Meekijken over de schouder van.. Theo Baart & Joris Jansen

Page 1

Meekijken over de Schouder van.. tHeo BaaRt en JoRiS JanSen


Meekijken over de Schouder van.. van idee tot Sneeuw iS wit en wYSiwYG? Met deze publicatie sluiten we het tweede deel van Meekijken over de Schouder van.. af. Meekijken is bedoeld om inzicht te geven in de werkwijze en inspiratiebronnen van fotografieprofessionals. door dit inzichtelijk te maken met artikelen op FotodoKs website, meet&greets, lezingen, een tentoonstelling en deze publicatie raak je hopelijk zelf ook geïnspireerd om beter naar fotografie te kijken of er op een andere manier mee aan de slag te gaan. Meekijken loopt het hele jaar. elk jaar is er een andere gast die het programma draait. van te voren is niet vastgesteld waar het over moet gaan en wat de uitkomst zal zijn, ook niet van de tentoonstelling of de presentaties. FotodoK vindt dit een spannende manier van werken en houdt daarmee ruimte in haar programmering om heel direct in te spelen op de actualiteit, zowel wat betreft fotografie als op het gebied van maatschappelijke ontwikkelingen. Meekijken moet voor veel mensen interessant zijn, voor studenten, net afgestudeerden, mensen die al langer werkzaam zijn in de fotografie, maar ook voor fotografie-geïntereseerden. door in verschillende media te presenteren hopen we zo veel mogelijk mensen te bereiken. iedere aflevering van Meekijken krijgt een andere wending door de interpretatie van de verschillende gasten. Gasten die goed ingebed zijn in de fotografie, naam gemaakt hebben of aan het maken zijn en ieder weer hun eigen publiek aanspreken, dat is waar FotodoK op selecteert. dat daarin overlap zit, is alleen maar goed om ook werkelijk een groep fans op te bouwen. in 2009 was de aftrap van Meekijken met fotograaf Raimond wouda. afgelopen jaar, in 2010 namen fotografen theo Baart en Joris Jansen de honneurs waar. Baart is al jaren werkzaam als documentair fotograaf. de belangrijkste drijfveer voor zijn projecten is de frictie in de nederlandse cultuur tussen de noodzaak tot controle en de uiteindelijke uitkomst van deze controle, die soms erg verrassend is. Het (veranderlijke) landschap is daarin Baarts referentiepunt. in zijn praktijk zoekt hij altijd raakvlakken en dialoog met andere disciplines, zoals landschappelijke of stedelijke planning. voorbeelden van projecten zijn Bouwlust, the urbanization of a

polder en Snelweg/Highways in the Netherlands. Jansen staat aan het begin van zijn carrière. Hij is in 2009 afgestudeerd aan de KaBK in den Haag en won datzelfde jaar met zijn afstudeerwerk het Steenbergen Stipendium. Jansen is een jonge fotograaf die FotodoK er van overtuigde niet alleen een interessante fotograaf te zijn, maar ook veel vragen te hebben over fotografie die hij zou willen onderzoeken. Beide fotografen staan op een andere manier in hun fotografiepraktijk. waar fotografie voor Baart meer een middel is om belangrijke zaken aan de orde te stellen, problemen te analyseren en verhalen te vertellen, is het voor Jansen het medium zelf dat veel vragen oproept. Beiden zijn kritisch en zoeken graag de grenzen op van de fotografie, zowel praktisch, als in woord én concept. Het werk van het afgelopen jaar resulteerde in een aantal stukken over fotografen, maar vooral ook in veel reflecties op verschillende werkwijzen, de fotografiepraktijk, hoe Baart en Jansen die ervaren en zich er in ontwikkelen. de rode draad voor de eindpresentaties was ‘context’ en ‘betekenis’ in de fotografie. in samenwerking met FotodoK stelde Jansen de eindpresentatie Sneeuw is Wit samen en werkte Baart mee aan het lezingenprogramma WYSIWYG? (What You See Is What You Get?). in Sneeuw is Wit staat de documentaire werkwijze van de verschillende kunstenaars centraal, maar ook wat zij hiermee aan de orde stellen, namelijk de betekenis van fotografisch beeld in de media en de perceptie hiervan. Ze bevragen in hun werk kritisch de context waarin beelden worden gepresenteerd. in Sneeuw is Wit krijgen de afzonderlijk projecten ook weer nieuwe betekenis door ze bij elkaar te brengen in de tentoonstelling. Bij WYSIWYG? lieten Hans aarsman, theo Baart, Michelle Hamers en Florian Göttke ook hun licht schijnen over de begrippen ‘context’ en ‘betekenis’. Hetzelfde beeld in een andere context, de tentoonstelling als betekenisgever en betekenisverandering van fotografische beelden uit het collectieve geheugen waren gespreksonderwerpen. door middel van lezingen en informele gesprekken – met gasten en publiek – kwamen verschillende beeld- en presentatiestrategieën aan de orde. FotodoK wil theo Baart en Joris Jansen hartelijk danken voor hun inzet en inspiratie. Komend jaar gaat ontwerper en Fw: oprichter Hans Gremmen voor Meekijken aan de slag. ook dat belooft weer een enerverend en inspirerend jaar te worden. volg het via www.fotodok.org.

Femke Lutgerink artistiek leider FotodoK


[01/13]

WaaroM FoToGraFeer jij WaT je FoToGraFeerT? tHeo BaaRt en JoRiS JanSen

WaaroM FoToGraFeer jij WaT je FoToGraFeerT? JoRiS JanSen in GeSPReK Met tHeo BaaRt jj: Mijn eerste vraag aan jou is, waarom fotografeer jij, wat je fotografeert? TB: ik beleef een bijna onnatuurlijk plezier aan plekken die – al dan niet bedacht – ontstaan zijn uit nut en noodzaak. niet uit een calvinistische inborst of angst voor esthetiek, maar omdat ik vind dat dat soort plekken net zo veel, en misschien wel meer zeggen over onze identiteit dan de canon van onze cultuur. opgroeien in een polderdorp met de van iedere over-

tolligheid ontdane naam Hoofddorp hielp. Fietsen naar school langs een strakke poldervaart met een berm die zo smal was dat er geen boom kon groeien – die strook land ging af van vruchtbare landbouwgrond – wees je er op dat land geld kost. voor frivoliteit moest je naar de stad; en dat deed ik graag. opgroeien in een ‘gebruikslandschap’ waar land en gebouwen ondergeschikt waren aan het nut dat ze hadden, heeft mij op het spoor gezet van de thematiek van mijn werk: hoe richten wij onze ruimte in. de poldergemeenschap werd gevormd door agrariërs en middenstanders. ons gezin hoorde maar half bij die gemeenschap: een beetje wel want vader was hoofd der school, en ook weer niet want we waren goddeloos, georiënteerd op de stad, en politiek links leunend. dat half erbij horen heeft mijn houding gevormd om met enige afstand te kijken naar wat er in mijn directe omgeving gebeurt. ik ben nieuwsgierig naar mijn directe omgeving. vandaar ook de projecten waar mijn eigen huis, dorp, wijk of kinderen een rol in spelen. ik kan me daar nauwelijks een buitenstaander noemen. voor mij geldt dat ik verwonderd kan zijn over een fenomeen (de snelweg) maar er ook een directe relatie mee wil hebben (automobilist). ik heb dan ook nooit de aanvechting hoeven

© Theo Baart


[01/13]

onderdrukken om naar el Salvador, nicaragua of een ander getormenteerd land te snellen – wat toen ik begon te fotograferen (1980) bijna een voorwaarde was, om te laten zien dat je als fotograaf uit het goede hout was gesneden. al die jongens en meisjes uit de Hollandse buitenwijk die vol romantische geestdrift met de camera het onrecht aan de kaak stelden. Het heeft ook niet zo veel opgeleverd, behalve teleurstellingen in revolutionaire regimes, in ieder geval geen boeiende fotografieprojecten. ik vond de Hollandse buitenwijk al verwonderlijk genoeg. jj: ik begrijp nu waarom je voor een bepaalde thematiek kiest. en je verleden, als halve ‘misfit’, heeft je – ik kan het fout hebben – een voyeuristisch karakter opgeleverd (Hoe hoort het eigenlijk? wat doen anderen?). waarom ben je geen architect, planner, schrijver, of politicus geworden maar wel fotograaf? is dat toeval? TB: er zijn hele stromingen ‘denkers’ die iemand met een camera als een voyeur zien. Zal wel wat voor te zeggen zijn, maar ik ben vooral nieuwsgierig. de camera is een middel om op zoek te gaan naar antwoorden. Het antwoord is het doel en daarom is het inderdaad toeval dat ik fotografeer. ik had net zo goed journalist, schrijver, of filmer kunnen worden, of – en dat is toch wel iets anders – politicus. er zijn een paar zaken die ik aantrekkelijk vind aan fotografie. Je doet het alleen, je maakt een tastbaar product en je hebt weinig middelen nodig. en misschien wel het belangrijkste, je kan als je de ruimte opeist, opereren in een soort intellectuele vrijplaats: je werk bedenken en uitvoeren zonder de druk van een belang of sturend inzicht van derden. de betekenis van het medium is wat beperkt – waarschijnlijk alleen fotografen denken dat het belangrijk is – en over de betekenis en de ontwikkelingen van het medium wordt nog relatief weinig geschreven. Maar daardoor kan je als maker verrassen en zijn er onverwachte mogelijkheden. daarvoor moet je soms bereid zijn om contact met andere disciplines te leggen en daar je publiek zoeken. jj: Je zegt dat de betekenis van het medium wat beperkt is. alleen fotografen vinden het belangrijk. ik kan mij geen wereld zonder fotografie voorstellen. ik denk dat fotografie juist heel wijdverbreid is en daarom per definitie belangrijk is, of daar nu over geschreven wordt of niet. dat is ook een charme van het medium, al die verschillende vormen en functies. Het is onmisbaar of er is nog geen beter alternatief voor in allerlei contexten: wetenschap, economie, kunst, journalistiek, politiek en amusement. Fotografie heeft zijn beperkingen, net zoals elk ander medium, maar zoals jij het stelt lijkt het alsof het minder betekenis heeft dan andere media. dat klinkt wat blasé. Bedoel jij met de betekenis van het medium fotografie, fotografie als analytisch gewaardeerd medium? de betekenis van fotografie in een intellectuele, wetenschappelijke en misschien zelfs kunstzinnige context? Zit voor jou daar ook die verrassing in: het feit dat fotografen vanuit een beeldende praktijk kunnen bijdragen aan een debat, op een ander terrein dan de fotografie zelf? Zonder fotografisch beeld geen complete visie op een situatie of onderwerp? TB: Mijn opmerking over de beperkte betekenis van het medium gaat over de receptie van fotografie. Hoe er over wordt

nagedacht en geschreven. en dan kan je constateren dat het belang van het medium bescheiden is. er zijn niet zo veel gezaghebbende beschouwers over fotografie. Het is beperkt, zowel de kwantiteit en als de kwaliteit van de beschouwingen. ik vermoed dat reflectie over de uitvoeringspraktijk zowel stimulerend kan zijn voor de beoefenaars van het medium als voor de beschouwers. Beide domeinen kunnen daar wel bij varen. waar vind je behalve op het internet de interessante beschouwingen? in een paar boeiende tijdschriften of boeken. er zijn in nederland maar een handjevol publicerende schrijvers over fotografie. en dat handje begint tekenen van artrose te vertonen. de fotografie, als je het al zo generiek mag stellen, heeft zich de afgelopen twintig jaar stormachtig verdiept en ontwikkeld. de beschouwers lopen een steeds grotere achterstand op: geen platform om te publiceren, geen stimulans om te onderzoeken, geschoold door docenten die zelf niet of nauwelijks publiceren over fotografie. als je al de schuldvraag wilt stellen, het is niet de schuld van de beschouwers maar het ligt besloten in de ontwikkeling van het medium zelf. Heel lang is het alleen gezien als een ambacht en nu worden de verschillende kanten van de fotografie zichtbaar. en vanuit die achterstandpositie komt nu ook de studie en beschouwing op gang. er is geen enkele reden om blasé te zijn over fotografie. er gebeuren veel interessante dingen. Sommige fotografie is zelfs onmisbaar, denk bijvoorbeeld aan foto’s op Funda. de charme van het medium als een soort octopus onderken ik. al die verschillende functies die kunnen transformeren van status – modefotografie wordt kunst, amateurfoto’s krijgen nieuwswaarde, etc. – maken fotografie extra interessant. jj: ik geloof dat ik je mening niet deel. ik heb het idee dat er over fotografie veel belangrijke en interessante literatuur te vinden is. internationaal onder andere Barthes, Sontag en Benjamin en in nederland van duijvenboden, aarsman, Kessels, van der Stok, Gierstberg en Bool. volgens mij wordt er genoeg over gezegd. Zelfs door mensen die niet alleen over fotografie schrijven maar daar vanuit een ander gebied komen, zoals Hans den Hartog Jager destijds. wat me inderdaad opvalt, is dat het altijd dezelfde spelers zijn. daardoor wordt hun mening dominant. of je het met ze eens bent is natuurlijk een andere vraag. de betrokkenheid is er volgens mij wel. verder, er is een leerstoel en bijbehorende studie over fotografie in Leiden gekomen. er zijn nieuwe musea geopend. er zijn meerdere nederlandse tijdschriften over fotografie. er zijn organisaties voor fotografie waaronder FotodoK. er zijn blogs die veel gelezen worden. Mis ik iets? of is er wel degelijk een podium, zowel voor fotografen als voor curatoren, critici, theoretici om te publiceren en werk te tonen? TB: wanneer is iets genoeg? er zijn zeker verschillende soorten beschouwers bijgekomen – ook in nederland. Mij gaat het om de kwaliteit van de beschouwingen.daarnaast zou ik zeggen dat dit lijstje van jou nogal gevarieerd is. er is de afgelopen twintig jaar een hoop verbeterd qua infrastructuur maar waar zijn de publicaties, de wetenschappelijke artikelen? er zijn nieuwe musea bijgekomen maar die hebben niet de traditie gevormd om standaard bij iedere tentoonstelling een


WaaroM FoToGraFeer jij WaT je FoToGraFeerT? tHeo BaaRt en JoRiS JanSen

catalogus (desnoods downloadbaar als pdf) met een beschouwing over het tentoongestelde werk te publiceren. die cultuur heeft zich niet ontwikkeld, de nadruk ligt op presenteren. Het zal vast alles met geld te maken hebben maar ik zie het als een gemis. ik zie liever dat musea wat minder tentoonstellingen brengen maar dan wel begeleid door een goede catalogus. Gelukkig is er het internet, hoewel je natuurlijk je weg daar moet vinden, maar blogs hebben minder adem dan een essay. de opinie over fotografie is gedemocratiseerd maar niet de kennis. Herlees daarvoor maar eens de verongelijkte reacties op Dutch Eyes. Nieuwe geschiedenis van de fotografie in Nederland. de eerste grote diepgravende recensie in een nederlandse krant over een belangrijk boek van een fotograaf moet ik nog tegen komen. vergelijk dat maar eens met literatuur, bouwkunst of schilderkunst. theorievorming kan de fotografie verder helpen. een ander argument om het enthousiasme over het belang van fotografie in proportie te zien is de status van het fotoboek. er is de laatste tijd meer aandacht voor het verschijnsel, ook voor het verzamelen van fotoboeken. als je kijkt naar waar het begint, bij de fotoboeken zelf, dan zie je dat de oplages nog steeds erg klein blijven. ook bij fotoboeken die een internationale verspreiding hebben. Je hebt het met zo’n tweeduizend exemplaren wel gehad. neem de klassieker Hollandse Taferelen van Hans aarsman. toen dat boek verscheen in 1989 kreeg het enorm veel publiciteit maar het duurde één jaar voordat het boek (oplage 1.600) uitverkocht was. Het is en blijft allemaal voor een erg klein publiek. ik heb niet de indruk dat het fotografen zijn die fotoboeken kopen. Maar dit is niet discipline gebonden, zoals Mulisch onlangs zei, ‘ik ben een schrijver, geen lezer.’ jj: ik denk dat fotografen in een onderwerp een evenwicht zoeken tussen beeldend onderzoek en theoretische verdieping. omdat fotografie een beeldtaal is en geen schrijftaal zal er ten faveure van het beeld weleens wat worden ingeboet aan theorie. Het fotoboek is niet te vergelijken met het literaire boek. ook niet in verkoopcijfers. voor mij is het fotoboek een object dat je koestert, je neemt het niet mee in de trein of op vakantie. Het is daarnaast vaak een referentie naar het echte werk: de foto of expositie. Geschreven tekst werkt anders, hoe gekreukeld een pagina ook is, wat het omgevingslicht ook doet, hoe veel vlekken er op een bladzijde zitten, het maakt niet uit voor het verhaal. de ruimte die jij wilt benutten is documentair. de documentaire heeft zoals je zegt, een relatie met thema’s buiten de fotografie. ik zie daarin weinig nieuws, een klassieke manier van werken. waarom zou dat nu beter werken als er meer theorievorming is? die ruimte werd en wordt toch al benut? ik ga er vanuit dat je met gezag bedoelt dat de visie van de fotograaf over een ander vakgebied serieus wordt genomen door dat andere vakgebied; dat het gezag in deze context dus niet direct gaat over gezag binnen de fotografische wereld. verder proef ik een hang naar erkenning van fotografie, zoals die er is voor andere disciplines (literatuur, bouwkunst, schilderkunst). Fotografie is relatief jong, dus wie weet komt het nog... Maar belangrijker voor mij is dat fotografie zich in de wereld wél een hele belangrijke plek heeft verworven. Het is overal. Mensen zijn er juist ontvankelijk voor; al gaat het

misschien niet altijd even diep. alle soorten fotografie kunnen toch naast elkaar bestaan? Het één hoeft het ander niet uit te sluiten. ik zou zeggen dat hier de ruimte ligt. niet altijd die bewezen (stock)krantenfoto maken/plaatsen. en datzelfde geldt voor mode, reclame en documentair. Fotografie refereert te vaak aan zichzelf of aan beelden die in ons collectieve geheugen gegrift staan denk aan een hongerige afrikaan, een dronken Rus, de semi-authentieke stijl van fotografie op de world press (zwart-wit, grove korrel, vignettering, dramatiek), het model in een witte studio met onhandige houdingen. Maar ook modernere clichés zoals de droge duitse stijl in documentair (Struth, Ruff, Gursky-landschappen), het banale van Martin Parr, de elspeth diederix klonen, mode à la terry Richardson of Juergen teller etc. de bekende beelden. ik zie daardoor vaak een type foto, geen onderwerp. TB: een fotograaf kan iets maken dat betekenis heeft die verder reikt dan het in fotografie geïnteresseerde publiek. daar ligt ‘ruimte’. ook wat ik met ‘gezag’ aanduidde: de inhoud van de mededeling overstijgt de keuze voor het medium. als je kijkt naar de thema’s die mij boeien op het gebied van de ruimtelijke ordening dan zie je dat fotografie niet optimaal wordt ingezet. Het laten zien, de inventarisatie of het visuele betoog, zou een nog zinvollere bijdrage kunnen leveren aan het discours. Bijvoorbeeld een thema als ‘verrommeling’ is goed en genuanceerd te visualiseren terwijl je met een tekst je over zo’n thema al snel terecht komt bij ‘goed of fout’. neem bijvoorbeeld de klassieker In Flagrante van Chris Killip, daarvan is de betekenis van het werk groter dan de fotografie an sich: het is een politiek statement. of het destijds veel betekende voor de verkoop van het boek weet ik niet, maar de cirkel van receptie wordt groter: het wordt gezien en begrepen door een groot publiek. en dat lijstje is moeiteloos uit te breiden met andere geslaagde voorbeelden (Jules Spinatsch, Guy tillim of taryn Simon). allemaal projecten van fotografen waar fotografische vorm en inhoud gebruikt worden voor zeer relevante betogen. er gebeurt veel met fotografie, en het gebeurt op veel fronten tegelijkertijd. de opdeling van fotografie in genres (mode, reclame, documentair, beeldende kunst, fotojournalistiek) ervaar ik niet meer als van deze tijd. Het is nauwelijks meer hanteerbaar. Je verzandt al snel in definitiediscussies die achterhaald zijn bij de huidige grensoverschrijdende praktijk. Het gaat mij niet om de erkenning of de status van het medium. wat is status eigenlijk? een eigen parkeerplaats voor de deur voor de Suv? een Phd voor kunstenaars? in mijn visie kan kennis, reflectie en theorievorming voor de praktijk van de beeldmaker veel opleveren. vergelijkingen gaan altijd mank maar kijk naar de klassieke muziekpraktijk. Je kan als musicus niet meer achter de vleugel plaatst nemen om sonates van Mozart te spelen, zonder je op een bepaalde manier te verhouden tot de zich ontwikkelende inzichten over de authentieke muziekpraktijk. Bij de architectuur en stedenbouw zie je dat fenomeen, bij de cinematografie (een veel jonger medium dan fotografie) maar gek genoeg ontwikkelt deze verdieping zich bij de fotografie langzaam. voor de muziekliefhebber, of fotografiehobbyist ligt dat natuurlijk anders, maar ik heb het over de maker, de auteur die onderscheidend werk maakt. Hoe volwassener het medium wordt, des te minder ruimte – om dat begrip maar weer te


[01/13]

gebruiken – is er voor onnozelheid. die wat beperkte en aarzelend op gang komende theorievorming is wellicht verklaarbaar doordat fotografie heel lang uitsluitend als ambacht werd gezien, of als hobby of een handig hulpmiddel. en dat is fotografie natuurlijk ook, en meestal alleen dat. vanaf dag één – de jaartelling begint dan bij talbot – zijn er fotografische werkstukken gerealiseerd waar naast de ambachtelijke kwaliteit het onderscheidend auteurschap aanwezig was. dat moet dan onderkend, benoemd en geanalyseerd worden door collega’s en door beschouwers. de fotografen die ik ken en wiens werk ik waardeer, zijn zeer goed geïnformeerd en ontwikkeld. Zij denken niet alleen na over hun eigen werk maar weten goed verbanden te leggen met het werk van anderen. Gretige en nieuwsgierige mensen dus. dat viel me ook op in de tijd dat ik les gaf. Het zijn meestal de studenten die over deze eigenschappen beschikken, die honger hebben naar kennis, die proberen die opgedane kennis te gebruiken in hun werk, en die ook vaak de meest interessante werkstukken maakten. interessant als ze dan zelf schrijven over fotografie, maar dat hoeft natuurlijk niet. daar wordt op kunstacademies veel te verkrampt mee om gegaan: de scriptie als doel op zich zelf. jj: ik ben het helemaal met je eens als je zegt dat er grensoverschrijdend wordt gewerkt. ik heb wel het idee dat er bij iedere fotograaf een besef is over wat zij doen en binnen welke kaders zij hun werk maken. waar vind je je middelen en je publiek, wie wil je wat vertellen? waar wil je gezag hebben? dat zijn vragen die een fotograaf aanzetten tot bepaalde keuzes. ik denk zelfs dat het gezag waar jij het over hebt deels die opdeling in genres uitlokt. neem bijvoorbeeld de aversie tegen Photoshop in de journalistiek. dit móet de journalistiek wel doen om zijn geloofwaardigheid te behouden, haar objectiviteit, een van haar idealen. om dus met enig gezag wat te zeggen als fotograaf in die wereld mag je alleen maar die zogenaamde donkere kamer technieken gebruiken in Photoshop. Zo bepaalt een andere discipline welke fotografie gezag heeft en hoe deze er uit dient te zien. dit geldt soms ook voor andere disciplines, elke discipline heeft zo zijn eigen mores. er is ook sprake van kruisbestuiving. Het is vast niet zo hermetisch allemaal. Maar er zijn bepaalde disciplines en stromingen aan te wijzen, niet zozeer in stijl, maar in intentie bijvoorbeeld, documentair, journalistiek, mode, reclame. Je kan ook een andere indeling maken. Mijn punt is dat het legitiem is fotografie op te delen in hokjes. en tenslotte denk ik dat de fotograaf zelf bijdraagt aan een indeling. Los van het feit of die indeling mode, kunst, documentair relevant is of dat het een andere zou moeten zijn. naar mijn idee moet je als je iets maakt daar een zekere duiding aan geven. om een foto bijvoorbeeld iets te laten betekenen zul je hem eerst moeten plaatsen in een context. de foto zelf kan dat niet doen. Mijn ervaring is dat veel mensen op dit moment goed en doordacht werk maken. Zij weten hoe zij zich verhouden tot het medium. Je zegt hoe meer volwassen het medium wordt, des te minder ruimte is er voor onnozelheid. is het niet zo dat met internet en in deze tijd er steeds meer ruimte is voor onnozelheid? onnozelheid is ook best leuk. Zonder onnozelheid ook geen intelligentie. Gaat het er dan om dat ‘de fotografie’ onnozelheid moet benoemen en gebruiken, naar aanleiding van wat jij schrijft concludeer ik eerder dat

er ruimte is voor fotografen die schrijven over fotografie, en zodoende het publiek zullen ’onderwijzen’ (hun) foto’s te lezen. want de recensenten, (hoog)leraren en curatoren (ook gezien de reacties op Dutch Eyes; ben jij overigens voor of tegen Dutch Eyes?) doen het volgens fotografen kennelijk niet goed genoeg. TB: Kan je voor of tegen Dutch Eyes zijn? Zo heb ik er nog nooit naar gekeken. jj: de reacties, riepen gewoon een dergelijk beeld op bij mij. iedereen laat zich zo kennen... TB: ik vond het een ongelooflijk huzarenstukje dat dat kloeke boek überhaupt verscheen. Het was bizar dat er geen actuele geschiedschrijving over de nederlandse fotografie gemaakt was sinds 1975. in die zin was het hoog tijd. Maar misschien kwam het boek wel te laat: is het niet meer te doen om alles wat relevant geacht wordt over de nederlandse fotografie in één boek te vatten. dan zijn studies over specifieke thema’s, over stromingen gerichter en handzamer, en dan het liefst meerdere studies ter vergelijking. Dutch Eyes is wisselend van kwaliteit, prachtige stukken worden afgewisseld met minder geïnspireerde stukken. Hier wreekt zich de afwezigheid van een gezaghebbende hoofdredacteur. toch vind ik het een waardevol boek. ook interessant aan Dutch Eyes waren de reacties op het boek. ik heb daar destijds met verbazing kennis van genomen. wat was hier toch aan de hand? Fotografen die zich roerden vonden het een slecht boek omdat ze er zelf niet in voor kwamen. of nog erger, alleen als voetnoot. ‘voetnootfotografen’ dachten dat nu hun bestaan ontkend was, dat zij voor eeuwig in de kruipruimte van de nederlandse fotografie moesten dolen. er werd schaamteloos op de man gespeeld. en de auteurs van Dutch Eyes leken er geheel – niet onbegrijpelijk – door overvallen, er kwam weinig weerwoord uit die hoek. dezelfde soort vergroving trof je afgelopen voorjaar aan bij de discussie die gevoerd werd naar aanleiding van Off the Record gemaakt door Hans aarsman voor de gemeentelijke aankopen fotografie door het Stedelijk Museum. weinig steekhoudende argumenten, wel veel claims voor het eigen belang en gelijk. Het leek erop dat het domein van de beschouwing, altijd geclaimd door de kunsthistorici, zonder slag of stoot was overgenomen door beeldmakers. de discussie bij Dutch Eyes zou moeten gaan over de aard van de geschiedschrijving zelf. Kan je op deze manier een interessant historie schrijven. wat is er ‘dutch’ aan die ‘eyes’? Hoe heeft de redactie haar uitgangspunten uitgewerkt? jj: dat was ook het punt van kritiek dacht ik. Het feit dat aarsman, een fotograaf is en geen criticus of curator. Hier wordt dat domein van theoretisering vergeven aan een beeldmaker. niet alleen in de reacties dus, maar al vanaf het begin. ik vind trouwens niet dat je aarsman daarin iets kwalijk kan nemen. Hij werd gevraagd en maakte zijn kunstwerk/statement. een mooi kunstwerk, maar je koopt ook niet één Rineke dijkstra aan voor zo een gelegenheid. daar heeft het Stedelijk wel een foutje gemaakt volgens mij. Maar goed. er zou dus volgens jou idealiter een groep theoretici moeten zijn die de meningen van de fotografen in perspectief plaatsen.


WaaroM FoToGraFeer jij WaT je FoToGraFeerT? tHeo BaaRt en JoRiS JanSen

TB: Mij maakt het niets uit wat voor achtergrond of opleiding iemand heeft bij het werk wat hij maakt. ik ben geïnteresseerd in visies en de onderbouwingen daarvan. Jij schrijft dat ‘het feit dat aarsman, een fotograaf is en geen criticus of curator’, bij het debat naar aanleiding van Off the Record, de gemeentelijk aankopen van het Stedelijk het punt van kritiek was. dat vind ik nou opmerkelijk: hoezo is aarsman wel fotograaf, en geen criticus of curator? wie bepaalt dat, en vooral waardoor? als iemand gevraagd wordt om een tentoonstelling samen te stellen, dan is hij curator, als hij over fotografie schrijft, is hij beschouwer of criticus, en als hij foto’s maakt is hij fotograaf. voor mij hoeft er geen stempel op te staan ‘goedgekeurd en toegelaten door de nederlandse vereniging van Fotografiecuratoren’. Mij gaat het er alleen maar om wat iemand dan doet, met in dit geval, het samenstellen van een tentoonstelling. wat voor werk brengt hij/zij samen, hoe wordt het gepresenteerd, wat zijn de achterliggende ideeën geweest? en dat is dan voor mij aanleiding om na te denken wat ik daarvan vind. ik denk niet zozeer dat de status van aarsman de aanleiding was tot sommige heftige reacties maar de keuze voor een bepaalde benadering in de hedendaagse fotografiepraktijk: het werken met gevonden beeld en dat in een nieuwe context plaatsen. in dit geval de context van aarsman. inderdaad jammer dat het Stedelijk niet Off the Record in het geheel heeft aangekocht maar selectief is gaan shoppen. Je kunt je daardoor afvragen of de directie wel begrepen heeft wat Hans aarsman deed. en waar de discussie helemaal niet over ging was of het instrument van de gemeentelijke aankoop waarbij je kan inzenden niet een anachronisme is. ik zou als directeur van een museum graag dat extra budget willen hebben voor aankopen, en dan op zoek gaan naar een slimme manier om deze zogenaamde democratische aankoop te gebruiken om aan te kopen wat past binnen mijn beleid. en dat is precies wat er gebeurd is. Het is natuurlijk verrijkend als het debat breed gevoerd wordt, en zelfs een idioot die meepraat is dan aanvaardbaar, maar ik vond het jammer dat het zo angstaanjagend stil bleef in de hoek waar je de genuanceerde en onderbouwde reflectie zou kunnen verwachten. daardoor geef je vrij baan aan rancunes en werd de noodzakelijke polemiek niet gevoerd. ook werd er niet ingegaan op relevante kritiek. een beschamend vertoning. Laat ik het zo zeggen, ik heb onder mijn beste vrienden fotografen maar ik loop er niet mee te koop.


[02/13]

Gone WiTh The Wind tHeo BaaRt Niets is zo gevaarlijk voor mij als een boekhandel passeren. In de Late Middeleeuwen toen Fred Schmidt nog zijn fotoboekhandel ‘De Verbeelding’ had in de Utrechtsestraat in Amsterdam was het raadzaam om die straat in het geheel te mijden. Langs de winkel lopen en niet naar binnengaan was voor mij onmogelijk. En dan stond ik weer buiten met fotoboeken die ik me niet kon veroorloven. Niet dat ik maar alles kocht wat ik wou hebben, ik kan zo – midden in de nacht – schitterende boeken opnoemen die ik écht niet kon betalen. Tegenwoordig koop ik mijn fotoboeken voornamelijk via het internet, geïnspireerd door besprekingen op dat zelfde internet. Het nadeel van op deze manier boeken kopen is dat de kans op die spontane ontmoeting, die ontdekking, die verrassing over een boek waar je het bestaan niet van wist, minder vaak voorkomt. een onverwachte aankoop van de laatste tijd, uit de kast ‘urban design’ bij boekhandel athenaeum in amsterdam, is Beyond the Architect’s Eye; Photographs and the American Built Environment van Mary n. woods. ondanks de plaatsing in de boekhandel, gaat het boek opmerkelijk genoeg meer over fotografie dan over gefotografeerde architectuur of de stad. de publicatie behandelt een paar fotografen en hun architectuurfotografie. Het boeiendste deel gaat over Frances Benjamin Johnston en haar fotografie van het zuiden van de verenigde Staten. ik kende van haar de prachtige foto waarop een paar leerlingen van een ambachtschool een trap maken uit Szarkowski’s Looking At Photographs: Students at work (Hampton institute, 1899). Later kwam ik in Photography Until Now nog meer werk van haar tegen. Schitterende fotografie maar ik ken geen boek van Johnston. Johnston blijkt tot op hoge leeftijd gefotografeerd te hebben en zich vooral op architectuur en interieur te hebben toegelegd. Begin jaren dertig van de vorige eeuw, ze is dan al zeventig, trekt ze door het Zuiden om alledaagse architectuur vast te leggen. Haar foto’s doen onvermijdelijk denken aan het werk van walker evans. Zijn naam en sommige van zijn foto’s duiken al snel op in het boek van Mary n. woods. Ze behandelt hem vanuit het perspectief van Johnston. voor mij, bewonderaar van het werk van evans, is het de moeite waard om naar de verschillen en overeenkomsten te kijken en naar de context waarin het werk van beide fotografen werd gepresenteerd. wat mij overkomt, is dezelfde verrassing die ik heb als ik kijk naar sommige werken van Paul Strand: het zou een foto van evans kunnen zijn. ondanks dat het werk verwantschap vertoont, is het verschil in waardering en bekendheid erg groot. Johnston is – voor zover dat boeit – technisch gezien een betere fotograaf dan evans, en heeft ook een langere carrière met duidelijk verschillende fases. Johnston, ruim een generatie ouder dan evans, was in eerste instantie beïnvloed door het pictoralisme. Zij werd in de ban gedaan door de new Yorkse voorman van deze stroming, Stieglitz, omdat ze de kleinburgerlijke aanvechting vertoonde om geld te verdienen

met haar fotografie. in de jaren twintig omarmde ze het modernisme. niet alleen in de keuze van haar onderwerpen werd dat zichtbaar, maar ook in haar stijlopvattingen. new York en Chicago waren de symbolen van de moderne tijd, maar in het Zuiden leek de tijd stil te hebben gestaan. door sommige conservatieven, niet geheel gelukkig met de snel veranderende samenleving, werd het verstolde Zuiden gekoesterd als een symbool van amerikaanse tradities en waarden. Mary n. woods laat in haar boek zien hoe fotografie een rol heeft gespeeld zowel in het in stand houden van dat beeld (Johnston), als het ter discussie stellen (evans cs.). en wat mij nu zo trof, is dat de foto’s van deze twee elkaar wat vorm en inhoud betreft niet veel ontlopen. woods beschrijft hoe de kleurrijke Johnston samen met een chauffeur in de jaren twintig van de vorige eeuw door het Zuiden trok om koloniale huizen van voor de burgeroorlog vast te leggen. Huizen die door de burgeroorlog en de teloorgang van de katoenplantages aan het wegkwijnen waren op het land. Haar foto’s werden in eerste instantie gebruikt door architecten en gepubliceerd in tijdschriften. op die manier leverde Johnston een bijdrage aan de conservering van monumenten. Ze voedde met haar beelden heimwee naar vervlogen tijden. ook droeg zij bij aan de nog steeds zichtbare revival van het vrijstaande huis in de suburbs in koloniale stijl met modern comfort. Maar door de financiële crisis raakten architecten en tijdschriften diep in de problemen – what’s new? – en vielen weg als afnemer van haar foto’s. om haar werk voor te zetten zoekt Johnston in 1930 nieuwe financiers. Ze legt contact met de Library of Congress voor een budget om haar tocht voort te kunnen zetten. Ze wil niet alleen monumentale woonhuizen op plantages fotograferen maar ook scholen, woonhuizen en kerken. de Library of Congress zoekt op haar beurt weer steun bij Carnegie Corporation, een conservatieve filantropische instelling. Johnston realiseert zich dat ze een politiek gevoelig terrein betreedt. ‘Churches, schools, and courthouses Johnston documented were the crucibles for forging american moral, social, and political values that the Carnegie trustees sought to inculcate,’ schrijft woods. de depressie van de jaren dertig verdiepte de behoefte tot herijking van normen en waarden: een hang naar een eenvoudiger bestaan en traditionele waarden – lees: blanke protestante angelsaksische waarden. Romans als Gone With The Wind (verfilmd in 1937) hernieuwde de belangstelling voor het Zuiden. de herwaardering van de koloniale bouwstijl kwam daar vanzelf uit voort. de conservatieve elite had de visie dat cultuur een behoudende kracht was in amerika. Johnstons foto’s werden daarvoor ingezet. ik moest meteen denken aan david Goldblatt’s indrukwekkende South Africa The Structure of Things Then (1998). Met bijna oersaaie foto’s van monumenten en kerken laat hij de machtssymbolen van het apartheidsregime in zijn Zuid afrika zien. een van de meest onderkoelde politieke fotoboeken die ik ken. opmerkelijk is dezelfde beeldtaal en onderwerpskeuze als Johnston. Het verschil is dat hij de politieke lading aanbrengt door zelf het boek samen te stellen bij Johnston gebeurt dat door de afnemers van haar fotografie. Hoe onschuldig kan een kerkgebouw zijn, vraag je


Gone WiTh The Wind tHeo BaaRt

je bij Goldblatt af. de context van de presentatie van de fotografie roept die vraag op. en Goldblatt heeft de regie bij het vormgeven van de context. Het werk van Johnston werd het domein ingetrokken van de conservatieve geesten die vooral droomden van de vervlogen tijden van het ‘authentieke amerika’, het amerika van de lost cause. Haar foto’s werden bijvoorbeeld gebruikt door de Society for the preservation of old dwellings. een damesgezelschap dat renovatie van oude gebouwen zag als een mogelijkheid om sociale en raciale correcties uit te voeren in bijvoorbeeld Charlestone: door het doorvoeren van segregatie in gemengde buurten. Johnston’s beelden van huizen en schuren werden door de zuidelijke conservatieven gezien als tegenwicht van wat walker evans en consorten maakten voor de Farm Security administration (FSa). Haar werk werd politiek beladen. de FSa foto’s werden gebruikt door de democratische administratie van president Roosevelt om hervormingen te propageren. net als Johnston was walker evans zich ervan bewust dat zijn werk als propaganda werd gebruikt maar hij zag deze opdracht als een subsidie om eigen werk te maken: ‘a subsidized freedom to do my stuff’. Hij had geen boodschap aan de opdrachtgever: ‘i wasn’t going to serve anybody in this position except myself.’ dat leverde een verstoorde arbeidsrelatie op en schitterend werk dat heel snel loskwam van de politieke toepassing door de baanbrekende tentoonstelling in het MoMa in 1938. deze tentoonstelling met de uitdagende titel American Photographs betekende een turbulente vernieuwing van de fotografie. door de tentoonstelling in een (kunst) museum en door het boek kwam het los van de propaganda status dat het werk had voor de opdrachtgever.(1) Sommige gebouwen zijn zowel door evans als Johnston gefotografeerd. drish House, tuscaloosa, alabama is daar een voorbeeld van. drish House is een plantershuis van dr John drish gebouwd door slaven rond 1830.(2) Het is een Palladioachtige villa van twee verdiepingen. woods publiceert in haar boek een frontaal beeld van walker evans. Het is ruim honderd jaar na oplevering gefotografeerd. Bij evans staat tuscaloosa wrecking & Co op de gevel van het voormalig plantershuis, en nog hoger op staat auto Parts. Rondom het gebouw staan schuren en geparkeerde auto’s. Het is er bedrijvig en het gebouw heeft duidelijk een nieuwe bestemming gevonden. deze opname is uit 1936. drie jaar later komt Johnston langs. de gevel is weer kaal. Het autobedrijf is vertrokken, er is geen spoor meer van te zien. ook de schuren zijn verdwenen. Het standpunt is bijna gelijk aan dat van evans. Bij Johnston is de rust teruggekeerd, het ziet er verloren uit, zoals de verlaten plantage er waarschijnlijk decennia bij heeft gelegen. als je de twee foto’s naast elkaar zou leggen, zonder weet van de datering, dan zou je denken dat Johnstons foto eerder is gemaakt. Gelet op het doel van Johnstons fotografie begrijp je dat zij niet thuis had hoeven komen met evans opname. Gek genoeg, omgekeerd had dat wel gekund en dan had Johnstons foto door kunnen gaan voor een prachtige evans.(3) er zijn een paar sites waar het werk van Johnston in overvloed te zien is.(4) een interessante site is die van het Library of Congress waar het niet moeilijk is om je urenlang te ver-

liezen in het bekijken van foto’s. Het is werk van een enorme kwaliteit. wat opvalt is – en dat is een verschil met evans – dat mensen bij haar figuranten zijn die verdekt aanwezig zijn in de schaduw van hun huis. voor evans geldt dat de omstandigheden van de gefotografeerde vaak erbarmelijk zijn, zij zijn onderwerp en er is geen sprake van sentimentaliteit. toch blijft de door wood gekozen vergelijking met walker evans raak: Johnston heeft grote visuele zeggingskracht en verwantschap met evans. Blijft de vraag blijft waarom het werk van Frances Benjamin Johnston zo onbekend is gebleven. Zij bedient zich van wat evans de ‘documentary style’ noemt, en daarin doet zij niet onder voor evans, en ook niet voor dorothea Lange of Russell Lee, om maar eens paar andere grote FSa fotografen te noemen. Komt het omdat haar werk in de setting van uiterst conservatieve, segregatie aanhangende Zuiderlingen gebruikt werd? Heeft die context een betekenis opgedrongen aan het werk zelf? Moet het werk nog uit de kast komen en zich ontdoen van de laag poedersuiker aangebracht door films als Gone With The Wind? is er nog een nasmaak van de reactionaire dames met heimwee naar de glorieuze tijden van katoenplantages en slavernij? Kunnen foto’s ‘fout’ zijn en dat blijven door hun eerste openbaarmaking? ik begrijp niet dat het werk van Frances Benjamin Johnston niet meer wordt getoond en dat we het steeds maar moeten doen met die ene – weliswaar magistrale – foto van haar. Zij verdient een uitgebreide biografie en een monografie.(5) er is materiaal genoeg. aan de persoonlijkheid en geschiedenis van Johnston kan het niet liggen, zij was waarschijnlijk net zo eigenzinnig, vrijgevochten en markant als evans. (1) Zie interview met walker evans door Paul Cummings http://www.aaa. si.edu/collections/oralhistories/transcripts/evans71.htm (2) Het is de moeite waard om bij Google ‘drish House’ in te tikken. Behalve afbeelding van de sloop van een aanbouw in december 2009, treft men verhalen aan over de ‘Haunted House, tot en met de drankproblemen van dr drish. Het gebouw krijgt nu monumentenstatus. (3) drish House is erg vaak gefotografeerd door verschillende fotografen. in de database van de Library of Congress is veel vergelijkingsmateriaal te vinden met het werk van evans en Johnston. (4) http://www.lib.virginia.edu/digital/collections/image/frances_benjamin_ johnston.html (5) Zo wordt Johnston voorzichtig geclaimd door GLBtQ, de encyclopedie voor Gay, Lesbian, Bisexual, transgender and Queer Culture http://www.glbtq. com/arts/johnston_fb.html


[03/13]

‘WaT doe je PrecieS?’ tHeo BaaRt in GeSPReK Met JoRiS JanSen TB: Je bent deze zomer van de academie gekomen, gelauwerd met het prestigieuze Steenbergen Stipendium. waarom heb je er voor gekozen om kunstenaar te worden? jj: ik kwam op de academie om fotojournalist te worden. voor mij was fotografie toen heel erg verbonden met reizen en avontuur. ik vond het moeilijk dat avontuur te vinden binnen de opdrachten die we kregen. daarnaast had ik grote ideeën. Concepten die onuitvoerbaar waren op dat moment. veel meer bedacht vanuit een ontwerpgeest dan vanuit een fotografiepraktijk. in fotografie moet het beeld altijd op een of andere manier aan de werkelijkheid worden onttrokken. of het nu in scène is gezet, ‘echt is gebeurd’, of achteraf in elkaar wordt gezet. ik wilde me graag technieken eigen maken. techniek is voor mij een belangrijke basis om werk te maken. ik heb van alles geprobeerd; zwart-wit reportages tot sets uitlichten tot abstracte beelden. ondertussen kwam ik daarin niet tot een eigen beeldtaal. ik bedoel een vergelijkbare fotografische aanpak onafhankelijk van de opdracht. Steeds als ik iets maakte kon ik het indelen in een bepaalde stroming en vond ik het daardoor minder interessant. Het gaat mij dus veel meer om de stijl, de manier van kijken, de nieuwe wegen van fotograferen dan om het onderwerp. Het onderwerp is bij mij altijd ondergeschikt tenzij het de foto(grafie) zelf is.

voor mij is het dus een logische optie de foto zelf het onderwerp te maken. nu ik dit zo schrijf klinkt dat als een bewuste keuze, maar dat was het niet. Het gebeurde eigenlijk vanzelf; het onderwerp bood me steeds weer nieuwe ontsnappingsroutes, zodat ik me opeens vrijer voelde. ik merk dat ik in mijn werk nog steeds meer ontwerp dan dat ik daadwerkelijk fotografeer. Het beweegt zich tussen die twee disciplines. Mijn fascinatie is fotografie, mijn werk iets anders. Zelf laat ik het graag in een fotografische context zien en vind ik dat het daar thuis hoort. ik schrijf op mijn belastingpapieren dat ik fotograaf ben... er schiet me nog een grappig gesprek te binnen. terwijl ik aan het werk was aan mijn eindexamen kwam er bezoek op het atelier. een grafisch ontwerper. Hij vroeg waar ik mee bezig was, en ik legde hem uit dat ik foto’s met elkaar aan het samenvoegen was op basis van de pixelstructuur of iets dergelijks. Het was een leuk gesprek en ging meer over de gedachte achter het werk dan het werk zelf. toen ik mijn werk uiteindelijk liet zien, want dat kwam er steeds niet van, zei hij: ‘ooh, maar je maakt kunst.’ alsof daarmee het gesprek wat we daarvoor gevoerd hadden opeens een andere betekenis had gekregen, alsof ik me opeens had vrijgepleit van een oordeel. dit is voor mij een reden om me juist geen kunstenaar te noemen. Maar het is tegelijkertijd de reden om het wel te doen. ik houd van heldere en eerlijke uitgangspunten. Het heeft er dus mee te maken wie het vraagt en wat het woord kunstenaar of fotograaf voor diegene betekent. TB: Kan je je werk omschrijven? waar ben je naar op zoek? jj: dit is de meest gestelde vraag maar ik vind het ook de meest lastige: ‘wat doe je precies?’ in feite werk ik mét fotografie. ik verzamel, edit, knip, plak,


‘WaT doe je PrecieS?’ JoRiS JanSen en tHeo BaaRt

bewerk en print. Mijn werk bestaat op dit moment uit fotoprints en collages, maar de prints zijn niet altijd foto’s. Het zijn ook fotografische prints van samenstellingen van pixels – in míjn optiek niets anders dan een foto – die uiteindelijk geen fotografisch beeld meer opleveren. daarmee bedoel ik dat de afbeelding niet meer aan de werkelijkheid refereert zoals een foto dat doet. wat je ziet is niet meer ‘echt’. ik ben nieuwsgierig naar de betekenis van een foto, naar het materiaal, de manier van tentoonstellen, en vooral naar nieuw beeld. of specifieker: een nieuwe manier van beelden maken. ik heb het gevoel dat er in mijn werk nog veel moet komen, ideeën die ik heb, die eerder werk weer in perspectief plaatsen. ik ben natuurlijk net begonnen, en dit eerste jaar viel me best zwaar. ik ben pas sinds een paar maanden echt weer dingen aan het maken. oude kaders zijn weggevallen, en nieuwe komen daar voor in de plaats. ik moet geld verdienen om mezelf te onderhouden. Het besef is er dat dit dus is wat het is en zal zijn. Geen baas, eigen verantwoordelijkheid, vrijheid, geen carrièreplan, onzekerheid (materieel en mentaal), afwijzingen, waardering, worstelingen met originaliteit, oorspronkelijkheid, context, relevantie etc., nooit weten waar het nu precies heen zal gaan; blijven ontwikkelen en nog meer van dat soort dingen. ik wil graag een oeuvre opbouwen dat onderling verband houdt en (in zichzelf) reflecteert. Soms lijken ideeën simpel of onbetekenend, maar zijn ze in de context van een ontwikkeling interessant. ik heb geen zicht op – en geen absolute controle over – wat dat oeuvre zal worden maar wel een visioen en een hoop. Fotografie is voor mij een medium dat altijd sterk verbonden is met het experiment. Fotografie is afhankelijk van de techniek en de mogelijkheden die zij met zich meebrengt. dit gaat voor mij niet over de zoektocht naar nog scherpere foto’s, of realistischer kleuren, maar juist over onderzoek naar mogelijkheden die niet per se nuttig zijn, maar wel iets over het medium zeggen. ik zie hierin mijn mogelijkheden om nieuw werk te maken. op dit moment ben ik voor veel mensen een fotograaf die ‘schildert’. ik kan hen daar gezien het uiteindelijke resultaat, moeilijk ongelijk geven. Het is een te verdedigen standpunt, maar ik ben het er niet mee eens. weliswaar maak ik nu geen foto’s met een camera, en doen sommige uitkomsten, zoals mijn serie Flock denken aan een schilderij op het eerste gezicht; voor mij is dat geen doel. verre van..., het is (slechts) de uitkomst, van een set regels die in de eerste plaats zijn ontworpen om een manier van kijken/fotograferen te duiden. Flock bestaat uit drie werken die zijn opgebouwd uit meerdere beelden die een relatie met elkaar aangaan en zo een nieuw werk met een nieuwe betekenis vormen. Clichés, kleur, kopie en origineel, veelheid en waarneming zijn daarin belangrijk. de drie beelden zijn elk opgebouwd uit honderd gevonden foto’s, gemaakt door willekeurige mensen. elke foto draagt één procent van elk beeld. Bijvoorbeeld: bergweggetjes (landschap, esthetische foto), gestaltes (portret, bewijzende foto), huizen (stilleven, categoriserende foto). Het feit dat mensen mijn werk zien als een schilderachtige manier van fotograferen zegt dus meer over hoe de beschouwer kijkt dan over mijn werk. Het resultaat is ook voor mij onvoorspelbaar. de stijl is nooit een doel, al keur ik sommige resultaten af omdat de uitkomst beeldend niet overtuigend is.

omdat we Meekijken over de schouder van.. aan het maken zijn, en ik van jou laatst de schriftelijke verantwoording van het project Eiland 7 heb gekregen, heb ik besloten mijn aanvraag voor een startstipendium bij deze te laten lezen. ik vind dat wel eng en persoonlijk (ik heb het niet gekregen) maar ik denk dat het interessant is in deze context. Het gaat hoe dan ook over mijn werk. nu de aanvraag is afgewezen denk ik dat ik mijn werk niet goed omschreven heb. ik maak bijvoorbeeld aannames die niet per se nodig zijn en die ik niet helemaal waarmaak. ik heb de neiging dingen groter te willen maken dan ze zijn, belangrijker, ‘echter’. wanneer ik het bijvoorbeeld heb over wetenschap weet ik niet precies hoe dat concreet een plaats heeft in mijn werk. wat ik weet is dat mijn werk er aan raakt, bijvoorbeeld in methodiek. ook lees ik wel eens artikel dat mij inspireert. wetenschap is voor mij, inspiratie, naslag, en verklaring. Maar mijn werk gaat er niet over in de eerste plaats. Het is secundair. door dit toch een belangrijke plaats te geven, überhaupt een plaats te geven in mijn aanvraag ontstaat een soort subsidieproza lijkt het. achteraf was ik liever dichter bij mezelf en mijn werk gebleven. ik ben steeds op zoek naar een objectieve verantwoording, terwijl ik weet dat die er niet is. dromen, plannen en werkelijkheid lopen door elkaar. dat is precies wat ik moeilijk vind aan het duiden van mijn werk: het onderscheid maken tussen wat het werk in feite is, wat ik er zelf in zie, wat het kan worden, en wat ik wil dat het kan worden. Het onderscheid tussen inspiratie, aspiratie en realiteit. ik zie dingen zoals ik denk dat ze zijn, niet zoals ze zijn. Maar dat doet een commissie ook, er is geen objectiviteit. er is geloofwaardigheid. Zij geloofden dus niet in mij. Het enige nadeel aan zeggen wat ik doe als kunstenaar vind ik dus dat de uitleg het werk (terecht) heel zwaar beïnvloed. Het kan het maken of breken. Fragmenten uit de afgewezen subsidieaanvraag van joris jansen bij het Fonds BkvB: 1. ToeLichTinG Een beschrijving van uw inhoudelijke en artistieke uitgangspunten en hoe die tot uitdrukking komen in het werk. Mijn werk heeft een conceptuele inslag. Het balanceert op de rand van fotografie, autonome kunst en ontwerp. afspraken en mechanismen die beeldend denken mogelijk maken, probeer ik visueel te analyseren en te becommentariëren. ik maak systemen en samenstellingen die een nieuw perspectief kunnen geven aan bepaalde aspecten van fotografie. waar in het algemeen het onderwerp van een foto buiten fotografie ligt (een fascinatie voor een thema, nieuws, een ander land of andere cultuur) gaat mijn werk in de eerste plaats over fotografie zelf. wat is een foto en hoe wordt deze gelezen? dit zijn voor mij twee belangrijke vragen. Het gaat me daarbij om culturele eigenschappen zoals de ervaring van schoonheid, het nut van afbeelden of de waarde van oorspronkelijkheid/uniciteit. de beelden uit het drieluik Flock (dia 11 t/m 15), zijn ieder opgebouwd uit honderd foto’s gevonden op het internet. elk van die honderd foto’s draagt één procent van haar pixels af aan het uiteindelijke beeld. Samen vormen zij dus een volledig beeld (honderd procent) dat de vorm in zich draagt die alle individuele foto’s gemeen


[03/13]

hebben. de drie beelden uit het drieluik representeren een specifieke manier van kijken en fotograferen. de bergweggetjes staan voor de foto als gevolg van een esthetische keuze en het landschap, de gestaltes staan voor de bewijzende foto en het portret, de huizen staan voor categoriserende of duidende foto en het stilleven. de dimensies in de beschouwingsafstand zijn belangrijk bij dit werk. van veraf oogt het schilderachtig, wanneer je dichtbij komt valt het uiteen in harde vierkante pixels in allerlei kleuren. daarnaast vind ik de fysieke, onbewuste manier van waarnemen en verwerken interessant. de wereld is zo complex dat we continu keuzes maken in aandacht. in het proces van kijken wordt zo een hiërarchie en versimpeling aangebracht. Bijvoorbeeld de neiging overal gezichten in te zien of een horizontale streep als een horizon te interpreteren. veel dingen die te zien zijn op een foto of in de werkelijkheid ervaren we daardoor als vanzelfsprekend of onbelangrijk. we zien hen over het hoofd. dit wordt voelbaar bij een oude foto. daarop staan allerlei voorwerpen, gebouwen, kleding en details die afwijken van wat op dit moment gangbaar is. dit maakt ze opeens weer opvallend. op dia 21 zijn voorbeelden te zien zijn van sterk vereenvoudigde computer-gegenereerde horizonnen. op dia 22 en 23 staan schetsen van een project over herschikte en gecategoriseerde informatie die aanwezig is in een foto. netwerken en complexiteit fascineren me. in mijn werk probeer ik verbindende factoren te vinden en structuur aan te brengen. dit gaat meestal over overeenkomsten in herkomst, uiterlijk of inhoud van beelden. een gedeelde kijk op de wereld of een gedeelde plek waar iedereen fotografeert. Clichés. de cirkel van regenbogen (dia’s 16 en 17) is opgebouwd uit gevonden foto’s. Het is een verzameling die het cliché van de losse delen overstijgt door de onverwachte onderliggende logica, de cirkel, te laten zien. de regenboog is de ontbinding van wit licht in het spectrum van verschillende kleuren; het netwerk ontrafeld. op dit moment maak ik collages en computergegenereerd beeld. ik leg verbanden die ik in werkelijkheid ervaar en bedenk, maar toch niet in een foto kan vatten. Mijn werk gaat over orde en toeval in verzamelingen foto’s. Het is opgebouwd uit beelden die een relatie met elkaar aangaan en zo een nieuwe betekenis vormen. de computers (dia 18) scannen elk lineair, per pixel een foto van linksboven tot rechtsonder. telkens is de desbetreffende pixel op het scherm te zien. Het resultaat is een verzameling van semi-toevallige kleurcombinaties. de installatie balanceert tussen orde en chaos. elke kleur staat vast in het raster van de originele foto, maar de combinatie onderling is telkens weer anders. Je zou je kunnen voorstellen dat deze combinaties weer deel uitmaken van andere willekeurige foto’s. Het is van belang dat mijn werk uit onderzoek voortkomt. Het raakt aan bestaande (wetenschappelijke) theorie. de formaliteit, efficiëntie en transparantie van wetenschappelijke methodes trekken me aan. er zit schoonheid in bezigheden als programmeren, waarbij het een zoektocht is naar de meest efficiënte, minimale algoritmes. de raakvlakken inspireren me. Fotografie en wetenschap geven beiden betekenis aan de indrukken die we op doen. Letterlijk krijgen ze grip op de omgeving door hem te selec-

teren. ook in de uitdijende massa’s data die hier het gevolg van zijn, in het opslaan, het ‘herbekijken’ en interpreteren zie ik parallellen. Beide disciplines hebben een hechte band met objectiviteit, een waarheid. Hun kracht ligt in het idee dat zij bestaat. de slideshow begint in 2007 met een beeld uit een serie over kantines en ruimte, en eindigt met een nieuw deels nog uit te werken plan. in de komende plannen zoek ik de grenzen van fotografie op. Mijn werk zegt mogelijk meer óver fotografie dan het te zijn. 2. PLannen Met welk doel vraagt u de subsidie aan en hoe kan de subsidie bijdragen aan de ontwikkeling van uw kunstenaarschap? in juni 2009 ben ik afgestudeerd aan de KaBK in Fotografie. Mijn eindexamen is genomineerd voor de afdelingsprijs van de KaBK en heeft het Steenbergen Stipendium gewonnen. Het afgelopen half jaar heb ik lesgegeven aan de academie van Bouwkunst amsterdam en meegedaan aan verschillende exposities. voor FotodoK (organisatie voor documentaire fotografie) doe ik samen met theo Baart Meekijken over de schouder VAN.., een serie columns/gedachtewisselingen over fotografie gedurende een jaar die maandelijks op internet wordt gepubliceerd. aan het einde van het jaar zullen naar aanleiding hiervan een publicatie en een tentoonstelling gemaakt worden waarvan ik de redacteur en curator ben. dit biedt mij de mogelijkheid niet alleen als kunstenaar het veld te beïnvloeden maar ook op een beschouwende manier hieraan bij te dragen. in april neem ik deel aan de expositie Particolare 3 in galerie van Kranendonk in den Haag. in juni heb ik een solo-expositie in den Bosch en het ziet er naar uit dat ik in februari volgend jaar een expositie heb in Foam (Foam 3-h). Bovenstaande exposities geven mij de kans om nieuw werk te laten zien. Mijn financiële situatie geeft mij echter onvoldoende tijd en ruimte om dezelfde kwaliteit en diepgang te bereiken als in eerder gemaakt werk. Hieronder twee concepten waar ik zo snel mogelijk mee aan de slag wil: 3-d foto als fotografie een mechanische afdruk van de wereld is, waarom zou dit dan niet in drie dimensies kunnen? Het is mogelijk een 3d-scan te maken en dit 3-d uit te printen, op verschillende manieren zelfs. de mechaniek van dit proces heeft veel raakvlakken met fotografie. wat zegt dit over het medium? welke mogelijkheden biedt dit, zowel in perceptie als in gebruik? wat is de betekenis van een vergroting of verkleining in 3-d? is het realistischer? Kan 3-d überhaupt een fotografische functie vervullen of ligt een groot deel van de identiteit van fotografie besloten in haar tweedimensionale vorm? ik heb nog veel vragen... Bibliotheek/Encyclopedie van een foto een foto bevat een onvoorstelbare schat aan informatie. niet alleen in de letterlijke data, maar ook in de beleving van de foto. een object heeft voor iedereen een (subtiele) andere betekenis. Je ziet op een foto van een plant al honderden blaadjes.


‘WaT doe je PrecieS?’ JoRiS JanSen en tHeo BaaRt

Stel je voor wat er allemaal te zien is op een complexere foto, bijvoorbeeld de verjaardagfoto. (dia 22 en 23) elk detail heeft een eigen geschiedenis, eigenschappen en esthetiek. Met dit project wil ik proberen deze massa aan informatie tastbaar te maken. Het kan vormen aannemen waarin door de bomen (informatie) het bos (de foto) niet meer te zien is. Bijvoorbeeld een bibliotheek waarin op elke pagina van elk boek één kleur te zien is van een corresponderende pixel. dit zou betekenen dat een normale ‘huis-, tuin- en keukenfoto’ van 6 megapixel zesduizend boeken van ieder duizend pagina’s vult; een onoverzienbare massa. een andere mogelijkheid zou een inventaris van elk afzonderlijk onderdeel uit een foto kunnen zijn. een plant, een weg, een kledingstuk. Het verhaal van een familie. dit zou een encyclopedie worden met beschrijvingen van elk individueel onderdeel. de betekenis en historie van objecten, mensen

en verhalen in verschillende culturen, maar ook abstractere informatie zoals kleur, textuur en vorm. elk onderdeel zou ik opnieuw kunnen fotograferen. de foto wordt zo ontleed tot in het kleinste detail. Het startstipendium zou me in staat stellen mijn onderzoek voort te zetten zodat ik mijn artistieke en inhoudelijke kwaliteiten naar een hoger niveau kan tillen. dit is de basis van mijn kunstenaarschap en moet dus op de eerste plaats kunnen staan. ik wil het experiment aangaan met de presentatie en de definitie van fotografie. ik wil mijn werk ‘uit de computer’ halen. Modellen ambachtelijk afmaken door het als boek, 3d object of als geknipte/gesneden collage te presenteren. daarnaast kan ik het startstipendium gebruiken om apparatuur en materialen (o.a. atelierruimte, afdrukken, computer, cursus, scans) te kunnen betalen.


[04/13]

ProTeST tHeo BaaRt oveR de veRGeten FotoGRaaF CHaunCeY HaRe In het najaar van 2009 verscheen bij Steidl het overzichtwerk Protest Photographs van de wat in de vergetelheid geraakte fotograaf Chauncey Hare. Hare was een zeer betrokken activist die zijn fotografie gebruikte om de leef- en werkomstandigheden van werknemers te veranderen. Althans dat is wat hij zelf zegt. Maar werkt dat wel zo? Het lijkt lastig om je mening te vertalen in beeld. Aanleiding om stil te staan bij de bedoelde en onbedoelde effecten van maatschappelijk engagement in de fotografie.

Zijn doel, de leef- en werkomstandigheden van werknemers te veranderen, lukte niet fotograferend. Fotografie heeft blijkbaar grenzen. ik vind zijn begeleidende tekst in het boek eendimensionale indruk geven, maar met zijn fotografie weet hij wel de nuance te vinden. Hij blijkt een scherpe observant te zijn, geholpen door alles onthullend flitslicht: armoede paart zich aan properheid, verhuisdozen in een hoek van een kamer, er zijn meer electrische apparaten dan stopcontacten: verlengsnoeren overal. de was droogt in de huiskamer voor het behang met vochtplekken. er wordt veel tv gekeken waarop in die tijd de vietnamoorlog te zien moet zijn geweest. Bij veel arme mensen hangen afbeeldingen van president Kennedy: het symbool van hoop op verbetering. Je ziet snel het verschil in welvaart bij de middenklasse en hoger. de fotografie van Hare gaat over het verschil tussen arm en rijk, maar toont geen ‘slachtoffers’ zoals je dat na lezing van zijn verhaal verwacht. Protest Photographs is vooral een schitterend gefotografeerd tijdsdocument waar de titel de lading niet dekt. de eerder gebruikte en neutrale titel Interior America was veel beter geweest voor dit overzichtwerk en had bij de kijker meer ruimte gelaten voor een eigen interpretatie. titels en begeleidende teksten zijn niet zonder risico.

‘I’m a psychotherapist who has lived and worked with Chauncey Hare for the past twenty-five years. I want to introduce this book by talking about our lives as people of protest.’ Zo begint de inleiding van Protest Photographs van Chauncey Hare. een vrij ongebruidoor mijn verwondering over het uitblijven van empathie met kelijk begin van een toelichting op het werk en leven van een fotograaf. vaak wordt er door een deskundige een monumentje de slachtoffers en vooral boosheid op de vermeende schurken pak ik Rich and Poor van Jim Goldberg uit opgericht voor de kunstenaar van dienst opdat 1985 uit de kast. ook Goldberg fotografeerde we deze toch vooral zien als een belangrijk twee groepen mensen zoals de titel duidelijk onderdeel van de fotografiegeschiedenis. een maakt. Hier klopt de titel wel. de foto’s worformule waarbij je kan wachten op het moment den met de hand van commentaar voorzien dat de usual suspects aan betekenisgevende door de geportretteerden: ontwapenend beschouwers als Sontag, Barthes en Benjaen confronterend. alleen al het handschrift min langs komen. in dit boek van Chauncey spreekt boekdelen: representatie en zelfbeeld Hare een andere duiding: de psychotherapeut zijn hier het onderwerp. Het is een prachtige én tevens geliefde doet dit. Het is nieuw en vorm. Goldberg fotografeert zijn protagonisopmerkelijk. Het private, het karakterologische © Chauncey Hare ten consequent met bestaand licht. of misschien wel het fanatisme is de alles been wat bij Hare niet gebeurt – ondanks de imponerende palende factor voor de aard van het werk; het karakter van de kwaliteit van zijn werk – gebeurt mij bij Goldberg wel: alle maker en zijn idealisme lijken al lezende één. foto’s en teksten, ook die van de zichzelf succesvol verklarende mensen en superrijken, roepen compassie op voor het ik kan me het slecht gedrukte Interior America van Hare uit menselijk tekort. 1978 herinneren dat ik een paar keer in de boekhandel bekeek en toch niet kocht: te deprimerend. Maar de nieuwe prachtig Chauncey Hares foto’s zijn ook een reden om weer te kijken verzorgde uitgave van Steidl nuanceert dat beeld. Hare’s werk naar Bill owens’ Suburbia, ongeveer in dezelfde tijd gefotois somber, en Hare is boos, maar het werk is vooral schitgrafeerd. Bij owens geen uitgesproken politieke agenda, terend. Hij protesteert tegen de werk- en leefcondities van de amerikaanse arbeider. Hij zoekt de arbeider thuis op. Hare ver- maar eerder de behoefte om zijn eigen omgeving vast te woordt in zijn eigen tekst in Protest Photographs zijn onverholen leggen. Het is bij owens allemaal iets geraffineerder gefotografeerd dan bij Hare: geen interieurs met daarin terloops afkeer van de werkgevers, de onderdrukker van de arbeider. een mens, maar geportretteerden in een interieur. net als bij Maar in Protest Photographs staan ook nogal wat foto’s van de Goldberg staat bij de foto’s commentaar van de geporteerde. welvarende middenklasse en de elite. Hoewel Hare duidelijk Maar de toon is anders dan bij Goldberg: geen onthullend schrijft waar zijn compassie ligt, ervaar ik, als ik naar de foto’s zelfportret in een paar zinnen, maar een bijna terloopse kijk, geen ander gevoel voor de geportretteerden uit de welgeobservatie over het leven in de buitenwijk. Je vraagt je af of stelde kringen dan voor de minder bedeelde medemens. Hier het owens benadering is die dit effect oproept, of het gevolg manifesteert zich voor mij het probleem dat ik vaak ondervind met geëngageerde fotografie: ik moet iets vinden en voelen van van het comfortabele leven van de geportretteerden in een nieuwbouwwijk. de vergelijking met owens maakt duidelijk de fotograaf maar ik vind niet zo veel, of ik voel iets anders. hoe zeer Goldberg sturend is geweest in Rich and Poor. de combinatie tekst en fotografie is adequaat, in tegenstelling tot Hare heeft maar kort gefotografeerd. Hij werd arbeidsdie van Hare. therapeut (‘practising therapist specializing in work abuse’).


ProTeST tHeo BaaRt

ik vergeet nogal eens dat amerika een linkse of geëngageerde traditie kent. vaak wordt je aan deze zijde van de oceaan iets teveel overdonderd door conservatief amerika. de andere stroming is er ook. een interessant recent voorbeeld daarvan is Breach of Peace door eric etheridge uit 2008. etheridge (1957) is een schrijvende fotograaf. Hij zocht een groot aantal studenten op die in 1964 meededen aan de protesten tegen de apartheid in de Zuidelijke Staten van amerika, de zogenaamde Mississisppi Freedom Riders. Zij werden bij hun protesten gearresteerd en zoals dat gaat, gefotografeerd door de politiefotograaf met een bord om hun nek. etheridge heeft deze mensen, destijds twintigers, veertig jaar later opgezocht en gefotografeerd. Hij vroeg ze hoe het verder met hen is gegaan na de arrestatie. etheridge’s portretten volstaan, ik vind ze pretentieloos maar ze zijn effectief: vijftig jaar erbij doen veel met een mens. Het meest opmerkelijke is de levensloop van de meeste gearresteerden. Bijna allemaal zijn ze maatschappelijk geëngageerd gebleven. velen zijn de gezondheidszorg of het onderwijs ingegaan en hebben zo te lezen hun idealen gevolgd. Zonder grootse fotografie – hoewel, de arrestatiefoto’s zijn vaak verrassend mooi – is het een indrukwekkend fotodocument. vormgegeven op een manier die in amerika gangbaar was in de jaren zeventig: dit is geen fotoboek maar een boek met foto’s. ook dat is een statement. als ik zo’n boek bekijk vraag ik me meteen af waar een vergelijkbaar boek blijft dat je in nederland zou kunnen maken over de krakers of deelnemers aan de kroningsrellen van 1980. wat is er met die mensen gebeurd? willen ze er nog aan herinnerd worden? Zijn ze opgenomen in de safe haven van de Hollandse middenklasse of doorgegaan als activist? en ik vrees dat ik dan meer geïnteresseerd ben in wat mensen beweegt dan wat zij in beweging willen brengen.

om terug te komen op Chauncey Hare. Zijn karakter en zelf gekozen positie roepen allerlei associaties bij mij op; niet uitsluitend fotografisch. Het werk van Hare werd door Szarkowski, destijds hoofd van de fotografie afdeling van het MoMa in new York, geselecteerd voor de toonaangevend tentoonstelling Mirrors & Windows. Hare demonstreerde bij de opening en verspreidde pamfletten tegen de sponsors van de tentoonstelling. Kijk, zo maak je vrienden. Hare zijn engagement en isolement in de (fotografie) wereld doet me denken aan i.F. Stone. Stone was een invloedrijke briljante journalist tijdens de new deal periode (1933-1940). Stone, net als zijn generatiegenoot Studs terkel, werd door de communistenjacht na 1945 gemarginaliseerd. werkeloos en ‘besmet verklaard’ maakte hij zich onafhankelijk door zijn eigen krant op te richten: I.F. Stone’s Weekly. Stone schreef hem vanuit huis alleen vol. Hij kon zijn kritische visie op de amerikaanse samenleving en politiek blijven geven. Stug volhoudend maakte zijn krant hem in de roerige jaren zestig en zeventig tot een icoon van de protest- en burgerrechtenbeweging. en zijn uit wanhoop geboren krant leverde ook nog aardige inkomsten op. Genoeg om zijn laatste dagen met zijn vrouw te slijten op cruiseschepen om daar tot in de kleine uurtjes te dansen. Hare schat ik niet in als het ballroom type. Mij intrigeert de betrokken soort fotografie die gaat over het eigen leven, het eigen werk of familiegeschiedenis en dat alles dan in een groter maatschappelijk verband geplaatst. Bij uitmuntende fotografen als Hare zie je dat er iets anders ontstond dan wat hij beoogde, maar ook dat is waardevol. Misschien denkt Hare daar anders over. dat is het lot van de maker die de receptie van zijn werk niet in de hand heeft. Het zij zo. (1) Zie www.gregoryhalpern.com/harvard.html

een ander geslaagd amerikaans voorbeeld © Chauncey Hare van engagement, combinatie tekst en fotografie is Harvard Works Because We Do van Greg Halpern uit 2003. (1) Greg Halpern studeerde tot 1999 aan Harvard university, een van de meest prestigieuze en rijke universiteiten van amerika. een weldadige verzameling van mooie gebouwen, rijke collecties, en een jaloersmakend aanbod van onderwijs. Student Halpern vroeg zich af hoe zo’n plek kan functioneren en wie daarvoor zorgde. Hij fotografeert en interviewt het dienstdoende personeel, het leger van onzichtbaren: de in de nacht werkende schoonmakers, de kantine- en veiligheidsmedewerkers. Halpern maakte voor dit boek tamelijk recht voor z’n raap foto’s en prachtige interviews met de betrokkenen. Het verschil tussen de zeer hoog opgeleide en goed betaalde werknemers (docenten en bestuurders) van de universiteit en de ongeschoolde en slecht betaalde werknemers wordt voelbaar – een meedogenloze tweedeling van de samenleving. Studs terkel schreef het voorwoord voor dit boek. Hij is de grand old man van de oral history: op zoek naar de geschiedenis verteld door – om met een nederlandse politicus te spreken – ‘de mensen in het land’. terkel werd in de jaren veertig en vijftig belemmerd in zijn werk door de toen heersende communistenhaat. de keus voor hem als inleider is een statement waarmee Halpern zich duidelijk uitspreekt voor een documentaire en geëngageerde traditie.


[05/13]

WaT nu? tHeo BaaRt in GeSPReK Met JoRiS JanSen

we hebben gesproken en ik heb de ruimte bekeken. ik was er blij mee en denk er ook nu met een fijn gevoel aan terug. eindelijk had ik een ruimte, wit en leeg (de klassieke white cube) die ik met niemand anders hoefde te delen. dus geen onverwachte verassingen zoals een kunstwerk naast mijn eigen werk dat het opeens in een heel ander licht stelt. ondertussen was ik ook gevraagd voor een expositie in van Kranendonk Gallery. ik had me voorgenomen voor beide exposities nieuw werk te maken.

TB: Je had in juni je eerste expositie van nieuw werk na je eindexamen van vorig jaar. Hoe ging dat? Hoe werd je daarvoor gevraagd? wat heb je gedaan? alles zelf bedacht of overleg met vrienden gehad? Hoe is het ontvangen, wat heeft het je opgeleverd? Hoe ga je nu verder? wat zijn je plannen op de korte termijn? en waar leef je ondertussen van?

voor van Kranendonk begon ik ambitieus. ik heb een programma geschreven dat de pixels van een foto herordent op basis van kleurtoon, verzadiging of helderheid. dit levert een kleurrijke streepjescode van de foto op. in feite is alle informatie aanwezig maar is er geen coherentie/beeld meer; een soort gestructureerde chaos. Het bleek meer werk en ook duurder dan gedacht. om te kunnen printen en tijd te hebben om werk te maken is geld nodig. ik had een baan als kok bij italiaans restaurant toscanini in amsterdam om daar in te kunnen voorzien want mijn startstipendium was afgewezen. ik hoor bij die driekwart... om een lang verhaal kort te maken: werken aan een project en werken om dat project te kunnen financieren is een druk bestaan. Het is niet gelukt twee verschillende projecten voor de beide exposities te maken. wel heb ik het werk dat ik in van Kranendonk Gallery voor het eerst presenteerde, in een andere, verbeterde versie nog een keer kunnen laten zien in ten Bosch initiatief.

jj: na mijn eindexamen ben ik op vakantie gegaan, naar Frankrijk waar mijn moeder een huisje heeft. Het geld was op aan printen en dergelijke. ik was daar om te genieten, vakantie te vieren, maar ik zat telkens te wachten op een e-mail of een telefoontje naar aanleiding van mijn eindexamen. want nu was ik afgestudeerd, en dan? Het duurde even, maar er kwam vanaf een bepaald moment het een en ander binnen, waaronder het Steenbergen Stipendium. vanaf dat moment komen er gelukkig regelmatig verzoeken voor een expositie of een publicatie. de kwaliteit van de aangeboden tentoonstellingsplekken verschilt en ook de middelen die er voor beschikbaar zijn. dit betekent dat ik soms veel geld en tijd moet investeren voor prints en vervoer voor een marginale (concrete) opbrengst. veruit de meeste exposities waar ik aan mee doe zijn groepsexposities. eigenlijk heb ik pas één expositie in mijn eentje gedaan. ik kreeg een mail van ten Bosch initiatief: ‘Beste Joris Jansen, Wij starten met een projectruimte voor actuele kunst in Den Bosch. De projectruimte zal fungeren als presentatieplek voor actuele kunst. We kennen je werk en zouden het interessant vinden om in de toekomst wellicht een tentoonstelling met je te organiseren. Laat ons weten of je geïnteresseerd bent, dan kunnen we misschien een afspraak maken om hierover verder te praten. Vriendelijke groet, Max Ten Bosch’

in van Kranendonk Gallery heette het werk A week in Rome. Het was een werk over vorm en materiaal. Het bestond uit de vakantiefoto’s van mij en Roos in Rome. Het is dus aan een kant persoonlijk en intiem maar tegelijkertijd laat ik eigenlijk niets zien en is het heel gesloten. Het hing er in de context van een selectie uit alumni van de KaBK. we waren met zijn vijven, beeldende kunst en fotografie gecombineerd. voor ten Bosch initiatief had ik een ander plan, maar het was nog niet helemaal uitgekristalliseerd. (dat is het inmiddels wel en ik wil het gebruiken voor een volgende expositie.) ik dacht toen natuurlijk dat dat wel zou lukken en ik had (nog) twee maanden. Het bleek te kort voor een project van kop tot staart. dat kost mij meer tijd; dat ik heb ik geleerd. Je kan dingen uitstellen en wachten op inspiratie of een doorbraak maar er komt een punt dat dingen niet meer mogelijk zijn. Zo ook hier. Met nog een ruime maand te gaan was mijn aanvankelijke idee nog niet in een behapbaar uitvoerbaar stadium. dus ging ik voor de tweede optie: een werk dat ik al had. ik


WaT nu? JoRiS JanSen en tHeo BaaRt

heb de titel veranderd in Pictures of Hue, een letterlijke beschrijving van wat je ziet maar ook een hint naar de persoonlijke herkomst van de foto’s. ik ben meer gaan spelen met het materiaal en de vorm. voor van Kranendonk Gallery had ik alle foto’s op dezelfde manier laten afdrukken en vrij strak opgehangen. nu koos ik voor glimmend, mat, opgeplakt, een witte rand of aflopend, van alles door elkaar heen; de een hing strak tegen de wand, de ander los, op of onder elkaar, over elkaar heen. iedereen was enthousiast over het werk al heb ik uiteindelijk niet zo veel mensen gesproken die het gezien hebben. de opening was rustig; den Bosch blijkt toch een brug te ver voor amsterdammers. daarbij is mijn ervaring met exposities dat ik er na de opening niet veel meer van hoor. Mensen komen ongetwijfeld kijken, maar ik ben daar niet meer bij. ik heb een aantal kleine foto’s verkocht dus veel heeft me dat niet opgeleverd. ook hier heb ik verlies op gemaakt. wat het me wel heeft opgeleverd is een eerste solotentoonstelling, een nieuw werk waar ik zelf nog steeds door gefascineerd ben en weer meer ervaring. en wie weet wat er nog meer van kan komen? vaak komt dat toch later wel weer eens boven drijven. op dit moment ben ik bezig met een vriend die grafisch ontwerper is om een boekje te maken over de kleur grijs. we benoemen grijstinten en proberen op die manier vragen op te roepen over context, perceptie en authenticiteit. ‘Raising a question by showing a fact.’ Het leest als een gedicht in woorden en grijzen. Het is een simpel boekje. daarnaast werk ik aan een ander nieuw project. de basis van dit project is één oude analoge foto. deze foto documenteer ik zo uitgebreid mogelijk. ik onderzoek de objecten die zijn afgebeeld, het materiaal van de foto zelf, de kleuren, de geschiedenis, en de verhalen. ik fotografeer de foto met een microscoop. een foto van 10 x 15 cm, wanneer je deze vijftienhonderd keer vergroot is als het ware 225 bij 150 meter. Het is dan een gebied waarin je kunt dwalen met behulp van de lens. de resultaten leveren uitzinnige ‘landschappen’ op. de titel is Kosmos. ‘Kosmos’ betekende in het oud-grieks ‘alles wat er is’, en wordt nu vooral gebruikt voor het heelal. dat is ook waar de microscoop-opnames aan doen denken. Het project is tweeledig. Het is enerzijds een boek/reader met tekst en illustraties en anderzijds een expositie met foto’s.

Beiden hebben betrekking op een en dezelfde foto. Het onderwerp van zowel de expositie als de tekst is dus het nauwkeurig onderzoek naar dat ene beeld. ik hoop dit project op een goede plek te kunnen presenteren als het zover is en probeer daar contacten voor te leggen. ik heb ontslag genomen bij toscanini. ik hoop het de komende maanden te redden met wat gespaard geld en enkele klussen. ik ga ook weer lesgeven aan de academie van Bouwkunst en ik krijg nog een resterend bedrag van de Steenbergen Stichting. ik denk dat het tot januari moet lukken en dan zal ik weer verder kijken. ik mis het koken. Het is leuk om in twee verschillende disciplines jezelf te blijven ontwikkelen. Het wisselt elkaar af. Je hebt altijd het gevoel te kunnen ontsnappen over en weer, maar het is ook vermoeiend. Het is niet zo dat ik me half zo snel ontwikkelde in beide richtingen, maar langzamer. Het omschakelen kost tijd en energie. vandaar nu de voorlopige keuze voor fotografie.


[06/13]

eindexaMenS 2010 veRGeLiJK Met onZe ZuideRBuRen Vorig jaar zomer schreef ik voor de opiniepagina van NRC een stuk over het beeldende kunstonderwijs in Nederland. Ik vroeg me af of we wel zo gelukkig moesten zijn met het huidige systeem waar niet zozeer kwaliteit bepalend is voor de ‘uitstroom’ van studenten maar kwantiteit. Hoe meer studenten met een diploma de academie verlaten, hoe meer geld er binnenkomt. Zijn de belangen van studenten gediend bij dit systeem? Wat schiet de samenleving er mee op? Wat betekent het voor het culturele klimaat? Mijn visie en mening waren gebaseerd op mijn ervaring als docent, gecommitteerde en op het lidmaatschap van commissies die subsidies aan kunstenaars verlenen. ik kreeg na de publicatie het verwijt een nestbevuiler te zijn. een aantal reacties hadden het karakter van een relativering die me nog het minst beviel, bijvoorbeeld: ‘Het kunstonderwijs kost maar een half JSF gevechtsvliegtuig per jaar.’ alsof als iets niet duur is, je geen eisen hoeft te stellen. een andere reactie: ‘Het klopt wel wat je zegt, maar je moet het niet publiekelijk brengen.’ er lijkt sprake van een omerta (regel van stilzwijgen bij de maffia) op dit gebied. er volgde een debat bij de vPRo radio met de directeur van de Gerrit Rietveld academie en een debat in antwerpen met een zaal vol vlaamse kunstenaars en docenten. daar gebeurde iets aardigs. de situatie in vlaanderen zou veel beter zijn dan in nederland: in vlaanderen staat namelijk de kwaliteit centraal. er werd alleen geklaagd over een deel van het docentencorps dat nog nooit iets onderscheidends heeft gemaakt en met een vaste aanstelling rustig aan het afwachten is op een gunstige afvloeiingsregeling. dat beeld is weer vergelijkbaar met de nederlandse situatie: menige academie heeft zo zijn quotum aan dinosaurussen die vergroeid zijn met het meubilair. deze zomer werd ik, ondanks mijn openlijk geuite kritiek, gevraagd door twee academies om ‘gecommitteerde’ te zijn bij de eindexamens fotografie. dat gaf me de mogelijkheid om mijn opvattingen weer te toetsen aan de praktijk. en het gaf – hoe beperkt ook – de mogelijkheid om zelf een vergelijking tussen de twee buurlanden te maken. Het ging namelijk om de bachelor opleiding fotografie van de Hogeschool voor de Kunsten (HKu) in utrecht en de masteropleiding fotografie van Koninklijke academie voor Schone Kunsten (KaSK) in Gent. de HKu heeft alleen een bacheloropleiding fotografie van vier jaar, maar de bacheloropleiding aan de KaSK is drie jaar en de master één jaar voltijd, of twee jaar deeltijd. in totale tijd genoten onderwijs maakt dat een vergelijking mogelijk. hku allereerst de HKu in utrecht waar ik een paar jaar geleden ook externe deskundige – voorheen gecommitteerde – was geweest. de docenten op de HKu geven de cijfers voor het eindexamen, als extern deskundige doe je tijdens de verga-

dering wel een uitspraak, maar je hoeft nergens een handtekening onder te zetten. na afloop schrijf je een algemene evaluatie en dat is dan ook het doel van je aanwezigheid. Je doet een uitspraak over de kwaliteit van de opleiding en over de organisatie van de eindexamens. Het heeft iets vrijblijvends en subjectiefs. wat wordt er nu precies getoetst, en waarop zijn de uitspraken gebaseerd? er werd zeker naar mij geluisterd, er waren ook geen verschillen van inzicht, alles gebeurde heel zorgvuldig: het typische nederlandse poldermodel. tot mijn vreugde vond ik het eindexamenniveau op de HKu een stuk hoger dan bij mijn eerste keer als externe deskundige. er is duidelijk wat gebeurd op de afdeling fotografie. er zijn een paar goede docenten bijgekomen. er is een andere studieleiding en de organisatie is professioneler. uit de gesprekken tussen de docenten over de studenten komt een duidelijke visie op kunstonderwijs naar voren, ze hebben het vermogen om naar de mogelijkheden van de studenten te kijken en niet de eigen voorkeur en inzicht te laten prevaleren. Het ademt de sfeer van een vrijplaats voor ontwikkeling van fotografische talent. verdwenen is de geur van de eenheidsworst die een paar jaar geleden nog zo penetrant in de gangen hing. ik had maar bij één student het idee dat de lat even werd verlaagd om afscheid te kunnen nemen: de beste oplossing voor alle betrokkenen. dat heb ik in het verleden wel anders meegemaakt. dat was nu dus geheel anders, zeventien studenten zijn verdiend geslaagd, en sommigen met werk van zeer hoog niveau. kaSk op 22 juni 2010 stapte ik vroeg in de auto om op tijd te kunnen deelnemen aan de jury van het eindexamen van de masteropleiding van het KaSK in Gent. en zoals gezegd was ik nieuwsgierig of het in België anders toe gaat dan in nederland. Het antwoord is ‘ja’. om te beginnen de organisatie. de academie had vier externen uitgenodigd (een beeldend kunstenaar/docent uit Gent, een fotograaf uit Brussel, een assistent-curator van het Fotomuseum in antwerpen en een nederlandse fotograaf uit Hoofddorp) om deel te nemen aan de eindexamenjury. er waren negen eindexamenkandidaten die verspreid door het schitterende nieuwe gebouw van de academie hun werk presenteerden. Studenten kiezen voor hun eindexamen hun eigen mentor en scriptiebegeleider uit een poel van beeldend kunstenaar, fotografen, schrijvers en beschouwers die op verschillende manieren verbonden zijn aan de academie. een voor nederlandse begrippen luxueuze situatie, want daar valt niet zo veel te kiezen. de begeleiders van dit examenjaar – waaronder bekende namen uit de Belgische fotografie en beeldende kunst zoals Stephan vanfleteren, Jan Kempenaers en dirk Braeckman – waren aanwezig. er was ongeveer 45 minuten per student om de presentaties te bekijken en te bespreken. na afloop van alle presentaties kreeg de jury de gelegenheid om nogmaals langs alle studenten te gaan en desgewenst een individueel gesprek te voeren. Het doel was om het geheugen op te frissen en aanvullende vragen te stellen. Hoewel het mij door tijdgebrek niet gelukt is om alle kandidaten nog een keer te spreken was dat onderdeel voor mij zeer nuttig. in een dialoog zonder toehoorders vlotte het gesprek beter en kreeg ik meer inzicht in het werkproces, de ambities en de gemaakte keuzen voor


eindexaMenS 2010 tHeo BaaRt

de presentatie en uitvoering van het werk. deze ronde heeft mijn waardering positief beïnvloed. daarna trok de jury zich terug, met de coördinator van de afdeling als notulist en bewaker van het protocol. anderhalf uur hadden we nodig om tot een cijferlijst op een schaal van 1-20 te komen. Het uiteindelijke eindcijfer wordt voor een deel bepaald door de jury. eerdere beoordelingen door de docenten gedurende het eindexamenjaar wegen ook mee, maar spelen voor het bepalen van het jurycijfer geen rol. Soms moest er gestemd worden, maar de verschillen in waardering waren in deze jury beperkt. na het opstellen van de cijferlijst kwamen de vaste docenten en mentoren erbij. de mentoren mogen dan een pleidooi houden voor hun student, de jury kan desgewenst haar oordeel aanpassen. er volgde een interessante gedachtenwisseling over sommige studenten, maar de jury veranderde uiteindelijk niets aan haar cijfers. iedereen – jury en docenten – kon zich vinden in de beoordeling. ook dat een student was gezakt vond iedereen – ook de begeleidende mentor en de docenten – terecht. wat me opviel was de wat afwachtende houding van de Gentse studenten bij het presenteren van hun werk: het toelichtende verhaal kwam er meestal moeizaam uit. Hoewel ik begrip heb voor het intimiderende effect van zo een enorme groep mensen die opeens iets van je verwacht, is het handig als je dat wel kan. Bij sommige presentaties hing geen titel of begeleidende tekst en moest je – als het werk niet voor zichzelf sprak – door middel van vragen aan de student meer te weten komen. dit was bij de HKu wel anders. een ander opmerkelijk verschil met de HKu, vond ik de presentaties in boekvorm. op de HKu krijgt het boek als presentatievorm veel aandacht. deze academie heeft op dat gebied ook een reputatie op te houden. op een enkele positieve uitzondering na had dat in Gent een hoog ‘blurb gehalte’ (www.blurb. com): een fotoboek als groot gebonden album met daarin foto’s met hetzelfde formaat. als de foto’s op zijn, is het boek klaar. Zoiets. Het fotoboek als medium lijkt daar nog een te ontginnen gebied. om acht uur ’s avonds stond ik uitgewoond, maar voldaan buiten. op een terras tegenover de academie zaten een paar docenten een pintje te drinken. ik hoorde daar waarom men in België het jurysysteem hanteert. Het is geheel anders dan het andere – mijns inziens onduidelijker systeem van toezien op een eindexamen in nederland. Het Belgische systeem levert een vergelijk met de waardering van de docenten en een toetst van de opleiding op. eén keer een opmerkelijk verschil met waarderingen tussen docentencorps en de jury hoeft niets te betekenen, maar drie jaar achter elkaar valt dat wel op. dan is er iets mis. Het geheel maakt op mij een weldoordachte en integere indruk. de procedure is helder, er wordt goed gebruik gemaakt van de deskundigheid van buiten (de externe juryleden), en er is volop ruimte voor het uitwisselen van argumenten. Het eindexamenniveau in Gent was niet veel anders dan dat van de HKu. Misschien betekent master en bachelor niet zo veel in het kunstonderwijs. Het gaat meer over de duur van de studie, de begeleiding door en afwisseling van goede docenten en natuurlijk de capaciteiten van de studenten zelf. veel

© Anna Dasovic

buitenlandse studenten hebben ze niet in Gent; onbegrijpelijk. Gent is een schitterende stad met een universiteit en een rijk cultureel leven, er zijn twee kunstacademies die elkaar beconcurreren, er zijn docenten van wereldfaam, en voor de Hollander het ultieme argument: de studie is goedkoper en het bier lekkerder. op weg naar nederland, terugkijkend op deze interessante dag vroeg ik me af waarom in nederland de fotografieopleidingen niet actief een kring van interessante fotografen en beschouwers aan zich binden om uit te putten als gastdocent, externe deskundige, stagebegeleider, adviseur, etc. niet alleen een mooie manier om je te profileren als opleiding maar als je het goed inzet zeker een verrijking van je onderwijs. Het heeft niet zo veel met geld te maken – het niet veel te kosten – maar vooral met visie. er valt op deze punten te leren van onze Zuiderburen.


[07/13]

auThenTiciTeiT 1 JoRiS JanSen ‘A dwarf standing on the shoulders of giants’ (nanos gigantium humeris insidentes) een uitspraak oorspronkelijk gedaan in de twaalfde eeuw door filosoof en geleerde Bernardus Carnotensis, echter bekend geworden door Isaac Newton in de zeventiende eeuw. Nu we het toch over authenticiteit hebben… de uitspraak is een metafoor die illustreert dat je door te profiteren van reeds gedaan onderzoek en verzamelde kennis verder kunt kijken dan wanneer je alles zelf zou moeten doen.

ik kreeg onlangs een mail van een vriend. daarin wees hij me op een blog met het werk van Peter Coffin. Hij heeft een zelfde soort collage van regenbogen gemaakt als ik. ik heb geprobeerd contact met hem op te nemen via zijn galerie. ik was geschrokken. in een wereld waarin originaliteit en oorspronkelijkheid als zeer waardevol worden beschouwd, en al helemaal in de kunst, is het niet fijn om te merken dat iemand anders hetzelfde idee had en uitgewerkt heeft. de galeriehouder zei: © Joris Jansen

23 september 2010 ‘Thanks for your message. I don’t see so much to say to Peter Coffin except that you had the same idea some years after him. It happens a lot in the actual art world...’ en dat bleek, want tijdens het schrijven van dit stuk, terwijl ik over het internet zwerf op zoek naar illustraties stuit ik op een andere kunstenaar die hetzelfde deed als ik. en dat geldt ook voor werk van klasgenoten en andere kunstenaars. Het lijkt alsof we onderdeel zijn van een groot organisme waarin alles met elkaar verbonden is. de kans dat ik dingen bedenk die al gedaan zijn is blijkbaar groot. ik kan me niet goed verdedigen, de jaartallen zijn absoluut. Het gebrek aan handwerk en daarmee een persoonlijke ‘streek’ (toch al minder aanwezig in fotografie doordat de basis een apparaat is) biedt in mijn werk, omdat het meeste door de computer gaat of van het internet komt, geen soelaas. Mijn werk is een concept dat ik weliswaar netjes uitwerk, maar als dat al gedaan is, bestaat er praktisch geen materieel onderscheid meer. Het onderscheid zit hem daardoor, met name in fotografische media, vooral in de context. Hoe wordt iets beschreven, wat is de oorsprong, waar wordt het gepresenteerd, past het in een ontwikkeling…etc. Misschien is dit ook wel de reden dat ik eerder schreef dat (mijn) ideeën vooral zin hebben in de context van een (toekomstig) oeuvre. toen ik er achter kwam dat sommige ideeën al gedaan zijn, besefte ik dat mijn werk daarmee onmiddellijk minder waardevol is. in de zin dat mijn werk in het grote schema der dingen een herhaling is, al is het voor mij zelf nog altijd een stap. door snellere communicatie en reproductiemethodes

is er mijns inziens iets essentieels veranderd ten opzichte van vroeger. waar een dubbeling ooit nog een waarde vertegenwoordigde doordat de andere informatie niet ter plekke beschikbaar was, is er nu bijvoorbeeld internet. de grootste winkel, galerie, museum en bibliotheek ter wereld waar alles direct op iedere plek beschikbaar is. omdat mijn werk in de eerste plaats aan mij als kunstenaar wordt gerelateerd zou het uniek moeten zijn. er is immers maar één Joris Jansen en die wordt geacht oorspronkelijk te zijn (zie ook het commentaar op mijn aanvraag voor een startstipendium). Het is niet nieuw dat mensen op hetzelfde idee komen. de voorspelling van het bestaan van de planeet uranus (adams en Leverrier), het patenteren van de telefoon (Gray en Bell; op dezelfde dag!), de integraalrekening (newton en Leibniz) en de publikatie van de evolutieprincipes (darwin, wallace) lijken sterke voorbeelden voor het bestaan van een Zeitgeist. al klinkt het wat pretentieus om deze namen te noemen in verband met mezelf en Peter Coffin. Het gebeurt me niet bewust. Het kan een gevolg zijn van beschikbare technieken, actuele verhalen en kunst, een gedeelde historie. ideeën hangen in de lucht. Het is onvermijdelijk in een wereld vol met kunstenaars en semi-kunstenaars en hobbyisten (het is geen beschermd beroep) die zich bezig houden met dezelfde thema’s en putten uit dezelfde bronnen. de kunstopleidingen zijn goed voor 20.000 van de 374.000 studenten in het HBo. Het aantal ‘kunstenaars’ op de arbeidsmarkt in nederland is bijna 100.000. dat is 1,2% van de totale werkzame beroepsbevolking. 100.000 kunstenaars op 744 musea, n.B. lang niet allemaal voor (hedendaagse) kunst. dit leidt tot een zware concurrentiestrijd. Lang niet iedereen


auThenTiciTeiT 1 JoRiS JanSen

die wordt opgeleid tot (toegepast) kunstenaar zal er in slagen daar mee zijn of haar brood te verdienen. internet versterkt dit nog eens. Grenzen en afstanden bestaan niet meer, tenzij je in een land als China of noordKorea woont. Het is onmogelijk je als kunstenaar op een unieke manier te verhouden tot alle andere kunstenaars. die ‘concurrentiestrijd’ (allen t.o. één) is bij voorbaat kansloos en onzinnig. waar vroeger kunstenaars tot een stroming werden gerekend of voor een bepaalde context kozen – kubisme, dada, impressionisme etc. – lijkt het nu vooral een individuele kruistocht. dat het vervolgens onmogelijk blijkt je te onttrekken aan een cultuur en dat wat in de lucht hangt, is lichtelijk paradoxaal maar wel heel begrijpelijk. er zijn op verschillende momenten specifieke zaken actueel, mode is daar een goed voorbeeld van. Het blijkt dus belangrijk om een gedegen onderzoek te doen voor je ergens aan begint. Maar dat onderzoek is behoorlijk lastig. Beelden zijn moeilijk te zoeken met woorden. daardoor ben je bijna genoodzaakt als een curator alles bij te houden om je heen. Je zou voor het gat in de markt kunnen gaan. Heel goed kijken naar wat er is en op basis daarvan werk proberen te maken; hier en daar wat ideeën ‘patenteren’ door ze zo snel mogelijk op een blog te zetten voorzien van een krant met een datum. en als je het gevonden heb dan blijf je dat doen en doen en doen… zoals Benicio del toro uitlegt in Basquiat tijdens een potje basketbal. ‘off course you gonna have to dress right...’ http://www.youtube.com/watch?v=5nMv3CuHipe

© Peter Coffin

niet veel later voegt hij daar overigens aan toe dat het in de basis om integriteit gaat…’You got to do your stuff like you do it. it’s about integrity. Your friends like you, you pound the pussy. what else do you want?’


[08/13]

‘honey, Where’S The Money Gone?’ een recePT voor een FoToBoek? tHeo BaaRt Eiland 7 gaat over hoe wij in Nederland nieuwe woonwijken bedenken en uitvoeren. ‘Wat is het recept voor een nieuwbouwwijk?’, was de vraag die ik mijzelf stelde. Grondpolitiek – de manier waarop land wordt gekocht en door wie, want daar gaat het vooral over bij het bouwen van een wijk – is taaie kost. Er zijn een aantal gortdroge studies over verschenen. Zou ik dit proces, dat zo bepalend is voor het aanzien van Nederland, niet kunnen tonen op een wat toegankelijker manier? Ook was ik geïnteresseerd of de ambities – hoogwaardige architectuur in een hoogwaardige omgeving – die vaak uitgesproken worden en potentiële kopers voorgeschoteld krijgen, waargemaakt worden. Of is de enige informatie in de verkoopbrochure die houvast biedt dat je aan de inhoud géén rechten kunt ontlenen? eiland 7 is een onderdeel van de vinex-wijk Floriande in Hoofddorp in de gemeente Haarlemmermeer. tijdens het maken van dit boek was ik niet alleen beschouwer maar ook deelnemer: mijn vriendin en onze kinderen wonen zelf in de wijk. Het eigen huis was vertrekpunt voor deze vertelling. vanaf dag één stond voor mij vast dat het resultaat van mijn project de vorm van een boek zou krijgen. Het onderwerp is een fotografische uitdaging: het is weinig visueel, politiek van karakter, maar niet erg meeslepend (het speelt zich af in kalm suburbia) en vaak gebruikt als voorbeeld van mainstream nederland. Zou ik hier dan toch een boeiend boek over kunnen maken? de afgelopen jaren loop ik geregeld aan tegen de beperkingen van het medium fotografie. Fotografie is een rijk en buigzaam medium: het kan signaleren, agenderen, ontroeren, afschrikken, maar zonder een koppeling met een andere discipline, komt analyse niet van de grond; althans ik ken daar geen voorbeelden van. daarom besloot ik wat niet getoond kan worden te beschrijven – en omgekeerd – waardoor een scherpe scheiding ontstond tussen de twee disciplines. Het ontstaan van de nieuwbouwwijk beschreef ik en de wijk toonde ik als resultaat van een complex proces. ik heb onze wijk intensief gefotografeerd waardoor ik van anonieme bewoner veranderde in een buurman met een camera. ik maakte lijstjes met te fotograferen onderwerpen: de ligging van de wijk in haar omgeving, de wijk zelf, hoe de bewoners de aangekochte huizen en tuinen inrichtten. ik koos gebeurtenissen die enigszins opvallend zijn in de dagelijkse stroom van activiteiten in de wijk: de straat bbq, schaatsen op de bevroren sloot, zwemmen in diezelfde sloot op een snikhete dag. Mondjesmaat fotografeerde ik de be-

woners zelf, want die wilde ik vooral aan het woord laten in de tekst. ook kwamen mijn huisgenoten voorbij: mijn eigen kroost, de kinderen van mijn partner en mijn partner zelf. in mijn beleving was dat nodig omdat ook in de fotografie – in de tekst is het erg aanwezig – het persoonlijke element te zien moest zijn. de begeleidende tekst van 17.000 woorden speelt een belangrijk rol bij de interpretatie van de getoonde fotografie. wie anders dan ik zelf had het in deze vorm kunnen schrijven, waar zowel het zakelijke als het persoonlijke gemengd worden? en ik wil óók die rol spelen bij het interpreteren van mijn fotografie. eigenlijk probeer ik het interpreteerproces van de beschouwer te sturen. Het uitgangspunt voor de tekst was de koopakte van ons huis. Het huis dat we kochten stond op een postzegel grond dat ons bijna vijfhonderd euro per vierkante meter had gekost. de boer die zijn land aan de gemeente had verkocht kreeg daar achttien euro voor. wat was er met dat verschil gebeurd? ook het eindresultaat viel tegen. Beloftes waren niet of half waargemaakt. ik was nieuwsgierig hoe dat kwam en vermoedde dat alles met die geldstroom te maken had. Mijn zoektocht naar de antwoorden op deze vragen was een vorm van onderzoeksjournalistiek vermengd met autobiografische elementen. ‘i don’t care where the love went but honey, where’s the money gone?’, zingt Solomon Burke. als motto had het boek deze geweldige tekst mee kunnen krijgen, bedacht ik me later. Samenstelling en vormgeving in het boek is de verhouding van mijn negatieven (6x7cm) ook de verhouding van de pagina’s. Staande foto’s moesten pagina aflopend gepresenteerd worden, liggende foto’s over twee pagina’s met een marge. Met collega’s nam ik herhaaldelijk de selectie en de volgorde van de beelden door: ideeën moeten immers getoetst worden. Zo werd de keuze en de volgorde van de foto’s bepaald. daar viel voor de vormgever weinig eer aan te behalen. ik had al een duidelijk idee over de vorm van het boek en dat had gevolgen voor de keuze van de vormgever. ik zocht voor dit boek een ontwerper met affiniteit met het onderwerp en één die het een uitdaging vond om tekst en beeld als gelijkwaardige onderdelen te presenteren. Mijn keus viel op Joost Grootens. Hij kwam met de suggestie om de tekst op dun papier en op een wat kleiner formaat, en de foto’s op opdikkend papier te drukken. Midden in de katernen van zestien pagina’s fotografie, plaatste hij de tekstkaternen van acht pagina’s. daardoor ontstonden twee boeken in één en ontstond er een evenwicht tussen de tekst en beeld. uitgeven vijftien jaar geleden hebben Cary Markerink en ik de stichting ideas on Paper opgericht om onze eigen boeken te kunnen uitgeven. een stichting geeft meer mogelijkheden om fondsen te werven. een ander voordeel is dat de regie van de uitgave bij de maker ligt. Het betekent natuurlijk ook dat veel werkzaamheden, vaak niet gehonoreerd, op de schouder van de maker terecht komen. in de tijd dat ik bezig was met de inhoud van het boek was ik ook fondsen aan het werven. nai uitgevers in Rotterdam nam het boek op in hun fonds.


‘honey, Where’S The Money Gone?’ tHeo BaaRt

© Theo Baart

deze uitgeverij richt zich voornamelijk op architectuur en ruimtelijke ordening. dat publiek wil ik graag bereiken. de uiteindelijke begroting voor het project bedroeg € 85.200 waarvan € 24.159 uit de verkoop van het boek kwam. de rest werd gedekt door subsidies, verkoop van foto’s en een bijdrage van ideas on Paper. aan de gemeente Haarlemmermeer verkocht ik twintig foto’s. ik wou geen subsidie bij de gemeente aanvragen, omdat ik niet zeker wist of dat niet zou leiden tot inmenging in mijn kritische verhaal. dat bleek een goede inschatting. ontvangst Het boek is nu precies twee jaar geleden verschenen. Het werd gepresenteerd in de voormalige raadszaal van het oude Raadhuis in het centrum van Hoofddorp. de zaal was vol met mensen uit de wereld van de architectuur, stedenbouw en bestuur. er was na mijn verhaal een forumdiscussie met vertegenwoordigers uit die wereld. de vraag was of mijn analyse deugde, namelijk dat zowel projectontwikkelaar als gemeente vooral zorgen voor hun eigen winstmarge ten koste van de

huidige en toekomstige bewoners. en, dat de opbrengst van de grond nodig is om de gemeentebegroting sluitend te krijgen. interessant was de constatering dat een meerderheid van de betrokkenen toch vooral door wilde gaan met deze constructie van grond- en vastgoedontwikkeling. iedereen pikt een graantje mee. Zelfs de architect wiens ontwerp meedogenloos werd uitgekleed. alleen de aanwezige kopers uit de nieuwbouwwijk bleven ontevreden achter. Gek genoeg vormen zij geen enkele machtsfactor in de inrichting van nederland. Later bleek dat een deel van de aankoop van mijn foto’s door de gemeente Haarlemmermeer ook betaald werd uit de pot met grondopbrengsten: zelfs ík bleek te vreten uit die ruif. als ik dat had geweten had ik het vermeld in het colofon. twee dagen na het verschijnen van Eiland 7 was er een twaalf pagina tellende publicatie in M, het maandblad van NRC, waar de nadruk geheel op mijn tekst lag en de fotografie gedegradeerd was tot illustratie. Met een voorpublicatie in M bereik je 300.000 potentiële lezers. Zo’n uitgebreide voorpublicatie heeft als nadeel dat veel mensen zeggen dat ze je boek ge-


[08/13]

lezen hebben, wat bij doorvragen het artikel blijkt te zijn. Het boek lijkt zo overbodig te zijn geworden. ik had met verschillende gemeenteambtenaren gesproken om te achterhalen waar het verschil tussen de aankoopsom van onze grond en de verkoopsom in was gaan zitten. op een dag kreeg ik mail van iemand bij grondzaken die dat voor mij tot achter de komma had uitgerekend. alle teksten had ik van te voren laten lezen ter goedkeuring en correctie. de maandag na het verschijnen van M kreeg ik een briesende voorlichter van de gemeente Haarlemmermeer aan de telefoon. ik had geheime informatie over grondtransacties openbaar gemaakt. ik had met ambtenaren gesproken zonder de daarvoor geldende protocollen in acht te hebben genomen. en onder de dekmantel van het maken van een fotoboek had ik een verhaal geschreven voor de nRC. ik moest niet denken dat de nota die ik uit had staan voor de aankoop van mijn foto’s bij de gemeente ooit betaald zou worden. tsja. Mijn conclusie: blijkbaar mogen wij huizenkopers en andere burgers niet weten hoe gemeenten geld verdienen aan grondverkoop. in de gemeente utrecht werd de publicatie in M doorgemaild naar medewerkers met de begeleidende tekst dat dit een heldere introductie was tot de grondpolitiek in nederland. ik beschouwde dat als een compliment. er waren positieve recensies in vakbladen over architectuur, stedenbouw en bestuur, die gingen uitsluitend over de tekst, de fotografie werd vermeld, maar dat was het dan. Het boek is nauwelijks gesignaleerd als fotoboek. Misschien ben ik met dit boek te ver weggegleden uit het domein van de fotografie. Het boek ligt ook in de boekhandel bij de sectie architectuur en ruimtelijke ordening. Het Stedelijk Museum heeft één van mijn foto’s aangekocht voor de collectie: ‘gewoon’ omdat het een mooie foto is. de conservator was niet bekend met het boek. een mooie bevestiging van mijn altijd gevoelde ambivalentie van de betekenis van een foto: niet het beeld maar de context van presentatie geeft betekenis. verder is het boek voornamelijk genegeerd in fotoland. de taaie kost (grondpolitiek), en het doodnormale (de nieuwbouwwijk) houdt het enthousiasme in toom, vrees ik. Hoewel het mijn ervaring is dat de combinatie tentoonstelling en boek publiciteit genereert heb ik er toch niet voor gekozen. Het zou teveel de nadruk leggen op de fotografie. de context zou ontbreken. nd ik het mijn beste boek tot nu toe. niet eerder is het me gelukt om zo’n goede balans te vinden tussen tekst, beeld en vormgeving. Het boek is goed ontvangen. dat de fotowereld er niet warm voor loopt, neem ik op de koop toe.

© Theo Baart


[09/13]

auThenTiciTeiT 2 JoRiS JanSen

auThenTiciTeiT 2 JoRiS JanSen Voor een nieuw project zit ik af en toe in een laboratorium om te fotograferen en voel me daar niet zo anders dan de onderzoekers die er werken. Daarom stel ik mij in vervolg op mijn eerste stuk over authenticteit de vraag hoe dat bijvoorbeeld werkt in de wetenschap. Zijn er overeenkomsten met de kunst? Beide gebieden streven immers naar vooruitgang door creativiteit. ik heb het gevoel dat wetenschap efficiënter georganiseerd is dan kunst. dit heeft er mee te maken dat wetenschap meer geld krijgt maar ook dat het makkelijker geaccepteerd wordt door het publiek; het wordt vaak als zinniger ervaren. wetenschap neemt een grotere plek in wat ik maar even de vaart der volkeren noem; wetenschap leidt eerder tot concrete vooruitgang. en tot slot zijn wetenschappers beter te controleren dan kunstenaars omdat zij zich aan de wetenschappelijke methodes moeten houden. ik verwacht daardoor eigenlijk dat er in de wetenschap scherper wordt gelet op wie wat doet en of het al gedaan is. ik belde daarom met mijn nichtje – zij studeert biologie – en ik vroeg haar hoe iemand zijn promotieonderzoek kiest. is er bijvoorbeeld een website met daar op een overzicht van de huidige stand van zaken waarop je gemakkelijk kunt zien waar nog een puzzelstukje mist zodat je geen dubbel werk doet? als buitenstaander denk ik altijd dat het ergens anders beter is, maar ook aan de universiteit wordt een student geacht zelf te onderzoeken of iets al is onderzocht. de universiteit heeft daarvoor een bibliotheek en abonnementen op alle belangrijke vakbladen. ook zijn er inderdaad verschillende grote websites en wetenschappelijke zoekmachines met daarop artikelen. Mijn nichtje zei: ‘Het is als een kleurplaat waarin iedereen de vakjes probeert te vinden die nog niet zijn ingekleurd en als je kan bewijzen dat een vakje de verkeerde kleur heeft dan kan je daar overheen... Honderd procent zeker weet je het nooit of je iets doet wat al is gedaan.’ een publicatie in de wetenschap zou je kunnen vergelijken met een expositie in de kunst. Je maakt je resultaat openbaar en het kan opeens door iedereen worden beoordeeld. een publicatie bewijst dat peer reviewers je werk waardevol vinden en dat je een plek in de wetenschap kan veroveren. Het wetenschappelijke tijdschrift is te vergelijken met de galerie of het museum. Peer reviewers zijn dan te vergelijken met curatoren en galeristen. alleen gaat hier de vergelijking wel enigszins mank. want in de kunst heb je naast curatoren en galeristen ook verzamelaars, publiek, recensenten en andere kunstenaars met een oordeel. Het grote verschil is natuurlijk de strikte toetsbare wetenschappelijke benadering van een onderwerp ten opzichte van de vrijere artistieke benadering. iedereen die promoveert of afstudeert doet als eerste een literatuuronderzoek en verkent op die manier de mogelijkheden tot iets nieuws (dit is nauwelijks vergelijkbaar met de scriptie op de kunstacademie, die trouwens ook niet op elke academie verplicht is). vervolgens

stel je een onderzoeksvoorstel op en stuur je dit op naar een promotor ter beoordeling. voordat het onderzoek echt begint is er dus op verschillende manieren gecontroleerd of het iets kan toevoegen. al zegt dat niet altijd iets over de relevantie van het werk. wetenschappelijk onderzoek borduurt voort op eerder onderzoek; veel werk sluimert in de marge. dit geldt net zo goed voor kunst. Het zou me niet verbazen dat het aantal momenten dat iemand met een vernieuwende theorie komt goed te vergelijken is met de keren dat er een nieuwe belangrijke kunstenaar opstaat. op dat niveau ontlopen kunst en wetenschap en de kwaliteiten die je moet bezitten om tot iets te komen elkaar waarschijnlijk niet zo veel. Maar wetenschap moet reproduceerbaar zijn en kunst liever niet.


[10/13]

dooS tHeo BaaRt Ik heb moeite met het maken van tentoonstellingen van mijn werk. Het is maar een enkele keer gelukt. En ik heb ook vaak moeite met het kijken naar de fotografiepresentaties van anderen. Ik zie de worsteling, de invloeden van de helden van het moment en het resultaat is soms onevenwichtig, pompeus of verhullend. Vaak is er een begeleidend boek. Dat maakt het spannend. Hoe verhoudt het boek zich tot de tentoonstelling? Is het boek de catalogus van de tentoonstelling. Of is de tentoonstelling de etalage van het boek? Of staan boek en tentoonstelling geheel los van elkaar als twee zelfstandige mededelingen? over een half jaar moet ik een idee hebben over hoe ik een project ga presenteren waar ik dan een jaar aan heb gewerkt. er komt een tentoonstelling en een publicatie. ik ben nog lang niet klaar, ik ben nog aan het fotograferen en ik moet nog een stuk schrijven. de vraag hoe ik het ga presenteren houdt me vanaf het begin van het project bezig. voor mij wordt de presentatie bepaald door de inhoud. Hoewel ik al lang niet meer een argeloze bekijker van fotoboeken en tentoonstellingen ben, speelt nu mijn eigen zoektocht voordurend door mijn hoofd als ik andermans werk bekijk: wat vind ik van de keuzes, hoe is het gepresenteerd, zou ik het anders doen, wat is de invloed van de ruimte, wat is de invloed van de curator? vragen waar ik meestal zelf het antwoord op moet geven. drie jaar geleden kreeg ik van een vriend A Shimmer of Possibilty (2007) van Paul Graham. ik had deze nieuwe uitgave al eerder aangeboden gezien op de website van de uitgever maar ik was niet zo geïnteresseerd. toch ben ik al lang een fan van Graham. Zijn boek A1 The Great North Road (1983) en Beyond Caring (1986) vind ik prachtig, en zijn boek over noord ierland Troubled Land (1987) vond ik destijds inspirerend.

ik ben zijn werk blijven volgen. Zijn ontwikkeling is interessant, hij lijkt als geen ander de balans te vinden tussen inhoud en presentatie. ook is hij een waardevolle denker en schrijver over fotografie. Maar in deze doos had ik geen zin ‘dat koop ik niet, weer zo’n Steidl uitgave’, dacht ik, niet geheel vrij van enig vooroordeel. dit soort uitgaven zien er op het internet mooi uit maar in de hand is het vaak een teleurstelling door de dodelijke vormgevingsopvattingen van dat huis. en nu kreeg ik de doos (jazeker, gesigneerd!). de witte doos is gevuld met twaalf boekjes met daarin reeksen foto’s van onder andere een man die het zo te zien zwaar heeft met een grasmaaier. de ene keer staat in een boek één foto. de andere keer een paar sequenties. de foto’s zijn meestal klein op een groot wit vel geplaatst. Goede fotografie maar de presentatievorm dringt zich te veel op. ik bekeek het een paar keer en er gebeurde niets. een overbodige uitgave die naadloos past in de hoog conjunctuur van luxe fotoboeken (groter, dikker, in dozen, special editions, etc.). een gegeven paard mag je niet in de bek kijken dus de doos belandde onderin de kast en kwam er niet meer uit. Maar wat gebeurde er toen ik ruim een half jaar geleden FoaM bezocht waar Shimmer of Possibilty werd getoond? ik werd overdonderd. wat was mij ontgaan bij het bekijken van

Paul Graham – A Shimmer of Possibilty (2007)


dooS tHeo BaaRt

Foam © Christian van der Kooy

de doos? Zo subtiel was dit werk uitgevoerd, zo humaan in de benadering van het onderwerp, het was een indrukwekkende presentatie. de uitgesproken vorm van presenteren was secuur gedoseerd en stond niet tussen mij en de inhoud. ik ben twee keer gaan kijken. en ook de tweede keer werd ik geraakt. Misschien nog wel meer dan de eerste keer. de doos is nog steeds nogal ‘aanwezig’ op de onderste plank in de fotoboekenkast waar alle boeken liggen met een afwijkende maat. ik hou nog steeds niet erg van de doos maar elke keer als ik er door blader, herinner ik me weer de gevoelens bij het bekijken van de tentoonstelling. de doos werkt nu voor mij als een catalogus en dat was vast niet de bedoeling van Graham. Regelmatig opnieuw bekijken is het devies. net als het herlezen van een roman: het echte lezen. A Shimmer of Possibilty verovert mij langzaam. de doos blijft.

ik denk met iets meer terughoudendheid in de presentatie de mededelingen veel krachtiger waren overgekomen.

Jim Goldberg is een andere grootheid in de fotografie. iemand die met zijn Rich and Poor (1985) in het begin van zijn carrière een indrukwekkend fotoboek gemaakt heeft. een van mijn lievelingsboeken en ik haal het nog geregeld uit de kast. ook zijn andere werk is indrukwekkend. Zijn Open See (2009) had ik een tijdje geleden gekocht en het deed me niet zo veel. Mooie beelden, dat wel, maar wat wou de fotograaf me nu vertellen? Het komt over als visuele retoriek. ik moet erkennen dat ik daar niet veel geduld voor heb. ik wantrouw het. ik zie het vaak als een worsteling met de inhoud. en een enkele keer als een pijnlijk ontbreken aan inhoud. ik kon me niet voorstellen dat dit bij Goldberg het geval was. en dat is het ook niet. dat werd me wel duidelijk in de tentoonstelling dit najaar in FoaM. Schitterend werk, mooi uitgevoerd maar de presentatie als geheel is een misverstand. ik denk dat sommige individuele beelden in de door Goldberg gekozen uitvoering in een andere context het goed zouden doen, zelfs zouden behagen. Maar dat lijkt niet de bedoeling te zijn van dit werk. Maar wat dan eigenlijk wel? waarom kiest hij er voor om zijn schrijnende verhaal te presenteren in de vorm van een ‘poezie album’? Manifesteert hier zich dan de veelal aangekondigde crisis in de documentaire fotografie? Magnum does art? Het meest indrukwekkende document in de tentoonstelling is een a-4tje waarin aangekruist staat op welke plekken een vluchteling is gemarteld. niks geen vormgeving die een blokkade opwerpt tussen mij en de mededeling: het ligt in een vitrine. Je bent geschokt en dat door een kopietje.

Het zou me niet verbazen dat door de overproductie van fotoboeken en het wegvallen van kopers en subsidiënten een breuk ontstaat met wat er de afgelopen jaren uitgegeven werd: goedkoper geproduceerd en ook met wat minder ‘krullendraaierij’. Back to Basics. Zo vertalen economische, politieke en culturele verandering zich inhoudelijk en in presentatievorm, in de beeldende kunst. ik ben benieuwd of ik gelijk krijg.

wat een verademing is het dan om de presentatie van nan Goldin te zien in het nederlands Fotomuseum in Rotterdam. Het is bijna een anachronisme. een paar werkstukken getoond met een archaïsch apparaat: de Kodak carrousel. Het geluid van de diaprojector is hoorbaar tijdens de stiltes die er af en toe vallen tussen de muziek door. de getoonde repro’s zijn niet altijd even fraai maar het zal wel: niets leidt mij af. thuis gekomen haar boek The Ballad of Sexual Dependency uit 1986, dat ik al die jaren niet meer had bekeken, uit de kast gehaald. Het is niet mooi gedrukt, de vormgeving is volgens het klassieke recept voor een fotoboek maar het blijft onverminderd indrukwekkend.

Paul Graham – A Shimmer of Possibilty (2007)


[11/13]

PrakTijk aan huiS tHeo BaaRt Joris Jansen reflecteert over zijn werk in zijn artikelen over authenticteit. Voor mij aanleiding tot een overpeinzing over de veranderingen in mijn praktijk. ik ben altijd een documentaire maker geweest. nog niet zo lang geleden begreep iedereen wat een documentairemaker deed. nu is het begrip documentaire zo verruimd dat het bij gebruik steeds opnieuw gedefinieerd moet worden. ik ben nieuwsgierig naar vraagstukken over de inrichting van dit land. ik kijk daar naar en in een samenhangend geheel maak ik een vertelling. Het resultaat noem ik een documentaire. Fotografie is voor mij geen doel maar een middel. ik wil dat mijn werk ook betekenis heeft voor andere disciplines zoals stedenbouw, architectuur en planologie. ik maak eigen projecten en ik werk in opdracht. ideaal vind ik een gelijke verdeling in tijd en gelijktijdigheid tussen beiden maar dat lukt niet in de praktijk. Het is of het één of het ander. ik zou niet graag alleen opdrachtwerk willen maken ook al is dat financieel aantrekkelijk. Hoewel ik opdrachten krijg die in het verlengde liggen van de thema’s van mijn eigen werk en ik opdrachtwerk met plezier doe, ben ik meestal minder tevreden over het resultaat. dat ligt niet zozeer aan de foto’s maar meer aan de presentatie en de context waarin dat werk gebracht wordt. de opdrachtgever is daarin bepalend. Soms werk je aan een prachtig project dat de das wordt omgedaan door een ongelukkige titel die de opdrachtgever aan de publicatie verleend. of de door de opdrachtgever gekozen vormgever weet alles smakeloos te presenteren. ik kan dit niet altijd positief beïnvloeden. opdrachten kunnen de opmaat zijn tot eigen werk. Zo heb ik voor de overheid de afgelopen twee jaar ruim zestig bedrijventerreinen gefotografeerd. werklandschappen, bedrijventerreinen, meubelboulevards, ze vormen de achterkant van ons landschap. Meestal lelijk, terwijl een derde van de nederlanders daar werkt en een derde van ons nationaal product daar wordt verdiend: ze doen er dus toe. de gemaakte foto’s worden door de opdrachtgevers meestal gebruikt ter illustratie van beleidsvoornemens. op het gebruik van de foto’s heb ik zelf geen zicht. een deel van dat opdrachtwerk – ik hou altijd mijn auteursrechten – leent zich voor een eigen project. Bij eigen projecten kost het tijd om andere mensen te overtuigen van het nut van je project. er is geen vraag naar. en ook niet bij voorbaat een publiek. als je geluk hebt, krijg je met veel acrobatiek het geld (subsidies en sponsoring) bij elkaar om je project te maken. er is meestal geen ruimte voor de honorering van de eigen werkzaamheden, daarvoor heb ik dan de ‘interne subsidie’ gegenereerd door opdrachtwerk. in die zin ben ik zelf mijn grootste subsidiegever. een eigen project start ik als ik er van overtuigd ben dat ik iets ‘goeds’ kan maken. een project dat een toevoeging is op wat ik al gemaakt heb – geen herhaling – en in zijn vorm en presentatie opvalt en op die manier kan toevoegen aan het maatschappelijk debat over bijvoorbeeld ruimtelijke ordening.

ik doe opdrachten als die zich aandienen en ondertussen kan ik dan rustig nadenken over mijn volgende zelf geïnitieerde project. en door het maken van dat werk voel ik me niet uitgeleverd aan opdrachtgevers. Zo onafhankelijk mogelijk blijven, is dan het devies. een voorbeeld van een ‘eigen project’ is Rochester. Cary Markerink en ik waren in juni 2009 in Rochester nY, voor een tentoonstelling van nederlandse landschapsfotografie in het George eastman House. de stad was tot het midden van de jaren tachtig van de vorige eeuw een van de rijkste steden van de vS. Kennis-intensieve bedrijven als Kodak en Xerox domineerden de stad. een drietal universiteiten waren leverancier van de benodigde hoog gekwalificeerde werknemers. de stad was door de economische voorspoed omgetoverd tot een grote agglomeratie met een ‘downtown’ met hoogbouw en daarom heen uitgestrekte ‘suburbs’. Kodak miste in de jaren tachtig de ‘digitale boot’ en nu is de stad verpauperd. downtown is een kale vlakte geworden door de afbraak van veel gebouwen. Grote delen van de stad zijn ‘no go areas’ geworden. Kortom een horror story. Bij Cary Markerink en mij drong zich al snel de vraag op in hoeverre de recente geschiedenis van een stad als Rochester (en ik vrees dat het helemaal niet zo’n bijzonder verhaal is voor een amerikaanse stad) raakvlakken zou kunnen hebben met ontwikkelingen in nederland. terug in nederland hebben we een plan bedacht en hebben we financiële steun en medestanders gemobiliseerd – zowel in nederland als in Rochester – om een eerste fase van dit project te realiseren. inmiddels zijn we vergevorderd in de uitvoering van dit project. de oplevering is in het najaar van 2011. voor mij is dit een voorbeeld van een project waar ik me plezierig bij voel. ik kijk naar een paar relevante thema’s (transformatie van companytowns, krimp, segregatie, suburbia versus downtown) en ik ben vrij in de uitwerking daarvan. ik ben nu 30 jaar fotograaf. de fotografiewereld is sinds mijn start ingrijpend veranderend: groter en commerciëler. Mijn fotografie is niet zozeer veranderd maar wel de manier waarop het gepresenteerd, gebruikt en geapprecieerd wordt. Mijn denken is verschoven van ‘wat maak ik’, naar ‘hoe maak ik het’, hoe wordt het werk gepresenteerd, wie wil ik dat er notitie van neemt. een constante is mijn thema: landschap in verandering. en vaak is dat het landschap rondom mijn eigen huis. Maar je ziet dat de presentatievormen in de loop van de jaren veranderd zijn. in het werk dat ik samen met Cary Markerink heb gemaakt, is zichtbaar dat we gekeken hebben naar hoe in de beeldende kunst werk gepresenteerd wordt. in 1986 hadden we samen een tentoonstelling in het Rijksmuseum. daar was voor fotografiepresentaties sinds jaar en dag een ruimte beschikbaar met vitrines. Het formaat van onze afdrukken werd daarop aangepast. Braaf werd een rijtje foto’s opgehangen in de kastjes. een bordje erbij met de omschrijving van wat er op de foto te zien was en klaar was de tentoonstelling. drie jaar later maakten Cary en ik met veel plezier een tentoonstelling over een dorp in het dorpscafé, met een deel van de foto’s op het biljart. acht jaar later maakten wij een presentatie van ons project Snelweg in een langwerpige ruimte in de Kunsthal in Rotterdam. op de ene wand hingen we de foto’s, op de wand daar tegenover had een vormgever op ons verzoek de namen geplaatst van tientallen parkeerplaatsen en benzinepompstations die Cary en ik tijdens onze omzwervingen over


PrakTijk aan huiS tHeo BaaRt

© Theo Baart


[11/13]

de snelwegen verzameld hadden: een spiegeling in taal van onze fotografische expeditie. door nieuwe technieken (grote kleurafdrukken werden mogelijk en betaalbaar), een ruimer budget voor presentaties en nieuwe inzichten ontstonden er veel meer variaties om werk uit te voeren en te presenteren. de presentatie heeft betekenis voor de inhoud. net als de context (kies je voor het nederlands architectuurinstituut of voor een fotografiemuseum, of in het geval van Snelweg voor een parkeerplaats) waarin het werk gepresenteerd wordt. Het gaat om de persoonlijk visie, het onderscheidende auteurschap en om de vorm waarin het werkt wordt gepresenteerd. ook dat laatste is een onderdeel van dat auteurschap. Fotograferen vind ik na al die jaren relatief gemakkelijk geworden en ook minder betekenisvol. er wordt zoveel gefotografeerd en er worden zoveel goede foto’s gemaakt. daarmee kan een fotograaf zich nauwelijks onderscheiden. Mijn projecten zijn inhoudelijker geworden. de foto alleen volstaan vaak niet, tekst blijkt steeds meer nodig. daarom ben ik begonnen met schrijven. Schrijven, vind ik, net als het vormgeven en het presenteren lastiger onderdelen dan fotograferen. Het zijn delen van het gehele werk waar ik hulptroepen bij kan inschakelen (tekstredacteur, vormgever) maar waar ik zelf de belangrijke redactionele keuzes maak. ik heb de afgelopen dertig jaar de verschuiving gezien van de presentatie van fotografie van de gedrukte media naar de tentoonstellingwand. voor een deel is dat economisch te verklaren. de journalistiek is veranderd, dat platform voor de presentaties van foto’s viel weg. de beeldende kunst opende haar ogen voor de fotografie, nieuwe financiële middelen (kunstsubsidies) kwamen beschikbaar en fotografie vormde een interessante commerciële aanvulling op het aanbod in galeries. werken in series was daarvoor geen voorwaarde meer en andere criteria deden hun intreden in de beoordeling van wat interessante fotografie was. in alle opzichten was dat een verrijking voor de fotografie. ik vind het een gemiste kans dat in de afgelopen 15 jaar van hoogconjunctuur het niet gelukt is om structurele samenwerking tot stand te brengen tussen maatschappelijke en ambtelijke organisaties en documentaire fotografen. tal van onderwerpen zijn de moeite waard om, naast de bekende onderzoeksmethoden, ook fotografische onderzocht te worden. dat aspect is blijven liggen. nu de geldstroom beperkt wordt en de economie niet erg behulpzaam is voor de kunsthandel zal er vermoedelijk een verschuiving gaan plaatsvinden in de presentatie van de fotografie. allerlei geledingen van de samenleving worden gedwongen om over een aantal fundamentele zaken na te denken. we moeten wennen aan nieuwe economische verhoudingen, de maatschappelijke tegenstellingen worden vergroot, cultuur en kunst wordt door ‘the powers that be’ gezien als een overbodig artikel, etc. etc. de onzekerheid die ontstaat door alle veranderingen zou weleens de aanleiding kunnen zijn voor kunstenaars, intellectuelen en weldenkende mensen voor nieuwe verbonden, andersoortig werk en nieuwe presentatievormen. nieuwe tijden scheppen interessante mogelijkheden. ik denk dat in het domein van het publieke debat en door maatschappelijke relevantie van dit debat ook ruimte is voor eigenwijze fotografische producties.


[12/13]

SneeuW iS WiT FeMKe LutGeRinK

SneeuW iS WiT oveR ConteXt en doCuMentaiRe StRateGieËn

Foto: Tom Janssen

Sneeuw is Wit is voor FotodoK een tentoonstelling die zich op de uiterste rand van de documentairefotografie begeeft. veel van de deelnemers presenteren zich als kunstenaar en niet als fotograaf. toch is het belangrijk om deze tentoonstelling te maken. de bijdragen bezien de documentairefotografie afstandelijker, maar stellen wel haar functioneren en presentatie aan de orde, zowel in de media als in het kader van een tentoonstelling. Het werk van Rob Johannesma, Florian GĂśttke, Geert van Kesteren, Gert Jan Kocken en Lidwien van de ven gaat over de betekenis van beelden in de media en de perceptie ervan. Ze bevragen kritisch de context waarin beelden worden gepresenteerd. Het werk is ontstaan vanuit de onderzoekende houding van de documentaire fotograaf en beweegt zich op de grens van journalistieke en documentaire fotografie, beeldende kunst en (kunst)geschiedenis. FotodoK laat de beschouwer met Sneeuw is Wit nadenken over de betekenis van fotografisch beeld in haar vele dagelijkse verschijningsvormen en de sturing van uw gedachten en begrip daarover.


[12/13]

© Gert Jan Kocken

© Rob Johannesma

Het werk van Gert jan kocken bestaat uit beelden die verwijzen naar een historische gebeurtenis, in dit geval de atoombommen die aan het einde van woii door de amerikanen op nagasaki en Hiroshima zijn gegooid. de foto van de ansichtkaart met daarop de ontploffing van de bom op Hiroshima is gesigneerd door Paul tibbets, piloot en gezagvoerder van de missie. tibbets vernoemde zijn vliegtuig een dag voor vertrek naar zijn moeder enola Gay, waardoor zij door haar zoon verbonden raakte aan een belangrijk moment in de geschiedenis. de video van de re-enactment van deze gebeurtenis en de foto’s van de krantenartikelen en het dollarbiljet dat gesigneerd is door de hele bommenwerpcrew laten zien hoe er met de gebeurtenis wordt omgegaan. George washington, de founding father van amerika, wordt omringd door de handtekeningen van de bommengooiers en zijn land bood wél excuses aan voor de re-enactments, maar niet voor de gebeurtenis zelf. de foto van de beschadigde Madonna lijkt te verwijzen naar een beeldenstorm, echter niet naar de voor ons bekende religieuze uit 16e eeuwse. de beschadigingen zijn veroorzaakt door de atoombom van 9 augustus 1945. de werken laten zien hoe individuele verhalen verweven raken met de geschiedenis en haar perceptie, toen en nu.

een nieuwe actualiteit. door de reproductie van het schilderij als foto, kun je de beelden op zelfde formele kenmerken toetsen. de huid van het schilderij, namelijk de verflaag, speelt geen rol meer. Het zien van de foto van tintoretto’s Schepping van de Dieren naast de nieuwsfoto genomen in Palestina rond de dood van arafat, kan je bijvoorbeeld doen beseffen dat veel schilderijen ooit een vergelijkbare informerende en opiniërende functie hadden. ook toont Johannesma collages waarin hij originele krantenberichten met verschillende foto’s over een tijdspanne van ongeveer 2 maanden naast elkaar plaatst. Hij gebruikt de foto’s uit de artikelen soms afzonderlijk, maar vaak wordt de hele pagina ingezet als ‘beeld’. door de onverwachte en soms onlogische combinaties laat hij zien dat plaatsing betekenis genereert, waardoor de originele strekking van het beeld duidelijker wordt.

rob johannesma laat werk zien – Untitled 2007 – waarin hij op monumentale, maar eenvoudig wijze een verband legt tussen kunstgeschiedenis en journalistiek beeld. Het actuele nieuwsbeeld krijgt een schilderachtige kwaliteit en de oude meester

Why Mister, Why?/Baghdad Calling van Geert van kesteren gaat over het irak van na de invasie van maart 2003. voor Why Mister, Why? werkte van Kesteren als onafhankelijk fotograaf. Hij documenteert historische gebeurtenissen – waaronder het blootleggen van de massagraven van Saddam en het brute optreden van amerikaanse troepen – een culture clash van ongekende proporties. vijf jaar later, laat van Kesteren in Baghdad Calling zien dat de oorlog nog immer voortduurt en het einde nog niet in zicht is. Het project toont mobiele telefoonfoto’s die familie en vrienden vanuit het oorlogsgebied naar de miljoenen vluchtelingen in omringende landen sturen. door de combinatie van


SneeuW iS WiT FeMKe LutGeRinK

© Geert van Kesteren

© Florian Göttke

professionele en amateurfotografie krijg je inzicht in de complexe situatie van het land gezien vanuit het perspectief van het individu, maar ook in het gebruik en de kracht van beeld. de mobiele telefoonfoto’s geven de irakees zijn eigen stem. Hun verhaal is net zo belangrijk als de foto’s van van Kesteren. Florian Göttke’s project Toppled werd al op verschillende manieren naar buiten gebracht, in boekvorm en als een lezing, en voor Sneeuw is Wit als tentoonstellingspresentatie. Göttke volgt het spoor van de omvergeworpen standbeelden van Saddam Hoessein ten tijde van de invasie in irak. wat begon als een interesse in het beeld zelf en waar het voor staat, groeide uit tot een onderzoek naar de (iconografische en iconologische) betekenis van het (stand)beeld en van nieuws- en amateurbeelden die circuleren over deze gebeurtenis. in zijn onderzoek laat Göttke zien dat het beeld van de omgevallen sculptuur in allerhande contexten opduikt. al naar gelang het verhaal dat verteld wordt, krijgen de foto’s, het beeld zelf, maar ook zijn onderwerp (Saddam Hoessein), een andere betekenis. daarnaast laat het zien dat de vernietiging van beeld weer nieuwe beelden en betekenissen oplevert. van Lidwien van de ven is de grote foto getiteld Paris, 26/12/2006 (Liberté, Égalité, Fraternité) te zien. Het beeld verwijst naar de grondbeginselen van de Franse Revolutie in de 18e eeuw. de foto is gemaakt in de Marais, het 4e arrondissement in Parijs waar in de 19e eeuw veel Joden uit oost-europa

© Lidwien van de Ven / Foto: Tom Janssen

naar toe emigreerden. Zij werden aangetrokken door het nieuwe politieke en veiligere Frankrijk, waar de woorden ‘Liberté, Égalité, Fraternité’ symbool voor staan. daarnaast wordt het beeld Lifta, 15/05/2006 (Jewish boy) getoond. Het jongetje kijkt uit over het dal waar het Palestijnse dorp Lifta lag, net buiten Jeruzalem. Lifta is een van de dorpen waar alle inwoners in 1948 door Joodse strijdkrachten werden verdreven en bestaat tot op heden nog steeds uit ruines. in het beeld ziet men die nauwelijks, omdat ze in het dal liggen, maar wel zien we in de verte op de volgende heuvel een van de settlements rondom oost-Jeruzalem. van de ven’s werk verwijst op indirecte wijze naar actuele politieke en sociale gebeurtenissen, die geregeld in het nieuws zijn. Met de collectieve kennis die de wij tot ons nemen via de media lokt zij ons uit nieuwe verbanden te leggen en in te zien dat ‘nieuws’ eigenlijk zoveel ingewikkelder is dan de media ons doen geloven. daarnaast laat ze ons nadenken over belangrijke grondbeginselen van westerse democratieën – bijvoorbeeld vrijheid, Gelijkheid, Broederschap – die niet op iedereen van toepassing blijken te zijn. Het werk van Rob Johannesma, Florian Göttke, Geert van Kesteren, Gert Jan Kocken en Lidwien van de ven gaat verschillende verbanden aan die veel zeggen over documentaire beelden en strategieën. een gemeenschappelijke rode draad is dat zij licht werpen op de betekenis van (journalistiek) beeld, soms door het direct en in grote getalen te tonen, zoals bij Göttke of van Kesteren, of soms juist door indirecte verwijzingen, zoals bij van de ven. allemaal laten ze zien dat (historische) gebeurtenissen die een beroep doen op ons collectieve geheugen niet eenduidig zijn en de context van presenteren de betekenis bepaald, zowel van de gebeurtenis zelf als van het beeld daarover. Het verstrijken van tijd is daarin bepalend net als het podium, het formaat, het medium, kortom alles er om heen. daarnaast laten een aantal projecten ook zien hoe we naar de ‘ander’ kijken en daar gedachtengoed op projecteren, zonder dialoog aan te gaan. denk aan de principes ‘liberté, egalité, fraternité’ van van de ven. door het bij een brengen van de projecten in een tentoonstelling en de manier van tentoonstellen gaan de beelden een nieuwe relatie aan. Sneeuw is wit en FotodoK Live! werden mede mogelijk gemaakt door arca Printersupplies Bv, Casco – office for art, design and theory, Centraal Museum, Hogeschool voor de Kunsten utrecht, expodium, Museum Maluku, PG Projecten, Stedelijk Museum Schiedam en al onze vrijwilligers. Hartelijk dank.


[13/13]

SkyPe GeSPReK tuSSen tHeo BaaRt en JoRiS JanSen Joris Rafael Jansen: theo Joris Rafael Jansen: theo theo Baart: ja joris, is dit wat?

het relevant. Hij haalt vaak akelige periodes uit de geschiedenis aan, en ondanks dat (?) levert het schoonheid op. een interessante verwarring. ik vond het een rijk geheel. Had je deze tentoonstelling ook zo een jaar geleden gemaakt? Joris Rafael Jansen: nee dat denk ik niet, ik maak hem ook niet meer over een jaar... Het is natuurlijk een samenloop van omstandigheden. ik kan wel een aantal parameters aanwijzen. vijf weken om het geheel te maken, dus was het handig als iedereen uit nederland kwam en het werk al bestond. Context was het uitgangspunt dus daar zijn we vandaan vertrokken, maar het moest wel een documentaire inslag hebben. en dat wat ik zelf heb gezien de afgelopen tijd. Rob Johannesma zag ik bijvoorbeeld pas voor het eerst in het Stedelijk Museum een paar maanden terug. ik fiets wel al jaren langs zijn videowerk op het Rokin, maar dit werk kende ik niet.

Joris Rafael Jansen: jazeker theo Baart: hoe kijk je aan tegen de ontvangst van de tentoonstelling die je samen met FotodoK maakte? Joris Rafael Jansen: de recensie was lang niet slecht. ik vond hem zelfs wel positief. al gaf hij niet veel informatie, maar dat werd ons ook verweten. verder heb ik de mensen van FotodoK er over gesproken en die waren blij dat ze de tentoonstelling hadden gemaakt. dus... op wat beleefdheidsmaar ook leuke gesprekjes op de opening na heb ik verder niets gehoord. wat vond jij? theo Baart: ik vond het een verrassende tentoonstelling. Zoals je weet houd ik me nogal bezig met hoe je werk presenteert. wat is de geschikte vorm? dat gaat over mezelf maar ik kijk ook zo naar het gepresenteerde werk van anderen. Mijn eerste vraag is bij het zien van een boek of tentoonstelling of iets wel gepubliceerd of op gehangen moet worden. en zo ja, hoe dan. niet ieder werk leent zich voor een presentatie in de ruimte. Maar dat was hier wel het geval. ik had alleen wat moeite met de presentatie van Florian Göttke. dat werkt als boek en als lezing goed. daar gaat het om het onderlinge verband, bij een presentatie waar weer de nadruk komt te liggen op het individuele beeld wordt het minder. en sommige getoonde werken waren mooi, een term die je meestal niet geacht wordt te gebruiken maar bij Gert Jan Kocken vind ik

Joris Rafael Jansen: komt nog iets ik wou gewoon een nieuwe alinea beginnen maar toen verstuurde ik het opeens theo Baart: joris, komt er inderdaad nog iets, de boel lijkt dood Joris Rafael Jansen: ik zou nu nog wel verder willen gaan in het opzoeken van de grens tussen fotografie en beeldende kunst. een jaar geleden denk ik dat het meer betrekking had gehad op fotografie alleen. om nog even terug te komen op de presentaties...ik ben benieuwd wat je vond van Geert van Kesteren. ik moest zelf nog wel eens denken aan een opmerking van jou in een stukje: Magnum goes art... ik had met Florians presentatie geen moeite maar vond bij Geert Joris Rafael Jansen: en nog meer Joris Rafael Jansen: wel dat zijn boek beter is dan de museale presentatie. want in het boek vindt nauwelijks selectie plaats en de afzonderlijke foto’s zijn daardoor minder belangrijk. nu ze waren ingelijst leek het alsof ze weer mooi of uniek moesten zijn. Joris Rafael Jansen: klaar theo Baart: ik vind de boeken van Geert van Kesteren erg goed. interessant is de vraag wat de rol van de vormgever daarbij is geweest. de presentatie aan de muur is minder, veel minder zelfs. ik merk dat ik er nauwelijks naar wil kijken. Het heeft in het geheel niet de impact van zijn boeken. ik vind het een dilemma, zoals je weet: niet ieder werkstuk, of oeuvre leent zich voor ieder ‘format’ om maar eens eigentijds woord te gebruiken. ik heb het omgekeerd ook met nogal wat fotoboeken: één keer doorbladeren om dan terzijde te leggen en nooit meer uit de kast te halen. Bij Geert van Kesteren kan je misschien beter een boek uit elkaar halen en de pagina’s ophangen. in tent in Rotterdam heb ik een keer 40 exemplaren van mijn boek Bouwlust neergelegd op verschillende pagina’s opengelegd in een lange vitrine. Het is lastig om een boek te presenteren maar op deze manier ging dat goed. Joris Rafael Jansen: Je zei in de lezing vooraf aan de tentoonstelling dat je niet meer vanzelfsprekend een boek wilde maken. omdat er nu zó veel boeken worden gemaakt dat ze hun waarde verliezen. Maar je zei ook eens dat het fotoboek


SkyPe tHeo BaaRt en JoRiS JanSen

meer algemeen als een bron van informatie en net als gewone boeken moest worden gezien. Hoe rijmt dat met elkaar en wat zou een alternatief zijn voor een boek voor jou? theo Baart: er wordt erg opgewonden gedaan over de recente ontwikkeling van het fotoboek. Het zou allemaal geweldig zijn. ik twijfel daarover. ik heb een paar hele geslaagde fotoboeken gezien die de laatste paar jaar verschenen zijn. Maar ik zie vooral een fotoboekenberg. een toename van kwantiteit en niet noodzakelijkerwijs een toename van kwaliteit. de drempel om een fotoboek te maken is verlaagd. daar kan niet zo veel op tegen zijn maar ik merk dat ik veel terughoudender ben geworden met het kopen van fotoboeken. ik ben zo vaak teleurgesteld geweest in wat ik gekocht heb via het internet. ik koop beduidend minder dan een paar jaar geleden. wat op dit moment ontbreekt is een vorm van schifting. vroeger was dat eerst de uitgever die dat deed door een beslissing te nemen over het al dan niet uitgeven. daarna kwam de gespecialiseerde boekhandel die dat boek al dan niet inkocht en presenteerde in de winkel. Fotoboeken maken was ook nog eens ontzettend duur dus dat werkte een selectie ook in de hand. als consument zag je het boek in de boekhandel of je las er over en dan bestelde je het. nu word je overspoeld door een zee van fotoboeken op het internet. Lastig om de goede dingen er uit te halen. een paar goede bloggers werken gelukkig als poortwachters. Maar het medium fotoboek wordt door die ontwikkeling wel uitgehold. Bij mij als maker levert dat een aarzeling op bij een nieuw project: “weer een fotoboek?!” Het fotoboek als automatische presentatievorm voor mijn werk is niet meer vanzelfsprekend. de vraag is of ik mijn werk anders kan presenteren. en eerlijk gezegd weet ik het antwoord niet. ik ben er niet uit, vrees ik. Joris Rafael Jansen: theo? theo Baart: er zijn verschillende soorten fotoboeken uiteraard. ik heb nogal eens in opdracht een boek gemaakt. dat komt toch neer op het visualiseren en presenteren van de boodschap van de opdrachtgever. ik heb ook boeken gemaakt zoals Eiland 7 waarin ik een ingewikkeld proces wil beschrijven en fotografie en tekst vooral zie als dragers van informatie. niet zozeer als een project zoals Snelweg gemaakt met Cary Markerink dat vooral over fotografie gaat. op dit moment ben ik veel meer geïnteresseerd in projecten als Eiland 7 dan in Snelweg. theo Baart: Joris dit is mijn antwoord, het tikken kost mij wat tijd vandaar Joris Rafael Jansen: mij ook geen probleem Joris Rafael Jansen: Grappig dat dat zo veel gebeurt met fotoboeken opeens. er zijn inderdaad steeds meer mensen die afstuderen met een boek en ik hoorde ook laatst dat musea het fijn vinden als er een boek is zodat ze kunnen besparen op de catalogus. daarnaast werkt het als een visitekaartje en een uitgebreide portfolio die rond gaat. Het is dus voordelig en als je jezelf serieus neemt als fotograaf dan hoort daar bijna vanzelfsprekend een boek bij zo lijkt het. Het boek heeft daardoor een andere functie gekregen. ik was naar eugene

Smith en daar lag zijn boek Minamata waarmee hij echt iets wou veranderen in de wereld, wat hem ook nog is gelukt... en dat brengt me bij zingeving want dat is waar het dan over gaat. Heeft het nog zin om een boek te maken als er al zo veel boeken zijn. wat wil je bereiken met een boek maar ook met fotografie in het algemeen? theo Baart: ik ben nog niet in FoaM geweest. ik ben wel nieuwsgierig. toen ik begon met fotograferen was ik een enorme fan van eugene Smith veel meer dan van CartierBresson. dat kwam door het seriematige werken van Smith. in de loop van de tijd sleet de bewondering wel een beetje. ik vond het steeds meer een ouderling die wel erg nadrukkelijk speelde op het harmonium. en al die heldenverhalen over veel whisky die nodig is het bij het afdrukken. vond ik altijd wat sneu. Maar goed wie weet is dat gevoel meteen weg als ik het werk weer zie. ik heb in de kast staan Photography Annual 1959 met daarin zijn kolossale foto-essay over de staalstad Pittsburgh. dat was voor mij een soort fotosymfonie, een grote overdonderende vertelling over een stad. ik pak het straks weer uit de kast. wie weet wat ik er nu wat vind. de lay-out staat me ook bij als erg goed. Je stelt een gewetensvraag over de zin van het fotoboeken maken. ik vrees dat ik meer aan mezelf denk dan aan mijn publiek (die veertien mensen die een fotoboek kopen) als ik nadenk over die vraag. wat vind ik relevant? wat kan ik met mijn fotografie, desnoods aangevuld met tekst, in een passende vorm bijdrage aan een debat of gedachtewisseling? Kan ik iemand iets laten zien dat hij of zij met eigen ogen nooit zo had waargenomen? Fotografie is dan nog steeds een efficiënt medium. een fotoboek is een goed platform maar de krant kan dat ook zijn. ik heb het al eerder gezegd fotografie, fotoboeken maken, desnoods tentoonstellen is voor mij geen doel maar een middel. Joris Rafael Jansen: dat spreekt elkaar tegen. Je doet het voor jezelf, maar als je dat toelicht wil je bijdragen aan een debat en mensen dingen laten zien die ze anders niet gezien hadden. Joris Rafael Jansen: die laatste zin is nog geen echte reactie, drukte per ongeluk op enter Joris Rafael Jansen: ik zag oude fotografie van Smith. Bevlogenheid, zin, actiebereidheid, maakbaarheid. Mooie barietafdrukken die als ik ze nu zou maken sentimenteel zouden zijn. ik zag de fotograaf met schuine kaders, onverwachte hoeken en doordrukken en tegenhouden. ik zag een oud Spaans dorp, deleitosa, met oude gebruiken. Zelfs voor die tijd was het primitief. Maar ik kan moeilijk beoordelen vanuit deze tijd of het zo romantisch is gefotografeerd of dat de wereld dat toen nog was; met verre onbekende, onontgonnen oorden. ik ging net nog even kijken op Google naar zijn werk en het viel me weer op hoe cliché de beelden soms overkomen. was dat toen ook al zo? theo Baart: Je vraag was wat wil je bereiken met een boek of met fotografie in het algemeen. Mijn antwoord levert een misverstand op. ik bedoel dat ik als maker mij steeds deze vragen stel. wat kan ik bijdragen, etc. ik vraag me eerlijk


[13/13]

gezegd veel minder af wat zou het publiek verwachten, of graag willen zien. in die zin heeft het maken van werk en dat opdringen aan een publiek iets egocentrisch: ik wil me ontwikkelen, ik wil iets doen met de inzichten en ideeën die ik heb. Het werk moet zich ontwikkelen. die onbescheidenheid zit natuurlijk vast aan dit metier. is dit wel duidelijk?

werd uitgenodigd met mijn werk over het dorp nagele. ik was toen een stuk lichtzinniger dan nu. Maar het is een goede opdracht, als je er over nadenkt, jezelf de maker met zijn eigen visie, toevoegen met een geprononceerde uitspraak aan de stroom van visuele uitingen. als je het onderscheidend auteurschap ontbeert dan wordt het moeizaam.

Joris Rafael Jansen: duidelijk

Joris Rafael Jansen: “...toen ik niet zo lang van de academie af was organiseerde wijlen oscar van alphen in het ook wijlen Perspectief een tentoonstelling met als titel – wat gereformeerd maar toch: Veroordeeld tot Zingeving. dat zag hij als de opgave van de fotograaf/kunstenaar. tot mijn verbazing had hij ook werk van mij geselecteerd; ik voelde me toen nog meer dan nu een lichtgewicht. door die context (daar heb je het c-woord weer) werd ik me bewust van de vraag of mijn werk effectief kon zijn. en of dat van belang was, en zo ja hoe. Het zijn vragen die me nog altijd bezig houden. Misschien wel meer dan ooit tevoren. wat wil ik (nog) maken, wat is echt de moeite waard, kan het met fotografie? “

Joris Rafael Jansen: ik snap natuurlijk wel wat je bedoelt maar ik probeer toch uit te vinden wat het nu precies is wat je drijft. nu spreek je over persoonlijke ontwikkeling. Misschien de kunst van het verhaal vertellen. ik vraag me af wat voor verhaal je precies wilt vertellen. is dat bijvoorbeeld een verhaal dat tot bewustwording bij het publiek moet leiden, zoals Smith doet of is dat een verwondering over zaken die je wil delen? of iets anders? theo Baart: Het werk van Smith is soms 60 jaar oud. ik denk dat Spanje toen nog erg achterlijk was op het platteland. en de beeldtaal in die tijd was anders dan die van nu. Je kijkt naar hoe een amerikaan in de jaren vijftig naar Spanje keek. net als dat het werk van Cas oorthuys om maar iemand te noemen niet laat zien hoe nederland er tijdens de wederopbouw uit zag maar hoe een fotograaf nederland in die tijd zag. en ja, dan krijg je misschien het idee dat het allemaal romantisch was. ik vermoed dat Smith ook een romanticus was. en het cliché zal wel niet geschuwd zijn maar is dat tegenwoordig dan zo veel anders in de fotografie? Joris Rafael Jansen: Zullen we één spoor volgen? Gaan we door op Smith of over de zin van iets maken?

Joris Rafael Jansen: ik zet het er even bij Joris Rafael Jansen: maar misschien ook wel een goede volgende vraag.... theo Baart: Ja verdomd, dat is preciezer geformuleerd, alleen ‘lichtgewicht’ is verwarrend. ‘Lichtzinniger’ is beter. is was toen vooral aan het ‘snuffelen”, alles is nu veel gerichter. Joris Rafael Jansen: ik ben daar erg mee bezig op dit moment. niet voor niets scheef ik dat stuk over authenticiteit. ik had het nog niet op die manier verwoord, maar dat is waar het op neer komt. ik heb alleen mijn eigen verwondering in de aanbieding.

Joris Rafael Jansen: nu gaat het steeds om en om Joris Rafael Jansen: Maar daar in voel ik me wel eens alleen. Joris Rafael Jansen: ik vind dat een beetje lastig... theo Baart: ja is goed, we moeten het toch redigeren. theo Baart: ik antwoord op je vraag over de persoonlijke ontwikkeling theo Baart: als het om mijn werk gaat zijn er een paar constanten en variabelen. de thematiek is aardig bepaald: hoe gebruiken we onze omgeving. Het is zo’n groot domein daar kan ik alle kanten mee op. Mijn perspectief ligt ook aardig vast. dat wordt bepaald door de binding die ik heb met de regio waar ik ben opgegroeid. en aangezien dat altijd een bouwput is geweest – nu aardig stil gevallen overigens – staat verandering centraal. wat levert verandering van het gebruik van land aan cultuurverandering op. Maar de manier waarop je observaties kan uitwerken en vormgeven is variabel. ik fotografeer niet zo veel anders dan dertig jaar geleden maar ik denk dat de manier waarop ik het presenteer, van context voorzie wel geëvalueerd is. over dat laatste denk ik aldoor na. dat proces levert ook de uitkomst op de vraag hoe (fotoboek? tijdschrift? website?) mijn volgende project er uit gaat zien. ik mailde je laatst over oscar van alphens tentoonstelling genaamd Veroordeeld tot Zingeving. ik was wat verbaasd eind jaren tachtig toen ik daar voor

Joris Rafael Jansen: vind je dat je werk door de tijd heen meer is gaan betekenen? Joris Rafael Jansen: Ben je gegroeid? Joris Rafael Jansen: de vraag ‘wat wil ik (nog) maken?’ klinkt zo doelgericht Joris Rafael Jansen: alsof je de tijd die er nog is nu efficiënt moet gaan benutten theo Baart: de vraag is voor wie het werk meer is gaan betekenen. voor mij zelf wel maar of kijkers naar mijn werk dat zo ervaren weet ik niet. ik kan soms naar oude projecten kijken en denken ‘dat zou ik nu zo anders doen’, veel meer toegespitst op waar het eigenlijk over gaat. daar word je beter in de loop der tijd. dat was ook lastig destijds bij het lesgeven. een student was dan moeizaam aan het formuleren waar zijn werkstuk over ging, en het werk maken ging ook niet soepel. en dan moest ik op mijn tong bijten om niet meteen met een analyse te komen die wellicht wel klopte maar dat proces van zelf uitvinden waar je werk over gaat, zou verstoren voor de student. Je moet het dan bij vragen houden maar er wel voor zorgen dat je de student


SkyPe tHeo BaaRt en JoRiS JanSen

op weg helpt. Het zijn vooral redactionele vaardigheden die ik heb ontwikkeld en je vergaart kennis uiteraard. ik heb nu logischerwijs zo veel meer gezien, gelezen en stimulerende gesprekken gevoerd met collega’s. daardoor kan je beter reflecteren op wat je gemaakt heb, nadenken over wat je gaat doen en wat de issues zijn die dan geadresseerd moeten worden. vroeger begon ik min of meer ‘gewoon’. die impulsiviteit is voor een deel weg, het is allemaal een stuk cerebraler. en ondanks dat je veel met anderen bespreekt is het natuurlijk een solistisch proces, vrees ik. ik denk zeker na over wat ik ‘’ nog wil maken”. de keus voor project a waar je een jaar of twee aan werkt heeft gevolgen voor eventueel andere dingen die je wilt doen. dat speelt wel een rol. Het lijkt me fantastisch om door te gaan tot mijn 90ste maar ik wil nu toch liever niet al te veel tijd verspillen. theo Baart: wat vond jij er van om “meekijken, etc.” te doen dit jaar? Joris Rafael Jansen: ik ben niet echt een schrijver in de eerste plaats. ik moet me er echt toe zetten, dus om zomaar steeds een stukje te schrijven vond ik moeilijk. Het was voor mij wel goed om af en toe concreet mijn gedachten op een rij te zetten over een onderwerp. dat is ook wel eens minder goed gelukt, zoals dat stuk over of ik mezelf zie als kunstenaar of niet. ik denk dat ik tijdens dit jaar weer anders ben gaan denken over bepaalde onderwerpen. ik heb Meekijken... heel erg op mezelf betrokken en geprobeerd persoonlijke stukken te schrijven. dat vond ik wel eens spannend, bijvoorbeeld met de aanvraag en afwijzing van het fonds, of het stuk over authenticiteit. daarin ging het niet altijd over de leuke dingen. Sowieso worstel ik op het moment behoorlijk met de vraag wat ik nu precies moet of wil. ik denk dat ik het daarom ook vaak aan jou heb gevraagd. ik was nieuwsgierig juist naar dat soort zaken. dat steekt ook een beetje af tegen de meer beschouwende stukken van jouw kant. ik heb trouwens erg genoten van die stukjes, ik heb ze natuurlijk allemaal aandachtig gelezen. voor mij was het een leerzame ervaring. ik kan niet zo goed inschatten wat het effect buiten ons om is, ik heb behalve met FotodoK en jou nooit gesproken met iemand die de website las. ik denk dat het er niet veel waren, maar ik heb dat niet gecheckt. Maar misschien komt dat nog als Meekijken later tot een beroemde serie gesprekken en beschouwingen is uitgegroeid... Samen met FotodoK de tentoonstelling maken was voor mij het allerleukst en ik ben daar ook trots op. ik denk echt dat de tentoonsterlling iets te zeggen had en dat zeg ik niet vaak. er liepen meerdere interessante lijnen door elkaar heen. ik zal niet zo snel weer stukjes schrijven maar dit wil ik wel vaker doen. theo Baart: dat lijkt me een heel interessante combinatie: tentoonstellingen maken over het werk van anderen en als het relevant is eigen werk toevoegen. dat is ook een manier om relevante context te maken voor je eigen werk. en natuurlijk ondertussen door gaan met het maken van werk. Het stimuleert het reflecteren. nu is het allemaal zo gesegregeerd: de curator maakt de tentoonstelling, de kunstenaar/ fotograaf stelt zich beschikbaar. wat overdreven gesteld maar het zou een stuk avontuurlijker mogen. Zoals fotografen zich breed hebben gemaakt met het fotoboek (in de jaren vijftig

was de vormgever veel meer de auteur van het fotoboek dan de fotograaf die meer dienend was) zo zou dat misschien ook wel eens spannend kunnen zijn als fotografen fotografietentoonstellingen zouden maken. Stel je voor dat jij een keus zou mogen maken uit het depot van het Rijksmuseum? Zou wel eens heel verrassende tentoonstelling kunnen worden! Joris Rafael Jansen: dat zou fantastisch zijn. ik houd me aanbevolen.


Bronnen [01/13] WaaroM FoToGraFeer jij WaT je FoToGraFeerT? Chris Killip (1988) In Flagrante. London: Secker & warburg Flip Bool e.a. (2007) Dutch Eyes. Nieuwe geschiedenis van de fotografie in Nederland. Zwolle: uitgeverij waanders [02/13] Gone WiTh The Wind Mary n. woods (2009) Beyond the Architect’s Eye; Photographs and the American Built Environment. Philadelphia: university of Pennsylvania Press. John Szarkowski ( 1974, 1999) Looking at Photographs. new York: Museum of Modern art John Szarkowski (1989) Photography until Now. new York: Museum of Modern art david Goldblatt (1998) South Africa: The Structure of Things Then. Cape town: oxford university Press http://www.aaa.si.edu/collections/oralhistories/transcripts/ evans71.htm http://www.lib.virginia.edu/digital/collections/image/ frances_benjamin_johnston.html [04/13] Theo BaarT over de verGeTen FoToGraaF chauncey hare Chauncey Hare (2009) Protest Photographs. London: Steidl & Partners Chauncey Hare (1978) Interior America. new York: aperture Jim Golberg (1985) Rich and Poor. new York: Random House Bill owens (1973 ) Suburbia. new York: Fotofolio eric etheridge (2008) Breach of Peace. new York: atlas & Co Greg Halpern (2003) Harvard Works Because We Do. new York: the Quantuck Lane Press http://www.gregoryhalpern.com/harvard.html [07/13] auThenTiciTeiT 1 http://www.youtube.com/watch?v=5nMv3CuHipe [08/13] ‘honey, Where’S The Money Gone?’ theo Baart (2008) Eiland 7. Rotterdam: nai Publishers [10/13] dooS Paul Graham (2007) A Shimmer of Possibility. London: steidlMaCK Paul Graham (1983) A1 The Great North Road. London: Grey editions Paul Graham (1986) Beyond Caring. London: Grey editions Paul Graham (1987) Troubled Land. London: Grey editions Jim Golberg (1985) Rich and Poor. new York: Random House Jim Goldberg (2009) Open See. Göttingen: Steidl nan Goldin (1986) The Ballad of Sexual Dependency. new York: aperture [13/13] SkyPe theo Baart (1999) Bouwlust. The Urbanization of a polder. Rotterdam: nai Publishers theo Baart (2008) Eiland 7. Rotterdam: nai Publishers theo Baart en Cary Markerink (1996) Snelweg. Highways in the Netherlands. amsterdam: architectura & natura/ideas on Paper Foundation



coLoFon FotodoK is een jong initiatief voor documentairefotografie met internationale ambities uit utrecht. FotodoK werkt nomadisch en presenteert ieder evenement op een andere plek. deze dynamische manier van werken is kenmerkend en belangrijk voor FotodoK, net als dat haar programma tot stand komt in nauwe samenwerking met fotografen. FotodoK toont documentairefotografie van lokale-tot internationale gerenommeerde fotografen voor een breed publiek om de zichtbaarheid van documentairefotografie en de interactie tussen fotografen te vergroten. daarnaast wil FotodoK een belangrijke rol spelen op het gebied van de ontwikkeling van visuele geletterdheid door middel van een interessant tentoonstellings- en educatieprogramma en door het organiseren van kritische lezingen en debatten. TenToonSTeLLinG Sneeuw is Wit, een presentatie met werk van Rob Johannesma, Florian Göttke, Geert van Kesteren, Gert Jan Kocken en Lidwien van de ven. Gastcurator: Joris Jansen i.s.m FotodoK. de tentoonstelling was te zien van 10 december t/m 30 december 2010 op de tijdelijke FotodoK locatie aan de van asch van wijckskade 28, utrecht. FoTodok Live! WYSIWYG?, een middag vol activiteit rond het thema context en betekenis in de fotografie met Hans aarsman, theo Baart, Michelle Hamers en Florian Göttke vond plaats op 9 december 2010 in de tentoonstellingsruimte van Sneeuw is Wit. deze publicatie vormt samen met de tentoonstelling Sneeuw is Wit en de FOTODOK LIVE! lezingenmiddag WYSIWYG? de afsluiting van een jaar lang Meekijken over de Schouder van Theo Baart en Joris Jansen. Speciale dank aan theo Baart, Joris Jansen, alle deelnemende fotografen en autobahn © theo Baart, Joris Jansen, FotodoK, deelnemende fotografen

Teksten theo Baart, Joris Jansen, Femke Lutgerink eindredactie Kim Knoppers, Femke Lutgerink, elsbeth Pijnappels ontwerp autobahn oplage 1000 uitgever FotodoK Postbus 1011 3500 Ba utrecht info@fotodok.org www.fotodok.org Meekijken over de schouder van Theo Baart en Joris Jansen is mede mogelijk gemaakt door steun van:


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.