Nr 2 Winter 2016/2017

Page 1

ISSN 2468-4422

01602

9 772468 442005

NR. 2 WINTER 2016/2017 PRIJS € 6,50

Mesdag, zakenman in de kunst PAGINA 6

REVOLTE VOLK TEGEN ELITE

Corbulo kwam, zag en overwon PAGINA 32

Boekenfluisteraar Arie Ran PAGINA 30

Extreem weer in beeld

PAGINA 20

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 1

Bulderende stormen en kruiend ijs 06-12-16 09:40


HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 2

06-12-16 09:40


VOORWOORD INHOUD We herinneren ons allemaal de Arabische Lente van 2010 en velen staat ongetwijfeld ook de Praagse Lente van 1968 nog voor de geest. Maar vrijwel niemand weet dat er in de tweede helft van de achttiende eeuw een ‘Haagse Lente’ is geweest. FOTO: SANDER HEEZEN

De prins van Oranje, Willem V, ontvluchtte in 1785 de residentie en een nieuw bewind trad aan. De meeste Hagenaars zagen de machtswisseling echter niet zitten. Het bleef, op zijn zachtst gezegd, nog lang onrustig in de stad. De Romeinse veldheer Corbulo kennen we van het kanaal dat hij liet graven, parallel aan de huidige Vliet. Toch was watermanagement niet zijn roeping. Corbulo was een militair pur sang, altijd voor de keizer op weg van de ene oorlog naar de andere. Zijn succes als legeraanvoerder had een hoge prijs. Onlangs is Den Haag internationaal onderscheiden voor zijn stadspromotie. Dat kunstenaars goede ambassadeurs kunnen zijn, bewees Hendrik Willem Mesdag al in de negentiende eeuw. Hij ging schilderen omdat hij, naar eigen zeggen, niet deugde als zakenman. Toch had hij wel degelijk ondernemerstalent en daarvan profiteerde Den Haag volop. Iedere Hagenaar en Hagenees kent de gebouwen van architect Adam Schadee (1862-1937), zoals het slachthuis in Laak en de Grote Pyr. Zelf is hij vrijwel vergeten, overschaduwd door Berlage en diens beroemde Uitbreidingsplan. Ten onrechte, want het was Schadee die als eerste vormgaf aan de snel groeiende stad. Hierover gaan de vier grote artikelen in dit nummer, het tweede van Haagse Historie. Ik hoop dat je ze met evenveel plezier zult lezen als ik dat heb gedaan. De redactie werkt al aan de edities van volgend jaar. Mis ze niet en word abonnee!

4

11

19

6 Mesdag Schilder zet Den Haag op de kaart. 11 Voetstappen Blanke sabels in Oudjaarsnacht. 12 Haagse Lente De revolutie van 1785-1787. 19 Ferry Mingelen Column. 20 Extreem weer aan de kust Beeldverhaal. 26 Adam Schadee Pionier van de moderne stad. 30 Haagse Held Boekenfluisteraar in de Copernicusstraat. 32 Corbulo Leven en sterven voor de keizer. 38 Vitrine Historisch aanbod van deze winter.

AFBEELDING OMSLAG: HAAGS HISTORISCH MUSEUM

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 3

12

20

30

Bas Kromhout, hoofdredacteur

4 Wonderkamer Topstukken uit de Haagse collectie.

6

26 32 Geschiedenis van de stad, op jouw eigen mat! Neem een abonnement en ontvang Haagse Historie 4 x per jaar voor maar 20 euro.

Ga nu naar haagsehistoriemagazine.nl of bel 085 - 040 74 00

HAAGSE HISTORIE

3

06-12-16 09:40


WONDERKAMER Door Lex van Tilborg

Bunkervilla Afdeling Monumentenzorg, gemeente Den Haag Bijzonder aan deze villa aan de Ruychrocklaan 221 is dat hij bovenop een bunker uit de Tweede Wereldoorlog is gebouwd. De modernistische architect R. Romke de Vries wist in 1950-1951 de bunker op inventieve wijze te integreren in zijn ontwerp voor het huis en de tuin. Romke de Vries was een fervent zeiler en ontwierp ook schepen. Die voorliefde is terug te zien in het interieur van de villa, waarin de architect houtsoorten uit de scheepsbouw verwerkte. En net als bij het ontwerpen van zeilschepen maakte hij een zo efficiënt mogelijke indeling. Op dit moment wordt de villa door de nieuwe eigenaar in volle glorie hersteld.

Bedelvergunning Afdeling Archeologie, gemeente Den Haag Bedelen was in de zestiende eeuw streng gereguleerd. Wie legaal wilde bedelen had een officiële vergunning van het stadsbestuur nodig. Die werd verstrekt in de vorm van een loden penning die de bedelaar op zijn kleding of om de hals moest dragen. Zo’n bedelpenning werd in 2004 opgegraven op de Voldersgracht. De tekst luidt: ‘voer de incommende bedelaer’. Gezien het wapen op de keerzijde van de penning is deze vergunning verleend door het Amsterdamse stadsbestuur. Daar had de eigenaar dus niet veel aan in Den Haag.

4

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 4

06-12-16 09:40


Gebombardeerde kerk Haags Historisch Museum Op 3 maart 1945 werd het Bezuidenhout getroffen door een vergissingsbombardement van de Britse luchtmacht. Meer dan vijfhonderd mensen kwamen om het leven en een groot deel van de wijk werd met de grond gelijk gemaakt. Ook de Wilhelminakerk aan het Louise de Colignyplein werd zwaar getroffen. Het middenschip was verwoest en de toren zwaar beschadigd. Een jaar na het bombardement werden de restanten van de kerk gesloopt. Deze wijzers vormen de enige tastbare overblijfselen.

Gestampte muisjes Neergestort Stichting Historisch Ypenburg Op 10 mei 1940 deden Duitse parachutisten en luchtlandingstroepen een aanval op vliegveld Ypenburg. Eerst boekten zij succes, maar na een paar uur wisten de Nederlandse verdedigers de basis te heroveren. Dit bericht was echter niet doorgekomen in Engeland, waarvandaan bommenwerpers kwamen aanvliegen om Ypenburg te bombarderen. Bovenstaande propeller is afkomstig van een van de Engelse vliegtuigen, een Bristol Blenheim MK IV L8831, die bij een tuinder ter hoogte van de Uithoflaan, hoek Poeldijkseweg is neergestort. Een bergingsteam van Defensie heeft in 2008 meerdere onderdelen geborgen op aanwijzing van Aad Buijs, die als jongen de bommenwerper heeft zien crashen. De locatie moest vanwege de nieuwbouw schoon worden opgeleverd.

Stichting Haags Industrieel Erfgoed Boodschappen die aan huis worden bezorgd - het lijkt iets nieuws, maar het was rond 1900 al heel gewoon. Veel winkelketens en kruidenierszaken bezorgden hun producten bij de klanten thuis. Zo ook de N.V. Handel Maatschappij De Veluwe, die in 1909 in Rotterdam was opgericht. Vanaf 1929 stond de hoofdvestiging in de Scheepmakerstraat in Den Haag. Hier werd ook koffie gebrand en thee gemengd en verpakt. Bovendien bevond zich er het centrale magazijn. Medewerkers in uniform bezorgden de producten, waaronder dit blik gestampte muisjes, door heel het land. De handkar was het handelsmerk van het bedrijf, al werd er ook bezorgd met de bakfiets en later met motorwagens.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 5

5

06-12-16 09:40


HAAGSE SCHOOL

SCHILDER MET EEN NEUS VOOR ZAKEN Hendrik Willem Mesdag (1831-1915) verruilde een carrière als bankier voor het kunstenaarschap. Zijn ondernemerstalent zou hij echter nooit kwijtraken. Mesdag bouwde musea en organiseerde tentoonstellingen, en zette Den Haag zo internationaal op de kaart. Door Dan Dickhof

‘Avondrood’. Olieverfschilderij van H.W. Mesdag, 1911 (Panorama Mesdag)

6

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 6

06-12-16 09:40


‘Ik ben vijfendertig jaar. Ik heb een vrouw en een kind. Ik ben opgeleid voor den handel, maar daar deug ik niet voor. Ik ben schilder, help mij.’ Hendrik Willem Mesdag schreef dit in 1866 aan zijn Friese neef Lourens Alma Tadema, een notariszoon die zich ook zou ontwikkelen tot internationaal gevierd schilder. Mesdag werkte toen als succesvol bankier bij de Groningse bank Mesdag & Zn., opgericht door zijn vader Klaas, maar dat beviel hem niet meer. Met zijn ondernemersinstinct zou hij later Den Haag twee musea en een florerende kunstenaarssociëteit met moderne tentoonstellingsruimten nalaten. Mesdag maakte de Hofstad bekend tot ver buiten de landsgrenzen. Zijn kunst en die van zijn collega’s/vrienden vond grote aftrek bij vermogende particulieren en musea in onder meer Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Verzamelaars legden een relatie tussen deze schilders en de Hollandse Meesters uit de zeventiende-eeuw. Mesdag ontpopte zich tot een van de voormannen de Haagse School en tot een strategisch denkende kunstenaar met een groot internationaal netwerk, dat hij ook inzette ten behoeve van andere schilders.

Waddeneiland Mesdag kwam uit een welvarend Gronings gezin. Hij verloor zijn moeder op vierjarige leeftijd. Zijn vader was naast bankier ook voorzitter van kunstgenootschap Pictura en verzamelde kunst die op afspraak te bezichtigen was. Hendrik Willem en zijn broer Taco volgden op zijn initiatief tekenlessen. Toch was het een uitgemaakte zaak dat zij voor de bank van hun vader in effecten zouden gaan handelen. Hendrik Willem trouwde met Sientje van Houten, afkomstig uit een gegoede familie van houthandelaren. In 1863 kreeg het paar een zoon, Klaasje, die op zijn zevende overleed. Dankzij een grote erfenis van zijn schoonvader kwam er ruimte om een andere koers te varen. Nadat Mesdag in 1866 besloten had kunstschilder te worden, verbleven hij en Sientje enige

Mesdag in zijn atelier, ongedateerde foto (Panorama Mesdag) tijd in het Gelderse Oosterbeek. Hier was een kolonie van kunstenaars neergestreken die in de buitenlucht ‘naar de waarneming’ schilderde, volgens het voorbeeld van de Franse School van Barbizon. In Oosterbeek lag de basis voor de latere Haagse School. Sientje schilderde toen nog puur uit liefhebberij, maar na het overlijden van Klaasje zou ook zij zich professioneel aan het kunstenaarschap wijden. Hierna reisden zij door naar Brussel, waar neef Alma Tadema woonde. Hij voorzag Mesdag van adviezen en introduceerde hem bij Willem Roelofs, een spilfiguur voor Nederlandse kunstenaars in België. Brussel had op dat moment een levendig kunstklimaat en werd gezien als een ‘voorstad’ van Parijs. Brussel en zijn directe omgeving werden het onderwerp van de nog zoekende kunstenaar. Hij ontwikkelde er schildervaardigheden, zoals het weergeven van de juiste textuur van materialen en het

perspectief. Het was echter een vakantie in 1868 op het Duitse Waddeneiland Norderney die hem het onderwerp van zijn leven bezorgde. ‘De zee is mijn,’ placht Mesdag later te zeggen. In 1870 nam hij, met twee schilderijen, voor het eerst deel aan de Parijse Salon. Wie toegelaten werd tot deze prestigieuze tentoonstelling kon zich wentelen in de ruime aandacht van verzamelaars, handelaren en overheden voor aankopen en opdrachten. Mesdags Branding op de Noordzee won zelfs een medaille. Zijn naam was nu gevestigd en zijn internationale loopbaan nam een vlucht. Hij zou tot de best verkopende schilders van Nederland gaan behoren.

Twee werelden Toen Mesdag in 1869 terug wilde naar Nederland, besloten hij en Sientje vanwege hun liefde voor de zee in Den Haag te gaan wonen. Zelfbewust liet Hendrik zich in het adressenboek van de stad

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 7

7

06-12-16 09:40


‘De zee is mijn,’ placht Mesdag te zeggen inschrijven als kunstschilder. Hij werd direct lid van De Nieuwe of Littéraire Sociëteit De Witte. Dat is opvallend, want destijds accepteerde de sociëteit amper kunstenaars. Mesdag en Jozef Israëls, zijn jeugdvriend en collegaschilder, waren lange tijd de enigen. Vanaf de jaren 1870 moderniseerde Den Haag in rap tempo tot een mondaine, internationaal georiënteerde stad. De modderige straten, waar in 1866 nog cholera heerste, maakten plaats voor luxueuze stadsuitbreidingen en grachten werden gedempt om woonruimte te creëren. De provinciestad stond ten tijde van Mesdags verhuizing aan de vooravond van haar transformatie. Hendrik Willem en Sientje waren hier niet alleen

getuigen van, maar droegen letterlijk hun steentje bij. De Mesdags woonden eerst aan de Anna Paulownastraat 71, waar destijds nog geen straatverlichting of riolering was. Mesdag vroeg de gemeente er iets aan te doen. In 1870 verhuisde het echtpaar naar het in opdracht gebouwde ruime herenhuis aan de vlakbij gelegen nieuwe Laan van Meerdervoort. De gemeente werd geattendeerd op de smerigheid van de Trompstraat. De schilder zou wel vaker in de pen klimmen om bij de gemeente gunsten af te dwingen. Mesdag was een sociaal bewogen figuur die niet alleen de kunsten ondersteunde, maar ook zijn directe omgeving graag onder controle had. De Mesdags investeerden succesvol in onroerend goed aan de Laan van Meerdervoort en de Scheveningseweg. Bijna dagelijks werkte Mesdag in Scheveningen. Eerst in Villa Elba vlakbij de Oude Kerk aan de kop van de Keizerstraat, later in een kamer met zeezicht die hij huurde in Hotel Rauch, dat op de plaats van de afgebroken villa was

gebouwd. Van hieruit bestudeerde hij de zee in al zijn facetten en maakte hij in schetsboekjes notities over de weersomstandigheden en de bijbehorende kleuren. Ook de activiteiten op het strand of in het vissersdorp hadden zijn aandacht. In een later stadium hadden hij en Sientje een atelier op het Doornduin, vlakbij de Scheveningseweg. Dit buitenatelier is in de oorlogswinter van 1944 afgebroken. Mesdag leefde en werkte in twee werelden. Hij woonde riant en begaf zich tussen de welgestelden van Den Haag, maar hij bestudeerde ook het harde vissersbestaan. Het dorp Scheveningen bestond uit kronkelende straatjes, steegjes en sloppen. Op het strand kwamen de twee werelden samen: het traditionele vissersleven en het opbloeiende toerisme. De badgasten zaten in het begin nog tussen de bomschuiten.

Roemruchte feesten Mesdag werd lid van kunstenaarsvereniging Pulchri Studio, die in 1847 door onder anderen zijn leermeester Willem

Sientje en Hendrik Willem (staand) op hun vijftigjarig huwelijksfeest in Pulchri Studio, 1906. In het midden schilder Jozef Israëls (Panorama Mesdag) 8

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 8

06-12-16 09:40


Mesdags huis (links) en museum aan de Laan van Meerdervoort met op de achtergrond het Vredespaleis, 1931 (Haags Gemeentearchief) Roelofs was opgericht. Aanvankelijk werd hij na ballotage geweigerd, maar na het succes in de Parijse Salon kon de vereniging niet meer om hem heen. Al snel groeide Mesdag zelfs uit tot het stralende middelpunt. Hij wist de bekendheid van Pulchri (inter)nationaal te vergroten, wat leidde tot artistiek en financieel succes bij de kunstenaarsleden. Hij was van 1889 tot 1906 voorzitter en daarna erevoorzitter tot aan zijn dood in 1915. In 1898 kocht Mesdag samen met zijn broer Taco – die inmiddels ook kunstschilder en lid was – het pand aan het Lange Voorhout waar Pulchri Studio nog altijd is gevestigd. Op deze locatie bevond de vereniging zich tussen de (beoogde) clientèle. De chique burgerij, adel en leden van het hof waren nauw betrokken bij Pulchri. Mesdag liet het pand uitbreiden met grote, moderne zalen. Hier organiseerde hij succesvolle tentoonstellingen. Ook vonden er roemruchte feesten plaats. De banketten en tableaux vivants, waarin mensen poseerden als figuren van bekende

schilderijen, haalden de (inter)nationale krantenpagina’s. Dat Pulchri blij was met de Groninger, bleek wel uit de vele feesten die ter ere van hem gehouden werden, zoals de viering van zijn zeventigste verjaardag.

Eigen museum In 1887 lieten de Mesdags pal naast hun eigen huis aan de Laan van Meerdervoort een museum bouwen. Het was het derde als zodanig gebouwde museum in Nederland, na de eveneens in Den Haag gelegen Galerij van prins Willem V en het fraaie Teylers Museum in Haarlem. Wanneer je je wilde laven aan eigentijdse kunst, kon dat normaal gesproken niet anders dan bij verzamelaars thuis, op verkooptentoonstellingen van kunsthandelaren of bij verenigingen als Pulchri. Mesdag was de eerste in

Nederland die er een speciaal museum voor liet bouwen. Hier exposeerden hij en Sientje hun privé-kunstverzameling in combinatie met eigen werk. Veel kunstenaars bezochten de Mesdags om advies te vragen of werken aan te bieden. Daarbij vervulde het paar een actieve rol als mecenassen. In 1903 werd het Museum Mesdag (tegenwoordig Collectie Mesdag) overgedragen aan de staat. Koningin Wilhelmina bezocht het in 1911 samen met de Franse president Armand Fallières. Vlak achter Mesdags museum werd in 1913 het markante Vredespaleis geopend. Als het aan de kunstschilder gelegen had, was het er nooit gekomen. Hij was fel tegen het bouwproject in zijn ‘achtertuin’ en had bij de gemeente al vergeefs hiertegen geprotesteerd. Hij onderhield contacten met de nog jonge

Mesdag was fel tegen een Vredespaleis in zijn achtertuin HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 9

9

06-12-16 09:40


De Mesdags investeerden succesvol in onroerend goed

dat God u niet alleen als kunstschilder die zoveel voor het Genootschap “Pulchri Studio” heeft gedaan maar die de ontwerper zijt van een nieuw Museum van oude en Nieuwe kunst nog velen jaren zij toegezegd en een goede gezondheid.’ (bron: collectie Spheniscinae Club)

Seinpostduin koningin Wilhelmina, de beschermvrouwe van Pulchri en zelf kunstenaarlid (ze schilderde landschappen). Maar toen zij in 1904 de ontwerptekeningen voor het Vredespaleis in Pulchri wilde tonen, weigerde de voorzitter. Wilhelmina stelde toen het Paleis Kneuterdijk ter beschikking. Mesdag was zo met Pulchri verbonden, dat hij post ontving die was geadresseerd aan zowel zijn privéadres als aan dat van de sociëteit. Zo ontving hij voor zijn verjaardag de felicitaties van collega-schilder Theophile de Bock. In deze niet eerder gepubliceerde brief schrijft De Bock: ‘Mag ik u op deze dag waarop u uwe 82e verjaardag hoopt te vieren hartelijk en innerlijk verheugd feliciteeren hoopende

Het opvallendste dat Mesdag aan Den Haag zou nalaten was het immense 360 graden-panorama van Scheveningen, waaraan hij in 1880 begon te schilderen. Hij werd geholpen door Sientje en de collega’s Theophile de Bock, George Hendrik Breitner en Bernard Blommers. Het betrof een commerciële opdracht van de exploitant, het Brusselse Société Anonyme du Panorama Maritime de la Haye. Panorama’s waren volksvermaak en werden doorgaans niet door erkende kunstschilders gemaakt. Mesdags vrienden begrepen niet dat hij zijn goede naam hiermee durfde te riskeren. Toen het Panorama in augustus 1881 werd geopend in een cilindervormig pand dat speciaal daarvoor

in de Zeestraat was gebouwd, waren de reacties echter verrast en lovend. Vincent van Gogh, die toen in Den Haag woonde, schreef: ‘De enige onvolkomenheid van dit schilderij is dat het geen onvolkomenheid heeft.’ Bezoekers hadden daadwerkelijk het gevoel te staan op het Seinpostduin, het door Mesdag gekozen uitzichtpunt. Dit was toentertijd het hoogste duin van Scheveningen. De gemeente besloot het af te graven, ondanks Mesdags smeekbeden om deze ‘zeldzaam schoone plek’ in stand te houden. De schilder kocht het Panorama terug van de onderneming, toen deze failliet ging. Hij breidde het in 1911 uit met expositiezalen en het werd een particulier museum. Tot op de dag vandaag komen jong en oud, toerist en kunstliefhebber naar Den Haag om Mesdags panorama en zeegezichten te bewonderen. Ruim honderd jaar na zijn dood in 1915 is hij nog altijd een van de grootste ambassadeurs van de stad. Dan Dickhof is conservator van Panorama Mesdag

Kinderen kijken hun ogen uit in het panorama (Panorama Mesdag)

10

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 10

06-12-16 09:40


VOETSTAPPEN

Oudejaarstraditie Uitgebrande auto’s en gewonden door een steekpartij. Bij zo’n resultaat spreekt de Haagse politie tegenwoordig van een ‘rustige jaarwisseling’. Zijn we gewend geraakt aan geweld tijdens Oudejaarsnacht of is het van alle tijden? In een serie foto’s van Oudjaarsavond 1960, genomen op de Goeverneurlaan in Laak, gaan politieagenten met helm en blanke sabel achter jongeren aan. Voor het portiek van nummer 142 pakken ze er eentje. Het meisje lijkt vooral van de cameraflits te schrikken. Het jaar ervoor ging het voor het eerst echt mis. Op de Hoefkade leverde een ‘woest en vernielzuchtig publiek’ (aldus

Beeld en tekst: Arthur van Beveren een krantenbericht) een veldslag met de politie, nadat rivaliserende groepen jongeren met elkaar op de vuist waren gegaan in de strijd om kerstbomen. In 1961 neemt ‘een bende vlegels’ revanche en daagt de politie uit. De 16-jarige Wim Scholte wordt tijdens een politiecharge geraakt door een sabel en overlijdt op weg naar het ziekenhuis aan een slagaderlijke bloeding. De politie geeft tegenstrijdige verklaringen, maar moet uiteindelijk toegeven dat de jongen door extreme maatregelen om het leven is gekomen. De blanke sabel verdwijnt rond 1970 uit de politieuitrusting.

COLOFON Abonneeservice T. 085-0407400 E. klantenservice@virtumedia.nl Redactie Hoofdredactie: Bladmanagement: Eindredactie: Beeldredactie: Redactie:

Bas Kromhout Astrid Abbing Dick van Rietschoten, Piet Vernimmen Froukje Holtrop Michiel van der Mast, Lex van Tilborg

Vormgeving Theo van Vliet

Drukkerij Virtùmedia Aan dit nummer werkten mee: Arthur van Beveren, Dan Dickhof, Maarten van Doorn, Koos Havelaar, Ferry Mingelen, Marcel Teunissen, Ab Waasdorp, Wim Willems Contact redactie@haagsehistoriemagazine.nl Dit magazine wordt mede mogelijk gemaakt door Fonds 1818 en de gemeente Den Haag.

Haagse Historie is een uitgave van Stichting Haagse Historie & Erfgoed. Voorzitter: Jan E. van Dam Secretaris: Han Heemskerk Penningmeester: Theun de Graaf Bestuursleden: Marco van Baalen, Frans van der Leeuw Redactie-adviesraad Marijke Bruggeman Diederick Cannegieter Hendrik den Heijer Ronald A. van der Spiegel Pim Waldeck

Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 11

11

06-12-16 09:40


REVOLUTIE

HAAGSE In 1785 was Den Haag het toneel van een eigenaardige revolutie. Stadhouder prins Willem V ontvluchtte de residentie, hoewel de meeste Hagenaars aan zijn kant stonden. Hoe kon het zo ver komen? Door Maarten van Doorn

12

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 12

06-12-16 09:40


E LENTE Orangisten houden de koets met de afgevaardigden van Dordrecht tegen op het Binnenhof, 17 maart 1768. Schilderij van Bart van Hove, ca. 1848 (Haags Historisch Museum)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 13

13

06-12-16 09:40


Spotprent op de eedsaflegging van de leden van het patriotse Genootschap van Wapenhandel in Den Haag in de Koekamp op 7 september 1787. De patriotten zijn afgebeeld als keeshonden (Rijksmuseum Amsterdam)

D

e spanning op het Binnenhof is om te snijden. Het is vrijdag 17 maart 1786, klokke vier. Zojuist hebben de Staten van Holland in hun vergaderzaal, op de plek waar nu de Eerste Kamer bijeenkomt, de zitting van die dag beëindigd. Als een van de eersten komen de Dordtse afgevaardigden, pensionaris Cornelis de Gijselaar en burgemeester Ocker Gevaerts, naar buiten. Zij stappen in een gereedstaande koets en geven de koetsier opdracht naar het Buitenhof te rijden. De enige directe verbinding daarnaartoe loopt via de Stadhouderspoort, maar die mag eigenlijk alleen gebruikt worden door de stadhouder, de prins van Oranje, in zijn rijtuig. Voetgangers hebben weliswaar door een opening in de poortdeur ook toegang, maar dat telt niet. Een rijtuig met paarden wel. Dat geeft status en de

14

stadhouder bezit nu eenmaal de hoogste status, althans volgens zijn aanhangers. Een flinke menigte heeft zich inmiddels verzameld bij de poort, die al de hele dag openstaat. De Hagenaars voelen dat er iets gaat gebeuren. Zouden

De prins kon overal aanhangers op het pluche helpen leden van de Staten van Holland het aandurven met hun koets door de Stadhouderspoort te rijden? De ‘Edele Groot-Mogende Heeren’ vinden dat ook zij dit voorrecht hebben. Zij zijn toch de soevereine macht en niet de stadhouder,

die in principe slechts hun dienaar is? Zo zet de koets van de Dordtenaren koers richting poort. Gemor klinkt op uit de menigte en zwelt aan als er ineens een man naar het rijtuig springt en de paarden tot stilstand wil brengen. Waarschijnlijk heeft hij het op de inzittenden gemunt. Hij slaagt niet in zijn opzet, want de drossaard van het Hofgebied grijpt direct met vijf van zijn rakkers in en arresteert de aanslagpleger. Bij de aanblik van de aanstormende wachters binden de toeschouwers in, al wordt her en der nog een mes getrokken en met een sabel gezwaaid. De regenten kunnen hun rit door de poort voortzetten. De aanslagpleger – terrorist zouden wij hem nu noemen – was de Oranjegezinde pruikenmaker François Mourand, afkomstig uit Doornik in de Zuidelijke (of ‘Oostenrijkse’) Nederlanden, vlak bij de Franse grens. Hij wordt meteen op-

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 14

06-12-16 09:41


gesloten in de Gevangenpoort en in een mum van tijd ter dood veroordeeld. De Dordtse regenten weten echter de straf om te zetten in levenslange opsluiting, bang als ze zijn dat Mourand een martelaar wordt voor de prinsgezinden.

Democratische verlangens De onrust en opwinding in die lentemaand van 1786 was het gevolg van het (vooral politieke) conflict tussen regenten en stadhouder prins Willem V. Het was een strijd die eigenlijk al vanaf het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden gevoerd werd tussen de Staten-Generaal, die het hoogste gezag in de Republiek vertegenwoordigden, en de stadhouders, die in beginsel alleen maar de dienaars waren van de Staten van elke afzonderlijke provincie. De stadhouders waren wel belast met het commando over het leger en de vloot. In tijden van oorlog hadden zij daarom veel macht, maar in vredestijd werd het uit huursoldaten bestaande leger afgedankt en zagen de stadhouders hun positie tegen hun zin in verschrompelen. Twee keer deden de provincies minus Friesland het zonder stadhouder. De eerste keer was dat tussen 1650 en 1672 en daarna volgde er nog een stadhouderloos tijdperk van 1702 tot 1747. Telkens keerde een Oranjeprins als stadhouder en opperbevelhebber terug, en elke keer met meer macht dan tevoren. Een belangrijk recht dat een stadhouder had – maar niet altijd uitoefende – was het benoemen van (pro-Oranje) stadsbestuurders, het zogeheten ‘verzetten van de wet’. Zeker in Holland, de provincie met de meeste invloed in de Republiek, hadden de steden het voor het zeggen en dus ook de stadhouder. Prins Willem III wist zo als stadhouder veel macht te verwerven. Na zijn dood in 1702 kwam daar een eind aan. Pas in 1747, toen de Republiek weer eens aan de rand van de afgrond stond door een oorlog met Frankrijk, kreeg Willem IV in alle provincies de touwtjes in handen. Zo kon hij overal ‘de wet verzetten’ en zijn aanhangers op het pluche helpen. Er was al langer kritiek op het functioneren van de ‘grondwet’ van de Republiek, vastgelegd bij de Unie van Utrecht van 1579, maar het lukte niet noodzakelijke hervormingen doorgevoerd te krij-

gen. Met het aan de macht komen van Willem IV als erfstadhouder in de hele Republiek in 1747 hoopten voorstanders van hervormingen dat Willem de kans zou grijpen om daadwerkelijk tot aanpassingen te komen. Helaas kwam het niet zo ver en hij overleed bovendien al in 1751. De teleurstelling daarover en de vrees dat ook opvolger Willem V geen verbetering zou brengen, deed onder de ontwikkelde burgers democratische verlangens ontstaan. Zij hadden immers geen toegang tot de regeringscolleges in de Staten en steden, want daar hadden de aristocratische regentenfamilies – aangesteld door de stadhouder – het voor het zeggen.

Burgers hadden geen toegang tot de regeringscolleges Maar ook binnen de regentengroepen leefde onvrede over de in hun ogen te machtige stadhouder. Zo had een groot deel van de Staten van Holland sympathie voor de anti-Orangisten. Geleidelijk ontstond er daarom een brede oppositiebeweging tegen het erfstadhouderlijk bewind. Uit vaderlandslievende

Willem V als legeraanvoerder. Ets van Reinier Vinkeles naar ontwerp van Tethart Philip Christian Haag uit 1779 (Rijksmuseum Amsterdam)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 15

15

06-12-16 09:41


overwegingen – daarom noemden zij zich patriotten. Een flinke steun in hun rug was het pamflet dat in 1781 anoniem verscheen onder de titel Aan het volk van Nederland. Het was geschreven, zo bleek later, door de Overijsselse edelman Joan Derk van der Capellen tot den Poll. De schrijver riep onder meer op tot het vormen van ‘vrijkorpsen’ (groepen gewapende burgers) om de macht over te nemen.

Welvaart Het was op die 17e maart 1786, de dag van de provocatie door de Dordtse Statenleden, beslist niet de eerste keer dat Den Haag het toneel was van opstootjes en zelfs oproer tussen Oranje-aanhangers en mensen die de prins bekritiseerden. Vanouds was de overgrote meerderheid van de Haagse bevolking altijd op de hand van de stadhouders geweest. Dat had verschillende redenen. Ten eerste was Den Haag het centrum van de macht. Op het oude grafelijke Binnen-

De entourage van de stadhouder was een bron van inkomsten hof zetelden immers de Staten-Generaal en de machtige Staten van Holland. Bovendien was het de residentie van de stadhouder en met hem van een flinke hofhouding. Ook resideerden in de stad tal van gezanten van buitenlandse mogendheden. Hun aanwezigheid en die van de hofhouding was voor de Haagse ambachtsnijverheid een bron van welvaart. Omgekeerd was het ontbreken van het stadhouderlijk hof, zoals in de eerste helft van de achttiende eeuw, juist een reden tot economische malaise. De Statenleden droegen weliswaar ook bij aan de plaatselijke welvaart, maar deze regenten kwamen maar eens in de zoveel tijd naar Den Haag. De entourage van de stadhouder was in de ogen van de Hage-

16

naars een zekere en constante bron van inkomsten. Elke aanslag op de positie van de stadhouder zagen de Hagenaars als een aanslag op hun inkomsten en die van de stad.

Opgehitst en dronken De Vierde Engelse Oorlog (1780-1784) verliep ongunstig voor de Republiek. Voor de regenten die zich wilden ontworstelen aan de stadhouderlijke patronage een mooie aanleiding om kritiek uit te oefenen op het functioneren van prins Willem V als opperbevelhebber van leger en vloot. Was de stadhouder misschien niet wat al te pro-Engels? Zijn moeder was immers de dochter van de voormalige Britse koning George II? Zulke en andere aantijgingen drongen de stadhouder in het defensief. Om hem te steunen wilden zijn aanhangers hem op 6 december 1782 een ‘dankadres’ aanbieden dat door veel Oranjegezinde Hagenaars, al dan niet verleid met gratis drank, was ondertekend. Ook hofleveranciers werden onder druk gezet hun personeel te laten tekenen. Toen de Haagse magistraat de dankbetuiging verbood omdat deze wellicht onrust zou veroorzaken, sloeg de vlam in de pan. Opgehitst en dronken gevoerd toog een groep Orangisten naar het Buiten- en Binnenhof, waar zij vuurwerk afstaken en met pistolen in de lucht schoten. Eerst liepen zij naar het huis van baljuw (rechter) Van der Does om hem te loven voor zijn Oranjegezindheid. Via het huis van griffier en ‘regentenknecht’ Hendrik Fagel kwamen zij daarna bij de residentie van de eveneens onbetrouwbaar geachte raadpensionaris Pieter van Bleiswijk, op de hoek van de Herengracht en de Zwarte Weg. Daar ontaardde het gewoel in ordinair belletje trekken. Door het uit een bovenraam gooien van een handvol munten stelden de bewoners de demonstranten echter snel tevreden, waarna ze zingend en lallend afdropen. Het waren, zo bleek, inderdaad slechts herrieschoppers. Maar de Staten van Holland, die de Haagse rellen van 1672 (moord op de gebroeders De Witt) en 1748 (het pachtersoproer, waarbij de

huizen van de gehate belastingpachters werden geplunderd) niet vergeten waren, eisten van de stadhouder een verklaring. Willem V deed er namelijk nogal nuchter over en sprak van een ‘Sint Nicolaaspretjen’. Ook in Den Haag groeide de groep critici van de Oranjes, zodanig zelfs dat in 1785 het patriotse Haagse vrijkorps ‘Voor ’t Vaderland’ werd opgericht. Dit was enerzijds bijzonder, omdat Den Haag immers zeer Oranjegezind was, maar anderzijds kon het vrijkorps juist bestaan doordat het kon pronken met de inmiddels in meerderheid patriots gezinde Staten van Holland als beschermer. Het korps bestond voornamelijk uit jonge vertegenwoordigers van de middenklasse. In tegenstelling tot patriotse vrijkorpsen elders in de Republiek hadden de Hagenaars voor zover bekend

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 16

06-12-16 09:41


De Brandenburger Tor in Berlijn is in 1788-1791 gebouwd ter herinnering aan de Pruisische bezetting van Nederland. Voor het Victoria-standbeeld stond Wilhelmina van Pruisen model. Foto Aleph, 2006 (Wikimedia Commons)

geen democratische ambities. Exerceren en oefenen met wapens waren de voornaamste activiteiten. Ze kregen daarvoor ruimte op een stukje land net buiten de stad achter herberg De Zoete Inval op de Denneweg, waar ze het strijk en zet aan de stok kregen met pesterige prinsgezinden.

Vernederd In september 1785 braken opnieuw relletjes uit in de stad. Dat was op een zondag, toen de prins op het Plein zijn gebruikelijke wekelijkse inspectie van de wacht hield, een gebeurtenis die altijd veel publiek trok. Die dag stond er tussen het publiek een aantal geüniformeerde vrijkorporisten uit omliggende steden, die hardop vervelende opmerkingen maakten. Dat pikten de Oranjegezinden onder

de toeschouwers niet. Er ontstond een gevecht en een wilde achtervolging door de Lange Poten en de Spuistraat, tot de ‘vreemdelingen’ het huis van een bevriende patriot in de Venestraat konden binnenvluchten. Na herhaalde pogingen de boze menigte te ontlopen, werden ze uiteindelijk bij de stadsherberg aan het Zieken door ordehandhavers ontzet. Slechts twee van de achtervolgers werden gearresteerd en veroordeeld tot geseling en verbanning. Willem moest bij de Staten op het matje komen. Hem werd verweten dat hij de rel niet direct had onderdrukt. Na lang heen en weer praten moest hij zich erbij neerleggen dat hem het commando over het garnizoen werd ontnomen. De prins voelde zich daardoor zo vernederd dat hij Den Haag verliet. De Oranjefamilie verhuisde naar paleis Het Loo in

Willem V sprak van een ‘Sint Nicolaaspretjen’ Apeldoorn en later naar het Valkhof in Nijmegen. In Gelderland waren de Staten in meerderheid prinsgezind. Daar voelde hij zich veiliger.

Contrarevolutie Voorlopig leek het patriotse bewind de touwtjes stevig in handen te hebben. Na de aanslag van pruikenmaker Mourand in maart 1786 lieten de prinsgezinden in Den Haag weinig meer van zich horen dan wat scheldpartijen met

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 17

17

06-12-16 09:41


Allegorie op het herstel van Willem V als stadhouder. Ets van Mathias de Sallieth naar een tekening van Benjamin Samuel Bolomey, 1787 (Rijksmuseum Amsterdam)

Het ‘Oranjevolk’ ging steeds brutaler tegen de vrijkorporisten te keer patriotten en het dragen van oranje gekleurde kleren of lappen. De prins zelf probeerde zich in het Gelderse daadkrachtig op te stellen, bijvoorbeeld door het patriotse bewind in Hattem en Elburg neer te slaan. Dit kwam hem in Holland, waar de Staten in meerderheid patriotsgezind waren, te staan op het verlies van het opperbevel over leger en vloot. Een aanval op Holland durfde hij echter niet aan, tot ongenoegen van zijn

18

vrouw Wilhelmina, de zus van de Pruisische koning Frederik Willem II. In juni 1787 deed Wilhelmina een poging tot contrarevolutie door naar Den Haag te rijden. Ze wilde alleen al door haar verschijning de Oranje-aanhangers aanmoedigen zich tegen het heersende patriottenbewind te keren. Haar opzet mislukte echter doordat ze op 28 juni bij Goejanverwellesluis (ter hoogte van Oudewater) door een groep patriotten werd tegengehouden. Dit affront liet haar broer niet op zich zitten. De Pruisissche koning stuurde subiet 25.000 soldaten naar de Republiek en al na drie dagen kon Willem V de provincie Utrecht binnen trekken. Dit bericht veroorzaakte paniek onder de Haagse patriotten. Veel patriotse regenten namen de benen naar Amsterdam en leden van Voor ’t Vaderland sloegen op de vlucht, ondanks een

recente versterking van hun bewapening met twee kanonnen. Het ‘Oranjevolk’ rook zijn kans en ging steeds brutaler tegen de vrijkorporisten te keer. Het bleef niet bij uitjouwen, want hun huizen werden bekogeld met stenen, deuren en luiken werden geforceerd en de inboedel werd kort en klein geslagen of in het water gegooid. Acht leden van de Zwitserse garde van het Haagse garnizoen overvielen de wachtplaats van de patriotten in de Wagenstraat en namen de kanonnen als buit mee. In een in allerijl bijeengeroepen Statenvergadering besloten de nog aanwezige leden de anti-stadhouderlijke besluiten terug te draaien en de prins uit te nodigen naar Den Haag terug te keren. Dat stond Willem genadiglijk toe en op 20 september 1787 haalden de Hagenaars hem bij de Bosbrug onder gejuich binnen. Na precies twee jaar en vijf dagen was Willem V weer in zijn geboortestad, waar de plunderingen overigens nog tot in oktober voortduurden. In januari 1795 was het echter definitief afgelopen met Willems Haagse tijd. Op de vlucht voor het binnenvallende Franse leger, dat de steun van de patriotten kreeg, nam hij met zijn familie de wijk naar Engeland. En hoe liep het af met pruikenmaker François Mourand? Hij werd na de omwenteling van 1787 vrijgelaten uit de gevangenis, kreeg een heldenontvangst op het stadhuis en overleed bijna veertig jaar later, in 1825. Maarten van Doorn was 32 jaar onderzoeker bij het Haags Gemeentearchief

Verdieping

• Ch. Boissevain e.a., Van weegluis tot Pruis. De patriottentijd in Den Haag 1780-1787 (1987) • M. van Doorn en K. Rademaker, ‘Pionnen in de patriotse strijd. Een onderzoek naar de Haagse vrijkorporisten’. in: Jaarboek Die Haghe (1991) • J. Rosendaal, De Nederlandse revolutie. Vrijheid, volk en vaderland 1783-1799 (2005)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 18

06-12-16 09:41


MINGELEN

Witt-Zwart FOTO: PUCK SOETENS

S

tel dat de gebroeders De Witt zwart waren geweest. Zwarte Johan. Of Cornelis de Zwart. Zouden hun lichaamsdelen dan ook te kijk liggen in een museum? Zoiets ligt tegenwoordig heel gevoelig. De vraag wordt actueel omdat in 2017 wordt vastgesteld of de tong en vinger die het Haags Historisch Museum in bezit heeft werkelijk van Johan of Cornelis de Witt waren. Zo ja, dan volgt de vraag: moeten we ze blijven tentoonstellen of niet? ‘Ik aarzel daarover’, zegt museumdirecteur Marco van Baalen. Hij is niet de eerste die met deze vraag worstelt. Overblijfselen van zwarte Afrikanen in een museumvitrine zijn al langer omstreden. Frank Westerman beschrijft in El Negro en ik hoe hij in een Spaans museum een opgezette San (‘Bosjesman’) ontdekte wiens nog intacte lijk rond 1830 door een Franse grootwildjager werd opgegraven en opgezet. Pas in 1997 verwijderde het museum deze ‘symboolneger’ na veel discussie. Hetzelfde gebeurde met de overblijfselen van Saartjie Baartman, een jonge Khoikhoi (‘Hottentot’)-vrouw die rond 1800 met haar enorme billen en uitzonderlijke schaamlippen de show stal in de populaire freakshows in Londen en Parijs. Na Saartjies dood in 1815 werden haar hersenen en genitaliën tot 1974 tentoongesteld in een museum in Parijs. Later werd ze, op voorspraak van Nelson Mandela, in Zuid-Afrika begraven. Van de machtige regenten Johan en Cornelis de Witt die in het rampjaar 1672 door een losgeslagen Oranjemeute werden gelyncht en in stukken gescheurd, resten alleen een tong en een vinger. In 1888 kreeg het toenmalige Haags Gemeentemuseum

de lugubere souvenirs in handen, maar ze wekten zoveel afschuw dat de gemeenteraad in 1894 de tentoonstelling ervan verbood. Inmiddels liggen ze al jaren in een vitrine van het Haags Historisch Museum, meewarig bekeken door de geschilderde Johan de Witt aan de wand ertegenover. Maar zijn ze wel van de gebroeders De Witt? Vijf jaar geleden deed forensisch antropoloog Reza Gerretsen al een verrassende ontdekking. Het botje dat honderden jaren voor een teen was aangezien, bleek 2,5 kootje van een afgesneden vinger te zijn. Gerretsen is heel benieuwd wat een DNA-onderzoek oplevert. ‘Afstammelingen van De Witt hebben zich al enthousiast voor een DNA-test gemeld, maar ik heb ze dat ontraden. Stel je voor dat overgrootoma vreemd ging en ze horen nu dat ze helemaal geen De Witt zijn.’ Gerretsen hoopt dat het familiegraf van de ouders van Johan en Cornelis in de Grote Kerk in Dordrecht geopend mag worden. ‘Als hun kisten maar niet tegen de buitenmuur liggen, want 300 jaar wildplassers kunnen heel wat schade hebben aangericht.’ Als uit de DNA-test blijkt dat de lichaamsdelen uit het museum niet van De Witt zijn, is directeur Van Baalen van een lastige keus verlost. En anders? Terug naar het depot? Van Baalen weet het nog niet. Het zijn tenslotte wel publiekstrekkers. Als de vinger en tong geëxposeerd blijven, zullen de sociale media echt niet ontploffen. De gebroeders De Witt waren immers geen inwoners met een immigratieachtergrond, zoals dat nu officieel heet, maar Hollandse heren. En nog wel leden van de elite, die toen niet erg geliefd was. Met hun overblijfselen kun je dus doen wat je wilt.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 19

19

06-12-16 09:41


BEELDVERHAAL

IJs en weder dienende Autopech op de besneeuwde boulevard van Scheveningen. Fotoburo Meyer, ca. 1960 (Haags Gemeentearchief)

20

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 20

06-12-16 09:41


Hoe harder het waait, hoe hoger de golven en hoe oorverdovender het geraas. Hoe harder het vriest, hoe stiller het wordt. Zelfs de zee komt tot stilstand. Extreme weersomstandigheden zie en voel je het beste aan de kust. Door Froukje Holtrop

D

e kust van Scheveningen is heel wat geteisterd door stormen. De Allerheiligenvloed op 1 november 1570 stuwde het water zo hoog op dat bijna honderd huizen werden weggespoeld. De pinksterstorm van 1860 kostte in ĂŠĂŠn dag aan 32 Scheveningse vissers het leven en toverde heel wat boten om in wrakhout. De storm van december 1894 veroorzaakte eveneens veel schade. Er was nog geen haven; de bomschuiten lagen met hun platte bodems op het strand. Ze raakten op drift en werden op elkaar gesmeten. De strandweg werd weggeslagen. Niet lang daarna begon men met het verstevigen van de kust en de aanleg van de boulevard. De roep om een

haven was luid te horen. Na heel wat gesteggel kwam die er in 1904. Een strenge winter had in 1740 heel Europa in zijn greep. Volgens overlevering was het zo koud, dat reizigers doodvroren in hun diligences. Op het strand van Scheveningen vormden zich ijsdammen, door prentkunstenaar Daniel Marot vastgelegd. Ook in de koudste winter van de vorige eeuw, die van 1963, waren er ijsdammen op het Scheveningse strand. Extreem winterweer kan aan de kust levensgevaarlijk zijn. Maar het zorgt soms ook voor plezier. Lekker leunen in de beukende wind, of genieten van dramatische zeegezichten. Wie gaat er niet kijken?

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 21

21

06-12-16 09:41


IJsdam voor Scheveningen. Tekening van Daniel Marot, 1740 (Haags Gemeentearchief)

De reddingboot ‘Zeemanshoop’ redt bemanningsleden van de SCH 102 ‘Maarten’, die op het Noorderhavenhoofd is gestrand. Drie van hen komen om het leven. Foto Hans G.L. Schimmelpenningh, 9 oktober 1928 (Haags Gemeentearchief)

22

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 22

06-12-16 09:41


De storm heeft vissersschepen tegen het duin bij Seinpost aan gesmeten, ca. 23 december 1894 (Haags Gemeentearchief)

Waaghalzen op een Schevenings strandterras. Foto Hans G.L. Schimmelpenningh, 29 juni 1938 (Haags Gemeentearchief)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 23

23

06-12-16 09:41


Golven slaan over de borstwering van de Strandweg. Fotoburo Meyer, februari 1958 (Haags Gemeentearchief)

24

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 24

06-12-16 09:41


IJsdammen op het strand. Foto W.F. van Oosten, januari 1963 (Haags Gemeentearchief)

Uitwaaien ter hoogte van de vuurtoren. Fotoburo Meyer, ca. 1960 (Haags Gemeentearchief)

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 25

25

06-12-16 09:41


ARCHITECTUUR

Pionier van de moderne stad Een gasfabriek, een elektriciteitscentrale, een slachthuis, tramremises, badhuizen, scholen. In de overgangsperiode van de negentiende naar de twintigste eeuw verrezen in Den Haag tal van gemeentelijke gebouwen die de handtekening droegen van een bescheiden maar zeer productieve ontwerper: Adam Schadee. Door Koos Havelaar en Marcel Teunissen

H

agenaars kennen ongtwijfeld De Grote Pyr, het monumentale gebouw met de trapgevels aan de Waldeck Pyrmontkade dat 110 jaar geleden verrees als Hoogere Burgerschool. Tegenwoordig is het een multifunctioneel centrum, dat vele activiteiten herbergt. De architect van dit pand – en vele andere karakteristieke Haagse bouwwerken uit die periode – was Adam Schadee (1862-1937). Zijn bijna

vergeten naam verdient een plaats in de Haagse ‘Hall of Fame’. Tijdens de laatste decennia van de negentiende eeuw werd de basis gelegd voor de vorming van het moderne Den Haag. Na een weifelend begin voerde het gemeentebestuur steeds meer de regie over de ontwikkeling van een in omvang bescheiden gemeente naar metropool en industriestad. Infrastructuur, ruimtelijke ordening en nutsvoorzienin-

Ongedateerd portret door een studio in de Zoutmanstraat (particuliere collectie)

26

gen werden niet langer aan particuliere initiatieven overgelaten. De Dienst Gemeentewerken speelde een hoofdrol in het ontwerpen, uitvoeren en beheren van de bouwwerken die de groei met zich meebracht. Op 1 mei 1890 werd Isaac Anne Lindo (18481941) geïnstalleerd als eerste algemeen directeur. Lindo zette zich in voor uitbreiding van het personeelsbestand en het binnenhalen van bouwtechnische expertise. Hierdoor kon onder anderen de jonge architect Adam Schadee op 1 september 1891 worden aangesteld als bouwkundige.

Bescheiden en ijverig Schadee kwam uit het Land van Maas en Waal, waar hij in 1862 in het dorp Wamel werd geboren als jongste zoon in een gezin van zes kinderen. Na de middelbare school in Tiel volgde hij de opleiding architectuur aan de Rotterdamse Academie van Beeldende Kunsten. Daarna vestigde hij zich in Parijs, waar hij in 1888 aan de École Nationale Supérieure des Beaux Arts het architectendiploma behaalde. Deze opleiding stond destijds hoog in aanzien. Al snel manifesteerde Schadee zich als de rechterhand van Lindo. Hij werd geprezen om zijn ‘bescheidenheid, werkijver, geduld, behulpzaamheid en opgeruimd karakter’. Ook de vele voorbereidende studies die hij verrichtte vielen op. Die waren beslist nodig, want veel van de door Gemeentewerken te ontwerpen industriële complexen en gebouwen waren niet gestoeld op al bestaande voorbeelden en hadden een destijds ongekende omvang. Denk bijvoorbeeld aan de Eerste Scheveningse Haven en het Laakhavengebied, het eerste planmatig aangelegde industrieterrein van Nederland.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 26

06-12-16 09:41


Gevelontwerp voor de machinehal van de Elektriciteitsfabriek aan het De Constant Rebecqueplein (Haags Gemeentearchief) Ook de bouw van het openbaar slachthuis was een huzarenstukje: in 1907 was hiervoor een budget van 2,2 miljoen gulden (bijna 1 miljoen euro) uitgetrokken. Het slachthuisterrein aan de Laak was grofweg 500 bij 150 meter groot en daarmee afgestemd op een bevolking van een half miljoen inwoners. Dat was geen overtrokken prognose, want Den Haag groeide tussen 1890 en 1918 van 157.000 naar 346.000 inwoners. Schadee gaf het complex een heldere indeling, die de stappen in het slachtproces volgde.

Wegbereiders De stedenbouwkundige vakliteratuur is er grotendeels debet aan dat het werk van Schadee is overschaduwd door de aandacht voor architect H.P. Berlage en diens Uitbreidingsplan uit 1908. Lange tijd werd algemeen gedacht dat Lin-

do en zijn dienst niet capabel genoeg waren om een uitbreidingsplan voor Den Haag te maken dat aan de eisen van de nieuwe tijd beantwoordde. De opkomst van de moderne stedenbouw wordt doorgaans uitsluitend in verband gebracht met de verkeersdoorbraken, diagonalen, ‘vorken’ en andere monumentale accenten uit het plan van Berlage, dat overigens maar voor een deel is uitgevoerd. Lindo en Schadee zijn daarentegen neergezet als representanten van een overgangsperiode, meer als tussenpausen dan als wegbereiders. Maar dit beeld moet worden

genuanceerd. Zij waren de pioniers van de Haagse verstedelijking. Als eerste algemeen directeur van Gemeentewerken zette Lindo op voortvarende wijze nieuwe lijnen uit voor de ruimtelijke en industriële ontwikkeling van Den Haag. Schadee gaf hieraan uitwerking op het niveau van de architectuur. De actieradius van de Dienst Gemeentewerken was groot. Zij was onder meer actief op het gebied van volksgezondheid, onderwijs, economie, infrastructuur, volkshuisvesting en industrialisatie. Het oeuvre van Schadee was daardoor niet alleen omvangrijk maar ook zeer

Het werk van Schadee is lange tijd overschaduwd door de aandacht voor Berlage HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 27

27

06-12-16 09:41


divers, zowel qua gebouwtypen als wat de bouwstijl betreft. Het varieerde van kleine verbouwingen en interieurs van gemeentelijke panden tot grote industriele complexen zoals drie tramremises, de Elektriciteitscentrale aan de De Constant Rebecquestraat, de tweede Gemeente Gasfabriek langs de Trekvliet en het Slachthuisterrein bij de Laakhaven. Bovendien ontwierp Schadee de eerste gemeentelijke telefooncentrale aan de Hofstraat (ongeveer op de plek waar nu de nieuwbouw van de Tweede Kamer staat), de eerste openbare bibliotheek aan de Bilderdijkstraat, het GGD-hoofdgebouw aan de Waldeck Pyrmontkade, politiebureaus, brandweerkazernes en een grote reeks gemeentescholen. Hij speelde tevens een hoofdrol bij de introductie van de gemeentelijke volksen schoolbadhuizen. Het nog altijd bestaande complex aan de Spionkopstraat is een van de best bewaard gebleven badhuizen van heel Nederland. Ook de eind 1915 opgeleverde eerste Haagse woningwetwoningen rond de Reepstraat en Kompasstraat in Scheveningen kwamen van Schadee’s tekentafel.

Gekleurde bakstenen

Gemeentelijke Telefooncentrale aan de Hofstraat 2. Foto H.A.W. Douwes, ca. 1940 (Haags Gemeentearchief)

Een aantal niet uitgevoerde ontwerpen van Schadee is minstens zo interessant. Zo maakte hij in opdracht van het College van B&W uitbreidingsplannen voor het oude Raadhuis aan de Groenmarkt. Het was het begin van een langdurige

Tweede leven Veel van Schadee’s gebouwen gingen ten onder aan de modernisering van de stad die hij zelf met Lindo in gang had gezet. Dat neemt niet weg dat een deel van zijn scheppingen de tand des tijds heeft doorstaan. Ze zijn geconserveerd of gerenoveerd en kregen vaak een tweede leven. Fraaie voorbeelden zijn het Haags Openbaar Vervoermuseum (de voormalige tramremise aan de Frans Halsstraat), Residentie Johan de Witt (de voormalige tweede gemeentelijke HBS aan de Stadhouderslaan), De Grote Pyr (de voormalige derde gemeentelijke HBS aan de Waldeck Pyrmontkade) en de Paul van Vliet Academie (de voormalige openbare lagere school aan de Deventersestraat). In de voormalige brandweerkazerne met politiebureau aan het Schipperplein (Duinstraat) in Scheveningen worden in 2017 appartementen opgeleverd, een initiatief van Stadsherstel Den Haag. Bij de transformatie van het Slachthuisterrein tot woningbouwlocatie aan het begin van de jaren negentig zijn weliswaar veel gebouwen van Schadee verloren gegaan, maar het project vormde wel een inspirerend voorbeeld voor de metamorfose van een industrieel complex met behoud van oude elementen. Op basis van het – versoberde – masterplan van de Italiaanse architect Aldo Rossi bleven onder meer de oude entreewoningen aan de Neherkade bij het nieuwe ‘dorpsplein’ behouden.

28

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 28

06-12-16 09:41


Badhuis aan de Spionkopstraat, ca. 1920 (Haags Gemeentearchief) aanloop naar een nieuw stadhuis, die pas in 1953 werd afgerond met de ingebruikname van het (in 1996 afgebroken) gebouw aan het Burgemeester De Monchyplein. Ook maakte Schadee plannen voor een nieuwe torenspits van de Grote Kerk, omdat de in 1860 geplaatste gietijzeren ‘slaapmuts’ veel te zwaar was en de muren van de torenvoet scheuren vertoonden. Pas eind jaren vijftig werd de spits vervangen door een ontwerp van gemeentearchitect Hein van Zeggeren, dat veel weg had van de reconstructietekening van Schadee uit 1916. Als ambtenaar genoot Schadee geen volledige ontwerpvrijheid, maar vernieuwingen in de architectuur hadden desondanks invloed op zijn werk. Aan het begin van zijn carrière liet hij zich

inspireren door de eind negentiende eeuw populaire neorenaissance-bouwstijl. Dat kwam vooral tot uitdrukking in scholen en kantoren. De industriële gebouwen waren minder historiserend in hun verschijningsvorm, maar wel rijkelijk voorzien van siermetselwerk, tegeltableaus en de voor Schadee typerende gekleurde bakstenen. Na 1900 werd – mede door de invloed van de architecten Berlage en De Bazel – het werk van Schadee qua gevelbeeld eenvoudiger en geleidelijk ontdaan van ornamenten. Karakteristiek voor de laatste jaren van zijn loopbaan is de plastische baksteenarchitectuur van de Nieuwe Haagse School, waaraan Schadee persoonlijke stijldetails toevoegde.

‘Groote zoon’ Terwijl Lindo’s dienst gestadig groeide – en de portefeuille met opdrachten steeds gevulder raakte – werd Schadee op 1 januari 1906 gepromoveerd tot chef van de ontwerpafdeling. Na het vertrek van Lindo in 1917 en de splitsing van Gemeentewerken in verschillende diensten in 1918, bleef Schadee ook onder de nieuwe directeur Jan Lely de belangrijkste ontwerptechnische ambtenaar. Hij vervulde de functie als afdelingschef

Brandweerkazerne en politiebureau aan de Duinstraat. Foto Dienst voor de Stadsontwikkeling, 1984 (Haags Gemeentearchief)

Voormalige openbare school aan de Deventersestraat. Foto Dick Valentijn. ononderbroken tot zijn pensionering op 1 augustus 1927. In 36 jaar heeft Schadee een indrukwekkend aantal bouwwerken kunnen realiseren, waarvan vele nog steeds bepalend zijn voor het Haagse stadsbeeld. Hij werd daarom in zijn nadagen geroemd als ‘Groote zoon van de stad’. De notabelen van Den Haag liepen uit voor zijn afscheid in het Raadhuis aan de Groenmarkt, waarbij hij een gouden medaille – de hoogste Haagse onderscheiding – ontving. Schadee hertrouwde en ging in Parijs wonen, waarna hij al snel het lot onderging dat veel architecten in gemeentedienst beschoren was: hij raakte in vergetelheid. Bij zijn overlijden op 18 december 1937 in de Lichtstad werd in kranten en vaktijdschriften nog wel even stilgestaan, maar daarna verdween Adam Schadee in enkele voetnoten bij de (Haagse) architectuurgeschiedenis. Koos Havelaar is kunsthistoricus en expert op het gebied van industrieel architectonisch erfgoed. Marcel Teunissen is architectuurhistoricus, gespecialiseerd in de architectuur tussen 1900 en 1940.

Verdieping Begin september 2016 verscheen bij uitgeverij WalburgPers het boek Adam Schadee. Groote zoon van de stad Stadsarchitect Den Haag 1891-1927 van Koos Havelaar en Marcel Teunissen. Zij hebben samengewerkt op initiatief van de Stichting Publicaties Haags Erfgoed. Het boek, voorzien van vele foto’s en tekeningen, kost € 24,50.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 29

29

06-12-16 09:41


HAAGSE HELD

ARIE RAN

DE BOEKENFLUISTERAAR Door Wim Willems

H

ij verkocht niet alleen boeken, hij verslond ze ook. In 1900 kwam hij ter wereld in Haarlem, maar vanaf de late jaren dertig groeide hij in Den Haag uit tot een bekende verschijning. In de crisistijd telde de stad niet veel boekhandelaren, dus wie iets te lezen zocht, kon niet zonder een tweedehandszaak. Arie Ran begon met een kleine boekenkraam op de Haagse Markt, die toen nog op de Prinsengracht stond. Daar was hij elke dag te vinden, behalve op zaterdag, want dan bood hij zijn waren aan op de Waagbrug in Leiden. In de familie gaat het verhaal dat daar ooit een vrouw dreigde te verdrinken, en hij meteen van de brug af de gracht insprong. Twee van zijn zonen mochten na de oorlog dan wel uitgroeien tot fanatieke clubsporters, hun vader kon helemaal niet zwemmen. Toch aarzelde hij geen moment om de drenkeling uit het water te vissen. Zoon Erik herinnert zich zijn vader als een man die vrijwel elk boek had gelezen, van alles wist en overal een verhaal over kon vertellen. Over wilde vogels, Italiaanse opera’s, de schilderkunst en de klassieken van de Nederlandse literatuur. Intussen had hij niet meer dan zes jaar lager onderwijs gevolgd. Als oudste van vijftien kinderen in een – niet katholiek – arbeidersgezin vonden zijn ouders het daarna welletjes. Het was thuis geen vetpot, dus werd het de hoogste tijd om zijn eigen geld te

30

verdienen. Al snel groeide hij uit tot een handelaar die van alle markten thuis was. Goedgebekt, geestig en met een koffer vol kennis. Dat volstond om de mensen om hem heen in te pakken.

Vervalste voedselbonnen Arie was ook een jongeman met principes, die in 1918 dienst weigerde – in die jaren bijna een daad van landverraad. Zijn revolutionaire ideeën ontleende hij deels aan de anarchistische Ferdinand Domela Nieuwenhuis, een man die de strijd aanbond met het militarisme en die hij als een held beschouwde. Net als Domela besloot hij als vegetariër en geheelonthouder door het leven te gaan. Nog op zijn vijftigste droeg hij op zijn revers het bekende speldje van de Blauwe Knoop. Totdat de huisarts hem op zijn oude dag adviseerde elke dag een borrel te drinken, om de druk op zijn astmatische borst te verlichten. In zijn jonge jaren beklom hij graag de barricaden. In zijn eerste fabrieksbaantje ontpopte hij zich binnen de kortste keren als vakbondsman. Getekend door de armoede van het gezin waarin hij opgroeide, nam hij het instinctief op voor de meest kwetsbaren in de samenleving. In de crisistijd verloor Arie zijn baan als vertegenwoordiger en besloot hij in de boeken te gaan. Al snel bleek hij er oog voor te hebben. Uit een partij boeken haalde hij feilloos de exemplaren waarvan hij wist dat er vraag naar

bestond. Zijn kennis had hij op peil gebracht op de Volksuniversiteit en met zijn beheersing van de wereldtaal Esperanto kwam hij een heel eind. Ook ontwikkelde hij een passie voor het damspel en werd hij lid van het legendarische Residentie Dam Genootschap – de club van wereldkampioen Ben Springer, die ook bij hem over de vloer kwam. Tijdens de bezetting dreigden Springer en zijn zonen Leo en Barend vanwege hun joodse afkomst gedeporteerd

Geestig, goedgebekt en met een koffer vol kennis te worden, waarop Ran zich over de jongens ontfermde. Hij woonde toen net een jaar in een portiekwoning in de Copernicusstraat 276, waar de boekenzaak schuin tegenover lag. Vanaf de zomer van 1942 heeft hij de kruipruimte onder de winkel vrijgemaakt en daar regelmatig een groepje joodse stadgenoten laten schuilen. Pas na sluitingstijd kwamen zij tevoorschijn om in de verduisterde winkel hun benen te strekken. De vrouw van Ran - net als haar echtgenoot torende zij boven iedereen uit - zorgde voor pannetjes met voedsel. Hun zoon

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 30

06-12-16 09:41


Erik is er op zijn twaalfde eens door zijn vader op uit gestuurd om pakketten op te halen bij drukkerij De Atlas in de Prins Hendrikstraat. Pas na thuiskomst kwam hij erachter dat er duizenden vervalste voedselbonnen in zaten. Wie er vervolgens voor de distributie zorgden, wist hij niet. Ook brachten Erik en zijn broer Olof in een paar buurten illegale krantjes rond voor hun vader.

Televisieregisseur Ran had contact met tal van Haagse schrijvers en kunstenaars, die regelmatig bij hem en zijn vrouw over de vloer kwamen. Zijn zoon herinnert zich de namen van Jan Campert, Nel Oosthout, Jef en Ida Last en Piet Meertens. Maar het gezin van Walter van der Kamp, dat twee portieken verderop woonde, is hem het meest bijgebleven. Al vanaf zijn vijftiende mocht Wolly, zoals hij als jonge knaap heette, af en toe oppassen in de zaak van Ran. Wanneer die dan terugkeerde, stond de jongen in zijn eentje op een houten kistje te dirigeren.

In zijn latere jaren als toneelspeler bij de Haagsche Comedie nam Van der Kamp af en toe de broers Lutz mee naar de boekwinkel. Zij vonden er altijd iets van hun gading. Als ze geen keuze konden maken, fluisterde de verkoper hun wel een paar titels in die ze volgens hem mĂłesten lezen. Ran schreef ook aan zijn buurjongen Walter bepaalde boeken voor. Zo gaf hij de leeslustige knaap Karakter van F. Bordewijk en Villa des Roses van Willem Elsschot mee naar huis. Deze boeken maakten zo veel indruk op Van der Kamp, dat hij ze in zijn hoogtijdagen als televisieregisseur heeft verfi lmd voor de AVRO. De miniserie naar het boek van Elsschot heeft de oude Arie Ran, die in 1970 overleed, mogelijk nog gezien op zijn zwartwittoestel. Zo heeft hij generaties fervente lezers op maat bediend met zijn machtige winkel, waar de boeken tot in de nok toe stonden opgestapeld. Wim Willems is hoogleraar sociale geschiedenis en directeur van het Centre for

Modern Urban Studies aan de Universiteit Leiden, campus Den Haag. Met dank aan Erik Ran (1932), op wiens herinneringen dit portret is gebaseerd. De boekhandel van zijn vader stimuleerde tevens de leeshonger van de auteur van dit stuk, die eveneens opgroeide in de Copernicusstraat.

Serie Haagse portretten Wim Willems schreef het boek Hagenezen die er mochten wezen (uitgeverij De Nieuwe Haagsche, 2016), een bundeling van 85 portretten van bijzondere mannen en vrouwen. In deze rubriek Haagse Held zet hij de serie voort. Elk kwartaal lees je hier een gloednieuw portret. Het boek is voor â‚Ź 24,50 te bestellen via www.denieuwehaagsche.nl.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 31

31

06-12-16 09:42


ROMEINSE TIJD

CORBULO kwam, zag en groef een kanaal

De Romeinse veldheer Corbulo liet in 47 na Christus zijn soldaten een kanaal graven, parallel aan de huidige Vliet. Zo hield hij de discipline erin. Corbulo leefde met het zwaard – hij zou er ook mee sterven. Door Ab Waasdorp

O

p het Koningin Julianaplein in Voorburg staat een bronzen ruiterstandbeeld. Streng en vastberaden kijkt de man te paard in de verte. Het is dan ook niet zomaar iemand. We hebben hier van doen met de Romeinse veldheer Gnaius Domitius Corbulo, actief in onze streken in de eerste eeuw na Christus. Streng en vastberaden, ja, maar ook edel en beschaafd: per slot van rekening kwa-

32

men de Romeinen ons de beschaving brengen. Zo vonden we dat althans toen het beeld van de Vlaams-Voorburgse kunstenaar Albert Termote in 1961 werd geplaatst. Corbulo duikt op meer plekken in Voorburg op. Er is een kade naar hem vernoemd en een school, het Corbulo College. Er bestaat een Medisch Centrum Corbulo en last but not least een bedrijf Corbulo, gespecialiseerd in fi nan-

ciële dienstverlening, dat ronkend laat weten dat het zich graag identificeert met ‘zijn toewijding aan zijn manschappen en zijn loyaliteit’, want ‘Corbulo was een rechtschapen, integer leider met een eigentijdse visie en creatieve oplossingen.’ Toe maar!

Gegoede familie Maar wat weten we nu eigenlijk echt van hem? Daarvoor moeten we terug

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 32

06-12-16 09:42


Corbulo kijkt uit over het Julianaplein in Voorburg. Standbeeld van Albert Termote, 1961. Foto Bas Kromhout, 2016

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 33

33

06-12-16 09:42


Rijn

Maas

strandzanden en duinen getijdegebied (klei) veenmoeras open water huidige kustlijn Forum Hadriani castellum (vermoed) vlootstation vermoed wachttoren vermoed weg (vermoed) 20 KM

kanaal van Corbulo

Zuid-Holland in de Romeinse Tijd. Het Kanaal is in blauw aangegeven (Afdeling Archeologie, gemeente Den Haag)

Reconstructie van het Kanaal van Corbulo met Romeinse brug in de wijk Rietvink, Leidschendam. Foto Hans Erren, 1 september 2009 (Wikimedia commons)

34

naar het Romeinse keizerrijk aan het begin van onze jaartelling. In die tijd werd Corbulo geboren, als kind uit een gegoede familie. Zijn vader bereikte het ambt van praetor, een hoge rechtsprekende functie direct onder die van consul, de hoogste magistraat. Zijn halfzus werd de laatste echtgenote van keizer Caligula. Zelf verkeerde Corbulo altijd in kringen dicht tegen het keizerlijk huis aan. Hij is de eerste met naam en toenaam bekende Romein van wie we zeker weten dat hij in onze regio actief geweest is. Dat is te danken aan verschillende Romeinse geschiedschrijvers, die relatief veel aandacht hebben besteed aan gebeurtenissen die in de eerste eeuw in Noordwest-Europa plaatsvonden. Tacitus vermeldt onder meer dat Corbulo zijn manschappen een kanaal liet graven dat de Rijn met de Maas verbond. Dat moet in 47 na Chr. zijn gebeurd. Het kanaal is lang gelijkgesteld met de huidige Vliet, maar het tracé ervan is intussen op verschillende plaatsen náást de Vliet teruggevonden. Hoewel nog

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 34

06-12-16 09:42


niet in detail, is de loop van het kanaal globaal bekend geworden. Het begon vlakbij Leiden in de Roomburgerpolder en er zijn sporen van gevonden in de Rietvinkpolder en onder het Damplein in Leidschendam. Voorbij Voorburg liep het deels onder de huidige Sir Winston Churchilllaan in Rijswijk en het Oosteinde in de Haagse wijk Wateringse Veld. We weten nu dat het vooral ging om kanalisatie en verbinding van verschillende veenstromen en getijdegeulen, maar bij elkaar kunnen we spreken van het eerste waterstaatkundige werk van omvang in West- Nederland. Delen van het kanaal hebben zeker tot ver in de tweede eeuw gefunctioneerd. De nog niet zo lang geleden gevonden resten van een insteekhaven, die hoorde bij het stadje Forum Hadriani ter hoogte van het huidige Voorburg, is daar het bewijs van.

Legioenen en oorlogsschepen Het kanaal is voor de ontwikkeling van de streek zonder twijfel van immens belang geweest. Niet voor niets is Forum Hadriani, toch een nederzetting die tijdens haar bloeitijd meer dan duizend inwoners zal hebben gehad, later langs het kanaal gebouwd. Ook was er aan het zuidelijk eind bij de Maas waarschijnlijk een vlootstation voor de Romeinse marine aangelegd. Dat laatste moet in de buurt van De Lier zijn geweest. Toentertijd was de riviermonding namelijk een stuk breder en omvatte zij een deel van het huidige Westland. Maar hoe belangrijk het in onze perceptie vandaag de dag ook is, Corbulo zal zelf zijn kanaal, dat hij volgens Tacitus vooral liet aanleggen om zijn mannen bezig te houden – discipline! – zeker niet als een glorieuze prestatie hebben beschouwd. Hij was een veldheer, geen ingenieur. Dat Corbulo zich in dit deel van Noordwest-Europa ophield, was geen toeval. Hij was in het jaar 39 consul geweest in Rome – het hoogste ambt dat voor een burger was weggelegd – en het was gebruikelijk dat men daarvoor een militaire carrière doorlopen had. We weten daar verder niets van, maar Corbulo moet toen al vanwege zijn kundigheid zijn opgevallen. Anders

Buste van Corbulo uit 67 na Chr. in het Musei Capitolini in Rome (AKG Images, Berlijn) is het niet te verklaren dat hij in het jaar 47 van keizer Claudius het bevel kreeg over de vier legioenen die in de Romeinse provincie Germania Inferior (waartoe ook de zuidelijke helft van ons land behoorde) gestationeerd waren. Op dat moment was er sprake van grote onrust onder enkele Germaanse stammen. Daarnaast hadden de kustgebieden van Germania Inferior en Gallia Belgica te lijden onder plundertochten vanuit zee, ondernomen door leden van de Germaanse Chauken-stam vanuit

hun woongebied in Groningen en Noord-Duitsland. Corbulo trok met zijn legioenen en oorlogsschepen naar het noorden op om aan deze praktijken een einde te maken. Daar slaagde hij zonder problemen in. Roverhoofdman Gannascus werd verbannen en korte tijd later op last van Corbulo geliquideerd.

Triomftocht Corbulo verlegde zijn aandacht vervolgens naar de directe buren van de Chauken: de Frisii, woonachtig in het

Het kanaal was het eerste waterstaatkundige werk van omvang in West- Nederland

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 35

35

06-12-16 09:42


ABONNEMENT

Geschiedenis van de stad, op jouw eigen mat! ISSN 2468-4422

01601

r a a j n e E r o o v g lan 20 euro

9 772468

NIEUW!

de stad, Geschiedenis van blad! in een gloednieuw

Bakermat van de burgerluchtvaart PAGINA 6

SPEL OM DE

Column Ferry Mingelen PAGINA 19

TROON HOLLAN DSE GRA AF

WO RDT

KON ING VAN DUITSL

Haagse Historie verschijnt vier keer per jaar. Het eerstvolgende nummer komt uit in maart 2017.

442005

NR.1 SEPTEMB ER 2016 PRIJS € 6,50

AN D

Tragisch dubbeltalent Ida Simons PAGINA 30 PAGINA 20

Scheveningen in de Eerste Wereld

Vissen tussen duikbotenoorlog en zeemijnen

Bel 085 - 040 74 00 of vul het formulier in op

huidige Friesland en Noord-Holland. Die hadden zich twintig jaar eerder, in 28 na Chr. na een opstand onttrokken aan het Romeinse gezag. Ook daar heeft Tacitus melding van gemaakt. Sporen van de daarmee gepaard gaande veldslag zijn in de buurt van het Noord-Hollandse Velsen teruggevonden. Geconfronteerd met de grote strijdmacht van Corbulo lieten de Friezen het niet opnieuw op een militaire confrontatie aankomen en capituleerden onmiddellijk. Uit het verslag van Tacitus valt af te leiden dat Corbulo allerlei maatregelen nam om het Friese gebied in het Romeinse Rijk op te nemen, maar daar kwam abrupt een eind aan toen hij – tegen zijn zin – door keizer Claudius naar Rome werd teruggeroepen. Claudius deed dat waarschijnlijk omdat hij geen tweede front wilde – enkele jaren daarvoor waren de Romeinen begonnen met het veroveren van Brittannië. Maar al te succesvolle generaals bezorgden keizers altijd een ongemakkelijk gevoel en dat kan zeker hebben meegespeeld. Wellicht als compensatie verleende de keizer Corbulo de eer van een officiële triomftocht in Rome. Al met al heeft het verblijf van Corbulo in ons gebied niet meer dan een jaar geduurd. Voor zover bekend is hij ook nooit meer teruggekeerd. We horen pas weer van

haagsehistoriemagazine.nl/abonnement www.facebook.com/haagsehistorie

@Haagse_Historie

Voor al uw Public Affairs en Corporate Communication zaken is er Dröge & van Drimmelen. Uw gids in de publieke sector, vertrouwd in het Haagse, uw sleutel naar Europa in Brussel en de springplank naar China in Shanghai! Droge & van Drimmelen Corporate communication & public affairs Den Haag | Brussel | Shanghai

www.Dr2.nl

Ongehoorzaamheid aan een keizerlijk bevel was Corbulo vreemd hem als hij enkele jaren later in Azië zijn opwachting maakt. In 53 werd hij benoemd tot gouverneur van de provincie Asia (West-Turkije), een eervolle maar weinig spectaculaire betrekking. Maar een jaar later was er een nieuwe keizer, Nero, en een nieuwe politiek, en hier ging Corbulo een belangrijke rol in spelen. Hij kreeg in het oosten een tweetal legioenen ter beschikking, want ook Nero wist dat Corbulo als veldheer op zijn best was. Er dreigde dan ook gevaar. Rome had Armenië geadopteerd als een soort bufferstaat tussen het eigen gebied en het altijd vijandige Parthische rijk. Daarbij had de keizer zich het recht toegeëigend om zelf de koning van Armenië te benoemen. De Parthen zetten echter een eigen kandidaat op de Armeense troon: Tiridates, een broer van hun koning Vologaeses. Zoiets kon niet onbeantwoord blijven. Rome dreigde met oorlog en die kwam er al vrij snel. Het werd er één met wisselende kansen die in totaal vijf jaar duurde (58-63 na Chr.).

Achterdochtig Aanvankelijk leek de strijd al in 59 beslist. Corbulo veroverde een van de grote Armeense steden en Tiridates moest vluchten voor zijn leven. Als dank voor zijn optreden werd Corbulo benoemd tot gouverneur van

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 36

06-12-16 09:42


Opgraving van het Corbulo kanaal in de Rietvinkpolder bij Leidschendam in 1989. Duidelijk is de brede ingraving in het donkere veen te zien. Foto Monique van Veen (Afdeling Archeologie, gemeente Den Haag) de provincie Syria. Maar de oorlog was nog niet voorbij. Tiridates werd opnieuw op de troon van Armenië geplaatst en de kansen leken zich ten nadele van de Romeinen te keren. Corbulo’s collega-veldheer Lucius Paetus werd in een hinderlaag gelokt en verslagen. In 63 viel Corbulo nogmaals Armenië binnen, ditmaal met een strijdmacht van vier legioenen. Het leidde niet tot een nieuwe strijd, maar wel tot nieuwe onderhandelingen. Uiteindelijk werd de oude status quo min of meer hersteld. Tiridates mocht koning blijven, maar dan moest hij zich wel door Nero laten kronen. Rome presenteerde dit aan zijn bevolking als een grote overwinning. De poorten van de tempel van Ianus werden gesloten als teken dat het in het hele Rijk vrede was – en dat was maar zelden het geval. Corbulo kreeg alle eer en wederom

een triomftocht door Rome. Maar het is al eerder gezegd: te succesvolle generaals maken heersers nerveus en achterdochtig. Voor Nero gold dat, zeker in de laatste fase van zijn heerschappij, in extreme mate. In 67 werd Corbulo naar Griekenland geroepen, waar de keizer zich op dat moment bevond. Daar kreeg hij te horen dat het eind van zijn leven gekomen was. Ongehoorzaamheid aan een keizerlijk bevel was Corbulo vreemd. Dat had hij al laten zien toen Claudius hem terugriep uit Friesland. Ook deze laatste keer bleef hij tot in het uiterste loyaal. Hij stortte zich in zijn zwaard en stierf. Zo kwam een groot militair aan zijn eind. In hoeverre de aan het begin genoemde kwalificaties zoals streng, vastberaden, edel en beschaafd terecht zijn, staat te bezien. Antieke auteurs

hadden de neiging daarover nogal in sjablonen te schrijven. Van Corbulo’s werkelijke karakter is weinig bekend. Hoe dan ook: zijn aanwezigheid in ons land was maar een kort intermezzo in een rijk en gevarieerd leven. En in Voorburg zelf? Daar is hij alleen op ‘doortocht’ geweest, want Forum Hadriani werd pas daarna gebouwd. Ab Waasdorp is archeoloog bij de Afdeling Archeologie, Natuur- en Milieueducatie DSB van de Gemeente Den Haag

Verdieping Voor dit artikel is gebruik gemaakt van de website Livius.org, gewijd aan antieke geschiedenis.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 37

37

06-12-16 09:42


VITRINE

Dit is een selectie uit het actuele geschiedenisaanbod in de Haagse regio. Kijk voor een uitgebreide agenda op www.haagsehistorie.nl Door Michiel van der Mast

1 plus 1 is 1

Abraham Bredius (1855-1946) was een invloedrijk kenner en gepassioneerd verzamelaar van Nederlandse zeventiende-eeuwse schilderijen. Toen hij in 1922 naar Monaco verhuisde, besloot hij zijn privécollectie in zijn voormalige woonhuis Prinsegracht 6 achter te laten en als Museum Bredius voor het publiek open te stellen. De gemeente Den Haag kocht het huis en kreeg in 1946 de hele verzameling gelegateerd. In dit museum, nu gevestigd in het fraaie pand Lange Vijverberg 14, is tot en met 5 maart 2017 de tentoonstelling Linking Pieces te zien. Aanlei-

ding hiertoe is een 1602 gedateerd schilderij Allegorie op het leven van een man van Hendrick Aerts, dat in 1931 door Bredius werd aangekocht. Wat hij niet wist, was dat het een incompleet werk betrof. Het linkerdeel werd onlangs getraceerd en door de Stichting Vrienden van Museum Bredius verworven. Op de tentoonstelling zijn nog andere voorbeelden te zien van schilderijen die ooit in twee stukken werden gesneden en wordt antwoord gegeven op vragen als ‘Samenvoegen of niet?’, ‘Moet de samenvoeging omkeerbaar zijn?’ en ‘Wie is de eigenaar?’ Zie ook: Museumbredius.nl

Vogelvlucht De Italiaan Ludovico Guicciardini was in 1567 de eerste bekende auteur die een beschrijving van Den Haag gaf. In de eeuwen daarna is onze stad (en zijn geschiedenis) vele malen beschreven: in kort bestek, soms drie delen dik en zelfs in dichtvorm. Het boek Geschiedenis van Den Haag in Vogelvlucht begint bij de eerste bewoners van deze streek, zo’n 5800 jaar geleden, en eindigt met de Nucleaire Top in 2014. De auteurs Michiel van der Mast,

38

Robert van Lit en Chris Nigten beschrijven op bondige wijze talrijke ontwikkelingen en gebeurtenissen in deze periode: van Binnenhof tot IJspaleis, van Mozart tot The Rolling Stones, van graven tot Oranjekoningen, van ambtenaren tot demonstranten en van de Tweede Wereldoorlog tot stad van Vrede en Recht. Het boek, in groot formaat en rijk geïllustreerd, is uitgegeven bij Bekking & Blitz en kost € 29,90.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 38

06-12-16 09:42


Vertellers gezocht Met geschiedenisonderwijs kun je niet vroeg genoeg beginnen. Voor leerlingen uit groep 7 en 8 is het project De Muren hebben Oren ontwikkeld, waarbij ze in kleine groepjes erop uit trekken om (oudere) stadsgenoten te interviewen en zo kennis te vergaren over hun geschiedenis. Het gaat met name om de Tweede Wereldoorlog in Den Haag, de Japanse bezetting van Nederlands-Indië en de komst van koloniale migranten, gastarbeiders en vluchtelingen. Voordat de kinderen op pad gaan, krijgen ze lessen over de lokale geschiedenis en over interviewtechnieken. Ook worden ze meegenomen naar het Nationaal Archief om bijzondere documenten te bekijken. Het project wordt op school afgesloten met een eindpresentatie, waarop de leerlingen worden voorbereid door een docent van Rabarber, de theaterschool van Den Haag. Stichting ‘De Muren hebben Oren’ zoekt nog Hagenaars die zich willen laten interviewen over hun eigen ervaringen binnen een van de bovenstaande thema’s. U kunt contact opnemen met Inge Brouwer (06-22269555) of Hanneke Verbeek (06-49386289).

Spinoza en De Coligny Het Historisch Theater van regisseur Michel Meissen speelt in februari twee stukken over bijzondere personen uit de Haagse geschiedenis. Op zondag 19 februari is De waarheid is naamloos. Leven en denken van Benedictus Spinoza te zien in De Zalen, Riouwstraat 1. Dit stuk bestaat uit een monoloog, begeleid door luitspel. Er zijn twee voorstellingen, om 13.30 en 16.30 uur. Op 4, 5, 10, 12 en 18 februari spelen vier acteurs het stuk De vierde vrouw over het leven van Louise de Coligny, echtgenote van Willem de Zwijger, eveneens in De Zalen. Voor meer informatie over de voorstellingen en het reserveren van plaatsen, ga naar Historisch-theater.nl.

Paradepaardje Het Jaarboek Die Haghe is het paradepaardje van de in 1890 opgerichte Geschiedkundige Vereniging Die Haghe. De jaarboeken bevatten honderden artikelen over de meest uiteenlopende onderwerpen met betrekking tot de geschiedenis van Den Haag. Wie onderzoek doet of het gewoon bij lezen wil laten, zal hierin altijd wel iets van zijn of haar gading vinden. Het onlangs gepresenteerde Jaarboek Die Haghe 2016 besteedt aandacht aan onder meer de bekende Haagse fotohandel Hafo in de Wagenstraat, de joodse woningbouwvereniging Mischkenoth Israël, het woonhuis van het kunstenaarsechtpaar Mesdag aan de Laan van Meerdervoort en de Oude Badkapel in Scheveningen. Voor meer informatie: Haagsegeschiedenis.nl onder ‘Jaarboek’ en ‘Lidmaatschap’.

Engelse landhuizen Vlakbij het museum voor moderne en eigentijdse kunst Voorlinden in Wassenaar staat een landhuis waarin het museumrestaurant is gevestigd. Het is in 1912 in Engelse landhuisstijl gebouwd naar ontwerp van de Britse architect R.J. Johnston. Het is in Wassenaar bepaald niet het enige voorbeeld van deze stijl, getuige het door Bob

Burgers geschreven boek Van Cottage tot Engels landhuis. Hierin beschrijft hij leven en werk van Marinus van de Wall en Adrianus Leijen, grootvader van de auteur. Hun meestal monumentale villa’s zijn onder andere te vinden aan de Konijnenlaan en de Groot Haesebroekseweg. Het boek is voor € 34,95 te bestellen via Bestelmijnboek.nl.

HAAGSE HISTORIE

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 39

39

06-12-16 09:42


26 november 2016 – 9 april 2017 Korte Vijverberg 7, Den Haag

Portretten van Jan van Ravesteyn De Gijselaar -Hin t zen fon ds

HaagseHistorie-nummer2-opmaak7.indd 40

06-12-16 09:42


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.