Vr 24 augustus 2012
Boogaerdt/vanderschoot
Bimbo © Ben Van duin
“Illusion is no longer possible because the real is no longer possible”
INTERVIEW
© Maya Wilsens
"Humor en inhoud gaan wel samen"
Kunnen jullie kort vertellen waarover Gij die mij niet ziet gaat? Bruno Vanden Broecke: “Het stuk gaat over twee vrienden die bij mekaar zitten en heel bang zijn voor de buitenwereld.” Wim Helsen: “Die twee vrienden hebben eigenlijk problemen die bij veel mensen terugkomen, alleen zijn ze bij hen uitvergroot. Ze zijn bang om zich kwetsbaar te tonen en zijn zo vervuld van een drang om aan een bepaald beeld te moeten beantwoorden.” Bruno: “Ze blokkeren daardoor helemaal.” Is die drang om aanvaard te worden erg aanwezig in onze maatschappij? Bruno: “De aanleiding voor deze voorstelling kwam van TED: Ideas Worth Spreading. Dat zijn een soort van conferenties waar de meest verscheidene mensen nen parlé komen doen voor een publiek. Op de site staat er een filmpje van de Amerikaanse sociologe Brené Brown waarin ze vertelt over ‘the power of embracing your vulnerability’. Het is niet per se slecht om je kwetsbaarheid te tonen aan de omgeving. Dat filmpje was echt een eye opener.”
Wim: “Ze praat over de relatie tussen mensen, maar ook over alles wat er daar misgaat. Ze vertelt hoe je meer leven in je leven kan ervaren. Ze wijst ons ook op wat er daartoe allemaal in de weg zit.” Bruno: “Als je probeert om van je leven een project te maken, en er een structuur in te krijgen… eigenlijk is dat een illusie.” Wim: “Eigenlijk is het zo dat die twee mannen in onze voorstelling, door hun extreem onvermogen om zichzelf te laten zien, elkaar niet meer zien. En bij uitbreiding ook de rest van de wereld. Alles wat buiten hun appartement ligt reduceren ze tot karikaturen, of het nu gaat over Bart de Wever of over een vrouw die komt aanbellen. Wie die vrouw is, hoe ze eruit ziet, wat ze voelt…dat is totaal niet aan de orde in hun denkpatronen. Het gaat alleen over wie ze moeten zijn om te kunnen beantwoorden aan wat zij denken dat die vrouw nodig heeft.” Zitten er stukjes van jullie zelf in de personages? Wim: “Niet letterlijk, nee. Wel in de zin dat Bruno’s personage gitaar speelt en muziek gebruikt om zich uit te drukken. Bruno doet dit ook in het echte leven.” Bruno: “En jij bent in het echt ook iemand die bezig is met taal, hé.”
Wim: “Als je de angsten van die figuren helemaal uitpuurt, zie je dat het angsten zijn die iedereen heeft, wij dus ook. Maar ik hoop toch dat er ook veel verschil is tussen mijn personage en mij (lacht).” Willen jullie ons een spiegel voorhouden door die uitvergroting? Wim: “Als je het zo verwoordt klinkt het nogal didactisch, hé. Het gaat hem om de beleving. We willen de mensen doen lachen met de absurditeit van hoe ons denken werkt, samen met wat er daarbij kan misgaan. Hopelijk begrijpen de mensen ons en gaan ze mee in wat we doen. We steken er natuurlijk een lichtheid in omdat het dan gewoon leuk is om te spelen.” Bruno: “We kunnen het echt niet laten (lacht).” Wim: “Hierdoor misleidt het wel veel mensen. Sommige mensen denken dat wat we doen gewoon onnozel is en voelen zich dan teleurgesteld. Ze wilden een geladen voorstelling zien. Sommigen denken dat lachen en inhoud niet samen gaan. Ik vind dat een heel grappige vergissing. Ik las het net nog bij Murakami: ‘Ik heb ontdekt dat serieuzer worden niet de manier is mij dichter bij de waarheid te brengen’.” Bruno: “Je bent daarin de gids van je eigen spel. Als je veel humoristische dingen doet, verandert het verwachtingspatroon van je publiek. Ze gaan minder oog hebben voor de inhoud, en enkel uit zijn op lachen. De beste voorstelling zijn die waarbij je net op de grens zit. Je herkent eerst de juiste lach van herkenning in het publiek, en dan doseer je terug. Daardoor voel je dat ze nog altijd in ons universum zitten. Je kunt ook een lach hebben van: ‘mannekes, wat is dit hier’? En bij zo’n lach wordt het publiek niet meer meegesleept. Dat vind ik het leuke aan toneelspelen, je moet constant terugkoppelen op elkaar. Het is makkelijk om de mensen te doen lachen, en ervoor te zorgen dat ze zich eens goed amuseren. Maar ik zit niet alleen in het theater om achteraf te horen: ‘amai, ik heb mij eens goed geamuseerd vanavond!’.”
// BRUNO EN WIM
3
Jullie zijn vrienden. Is dat een meerwaarde voor jullie spel? Wim: “Je moet geen energie meer steken in de kennismaking.” Bruno: “Het was wel aanpassen in het begin, hé.” Wim: “Ja, dat is waar. Maar je kunt ook veel overslaan, je begint niet meer van nul.” Leer je elkaar dan op een andere manier kennen? Wim: “Ja, maar dat is altijd zo als je samenwerkt met iemand.” Bruno: “Je vertrekt altijd vanuit een appreciatie voor elkaar. Ik zie Wim graag op een podium, maar hoe hij tot zijn show komt, is op dat moment nog een compleet raadsel. De methodiek was mij vreemd, zoals het voor Wim ook totaal vreemd was hoe het er in mijn hoofd en lijf aan toegaat om tot een voorstelling te komen.” Wim: “Voor we begonnen aan dit project was het niet zo dat we elkaars deur platliepen. We kenden elkaar en hadden gewoon heel veel zin om met elkaar te spelen.” Hebben jullie geleerd van elkaar? Wim: “Al spelend heb ik veel van Bruno geleerd door zijn coaching.” Bruno: “Ja, ik heb veel van Wim geleerd over tekst, en de manier waarop die geschreven wordt. Wim heeft een eigen manier van werken die veel te maken heeft met hoe hij is. Zijn blik op de wereld is anders, ik herken het wel deels maar probeer het niet na te streven.” Wim: “Je hebt een groot schleckie the wekkie-gehalte (lacht).” Bruno: “Ja, dat is waar (lacht). Wim daarentegen is meer (een niet-reproduceerbaar geluid).” Wim: “Ja, dat is waar, mooi samengevat!” ◆ Anne Declercq
© Danny Willems
2
4
INTERVIEW
// LISBETH GRUWEZ
5
"Als ik mij slecht voel, moet ik gewoon een paar recensies lezen" Haar voorstelling It’s going to get worse and worse, my friend katapulteerde Lisbeth Gruwez tot de hoogste regionen van het vaderlandse dansfirmament. Een droom voor velen, maar voor Gruwez niets minder dan een uitdaging: “Ik moet bewijzen dat ik het verdien om opgepikt te worden.” It’s going to get worse… krijgt uitzonderlijk positieve reacties. Had je dit succes verwacht? Lisbeth Gruwez: “Zoiets kan je op voorhand niet weten. Je begint aan iets met de volle overtuiging dat je een goed idee hebt. Pas op het moment dat je een voorstelling speelt, zie je de reacties en denk je van ‘wauw’. Als ik mij slecht voel, moet ik gewoon een paar recensies lezen (lacht). Ik had het filmpje TV rant van John Cassavetes gezien waarin hij een half uur lang een antwoord gaf op een vraag van een journalist over zijn film Opening night.
Cassavetes maakte zich kwaad omdat er niemand kwam kijken. Ik vond het fantastisch hoe zijn lichaam en ogen spraken. Je luistert eigenlijk niet meer naar wat hij zegt, maar kijkt alleen maar. Voor It’s going to get worse… heb ik ook gekeken naar filmpjes van Mussolini, Hitler (heel Wagneriaans) en Obama. Toen we de bewegingen voor de voorstelling in elkaar aan het puzzelen waren, misten we toch de woorden. We zochten naar een speech op vinyl, maar wisten niet eens of dat bestond. Onze goede vriend Tom de Weerdt heeft een enorme platencollectie met veel rare dingen, waaronder een collectie speeches. Zo zijn we meteen op die van Jimmy Swaggart gestoten. Hij heeft een mooi timbre, spreekt heel goed en bovendien is hij een ranter eerste klasse.” Retoriek begint de laatste jaren terug een rol te spelen. Was er een speciale aanleiding om met speeches te werken? “Nee. Bij mij beginnen voorstellingen steeds rond een interesse in iets fysiek. Ik dacht niet in termen van wat actueel zou kunnen zijn. Dat is een slecht uitgangspunt, denk ik. Voor It’s going to get worse… vertrok ik vanuit de vraag ‘hoe spreekt een lichaam?’. Hoe kan je de extase van iemand dansen?” Het thema hangt toch een beetje in de lucht. Valentijn Dhaenens maakte met DegrotemonD ook een voorstelling over speeches. “Die voorstelling heb ik spijtig genoeg niet gezien. Tijdens het repetitieproces ga ik nergens naar kijken. Je zit zo in je eigen cocon dat de kans groot is dat je zelf niets meer wil maken wanneer je andere fantastische voorstellingen ziet, zoals bijvoorbeeld eentje van Romeo Castellucci. Ik vermijd dat. Er sluipt natuurlijk wel altijd iets van het huidige tijdsbeeld in je productie. Een voorstelling is voor mij zoals een schilderij. Eenmaal je het hebt opgehangen in het museum, is het dankzij de kijker dat het schilderij begint te leven. Natuurlijk heeft de schilder het bedacht, maar eigenlijk begint het pas te leven wanneer er mensen naar kijken.” Bart Meuleman heeft It’s going to get worse… gecoacht. Hoe helpt een schrijver bij een dansvoorstelling? “Bart volgt ons al een aantal jaar. Hij kwam ons in de foyer geregeld zeggen dat onze voorstellingen wel veel potentieel hadden, maar dat we soms niet consequent genoeg waren. Voor Bart heb ik wel eens met dansdramaturgen gewerkt, maar dat beviel mij eigenlijk niet zo. ‘Nu we toch met woord gaan werken, kan een theaterregisseur ons veel beter helpen’, dachten we. Maarten Van Cauwenberghe en ik zitten steeds samen in de studio, en Bart kwam een keer per week kijken naar wat we gemaakt hadden. Wij verstonden elkaar heel goed.”
Rond welke thema’s werken jullie in de voorstellingen van Voetvolk? Welke evolutie zie je in jullie werk? “Dat is natuurlijk moeilijk te zeggen als je er met je neus op zit. Maar ik merk wel dat ik altijd rond beperkingen werk. Mijn personages zijn telkens afgebakend en proberen te ontsnappen. Verder is er ook mijn eeuwig onderzoek hoe ik iets kan vertalen naar het fysieke lichaam. Transformatie is een woord waar ik al langer mee werk, ook toen ik nog met Jan Fabre samenwerkte. Het lichaam dat ik nu heb en de informatie die er nu in zit, heb ik te danken aan wat ik voorheen heb gedaan. Je pakt altijd een stukje mee. Ik ben ook altijd geïnteresseerd geweest in dans die iets wil zeggen. Abstracte dans die in het programmaboekje omschreven wordt als ‘een relatie tussen ruimte, muziek en dans’, daar krijg ik gewoon het schijt van. Alle dans is zo. In de studio hang ik post-its met namen als ‘de stier, de bol’. Ik werk bijna met sculpturale bewegingen. Ik wil geen beweging uitvoeren waarvan ik niet weet wat ze wil zeggen. Dat maakt het proces natuurlijk wel moeizaam. Verbindingen maken tussen bewegingen is niet gemakkelijk. Ik heb ooit het idee gehad om de beste beelden achter elkaar te zetten, om zo geen ruis in de overgangen te hebben. Het ultieme is misschien wel om te eindigen met één beweging die alles zegt.” Hoe moeilijk is het om met Voetvolk, een jong en klein gezelschap, aan de weg te timmeren? “We wonen in een land waar er op het gebied van dans ongelofelijk veel gebeurt. We zitten met grote mensen die goed werk blijven maken, maar die ook veel ruimte innemen. Als jong gezelschap is het dus niet gemakkelijk om je tegenover hen te verhouden. Als je eerlijk en integer werk maakt, lukt het wel. Het is niet dat je geen kansen krijgt in België. Ik zou trouwens in geen enkel ander land willen wonen. Wij spelen ook graag veel met onze voorstellingen van Voetvolk. We spelen werkelijk overal, soms in slechte zalen met maar drie of vier toeschouwers. In Nederland hebben we overal al gestaan. Van de verschillende theaters waar we al gespeeld hebben voor weinig geld, zijn er enkele die ons dan later opnieuw blijven vragen. Op die manier hebben we stilaan
meer speelplaatsen opgebouwd en kunnen we met onze laatste voorstelling ook steeds vaker in betere theaters staan. Ik heb mij altijd goed gevoeld in de underdogpositie. Als je in het nauw gedreven wordt, moet je vechten. Ik voel me nu wat in het nauw gedreven omdat It’s going to get worse… zo opgehemeld wordt. Ik moet bewijzen dat ik het verdien om opgepikt te worden." Wanneer ontstond eigenlijk de nood om zelf producties te maken? “Dat heeft altijd al gekriebeld, maar je moet natuurlijk eerst je vak leren. Als je voor andere choreografen werkt, krijg je opdrachten en moet je improviseren. Je idee wordt in stukken geknipt en aan andere mensen doorgegeven. Op de duur had ik daar wel wat moeite mee. Ik dacht ook steeds mee over kostuums en licht, tot ergernis van sommige choreografen. Ik ben ook een paar keer buiten gevlogen (lacht). Toen dacht ik dat het toch wel tijd was geworden om mijn moed bij elkaar te schrapen en zelf iets uit de grond te stampen.” Het uitbeelden van een speech: het is een simpel, maar geniaal idee. Is daar nog nooit niemand al opgekomen vòòr jou? “Er zijn wel enkele gelijkaardige projecten. Zo zijn er veel choreografen die met gebarentaal werken. De manier waarop we alles samengebracht hebben met klank en licht is misschien wel een nieuwe format. Het is ook niet enkel dans. Ik weet eigenlijk niet goed in welk vakje ik thuis hoor. Ik denk altijd dat ik een performer ben. Mijn dans staat niet vast. Ik heb een alfabet, maar mijn choreografie is nog geen enkele avond dezelfde geweest. Natuurlijk gebruiken we een paar vaste elementen – zoals de volgorde – zodat Maarten aan de techniek kan volgen. Ik zie op het moment zelf welke combinaties ik ga maken. Een echte performer ben ik ook weer niet, want een performance is eigenlijk uniek. Ik voer mijn combinaties dan weer negentig keer uit. Een echte choreograaf ben ik misschien ook weer niet want ik werk niet met een mathematisch systeem.” ◆ Marijke Van Geel
© Foto's Maya Wilsens
6
SNAPSHOTS
// OPENING THEATERFESTIVAL
7
8
MEDEWERKER
// FILIP BILSEN
Wat mogen we van De Barbaren verwachten? Filip Bilsen: “fABULEUS wil een aantal jongeren aanmoedigen om zich tot het festival te verhouden. We zijn er echter geen voorstander van ze in de positie van jurylid te duwen. Als jongere heb je nog niet zoveel gezien. Het is dan ook niet simpel gefundeerde oordelen te vellen over voorstellingen. We vinden het veel belangrijker dat ze op hun eigen tempo nadenken en reflecteren over waarom ze bepaalde dingen goed vinden en andere dingen niet. Onze huisdramaturg Peter Anthonissen kwam op het idee één jongere te koppelen aan één voorstelling, maar niet op een schoolse manier. Alles komt vanuit de Barbaren zelf. Ze leggen een zo authentiek mogelijk parcours af. Ze staan stil bij welke aspecten van de maker of van de voorstelling zij persoonlijk interessant vinden en gaan op zoek naar de link tussen zichzelf en de maker. De meeste Barbaren zoeken hun target op. Dat resulteert vaak in interessante gesprekken, omdat ze meteen voorbij gaan aan de clichévragen. Daarnaast vragen we de jongeren om naar buiten te komen met hun project door een blog te schrijven.”
© Oona Goyvaerts
Hoe ben jij bij fABULEUS terecht gekomen gezien je toch wel minder voor de handliggende opleiding? “Toen ik bio-ingenieur studeerde in Leuven, was ik in mijn vrije tijd al wel met theater bezig, maar ik had er nooit bij stilgestaan dat dansen of theater maken iets voor mij zou zijn. Tijdens een dansworkshop zag ik toevallig een flyer voor een jongerenproductie van fABULEUS. Ik deed toen auditie en mocht meedoen. Na een tijdje wilde ik zelf voorstellingen maken, los van een ervaren maker. Die kans kregen we bij fABULEUS. Intussen ken ik de organisatie vanbinnen en vanbuiten, want ik vervulde er zowat alle mogelijke functies die je kan vervullen (lacht).” Het Theaterfestival is voor jou bekend terrein. Wat is je bijgebleven van de afgelopen edities? “De eerste editie van de Barbaren, nu drie jaar geleden, was toch wel memorabel voor mij. Wij waren even onwetend als de jongeren. Enkele Barbaren hadden zelf podiumambities. Dat leidde ertoe dat hun projecten veel weerklank vonden. Louis Janssens bijvoorbeeld. Hij heeft ondertussen zijn eigen festivalletje. Of Charlien Adriaenssens. Zij stalkte De Warme Winkel. Letterlijk. Maar wel op een artistieke manier.” ◆ Oona Goyvaerts
WHAT'S IN A NAME?
// VOETVOLK
De naam Voetvolk is geen cadeau als je een internationale carrière ambieert. “Het is een stomme naam in het buitenland, daar kunnen ze het nooit uitspreken. Voddenvolk, het klinkt bijna Russisch,” lacht Lisbeth Gruwez. “In het buitenland gebruik ik dan ook de vertaling Infanterie.” De term ‘voetvolk’ sluit op meerdere vlakken nauw aan bij Gruwez’ filosofie. “Voor mij heeft het woord een mooie connotatie. Dansers zijn mensen die hun lijf gebruiken. In de oorlog zal het voetvolk zonder paard het lijf in de strijd gooien. Omdat ik altijd redelijk fysieke voorstellingen maak, vond ik dat een mooi uitgangspunt. Daarnaast willen Maarten en ik ook toegankelijke voorstellingen maken. Letterlijk voor het ‘voetvolk’, dus. Wij willen niet alleen voorstellingen maken voor de elite.”
◆ Marijke Van Geel Deze en andere tekeningen van Lisbeth Gruwez zijn te koop in de pop-up shop Vitrine.
© Lisbeth Gruwez
Bovendien was er ook een rechtstreekse aanleiding om het gezelschap Voetvolk te dopen. “Voor we met ons gezelschap begonnen, voelden Maarten en ik ons uitgezogen. Wij waren gewoon het voetvolk geworden: we werden heel weinig betaald, maar kwamen als eerste binnen op de repetities en gingen als laatsten naar huis.”
OP VISITE
// JEFFREY MEULMAN
Jeffrey Meulman is de Els De Bodt van Nederland. Als directeur leidt hij het Nederlands Theater Festival, de evenknie van het Vlaamse Theaterfestival. Wat vond u van de state of the union van Stef Lernous? Jeffrey Meulman: “Ik vond het een zeer inspirerend, krachtig en strijdbaar verhaal. Ik vatte het op als een pleidooi tegen angst, maar voor anarchie en experiment. Zelfkritiek was een ander belangrijk element, en daar heeft Stef het bij het rechte eind. Ik mis zelfkritiek en de moed om uit te voeren waar je voor staat.” Wat is op dit moment de houding van de Nederlandse theatersector na de aankondiging van de drastische besparingen? “Nu wordt er niet meer openlijk geprotesteerd. Ik denk dat de culturele sector de weg van de lobby heeft gekozen, op de achtergrond, meer op politiek niveau. Tegelijkertijd is er veel discussie tussen makers onderling. De meningen over de crisis lopen uiteen met reacties als ‘ik vind het wel meevallen’ of ‘ik zie wel kansen in de gaten die nu geslagen worden’, vooral dan bij de jonge generatie. Er zijn ook mensen die zeer boos zijn. Gezinnen waarbij twee ouders zonder werk komen te zitten, dat is ook de realiteit. Ook zijn er stemmen die zeggen dat de besparing wel een beetje terecht is. Vanuit de sector hoor je die opmerking ook, en dat is zeer opvallend. De bezuinigingen, dat begrijpt iedereen. Als het crisis is, moet iedereen inleveren. Wat ons het meest heeft gekwetst, is de toon, en daar begon Stef zijn state ook mee. Wij worden overheerst door de angst voor de anonieme cultuurhater. Wij zijn zogezegd uitvreters, subsidieverslaafden, en daardoor zitten wij in een kramp.” Is lobbyen dan een goede oplossing? “Als culturele sector hebben wij gemerkt dat protesteren op dit moment niet populair is. Men vindt het niet sympathiek. Iedereen moet bezuinigen. Joop van den Ende, die vorig jaar voor ons de state of the union schreef, zei ook dat het publiek niet betaalt voor mensen die klagen. Doe dan het gelobby op de achtergrond en wees gastvrij naar het publiek toe. Ik ben het wel met hem eens. Wij hebben als sector een publieke functie. Je kunt beter het bestuur in een gesprek overtuigen met argumenten dan dat je de straat op moet gaan. Het gaat niet zozeer om de lobby van een enkel groepje, maar om de sector in zijn geheel.”
9
Sinds 2006 organiseren Vlaanderen en Nederland hun eigen theaterfestival. Wat vind je van die opsplitsing? “Het is gemakkelijker werkbaar omdat de situatie in België toen niet te vergelijken was met die in Nederland. Ik zag een groot cultuurverschil. Ik heb het gevoel dat het cultureel bewustzijn van de Vlaming hoger ligt dan dat van de Nederlander. De manier waarop mensen over kunst en cultuur praten en ermee omgaan, is anders. Tegelijkertijd denk ik dat Nederland een voorsprong heeft wat betreft marketing van cultuur. In de loop der jaren is het bewustzijn rond marketing heel erg gegroeid. In de sector, ook in Nederland, was marketing lang een besmet en beladen woord. Iets wat niet mag. Maar dat is geen goede houding. Je hebt iets moois gemaakt, je wil dat zo veel mogelijk mensen het zien, dus maak je een optimale marketingstrategie. De discussies daarover liepen erg uiteen. De idee van theater als zoete broodjes stootte op veel woede. Het kan nu niet langer zo zijn dat je theater maakt en dat enkel de afdeling publiciteit er voor zorgt dat de zaal vol zit. Er is een nieuwe generatie theatermakers opgestaan die zich bewust is van het feit dat er ook publiek in de zaal moet zitten. Zeven jaar geleden was die idee er niet, en toen liepen de meningen van de Nederlandse en Vlaamse jury’s erg uiteen.” Is het Nederlandse publiek verschillend van het Vlaamse? “Ik denk dat wij een iets algemener publiek aantrekken en jullie één dat iets hoger in de markt ligt. Wij hebben natuurlijk ook het Fringe festival, dat heel veel mensen van rond de twintig jaar aantrekt en net zo groot is als het hoofdfestival. Ook hebben wij een aantal extra dingen zoals een publieksprijs. Wij kiezen soms een ietwat populairdere toon. Maar ja, dat is de discussie die hier eveneens heerst. Jullie werd ook verweten te veel niche te zijn. Ik vind dat een heel moeilijk punt, want in de niche gebeuren natuurlijk wel de meest interessante dingen. Er is eigenlijk maar één groot verschil tussen beide festivals. Onze hoofdzaak is de promotie van het theater, die van jullie het opmaken van de stand der zaken. Wij hebben altijd meer een promotiefunctie en willen tonen dat theater voor iedereen de moeite waard is.” Het Nederlandse Theater Festival 2012 vindt plaats van 30 augustus tot 9 september in de theaters rond het Amsterdamse Leidseplein. ◆ Marijke Van Geel
10
QUOTE
// BIANCA VAN DER SCHOOT
DE BARBAREN
// MARIEKE BODYN
11
Vanavond brengt het Nederlandse gezelschap Boogaerdt/Vanderschoot met BIMBO een prikkelende theatershow waarin de vrouw als bimbofiguur de centrale spil vormt. Ook de dwingende beeldcultuur krijgt het hard te verduren. Dat dit een aparte theaterervaring oplevert, belooft actrice Bianca van der Schoot:
© Oona Goyvaerts
“Vandaag dicteert het beeld de werkelijkheid, maar we zijn ons daar niet van bewust. Geluidloos heeft de algemene norm van wat sexy is en wat niet zich aan ons opgedrongen. We zien dit soort beelden voortdurend en raken daardoor van ons eigen lichaam vervreemd en onthecht. Dat vind ik een pijnlijke constatering. Met BIMBO willen we de mensen wakker schudden. Is het bloot dat we overal rondom ons zien een ultieme bevrijding voor de vrouw of doen we daardoor stappen terug? Je kan niet zeggen: “och ja, maar ik kijk nooit porno.” De voorstelling gaat niet over dé pornokijker. BIMBO toont net dat porno alledaags is. Het is overal en altijd.” ◆ Oona Goyvaerts Morgen verschijnt het volledige interview met Bianca van der Schoot in de dagkrant.
ROLFS RODDEL
// WIE IS ROLF? ◆ Oona Goyvaerts
Ik werd zeven jaar geleden door deSingel uit het hondenasiel gehaald. Voor Palermo Palermo van een zekere Pina Bausch zochten ze een Siciliaanse straathond. De rasbeesten van de professionele trainer vond Bausch veel te mooi, dus ging deSingel op zoek naar een lelijker exemplaar. Het minst ras, het meest hondachtig. En zo speelde ik in vijf voorstellingen mee. A star was born.
Mijn baasje houdt mijn dieet strikt in de gaten: “Mensen geven graag iets te eten aan Rolf, maar de koekjes bij de koffie zijn te gesuikerd. Resultaat: in het bespreekbureau en bij Sabine, de schoonmaakverantwoordelijke, staan altijd een doos hondenkoekjes. Rolf vindt daar blindelings de weg naartoe. Blikvoer eet hij enkel als er écht niets anders meer is.”
Eens ontdekt, wou ik deSingel niet meer verlaten. Ik logeerde al die tijd bij coördinator Koen Slock. “Ik kreeg het niet over mijn hart hem terug te sturen, dus nu leeft Rolf al zeven jaar onder mijn dak. Hij is een beetje autistisch. Mensen begrijpt hij niet helemaal. Die zijn vooral een bron van voedsel. Rolf is een zachte hond. Een braaf beest met een eigen wil. Als het kan, breng ik hem mee naar het werk. Dan zit hij naast mij in het kantoor,” aldus mijn baasje.
In het verleden liep ik al wel eens weg, maar gelukkig bracht mijn ingebouwd gps-systeem mij steeds terug waar ik moest zijn. De allereerste keer ging ik helemaal door het park, snelde een gebouw binnen en raakte ik tot op de vijfde verdieping. Daar was ik dan. Thuis. Voor de deur van het appartement van mijn baasje. O ja, ik hou erg van roddelen. Ik hou het festival in het snuitje! Tot overmorgen! Woef!
1 juli 2012 ›› Vorig jaar bij Sadettin Kirmiziyüz was ik een atheïst die alles onderzocht wat te maken had met godsdienst, voornamelijk dan de Islam. Dit jaar kruip ik in de rol van inspecteur. Dit doe ik echter niet alleen, maar samen met mijn alter ego. 24 juli 2012 ›› Nu ben ik er achter gekomen dat mijn onderzoek/ moordzaak/ theatervoorstelling gaat over grenzen.
GRENZEN: Tussen continenten, landen, steden, dorpen, straten, huizen, kamers. Tussen mensen, kennissen, vrienden, geliefden. Tussen realiteit, de waarheid en leugens, fictie. Tussen boos, verdrietig, gelukkig, verliefd, bang, blij, ontgoocheld, teleurgesteld zijn. Tussen gek zijn en normaal zijn. Tussen het verstand en gevoelens. Grenzen zijn als dunnen lijnen tussen twee vaak tegenovergestelde gegevens. Ze zijn makkelijk te overschrijden maar moeilijk om vast te leggen. Laat staan dat je goed beseft waar ze zich ergens bevinden. Het is een zoektocht om af te tasten waar ze zijn. Om je er over te wagen of er binnen te blijven. Soms zou de wereld minder ingewikkeld lijken zonder grenzen, maar ze zijn noodzakelijk. Als ze er niet zouden zijn, zou er chaos zijn, grote CHAOS. Net zoals in mijn hoofd, het grootste deel van de tijd.
2 augustus 2012 ›› Als een echte inspecteur liep ik doodgewoon, al slenterend, alsof ik aan het lezen was door de gang met de krantenknipsels. Bij het jaar 2001 bleef ik staan. Ik keek tussen mijn buik en de Etcetera door naar beneden. Wat ik daar zag heeft me diep gechoqueerd. Twee mini mannetjes waren bezig met stukken knipsels uit de mappen te halen of zinnen te doorstrepen. Met andere woorden, ze waren sporen aan het wissen. Gelukkig heb ik altijd van alles op zak en nog geen vijf minuten later had ik ze gevangen in een glazen bokaal. Ik dacht dat het ergste voor bij was, maar nee. De twee mannetjes die ik had gevangen, die waarschijnlijk een verkleiningsdrankje hadden gedronken, waren niemand minder dan Bart Baele en Yves Degryse. Inderdaad, de twee makers van mijn stuk. 8 augustus 2012 ›› Berlin is een theatercollectief dat gevestigd is in Berchem. Voor het maken van voorstellingen gaan mijn mannetjes op zoek naar 'Fait divers' of laten ze zich inspireren door intrigerende steden. Met één van deze gegevens vertrekken ze dan op reis en ontdekken ze. Ze zijn als het ware ook een soort van inspecteurs. Ze onderzoeken, ontdekken, filmen dingen, nemen interviews af. Eens ze weer thuis zijn gooien ze alles wat ze hebben verzameld samen in een pot, laten ze die eens goed borrelen, doen ze er wat peper of zout bij en tadaaaaammm : Een theatervoorstelling !
AGENDA // TEKENAAR // COLOFON
12
VRIJDAG 24 AUGUSTUS 18.00 u
Expo Toneelstof 1959-1999
Expozaal
18.00 u
Pop-up shop Vitrine
Festivalcentrum naast Grand Café
20.00 u
Gij die mij niet ziet
KVS
Rode zaal
20.00 u
It’s going to get worse and worse and worse, my friend
Voetvolk / Lisbeth Gruwez
Theaterstudio
20.30 u
BIMBO
Boogaerdt/Vanderschoot
Monty
21.00 u
Nagesprek Lisbeth Gruwez
Expozaal
ZATERDAG 25 AUGUSTUS 17.00 u
Het fantastische leven van Silence Fini/ De Werf de Heilige Sint-Christoffel ...
Muziekstudio
18.00 u
Expo Toneelstof 1959-1999
Expozaal
18.00 u
Pop-up shop Vitrine
Festivalcentrum naast Grand Café
18.30 u
Opening Circuit X
Blauwe foyer
20.00 u
Silence Fini/ De Werf Het fantastische leven van de Heilige Sint-Christoffel ...
Muziekstudio
20.00 u
Gij die mij niet ziet
KVS
Rode zaal
20.30 u
BIMBO
Boogaerdt/Vanderschoot
Monty
22.00 u
Nagesprek BIMBO
Monty
© Koen Aelterman
HOOFDREDACTIE Filip Tielens REDACTIE Karolien Byttebier, Anne Declercq, Oona Goyvaerts, Filip Tielens, Marijke Van Geel VORMGEVING Jerina & Tessa Colyn | plumo.be REACTIES filip@theaterfestival.be