stickers, flyers en pamfletten in ontvangst zonder beloftes te doen over de opname in de collectie. De interne programmacommissie, verantwoordelijk voor de expo, oordeelde dat het materiaal beter niet werd tentoongesteld. Zoals de code voorschrijft werden deze aanwinsten vervolgens
werkers spelen een rol. Die afweging van verschillende soorten waarden is een evenwichtsoefening die het best tot stand komt in gesprek met de verschillende betrokkenen.
Deontologische codes staan immers doorgaans maar voor één norm, namelijk die van het professioneel handelen.
Het volstaat dus niet om (startende) medewerkers de code(s) te laten ondertekenen of ergens een poster op te hangen waarop die code(s) staan. Het echte werk begint pas daarna. Elke ethisch verantwoorde erfgoedpraktijk maakt structureel tijd en ruimte om lastige vraagstukken te onderzoeken en waardenkaders af te wegen.
Daarbij worden ook alle niveaus van de organisatie betrokken: de beste manier om het ethische bewustzijn van elke individuele medewerker te vergroten. Zo kan een organisatie werken aan een integraal ethiekbeleid dat alle medewerkers bewust maakt van hun verantwoordelijkheid en ervoor zorgt dat ethisch lastige kwesties eerder zullen worden aangekaart. Zo’n integraal ethiekbeleid kan op verschillende manieren zijn beslag krijgen. Zo wordt duidelijk over ethische kwesties gecommuniceerd, en is
voorgelegd aan het acquisitiepanel van het museum. Dit panel oordeelde dat het materiaal wel bewaard moest worden, als weergave van een maatschappelijk debat. Het museum maakte op basis van deze gesprekken een helder statement dat uitlegde waarom de sticker werd opgenomen en ging daarover ook het gesprek met de actiegroepen aan. Cruciaal was dat deze beslissing ook intern werd gecommuniceerd en dat er ruimte was voor gesprek met collega’s die vragen hadden.3
VAN DE CODE NAAR EEN INTEGRAAL ETHIEKBELEID
Zoals de casus in het People’s Museum duidelijk maakt, ging het hier om meer dan het transparant toepassen van procedures: hier moesten ethische afwegingen gemaakt worden. Deontologische codes staan immers doorgaans maar voor één norm, namelijk die van het professioneel handelen. In de praktijk worden zij steeds afgewogen tegen andere waardenkaders, zoals het juridische kader en de belangen van externen. Ook de persoonlijke waarden van de mede-
© People's History Museum
45
er een heldere procedure om fouten bespreekbaar te maken. Op regelmatige tijdstippen is er ruimte voor een gesprek waarin collega’s samen naar antwoorden zoeken. Verderop in dit dossier vindt u methodieken die u daarvoor kunt gebruiken. Leidinggevenden geven bovendien zelf het goede voorbeeld met ethisch leiderschap (zie de bijdrage daarover). Ook op het niveau van een raad van bestuur kunnen ethische kwesties gesignaleerd en besproken worden. Een klankbordgroep met externen is nog een ander middel. Tot slot kan er over organisaties heen ruimte worden gemaakt om ethisch beladen kwesties te bespreken, bijvoorbeeld in sectorspecifieke ethische codecommissies. In Vlaanderen bestaan die vooralsnog niet, in tegenstelling tot Nederland en het Verenigd Koninkrijk waar ze hun nut bewijzen.
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
KORTOM
46
De beladen vraag naar het archief van de BV kan niet worden beantwoord door de deontologische code erop na te slaan. Alleen al omdat collega’s die niet met collectieverwerving bezig zijn zich mogelijks ook vragen stellen. Ook zij hebben een mening en willen gehoord worden. Het zou dus een mooie casus zijn voor een intern gesprek, dat zorgvuldig normenkaders afweegt en daarover transparant communiceert. En het kan een mooie hefboom zijn om verder na te denken over een integraal ethiekbeleid.
De deontologische codes kennen is dus een eerste stap; het échte werk begint daarna. Inzetten op een integraal ethiekbeleid verhoogt ontegensprekelijk de kwaliteit van de erfgoedwerking. Het zorgt voor betere beslissingen, meer gedragen diensten en tevredener medewerkers. Zorgvuldig omgaan met verschillende perspectieven, normen en waarden waardeert alle betrokkenen bij erfgoedwerk. Dit themanummer reikt u concrete voorbeelden, methodieken en casussen aan die u inspireren om verdere stappen te zetten. Want een code is maar een papiertje, zolang we er niet samen over in gesprek gaan. ■
Jacqueline van Leeuwen is coördinator vorming en advies bij FARO. Bronnen en literatuur 1. Beide ethische commissies werken volledig anders, zie voor een vergelijking: https://faro.be/blogs/jacqueline-van-leeuwen/hoe-gaan-we-verantwoord-om-metsponsors-ethische-comites-doen. 2. Zo focuste de Nederlandse beroepsvereniging van archivarissen zich recent tijdens de Archiefdagen op de Beroepscode: “Deelnemers buigen zich over elk van de tien artikelen van de Beroepscode: wat heeft die ons nu (nog) te zeggen, welke positieve en negatieve ervaringen zijn er, hoe kan de Beroepscode beter geformuleerd en beter toegepast worden? De uitkomsten van deze workshops worden meegenomen in de door de International Council on Archives geplande herziening van de Beroepscode.” https://archiefdagen.nl. 3. Lees meer over deze casus in: E. Miles, e.a. (red.), Contemporary collecting: an ethical toolkit for museum practicioners, London, 2020 (online via: https://collectionstrust.org.uk/resource/contemporary-collecting-toolkit-2).
ETHISCHE/DEONTOLOGISCHE CODES Domein
Organisatie
Titel
Lengte
Link
Conservatierestauratie
ECCO
Professional Guidelines Code of Ethics
28 art.
https://bit.ly/ecco_guidelines
Conservatierestauratie
ICON
Professional Standards and Judgement & Ethics
5 standaarden met critera
https://bit.ly/icon_standards
Musea
ICOM
Code of Ethics for Museums
91 art.
https://bit.ly/icom_code
Musea
MSA
Museum Store Association Code of Ethics
12 art.
https://bit.ly/MSA_ethics
Archieven
ICA
ICA Code of Ethics/ NL beroepscode
10 art.
https://bit.ly/ICA_code
Bibliotheken
IFLA
IFLA Code of Ethics for Librarians and other Information Workers
6 art.
https://bit.ly/IFLA_code
Onroerend erfgoed
ICOMOS
Ethical Statement
15 art.
https://bit.ly/icomos_statement
Immaterieel cultureel erfgoed
UNESCO ICH
Ethical Principles for Safeguarding Intangible Cultural Heritage
12 art.
https://bit.ly/unesco_principles
Archeologie
EAA
Code of Practice
18 art.
https://bit.ly/EAA_codes
Handelaren
UNESCO DCP
UNESCO International Code of Ethics for Dealers in Cultural Property
8 art.
https://bit.ly/unesco_dcp
ICOMOS
EAA
DCP
ICH
MSA
IFLA
ICA
ICON
ECCO
ICOM
INHOUD: PRINCIPES
De integriteit van het erfgoed bewaren. De eigenaar van het erfgoed respecteren. De erfgoedgemeenschappen betrekken. Het publiek/de gebruikers informeren en ondersteunen. Personeel en partners respecteren. Vrijwilligers respecteren. Collega’s en het beroep ondersteunen (kennisdeling, vorming en hulp). Zichzelf bijscholen. Toegankelijkheid van het erfgoed verzekeren. Transparante procedures hanteren: standaarden volgen en documenteren. Onpartijdig optreden. Algemeen belang dienen – non-profit. Wetgeving toepassen. Fysieke context en veiligheid van zichzelf en anderen verzekeren. Illegale handel bestrijden. Als noodgeval: alles doen om erfgoed te redden. Duurzaam te werk gaan: oog hebben voor het milieu.
47
GOED BESTUUR
EEN INSTRUMENT VOOR EEN GEZONDE ORGANISATIECULTUUR Organisaties die de principes van goed bestuur al succesvol toepassen, kennen de term. Maar wat is dat, goed bestuur? Hoe begint u eraan? Hoe zet u stappen in de juiste richting? faro stelt deze vragen aan Marie-Louise Reedijk, consulent bij Cultuurloket. Ines Minten
B
ij goed bestuur staan de (artistieke) missie, ethiek en financiële gezondheid van de organisatie centraal. Heel concreet bepaal je een strategie die je helpt om je missie op de lange termijn uit te voeren. “Voor veel organisaties lijkt goed bestuur een groot beest. Maar eigenlijk gaat het gewoon om het kweken van een gezonde organisatiecultuur”, volgens Marie-Louise.
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
SPIEGEL EN WERKINSTRUMENT
48
Goed bestuur is meer dan een juridische kwestie. “In 2012 ontstond, als resultaat van een onderzoek door de Universiteit Antwerpen, de Leidraad cultural governance, met aanbevelingen om het bestuur van culturele organisaties te screenen en indien nodig te verbeteren. In 2020 deed de Universiteit Antwerpen, met de ondersteuning van onder andere deBuren en Cultuurloket, opnieuw onderzoek naar goed bestuur. Deze nieuwe versie kreeg de titel Bestuurscode Cultuur, waarin op basis van acht principes een 45-tal aanbevelingen zijn opgesteld. Het is een tool die onder andere gebruikt wordt door de Vlaamse overheid bij de toekenning van subsidies”, zegt Marie-Louise.
“Maar deze code is meer dan een verplichting, het is evengoed een instrument dat je ondersteunt in de ontwikkeling naar een duurzame organisatie. Hoe zit je bestuur in elkaar? Hoe werk je aan inclusie en diversiteit? Hoe communiceer je helder met elkaar? Goed bestuur houdt je organisatie een spiegel voor. Door met de aanbevelingen in de code aan de slag te gaan, kan je problemen op een neutrale manier aankaarten en zo vanuit je organisatie werken aan de samenstelling van bestuur, diversiteit, etcetera.”
KNELPUNTEN BIJ HET TOEPASSEN VAN DE CODE
Samen met haar collega’s bij Cultuurloket ondersteunt Marie-Louise de cultuursector bij al zijn zakelijke vragen en krijgt zij ook heel geregeld vragen over goed bestuur. “Zowel startende als gevestigde organisaties stellen vragen over diversiteit, financieel beleid en conflictmanagement.” “Een diversiteit aan profielen blijft een aandachtspunt in het Vlaamse cultuurlandschap. Beginnende organisaties breken zich vaak het hoofd over wie ze het best bij hun bestuur kunnen betrekken. Zoeken ze een juridisch of een
© Cultuurloket
DE ACHT PRINCIPES VAN DE BESTUURSCODE CULTUUR 1. De organisatie expliciteert haar missie om culturele waarde te creëren, over te dragen en/of te bewaren. 2. De organisatie past de principes van de Bestuurscode Cultuur toe, proportioneel aan haar omvang en maturiteit, en licht periodiek toe hoe zij dat heeft gedaan, past toe én legt uit. De organisatie volgt de aanbevelingen op maar kan er gemotiveerd van afwijken, past toe of legt uit. 3. Bestuur en directie handelen integer en in het belang van de organisatie. 4. Bestuur en directie zijn zich bewust van hun eigen rol en de onderlinge verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden en handelen ernaar. 5. Het bestuur voert zijn controlerende, adviserende, strategische en werkgeversrol op een professionele, constructief-kritische en onafhankelijke wijze uit en waarborgt de inhoudelijke en/of artistieke integriteit. 6. Het bestuur wordt evenwichtig samengesteld op een wijze die deskundigheid en diversiteit waarborgt en een betrokkenheid bij de organisatie veronderstelt. 7. De directie is verantwoordelijk en bevoegd voor de algemene en dagelijkse leiding, het functioneren en de resultaten van de organisatie. financieel profiel? Meer gevestigde ordes hebben wellicht al enkele sterke krachten binnen hun bestuursorgaan, maar vragen zich vooral af in hoeverre die hun doelgroep weerspiegelen”, stelt Marie-Louise. Conflicten binnen het bestuursorgaan hebben dan weer vaak te maken met een gebrek aan communicatie en transparantie. Marie-Louise: “In zulke gevallen is het belangrijk om stil te staan bij de afspraken die aan de basis van de organisatie liggen en de mate waarin die leven bij bestuur, management én werkvloer. Wat is ieders rol en hoe kun je met elkaar communiceren over wat de organisatie doet? Dat kan bijvoorbeeld door te beginnen met een duidelijk intern reglement.” “Sinds de coronacrisis zitten veel organisaties bovendien op hun tandvlees”, vertelt Marie-Louise. “Het was voordien vaak al moeilijk om de boel draaiende te houden, nu al helemaal. We zien dan ook dat er op financieel vlak
Voor veel organisaties lijkt goed bestuur een groot beest. Maar eigenlijk gaat het gewoon om het kweken van een gezonde organisatiecultuur.
8. Het bestuur en de directie gaan zorgvuldig, ethisch en verantwoord om met de mensen en de middelen van de organisatie.
behoorlijk wat uitdagingen waren.” Telkens blijkt hoe cruciaal het is dat bestuur en management goed op de hoogte zijn van wat er financieel omgaat in de organisatie. “Niet iedereen hoeft financieel expert te worden, maar je kunt een zekere financiële reflex ontwikkelen om te weten waarop je moet letten en welke vragen je moet stellen. Ook dat doen we vanuit het idee van goed bestuur: ga een gesprek aan uit nieuwsgierigheid, maak het niet aanvallend of agressief.”
ZELF AAN DE SLAG MET GOED BESTUUR?
Cultuurloket biedt een opleidingspakket dat de belangrijkste pijlers van goed bestuur helder en praktijkgericht toelicht. Wie de driedaagse opleiding over goed bestuur volgt, kan doorstromen naar het lerend netwerk en persoonlijke begeleiding over hetzelfde thema. “We vinden het belangrijk om meer te bieden dan een opleiding”, benadrukt Marie-Louise. “We willen een organisatie niet zomaar opleggen wat ze moet doen. We willen dat organisaties ook van elkaar leren. Door uitwisseling van ervaringen en goede voorbeelden kan iedereen een stukje groeien.” ■ Ines Minten is freelance redacteur en schrijft over kunst en cultuur voor media en organisaties.
49
ETHIEK IN DE ORGANISATIE VIA TGI
HELP, IK WORD LEIDINGGEVENDE! Ethisch handelen in een organisatie: dat klinkt groots en goed, toch? Zinsneden als ‘het juiste doen’ en ‘een moreel kompas hebben’ volgen dan alras. De leidinggevende die ethisch wil handelen wordt verondersteld het ‘moreel correcte’ te doen, een rolmodel te zijn. Falen is geen optie. Zij weet meteen waar de lat ligt. Zullen we dan maar inpakken? Dat is een mogelijkheid: er gewoonweg niet aan beginnen of zo snel mogelijk de handdoek in de ring gooien. Er moest een tussenweg zijn. Dat was alvast mijn overtuiging toen ik twee jaar geleden aan mijn rol als directeur begon. Maar ik wist ook dat ik een houvast, inzicht en (bege)leiding nodig had. Wat was ik blij om in aanraking te komen met ‘Themagecentreerde Interactie’ of TGI, een methode en filosofie naar groepsdynamieken, decennia geleden ontwikkeld door Ruth Cohn. Mij biedt het alleszins een richtinggevend kader. Vanuit mijn eigen ervaring leg ik uit waarom.
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
Olga Van Oost
50
N
et voor de coronacrisis, in januari 2020, werd ik algemeen directeur bij FARO. Als voormalig sectorcoördinator musea werkte ik al enkele jaren bij het steunpunt. Ik kende de organisatie dus en had een goed idee van de ins & outs. Zoals dat hoort, maakte ik eerst een grondige analyse van de situatie. Om mezelf vervolgens te confronteren met een batterij aan vragen. De kracht van FARO? Het engagement en de expertise van de medewerkers. Maar werkten we wel voldoende samen als team? Hoe zouden we de gedrevenheid, de individuele autonomie van medewerkers voeden en aanwakkeren, en tegelijkertijd zorgen voor een bewuste(re) verbondenheid tussen me-
dewerkers onderling? Hoe zouden we nog beter kunnen samenwerken op een gelijkwaardige manier en onze missie uitdragen? Hoe konden we zo goed mogelijk aansluiten bij maatschappelijke vraagstukken, zonder te moraliseren of te betuttelen? En tot slot, last but not least, wat is de rol van een leidinggevende daarbij?
METHODE GEBASEERD OP ETHISCHE IDEALEN
Toen ik deze vragen voorlegde aan Bea Vercruysse1, systeemtherapeut en coach, raadde ze me het werk van Ruth Cohn aan. En meer in het bijzonder de ‘Themagecentreerde Interactie’ of TGI waarvan Cohn de grondlegger is. Een gouden tip. Ik kreeg
Foto: Matthew Waring, via Unsplash, CC0
de kans om een opleiding TGI te volgen aan de Arteveldehogeschool in Gent, en las over de methode en de achterliggende ideeën van Ruth Cohn. Ruth Cohn (1912-2010) was een Duitse psychologe en psychoanalytica, die als Joodse in de jaren dertig naar Zürich vluchtte, en daarna naar de Verenigde Staten. Ze was haar tijd. De horror van WO II vormde de voedingsbodem voor haar denken en praktijk over groepsdynamieken. Leidend was o.a. de vraag: “Kunnen grote groepen mensen sadistisch-masochistische fixaties, illusies en vooroordelen overwinnen?”2 Cohn ontwikkelde met TGI een praktisch instrument en stoelde dit op drie axioma’s waarbij ethiek aan de grondslag ligt – daarover zo dadelijk meer.
DE AXIOMA’S ALS BASIS Axioma 1: wees je eigen leider Cohn formuleerde haar idealen in drie axioma’s of postulaten, leidend voor haar denken en praktijk. Axioma’s zijn (niet-bewezen) grondregels of stellingen.3 Het eerste is het existentieel-antropologisch axioma. Hiermee zette Cohn de toon en beschreef ze het belang van een holistisch en relationeel mens- en wereldbeeld. “In deze opvatting is ieder mens een autonoom, zelfstandig en tegelijk betrokken wezen, dat levenslang voor de uitdaging staat om autonomie en interdependentie zo met elkaar te verbinden dat zelfbewustzijn, zelfstandige besluitvorming en eigen verantwoordelijkheid mogelijk worden.”4
Daarbij valt haar aandacht voor de mens in zijn brede ‘menselijkheid’ op (en dus complexiteit, ambivalenties, gevoelens en gedachten). De levenslange, persoonlijke ontwikkeling en de ontplooiing van het individu waren voor haar essentieel. Maar de individuele ontwikkeling gebeurt steeds in relatie tot anderen. Vandaar ook de voortdurende zoektocht van het individu naar ‘autonomie’ (zelfstandigheid) enerzijds en ‘interdependentie’ (verbondenheid) anderzijds. Cohn wilde het individu aanzetten tot een sterke bewustwording van zichzelf en van zijn eigen mogelijkheden, in relatie tot anderen en al de contexten die op iemand inwerken. ‘Wees je eigen leider’, daar komt het op neer.
Cohn wilde het individu aanzetten tot een sterke bewustwording van zichzelf en van zijn eigen mogelijkheden, in relatie tot anderen en al de contexten die op iemand inwerken. ‘Wees je eigen leider’, daar komt het op neer.
51
Foto: fauxels, via Pexels, CC0
Axioma 2: ethisch besef is leidend Met het tweede, ethische axioma benoemde Cohn letterlijk het belang van ethiek. Ze motiveert elk individu om te zoeken naar ‘eigen leiderschap’ (eerste axioma), maar vanuit een grote verantwoordelijkheid en daadkracht tegenover anderen. Het ethische axioma legt op dat we steeds nadenken over het humane versus het inhumane.5 Hoe maak je dat concreet? Cohn kreeg de kritiek dat ze dit axioma nooit echt uitwerkte en verduidelijkte. Zelf ga ik hier pragmatisch mee om. De sterkte zit er voor mij in dat Cohn dit überhaupt uit-
spreekt en benoemt. Daarmee leg je – zoals ik in het begin van de tekst schreef – inderdaad een lat. De vraag is dan om te bekijken hoe je dit invult. Opnieuw gaat het hier in de eerste plaats om een zelfreflectie waarbij het individu wordt geacht om voortdurend na te denken en af te wegen wat ‘het juiste’ is om te doen, ten opzichte van zichzelf, de anderen, de opdrachten waar hij/ zij voorstaat en ja, zelfs ‘de wereld’. Critici zullen dit mogelijk tenenkrullend vinden omdat er schijnbaar een soft randje aan zit en het moraliseren op de loer ligt. Zelf heb ik een bloedhekel aan gemoraliseer en betweterij maar toch vind ik het zinvol om mezelf dit ethisch axioma op
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
TGI IN DE PRAKTIJK BIJ FARO
52
Het is zomer 2020: volop coronacrisis. De pandemie brengt ongerustheid over de gezondheid met zich mee, en er is onzekerheid. Niemand weet wanneer het achter de rug zal zijn. Iedereen wordt verplicht van thuis uit te werken. Gelukkig is er internet en heeft iedereen een laptop met toebehoren. Dankzij inspanningen van collega’s leren we pijlsnel om digitaal te functioneren. We slagen erin om de meeste van onze taken (HET) voort te zetten, zelfs in deze omstandigheden. Maar hoe het écht gaat met de individuele collega’s (IK) en met de groep (WIJ) is moeilijk om goed in te schatten of op te volgen. De leidinggevenden leggen via e-mail enkele vragen voor om te peilen naar
het welzijn, en proberen in te spelen op de behoeften. Maar komen tot de vaststelling dat zij slechts beperkt kunnen ‘oplossen’. Bovendien zijn er collega’s die gereserveerder zijn dan anderen, zodat het heel moeilijk is om op basis van dit soort bevraging een goed algemeen zicht te krijgen op het welzijn. De coronacrisis (GLOBE) is gewoonweg te groot. Wat nu? Wat speelt er nu écht? Hoe pakken we dit samen aan, in het besef dat dit geen kwestie is die de leidinggevende kan oplossen? De denkoefening leidt tot het formuleren van volgend THEMA: ‘Hoe kunnen we individueel en als groep toch veerkracht behouden?’ Op een volgende
teammeeting leg ik dit thema op tafel, én vraag ik aan de collega’s om kleine groepjes te vormen zodat ze zich in de volgende weken over deze vragen kunnen buigen. Vrij informeel dus, gewoon tijdens de werkuren. Iedereen moet wel meedoen, ook zij die wat gereserveerder zijn. Het voordeel van de kleine groepjes is de lage drempel om te praten. De bedoeling is dat de groepjes verslag uitbrengen op een volgende teammeeting en dat ze eventueel ook concrete suggesties geven om bij te dragen aan de veerkracht. Het effect van deze ‘oefening’ was heel positief. Collega’s werden gestimuleerd om te praten over het thema, en om elkaar te steunen wanneer nodig. Voor de organisatie
te leggen. Goed wetende dat het nooit (goed) genoeg zal (kunnen) zijn (voor iedereen), en dat ik ook schaduwkanten heb. Maar wel vanuit de overtuiging dat ik het op zijn minst zal en moet proberen, opnieuw en opnieuw.
Axioma 3: grenzen verleggen en bewaken Het eerste en het tweede axioma van Ruth Cohn kun je lezen als een hedendaagse dansuitvoering. Er zijn basisregels, zeker, maar het is aan de makers om te (her)interpreteren, steeds verder te bewegen en te ontwikkelen. Een opdracht die niet zo voor de hand ligt misschien, maar die mij wel voortdurend uitdaagt. Gelukkig is er nog het derde, pragmatisch-politieke axioma, dat daarbij helpt en de boel in evenwicht probeert te houden. Want, zo geeft Cohn aan, en ik parafraseer, het is enkel mogelijk om autonoom te zijn, verantwoordelijkheid te nemen en eigen leiderschap op te nemen binnen bepaalde grenzen. Grenzen die uiteraard kunnen veranderen maar die bepalend zijn, zowel op persoonlijk vlak (gezondheid, mogelijkheden) als veel breder (zoals het organisatie- en maatschappelijk kader). In die zin is TGI een constante oefening in het bewaken en verleggen van grenzen.
VAN AXIOMA’S NAAR EEN PRAKTISCH VIERFACTORENMODEL
Maar hoe breng je deze idealen en axioma’s nu in de praktijk, en hoe vertaal je ze naar je organisatie? Daarvoor ontwikkelde Cohn de ‘Themagecentreerde Interactie’ of TGI waarvoor ze het praktische vierfactorenmodel naar voren schoof – zie de afbeelding.6
© FARO
Dat bestaat uit vier factoren, die gelijkwaardig en voortdurend met elkaar in interactie zijn: het ‘IK’ (individu), het ‘WIJ’ (de groep), het ‘HET’ (de taken)
én de ‘GLOBE’ (de maatschappelijke) contexten waarbinnen alles zich afspeelt). In het midden staat het 'THEMA', dat niet gelijk is aan het ‘HET’. Dat wordt soms vergeten, maar is essentieel bij het gebruiken van de methode. Terwijl het 'HET' dus eerder over de concrete taakstelling en opvolging gaat van individuen en teams, spreekt 'THEMA' ieders lerend vermogen aan. Elk individu wordt daarbij uitgenodigd om er op in te loggen vanuit het IK-WIJ-HET-GLOBE. Het formuleren van thema’s is een oefening op zich, die de uitvoering van de taken en doelen (het ‘HET’) overstijgt. Het is tevens de manier om het existentieel-antropologisch axioma (‘wees je eigen leider’), het ethische axioma (‘ethisch besef is leidend’) en het pragmatisch-politieke axioma (‘grenzen verleggen en bewaken’) te integreren in het model en dus in de werking van de organisatie. Je kan dit model toepassen op veel situaties en contexten, zowel in de privésfeer als professioneel. Ik ervaar het alvast als heel praktisch hanteerbaar en een houvast in mijn eigen werk.
FARO EN HET TGI-MODEL
Voor een organisatie zoals FARO kunnen we het model dan als volgt uitleggen:
» Factor 1: ‘IK’ is de FARO-medewerker. FARO telt
27 personeelsleden.7 Er zijn dus 27 ‘IK-en’. FARO is een platte organisatie met twee formele leidinggevenden; die zijn gelijkwaardig aan de anderen maar in de organisatie hebben ze meer formele verantwoordelijkheid. Elk ‘IK’ heeft eigenschappen, behoeften, ambities, competenties, emoties/ gedachten en privéomstandigheden. Het ‘IK’ heeft een ‘individuele taakstelling’: dit is de verbinding met het ‘HET’.
zelf kwam men o.a. met de ‘Vrienden van de Veerkracht’, een initiatief van collega’s om digitale informele sessies te organiseren, een quiz in elkaar te steken, etc. Wat ik zelf ook zeer mooi vond, was de grotere betrokkenheid en empathie (axioma 2) die erdoor ontstond, en het besef dat elke persoon wel degelijk iets heeft bij te dragen (axioma 1). Uiteraard, steeds binnen de eigen grenzen. En ook voor de leidinggevenden was het belangrijk om in te schatten of mogelijke problemen van individuele collega’s binnen de grenzen van de organisatie konden worden opgevangen, of niet (axioma 3).
53
we r e
ld
maat
sch
ap
pe
missie doel strategie
lij
ke
ui
td
ag
GL
iten
in
HET
kst
ell kst taa
onderlinge verhoudingen
ing
ind
ell
THEMA
aa
ele
et
du
ev
ivi
n
ing
ge
cti
Ethisch handelen in een organisatie is dus een collectieve uitdaging. FARO is een platte organisatie waar de directie het formele leiderschap heeft. Maar dergelijke organisatiestructuur kan pas echt werken wanneer de medewerkers ook leiderschap opnemen. Met leiderschap bedoel ik – in navolging van Ruth Cohn – dat elk individu zich bewust dient te zijn van zijn eigen waarde en stem, die stem durft in te brengen en verantwoordelijkheid durft op te nemen. FARO werkt sterk vanuit haar waarden en in die zin is het ‘ethisch correct handelen’ de kern in de werking. Dit vraagt om een houding als organisatie maar ook om een specifieke attitude bij de individuele medewerkers, die zich bewust zijn van hun medeverantwoordelijkheid en hun rol om bij te dragen. Vandaar ook het belang om te werken aan een echte feedbackcultuur. Is er een andere manier om concepten zoals ‘participatie’ en ‘meerstemmigheid’, in de praktijk te brengen? Als ik binnen het kader van TGI kijk naar mijn eigen rol als algemeen directeur (‘formeel’ leidinggevende), zie ik het als mijn (mede)verantwoordelijkheid om ruimte te bieden en te scheppen om de vier factoren te ontwikkelen, thema's te formuleren, en steeds af te wegen tegenover de drie axioma's.
lle
IK behoeften ambities competenties emoties gedachten privéomstandigheden
DE LEIDINGGEVENDE IN EEN PARTICIPATIEVE ORGANISATIE
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
BE
bu
co
collectief aan ‘IK-en’ dus. Belangrijk bij het ‘WIJ’ zijn de teamsamenstelling, de samenwerkingscultuur, collegialiteit, open/gesloten cultuur, mate van vertrouwen, macht/rivaliteit. Het ‘WIJ’ heeft een ‘collectieve taakstelling’: dit is de verbinding met het ‘HET’. » Factor 3: ‘HET’ is het geheel aan taken, opdrachten, activiteiten (missie, doel, strategie) waar de medewerkers (IK) en het team (WIJ) voor staan. » Factor 4: ‘GLOBE’ staat voor de constante interactie met de buitenwereld, de maatschappij en/of de contexten waarbinnen je je bevindt. Voor FARO betekent dat concreet de verbinding die de organisatie wil leggen tussen erfgoed en maatschappelijke uitdagingen en vraagstukken. De voorbeelden zijn legio: inclusie, duurzaamheid, polarisatie … Wanneer er zich een gezondheidscrisis voordoet, zoals we met COVID-19 hebben ervaren, is de impact op mens en organisatie enorm. In TGI-termen betekent het dat ‘de GLOBE’ tijdens deze jaren zeer dwingend binnenkwam.
O
» Factor 2: ‘WIJ’ is het FARO-team. Het
WIJ teamsamenstelling samenwerkingscultuur collegialiteit open/gesloten cultuur mate van vertrouwen macht/rivaliteit
HET WERK IS NOOIT AF
Deze inleiding tot TGI is bescheiden en onaf. Ik kan u alleen maar uitnodigen om ermee kennis te maken en te onderzoeken of de methode – zoals bij mij – een houvast biedt. TGI is uiteraard geen wondermiddel. Het is in de toepassing en in het praktiseren van de filosofie dat ik er de kracht van ervaar. De vier factoren zijn steeds in beweging, de thema’s veranderen; het is dus steeds dansen, bestendigen en verder ontwikkelen. Ik denk dan ook dat je er als organisatie nooit echt ‘bent’. Dat klinkt misschien vermoeiend, maar ik zie het eerder als een uitdaging om te blijven leren, als organisatie, als individu, als medewerker, als leidinggevende. Het werk is dus nooit af.8 ■
Olga Van Oost is algemeen directeur van FARO. Bronnen en literatuur 1. B. Vercruysse, ‘Werken met Thema’s is werken aan leiderschap’, in: P&O Praktijkblad, november 2013, n° 10, pp. 19-24. 2. R. C. Cohn, Van psychoanalyse naar themagecentreerde interactie. Uitgeverij Nelissen, Soest, 1976|2010, p. 21. 3. M. Schneider-Landolf, J. Spielmann & W. Zitterbarth (red.), Handboek Themagecentreerde Interactie (TGI). Amsterdam, Tonnelier, 2013. 4. Cohn geciteerd in Matthias Scharer i.s.m. Michaela Scharer, Pleidooi voor pluraliteit. De politieke kracht van Themagecentreerde Interactie (TGI) in deze tijd. Amsterdam, Tonnelier, 2020, p. 118. 5. Cohn geciteerd in Matthias Scharer i.s.m. Michaela Scharer, Pleidooi voor pluraliteit. De politieke kracht van Themagecentreerde Interactie (TGI) in deze tijd. Amsterdam, Tonnelier, 2020, p. 119. 6. De afbeelding komt uit het werk van Ineke van de Braak, Inspireren tot medeverantwoordelijkheid. Themagecentreerde Interactie (TGI) als methodiek voor effectief leiderschap, p. 84, zie leestip. Het woord ‘thema’ heb ik er zelf in het midden aan toegevoegd. 7. Het bestuur en de algemene vergadering laat ik even buiten beschouwing. 8. Voor meer informatie, kan u terecht bij de School voor TGI, zie https://www.schoolvoortgi.be
54
LEESTIPS ETHIEK EN DEONTOLOGIE Dit themadossier maakt duidelijk dat ethiek een erg breed thema is dat de cultureel-erfgoedsector op veel verschillende domeinen raakt. Er bestaat ook heel wat literatuur over het onderwerp, en de lijst met titels groeit gestaag aan, zo leert een snelle digitale zoektocht. Ook in de FARO-bibliotheek is trouwens heel wat interessant materiaal te vinden. Wij beperken ons noodgedwongen tot drie titels, die wij zeer inspirerend vinden. Maar u heeft ongetwijfeld ook boekentips? Deel ze met ons, en via ons met collega’s. Olga Van Oost en Jelena Dobbels
1. Marianne Loef, Beladen archieven online. Juridische en ethische verkenningen in het kader van het project Collaborateurs online. Netwerk Oorlogsbronnen, maart 2022.
In dit nummer leest u ook een artikel van Marianne Loef en Puck Hultsing over de ethische dilemma’s bij het online plaatsen van beladen archieven. Dit kadert in het project Collaborateurs online. Erfgoedinstellingen, internet en beladen persoonsgegevens, waarin het Nederlandse Netwerk Oorlogsbronnen een kader ontwikkelt om persoonsgegevens van collaborateurs online beschikbaar te stellen. Marianne Loef schreef een rapport over de juridische en ethische aspecten van deze problematiek op basis van literatuuronderzoek, negen individuele interviews en twee groepsinterviews. Het ethische luik van het rapport schetst argumenten voor en tegen het online plaatsen van persoonsgegevens, zowel vanuit het perspectief van nabestaanden als vanuit het breder maatschappelijk perspectief. Daarnaast biedt het verschillende denkrichtingen aan voor het omgaan met dilemma’s en komen heel wat concrete voorbeelden aan bod. U kunt deze publicatie gratis downloaden.1 2. Bernice L. Murphy (ed.), Museums, Ethics and Cultural Heritage. London/New York, Routledge/ ICOM, 2016.
Deze zomer hakt de International Council of Museums (ICOM) de knoop door en kiest de internationale museum- en erfgoedwereld een nieuwe museumdefinitie. De vraag of en hoe de ethische code voor museumprofessionals aan verandering toe is ligt ook op tafel. In dit standaardwerk analyseren tal van
onderzoekers en professionals de invloed van ethiek in de museum- en erfgoedwereld. De aandacht gaat tevens uitgebreid naar het gebruik van deontologische codes en de omgang met ethische dilemma’s in de bredere erfgoedsector. Te raadplegen in de FARO-bibliotheek. 3. Ineke van de Braak, Inspireren tot medeverantwoordelijkheid. Themagecentreerde Interactie (TGI) als methodiek voor effectief leiderschap, Amsterdam, Uitgeverij Boom/Nelissen, 2011.
De auteur legt helder uit hoe leidinggevenden gebruik kunnen maken van TGI. Maar ook voor mensen die geïnteresseerd zijn in groepsdynamieken en het creëren van echte participatie in een organisatie, gedreven door een ethisch besef, is dit een aanrader. Van de Braak legt het vierfactorenmodel van Ruth Cohn helder uit, alsook het werken met thema’s, aspecten die eerder in dit dossier aan bod kwamen.2
Olga Van Oost is algemeen directeur van FARO. Jelena Dobbels is er adviseur archieven en erfgoedbibliotheken. Bronnen en literatuur 1. Zie: https://bit.ly/3tnTVSr. 2. Zie ook: Ineke van de Braak, Leiderschap en organisatieontwikkeling. Gezamenlijk integraal verantwoordelijkheid nemen, gratis te downloaden via deze link:https://bit.ly/3xqLAzY
55
56
Discussiemethoden. Prentmaker: Daniel Nikolaus Chodowiecki, Berlijn, 1788. Collectie: Rijksmuseum.
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
DRIE GESPREKSTECHNIEKEN UIT DE TOEGEPASTE FILOSOFIE
PRAAT EROVER!
Er is geen deontologische code voor alles, en soms duiken er vragen op waarop de bestaande code geen helder antwoord geeft. Dan zit er maar één ding op: in gesprek gaan over de vraag. Er zijn de laatste jaren heel wat gespreksvormen ontwikkeld die helpen om dit soort van ethische vraagstukken bespreekbaar te maken. Denk bijvoorbeeld aan een intervisie of het uittekenen van de onderliggende emotienetwerken. Jacqueline van Leeuwen, Katrijn D’hamers en Elien Doesselaere
O
ok vanuit de toegepaste filosofie zijn er hiervoor bruikbare technieken, namelijk het moreel beraad, het socratisch gesprek en het debat zonder opinie. Omdat deze werkvormen in de erfgoedsector niet algemeen bekend zijn, testte FARO, samen met enkele mensen uit de sector, ze voor u uit.1 In deze bijdrage vertellen we hoe die gesprekken zijn verlopen en wat we ervan vonden.
HET MOREEL BERAAD
Een moreel beraad is een gesprek waarin de deelnemers gezamenlijk een ethische kwestie uit hun werk bespreken. Het vertrekpunt is een heldere “Doen we het of doen we het niet?”-vraag, waarbij het antwoord “Ja” of “Neen” is. Met behulp van een gespreksleider zoeken de deelnemers samen naar een antwoord aan de hand van zeven stappen (zie kader). Wij pasten deze methodiek toe op een concrete casus over de vraag van een betrokkene om archiefstukken uit een bestaand archief te verwijderen. Nadenken over de argumenten is een cruciale stap in dit proces. Daarbij maakt de methode een onderscheid tussen vier soorten argumenten.
» In de eerste plaats zijn dat rechten, de wette-
lijke minima. In deze case is dat bijvoorbeeld wat de wet op de privacy voorschrijft over het bijhouden van persoonsgegevens. » Daarnaast zijn er feiten, waar men niet omheen kan. » Ten derde zijn er gevolgenargumenten: de belangen en de wensen van de betrokkenen, zoals de wens om vergeten te worden. Maar ook: de wens om het archief integraal te bewaren. » Ten slotte kunnen er ook smoesjes zijn.
De gespreksleider hielp ons om de argumenten te labelen en tegen elkaar af te wegen. Beginselargumenten wegen daarbij vaak zwaarder dan gevolgenargumenten, omdat ze verwijzen naar rechten van betrokkenen. Gevolgenargumenten verwijzen naar de toekomst en hebben eerder te maken met belangen of wensen. Ze kunnen speculatief zijn (“Wat als er ooit iets zou gebeuren?”) en bieden dus minder zekerheid dan een feit of een recht. Uit ons gesprek bleek na een analyse van de argumenten dat de vraag van de betrokkene vooral voortkwam uit een onvoldoende begrip van de gevolgen van de archivering, vooral m.b.t. de voorwaarden voor raadpleging. De opdeling in soorten argumenten was daarom heel verhelderend.
ZEVEN STAPPEN VAN EEN MOREEL BERAAD 1. Voor welke beslissing of keuze staat u? Wat is uw voorlopig oordeel? En wat is het voornaamste bezwaar? 2. Welke betrokkenen hebben rechten, belangen of wensen die geraakt worden? 3. Wie neemt de beslissing? 4. Is er nadere informatie nodig om de beslissing op een verantwoorde wijze te kunnen nemen? 5. Wat zijn de argumenten? 6. Wat is de conclusie? Tussenstap: Kunnen we de schade beperken? 7. Hoe voelt u zich bij de genomen beslissing?
57
De deelnemers van onze test waren enthousiast over het moreel beraad. Ze vonden het een goede aanpak om aan de hand van cases met een groep vakgenoten de deontologische code aan te scherpen. Deze gespreksvorm lijkt ook zeer geschikt voor situaties waarin er op korte termijn een beslissing moet worden genomen. Het fijne van deze methode is immers dat de groep eindigt met een conclusie.
HET SOCRATISCH GESPREK
Een socratisch gesprek vertrekt vanuit een filosofische vraag; een vraag waarop men het antwoord niet kan googelen. Dus een vraag die meer gericht is op overtuigingen, waarden, veronderstellingen en abstracte begrippen. Op basis van een concrete casus uit de praktijk zochten de deelnemers via acht stappen naar de achterliggende vraag en de mogelijke argumenten (zie kader). Tijdens onze bijeenkomst vertrokken we van een immateriële erfgoedpraktijk waarbij dieren betrokken waren: aanleiding voor discussies tussen vooren tegenstanders. De inbrenger vroeg zich af of ze juist had gehandeld door te verwijzen naar haar eigen relatie met die praktijk. Nadat we het verhaal hadden beluisterd gingen we op zoek naar de vraag
Een socratisch gesprek vertrekt vanuit een filosofische vraag; een vraag waarop men het antwoord niet kan googelen.
ACHT STAPPEN VAN EEN SOCRATISCH GESPREK 1. De concrete case en de ervaring van de inbrenger beluisteren. 2. Doorvragen zodat de deelnemers de ervaring als een film voor zich zien. 3. Filosofische vragen bij de casus formuleren. 4. Een vraag kiezen. 5. Antwoorden en argumenten formuleren met betrekking tot een specifiek moment in de casus. 6. De argumenten kritisch bevragen. 7. Doordenken over aannames, waarden en principes. 8. Nabespreken.
achter de vraag. We besloten om door te praten over de kwestie: hoe betrokken mag je als begeleider zijn? Op basis van dit uitgangspunt voerden we een gesprek dat argumenten kritisch tegen het licht hield. De gespreksleider daagde ons ook expliciet uit om tegenargumenten te formuleren. We bespraken in alle rust en openheid wat we dachten over deze casus en waarom. Daarbij hadden we veel aandacht voor de formulering van de argumenten: welke woorden gebruikten we en welke (onbewuste) aannames schuilen daaronder? Tot een consensus kwamen we niet, maar we hadden wel samen nagedacht over de vraag of neutraliteit in dit soort discussies überhaupt mogelijk is.2
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
Foto: RF Studio, via Pexels, CC0
58
De deelnemers vonden het socratisch gesprek een interessante formule om samen fundamentele issues uit de erfgoedpraktijk te onderzoeken, zoals neutraliteit en professionaliteit. Het is een goede aanpak om meerstemmigheid te bevorderen en aannames te onderzoeken. Deze gespreksvorm leek ons vooral een ideale training in gespreksvaardigheden, omdat het aanzet om goed te luisteren en zich te verplaatsen in het standpunt van de ander. Met alle confrontatie, irritatie en niet-weten dat daarbij hoort.
HET DEBAT ZONDER OPINIES
In deze werkvorm leven deelnemers zich in beide kanten van een stelling in. De focus ligt namelijk op de vorm van de argumenten, hoe ze zijn geformuleerd en tellen als argument.3 Deze techniek kent zeven stappen (zie kader).
Volodymyr Hryshchenko via Unsplash, CC0
We pasten deze werkvorm toe op de vraag: “Moeten we alle asbest uit onze collecties verwijderen?” We moesten geen keuzes maken, evenmin een definitief oordeel vellen , maar vooral heel scherp kijken naar ons woordgebruik en de eventuele aannames die daaronder lagen. We keken ook naar kernwaardes, zoals in dit geval de gezondheid en de integriteit van het erfgoed. Deze benadering zorgde voor een zekere afstandelijkheid, die hielp om de ingebrachte argumenten te begrijpen. Waar de vorige twee werkvormen vooral plenair bleven, zorgde de afwisseling met het werken in kleine groepjes voor een fijne dynamiek. De groep vond dit een ideale methodiek om gespreksvaardigheden aan te leren: leren luisteren en afstand nemen van de eigen opinie. Deze kan ingezet worden om een thema te verkennen en te verdiepen. Het is een werkvorm die vertrouwen schept en die dus ook een opstapje kan zijn naar de andere methodieken. De deelnemers hadden ook het gevoel dat deze methodiek makkelijker aan te leren is dan de eerdere twee: dit zouden we, mits enige oefening, zelf kunnen modereren.
VOOR HERHALING VATBAAR?
FARO organiseert vanaf het najaar 2022 masterclasses over verschillende gesprekstechnieken. Op basis van onze verkenning denken we dat het moreel beraad, het socratisch gesprek en het debat zonder opinies daar zeker een plek in kunnen hebben. Maar tegelijk maakten we ons ook de bedenking dat deze filosofische technieken heel talig zijn en een hoog niveau van abstract denken vragen. In die zin zijn ze niet voor iedereen geschikt. Er zijn ook andere werkvormen denk-
ZEVEN STAPPEN VAN HET DEBAT ZONDER OPINIES 1. Vraag formuleren en kiezen. 2. Argumenten pro en contra oplijsten (in deelgroepjes). 3. Nagaan of alle argumenten duidelijk zijn. 4. Dubbele argumenten schrappen. 5. In deelgroepjes kiezen wat het sterkste argument pro en contra is. 6. Plenair debat over de kwaliteit van argumenten. 7. Evaluatie.
baar die meer visueel werken, en die via beeld of beweging het denken willen losmaken. Dat is bijvoorbeeld zo in de methodiek van deep democracy en het ervaringsgericht leren. In de toekomstige vormingsreeks willen we ook aandacht hebben voor deze methodieken. Want ethische kwesties aankaarten en bespreken, dat kan op meer dan een manier. ■
Jacqueline van Leeuwen is coördinator vorming en advies bij FARO. Katrijn D’hamers is er adviseur participatie | diversiteit en Elien Doesselaere is adviseur immaterieel erfgoed | communicatiemanager. Bronnen en literatuur 1. Met dank aan Carine Dujardin (KADOC-KU Leuven), Peter Loockx (ETWIE), Frea Vancraeynest en Laura Hemelings (Histories) en Kato Masschelein (CEMPER). 2. K. Van Rossem, Het filosofisch gesprek. De basis. Leuven-Leusden, 2020. E. Wiss, Socrates op Sneakers. Praktische gids voor het stellen van goede vragen, Amsterdam, 2020. 3. Zie K. Van Rossem, e.a. (2017). Leerling of bekeerling. Radicalisering bespreken in de klas. Leuven, Acco, 2017, p. 108 e.v.
59
BEHOEFTEN EN RECHTEN VS. SCHADELIJKE GEVOLGEN
HOE OMGAAN MET ONLINE BELADEN ARCHIEVEN? Nu het einde van de Tweede Wereldoorlog meer dan 75 jaar geleden is, verstrijkt de uiterste termijn waarbij op grond van de Nederlandse Archiefwet de oorlogsarchieven beperkt openbaar zijn. Over deze openbaarheid zonder restricties, en vooral over de plannen om ze online beschikbaar te stellen, rijzen verschillende juridische en ethische vragen. Marianne Loef en Puck Hultsing
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
Z
60
eker als het gaat om gegevens over collaborateurs. Het Netwerk Oorlogsbronnen1 wil met het project Collaborateurs online gezamenlijk een kader ontwikkelen voor het (online) beschikbaar stellen van archieven met persoonsgegevens over collaborateurs uit de Tweede Wereldoorlog. Twee belangen moeten daarbij worden afgewogen: enerzijds de behoefte en het recht van samenleving, wetenschap, onderwijs en publiek om kennis te nemen van de oorlogsgeschiedenis, ook die van familieleden of plaatsgenoten. Anderzijds moet rekening worden gehouden met mogelijke nadelige gevolgen voor nabestaanden van collaborateurs en slachtoffers.2 De discussie over dit onderwerp zal de komende jaren zeker verder gevoerd moeten worden. Toch zijn nu al een aantal richtingen aan te geven.
Juridisch is het op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Archiefwet toegestaan materiaal met betrekking tot overleden personen openbaar te maken, ook bijzondere en gevoelige gegevens over collaborateurs. Ethisch gezien ligt het genuanceerder. Het onderwerp ‘beladen archieven online’ roept nog steeds heftige emoties op bij nabestaanden. Collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog vormt immers nog steeds een taboe. Er bestaan clichébeelden van in het publieke domein, en er is nog steeds sprake van ongenuanceerd goed-foutdenken over de oorlog. Mede daardoor hebben de meeste nabestaanden van collaborateurs hun leven lang, tot op de dag van vandaag, over het verleden van hun familie gezwegen. Vooral de kinderen van de eerste generatie, met geboortejaren circa 1925-1948, hebben zwaar geleden onder de daden van hun ouders en zijn getraumatiseerd. Zij hebben de angst door online
Aanhouding van een van collaboratie verdachte persoon in Den Haag, Ton Bouman, 1945. Collectie: Nederlands Instituut voor Militaire Historie.
Op de website van het Stadsarchief Rotterdam zijn de scans van de arrestantenkaarten uit de Tweede Wereldoorlog in te zien. © Stadsarchief Rotterdam
toegankelijke oorlogsarchieven opnieuw aan de schandpaal te worden genageld, vooral via Twitter en dergelijke.
MEDE-EIGENAARS
Daar staat tegenover dat – soms dezelfde – nabestaanden, die erkennen dat zij er ‘dubbel’ inzitten, stellen dat het juist helend werkt en goed is voor de verwerking van het verleden als de waarheid boven tafel komt. Maatschappelijk gezien is het ook van groot belang dat de archieven openbaar en toegankelijk worden voor het grote publiek en het onderwijs. Juist de kleine verhalen die in de archieven verborgen zitten brengen de geschiedenis van de oorlog dichterbij en inleefbaar. Dat maakt dat we kunnen zien dat de werkelijkheid veel grijzer was dan de clichébeelden van goed vs. fout. Tijdens het symposium dat in oktober 2021 hierover in Amsterdam werd gehouden, kwamen een aantal denkrichtingen naar voren om uit deze dilemma’s te komen.3 Ten eerste de fasering van het online plaatsen. Als in 2025 de archieven fysiek openbaar worden gemaakt, hoeven zij niet meteen allemaal online te komen, wat alleen al vanwege de omvang onmogelijk is. Ten tweede zullen de nabestaanden van zowel slachtoffers als daders betrokken moeten worden; zij zullen zich mede-eigenaar van het project moeten gaan voelen.
Verder is genoemd: het instellen van een ethische commissie, die de organisaties hierin adviseert. Wanneer collectiehoudende organisaties en lotgenotenorganisaties er samen niet uitkomen, zal een commissie die meer op afstand staat advies verlenen. Zo ontstaat een handelingsrepertoire waar collectiehoudende organisaties zich aan kunnen spiegelen. De eindbeslissing over het al dan niet publiceren ligt immers bij hen. Verder is het geven van algemene feitelijke voorlichting voor een breed publiek over de Tweede Wereldoorlog en collaboratie noodzakelijk, en dat zonder moralisme. Ook zullen de archieven, zoals het Centraal Archief Bijzondere Rechtspraak, online goed in context moeten worden gezet. Zonder bijkomende uitleg zijn deze archieven moeilijk te begrijpen. ■ Marianne Loef is eigenaar van Loef Advies, informatiebeheer & privacyrecht, en voormalig provinciaal archiefinspecteur in Noord-Holland. Puck Hultsing is programmadirecteur van het Netwerk Oorlogsbronnen. Bronnen en literatuur 1. Zie: https://www.oorlogsbronnen.nl. 2. Zie ook de gelijkaardige discussie in een eerder nummer van dit tijdschrift; J. Dobbels & R. Daenen, ’Als samenleving moeten we open zijn over wat er gebeurd is‘, in: faro, 14 (2021) 3, pp. 14-19, https://issuu.com/faronet/docs/ faro_2021_14_3_issuu. 3. Het filmpje van het symposium is te zien via https://www.youtube.com/watch?v=JwB_vGY0Sb4. Het eindverslag van ‘Collaborateurs online’ vindt u via: https://www.oorlogsbronnen.nl/nieuws/project-collaborateurs-online.
61
ETHISCHE RICHTLIJNEN ROND IMMATERIEEL ERFGOED
OP ZOEK NAAR HET EVENWICHT Wie immaterieel erfgoed zegt, zegt ethiek. Want geen immaterieel erfgoed zonder gemeenschappen, groepen en individuen die tradities, gebruiken, kennis en gewoonten erkennen als hun immaterieel erfgoed. Een leidraad voor goed gedrag is dus zeker geen overbodige luxe. Zowel Unesco als de Vlaamse overheid brachten ethische principes uit. Hoe ervaren erfgoedwerkers in Vlaanderen deze richtlijnen? En hoe gaan ze ermee aan de slag? faro sprak met Chantal Bisschop (CAG), Jorijn Neyrinck en Shana Van Hauwermeiren (Werkplaats immaterieel erfgoed), Lisanne Renes (stagiair bij Histories) en Anaïs Verhulst (CEMPER). Elien Doesselaere
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
I
62
n het voorjaar van 2015 bevindt de Franse modeontwerper Isabel Marant zich in het oog van de storm. Een blouse uit haar nieuwe collectie vertoont verdacht veel gelijkenissen met een blouse die vrouwen van de Santa Maria Tlahuitoltepec-gemeenschap in Mexico dragen. Te veel volgens hen, en ze overwegen om juridische stappen te ondernemen. Het probleem? Marant nam het design over, zonder verwijzing naar en erkenning van de betrokken gemeenschap van wie dit erfgoed is. Marant handelde dus onethisch: ze ging aan de slag met het design, zonder medeweten of voorafgaande, geïnformeerde toestemming van de immaterieelerfgoedgemeenschap. In datzelfde jaar houdt Unesco de twaalf ethische principes boven de doopvont. Die zijn bedoeld als leidraad voor iedereen die direct of indirect te maken heeft met het borgen van immaterieel
erfgoed.1 Daarbij wordt de autonomie van gemeenschappen heel erg benadrukt. In het werken met immaterieel erfgoed begint alles immers bij de erfgoedgemeenschappen die tradities, gebruiken, kennis en kunde van vandaag erkennen als hun immaterieel erfgoed. De verantwoordelijkheid voor het borgen van het erfgoed ligt altijd bij hen. Zij beslissen welke acties ze ondernemen, en welke niet, met betrekking tot hun erfgoed. Het idee achter deze principes? Gemeenschappen versterken en een kader bieden voor gepaste vormen van interventie van buitenaf, met respect voor (de autonomie van) gemeenschappen. In die zin weerspiegelen de richtlijnen ‘de geest van de conventie’ (voor het borgen van immaterieel cultureel erfgoed uit 2003, red.). De erfgoedwerkers aan tafel zijn goed vertrouwd met deze set ethische richtlijnen; ze brengen ze immers elke dag in de praktijk. De richtlijnen geven een dui-
Garnaalvisser worden staat voor iedereen open. Foto: Dirk Van Hove, via Flickr, CC BY-NC-ND 2.0
Dansers uit de Mexicaanse Santa Maria Tlahuitoltepec-gemeenschap dragen de typische blouse uit de streek. Foto: Secretaría de Cultura de la Ciudad de México, via Flick, CC BY-SA 2.0
Tijdens de hondenzwemming van Sint-Baafs-Vijve staat ook een dierenarts paraat. Foto: inkkroon, via Pixabay, CC0
Aalst Carnaval. Foto: Alex Sky, via Pixabay, CC0
63
delijk overzicht van waar de conventie voor staat en waar het om draait. Zowel voor de gemeenschappen zelf als voor erfgoedwerkers die hen ondersteunen.
EN IN VLAANDEREN
De Unesco-richtlijnen zijn expliciet bedoeld als basis voor de verdere ontwikkeling van ethische codes. Het staat landen of andere spelers dus vrij om deze principes te vertalen naar hun specifieke situatie. Vlaanderen ging hiermee al aan de slag. In 2019 publiceerde de Vlaamse overheid een ‘Verklaring van ethische principes’, als onderdeel van de Inventaris Vlaanderen van het Immaterieel Cultureel Erfgoed.2 Anders dan bij Unesco bestaat de doelgroep hier uit de gemeenschappen die een plek ambiëren op de Inventaris Vlaanderen. Zij moeten deze verklaring ondertekenen. Deze ethische principes maken duidelijk in welk kader ze instappen, en welke regels er binnen het kader gelden. Het oordeel van de erfgoedwerkers aan tafel? Het is goed dat de verklaring er is, maar het is slechts een eerste stap in de richting van een nog uit te bouwen, algemener instrumentarium rond ethiek en immaterieel erfgoed, op maat van de situatie in Vlaanderen.
EEN WELOMLIJND KADER
Een praktijk benoemen als immaterieel erfgoed betekent dat je je inschrijft in een bepaald paradigma. Immaterieel-erfgoedgemeenschappen hebben het eerste en het laatste woord over hun erfgoed. Tegelijkertijd, zo stelt Unesco, mogen praktijken niet in strijd zijn met zowel de mensenrechten als met duurzame ontwikkeling. Daarenboven moeten ze getuigen van wederzijds respect. De combinatie van deze regels zorgt soms voor frictie.
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
GENDER
64
Jorijn (Werkplaats immaterieel erfgoed) geeft een voorbeeld: “Gendergelijkheid is, samen met Afrika, een van de twee globale prioriteiten van Unesco. Unesco ontplooit heel wat acties rond dit thema. Maar binnen de werking rond immaterieel erfgoed lopen ze op de toppen van hun tenen. Waarom? Ook hier speelt het spanningsveld tussen de principes van immaterieel erfgoed enerzijds en de mensenrechten anderzijds. Gemeenschappen mogen zelf kiezen hoe ze hun tradities beleven, en in sommige gevallen valt dat niet te rijmen met gendergelijkheid. Wat dan? Die spreidstand zit inherent vervat in de conventie, en het voeren van een discussie over (gelijkwaardigheid van) gender in een mondiale context blijkt verre van evident.”
DIEREN
Dierenwelzijn was een aantal jaren geleden een heet hangijzer, en het is nog steeds een belangrijk aandachtspunt. Veel gemeenschappen gaven gehoor aan die roep naar meer dierenwelzijn en pasten hun tradities en gebruiken in die zin aan. Een mooi voorbeeld is de jaarlijkse hondenzwemming in Sint-Baafs-Vijve. De organisatoren, bewust van de veranderende tijdgeest, hechten veel belang aan dierenwelzijn. In 2015 nodigden ze GAIA zelf uit om het gebruik door te lichten. Dat had de dierenrechtenorganisatie nog nooit meegemaakt. Met als resultaat een verstrengd wedstrijdreglement en een strikt afgebakende wedstrijdzone, enkel toegankelijk voor mensen met een polsbandje. Ook staan duikers, een hondengedragstherapeut en een dierenarts paraat tijdens het evenement.
RACISME
Een ander paar mouwen zijn tradities die blijk geven van (onbedoeld) racisme. Het schrappen van Aalst Carnaval van de Representatieve Lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid past in dit rijtje. In alles wat Unesco doet, staat het bouwen aan vrede voorop, met respect voor elkaar als cruciale voorwaarde. Het werken rond immaterieel erfgoed is een van die instrumenten om dat te realiseren. Maar wat als een traditie in strijd lijkt te zijn met dat vredesidee? Volgens de ethische principes mag er van buitenaf niet geoordeeld worden over een praktijk.3 Maar dat is niet de enige regel die geldt. Unesco beargumenteerde dat de invulling van Aalst Carnaval niet langer strookt met de principes van de conventie, zoals het wederzijdse respect tussen gemeenschappen. Ook oordeelde Unesco dat hun geloofwaardigheid op de helling staat, doordat Aalst Carnaval in hun ogen racistische, antisemitische en xenofobe representaties toelaat.
In alles wat Unesco doet, staat het bouwen aan vrede voorop, met respect voor elkaar als cruciale voorwaarde. Het werken rond immaterieel erfgoed is een van die instrumenten om dat te realiseren. Maar wat als een traditie in strijd lijkt te zijn met dat vredesidee?
Een roetveegpiet op bezoek in een school. Foto: Ziko van Dijk, via Wikipedia, CC BY-SA 4.0
Denk ook aan de figuur van Zwarte Piet. Ook hierover zijn de meningen verdeeld: is dit een racistisch gebruik of niet? CEMPER staat hier voor een dilemma. Bij de productie van een kinderliedjesboek haalde een Sinterklaasliedje de selectie. Hoe het liedje precies gezongen wordt, verschilt echter. De ene zingt ‘zwarte pieterbaas’, bepaalde leerkrachten laten hun leerlingen ‘trouwe pieterbaas’ zingen, ook ‘lieve pieterbaas’ komt voor. Welke versie neemt CEMPER op? Dat ‘zwarte pieterbaas’ nog vaak voorkomt, is een argument om het liedje zo op te nemen, inclusief uitleg hoe er vandaag naar de traditie gekeken wordt. Er valt ook veel te zeggen voor ‘trouwe pieterbaas’. Anaïs heeft hierbij het oncomfortabele gevoel dat ze de traditie in een bepaalde richting stuurt. Na vergelijkend onderzoek op YouTube van zo’n veertigtal fragmenten valt de keuze op ‘lieve pieterbaas’.
RECHT DOEN
Deze kwesties raken ook aan het spanningsveld tussen enerzijds alweer de autonomie van erfgoedgemeenschappen en anderzijds maatschappelijke tendensen. Immaterieel erfgoed leeft, en evolueert mee met de tijd. Maar wat als een erfgoedgemeenschap ervoor kiest om zich af te sluiten van bepaalde evoluties? Hoe meer gemeenschappen voelen dat ze onder druk komen te staan of zich geïsoleerd voelen, hoe groter de kans ook dat ze vasthouden aan de huidige vorm van hun traditie.
Bovenstaande cases tonen aan dat er meer mensen betrokken zijn, of zich zo voelen, bij een praktijk dan enkel degenen die hem beoefenen. Dat kan gaan schuren. De deelnemers geven aan dat ze gemeenschappen nooit zullen pushen in deze of gene richting, uit respect voor hun autonomie. Wat ze wél doen, is een kritische blik van buitenaf bieden en hen wijzen op verschillende pistes met het oog op het voortbestaan van een gebruik. Wil je als erfgoedwerker ethisch handelen, dan moet je recht doen aan alle betrokkenen en telkens opnieuw de verschillende belangen, rechten en wensen afwegen. Dat wordt ook duidelijk tijdens het gesprek: ethische richtlijnen staan nooit op zichzelf. Dat zou niet ethisch zijn. Ze zijn een hulpmiddel, geen instrument dat dé waarheid in pacht heeft. Ze gaan altijd in dialoog met elkaar én met andere kaders én ze zijn vervat in een context. Telkens opnieuw moeten de verschillende kaders afgewogen worden tegen elkaar. Enkel zo beoefenen we een ethische erfgoedpraktijk. ■ Elien Doesselaere is adviseur immaterieel erfgoed | communicatiemanager bij FARO. Bronnen en literatuur 1. Voor de twaalf ethische principes van Unesco, zie: https://ich.unesco.org/en/ ethics-and-ich-00866. 2. Voor de acht ethische principes van Vlaanderen, zie: https://www.vlaanderen. be/cjm/sites/default/files/2019-10/ICE_Verklaring_van_ethische_principes.pdf. 3. “Each community, group or individual should assess the value of its own intangible cultural heritage and this intangible cultural heritage should not be subject to external judgements of value or worth.”
65
NIEUWE TECHNIEK, NIEUWE VRAGEN
HOE ETHISCH IS GEZICHTSHERKENNING OP ERFGOEDCOLLECTIES? Voor veel fotografische en audiovisuele collecties zijn er nauwelijks beschrijvende metadata beschikbaar. De aanmaak daarvan is immers een arbeidsintensieve klus die veel inhoudelijke kennis vergt. Kan dat proces deels geautomatiseerd worden door het gebruik van gezichtsherkenningstechnologie? Betere inhoudelijk beschrijvende metadata verhogen de vindbaarheid van het materiaal. Maar de toepassing van gezichtsherkenning roept ook juridische en ethische vragen op. Bart Magnus
H ETHIEK EN DEONTOLOGIE
et FAME-project rond gezichtsherkenning in cultureel-erfgoedcollecties startte in maart 2021 en loopt nog tot september van dit jaar.1 Initiatiefnemer is meemoo, met IDLab (UGent) als technische partner. Vier organisaties met een collectie zijn betrokken: KOERS, het Archief van het Vlaams Parlement, Kunstenpunt en ADVN.
66
TECHNOLOGIE IS NIET NEUTRAAL
Wanneer gezichtsherkenningstechnologie ingezet wordt om cultureel erfgoed te metadateren, speelt de juridische en ethische context een belangrijke rol. Technologie is immers niet neutraal of onschuldig. Ze kan in een correct juridisch en ethisch kader nobele doelen dienen, maar in andere contexten ook de rechten en vrijheden van burgers beknotten of in gevaar brengen. Zo is artificiële intelligentie (AI), waar gezichtsherkenning deel van uitmaakt, controversieel.2
Ethiek gaat over de morele principes die ons gedrag en onze handelingen sturen. Maar ‘het juridische’ en ‘het ethische’ zijn niet altijd eenvoudig te scheiden. Ethische principes liggen regelmatig aan de basis van wetgeving, maar ethiek gaat verder dan wat in wetteksten vervat zit. Bij het toepassen van gezichtsherkenning op erfgoedcollecties dienen niet alleen de nodige juridische waarborgen ingebouwd te worden, maar spelen ook ethische afwegingen een rol: wanneer is gezichtsherkenningstechnologie ethisch verantwoord? Wat zijn de potentiële schadelijke of nadelige gevolgen? En kan de technologie zelf (of de inzet ervan) bijgestuurd worden om problematische situaties te voorkomen?
WIELRENNERS EN POLITICI
Samen met de partners definieerden we doelcollecties die we binnen FAME metadateren. De keuze voor collecties over publieke figuren
Si Janko Ferlic via Unsplash, CC0 Tima Miroshnichenko via Pexels, CC0
Nappy, CC0
Nappy, CC0 Arif Isomoto via Pexels, CC0
Yuri via Pexels, CC0
– wielrenners, politici en podiumkunstenaars – verkleint het aantal juridische en ethische obstakels en beperkt de (mogelijk nadelige) impact op privépersonen. De toepassing van gezichtsherkenningstechnologie vereist goede referentiesets: verzamelingen foto’s waarvan we zeker zijn dat ze een bepaalde persoon afbeelden. Een algoritme zal die referentiefoto’s vergelijken met de foto’s uit de doelcollecties en voorspellen met welke waarschijnlijkheid afgebeelde personen daar ook in voorkomen. De referentiefoto’s zijn deels afkomstig van de partnerorganisaties en andere collectiebeheerders3 en deels van het web gehaald, via API’s4 en manuele zoekopdrachten.
De keuze voor collecties over publieke figuren – wielrenners, politici en podiumkunstenaars – verkleint het aantal juridische en ethische obstakels en beperkt de (mogelijk nadelige) impact op privépersonen.
Hoe ethisch is het massaal verzamelen (inclusief scrapen5) en bewaren van foto’s op het web, zonder toestemming van de afgebeelde personen? Is er een verschil wanneer de foto’s tot het publieke domein behoren of onder een vrije licentie gepu-
67
bliceerd zijn?6 Er ontstaat een spanning tussen open content en ethische overwegingen wanneer open content gebruikt wordt voor AI, al dan niet door grote commerciële spelers of overheden. We moeten zowel naar het uiteindelijke doel als naar de eventuele negatieve gevolgen kijken om te bepalen of het massaal verzamelen van foto’s voor gezichtsherkenning ethisch verantwoord is.
EFFICIËNTIEWINST VS. GEVAREN
We zetten gezichtsherkenning in en creëren referentiesets om door gedeeltelijke automatisering het traditionele manuele werk van collectieregistratoren – erfgoed beschrijven – op te schalen. Een verwerking waarbij enkel publieke figuren worden geïdentificeerd kan ethisch verantwoord worden. Maar blijft zo’n verantwoording overeind als we onze referentiesets ook buiten FAME zouden delen?
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
Zeker binnen de cultureel-erfgoedcontext in Vlaanderen is er een potentiële efficiëntiewinst verbonden aan het delen en hergebruiken van referentiesets. Zo kunnen de instellingen het intensieve proces van de samenstelling van referentiesets rationaliseren. Het delen van foto’s impliceert controleverlies: kunnen en/of moeten we anticiperen op potentieel misbruik? Hoe bewaken we het evenwicht tussen enerzijds het verzekeren van open data en transparante processen en anderzijds het voorkomen van ongewenst hergebruik ervan? In het verleden zijn grote open datasets op grote schaal gebruikt voor zowel commerciële gezichtsherkenningstoepassingen als voor politionele toepassingen. Hoe kunnen we het ongewenst gebruik van de gecreëerde referentiesets door derden vermijden?
68
Wereldwijd ontstaan bewegingen om het gebruik van AI te reguleren. In de aanloop naar een nieuwe verordening nam het Europees Parlement een aantal belangrijke resoluties aan. Een eerste resolutie wil het gebruik van gezichtsherkenningstechnologie door politiediensten in de openbare ruimte en bij grenscontroles onmogelijk maken. Een tweede is expliciet gericht op AI in het onderwijs en in de culturele en audiovisuele sector. Naast deze regelgevende kaders is beroepsethiek essentieel bij de toepassing van AI in onze sector. De maatschappelijke missie en het waardenkader van cultureel-erfgoedorganisaties kunnen die beroepsethiek vormgeven.7
MAATSCHAPPELIJKE ONGELIJKHEDEN
Een andere uitdaging die zich bij AI-toepassingen stelt is dat algoritmen vooringenomen kunnen zijn, de zogenaamde bias. Binnen gezichtsherkenningstoepassingen komen vooral raciale en gender-biases voor. Grote technologiebedrijven trainen gezichtsherkenningsmodellen met
Boven: Josse De Pauw en danseres Fumiyo Ikeda (ca. 1979), Gebaseerd op een foto van Michiel Hendryckx, CC0 Onder: Vier CVP-premiers: Jean-Luc Dehaene, Leo Tindemans, Wilfried Martens en Mark Eyskens. Gebaseerd op een foto van Michiel Hendryckx. Bron: Wikimedia Commons, CC BY-SA 3.0
massa’s data. Deze modellen gebruiken ze in hun producten of bieden ze aan in commerciële toepassingen. Vaak zijn ze weinig transparant over de gebruikte algoritmen en baseren ze zich op trainingsdata die onvoldoende representatief zijn. Zo zijn etnische minderheden, vrouwen, kinderen en mensen met fysieke beperkingen vaak ondervertegenwoordigd. Het gevaar is dat bestaande maatschappelijke ongelijkheden bevestigd of vergroot worden. Het is niet alleen van belang om, waar mogelijk, bias te voorkomen, maar ook om de gevolgen te proberen beperken en de potentiële bias maximaal zichtbaar te maken.
GERICHT HERKENNEN
In FAME voorkomen we biases deels door voor elke pilot zorgvuldig gecreëerde referentiedata-
We weten immers wie wanneer Vlaams Parlementslid was, wie meespeelde in bepaalde podiumproducties en wie actief was als wielrenner.
sets te gebruiken. Enkel voor de gezichtsdetectie gebruiken we een open model met een publiek beschikbare (en dus verifieerbare) dataset.8 We zetten het model in om een aantal sleutelpunten in een beeld te detecteren die nodig zijn om een persoon te herkennen.
Deze aanpak is niet sluitend. Bias kan immers al optreden in de fase waarin software ‘mensen’ op foto’s detecteert. Op foto’s een mens van ‘niet-mensen’ onderscheiden impliceert een bepaalde normering; noodzakelijk om zinvolle categorieën te creëren en zo valse positieven en negatieven te vermijden. De karakterisering van het concept ‘mens’ bepaalt niet enkel of er niet te veel ‘niet-mensen’ als ‘mens’ worden gecategoriseerd, maar ook of alle mensen even goed herkend worden, ongeacht hun fysieke eigenschappen of kledij (bv. wielerpetjes, hoofddoeken, tulbanden ...).
WAT WIJ VASTSTELDEN
We controleerden het gebruikte algoritme op bias door een manuele steekproef. De resultaten zijn op het eerste gezicht geruststellend. Zo bleken hoofddeksels, een zonnebril, een hoofdtelefoon en zelfs een mondkapje geen probleem voor automatische gezichtsdetectie. We zochten ook naar valse negatieven, foto’s waarop verkeerdelijk geen gezichten gedetecteerd werden. Op 583 bekeken foto’s zagen we 34 gezichten die het algoritme niet detecteerde. Meestal waren daar logische oorzaken voor:
Bron: Wikimedia, CC BY-SA 4.0
Uit beschikbare metadata kunnen we afleiden welke personen mogelijk worden afgebeeld. We weten immers wie wanneer Vlaams Parlementslid was, wie meespeelde in bepaalde podiumproducties en wie actief was als wielrenner. Zorgvuldig samengestelde ‘ground truth’-referentiesets helpen het algoritme om te voorspellen wie wordt afgebeeld. We zoeken dus niet blind naar alle mogelijke politici, podiumkunstenaars en wielrenners. Met behulp van een relatief beperkte en
door ons samengestelde referentieset van foto’s zoeken we naar specifieke personen waarvan we weten dat er een redelijke kans is dat ze voorkomen in de collecties.
69
Ambrosius van Milaan, door Claude Vignon (1623-1625) Collectie: Minneapolis Institute of Arts.
» slechte kwaliteit van de foto’s; » gedeeltelijke onzichtbaarheid van het gezicht; » ongewone houdingen en gelaatsuitdrukkingen.
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
Vaak resulteert een van die factoren nog wel in een gezichtsdetectie, zij het met een lagere probabiliteit. De combinatie van bijvoorbeeld een sterke grimas met een zijaanzicht kan resulteren in een detectiescore die te laag is om als ‘gezicht’ te worden weerhouden.
70
Wij vonden onvoldoende indicatie voor raciale bias. Mensen die niet gedetecteerd werden zijn overwegend witte mannen en vrouwen, al zijn die ook het sterkst vertegenwoordigd in de dataset. Slechts op twee foto’s met een gemiste gezichtsdetectie staat een niet-witte man, maar telkens zijn andere verklaringen dan bias waarschijnlijker voor de niet-detectie: o.a. haar voor het gezicht, slechts één oor zichtbaar en vrij sterk gepixeleerde zwart-witfoto’s. Daarnaast waren er slechts zeven vals positieve gezichtsdetecties. In drie
gevallen detecteerde het algoritme een tekening met een gezicht, een beeldje of een pop op de achtergrond als mens. In de andere gevallen konden wij zelf niets detecteren dat op een gezicht lijkt. Genderdetectie kan een manier zijn om valse positieven uit matchingresultaten te filteren. Het algoritme kan echter ook fouten maken bij de genderbepaling, ook omdat niet iedereen zich herkent in een binaire opsplitsing tussen vrouw en man. In FAME is geen genderdetectie gebruikt.
JOBS BEDREIGD?
Een (veelgehoorde) kritiek op nieuwe technologieën, en zeker op AI, is dat ze jobs bedreigen. Chirurgen zouden overbodig worden omdat robots nauwkeuriger opereren. Zelfrijdende bussen zouden veiliger zijn dan bussen met chauffeur. Dergelijke vrees is van alle tijden. Hij is menselijk en begrijpelijk, maar weinig gefundeerd. Onderzoek toont aan dat technologische evoluties ertoe
leiden dat bepaalde jobs verdwijnen, maar dat er evenzeer andere jobs bijkomen. Uit recente evoluties blijkt dat technologie zelfs zorgt voor een nettotoename van jobs.9 Wel veranderen de jobs door de toegenomen automatisering van repetitieve taken. Laaggeschoolden zijn daarbij het kwetsbaarst omdat zij vaak dergelijke taken uitvoeren. Binnen FAME richten we ons op de automatisering van werk dat vandaag wegens tijdgebrek en personeelstekort niet gebeurt om tot betere metadata, een grotere zichtbaarheid en vlottere toegang tot de collecties te komen. Deze automatisering betekent niet dat machines mensen vervangen. Mensen denken en redeneren, machines maken berekeningen waarvoor ze geprogrammeerd zijn. De samenwerking tussen mens en algoritme blijft cruciaal. De rol van de mens achter de machine wordt in zekere zin zelfs belangrijker dan voordien.
EN DE MILIEU-IMPACT?
Gezichtsdetectie en -herkenning zijn processen die veel rekenkracht en energie vragen. Niet alleen het gebruik, maar ook de ontwikkeling van de software die eraan voorafgaat vereist veel energievretende training. Een substantieel deel van die benodigde energie komt niet uit hernieuwbare bronnen. Zoals bij alle ethische kwesties die hier aan bod komen zijn zowel het terugdringen van nefaste effecten (bv. door energie-efficiëntere workflows en algoritmen) als transparantie belangrijke aandachtspunten.
DATA LABELLERS
Algoritmen trainen met grote hoeveelheden data vraagt veel mankracht. Wie dat werk van data labelling (en eventuele manuele validatie) uitvoert, en in welke omstandigheden dat gebeurt, varieert. Soms gaat het om correct betaalde vaste werknemers, soms om stagiairs of vrijwilligers, al dan niet via crowdsourcing. Soms wordt ook beroep gedaan op zogeheten ‘ghost workers’ of ‘click workers’ in lageloonlanden met penibele arbeidsomstandigheden. Binnen FAME gebruiken we enkel voor het onderdeel van gezichtsdetectie eerder ontwikkelde software. We weten wel wie Insightface heeft ontwikkeld, maar niet met welk doel en in welke omstandigheden dat is gebeurd. Ook hoe cultureel-erfgoedorganisaties de manuele validatie van de matchingresultaten aanpakken blijft een ethisch aandachtspunt.
DE KARDINALE DEUGDEN
opstellen zijn mogelijke pistes, al is de vraag of een simpele checklist zal kunnen bewerkstelligen wat hij beoogt. AI-toepassingen zijn zo divers en de technologie verandert zo snel dat een lijstje altijd onvolledig en snel verouderd zal zijn. Ambrosius van Milaan beschreef in de vierde eeuw de “kardinale deugden”, kerndeugden die eeuwen voor hem de filosofen Plato en Aristoteles al aanhaalden. Het Montreal AI Ethics Institute hanteert ze als leidraad voor ethische AI-toepassingen.10 Het gaat om:
» Prudentia (voorzichtigheid - verstandigheid -
wijsheid); » Iustitia (rechtvaardigheid - rechtschapenheid); » Fortitudo (moed - doorzetting); » Temperantia (gematigdheid - zelfbeheersing). Hoewel het voorkomen van ongewenste uitkomsten noodzakelijk blijft, is de grootste garantie op ethische AI wellicht dat iedereen die betrokken is bij een AI-project dat vanuit deze vier deugden doet. De focus komt zo immers te liggen op het gedrag van mensen, en dat gaat verder dan het juridische kader. Bovendien – zo heeft de geschiedenis reeds bewezen – bezitten deze deugden een tijdloosheid die razendsnelle technologische evoluties doorstaat. ■ Bart Magnus11 focust zich bij meemoo op onder meer erfgoed uit de kunsten, thema’s als auteursrechten, digitale maturiteit en ethische aspecten van technologie. Hij begeleidt samenwerkingen tussen de cultuursector en Wikimedia-platformen. Bronnen en literatuur 1. Zie projectpagina op https://meemoo.be/nl/projecten/fame-gezichtsherkenning-als-tool-voor-metadatacreatie. FAME- staat voor FAce MEtadata. 2. Zie bijvoorbeeld de BBC-reportage Are you scared yet, human?: https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/are-you-scared-yet--human-/2021/are-youscared-yet--human 3. O.a. Amsab-ISG, KADOC en Liberas. 4. Een API (Application Programming Interface) is een software-interface die het mogelijk maakt dat twee applicaties met elkaar kunnen communiceren. 5. Scrapen is een techniek waarbij gegevens, in dit geval van een publieke website, automatisch geëxtraheerd (of ‘geschraapt’) worden. 6. Een organisatie als Creative Commons profileert zich duidelijk als voorstander van text and data mining op CC-gelicentieerde content. Zie https://bit.ly/3vj3bre en https://bit.ly/38Tw71A. 7. Denk bv. aan waarden als diversiteit, participatie, het perspectief van erfgoedgemeenschappen. Maar ook de geest van bestaande ethische beroepscodes zoals die van ICOM en ICA. Specfieker is er ook deze Unesco-aanbeveling: https://montrealethics.ai/unescos-recommendation-on-the-ethics-of-ai 8. buffalo_l van Insightface (https://insightface.ai), een open source softwareproject voor gezichtsherkenning. Zie https://github.com/deepinsight/insightface/tree/master/model_zoo. 9. M. Ploeger, ‘Door automatisering krijgen we een grote herverdeling van werk’, op: https://www.socialevraagstukken.nl/interview/door-automatisering-krijgen-we-een-grote-herverdeling-van-werk. 10. R. Khurana, ‘Virtues Not Principles’, op: https://montrealethics.ai/ virtues-not-principles 11. De auteur dankt zijn collega’s Ellen Van Keer en Rony Vissers voor hun medewerking aan dit artikel.
Hoe zorgen we voor een ethisch verantwoorde toepassing van AI in de cultureel-erfgoedsector? Internationale richtlijnen of een ethische code
71
DE E.C.C.O.-CODE IN DE PRAKTIJK
“Geen hobby maar een echt beroep” De E.C.C.O.-code, de deontologische code voor conservatie-restauratie, biedt toegepaste ethiek voor het beroepsprofiel conservatie-restauratie. De Beroepsvereniging voor Conservators-Restaurateurs van Kunstvoorwerpen (BRK) is stichtend lid van E.C.C.O. (of, voluit: European Confederation of ConservatorRestorers’ Organisations). Alle leden van de BRK werken volgens deze E.C.C.O.code.1 faro sprak over de manier waarop deze Europese code in België wordt toegepast met David Lainé, vicevoorzitter van de BRK. Anne-Cathérine Olbrechts en Julie Lambrechts | Foto's: © IPARC
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
Wat is de meerwaarde van deze code? David Lainé: “In totaal bevat de code 28 artikels.2 De drie belangrijkste principes zijn: reversibiliteit, de ingreep tot het minimum beperken en herkenbare interventies. De code werkt in het algemeen zeer goed, omdat ze de grenzen van de conservator-restaurator aangeeft. En omdat ze heel duidelijk maakt dat restaureren geen hobby is, maar een echt beroep.”
72
Zijn er in de code artikels die u minder goed vindt? Lainé: “Er zijn volgens mij twee artikels die we niet altijd even goed toepassen, namelijk artikel 12 en 13. Het eerste gaat over permanente vorming. Doordat het beroep in België niet erkend is, is er ook geen controle. Daardoor kan je, bij onvoldoende bijscholing, niet uit de orde worden gezet – iets wat bij artsen en psychologen bijvoorbeeld wel het geval is. Door het ontbreken van een stimulans houden sommigen heel lang vast aan verouderde technieken. Artikel 13 stelt dan weer dat het samenwerken met andere professionals en het uitwisselen van informatie noodzakelijk is. In de praktijk worden er echter weinig rapporten
gedeeld. Dit is vooral het geval bij de oudere generatie, en minder bij de jongere generatie. Daardoor gaat er heel wat kennis verloren als een collega met pensioen gaat.” De BRK heeft een deontologische raad. Welke zaken behandelt die? Lainé: “Beoefenaars van vrije beroepen met een ethische code hebben in België verplicht een deontologische raad. Die toetst of de code is gevolgd; denk maar aan de Orde van advocaten. Gelukkig zijn er niet veel zaken die deze raad behandelt. Ze wordt hoogstens eens per jaar aangesproken wanneer er een geschil is tussen een klant en een BRK-lid of onder BRK-leden. We gebruiken deze raad niet om met het vingertje te wijzen; wanneer er bijvoorbeeld te weinig vorming wordt gevolgd. Deze raad bestaat uit zeven leden van de BRK.” Is er nog iets dat u eventueel zou willen toevoegen aan de huidige code? Lainé: “De verplichting van een professionele verzekering. Nu ben je als conservator-restaurateur niet verplicht om een verzekering te nemen. Daardoor doen velen dit niet. Bovenop het feit dat je niet
verzekerd bent, krijg je hierdoor ook oneerlijke concurrentie omdat dergelijke verzekeringen een extra kost zijn die je doorrekent aan de klant. Verzekeraars hebben geen op maat gemaakte modules. Zij verzekeren ook niet graag omdat het beroep niet erkend is. De BRK vond een oplossing met een verzekeraar die een op maat gemaakte verzekering aanbiedt voor onze leden. Wij hadden graag gezien dat dit werd opgenomen in de Europese code, maar dit is uiteindelijk niet doorgevoerd, omdat andere E.C.C.O.-leden het hier niet mee eens waren.” Nog los van de deontologische code, wat zijn de uitdagingen bij het uitoefenen van het beroep? Lainé: “De grootste uitdaging zijn de verwachtingen van het publiek. Klanten zijn meestal niet op de hoogte van de code. Vooral bij particulieren is dit een uitdaging. Men heeft vaak wensen die veel verder gaan dan enkel de noodzakelijke ingrepen. Het is een taak van de conservator-restaurateur om het publiek bewust te maken van wat conservatie-restauratie inhoudt. Een andere grote uitdaging is, zoals ik zei, dat het beroep in België niet erkend is. Hierdoor moet men opboksen tegen hobbyisten of zelfverklaarde restaurateurs. Er zijn ook andere spelers in het veld die zaken doen die niet stroken met de deontologische code, en dus wel soms de wensen van de klant volgen. Bovendien mogen ambachtslui een btw-tarief van 6 % doorrekenen – net als kunste-
De code werkt in het algemeen zeer goed, omdat ze de grenzen van de conservatorrestaurator aangeeft.
naars. Conservators-restaurateurs hanteren een btw-tarief van 21 %. Dus waarom een conservator-restaurateur nemen? Er zijn landen waar het beroep erkend is, zoals in Griekenland, Italië en Portugal. BRK ijvert al jaren voor een erkenning in België. Maar dat blijkt heel complex door onze staatsstructuur. Daarom zetten we onder meer in op het formuleren van een Vlaamse beroepskwalificatie die duidelijk maakt dat wat een goede conservator-restaurateur doet niet zomaar een hobby is, dan wel een echt beroep waarvoor een masteropleiding vereist is. En die werkt met een professionele code.” ■ https://aproa-brk.org
Anne-Cathérine Olbrechts en Julie Lambrechts zijn allebei adviseurs behoud & beheer bij FARO. Bronnen en literatuur 1. https://www.ecco-eu.org/about-e-c-c-o/ 2. https://www.ecco-eu.org/wp-content/uploads/2021/03/ECCO_professional_guidelines_II.pdf
73
INTERNATIONAAL
© Ministère de la Culture et du Patrimoine Cultural, Gouvernement des Canaries
ETHIEK IN DE PRAKTIJK
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
ZES INTERNATIONALE STEMMEN Deontologische codes spelen niet alleen een rol in Vlaanderen, ze worden ook internationaal gedragen en gebruikt. faro vroeg zich daarom af op welke manier onze buitenlandse collega’s met deze codes omgaan. Welke rol spelen deze richtlijnen in hun dagelijkse erfgoedpraktijk? En menen ze dat de codes aan vernieuwing toe zijn? We legden deze vragen voor aan zes collega’s-erfgoedwerkers en -kenners uit Europa en daarbuiten. Laat u verrassen door hun onverwachte perspectieven en ontdek de overeenkomsten in hun verhalen. Want één ding is duidelijk: de deontologie is wat ons bindt. Samenstelling: Jacqueline van Leeuwen, Jelena Dobbels en Roel Daenen
74
ELIS MARÇAL
MIGIZA VICTORIASHOOP
Voorzitter European Confederation of ConservatorRestorers' Organisations (E.C.C.O) en restaurator verguld houtwerk I Lissabon, Portugal
Projectmanager digitale informatievoorziening bij het Waterlands Archief I Purmerend, Nederland
Grenzen trekken
Dilemma’s staan niet op zichzelf
“De ethische code van E.C.C.O. bestaat bijna twintig jaar. Het opstellen van zo’n document is een werk van lange adem, ook al omdat er binnen Europa grote verschillen zijn. In Italië bijvoorbeeld is het beroep van restaurator beschermd, in Slovenië moeten restauratoren-conservatoren een staatsexamen afleggen, terwijl de regels in andere landen veel losser zijn. De code bevat de essentie waar we het allemaal over eens zijn, en voor mij heeft de tekst nog niets aan kracht ingeboet.
“Bij het Waterlands Archief richt ik me op het helpen van overheden om hun informatiehuishouding op orde te krijgen. En zorg ik ervoor dat overgebrachte (digitale) archieven toegankelijk worden voor burgers, ambtenaren en onderzoekers. Momenteel zijn er veel vragen over de omgang met (gevoelige) persoonsgegevens in openbare digitale archieven. Als archiefinstellingen zorgen we ervoor dat die toegankelijk worden. Daarbij lijkt de Archiefwet soms haaks te staan op de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG, of in het Engels de General Data Protection Regulation, beter bekend als GDPR). Neem nu de bouwarchieven, daarin komen persoonsgegevens voor. Mag je die zomaar online plaatsen? En als je dat doet: welke maatregelen kun je treffen om herleidbaarheid te minimaliseren? Dat zorgt voor lastige situaties waar geen eenduidig antwoord op is.
Het valt me op dat we visionair waren op het vlak van de sociale duurzaamheid. De code vraagt dat we aan eigenaren en gemeenschappen uitleggen wat we doen. De voorbije jaren is daar in de praktijk de aandacht voor het immateriële erfgoed bijgekomen. Ik heb nu meer oog voor de rituele noden van de kerkgemeenschap bij de restauratie van een altaar dan voorheen. De tekst helpt om grenzen te trekken ten aanzien van de wensen van opdrachtgevers, en ook dat wordt steeds relevanter. Het basisprincipe is dat een conservator-restaurator werkt voor het algemeen belang. En zich beperkt tot die ingrepen die nodig zijn voor het behoud en het begrip van het erfgoed. Dat principe komt meer en meer onder druk, door economische en soms ook politieke factoren, bijvoorbeeld bij grote stedenbouwkundige projecten. Op dit moment past E.C.C.O. haar statuten aan, waarmee deze code verbonden is. We hebben geen plannen om de code te wijzigen, maar misschien merken we dat dit nodig is. Expliciete aandacht voor ecologische duurzaamheid kan een relevante aanvulling zijn.”
Het Waterlands Archief heeft als kleine organisatie geen eigen ethische commissie. We zijn wel aangesloten bij de Koninklijke Vereniging Archiefsector Nederland (KVAN) en daarmee gecommitteerd aan de geest van de beroepscode. Dat is onze leidraad. Het is fijn dat de KVAN een ethische commissie opricht, waar je als archief bij kan aankloppen. De commissie zal zich buigen over ethische vragen en zal de bevindingen delen met de sector. Veel dilemma’s staan niet op zichzelf, ze leven breed in de archiefsector.”
75
RICHARD SANDELL Co-Director, Research Centre for Museums and Galleries, University of Leicester I Leicester, Verenigd Koninkrijk
ETHIEK EN DEONTOLOGIE
Internationale samenwerking- en communicatieverantwoordelijke van het Museum of the Macedonian Struggle I Skopje, NoordMacedonië
Ethische kaders op maat
Afstemmen op de maatschappij
“Het voorbije decennium is er een merkbare verschuiving van hoe ethiek gezien wordt; eerst als beperkt tot specifieke momenten of crises − die opgelost worden met relatief vaste ethische codes − naar de erkenning van een eerder flexibele en creatieve benadering van ethiek in de werking. De ethische code van de UK Museums Association stelt: “Ethische reflectie is een essentieel onderdeel van de dagelijkse museumpraktijk”.
“De kern van elk museum rust op een diepe toewijding voor het erfgoed en de zorgen die dat vraagt. Dat is geen doel op zich, wel integendeel. Het gaat erom de mensheid te verbeteren, en daarmee ook alle leven op aarde. Deze zorg is in de loop van de tijd veranderd naar een ‘introverte kracht’ die actief is in onze musea en andere erfgoedorganisaties. Vroeger werd die angstvallig uitgewisseld tussen experts. Vandaag liggen de kaarten anders en zie je een haast extraverte energie die de neiging heeft om alles en iedereen in de samenleving te mobiliseren om het verleden te leren kennen, het heden te begrijpen en een betere toekomst te creëren. Met dit in gedachten wordt mijn dagelijkse beroepspraktijk in het algemeen gedreven door een gevoel van urgentie voor de op handen zijnde veranderingen in de museumsector. Veranderingen die musea zullen afstemmen op de behoeften van de 21e-eeuwse samenleving, door bruggen te slaan tussen verschillende disciplines en soorten kennis en mensen. Bij alles wat ze doen, moeten musea en de mensen erachter ernaar streven om:
In het onderzoekscentrum waar ik werk staat deze benadering van ethiek centraal. We werken met culturele organisaties samen om hun ambities over inclusiviteit en rechtvaardigheid te realiseren. Ook sociale kwesties en ongelijkheden in participatie en vertegenwoordiging worden aangepakt. Deze ambitie vereist dat ethiek wordt gezien als fundament van de museumpraktijk en, belangrijker nog, als instrument voor het vormgeven van alledaagse beslissingen. Voor veel van onze projecten creëren we samen op maat gemaakte ethische kaders om het werk te sturen.
76
MAJA MINOSKA-PAVLOVSKA
Of de focus nu ligt op het bevorderen van rassen- en gendergelijkheid, of op het vergroten van bekwaamheid in en door het museum, deze ethische kaders − afgestemd op de specifieke ethische eisen en kansen van elk project − zijn van onschatbare waarde gebleken. Ze kunnen het onzichtbare of niet-erkende in beeld brengen (en daarin houden); ze kunnen soms concurrerende vragen of problemen op spanning houden en ons uitdagen om nieuwe en creatieve antwoorden of manieren van werken te vinden. Ze kunnen informatie geven over de manier waarop we werken met mensen, met partnerorganisaties, met verschillende groepen die verschillende perspectieven en wereldbeelden kunnen hebben.”
» echte autonomie en integriteit te berei-
ken, aangedreven door het vermogen om onafhankelijk te werken volgens de hoogste professionele normen met duidelijke afstand tot de politieke invloeden; » een drijvende kracht te worden voor duurzame ontwikkeling en verantwoording afleggen aan ecologie, economie en samenleving; » te transformeren tot informele centra voor kennis en entertainment, toegang en inclusie voor iedereen, waarbij prioriteit wordt gegeven aan de gemeenschappen die ons ondersteunen en die we nodig hebben; » hun bronnen en gegevens open te stellen voor leren, zowel in een digitale als fysieke context.”
CHRISTIAN J. PERAZZONE Verantwoordelijke voor het beleid, de culturele activiteiten en de relaties met Europa Senior beleidsmedewerker musea, cultuur en cultureel erfgoed bij het ministerie van Cultuur van de Canarische Eilanden
NAOMI MEULEMANS Oprichter Ethiopian Art Conservation Program Restaurator–conservator bij The Phoebus Foundation I Antwerpen
Beroepsethiek in de verste uithoek van Europa
Duurzaam erfgoedtoerisme
“De Canarische Eilanden strekken zich uit langs de Westelijke Saharakusten op zowat 3.000 km van de Europese kust. Desondanks maken ze deel uit van de Europese Unie. De Canarische Eilanden hebben een uitgesproken insulair karakter en zijn ook heel versnipperd qua grondgebied.
“Ethiopië heeft een overvloed aan artistieke, culturele en historische rijkdommen met maar liefst negen Unesco-erfgoedlocaties. Door een gebrek aan opleiding in conservatie en restauratie ter plaatse worden deze sites vaak gefinancierd, beschermd en beheerd door internationale organisaties. Dat brengt ethische vraagstukken met zich mee. Hoe kunnen we dit erfgoed doorgeven met aandacht voor de diversiteit van mensen, religies en geschiedenis? Hoe zorgen we ook voor een duurzaam toerisme dat de erfgoedgemeenschappen respecteert?
Alle stakeholders van het cultureel erfgoed, en dan vooral de musea, hebben een duidelijk beeld van hun rol in de maatschappij. Ze kennen en respecteren de beroepsethiek in hun activiteiten voor het behoud, de restauratie, het archeologisch onderzoek, de bescherming en promotie van het erfgoed. Ze zijn zich ook bewust van hun verantwoordelijkheid bij het versterken van de sociale cohesie; ze zetten zich immers ook in voor de educatie van de verschillende bevolkingsgroepen. Door de verre ligging van de Canarische Eilanden is het voor de toekomst van de sector cruciaal om in te zetten op toegankelijkheid van erfgoed als bron van kennis, inspiratie en creativiteit. Of ze nu in de privé of in overheidsinstellingen werken, erfgoedprofessionals zijn in grote mate afhankelijk van de lokale autoriteiten. Daarom plannen ze hun activiteiten in functie van de cyclische instabiliteit van de verkiezingen, wat al eens deontologische problemen kan opleveren. Hoewel de laatste decennia een gevoelige verbetering van de kwaliteit van het erfgoedbeheer te noteren valt, heeft het gewicht van de toeristische industrie in bepaalde sectoren, zoals de museumsector, spijtig genoeg soms ook schadelijke gevolgen.” © Alex Rosa
“Een voorbeeld is het historische kerkcomplex van Lalibela. Hier komen pelgrims en toeristen tijdens ceremoniële feestdagen samen. Toeristen zijn vaak onwetend over de gedragsregels bij het bezoek aan Ethiopische heiligdommen, wat voor de geloofsgemeenschap moeilijk is. Bovendien is het de vraag welke richting conservering en restauratie moeten opgaan. Hoe en wie onderhoudt het kerkcomplex en waar ligt de grens tussen restauratie en renovatie en het toegankelijk maken ervan voor toeristen? Om hier heldere antwoorden op te vinden is het noodzakelijk dat we inzetten op een ethische code. De uitdaging daarbij is dat de deontologie vaak wordt gevolgd door een wetenschappelijk onderbouwde maar kleine gemeenschap van conservatoren. Deze code willen ze dan opleggen aan lokale gemeenschappen en overheden, zonder voldoende stil te staan bij de praktijken van de gemeenschap op deze sites. Evenzeer speelt deze vraag bij gebruiksvoorwerpen en ceremoniële tradities. Het vinden van het juiste evenwicht in het behoud en de presentatie van erfgoed speelt een belangrijke rol in de uitwerking van een beleid en een langetermijnvisie. Het Ethiopian Art Conservation Program ondersteunt de opbouw van het cultuurbeleid in Ethiopië, specifiek op het gebied van conservatie en restauratie van erfgoed en kunstvoorwerpen.”
77
ERFGOED
PLEK
BEGRAVEN IN HET ZAND VAN ZIJN JEUGD Erfgoed is voor letterlijk iedereen betekenisvol en relevant. Bekende personen wijzen u de weg naar hun erfgoedplek.
» Door: Roel Daenen | Foto erfgoedplek: © Koen Broucke | Portretfoto: © Joke Dedain
De plek van: Hans Mortelmans (°1970), componist, zanger, accordeonist en gitarist.
78
N
eem om te beginnen de gypsy jazz van Django Reinhardt, de sobere en geëngageerde chansons van Georges Brassens en het universum van Wannes Van de Velde. Voeg daar een flinke scheut weerbarstige creativiteit, humor, rebellie en melancholie aan toe en dan komen we in de buurt van het oeuvre van chansonnier Hans Mortelmans. Geen onbekende voor de aficionado van de voornoemde muzikanten. De eerste lockdown in het voorjaar van 2020 stak een stokje voor de tournee waarmee hij zijn zesde album, Integendeel! wou voorstellen. Over zijn erfgoedplek hoeft hij niet lang na te denken: het Emile Verhaerenmuseum in Sint-Amands aan de Schelde. “Ik studeerde begin jaren 1990 kunstgeschiedenis en dichter-vertaler Jan Mysjkin wees me erop dat het museum een suppoost zocht die ook kon gidsen. De jaren dat ik er werkte waren achteraf beschouwd een kantelpunt in mijn leven. Ik heb er danig mijn kennis van het Frans bijgeschaafd; voorheen had ik daar geen affiniteit mee. Je moet weten dat ik uit een Vlaamsgezinde familie kom. Op regenachtige dagen, als er nauwelijks bezoekers kwamen, schreef ik er mijn eerste teksten. Gaandeweg nestelde Verhaeren zich in mijn leven en verdiepte ik me steeds meer in het Franse chanson. Ik ontdekte het werk van Jacques Brel en, vooral, dat van Georges Brassens. Merkwaardig is dat Verhaeren op het einde van de 19e eeuw een wereldberoemde Vlaming was: hij en Maeterlinck waren allebei kandidaat voor de Nobelprijs voor de Literatuur. Uiteindelijk won Maeterlinck, en Verhaeren belandde stilaan in de vergetelheid. En dat is jammer, want zijn werk is heel apart. Het is Frans, zeker, maar met een Vlaamse slag.” “Verhaeren ligt begraven aan de oever van de Schelde, vlakbij het museum. Da’s niet toevallig: in een gedicht noteerde hij dat hij wou begraven worden ‘in het zand van zijn jeugd’. Brassens, zeer vertrouwd met Verhaerens werk, schreef iets gelijkaardigs. Hij wou graag rusten ‘op het strand van zijn jeugd in Sète’, maar stelde zich tevreden met een plaatsje op het armenkerkhof.” ■
ERFGOED ZONDER DREMPELS Een praktische handleiding om te werken aan een toegankelijke en inclusieve erfgoedwerking
Gratis te downloaden via de publicatiepagina van www.faro.be
de met dApp e Erfgo