NR 05 DECEMBER 2020
RONDETAFEL
Eenvoud is sleutelwoord voor nieuwe Zorgprestatiemodel ggz
CORONAVIRUS
VASTGOEDKOSTEN
VERWACHT
ontregelde VVT-sector
Van onderhoudsvoorziening naar componentenmethode
Wet toetreding zorgaanbieders
finance professionals in de publiek sector
h e t g a at e r n i e t o m d at j e e e n g at v u lt m a a r d at j e e e n i n d r u k a c h t e r l a at
daniel griffioen: j o e y va n ta m e l e n : rol and fa lke: wilco kosters:
06 06 06 06
81 28 41 34
95 23 36 94
info@publicsearch.nl
37 92 71 36
94 65 29 93
COLUMN
Coronalicht
V Jorrit Wigchert, voorzitter Fizi
orig jaar om deze tijd was mijn enige associatie met corona de iconische koplampen die de voorkant van BMW’s sieren. De coronaring als een gekleurde krans van licht rondom de zon of maan of in dit geval een ledlamp. Hoe anders is dit nu. De associatie met corona is omgeslagen van licht naar donker. Ook het woord corona is besmet geraakt. BMW spreekt nu liever over ‘Iconic Light Design’. Een naamsverandering lost niet alle problemen op. Covid-19 kwam begin dit jaar als verassing maar niet als cadeau. Als donderslag bij heldere hemel werden we als maatschappij overspoeld met patiënten en slachtoffers. Nederland was in mei klaar met corona maar corona nog niet met de Nederlanders, want begin oktober kregen we zelfs de tweede golf voor onze kiezen. Ik hoop met heel mijn hart dat de derde golf ons bespaard blijft in 2021. De impact van een wereldwijde pandemie op ons kikkerlandje is enorm, zowel op straat als in de zorg. In deze editie van Fizier nemen Ankie de Laat en Anno Nijholt je mee in een gesprek over hun ervaringen met Covid-19 in de zorg. Ook kijken we vooruit, want het nieuwe Zorgprestatiemodel voor de ggz en FZ staat in de startblokken. In een rondetafelgesprek bespraken experts de noodzaak en de stand van zaken van het programma. Natuurlijk worden ook wij als vereniging hard geraakt door Covid-19. Ik denk dat vele lezers met mij uitkeken naar het Fizi Jaarevent, dat we opnieuw hebben moeten uitstellen. We konden elkaar als leden helaas niet ontmoeten bij bijeenkomsten op locaties in het land. Dit bood wel de kans om als Fizi meer digitaal te gaan werken. Onze webinars zijn met groot enthousiasme in samenwerking met onze partners georganiseerd en door de leden zeer positief ontvangen. Ook ons bereik op social media is in een jaar tijd enorm gestegen. In 2021 hebben we voor de leden en partners nog meer mooie ontwikkelingen in petto. Dat brengt mij weer terug bij het begin van deze column. Het hart van een coronaverschijnsel is een lichtpunt. Laten we deze kerst vasthouden aan de gedachte dat er licht gloort aan het einde van de coronatunnel. Ik wens jou en je naasten fijne, veilige feestdagen en een voorspoedig en gezond 2021. Dan hoop ik je volgend jaar weer persoonlijk te mogen treffen.
05 2020
3
INHOUD
06
10
4
‘Eenvoud is sleutelwoord voor nieuwe Zorgprestatiemodel ggz’
Sturen op vastgoedkosten: van onderhoudsvoorziening naar componentenmethode
18
Let op: Wet toetreding zorgaanbieders op komst!
05 2020
INHOUD
DECEMBER 2020
Hoe het virus de VVTsector ontregelde
22
De werkkostenregeling: minder eenvoudig dan beloofd en niet zonder risicio’s
05 2020
14
03
Coronalicht Jorrit Wigchert
06
Eenvoud is sleutelwoord voor nieuwe Zorgprestatiemodel ggz Jos Brinkmann, Cornelis Jan Diepeveen & Jean-Paul van Haarlem
10
Sturen op vastgoedkosten: van onderhoudsvoorziening naar componentenmethode Daniëlle Mudde, Lianne Suurland & Jochen Rengers
14
Hoe het virus de VVT-sector ontregelde Anno Nijholt & Ankie de Laat
18
Recht in het Fizier Let op: Wet toetreders zorgaanbieders op komst!
21
Duopinie Zorgbonus voor iedereen?
22
Fiscaliteiten De werkkostenregeling: Minder eenvoudig dan beloofd en niet zonder risico’s
24
Hoofdpunt Weg met die begroting
25
Toezichtsverhalen Jaarverantwoording zorg, van WTZi naar AWtza
26
Reflecties Cash is king...
28
Ad verbum
30
Een pand met een verhaal Van klooster en modevakschool naar modern woonzorgcentrum
31
Colofon
5
RONDETAFEL
‘EENVOUD IS HET SLEUTELWOORD VOOR HET NIEUWE ZORGPRESTATIEMODEL GGZ’ Eind 2021 verdwijnt de DBC-systematiek in de ggz. De ontwikkeling van het nieuwe Zorgprestatiemodel is in volle gang. In een digitaal rondetafelgesprek ondervroeg Fizier drie betrokkenen over de noodzaak ervan, de stand van zaken en ieders verwachtingen.
T
oen dertien partijen medio 2018 hun handtekening zetten onder het Hoofdlijnenakkoord GGZ, namen ze de taak op zich een alternatief te ontwikkelen voor het ontoereikende DBC-model. Het werk delegeerden ze aan een bestuurlijke commissie, waarin vertegenwoordigers van al die partijen zitting hadden. Onder hen Jos Brinkmann, lid van de raad van bestuur van GGZ NHN en Jean-Paul van Haarlem, voorzitter van de raad van bestuur van zorgverzekeraar ONVZ en vice-voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland. Secretaris van die commissie is Cornelis Jan Diepeveen. Hij leidt het programmateam dat verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en de invoering van het Zorgprestatiemodel (ZPM) en coördineert de twaalf werkgroepen die zich met diverse facetten ervan bezighouden.
16Naam in foto
‘Er zitten heel wat nadelen aan het huidige systeem met DBC’s. Die hebben betrekking op de bekostiging en de inhoudelijke herkenbaarheid’, antwoordt Brinkmann op de openingsvraag waarom er eigenlijk behoefte was aan een nieuw systeem. ‘Bij DBC’s komt de relatie tussen diagnose en behandeling niet altijd goed tot zijn recht. Er is ook geen duidelijke relatie tussen behandelinzet en zorgvraag. Daarnaast sluit de bekostiging niet altijd aan bij de geleverde prestaties. Er wordt gewerkt met eenheidstarieven per diagnosegroep per tijdsrange, zonder enige differentiatie naar bijvoorbeeld beroepsgroepen of de situatie waarin de zorg geleverd wordt. Het ZPM doet dat wel, en speelt daarnaast in op de verschillende settings in de ggz. Vanwege de doorlooptijd van DBC’s heb je bij de DBC-systematiek eigenlijk pas na drie jaar financiële zekerheid over een scha-
6
delastjaar. We zijn er nog niet helemaal, maar die twee elementen, bekostiging en inhoudelijk perspectief, zien we wel in het ZPM terug.’ Van Haarlem onderschrijft de opmerkingen van Brinkmann. ‘Samengevat komt het neer op minder administratie, meer transparantie en betere differentiatie. En vergeet de patiëntkant niet. In het DBC-model waren facturen voor patiënten onduidelijk. In het ZPM wordt een duidelijke en nadrukkelijke koppeling gelegd tussen behandelinzet en factuur. Ook belangrijk is dat we straks één systeem hebben voor de hele ggz, inclusief de forensische ggz. Als de schotten tussen basis- en gespecialiseerde ggz verdwijnen, hebben we een systeem dat meebeweegt. En die lange doorlooptijd van DBC’s die Jos ook al noemde, levert vanwege de verschillen in financiering tussen instellingen en verzekeraars grote problemen op. In het nieuwe systeem maken we dat allemaal simpeler.’
Prikkels ‘Er wordt wel onderscheid gemaakt naar setting van patiënten met een bepaalde behandelinzet, zoals ambulant vrijgevestigd, ambulant instellingen en outreachend’, vervolgt Van Haarlem. ‘Zo krijg je een ordening die ook per setting informatie oplevert. Voor instellingen is dat belangrijk voor hun organisatie en de inzet van disciplines.’ Het ZPM doet daardoor volgens Van Haarlem meer recht aan de werkelijk geleverde zorg dan het DBC-model. ‘Het dringt waarschijnlijk perverse prikkels terug’, zegt hij, onder meer doelend op het ongelimiteerd leveren van zorg, eventueel zelfs door minder gekwalificeerde, goedkopere hulpverle-
05 2020
RONDETAFEL
ners. ‘En het zorgt misschien tot minder perverse prikkels op de arbeidsmarkt. Het huidige systeem prikkelt om níet bij instellingen te gaan werken, maar zelfstandig. Dat kan een oprechte keuze zijn, maar die moet dan uit overtuiging gekozen worden en niet vanwege het financieringssysteem. In het ZPM-systeem wordt bij de financiering meer gekeken naar feitelijke behandelingen en kwalificaties van zorgverleners dan in het huidige systeem.’ Gevraagd naar een toelichting op die administratieve vereenvoudiging, zegt Van Haarlem dat de basisregistratie, ‘vastleggen wat je doet en de inhoud van je werk’, natuurlijk gewoon blijft bestaan. ‘Maar de stap van wat je vastlegt naar de factuur, is in de nieuwe systematiek veel simpeler. Die koppeling wordt één op één. Daardoor wordt ook het overzicht eenvoudiger, en daarmee ook de relatie en de discussie tussen behandelaar en verzekeraar.’ Brinkmann vult aan dat de indirecte tijd die zorgverleners kwijt zijn, in het ZPM als opslag op de geleverde prestaties wordt verwerkt. ‘Dat hoeft niet meer apart geregistreerd te worden. Bij GGZ NHN werken we daar al een tijdje mee. Behandelaars vinden dat prettig. Met een directe koppeling tussen consult, groepscontact en declaratie kost het afhandelen van facturen veel minder tijd, omdat het eigenlijk alleen aan tijd en beroep gebonden is. Als we de administratieve lasten bij zorgverleners en verzekeraars verlagen, hebben we een belangrijke stap gezet.’
Monitoren In de DBC-structuur zijn de kosten vooraf genormeerd. Is het ZPM, waar zorgverleners zelfstandig over de behandeling besluiten, een openeindregeling? Brinkmann onderkent het gevaar van onbeheersbare kosten en wijst erop dat zorgverleners ook graag de vinger aan de pols houden. ‘Als bestuurder van een zorginstelling wil ík ook weten wat er speelt. We hebben wel íets nodig om inzet en trajecten te monitoren’, zegt hij. ‘Het is nog te vroeg om te zeggen hoe dat gaat uitpakken. Over een à twee jaar hebben we voldoende data om daar uitspraken over te doen.’
05 2020
Jos Brinkmann
‘De DSM-classificatie, de diagnostic and statistic manual of mental disorders, blijft wel onderdeel uitmaken van het ZPM, en daarmee de koppeling met de behandeling’, verzekert Van Haarlem. ‘We kijken naar de film, niet alleen naar momentopnamen. Dat moet ook, want “gepast gebruik” is onderdeel van ons wettelijk toetsingskader. We moeten kunnen vergelijken.’
Reinald van der Meer, Bernard de Vries Robles, in samenwerking met René Bogaarts, Bogaarts communicatie
7
RONDETAFEL
Van Haarlem pleit voor uniformering van declaraties en de controle daarop. ‘Dat zou veel vereenvoudigen, omdat verzekeraars dat dan niet meer naar eigen inzicht hoeven aan te pakken. We moeten een beoordelingskader hebben dat breed wordt ondersteund en door alle verzekeraars wordt gebruikt. Daarmee zou de variatie tussen verzekeraars bij de controle grotendeels kunnen verdwijnen. Er ligt nog wel een grote ontwikkelingsvraag, maar wellicht kunnen we het op termijn opschalen naar een integraal model waarin zorgaanbieders aangeven wat ze doen, wat wij dan weer als toetsingskader voor gepast gebruik kunnen hanteren.’
van de bekostiging voor de diverse deelsectoren en opheffen van het verschil tussen boekjaar en schadejaar.’ ‘Ik wil er graag aan toevoegen’, vervolgt hij, ‘dat dit model uitgaat van een andere filosofie. Waar bij DBC’s sprake is van een verondersteld ingebouwd sturingsmechanisme op doelmatigheid, een drukmiddel om goedkoper zorg te leveren, wil het ZPM de informatie-asymmetrie tussen zorgaanbieders en verzekeraars oplossen door meer informatie ter beschikking te stellen. Op grond daarvan kunnen partijen afspraken maken over gepast gebruik. We hebben in het verleden teveel functies gehangen aan bekostiging.’
Eenvoud Als Diepeveen wordt gevraagd of de NZa dit ook allemaal toejuicht, beklemtoont deze dat hij geen woordvoerder van de toezichthouder is, maar sluit hij zich aan bij de anderen. ‘Eenvoud is het sleutelwoord. Hoe eenvoudiger, hoe beter. Dat zit onder meer in ontschotting
Volgens Diepeveen is de regelgeving in het ZPM eenvoudiger dan in het DBC-systeem. ‘Er zullen wel regels zíjn, want daar heeft iedereen behoefte aan, maar het mooie is dat we nu ook nadenken over de vraag hoe het allemaal praktisch zou moeten werken. Omdat we straks niet weer een minutenregistratie willen, kijken we nu al hoe we vanuit agendabeheer de consultregistratie kunnen voeren.‘
Deadline De implementatie van het ZPM, met eind 2021 een harde afsluiting van de DBC-systematiek, vormt nog een hele uitdaging. Hoe kijken de deelnemers daar tegenaan? Van Haarlem: ‘Ook de invoering zelf is onderdeel van het programma geweest. We moeten dit jaar klaar zijn, zodat we heel 2021 hebben om ons voor te bereiden. We hebben er allemaal belang bij dat het systeem stabiel is – niet alleen technisch – en dat we declaraties en registraties kunnen uitwisselen als dat nodig is, ook wat betreft praktijk- en bedrijfsvoering. We hadden heel lang over de inhoud kunnen blijven praten, maar wilden ook een deadline hebben om die implementatie soepel te laten verlopen.’ De recente goedkeuring van het ZPM door het kabinet vormde volgens Diepeveen een kantelpunt. ‘Waar we deze zomer nog druk waren met ontwikkelen, is de focus nu komen te liggen op de invoering. We praten overigens al een jaar met EPD-leveranciers over de ICTstructuur en technische specificaties. De EPD’s moeten komende zomer gereed zijn. Ik ben tevreden over hoe het nu gaat. Binnenkort beginnen we met een grote communicatiecampagne over de implementatie van het model. We werken nu hard aan een simulatiemodel waarmee instellingen en vrijgevestigde zorgverleners de eerste maanden van 2021 – als de NZa de concepttarieven bekend heeft gemaakt – aan de hand van hun eigen productiecijfers de impact van het ZPM nauwkeurig kunnen berekenen.’ Cornelis Jan Diepeveen
‘Zorgvraagtyperingen’ Als gevraagd wordt naar de relatie tussen het ZPM en
8
05 2020
RONDETAFEL
het zogeheten Zorgclustermodel, zegt Diepeveen dat straks niet meer over zorgclusters wordt gesproken, maar over ‘zorgvraagtyperingen’. ‘Het zorgclustermodel heeft nu nog een bekostigingsassociatie, maar het ZPM wordt het nieuwe bekostigingssysteem, dát zijn de afrekeneenheden. Belangrijk is wel dat daar informatie over zorgvraagtyperingen bij wordt geleverd, want dat zegt ook iets over de zorgvraag en de zorgzwaarte. Als we die in 2022 en 2023 registreren, kunnen we zien hoe we die inzetten in relatie tot de bekostiging. Het zorgclustersysteem vormt de basis voor die zorgvraagtypering, maar we onderzoeken hoe we die beter kunnen laten aansluiten bij de patiëntenpopulatie. De DSM-classificatie blijft voorlopig in stand, maar we weten dat dat geen goede kostenvoorspeller is. We zoeken betere kostenvoorspellers.’ Wat betekent de harde afsluiting van het DBC-systeem eind 2021 voor zorginstellingen en verzekeraars? Van Haarlem: ‘We zullen de uitgangspunten voor zorginkoop van tevoren goed moeten vaststellen. Misschien zijn er overgangsmaatregelen nodig voor een zachte landing. Want het is niet de bedoeling dat het nieuwe model meteen substantiële financiële effecten zal hebben.’ Brinkmann: ‘Iedereen vraagt zich af hoe het financieel zal uitpakken. Maar het gaat natuurlijk ook om continuïteit van zorg. Die mag niet afhankelijk zijn van de overgang naar een ander bekostigingsmodel. We kijken nu hoe we dat moeten aanpakken.’
Innovatie Biedt het ZPM ook ruimte voor innovatie? ‘Innovatie is geen aparte parameter in het model’, trapt Brinkmann af. ‘Voor mij zit innovatie meer in de afspraken die je maakt met je verzekeraars. Dat doen wij nu ook al.’ Van Haarlem valt hem bij. ‘We gaan te vaak uit van behandeling, terwijl diagnose ook een eindpunt kan zijn, diagnose hoeft niet altijd tot behandeling te leiden. Het nieuwe model biedt meer ruimte om diagnose als aparte prestatie gefinancierd te krijgen. In het oude model was dat moeizaam, wat een prikkel was om te behandelen.’ ‘In het oude model was behandelen de enige optie. Ook hier geldt differentiatie’, zegt Van Haarlem. ‘In de DBC-systematiek levert elke ggz-minuut evenveel geld op, of dat nou directe of indirecte tijd is. Straks wordt gekeken of het om diagnostiek of behandeling gaat, of een licht of zwaar opgeleid iemand de zorg verleent, en wordt gekeken naar setting. Daardoor worden de vergoedingen eerlijker. We gaan er wel van uit dat we samen nadenken over de vraag wat gepaste inzet is op welk moment. Nu worden zware professionals pas later in het traject ingezet, terwijl het soms beter is om een psychiater eerder naar een patiënt te laten kijken. Die afweging wordt straks niet
05 2020
Jean-Paul van Haarlem
meer belemmerd door het idee om het maar zo goedkoop mogelijk te doen omdat het toch evenveel oplevert.’ Dat het afrekenen in het nieuwe model makkelijker wordt, neemt niet weg dat elders in het zorgtraject meer dingen moeten worden vastgelegd. Van Haarlem vindt dat geen probleem. ‘Op basis van allerlei bronnen kun je relevante informatie in de zorgvraagtypering vastleggen. Neem bijvoorbeeld of iemand vrijwillig of gedwongen wordt opgenomen. Dat heeft een belangrijke voorspellende waarde voor de kosten van behandeling. Als je dat weet, kun je op inhoudelijke gronden keuzes maken. Dan heb je de professionals mee.’ Diepeveen voegt eraan toe dat de administratieve kosten kunnen dalen als partijen afspraken maken over verantwoording en controle. ‘Dan is het wel belangrijk dat de basisregistratie op orde is.’
9
ACHTERGROND
Een praktijkcasus
STUREN OP VASTGOEDKOSTEN: VAN ONDERHOUDSVOORZIENING NAAR COMPONENTENMETHODE Afgelopen jaar verschenen vanwege veranderde regelgeving1 diverse publicaties2 over de verwerking van onderhoudsuitgaven. Ook binnen Stichting Kempenhaeghe werd nagedacht over een andere verwerkingswijze van groot onderhoud, voornamelijk om de sturing op vastgoedkosten te verbeteren en meer integraal te maken.
S
tichting Kempenhaeghe (hierna Kempenhaeghe) hanteerde tot en met boekjaar 2018 de onderhoudsvoorziening voor de verwerking van de kosten van groot onderhoud. Met ingang van boekjaar 2019 heeft Kempenhaeghe gekozen voor de invoering van de componentenmethode om een reĂŤler en transparanter beeld te krijgen van de vastgoedkosten, inclusief de kosten van groot onderhoud. Dit ondersteunt het investeringsproces, omdat beter zicht ontstaat op de toekomstige financiĂŤle ruimte voor investeringen. De keuze voor de voorziening- of componentenmethode geeft een verschillend beeld van de (toekomstige) kosten. Dit artikel laat zien welke deze verschillen zijn, welke uitgangspunten gekozen kunnen worden bij de toepassing van de componentenmethode en hoe de overgang van onderhoudsvoorziening naar componentenmethode bij Kempenhaeghe is verlopen.
Onderhoudsvoorziening De onderhoudsvoorziening wordt opgenomen voor uitgaven die in volgende boekjaren worden gedaan. De voorziening heeft een gelijkmatige verdeling van lasten
10
over een aantal boekjaren tot doel. Toevoegingen aan de voorziening worden bepaald op basis van het geschatte bedrag van het groot onderhoud op basis van een meerjarenonderhoudsplan (mjop) en de periode die telkens tussen de werkzaamheden voor groot onderhoud verloopt. De daadwerkelijke kosten van uitgevoerd groot onderhoud worden verwerkt ten laste van de onderhoudsvoorziening voor zover deze is gevormd voor de beoogde kosten. Indien de daadwerkelijke kosten van verricht groot onderhoud uitgaan boven het voor het betreffende bestanddeel aangehouden deel van de voorziening, worden de meerkosten ten laste van het resultaat verwerkt.
Componentenmethode De componentenmethode houdt in dat een actief bij aanvang van het gebruik wordt onderverdeeld in afzonderlijke bestanddelen of componenten. Een component kan een bestanddeel zijn dat gedurende de gebruiksduur van het actief wordt vervangen, of het gedurende de gebruiksduur uitvoeren van groot onderhoud aan het actief. Elke component van het actief wordt afgeschreven in de periode tot aan het moment van vervan-
05 2020
ACHTERGROND
ging van die component of tot het moment van het uitvoeren van het betreffende groot onderhoud. Bij de vervanging of het uitvoeren van het groot onderhoud worden de kosten hiervan opnieuw als afzonderlijke component geactiveerd. Deze wordt opnieuw over de gebruiksduur van de component afgeschreven. Het kan zijn dat op dat moment nog een boekwaarde van de vervangen component of het eerdere groot onderhoud resteert. Die wordt dan als desinvestering ten laste van het resultaat verwerkt.
KEMPENHAEGHE Kempenhaeghe is een gespecialiseerde instelling voor patiënten, cliënten en leerlingen met complexe vraagstukken in epilepsie, slaap en bij lerenen ontwikkeling. De stichting heeft vijf expertisecentra die actief zijn in Cure, Care en Onderwijs. Kempenhaeghe is gevestigd op twee hoofdlocaties in Heeze/Sterksel en Oosterhout en beheert een veertigtal gebouwen. Afschrijvingskosten en kosten voor groot onderhoud maken een aanzienlijk deel uit van de exploitatiekosten. Zie voor meer informatie: www.kempenhaeghe.nl.
Het gaat bij het onderscheiden van componenten alleen om belangrijke afzonderlijke bestanddelen. Onbelangrijke bestanddelen mogen afzonderlijk worden onderscheiden en afgeschreven, maar dat is niet verplicht. Als een belangrijk bestanddeel van een materieel vast actief dezelfde gebruiksduur heeft als een ander belangrijk bestanddeel, dan mogen deze worden samengevoegd voor het bepalen van de afschrijvingslast.
Overgang van onderhoudsvoorziening naar componentenmethode De overgang van de onderhoudsvoorziening naar de componentenmethode wordt aangemerkt als een stelselwijziging. Deze stelselwijziging kan op één van de volgende wijzen worden verwerkt3: a. op volledig retrospectieve wijze; b. op retrospectieve wijze vanaf voorgaand boekjaar; of c. op retrospectieve wijze vanaf het boekjaar. Onderstaand volgt een toelichting op de verwerkingswijze bij de overgang naar de componentenmethode in boekjaar 2020: Ad a. Bij volledig retrospectieve verwerking wordt de stelselwijziging met terugwerkende kracht doorgevoerd alsof een rechtspersoon de componentenmethode altijd al heeft toegepast. De verwerking is als volgt: • De onderhoudsvoorziening valt aan het begin van het voorgaande boekjaar 2019 vrij ten gunste van het eigen vermogen. • De dotatie aan de onderhoudsvoorziening in 2019 wordt geëlimineerd in de vergelijkende cijfers van de resultatenrekening.
05 2020
• De boekwaarde van de materiële vaste activa aan het begin van 2019 wordt herrekend alsof de rechtspersoon altijd al de componentenmethode heeft toegepast. Het verschil tussen de boekwaarde voor en na herrekening wordt ten laste van het eigen vermogen verwerkt. • De afschrijvingslasten 2019 worden herrekend alsof de rechtspersoon altijd al de componentenmethode heeft toegepast. De vergelijkende cijfers worden aangepast op basis van de herrekende afschrijvingslast. Ad b. Bij retrospectieve verwerking vanaf het voorgaand boekjaar (2019) is de verwerking als volgt: • De onderhoudsvoorziening valt aan het begin van het voorgaande boekjaar 2019 vrij ten gunste van het eigen vermogen. • De dotatie aan de onderhoudsvoorziening in 2019 wordt geëlimineerd in de vergelijkende cijfers van de resultatenrekening. • Vanaf het begin van 2019 worden de kosten van groot onderhoud geactiveerd. • De afschrijvingslasten over 2019 worden herrekend en aangepast in de vergelijkende cijfers over 2019. • Bij activering van groot onderhoud wordt de boekwaarde van het eerdere groot onderhoud als desinvestering ten laste van het resultaat verwerkt. Ad c. Bij retrospectieve verwerking vanaf het huidige boekjaar vindt de verwerking plaats als bij b, maar dan vanaf het boekjaar 2020.
Daniëlle Mudde, projectleider vastgoed in control en zelfstandig financial professional, Lianne Suurland, specialist verslaggeving, Deloitte & Jochen Rengers, manager financiën en control, Kempenhaeghe Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven
11
ACHTERGROND
van een cijferanalyse op het mjop toonde dat het grootste deel (80%) van de onderhoudsuitgaven rond een aantal langere cycli terugkwamen. Clustering van deze cycli tot afschrijvingstermijnen van 10, 15, 20, 35 en 50 jaar in combinatie met een inhoudelijke indeling van componenten naar gebouw, terrein en installaties, leverde 15 componenten op.
Grafiek 1: Afschrijvings- en onderhoudskosten bij handhaven onderhoudsvoorziening en bij overgang naar de componentenmethode
Het traject bij Kempenhaeghe Invoering van de componentenmethode vergt afstemming tussen de disciplines bouwzaken en onderhoud, planning & control en administratie. Daarom heeft Kempenhaeghe de overgang voorbereid met een projectgroep bestaande uit vertegenwoordigers van deze disciplines. De projectgroep heeft onderstaande onderwerpen behandeld: 1. Afbakening van groot onderhoud en componenten 2. Welke verwerkingswijze hanteren voor de overgang van onderhoudsvoorziening naar componentenmethode? 3. Het administratieve proces Hieronder volgt een toelichting op de aanpak en de gemaakte keuzes. Ad 1. Afbakening van groot onderhoud en componenten In het algemeen onderscheidt groot onderhoud zich van regelmatig voorkomend onderhoud door de omvang en frequentie van het onderhoud. Kempenhaeghe heeft invulling gegeven aan de termen 'omvangrijk' en 'niet frequent voorkomend' door een ondergrens te stellen aan de cyclus van groot onderhoud. Het uitvoeren
De volledig retrospectieve overgangsmethode is op korte termijn complexer en tijdrovender, maar heeft minder impact op vermogen en resultaat 12
De onderhoudsuitgaven met cycli korter dan 10 jaar (vele regels met relatief lage bedragen) worden als onderhoudskosten rechtstreeks ten laste van de exploitatie gebracht. Ad 2. Welke overgangsmethode hanteren? De verwerkingswijzen b en c betekenen op korte termijn minder voorbereidingswerk dan verwerkingswijze a, omdat de reeds aanwezige activa niet met terugwerkende kracht in componenten worden ingedeeld en de boekwaarde van de activa niet herrekend hoeft te worden. De verwerkingswijzen b en c hebben echter een ander effect op het resultaat dan verwerkingswijze a: • Een toename van het resultaat vanwege het wegvallen van de dotatie aan de onderhoudsvoorziening waar relatief lage afschrijvingslasten tegenover staan. • De komende jaren moet jaarlijks bij het activeren van groot onderhoud bij activa aanwezig voor de overgang, worden nagegaan wat de restboekwaarde is van het deel van het actief dat door het uitvoeren van het groot onderhoud wordt vervangen. • Deze restboekwaarde moet worden gedesinvesteerd en dat leidt tot een jaarlijks wisselend boekverlies in de resultatenrekening. Dit is nadelig als de reeds aanwezige activa relatief jong zijn en nog hoge boekwaardes hebben. Om een keuze te maken tussen de genoemde verwerkingswijzen, heeft Kempenhaeghe de effecten ervan op de toekomstige afschrijvings- en onderhoudslasten doorgerekend. Uit grafiek 1 blijkt dat bij Kempenhaeghe de afschrijvings- en onderhoudskosten bij de toepassing van de componentenmethode in de eerste vijftien jaar aanzienlijk lager zijn dan bij toepassing van de onderhoudsvoorziening. Het verschil in afschrijvings- en onderhoudskosten tussen variant a en c is bij Kempenhaeghe gering. Het onderkennen van componenten met een kortere levensduur leidt bij variant a tot hogere afschrijvingskosten van reeds aanwezige activa. Dit wordt gecompenseerd door lagere afschrijvingskosten op de component 'casco', omdat de afschrijvingstermijn daarvan is verhoogd conform de langste onderhoudscyclus in het mjop4.
05 2020
ACHTERGROND
De grafieken 2 en 3 tonen de bestanddelen van de afschrijvings- en onderhoudskosten bij verwerkingswijze a en c. Op deze wijze wordt zichtbaar in welke jaren knelpunten in de exploitatie ontstaan en op welke onderdelen bijsturing van de plannen mogelijk is. In grafiek 3 laat de groene lijn voor de afschrijvingskosten van reeds aanwezige activa zien dat groot onderhoud in 2037 bij methode c leidt tot een piek in de kosten vanwege een desinvestering van de restboekwaarde van voor de overgang aanwezige activa. Bij verwerkingswijze a (grafiek 2) is dit effect afwezig. Voor Kempenhaeghe waren de verschillen van methode b en c ten opzichte van methode a nadelig. Kempenhaeghe koos daarom voor verwerkingswijze a. Op basis van een cijferanalyse van de aanwezige activa, zijn uitgangspunten voor het splitsen van de bestaande activa naar componenten gekozen. De gekozen uitgangspunten zijn ruim voor de jaarrekeningcontrole afgestemd met de accountant. Ad 3. Veranderingen in de administratie en informatievoorziening Invoering van de componentenmethode betekende aanpassing van: • activa administratie en grootboekrekeningschema (componenten toevoegen) • jaarrekening • begroting en rapportage van afschrijvings- en onderhoudskosten • registratieproces kosten van vastgoed en groot onderhoud
Conclusie en aanbevelingen Het inzicht in de vastgoedgerelateerde kosten is verbeterd omdat onderhoudsuitgaven niet meer op basis van geplande toekomstige activiteiten aan het boekjaar worden toegerekend, maar op basis van de werkelijke uitgaven5. Instellingen die overwegen om de overstap te maken van de onderhoudsvoorziening naar de componentenmethode, willen we graag de volgende tips meegeven: • Voer cijferanalyses uit op het mjop om zicht te krijgen op de grootste financiële stromen in relatie tot de onderhoudscycli en de inhoudelijke indeling van het mjop. • Verwerkingswijze a is complexer en de uitwerking kost meer tijd dan verwerkingswijze b en c, maar de financiële effecten op het eigen vermogen en de toekomstige exploitatieresultaten zijn veelal minder groot.
05 2020
Grafiek 2: Uitsplitsing afschrijvings- en onderhoudskosten bij overgang naar componentenmethode volgens verwerkingswijze a (volledig retrospectieve verwerking)
Grafiek 3: Uitsplitsing afschrijvings- en onderhoudskosten bij overgang naar componentenmethode volgens verwerkingswijze c (retrospectieve verwerking vanaf het boekjaar)
• Reken de verschillende verwerkingswijzen door in een meerjarenexploitatie-overzicht. • Betrek de verantwoordelijken voor bouw- en onderhoudsactiviteiten. • Stem op tijd uitgangspunten af met je accountant. • Gebruik een meerjarenbegroting voor afschrijvingsen onderhoudskosten om te voorkomen dat incidentele schommelingen in deze kosten worden ingevuld met structurele andere kosten. • Begin op tijd (minimaal drie maanden voor afsluiting boekjaar). 1 Met ingang van 1 januari 2019 is het niet meer toegestaan uitgaven voor groot onderhoud in één jaar ten laste van de exploitatie te brengen en moet ofwel de onderhoudsvoorziening ofwel de componentenmethode worden toegepast. 2 Onder meer Deloitte NL GAAP Focus: De verwerking van de kosten van groot onderhoud in de jaarrekening 2019, https:// www2.deloitte.com/nl/nl/pages/audit/articles/nl-gaap-focus. html 3 RJ 212.807 4 Omdat de afschrijvingsduur van een pand een gemiddelde was van de levensduur van alle componenten, komen bij toepassing van de componentenmethode ook componenten voor die op zichzelf een langere levensduur dan dit gemiddelde hebben 5 Bij het hanteren van de onderhoudsvoorziening, worden de totale geplande onderhoudsuitgaven voor de looptijd van het mjop evenredig verdeeld over de jaren (kostenegalisatie), waarbij het schattingselement uit het mjop ook in de nabije jaren relatief zwaar weegt. Bij de componentenmethode wordt het kostenpatroon in de nabije jaren bepaald door de afschrijvingskosten van de werkelijke investeringen.
13
INTERVIEW
HOE HET VIRUS DE VVTSECTOR ONTREGELDE Ook in de VVT-sector sloeg het coronavirus hard toe. Al werd de ene organisatie harder getroffen dan de andere. Een gesprek met Ankie de Laat en Anno Nijholt, respectievelijk controller bij Het Parkhuis en manager bedrijfsvoering bij QuaRijn. ‘Qua administratie probeer je het zo goed mogelijk te organiseren. Maar eigenlijk is het voor geen meter te doen.’
T
oen half maart duidelijk werd dat het coronavirus ook in ons land rondwaart, werden in beide organisaties meteen forse maatregelen getroffen. Het Parkhuis in Dordrecht is een relatief kleine organisatie (omzet 35 miljoen), gericht op intramurale zorg voor psychogeriatrische (pg) cliënten. QuaRijn in Wijk bij Duurstede is groter (omzet 65 miljoen) en breder georiënteerd qua zorgaanbod. In beide organisaties werden onder meer direct crisisteams opgezet. De hectiek was groot, vertellen zowel Ankie de Laat als Anno Nijholt. Nijholt: ‘De appjes vlogen je om de oren met berichten over cliënten en medewerkers die getest moesten worden. En dan weer over cliënten die allemaal een negatieve uitslag hadden. In een mum van tijd hadden we twee keer in plaats van één keer in de week een bijeenkomst van het MT.’ In het Parkhuis waren de omstandigheden niet anders. Wij hadden zelfs elke dag een bijeenkomst met het crisisteam’, vertelt De Laat. ‘Al hoefde ik daar niet altijd bij te zijn. Het was echt crisis. Je wist niet hoe de situatie zich zou ontwikkelen.’
Virus ging los Ondanks alle commotie en schrik bleef de situatie in beide organisaties aanvankelijk beheersbaar. Bij QuaRijn bleken er uiteindelijk vier cliënten besmet op een totaal van vijfhonderd. Ongeveer vijftien medewerkers moesten vanwege een verdenking thuis blijven. Drie bleken er besmet op een totaal van vijftienhonderd. Ook bij Het Parkhuis bleef het aanvankelijk rustig. Op 30 april, toen de landelijke piek van de coronacrisis al voorbij was, concludeerde het crisisteam dat iedere dag overleggen niet meer nodig was. Er was tot dan toen geen enkele besmetting geconstateerd. ‘En dat laatste hadden we niet moeten zeggen’ vervolgt De Laat.
14
‘Want toen kwam de eerste. Het virus ging vervolgens als een dolle door de organisatie heen. Als snel waren er twintig bewoners besmet.’ Vermoedelijk is het virus via een cliënt uit het ziekenhuis Het Parkhuis binnengekomen. Dat het virus zich makkelijk kon verspreiden, heeft te maken met de doelgroep en het gebouw, volgens De Laat. In het hoofdgebouw wonen ongeveer honderdvijfentachtig cliënten. De inrichting is helemaal gericht op mensen met dementie. De Laat: ‘Dat betekent dat er op twee etages negentig mensen vrijelijk door elkaar lopen. Dat is ideaal voor deze doelgroep. Maar voor het virus ook.’ Voor Het Parkhuis begon de crisis toen pas echt. Samen met de GGD werd een ‘aanvalsplan’ bedacht. Daar kwam uit dat alle bewoners wekelijks en medewerkers twee à drie keer per maand getest moesten worden. Om dat via de GGD te doen was geen optie. Dat zou te lang duren. Dus werden er, op eigen kosten, in allerijl teststraten opgezet. De resultaten van de eerste tests waren schokkend. De Laat: ‘Dertig à veertig cliënten en een groot aantal medewerkers waren besmet. En dan zie je dat cliënten en medewerkers die helemaal geen klachten hebben toch besmet kunnen zijn.’
Verbouwingen en verhuizingen Op het hoogtepunt waren er honderdtwintig cliënten en zo’n negentig medewerkers besmet. Het verzuim was enorm. Bovendien waren er zeven weken lang grote verhuizingen gaande. ‘We hadden besloten om de besmette en de niet besmette cliënten van elkaar te scheiden’, vertelt De Laat. ‘We waren in de gelukkige omstandigheid dat er een splinternieuw pand naast het hoofdgebouw staat. Onze nieuwbouw die we vanwege
05 2020
INTERVIEW
Ankie de Laat
de coronacrisis nog niet in gebruik hadden genomen. Uiteindelijk hebben we ruim honderd bewoners meerderde keren verhuisd. En dan zie je oudere mensen met dementie die er niets van begrijpen aan de hand van brandweermannen, gehuld in een astronautenpak, door de gangen lopen. Een schrijnend gezicht.’ Verder werden er in het hoofdgebouw bouwkundige aanpassingen gedaan. De branddeuren tussen de ver-
05 2020
schillende ruimtes simpelweg dichtdoen zodat cliënten elkaar niet meer makkelijk konden treffen, bleek niet voldoende. ‘Toen de deuren dicht gingen, bleken sommige pg-cliënten opeens een ongekende kracht te hebben en deuren open te breken die eigenlijk niet open kunnen’, verklaart De Laat. ‘We hebben technische aanpassingen moeten laten doen. Dat is niet bevorderlijk voor het leefcomfort voor deze cliënten. Maar het was helaas wel nodig.’
John Bierings & Gerrit Poortman, in samenwerking met journalist Sigrid Starremans
15
INTERVIEW
Ook al had QuaRijn nauwelijks last van het virus zelf, ook daar vonden ongebruikelijke ingrepen en acties plaats. Zo moesten collega’s van de financiële afdeling hun kantoor opofferen zodat het omgebouwd kon worden tot sluis voor binnenkomende bezoekers. Ook werd er een kantoor vrijgemaakt en verbouwd om cliënten te kunnen concentreren als er meerdere besmettingen zouden zijn. Als ander voorbeeld van de hectiek noemt Nijholt het besluit om alle cliënten van een verzorgingshuis te laten testen. ‘Dat was een ingewikkelde operatie omdat de uitslag van het testen via de huisarts moest lopen. Er moest snel uitgezocht worden welke huisarts bij welke cliënt hoort.’ Ook de onzekere periode van het testen had veel impact. Als er verdenkingen zijn, moet de client of de afdeling in isolatie en medewerkers beschermende kleding aan. Medewerkers mochten dan niet werken en moesten direct vervangen worden. Nijholt: ‘En ook bij ons werkte het crisisteam heel intensief om de conclusies van de persmomenten van het kabinet zo snel mogelijk te vertalen naar beleid.’
Gevolgen administratie en kosten Wat zijn de gevolgen voor de administratie van een dergelijke crisis? Zowel Nijholt als De Laat maakten al snel na aanvang aparte kostenplaatsen en roostercodes aan. Die waren bedoeld voor de registratie van uitzend- en oproepkrachten, overuren, het uitlenen van medewerkers aan andere afdelingen en andere kosten die te maken hebben met (bestrijding van) het virus. Nijholt kwam er achter dat die registratie niet sluitend is. Dat is vervelend maar hij heeft er wel begrip voor. ‘Je denkt dat je helder hebt gecommuniceerd maar de werkelijkheid is anders. Als medewerkers getest worden en uitvallen, denkt de teammanager als eerste: er moeten nieuwe krachten komen. En niet dat er ook nog geadministreerd moet worden.’ De Laat: ‘Om de teams te ondersteunen, hebben we bij de grote uitbraak gezegd: administreer het uitlenen van medewerkers niet. We gooien alles op een grote hoop en we zien aan het eind van het jaar onder aan de streep wel hoe het ervoor staat. Qua administratie probeer je het zo goed mogelijk te organiseren’ vervolgt ze. ‘Maar eigenlijk is het voor geen meter te doen.’ De kosten van de coronacrisis liggen in eerste instantie voor de hand. Denk aan het inhuren van extra uitzendkrachten (De Laat: ‘Wij hadden nooit uitzendkrachten,
'Qua administratie probeer je het zo goed mogelijk te organiseren, maar eigenlijk is het voor geen meter te doen’ 16
op het hoogtepunt van de crisis waren de kosten per week al rond de ton’), beschermingsmiddelen en attenties voor medewerkers. Daarbij liepen beide organisaties inkomsten mis door leegstand, minder dagbesteding en het niet kunnen aannemen van nieuwe cliënten. Maar de verliezen gaan verder. De kosten van de noodzakelijke verbouwingen en het testen van cliënten en medewerkers voor eigen rekening komen er bijvoorbeeld ook bij. Volgens De Laat moesten sommige organisaties zelfs bouwtrajecten stilleggen vanwege de crisis terwijl de kosten doorliepen. Zo konden ze bij Het Parkhuis de huur van de oude vestiging niet opzeggen omdat de verhuizing naar het nieuwe pand vanwege de crisis nog niet mogelijk was.
Ingewikkelde compensatieregelingen Zijn de compensatieregelingen voldoende om de kosten en de verliezen te compenseren? De Laat en Nijholt denken van wel. Ze waren beiden op verzoek van ActiZ betrokken bij het opstellen van de regelingen door de NZa en ZN. Daarnaast maakte Nijholt de handreiking registratie corona-impact namens Fizi. Nijholt maakt zich wel zorgen over de niet-volledige registratie in de eigen organisatie. ‘Die klopt dus niet. De kosten voor corona moeten veel hoger zijn.’ Ook De Laat ziet dat de financiële impact groot is. Wat haar bovendien zorgen baart, is de complexiteit van de compensatieregelingen. De Laat: ‘Het zijn hele lastige puzzels. Alles grijpt in elkaar. Als je compensatie krijgt voor het een, heeft dat vaak gevolgen voor een andere financieringsbron. Lastig is ook dat het soms onduidelijk is waar de compensatie van de zorgverzekeraars betrekking op heeft omdat de toelichting ontbreekt.’ Het verontrust haar dat ze van de accountant hoorde dat sommige collega’s menen dat de regelingen eenvoudig uitvoerbaar zijn. Ze geeft een ander voorbeeld dat de complexiteit van de regels illustreert. ‘Vanuit de compensatieregelingen van de Zvw krijg je achterblijvende inkomsten gecompenseerd. Maar de inhaalproductie wordt maar beperkt gefinancierd. Hoe moeten wij dan onze hulp aan de ziekenhuizen financieren tegen een passende vergoeding, zonder de budgetplafonds te overschrijden? De ziekenhuizen hadden ons gevraagd om cliënten eerder op te vangen zodat zij capaciteit vrij hadden. Gelukkig is dit punt inmiddels bij de zorgverzekeraar onder de aandacht gebracht.’
Stijging verlofuren en toekomst Wat Nijholt ook al opmerkte, is dat het aantal verlofuren enorm is gestegen. Normaal stijgt deze voorziening bij QuaRijn met ongeveer een ton per jaar. Nu is dat tot en met augustus al zeven ton. ‘De stijging van extra verlofuren is net zo hoog als wat er aan extra kosten is uitgegeven.’ Hij hoopt dat andere organisaties die verandering
05 2020
INTERVIEW
Anno Nijholt
ook hebben opgemerkt. ‘Als je dat niet in de gaten hebt, krijgt je jaarrekening een flink gat.’ De Laat heeft zich er nog niet in kunnen verdiepen maar vermoedt dat dit ook bij Het Parkhuis speelt. ‘Bij ons worden er aan het eind van het jaar altijd veel verlofuren opgenomen. Dus die situatie zou nog kunnen veranderen.’ Ten tijde van het interview, dat in oktober (online) plaatsvindt, lopen de besmettingen weer flink op. Hoe kijken Nijholt en De Laat terug op de afgelopen maanden? En hoe zien ze de toekomst? Als het gaat om hun eigen werkzaamheden dan is het wel drukker geweest dan normaal, vinden ze. Maar echt noemenswaardig is het niet. Voor de zorgteams ligt dat anders. De Laat vindt de druk, nog steeds, enorm. Ze denk zelfs dat het stressniveau nu hoger ligt dan in maart. ‘Medewerkers zijn op. Ze zijn bang om cliënten te besmetten. Ook de stress van het vele testen heeft zijn tol geëist. Het verzuim is nog steeds heel hoog. Dat ligt nu boven de tien procent en bij sommige teams zelfs twintig procent. Ook bij QuaRijn lag en ligt het stressniveau, vanwege alle ingre-
05 2020
pen, vele malen hoger dan normaal, ook al had de organisatie tot dusver nauwelijks last van het virus. Gaat het om de toekomst, dan maken beide organisaties op financieel gebied geen strakke plannen. Voor 2021 komt er geen aparte post ‘Coronakosten’ in de begroting. ‘We weten niet wat er volgend jaar gaat gebeuren’, licht Nijholt toe. ‘Begroot je die kosten dan zou dat suggereren dat ze maakbaar en beheersbaar zijn. En dat zijn ze niet. Breekt er weer een dergelijke crisis uit, dan moet je de situatie zien te managen. Voor de begroting betekent het dat we meer toegaan naar een variabele budgettering.’ De Laat staat er op dezelfde manier in. Bij Het Parkhuis gaan ze ervan uit dat het virus er volgend jaar nog is en dat er dus extra kosten gemaakt zullen worden. De Laat: ‘En we accepteren dat we een jaar geen resultaat boeken. Maar we gaan geen kosten begroten die samenhangen met een extreme uitbraak. We hebben gezegd: “Wordt de crisis in 2021 weer van deze omvang, dan vertrouwen we erop dat er wederom voldoende compensatieregelingen zullen komen.”’
17
RECHT IN HET FIZIER
Let op: Wet toetreding zorgaanbieders op komst! De Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) is op komst. De Wtza zal de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) deels vervangen en een aantal belangrijke nieuwe verplichtingen met zich brengen. Opvallend daarbij is dat deze verplichtingen gaan gelden voor zowel nieuwe als bestaande zorgaanbieders. Wat zijn deze nieuwe verplichtingen en welke andere financiële en niet-financiële zaken zijn noemenswaardig? Wtza: voor wie? Alle zorgaanbieders vallen onder de reikwijdte van de Wtza. Voor het zorgaanbiedersbegrip wordt aansluiting gezocht bij de brede definitie van zorgaanbieders uit de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz): namelijk instellingen en de solistisch werkende zorgverleners. Daarnaast gelden bepaalde verplichtingen ook voor jeugdhulpaanbieders.
Nieuwe verplichtingen De Wtza brengt nieuwe verplichtingen met zich mee, waarvan de meldplicht, vergunningplicht en de verplichtingen rondom het interne toezicht vooral van belang zijn. 1. Meldplicht Een nieuwe verplichting op basis van de Wtza is de meldplicht voor nieuwe en bestaande zorgaanbieders, voor zover zij zorg in de zin van de Wkkgz (doen) leveren. Deze zorg omvat de zorg op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz) en 'andere zorg' (zoals alternatieve geneeswijzen). Daarnaast zal de meldplicht gaan gelden voor jeugdhulpaanbieders. De meldplicht betekent dat deze zorgaanbieders zich moeten melden bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). De melding geschiedt digitaal door middel van een in te vullen vragenlijst. Voor nieuwe zorgaanbieders geldt dat zij zich voorafgaand aan de zorgverlening dienen te melden. Voor bestaande zorgaanbieders is bepaald dat zij zich binnen zes maanden na inwerkingtreding van de Wtza dienen te melden bij de IGJ. Het doel van deze meldplicht is enerzijds dat zorgaanbieders in het vizier van de IGJ komen. De IGJ verwacht hierdoor beter en selectiever (risico)toezicht te kunnen houden. Momenteel valt een deel van de zorgaanbieders buiten het beeld van de IGJ, bijvoorbeeld doordat zij van rechtswege een toelating krijgen op basis van de WTZi. Anderzijds kunnen zorgaanbieders door middel van de meldplicht sneller op de hoogte zijn van de (kwaliteits) eisen die voor hen gelden. Een en ander moet ten goede komen van de kwaliteit van de zorg.
18
Inmiddels zijn het Uitvoeringsbesluit en de Uitvoeringsregeling Wtza ter consultatie gepubliceerd. In deze twee documenten worden de verplichtingen uit de Wtza nader uitgewerkt. Zo is in het Uitvoeringsbesluit Wtza een aantal categorieën van (jeugd)zorgaanbieders uitgezonderd van de meldplicht, zoals onder andere abortusklinieken. Daarnaast is in de Uitvoeringsregeling Wtza een concept meldformulier opgenomen, waarin onder andere wordt uitgevraagd welke zorg zal worden verleend en hoe de organisatie zal worden ingericht. 2. Vergunningplicht Een andere verplichting op basis van de Wtza is de vergunningplicht. Ook bij deze verplichting geldt dat deze ziet op zowel nieuwe als bestaande zorgaanbieders. Voor nieuwe zorgaanbieders geldt dat zij een toelatingsvergunning dienen aan te vragen als het gaat om (i) instellingen die medisch specialistische zorg (doen) verlenen of om (ii) instellingen die Zvw- of Wlz-zorg (doen) verlenen met meer dan tien zorgverleners. Bij deze tien zorgverleners is de juridische basis op grond waarvan zij werkzaam zijn niet relevant. Voor bestaande zorgaanbieders is het iets complexer. Hierbij is het volgende onderscheid van belang: • Voor zorgaanbieders die eerder actief een WTZi-toelating hebben moeten aanvragen geldt dat hun WTZi-toelating, indien zij op basis van de Wtza een vergunning dienen te hebben, wordt omgezet in een Wtza-vergunning. Als zij op basis van de Wtza geen vergunning hoeven te hebben, vervalt de WTZi-toelating. • Zorgaanbieders die van rechtswege in het bezit zijn van een WTZi-toelating, en dus niet eerder een WTZi-toelating hebben moeten aanvragen, dienen actief een Wtza-vergunning aan te vragen binnen twee jaar na inwerkingtreding van de Wtza, indien zij een Wtza-vergunning nodig hebben. Dat is dus een grote verandering voor deze zorgaanbieders, omdat zij momenteel niet actief een WTZi-toelating hoeven aan te vragen. Dit geldt ook voor zorgaanbieders die eerder geen WTZi-toelating hebben gekregen/no-
05 2020
RECHT IN HET FIZIER
dig hadden, en op basis van de Wtza wel over een vergunning dienen te beschikken. 3. Intern toezicht Tot slot stelt de Wtza transparantie-eisen aan de bestuursstructuur en bedrijfsvoering van een zorgaanbieder, hetgeen vergelijkbaar is met de huidige eisen uit de WTZi. Onderdeel van de eisen aan de bestuursstructuur is dat instellingen een interne toezichthouder dienen te hebben, bijvoorbeeld een raad van toezicht.
zichthouder uit minimaal drie (natuurlijke personen) moet bestaan. In de Uitvoeringsregeling Wtza is verder beschreven dat, wanneer een toezichthouder verplicht is, de instelling schriftelijk dient vast te leggen op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan deze verplichting. Voor instellingen die rechtspersonen zijn, geldt zelfs dat dit moet worden vastgelegd in de statuten.
Tot slot In het Uitvoeringsbesluit Wtza is opgenomen welke zorgaanbieders geen interne toezichthouder hoeven aan te stellen. Dit geldt voor (i) instellingen die medische specialistische zorg (doen) verlenen met tien of minder zorgverleners en voor (ii) instellingen waarbij cliënten niet een etmaal kunnen verblijven én zorg wordt verleend door 25 of minder zorgverleners. Daarnaast werkt het Uitvoeringsbesluit Wtza de eisen aan het intern toezicht nader uit, zoals de eis dat de toe-
05 2020
Inmiddels is de Wtza aangenomen door zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer. De verwachting was aanvankelijk dat de Wtza op 1 juli 2021 in werking zou treden, maar dat is inmiddels uitgesteld tot 1 januari 2022. De inwerkingtreding van de Wtza laat dus nog even op zich wachten. Desondanks is het – juist vanwege de grote veranderingen – raadzaam om alvast voor te sorteren op de nieuwe verplichtingen en de ontwikkelingen in de gaten te houden.
Nina Amini Abyaneh, Eldermans|Geerts
19
!& $ %&''$ ! "$ & !! ! ,"$ & , "# ! !! %& $ "!&) $ (""$ ! ! ) $ ""$ ( $% ! ! ! ' " %& )"$ ! " ! $% "!%" $ ( $ ! $ ##"$& $ & $ ! , & & #$" % !' ( ,"$ "$ ! % & % ! (" '&" & % $ % % $ ( ! %&''$ ! "$ & (""$ ! !! ! ,"$ "$ ! % & % ! " )"$ ! ! # !& & #$" & ! !! ! ( ! $ ( $$ %% ! ! ""$ %& ! $ % & ( ! "## ! ! ! "$ & " ! $ ##"$& % ! % " $ % "$&" !& $ %&''$ ! "$ & !! ! ,"$ % (" ) %% ! )"$ ! ! & $' & ! ,"$ "$ ! % & % " " '% & ( $ ! ( ! & ""$ ! ( ! & $ %' & & ! $ & (""$%# $ ! ( ! &" " %& ""$ & ! ( ! (""$%# ! ! +% % % $
& % ! & ,"$ ( ' & ! ! !& %& & ! ( ! ,"$ "$ ! % & % )"$%& ! & & $ ! ( ! !" $ ! !& " & "" "( ! ) & $ & "' ! ,"$ ! (""$ $ % $ & $ #& ' ( $ $ , ! ! & $ ! &" " %& %& ! ( %& " (""$ !" "" $ $% $ $ # & $ ! ! (" ! ( ! (""$ $ % $ & $ #& (""$ "$ ! % & , !, & ( $ $ ! " & ! )"$ ! !, & ! & ( $ ! ,"$ ! $(""$ !" % !%& ! ( ! & # $%"! !, & & ! &''$ ( $ ""# ' &%&$"" ! $ # !% " ! !%&$"" ( !' & $ & $ ! ! ! %& $ % $ (""$ "" & #"& !& ! ) $ # $%"! ( !' & ! "# ! & !, & % !" " , "" $ $ " & , && ! ! # $ ' & ! !
& (""$ ,") !("' ! +% % ! !&)""$ ! "# " ($ ! & ( !% " ! (""$ # ! ! +% % & !' & " *& $! $"!! ! %&$' &'$ $ " "! %&$' &'$ $ & ( !% '!! ! %! )"$ ! " , & ! ! "$ & & ! & "!&% ' & ! ( ! *& $! $"!! ! & !"$ " ! " ! ') !% ! & "!& ! ! ' & & !'&& ! ! !& ( $& & ") $ ! +& % ! $ -!& ! " ,"$ "$ ! % & % * & "! $%& '! ! ! +% ($ %&' ! "!%&$ $ ! ' $ " !
%' % "$ ' (""$ & ( $ $ ! ( ! !, & ! " # * $ ($ %&' ! %& & ' & ! $ & "" ! $ -!& ! ! " ! +% &"" & ! !! % ( ! ,") ,"$ #$" %% ! % ! +% & " ! ! " ! +% &"" % (""$ $"%" & ") $ ") $ % $ # ! & ! +% $ ! &" ! (""$ $ ! ") $ ! +& %
DUOPINIE
Arnold Wijngaarden, directeur Stichting Radar, Maastricht
05 2020
Er is een mooi gebaar gemaakt aan de medewerkers in de zorg die in de frontlinie staan en hebben gestaan in verband met corona. De netto zorgbonus van € 1.000 wordt door onder andere ziekenhuizen en verpleeginstellingen ruimhartig toegekend. Het hele personeel wordt in voorkomende gevallen aangemeld voor de bonus. Dit gaat toch echt te ver! Maatschappelijk geld wordt oneigenlijk besteed! Het meest gehoorde argument is dat iedereen hard gewerkt heeft. Dit zal ik niet ontkennen, maar dat is in andere sectoren ook het geval en die krijgen geen bonus. De mensen die ‘corona in de ogen gekeken hebben’ in een werksituatie verdienen dubbel en dwars de bonus. Diegene van facilitair die stad en land heeft afgestroopt voor mondkapjes ook, maar andere ondersteunende functies? Die niet. De regeling is breed uitlegbaar, maar we hebben als zorgorganisatie een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Laten we die ook op dit vlak nemen. De totale zorgkosten en loonkosten blijven al harder stijgen dan ons bruto nationaal product en dan doen we er nog een schepje bovenop... Als de rest van het personeel uit het oogpunt van zogenoemde gelijke behandeling volgens de raad van bestuur ook een bonus verdient dan kan deze ook ten laste van het regulier resultaat. Andere niet te onderschatten neveneffecten van deze actie zijn de verantwoording achteraf en de administratieve rompslomp. Dit wordt door een potentiële detailcontrole er niet beter op, nog los van de kosten wat die weer met zich meebrengt. Last but not least komt de zorgsector hier in een kwaad daglicht te staan als een rupsje nooit genoeg, toch jammer dat het applaus van maart verder verstomt… dat is het toch niet waard?
Minister de Jonge wilde na het applaus voor de helden van de zorg, hen ook met euro’s belonen: de zorgbonus. Hij verzuimde daarbij te zeggen wie hij nu precies bedoelde. En dat was op z’n minst naïef: je kan geen beleid maken op basis van alleen het beeld in de media waarin de toppers van de IC steeds (terecht) verschenen. Zoals wij weten is de zorg een ingewikkeld systeem met als kern: alles hangt met alles samen en iedereen is afhankelijk van elkaar in ketens. Ga dan maar bepalen waar de knip ligt tussen wel of geen bonus. Als de minister nog even had gebeld met de minister van financiën had hij vast gehoord dat het belangrijk is om tevoren naar de uitvoerbaarheid van voorstellen te kijken (denk aan de Belastingdienst). Met wat algemene richtlijnen gaf de minister vervolgens de zorg een tweede ‘bonus’: een enorme administratieve lastendruk om te achterhalen wie er wel of niet in de aanvraag opgenomen moet worden. Dit soort operaties kosten dan tijd, heel veel tijd. Daarmee ontplofte de zorgbonus definitief. Het belang van het bedrag raakte wat op de achtergrond. Het krijgen van de bonus werd meer en meer de erkenning dat mensen zich (fors) extra hadden ingezet en in lastige situaties moeten werken als gevolg van corona. Daarmee is er ook geen reden meer om medewerkers uit te sluiten. En ja, de bonus is maatschappelijk geld, maar de miljarden steun voor bedrijven is ook maatschappelijk geld. De bedrijven hebben er, begrijpelijk, om gevraagd. De zorg vroeg geen bonus, de minister kwam ermee aanzetten! Hij is het rupsje nooit genoeg voor makkelijke politieke winst. Dankzij de minister en z’n naïeve aanpak: nu iedereen een zorgbonus en daarna nooit meer zo’n gedrocht.
Foto: De Beeldredaktie
Foto: De Beeldredaktie
ZORGBONUS VOOR IEDEREEN?
Anne Leemhuis, lid raad van bestuur Marente, Voorhout
21
FISCALITEITEN
De werkkostenregeling: Minder eenvoudig dan beloofd en niet zonder risico’s De in 2011 ingevoerde werkkostenregeling (WKR) had tot doel de fiscale regels met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden te vereenvoudigen. Of dat doel ook bereikt is, is maar zeer de vraag. Door de ontstane diversiteit aan voorwaarden, begrippen en uitzonderingen is de WKR inmiddels tamelijk complex geworden. De complexiteit in combinatie met de controles van de Belastingdienst door middel van steekproeven zorgen steeds vaker voor grote problemen. In dit artikel bespreken wij de hoofdlijnen van de werkkostenregeling en gaan wij nader in op de steekproefmethode die de Belastingdienst steeds vaker inzet bij boekencontroles. Ten slotte bespreken we een aantal WKR-posten die in de praktijk vaak vragen oproepen. De werkkostenregeling in hoofdlijnen Onder de werkkostenregeling geldt als hoofdregel dat alle vergoedingen, verstrekkingen en terbeschikkingstellingen aan werknemers loon vormen. Intermediaire kosten, bijzondere verstrekkingen, vrijgestelde loonbestanddelen, nihil waarderingen, gerichte vrijstellingen én de vrije ruimte vormen hier – onder voorwaarden – een uitzondering op. De beschikbare vrije ruimte wordt per 1 januari 2020 berekend als 1,7% van de fiscale loonsom tot en met € 400.000 plus 1,2% van het restant van de fiscale loonsom. In verband met de uitbraak van het coronavirus is besloten om de vrije ruimte over de eerste € 400.000 van de loonsom in 2020 eenmalig te vergroten van 1,7% naar 3%. In het Belastingplan 2021 is voorgesteld het percentage van 1,2% per 1 januari 2021 te verlagen naar 1,18%. Voor zover sprake is van een overschrijding van de vrije ruimte, is de werkgever 80% eindheffing verschuldigd. Om de overschrijding van de vrije ruimte vast te kunnen stellen, dient de werkgever een overzicht op te stellen van het eindheffingsloon (vrije ruimte en gerichte vrijstellingen). Werkgevers zijn vrij in de wijze waarop zij deze vergoedingen en verstrekkingen vastleggen.
Complex De complexiteit van de werkkostenregeling zit in de diversiteit aan voorwaarden, begrippen en uitzonderingen. Voor instellingen is het vaak niet eenvoudig om te bepalen of een vergoeding of verstrekking gericht is vrijgesteld, op nihil wordt gewaardeerd, een intermediaire kostenpost is of toch onder de vrije ruimte moet (en kan) worden gebracht. Verder geldt dat diverse afdelingen in een organisatie verantwoordelijk zijn voor de juiste toepassing van de
22
05 2020
FISCALITEITEN werkkostenregeling. Om de werkkostenregeling efficiënt en optimaal te integreren in de bedrijfsprocessen, is samenwerking dan ook essentieel. Een bloemetje als bedankje voor een medewerker is zo gegeven, maar als dit administratief niet juist wordt verwerkt, dan kan dit zoals hierna blijkt aanzienlijke gevolgen hebben.
De werkkostenregeling en de steekproefmethode Kern van de huidige controlemethode van de Belastingdienst is de steekproefmethode. Bij een steekproef kijkt de Belastingdienst niet naar geïndividualiseerde posten als declaraties en kostenvergoedingen, maar trekt zij uit de administratie een aantal euro’s. Vervolgens kijkt de Belastingdienst of de achterliggende boekingen en facturen juist zijn verwerkt. Doordat elke getrokken euro een groot aantal euro’s vertegenwoordigt, kan een enkele geconstateerde fout een forse naheffing tot gevolg hebben. Voorbeeld Stel dat een werkgever drie secretaresses in dienst heeft. Op Secretaressedag ontvangen zij een bloemetje met een waarde van € 25. De werkgever verloont deze bloemetjes niet en wijst de bloemetjes evenmin aan als eindheffingsloon ten laste van de vrije ruimte. Bij de opzet van de steekproef hanteert de Belastingdienst als uitgangspunt dat geen enkele fout wordt toegestaan. Wanneer in de steekproef één fout is geconstateerd, leidt deze fout bij een loonsom van € 4.500.000 tot een looncorrectie van € 60.000. Als de bon van de bloemist wordt getrokken, vertegenwoordigt deze bon van € 75 een waarde van € 60.000. De hoogte van de naheffingsaanslag is onder meer afhankelijk van de vraag of de werkgever vrije ruimte onbenut heeft gelaten. In dit voorbeeld bedraagt de naheffing maximaal € 48.000 (80% van € 60.000). Hoe hoger de loonsom, hoe hoger de looncorrectie. Zo leidt één fout bij een loonsom van € 30.000.000 tot een looncorrectie van maar liefst € 200.000. Bij een loonsom van € 300.000 leidt één fout tot een looncorrectie van € 5.000.
lijke relaties. Om de gerichte vrijstelling toe te kunnen passen, is van belang dat de werkgever de zakelijkheid van de betreffende maaltijden kan onderbouwen. Binnen de zorgsector zien we veelal de volgende maaltijden: • Therapeutisch mee-eten met bewoners/patiënten: hiervoor geldt een gerichte vrijstelling; • Maaltijden uit kantines/restaurants waar ook derden maaltijden genieten. Voor maaltijden die in de kantine of het bedrijfsrestaurant worden genuttigd, geldt een normbedrag van € 3,35. Zolang de medewerkers tenminste dit bedrag betalen is geen sprake van loon. De werkgever kan op verschillende manieren onderbouwen welk bedrag de medewerkers betalen voor een maaltijd: • Op basis van een steekproef; • Op basis van de prijslijst. Door een aantal maaltijden samen te stellen op basis van de prijslijst zal duidelijk kunnen zijn of de gemiddelde kosten van een maaltijd ten minste € 3,35 bedragen. Afstemming met de Belastingdienst kan hierbij gewenst zijn. Bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering De premie voor de bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering vormt belast loon voor de bestuurders en commissarissen die via de salarisadministratie worden uitbetaald. De werkgever kan de premie aanwijzen als eindheffingsloon ten laste van de vrije ruimte. Advocaatkosten bij ontslag De werkgever kan de advocaatkosten via de vrije ruimte onbelast vergoeden. Dit kan echter alleen als dit gelijktijdig met loon uit tegenwoordige dienstbetrekking wordt uitgekeerd. Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) Vanaf 2020 kunnen werkgevers de kosten van een voor de dienstbetrekking aangevraagde VOG gericht vrijgesteld vergoeden.
Tot slot Vergoedingen en verstrekkingen die aandacht vragen Bij elke vergoeding en verstrekking voor medewerkers is het van belang de impact voor de werkkostenregeling te bepalen. Door wijzigingen in wetgeving, maar ook door keuzemogelijkheden, blijkt dat niet altijd eenvoudig te zijn. Hierna hebben wij enkele voorbeelden opgenomen van vergoedingen en verstrekkingen die regelmatig onjuist worden verwerkt. Maaltijden De kosten van (overwegend) zakelijke maaltijden zijn gericht vrijgesteld. Het gaat hierbij onder meer om maaltijden bij overwerk of therapeutisch mee-eten, maaltijden tijdens dienstreizen en maaltijden met zake-
05 2020
Hierboven hebben wij besproken hoe enkele vergoedingen en verstrekkingen behandeld moeten worden onder de werkkostenregeling. De werkkostenregeling is echter veel omvangrijker. Gedegen kennis van de werkkostenregeling is voor werkgevers essentieel. Bij een steekproef kan een enkele geconstateerde fout een forse naheffing tot gevolg hebben. Veel werkgevers zijn zich hier niet van bewust en gaan er vanuit dat het administratief inrichten van de werkkostenregeling voldoende is. Maar naast de administratieve inrichting zijn inhoudelijke kennis van de werkkostenregeling, samenwerking tussen de afdelingen en interne controle ook van belang voor een goede toepassing van de werkkostenregeling. We adviseren daarom om dit regelmatig af te stemmen met een WKR-specialist.
Jacqueline Ros & Nika Stegeman, BDO Branchegroep Zorg
23
HOOFDPUNT
Weg met die begroting In het laatste kwartaal van ieder jaar betrap ik mezelf er weer op. Het opstellen van de begroting kost toch weer meer tijd dan wenselijk en zinvol is. Vele jaren geleden, toen het jaarbudget voor zorginstellingen op een vast moment werd bepaald en niet afhankelijk was van allerlei variabelen was een begroting zinvol.
D
e opbrengsten konden goed worden ingeschat, waardoor het verschil tussen begrote en werkelijke opbrengsten niet zo groot was. De opgave was simpelweg om de kosten lager te laten zijn dan de begrote opbrengsten. De begroting was een financieel kader waarbinnen, met mandaat aan budgethouders, gehandeld kon worden. De huidige tijden zijn echter flink veranderd. De zorgopbrengsten staan niet vast omdat deze afhankelijk zijn van de feitelijke prestaties én van de vraag of deze passen binnen de productieafspraak. Ook de vergoeding voor kapitaallasten is afhankelijk gemaakt van de productie en daardoor minder zeker. Het mandaat dat tegenwoordig afgegeven wordt heeft niets te maken met de vastgestelde begroting. Neen, de opdracht die interne budgethouders tegenwoordig krijgen is om de kosten niet hoger te laten zijn dan de werkelijke opbrengsten, maar behelst ook de uitdaging om de opbrengsten daadwerkelijk te realiseren.
Toine van der Pol, lid raad van bestuur Cello
24
Natuurlijk is een raming op organisatieniveau van opbrengsten en uitgaven van belang. Hieruit kan worden opgemaakt voor welke uitdagingen de organisatie staat en in hoeverre er maatregelen gewenst zijn. Maar dit betreft dan vooral een raming en geen mandaat. De functie van een begroting is veranderd,
maar in de praktijk blijven we veelal de begroting van ‘onder naar boven’ opbouwen. Als we vervolgens gaan rapporteren erkennen we dat de feitelijke opbrengsten en kosten veel belangrijker zijn dan de vraag hoe deze zich verhouden tot de begroting. Waarom blijven we dan toch een begroting opstellen? Op een of andere manier geeft de begroting toch een houvast aan een raad van bestuur en management. Ook voor een raad van toezicht is de presentatie en goedkeuring van een begroting een belangrijk moment om het voorgenomen beleid (financieel) te toetsen. Dat er nauwelijks een relatie te leggen is tussen nieuw beleid en de begroting, in financiële zin, wordt te weinig erkend. Willen we echter voorgoed afscheid kunnen nemen van de begroting dan zal er een alternatief aangedragen moeten worden, waarmee we een beter houvast krijgen. Dankzij steeds betere Business Intelligencetools en vaardige (jonge) medewerkers zijn we steeds beter in staat om vooruit én op een andere manier te kijken. Het maandelijkse voortschrijdend inzicht in de financiële huishouding en het adequaat kunnen doen van prognoses moet ons overtuigen dat de traditionele begroting zijn tijd heeft gehad. Nu neem ik het me echt voor. Ik stel geen begroting meer op voor het jaar 2022.
05 2020
TOEZICHTSVERHALEN
JAARVERANTWOORDING ZORG VAN WTZI NAAR AWTZA Op 9 juni 2020 heeft de Eerste Kamer de Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (hierna: AWtza) aangenomen. Dat betekent dat hiermee het een en ander gaat veranderen. Naar verwachting zal vanaf verslagjaar 2021 het toezicht op de aanlevering van de maatschappelijke en financiële jaarverantwoording worden overgeheveld van de Inspectie gezondheidzorg en Jeugd (hierna: IGJ) naar de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa1). De AWtza breidt eveneens de groep zorginstellingen die verplicht is een jaarverantwoording aan te leveren sterk uit van toegelaten instellingen, ongeveer 3500 instellingen, naar alle zorgaanbieders (20-25.000) als bedoeld in de Wmg2. In de huidige situatie (op basis van de Wet Toelating Zorginstellingen (hierna: WTZi)) leveren zorginstellingen een maatschappelijke en financiële jaarverantwoording aan (hierna: JMV). Dit doen zij door middel van de openbaarmaking op jaarverantwoordingzorg.nl. Deze jaarverantwoording bestaat uit het invullen van vragen en het aanleveren van de jaarrekening via DigiMV bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (hierna: CIBG). Ook jeugdhulpaanbieders dienen hun JMV in via deze website.
ring belangrijke kernwaarden.
Naar verwachting zal de NZa vanaf verslagjaar 2021 gaan toezien op de tijdige en volledige aanlevering van de JMV. Dit verslagjaar ziet de NZa als een overgangsjaar3 en de verantwoordingsplicht geldt dan nog voor de instellingen die op grond van de huidige WTZi verantwoordingsplichtig zijn. Vanaf verslagjaar 2022 leggen alle zorgaanbieders – er zijn enkele uitzonderingen – hun financiële en maatschappelijke verantwoording af in lijn met het bepaalde op grond van het nieuwe artikel 40b van de Wmg4. Met ingang van dit verslagjaar (2022) komt de vereenvoudigde verantwoording5 te vervallen. Alle zorgaanbieders dienen vanaf dan daarom de jaarverantwoording aan te leveren met bijbehorende accountantsverklaring.
De NZa houdt risico-gestuurd toezicht en analyseert deze risco’s data-gedreven. Op basis van deze data-analyse is het voor de NZa mogelijk het toezicht zo efficient en effectief mogelijk in te richten. Het JMV is hierbij een belangrijk onderdeel voor het dagelijks toezicht op de inzichtelijkheid van de financiële administratie.
De IGJ behoudt het toezicht op de aanlevering van de jaarverantwoording van Jeugdhulpinstellingen, gecertificeerde instellingen en Veilig Thuis-organisaties. Wanneer een zorgaanbieder (als bedoeld in de Wmg) ook Jeugdhulpverlener, gecertificeerde instelling of Veilig Thuisorganisatie is, is bepaald dat de handhaving op de aanlevering van de JMV door de NZa zal plaatsvinden6. Met de openbaarmaking van de jaarverantwoording moeten zorgaanbieders verantwoorden hoe de collectieve middelen zijn ingezet voor de bekostiging van de geboden zorg. Hierbij zijn transparantie, integriteit, continuïteit van de zorg en professionele bedrijfsvoe-
05 2020
De maatschappelijk verantwoording door de zorgaanbieder richt zich op de belanghebbenden van de zorgaanbieder, namelijk: cliënten/patiënten, medewerkers, de samenleving, belangenorganisaties en het CBS als samensteller van publieke statistieken. De verzekeraar (zorgkantoor), de overheid (onder andere ministerie van VWS, NZa en de IGJ) zijn zowel financieel als maatschappelijk belanghebbend bij de aanlevering van de JMV7.
Regels over de inhoud van de verantwoording zijn opgenomen in de Regeling jaarverantwoording Wmg. Informatie over het toezicht van de NZa op de tijdige en volledige aanlevering van de JMV door zorgaanbieder zal gegeven worden via de website, www.nza.nl. 1
Artikel 15 en 16 van de WTZi wordt in de AWtza gewijzigd naar artikel 40b van de Wet marktordening gezondheidszorg (hierna: Wmg) 2 Een uitzondering op deze verplichting is geregeld in artikel 5b van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG. Deze AMvB is nog niet definitief. 3 Zie hiervoor ook de concept Regeling jaarverantwoording Wmg. Deze regeling is op 19 oktober 2020 aangeboden voor internetconsultatie https://www.internetconsultatie.nl/regelingjaarverantwoordingwmg 4 Op de website www.jaarverantwoordingzorg.nl staat vermeld waar de jaarverantwoording aan moet voldoen en zijn ook modeljaarrekeningen beschikbaar 5 Een micro-zorgaanbieder is een kleine zorgaanbieder met onder andere een netto-omzet minder dan € 700.000,00. Zie voor meer informatie met betrekking tot het vereenvoudigd verantwoorden op genoemde website www.jaarverantwoordingzorg.nl 6 Zie ook concept Regeling jaarverantwoording Wmg 7 Regeling verslaggeving WTZi en de nota van toelichting daarop
Meta Stouthart, beleidsmedewerker NZa
25
REFLECTIES
Cash is king... Het gezegde in financiële kringen luidt vaak ‘cash is king’. Inmiddels betalen zorginstellingen (en vele andere organisaties) negatieve rente op de liquide middelen die ze aanhouden bij een bank; als WFZ zien wij daar zorginstellingen mee worstelen. Dat is voor het eerst dat het aanhouden van geld ook nominaal geld kost. Tot voor kort was de rente wel lager dan de inflatie – wat betekende dat in reële termen het aanhouden van geld ook al geld kostte – maar nu is de rente zelfs negatief. Nu daadwerkelijk geld betaald moet worden om geld bij de bank aan te houden doet zich, misschien opnieuw, de vraag voor wat de waarde is van het aanhouden van liquide middelen. Met andere woorden: wat mag de hofhouding van koning cash kosten? In dit artikel wordt ingegaan op het belang van aanhouden van liquide middelen, mogelijke alternatieven als sprake is van een duidelijk overschot daarvan en wordt ook ingegaan op afwegingen tussen risico en rendement als zorginstellingen de kosten van negatieve rente willen beperken. Het belang van cash In een normale bedrijfsuitoefening levert een zorginstelling diensten die in rekening worden gebracht bij zorgverzekeraars, zorgkantoor, gemeente of cliënten zelf. Afgezien van voorschotten die vooruitlopend op de factuur betaald worden, wordt de rekening op enig moment door de debiteur betaald waardoor er cash geld binnenkomt. Tegelijkertijd moeten zorginstellingen maandelijks het personeel en de leveranciers betalen en periodiek bijvoorbeeld ook rente en aflossing aan de bank. Omdat bijvoorbeeld personeel elke maand betaald moet worden en de zorg die zij levert pas achteraf gefactureerd en betaald wordt, is het nodig dat een zorginstelling werkkapitaal heeft. Ook als de zorg bevoorschot wordt is liquiditeit nodig om fluctuaties in ontvangsten en uitgaven op te vangen. Een belangrijk onderdeel van dat werkkapitaal zijn de liquide middelen. De vraag is natuurlijk hoe groot de buffer moet zijn om fluctuaties in de kasstromen te kunnen opvangen. Het WFZ (oktober 2018) suggereert als vuistregel circa twee maanden omzet. Bij die vuistregel worden overigens de nodige nuanceringen gemaakt. Hoe meer onzekerheid in de nabije toekomst hoe meer reden een ruimere buffer aan te houden. EY suggereert een gewenst niveau van 2-3 maanden personeelskosten (EY, Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2020, pagina 9). Frans Schaepkens, directeur WFZ
26
In het algemeen wordt bij bedrijven de liquiditeit vooral uitgedrukt in een zogenaamde current ratio (kortlo-
pende schulden gedeeld door kortlopende activa) die, volgens deskundigen, tussen de 1,5 en 2 zou moeten zijn. In een dergelijke ratio wordt geen verband gelegd met de omzet of met kosten, maar duidelijk is dat kortlopende schulden ruimschoots voldaan moeten kunnen worden met de kortlopende middelen. Tot die kortlopende middelen horen overigens ook voorraden en debiteuren, posten die enige doorlooptijd behoeven voordat ze omgezet worden in liquide middelen. Daarom is het ook van belang een liquiditeitsbuffer aan te houden. De EY Barometer Nederlandse Gezondheidszorg 2020 laat zien dat de current rato in de sector de laatste jaren circa 1,4 is geweest, hetgeen onverlet laat dat er grote verschillen zijn tussen deelsectoren en individuele zorginstellingen. Het aanhouden van een liquiditeitsbuffer is bedoeld om niet voor verrassingen komen te staan, dat de salarissen en de rekeningen niet betaald kunnen worden. Om verrassingen te voorkomen en zo nauwkeuriger te kunnen bepalen welke liquiditeitsbuffer nodig is, is het maken en gebruiken van cashflowprognoses sterk aan te raden.
Het belang van cashflowprognoses Om goed te kunnen bepalen hoeveel liquide middelen aangehouden moeten worden is het belangrijk dat een goede cashflowprognose gemaakt wordt. Zo’n cashflowprognose beslaat bij voorkeur zo’n 12-18 maanden, waarbij de eerste maanden gedetailleerder in
05 2020
REFLECTIES
beeld worden gebracht dan de latere maanden. Door het maken van zo’n prognose worden fluctuaties gedurende de maanden ook beter zichtbaar; in sommige maanden zijn er nu eenmaal meer uitgaven dan in andere maanden en hetzelfde kan gelden voor de inkomsten. Bij voorkeur wordt zo’n cashflowprognose aangesloten op de exploitatiebegroting en de exploitatie forecast (de raming van de exploitatie voor het gehele jaar, gebaseerd op de meest recente inzichten). Het is in mijn ogen belangrijk dat een dergelijke cashflowprognose niet ‘het speeltje’ van de financiële afdeling is, maar dat andere afdelingen input leveren (zo is de HRM-afdeling waarschijnlijk goed in staat om prognoses te maken over personele bezetting, inhuur en loonstijgingen) en dat het resultaat ook gedeeld én besproken wordt met het topmanagement van de organisatie. Op basis van de cashflowprognose wordt ook inzichtelijk of een rekening courant faciliteit – als die aanwezig is – voldoende is om de fluctuaties in de kasstromen op te vangen. De beschikbaarheid van zo’n rekening courant faciliteit is deels een alternatief voor het aanhouden van liquide middelen, maar is vooral bedoeld om fluctuaties op te vangen en niet om structureel te benutten. Als blijkt dat er een overmaat aan liquide middelen aanwezig is op zowel de korte als middellange termijn, dan kan een zorginstelling overwegen om die middelen in te zetten voor de financiering van reeds geplande investeringen of voor extra aflossingen op bestaande financiering. Beide aanwendingen verdienen een zorgvuldige overweging. Bij het gebruiken voor geplande investeringen kan een zorginstelling door een bank al gedwongen worden om eigen middelen aan te wenden. Voor zover er sprake is van vrije keuze is de overweging dat eenmaal geïnvesteerd het geld niet meer op korte termijn beschikbaar is in de vorm van cash. Extra aflossing op bestaande financiering is mogelijk op momenten van renteherziening en eventueel ook tussentijds, waarbij in het algemeen boetebedingen gelden. Ook als er extra aflossingen gedaan worden op bestaande financiering moet overwogen worden wat de consequenties zijn op de langere termijn; moet dan eerder of meer financiering worden aangetrokken en is dat haalbaar?
Rendement zoeken? In de praktijk ziet het WFZ dat instellingen mogelijkhe-
05 2020
den onderzoeken om de hoeveelheid liquiditeit te verlagen om zo kosten te besparen. Nu de rente negatief is kan de verleiding ontstaan om gelden die tijdelijk niet nodig zijn in de reguliere bedrijfsvoering op een alternatieve manier te investeren om zo minimaal het negatieve rendement te ontlopen. Het WFZ is zeker geen voorstander van zo’n beleid. Weliswaar kunnen investeringen gekozen worden die een zeer laag risico hebben, bijvoorbeeld Nederlandse staatsobligaties met een AAA-rating, maar deze investeringen gaan gepaard met transactiekosten die het rendement verlagen. Met name moet aandacht geschonken worden aan de liquiditeit van de investering. Hoe snel kan een dergelijke belegging te gelde gemaakt worden als er behoefte is aan liquiditeit? Naast de transactiekosten en het liquiditeitsrisico moet ook bedacht worden dat dergelijke investeringen het risico met zich meebrengen in waarde te dalen mocht de rente op enig moment weer gaan stijgen. Slechts als deze aangehouden wordt tot einde looptijd kan een dergelijke waardedaling vermeden worden. Langdurig aanhouden is niet in overeenstemming met de reden waarom belegd wordt, namelijk tijdelijk overtollige middelen nog enigszins laten renderen. Het WFZ is ook al eens de suggestie tegengekomen dat een zorginstelling met overtollige middelen geld uitleent aan een zorginstelling die – tijdelijk – liquide middelen nodig heeft. Als gekozen wordt voor die constructie dan loopt de uitlenende partij een fors debiteurenrisico. Overigens sluiten de meeste treasurystatuten dergelijke investeringen en het uitgeven van leningen aan derde partijen ook uit, waardoor eerst een gang naar de raad van toezicht gemaakt moet worden voordat dergelijke investeringen gedaan kunnen worden.
Tot slot Momenteel is er heel veel geld in omloop en zijn de rentes extreem laag. Dat maakt het aanhouden van liquide middelen misschien lastiger te rechtvaardigen, maar de risico’s van te weinig liquide middelen moeten niet onderschat worden. Zeker in tijden van grotere onzekerheid kunnen kasstromen onverwachts fluctueren waardoor er acuut behoefte aan liquide middelen kan ontstaan. Door het aanhouden van een afdoende buffer kunnen die fluctuaties opgevangen worden. Dat het aanhouden van geld geld kost is voor velen van ons waarschijnlijk nieuw; daar staat tegenover dat het lenen van geld ook nog nooit zo goedkoop is geweest. Sommige geborgde financiering kent inmiddels ook al een negatieve rente; geld lenen en geld op de koop toekrijgen...
27
AD VERBUM
Grondige analyse overheidsfalen Dat had niet zo gemoeten!
I
k ben er even lekker voor gaan zitten. Een stevig boekwerk over falende projecten door de overheid, geschreven door een oud-topambtenaar! Met als bijlage een shortlist van 100 projecten of gebeurtenissen van de afgelopen dertig jaar waar de overheid steken heeft laten vallen. Al in het inleidende hoofdstuk geeft Bekker aan dat er inderdaad veel dingen misgaan bij de ‘overheid’ – wat of wie we daar in onze perceptie dan ook onder mogen verstaan – en dat hij daar ook van nabij getuige van is geweest. Hij is daardoor ook gemotiveerd om dit falen grondig te analyseren. Bekker wil met dit boek een bijdrage leveren om dergelijke toestanden – en daarmee misschien ook de soms onterechte onderwaardering voor zijn oude werkomgeving – in de toekomst te voorkomen of in ieder geval te mitigeren. Of dat zal lukken is maar de vraag. Vanuit het boek ontstaat namelijk wel een beeld dat de politieke actoren de kiem leggen voor allerlei miskleunen. Als het voorgestelde beleid of de ontworpen uitvoeringsregelingen al goed in elkaar zitten, worden ze in het proces van de parlementaire behandeling – de onderhandelingen en het uitwisselen van compromissen die daarbij vaak onvermijdelijk plaatsvinden – zodanig aangetast dat de uitvoerbaarheid ervan wel een hele uitdaging wordt. Daarbij worden dan ook nog eens de negatieve adviezen van ambtenaren die hun oordeel moeten geven over de uitvoerbaarheid, om politieke redenen in de wind geslagen.
Reinald van der Meer
28
Het zijn dan vervolgens die ambtenaren – en uitvoeringsinstanties – die van de in de praktijk lastig uitvoerbare regelingen maar chocola moeten zien te maken. Dat wordt er niet makkelijker op omdat zij vaak niet echt de sterspelers op communicatief vlak blijken te zijn. Dat zit niet altijd in hun DNA. Bovendien zijn vaak zij ook nog eens met handen en voeten gebonden aan het lot van hun politieke meesters. Ga er maar aan staan!
Gelukkig besluit Bekker het boek ook met heel wat suggesties om de overheid als patiënt wat gezonder te maken. Daar is wel veel goede – politieke – wil, zelfreflectie, doorzettingsvermogen en een langetermijnvisie voor nodig. Misschien ook ras-optimisme? Is het waard dit boek te lezen? Hoewel de auteur feitelijk en helder schrijft, is het – eigenlijk vanzelfsprekend – niet echt een heel meeslepend werk. Toch levert het belangrijke inzichten op over wat er allemaal zo mis kan gaan. En dat is bepaald niet voorbehouden aan de overheid. De zorgsector en het bedrijfsleven kunnen er ook wat van en hebben er dus ook veel van te leren!
R O E L
B E K K E R
Dat had niet zo gemoeten! Fouten en falen van de overheid onder het vergrootglas
UITGEVERIJ BOOM BESTUURSKUNDE ISBN 9789462361225 TAAL NEDERLANDS DRUK 1 PRIJS € 40,50 VERSCHIJNINGSDATUM MAART 2020 SCHRIJVERS ROEL BEKKER
05 2020
AD VERBUM
VERBINDING ZONDER WIFI Onze smartphones geven ons de illusie dat we continu verbinding hebben met elkaar. Niets is minder waar. Contacten worden vaak juist oppervlakkiger en de diepgang in onze relaties verdwijnt. Dat heeft niet alleen effect op onze zakelijke resultaten, maar ook op ons persoonlijke leven. Wat zou er gebeuren als jij het verschil maakt in dit digitale tijdperk en bewust de échte verbinding opzoekt. Als de gesprekken die jij voert bovendien zo opvallend goed zijn, dat ze de ander voor altijd bijblijven. Wat voor effect zou dat hebben op je persoonlijke en zakelijke relaties? In dit boek laat Robin Stevens aan de hand van inspirerende voorbeeldverhalen, praktische inzichten en slimme technieken zien:
• Hoe je instant verbinding maakt door iets slims te doen aan het begin van een gesprek. • Hoe je opgebouwde spanning oplost voordat je moeilijke gesprekken ingaat. • Wat je van je GPS-systeem kan leren om je relaties te verbeteren. • Welke drie dingen je nooit moet doen in zakelijke gesprekken. • Hoe je in vergaderingen de aandacht krijgt, zelfs als je een dominante leidinggevende hebt. • Hoe je precies de juiste vragen kunt stellen zonder dat het irritant wordt. UITGEVERIJ BOEKENGILDE B.V. ISBN 9789464022643 TAAL NEDERLANDS DRUK 1 PRIJS € 20,00 VERSCHIJNINGSDATUM JUNI 2020 SCHRIJVERS ROBIN STEVENS
JIJ MOET JE BEK HOUDEN!
Bescheiden vragen van Edgar H. Schein is een simpele en effectieve techniek om meer positieve relaties te bouwen, vooral tussen mensen met statusverschil. Een echte leider geeft mensen de ruimte zelf te denken door vragen te stellen, in plaats van aan te geven hoe het moet. Dat is best lastig: iedereen vindt het fijn om te laten zien wat hij weet, en van een leider wordt bovendien verwacht dat hij de antwoorden heeft. Maar je kunt onmogelijk de antwoorden hebben als je niet meer dagelijks met je handen in de klei staat, en je kunt ook niet alles zelf doen. Creëer een cultuur waarin misstanden aan de kaak gesteld worden, waarin bazen die het mis hebben tegengesproken worden, waarin ideeën vrij geopperd worden; waarin vragen vrijstaat. Bescheiden vragen is een kleinood vol compassie en wijsheid voor wie aan positieve relaties wil bouwen.
Elk jaar ervaren maar liefst 1,6 miljoen professionals conflicten en agressie tijdens hun werk. Zij krijgen te maken met boze burgers, agressieve cliënten, manipulerende patienten, verongelijkte ouders/ verzorgers, opgefokte passagiers en klanten die geen nee accepteren. Jij moet je bek houden! helpt professionals effectief om te gaan met deze situaties en sterker uit de strijd te komen. Conflicten zorgen voor stress en daar kun je letterlijk ziek van worden. Voor professionals bij de overheid, in de zorg, in het onderwijs en in het bedrijfsleven wordt het effectief omgaan met conflicten steeds belangrijker. Hoe reageer je als iemand met geweld dreigt? Wat zeg je als een woedende cliënt jou de huid vol scheldt? In dit boek leer je hoe je dat doet. Je leest ook wat jouw werkgever moet doen als een werknemer met agressie en geweld te maken krijgt, en hoe je opvang en nazorg kunt bieden. Jij moet je bek houden! staat vol waargebeurde verhalen van professionals en geeft je de tools om conflicten te voorkomen en te overwinnen.
UITGEVERIJ BUSINESS CONTACT ISBN 9789047014317 TAAL NEDERLANDS DRUK 1 PRIJS € 15,99 VERSCHIJNINGSDATUM JUNI 2020 SCHRIJVERS EDGAR H. SCHEIN
UITGEVERIJ S2 UITGEVERS ISBN 9789492528599 TAAL NEDERLANDS DRUK 1 PRIJS € 20,00 VERSCHIJNINGSDATUM AUGUSTUS 2020 SCHRIJVERS CAROLINE KOETSENRUIJTER
BESCHEIDEN VRAGEN
05 2020
29
EEN PAND MET EEN VERHAAL
VAN KLOOSTER EN MODEVAKSCHOOL NAAR MODERN WOONZORGCENTRUM Aan de doorgaande weg in Mariaheide (gemeente Meierijstad) staat direct naast de kerk een markant gebouw. Nu wonen er ouderen met dementie die niet langer thuis kunnen wonen bij Amaliazorg Van Haarenstaete, maar het gebouw kent een rijke geschiedenis. We duiken daarvoor terug in de tijd toen het nog het Sint Nicolaasklooster werd genoemd.
H
oewel er maar zeventig gezinnen in zijn parochie woonden, wilde pastoor G. van Haaren toch een klooster in Mariaheide vestigen. In 1911 legde hij de eerste steen van het klooster dat hij uit eigen zak betaalde. Rechts van de voordeur is nog steeds de gevelsteen met het opschrift: "PRIM. LAP. POS./ G.S. VAN HAAREN/ PAROCHUS/ MARIAHEIDE/ A.D. MCMXI OCT VI" zichtbaar. Vertaald staat er ‘de eerste steen heeft G.S. van Haaren gelegd op 6 oktober 1911’. De pastoor noemde het gebouw naar zijn vader. Jaren later is de doorgaande weg waaraan het pand ligt genoemd naar de stichter. Deze heet de Pastoor van Haarenstraat.
Neorenaissance stijl Het klooster is gebouwd naar een ontwerp van de architect J.H.H. (Hubert) van Groenendael (1868 –
1942). Hij bouwde kerken, kloosters, ziekenhuizen en scholen zoals de kerk in Mariaheide, de Eindhovense Steentjeskerk en het Bossche Mariënburgklooster. Het gepleisterde, bakstenen gebouw in Mariaheide is in neorenaissance stijl opgetrokken. Vooral de zesruitsramen en de rondbogen (sommige met metselmozaïek) maken het gebouw een blikvanger.
Modevakschool Op 31 mei 1912 betrokken de Zusters Franciscanessen der Onbevlekte Ontvangenis van de Heilige Moeder Gods het klooster. Zij hebben er tot en met 2003 gewoond en gewerkt. Ze begonnen er een leer- en bewaarschool en hadden van 1915 tot 1939 een modevakschool met pensionaat. De latere leer- en bewaarscholen waren ondergebracht in uitgebreide, moderne aanbouwen aan de achterzijde. In 1980 werd de achter-
16Naam in foto
30
05 2020
EEN PAND MET EEN VERHAAL
zijde uitgebreid met appartementen voor de zusters. Een grote opknapbeurt volgde in 1983 met een ruime nieuwbouw aan de achterzijde.
Hoogbejaarde zusters Toen in 2003 er nog maar enkele hoogbejaarde zusters woonden, besloten zij naar Veghel te verhuizen. Daardoor kwam het gebouw in de verkoop. De zusters wilden dat zorg of onderwijs in het gebouw gevestigd zouden worden. Daaraan werd gehoor gegeven door Amaliazorg. Er was een flinke verbouwing nodig om het gebouw geschikt te maken voor zorg. Daarbij zijn zoveel mogelijk oorspronkelijke elementen behouden zoals het prachtige gebrandschilderde glas-in-loodraam in het trappenhuis aan de achterzijde van het gebouw. Dit raam is gesigneerd door E. Lohrer uit Utrecht en komt uit 1912. Dit prachtige rondboograam is gewijd aan St. Elizabeth. Monumentale en moderne bouwstijlen hebben elkaar gevonden. Er is voor nieuwbouw aan de achterzijde gekozen met veel glas en hout. Het vooraanzicht van het gebouw is na ruim een eeuw nog steeds onveranderd.
biedt Amaliazorg sinds 2009 belevingsgericht groepswonen aan 35 bewoners met dementie die niet langer thuis kunnen wonen. Zij hebben er elk hun eigen kamer en de beschikking over ruime gezamenlijke huiskamers. Zij kunnen er prettig wonen en gebruik maken van een winkeltje, kapsalon en een Grand Café of wandelen in de prachtige grote tuin. Het zou zomaar kunnen dat de kinderen die er vroeger op school zaten op hun oude dag weer terugkeren.
Kleinschalig wonen Het gebouw kreeg een nieuwe naam waarin de stichter van het gebouw geëerd wordt. In Van Haarenstaete
Bron: Jan Smits, Vademecum van religieuzen en hun kloosters in Noord-Brabant. Alphen a/d Maas, 2010.
COLOFON Fizier is het tijdschrift voor zorgfinancials, dat wordt uitgegeven door Fizi, netwerk zorgfinancials.
Vormgeving colorscan bv
Communicatiecommissie John Bierings, internal audit, treasury, tax-control Koraal Pim Diepstraten (voorzitter), adviseur Finance Ideas Reinald van der Meer, directiesecretaris GGZ Noord-Holland Noord Gerrit Poortman, accountmanager SDB Groep Simone Verhulst, business controller, Pluryn Bernard de Vries Robles, interim financial De Vries Robles Management Consultancy Maarten-Jan de Wit, project consultant, Public Search
Drukwerk Zalsman Groningen B.V. Fizier wordt CO2 neutraal geprint en verzonden in duurzaam bio-folie
(Eind)redactie en bladmanagement Petra de Lange, Fizi Aanleveren artikel of reageren op een geplaatst artikel: redactie@fizizorgfinancials.nl Verenigingsbureau Fizi Overcingellaan 19, 9401 LA Assen 088 2343630, info@fizizorgfinancials.nl www.fizizorgfinancials.nl Hoofdsponsors AFAS, AON, BDO en Oldenburg Bonsèl Sponsors Berenschot, Eldermans|Geerts, Finance Ideas, Infent, PlanMotion, Public Search, Q-Consult Zorg, Quoratio, Rabobank Zorg, Verstegen Accountants, en Zorgsubsidiekalender
05 2020
Adverteren Voor informatie en aanleveren van advertentiemateriaal: Petra de Lange, 088 2343630, redactie@fizizorgfinancials.nl Abonneren Fizier verschijnt vijf keer per jaar. Dit tijdschrift van Fizi wordt verspreid onder leden, sponsors en relaties van Fizi. Daarnaast kunnen niet-leden zich op Fizier abonneren. Een jaarabonnement op Fizier kost € 56,60 excl. btw per kalenderjaar en kan worden aangevraagd via www.fizizorgfinancials.nl.
©
2020, Fizi ISSN 2588 – 8722
31
ADMINISTRATIE OP ORDE, LAGERE LASTEN!
Administratieve taken zijn vaak een grote zorg in uw organisatie. Veel van die taken zijn noodzakelijk, maar andere leiden onnodig af van de zorg die uw medewerkers willen leveren. Dan voelt administratie als een last en krijgt het geen prioriteit. Dat leidt weer tot extra controles achteraf om de financier of accountant tevreden te stellen met een volledige en juiste administratie. En dat kost extra capaciteit, energie en natuurlijk geld! Door de juiste inrichting van deze processen, interne controles en systemen weet u zeker dat alleen die administratieve taken uitgevoerd worden, die nodig zijn om ‘in control’ te zijn. Oldenburg Bonsèl beschikt over de kennis en kunde van interne controles, processen en de diverse systemen in de zorg en wij helpen u graag met de inrichting hiervan. Bijvoorbeeld met ons eigen control raamwerk, waarop ook de financier en accountant kunnen vertrouwen, zoals blijkt uit eerdere opdrachten. Daardoor kunnen de medewerkers zich weer richten op de primaire taak; het verlenen van zorg! Benieuwd naar wat wij voor uw organisatie kunnen betekenen? Neem dan contact op met Bart de Soet via telefoonnummer 023-303 6600 of per mail b.de.soet@oldenburgbonsel.nl.
KANTOOR NOORD Kenaupark 31 2011 MR Haarlem 023 303 66 00
KANTOOR ZUID Koningsweg 42 5211 BL ‘s-Hertogenbosch 073 303 56 30 info@oldenburgbonsel.nl www.oldenburgbonsel.nl