5 minute read

Souvenir van genegenheid

Next Article
Makrelen en muilen

Makrelen en muilen

waar koffie met koek wordt genuttigd eer ieder huiswaarts keert. Ede en Muitertje wijken niet van Hiltje’s zijde en vergezellen haar ook naar het huis waar Inte nu zonder Bessie verder zal moeten. Als Hiltje daar gekomen is en de droefheid, maar ook de grote innerlijke rust van Inte ziet, breekt de kracht die haar al die uren overeind hield. Zij huilt zoals ze nog nooit gehuild heeft en ook de twee meisjes kunnen hun tranen niet bedwingen, maar ze weten niet dat het schreien van grotemoeder een vertroostend en bevrijdend wenen is, tranen die haar huis opnieuw wijding geven.

Maar wie kan verdrietig blijven, als een mens, hoog bejaard, in vrede is heengegaan. Het leven neemt weer zijn gewone loop. Louwe, terug van de logger, heeft voor zijn oudste dochtertje een ,,souvenir” meegebracht. Een schelpenkistje met het opschrift: ,,Scheveningen”. In het deksel zit een gleuf en het kistje kan geopend en gesloten worden met een piepklein sleuteltje, dat past op een niet veel groter slotje. Muitertje is erg in haar schik met deze aparte spaarpot, zo aardig met schelpjes en slakkenhuisjes beplakt. Zo mooi van vorm en kleur zijn ze op het Urker strandje noch bij de Staart te vinden. Het doosje krijgt een plaatsje in het kabinet van grote¬ moeder, om het een lang leven te verzekeren. Ede is niet weinig jaloers op haar vriendinnetje om dit kostbare bezit, maar te zacht van karakter om het haar te laten voelen. Hiltje voelt het wel, en kijk, nu kan zij eens haar goede wil tonen. Ze komt wel eens bij oude Betje en haar nog oudere, zieke man. Die leven van de karige bedeling die de diakonie hen kan geven, als je dan tenminste van leven wil spreken. Hiltje kent haar plichten voor haar bijna-buren en brengt ze wel eens wat uit de winkel bij wijze van verrassing. Betje wil eigenlijk altijd wel wat terugdoen en zo heeft ze al eens uit haar kast met een paar paartjes theegoed een doosje aan

153

154

Omroeper KlaasAsma.

Hiltje willen meegeven voor haar oudste kleinkind. Een schelpendoosje, nog eens door haar man uit Duitsland meegenomen. Hiltje heeft het geweigerd, toen, maar nu komt het in haar gedachten. Snel is het besluit genomen. Ze gaat naar de winkel en doet wat waren in een doosje: een stukje spek, een paar eieren, een kluit boter en nog zo wat. Dan zegt ze tegen de meisjes dat die wel even mee mogen naar Betje, en dat is tegen geen dovemansoren gezegd. Ze weten in wat voor knus en gezellig kamertje de oudjes wonen en hoe luid hun poes snorren kan. Betje en haar man zijn verrast en verblijd, al is het vertrekje nu ook echt gevuld. Alles blinkt er van helderheid en Betje’s lief oud gezicht blinkt van hartelijkheid. Het beddeschot is beschilderd met appelbloesem, op de tafel staat het theeblad en de propere mensjes zijn in voile harmonie methun omgeving. Betje’s handen tasten al naar de koffiekan en in haar woorden kun je de warmte en hartelijkheid voelen. Hiltje vertelt dat Louwe thuisgekomen is en dat brengt Muitertje ertoe op te geven van het zo mooi met schelpjes beklede doosje. Ede kijkt wat sip en zwijgt. Dan kijken Betje en haar man elkaar aan. Ze hebben dezelfde gedachte. Nu kunnen ze iets van hun dankbaarheid tonen. De man in het hoekje trekt zijn gezicht in een wat wonderlijke plooi. Dan geeft hij zijn vrouw een stille wenk. Ze lacht begrijpend en staat op. Behoedzaam doet ze het deurtje van de kast tussen de bedsteetjes open en reikt naar de hoogste plank. Veel moois staat er niet meer, maar het doosje is er nog. Voorzichtig neemt ze het in haar gerimpelde handen en zegt: ,,Wat bin ik blede dat het nou toch z’n doel nog berikt”, en dan geeft ze het Ede in handen. Dan wijst ze op haar man die vrolijk knikt: „Hij het’t een keer voor mij mie-e-brocht, omdat alle angere mannen het ok as welkom mie-nammen, en wij hewwen zelf gien iensen kiengeren”. Ede staart zich bijna blind op het al wat verschoten rode kussentje met goud getinte letters erop en de kleurigste schelpjes eromheen. Ademloos van verrassing staart zij naar de oudjes die zich verkneuteren over de vreugde van het kind en vraagt dan: „Is dat echt voor mij, Betje?” ,,Ja, echt vor joe”, en dan jubelt het meisje het uit en drukt trots het nieuwe bezit tegen zich aan, als een talisman die geluk brengt.

155

,,Wietje wel wat erop staot?” vraagt oude Willem. En hij spelt de woorden: „Souvenir Emden”. „Dat is nog varder weg as Scheveningen”, zegt Hiltje, die blij is dat haar plannetje zo goed gelukte. Blij ook, dat ze dit heeft kunnen opbrengen. En zo zijn er vijf blij, zowel door te geven als door te ontvangen. De Muiter, die achter zijn bureau zit, kijkt verrast op als hij Hiltje en de kinderen zo ziet terugkomen.

Als Muitertje en Ede een poosje met de doosjes gespeeld hebben, staat de Muiter op. Het is of hij erover nagedacht heeft wat zijn rol in dit vrolijke spel nu moet zijn. Hij gaat naar de winkel en komt terug met een handvol nikkelen stuivertjes. Een spaarpot is toch om in te sparen en daar kun je niet vroeg genoeg mee beginnen, waar of niet. En bebe wil ze alvast wel het begin van de honderdduizend geven, maar voor wat hoort wat. Dan moeten ze eerst maar eens een mooi versje voor hem zingen. Even valt er een stilte. Vol verwachting kijken Hiltje en haar man de kinderen aan. En het is natuurlijk Muitertje die een schitterende inval heeft en na de eerste woorden valt Ede haar bij. Suunter-suunter Maarten, de koeien dragen staarten, hier woont een rijk man, die ons wel wat geven kan, zalig zal hij sterven, ’t hemelrijk beerven. De Muiter steekt bezwerend zijn hand omhoog. Zo is het mooi genoeg. Hij ziet hoe het bloed Hiltje naar het hoofd stijgt: „bebe”, zei hij, en „zalig sterven” zongen zij. En kijk nou, de kinderen vliegen hem om de hals, eerst Muitertje, dan ook Ede. De man is er zelfwat verlegen mee en weert ze wat af. En gelukkig, dit keer geeft Hiltje het duveltje van afkeer en afgunst geen kans. Ze krijgt haar gewone kleur terug en het begin van onvrede wordt gesmoord door een golfvan vreugde dat ze wint, dat de liefde wint. De kistjes worden naast elkaar gezet en de meisjes moeten de ogen dicht doen. Hiltje en Grubbelt werpen er beurtelings een stuivertje in. Ieder krijgt evenveel.

156

This article is from: