Wo 29 augustus 2012
PIETER AMPE & JAKOB AMPE / CAMPO
Jake & Pete’s Big reconciliation attempt for the disputes from the past © Phile deprez
2
© Phile Deprez
Pieter Simon & Jakob Garfunkel
We ontmoeten muzikant Jakob Ampe en danser Pieter Ampe in de binnentuin van Campo Victoria, tussen twee buitenlandse tournees door. We hebben het over hun voor Circuit X geselecteerde voorstelling Jake & Pete’s big reconciliation attempt for the disputes from te past, en beloven het vooral niet over foute broedererotiek te hebben – zoals het tegenwoordig in alle artikels over hen staat. Bij deze! Jakob Ampe: “Onze voorstelling is tot stand gekomen binnen CONNECT CONNECT, een internationaal mentorprogramma van Spielart in München. Zij hadden Dirk Pauwels van Campo gevraagd om mentor te worden, maar hij schoof op zijn beurt Alain Platel naar voren. De mentor mag kiezen met welke artiest hij graag zou samenwerken. Alain koos voor Pieter Ampe. Mijn broer had een lijstje gemaakt van de mensen met wie hij graag zou willen samenwerken. Helemaal onderaan dat lijstje
stond ik (lacht). Maar Dirk Pauwels vond dat Pieter zeker voor mij moest kiezen. In december 2010 hadden we dan een gesprek van enkele uren met Alain Platel. Al vrij gauw ging het vooral over onze broederschap en wat Pieter en ik allemaal gemeenschappelijk hadden.” Pieter Ampe: “Dat was best een emotioneel gesprek. Maar bijna alle thema’s die toen op tafel lagen, zitten ook in de uiteindelijke voorstelling.” Jakob: “Alain zei dat we in onze voorstelling vooral niet moesten negeren dat we broers zijn. Het publiek weet dat immers al voor het komt kijken. We wilden eigenlijk een heel directe voorstelling maken, waarbij we een groot gevoel zouden kunnen overbrengen naar de toeschouwers. Ik gaf in die beginperiode aan Pieter muziek door die ook op die directe emoties mikt en groot geproduced was, zoals Kanye West. In ruil kreeg ik
INTERVIEW
// JAKOB EN PIETER AMPE
dan veel onnozele romcomfilms van Pieter ter inspiratie, zoals The Hangover (lacht). We wisten ook meteen dat we een erg energieke voorstelling wilden maken. Met mijn muziekgroep The Germans maak ik veel noise, en de voorstellingen van Pieter zijn ook erg energetisch. Jake & Pete’s is trouwens de eerste voorstelling die ik maak. Er zijn gelijkenissen tussen het maken van theater en muziek, maar ook verschillen. Ik merk dat bij theater het materiaal ook stuk per stuk wordt gemaakt, om het dan uiteindelijk in laagjes over elkaar te leggen en zo een goede volgorde te vinden, zoals het bij een cd of een setlist ook werkt. De relatie met een publiek is wel heel anders vind ik: bij een voorstelling is iedereen aandachtiger. Je kan met een mimiek al een verschil maken, terwijl ik bij The Germans toch vooral veel volume maak (lacht).” Pieter: “We kwamen al vrij gauw op het idee om gewoon te wandelen op scène, omdat ik me herinnerde dat als we vroeger over straat liepen, sommige mensen ons meteen herkenden als ‘een Ampe’. Een vriendin van me zei na onze première dat ze altijd had gedacht dat ik uniek was, maar dat ze nu inzag dat ik dat blijkbaar gewoon van mijn familie had gekregen (lacht). Dat wandelen heeft ook te maken met een verlangen van mij om de dingen heel klein te houden. In artikels over onze voorstelling staat steeds dat we elkaar de loef proberen af te steken met onze kwajongensstreken, maar daar zit veel meer achter. Wanneer we in een cirkel achter elkaar lopen, gaat het er niet om om ter snelst een pets tegen het hoofd van de andere te geven, maar wel om het feit dat we niet ‘gewoon’ kunnen lopen, omdat we zelfs daarin zo hard op elkaar gelijken.” Jakob: “De volgorde van ons materiaal maakt dat onze voorstelling een spel van uitdagen en plagen wordt, en dat we altijd hoger en harder willen gaan. Het is nooit echt de bedoeling geweest om een grappige voorstelling te maken. Zoals het in de titel staat, doen we vooral ‘pogingen’. We wilden zeker geen steriele, afgelikte productie maken. Die pogingen werken best grappig, denk ik.” Pieter: “Zo hebben we in de repetitieperiode eens een grote domino gemaakt met al het materiaal dat we van onze scenograaf Jelle Clarisse gekregen hadden toen hij ging verhuizen. Dat was een hele camion vol, er zat zelfs een zetel van een auto bij. Ik heb een allergie aan katten, en toen was ik wel bang dat we katten die in het atelier van Jelle rondliepen op die manier ook in onze studio binnenhaalden (lacht). Met dat materiaal zijn we dan beginnen experimenteren. Zo hebben we onderzocht op welke manier we allemaal galm konden krijgen uit boxen, en of we er niet met heel ons lichaam konden inkruipen.” Jakob: “Een van onze inspiratiebronnen was Graceland van Paul Simon. Pieter luisterde tijdens het repetitieproces veel naar die plaat, en toen we samen
3
een Classic Album-documentaire over Graceland bekeken, moesten we om de twintig seconden op de pauzeknop duwen omdat alles wat Paul Simon vertelde ook zo op ons van toepassing leek. In die documentaire komt trouwens ook de broer van Paul Simon voor, en ze dragen allebei zo’n indianenvestje met van die revers. In onze voorstelling proberen we het beeld op de achterhoes van Bridge over troubled water van Simon & Garfunkel na te bootsen: de ene die met het hoofd op de rug van de andere leunt . Wij zijn echter even groot, wat het beeld bij hen veel geslaagder maakte omdat Garfunkel veel groter is dan Simon (lacht).”
"Mensen zien aan onze wandelpas dat we 'een Ampe' zijn" Pieter: “Ik denk dat een grote troef van de voorstelling de herkenbaarheid op het vlak van familie en broers is. Bij ons in Vlaanderen wordt daar vaak niet zo over gesproken. We zijn zelf heel katholiek opgevoed, en dat Vlaamse thema hebben we ook in de voorstelling verwerkt. Aan het einde zingen we Onze lieve vrouw van Vlaanderen. Sommige mensen vinden dat misschien iets vies, anderen dan weer niet. We hopen dat mensen in onze voorstelling een soort nuance vinden daarin, dat wat wij tonen niet het Vlaanderen van de N-VA is. Ik zit nu al een aantal jaren in het zeer internationale danscircuit, en merk dat iedereen zich daar als migranten beschouwd en niet goed weet waar ze naar toe gaan of vanwaar ze komen. Voor mij is dat nochtans erg duidelijk: ik heb veel meegekregen van mijn familie, en van in Vlaanderen op te groeien en in een stad als Gent te wonen. We zijn hier een beetje minder warm dan de meditteranen, en een beetje warmer dan de Scandinaven (lacht)." Jakob: “Misschien is dat wel een universeel gevoel voor veel mensen. Al hoeft niet iedereen zich in onze voorstelling aangesproken te voelen. In Brugge kregen we eens een recensie die zei dat wat wij maakten eigenlijk geen dansvoorstelling is, maar een kindervoorstelling. Al wist de recensent niet of zijn kinderen het wel mooi zouden vinden (lacht). In die recensie kregen we ook de suggestie dat we in plaats van met houten dozen beter met kartonnen dozen zouden werken, omdat die toch iets flexibeler zijn en we zo dus een beter voorbeeld zouden stellen. Eigenlijk moesten we zoiets doen als Wurre Wurre in de jaren tachtig al deed, maar waar zij volgens de recensent toch veel beter in slaagden (lacht).” ◆ Filip Tielens
4
CREW
// ALAIN PLATEL
Alain Platel begeleidde de voorstelling Jake & Pete’s big reconciliation attempt for the disputes from the past. Nieuwsgierig naar hoe hij dit heeft aangepakt, belden wij hem op.
© Willy Wtterwulghe
Kende je Pieter en Jakob Ampe al? Alain Platel: “Pieter deed in 2002 auditie bij Les Ballets C de la B. Ik herinner me zijn passage nog zeer goed, zowel zijn verschijning als wat hij te vertellen had. Hoewel ik toen zocht naar een specifieke groep dansers en Pieter niet selecteerde, bleef ik zijn parcours van op afstand volgen. Het voorstel van Dirk Pauwels om hem te coachen in Jake & Pete’s… verheugde me. Die periode was voor mij vrij heftig. De repetities liepen namelijk samen met die van C(h)oeurs. Overdag werkte ik met Les Ballets en ’s avonds ging ik kijken naar Pieter en Jakob.” Wat mogen we onder coaching verstaan? Is jouw invloed merkbaar in de voorstelling? “Dé uitdaging voor mij was zoeken naar hoe ik me ten opzichte van dit project moest verhouden. Ik wou vermijden dat er Platel-invloeden zouden insluipen. Als regisseur heb je de neiging om de dingen naar je hand te zetten. Dat wilde ik absoluut niet doen. Ik luisterde vooral naar wat Pieter en Jakob te vertellen hadden. Van daaruit probeerde ik datgene te accentueren waarvan ik dacht: ‘dat willen ze precies graag doen, maar ze twijfelen nog’. Ik zei steeds eerlijk wat ik voelde als ze me dingen presenteerden. De voorstelling groeide uit dit soort van dialoog. Jake & Pete's… is voor honderd procent een creatie van de broers Ampe, maar ik voel me er wel zeer nauw bij betrokken.”
© Chris Van der Burght
Ga je nog geregeld naar Jake & Pete's… kijken om de ontwikkeling verder op te volgen? “De voorstelling ging in première in november. Ik zag ze in Gent. Als er zich een gelegenheid voordoet om Jake & Pete’s… nog eens te zien, doe ik dat met veel plezier. Maar het is niet de afspraak dat ik telkens mee ga en hen stuur of corrigeer. Het is hun voorstelling. Ik heb er alle vertrouwen in.” Zou je vaker mentor willen zijn van een voorstelling? “Ik ben op een moment in mijn leven gekomen dat ik het interessant vind om de kennis die ik door de jaren heen heb opgedaan, te delen met mensen door mee te werken aan projecten die ik niet zelf regisseer. Het gebeurt nog wel eens dat ik projecten van anderen coach, maar nu was de uitdaging om er zelf zoveel mogelijk af te blijven. Dat is niet makkelijk als je al vijfentwintig jaar als regisseur werkt, maar het bevalt me wel. Het is zoeken naar een evenwicht tussen op een eerlijke manier feedback geven en afstand bewaren. Ik weet niet of dit soort coaching een nieuwe fase is, maar als dergelijke projecten zich aandienen, zeg ik zeker geen neen.” ◆ Oona Goyvaerts ◆ Filip Tielens
INTERVIEW
// PETER VAN DEN EEDE
© Jonas Lampens
Willem de Wolf is een Nederlandse acteur en schrijver. Hij richtte samen met Ton Kas het gezelschap Kas & de Wolf op. Sinds 2010 maakt hij ook deel uit van het Antwerpse gezelschap De Koe. Naar aanleiding van de selectie van zijn voorstelling Krenz op Het Theaterfestival vroegen we aan artistiek leider Peter Van Den Eede van De Koe wat Willem de Wolf zo bijzonder maakt.
5
Hoe is Willem de Wolf bij De Koe terecht gekomen? Peter Van Den Eede: “Ik heb hem gevraagd na de voorstelling Onomatopee (coproductie met Dood Paard en STAN uit 2006, AD). Dat was echt een fijne samenwerking. Ik wou graag dat hij meespeelde in de voorstelling die daarop volgde: Wij hebben een/het boek (niet) gelezen.” Hoe zou je Willem als acteur omschrijven? “Ik kan hem met niemand vergelijken, dat vind ik net heel leuk. Hij vertelt op een persoonlijke manier. Hoe hij zijn zinnen fraseert en uitspreekt, dat is heel eigen aan hem. Hij is erg minutieus en doet dingen heel bewust. Je denkt dat hij in zijn spel telkens hetzelfde doet, maar als je goed kijkt, zie je echter dat er veel beweging in zit.” Hij speelt nu sinds 2010 bij De Koe. Is hij veranderd in die jaren? “In het begin had hij wat schrik dat we er niet in zouden slagen om samen te spelen. Maar dat is nu helemaal weg. Hij was toen ook enorm gevoelig voor gemaakte afspraken: we hadden het zo afgesproken, dus dan moesten we het ook zo doen. Dat is nu erg geëvolueerd. Het leuke is dat in ons samenspelen de respectievelijke persoonlijkheden toch niet verdwijnen, wat ook met Natali Broods zo is. We vormen een goede driehoek.” Is dit karakteristiek voor De Koe? “Ja, maar dat is met de jaren zo geëvolueerd. Vroeger had ik graag dat de violen gelijk gestemd waren. Sinds de voorstelling Vandeneedevandeschrijvervandekoningendiderot (coproductie met STAN, AD) die we in 2001 speelden, heb ik dit idee laten vallen. Ik vind het nu interessanter dat de violen niet op elkaar afgestemd zijn. Je hebt enkel eenzelfde visie nodig. Die visie kan zich wel concretiseren in allerlei verschillende vormen die tegenstrijdig kunnen zijn. De tegenstrijdigheid kan het spel meer dimensie geven.” Heeft Willem de Wolf een verandering teweeggebracht in het elan van De Koe? “Ja, ik vind van wel. Hij gooit zichzelf erin, en blijft hierbij zichzelf. Daardoor geeft dit een nieuw gezicht aan De Koe, een nieuwe differentiatie. Het is een andere manier om er mee om te gaan. Iedereen die een tijd bij De Koe heeft gespeeld, heeft iets bijgebracht. Maar ik denk dat Willem van iedereen de meeste makerskwaliteiten heeft.”
Kan je een eigenschap van Willem noemen waar je naar opkijkt? “Ho, al de dingen die ik al genoemd heb. Maar ik heb vooral ontzag voor mensen die het verschil kunnen maken door zichzelf te zijn, en Willem is iemand die doet wat hij denkt dat hij moet doen. Ik vind het ook ongelooflijk dat hij in Krenz helemaal alleen op een scène staat. Dit is iets wat ik nog nooit gedaan heb.” Kan je ons ook een minder goede eigenschap van Willem de Wolf vertellen? “Het zou soms leuker zijn als hij iets langer zou blijven plakken na een voorstelling. Willem drinkt geen alcohol, ik begrijp eigenlijk wel dat je dan niet lang blijft. Maar laat op de avond ontstaan er soms boeiende gesprekken, en dan is het altijd zonde als hij er niet bij is!” ◆ Anne Declercq
6
SUMMERSCHOOL
// RECENSIE IT'S GOING TO
In de Summerschool Kunstkritiek begeleidt Wouter Hillaert van rekto:verso negen jongedames in het formuleren van meningen en recensies over de geselecteerde voorstellingen van Het Theaterfestival. Op deze middenpagina leest u twee recensies.
© Luc Depreitere
Waarheid, durven, doen
Men neme een danseres, samples uit een antidrugsspeech van een Amerikaan, een leeg speelvlak. Goede gerechten hoeven niet per se een lange rist aan ingrediënten te bevatten. Voetvolk baseerde zich voor It’s going to get worse and worse and worse, my friend op de bezwering van het gesproken woord. Maar meer nog dan een herinterpretatie werd dat de basis voor een geheel nieuwe, eigenzinnige boodschap. Overtuigende spreekbeurten kenmerken zich door een zorgvuldige opbouw. Een onbeschreven blad wordt slechts langzaam ingekleurd. Zo ook de toehoorder. Terwijl de meeste oratoren bij aanvang met de deur in huis vallen, kiest Lisbeth Gruwez voor de zachte aanpak. In haar inleiding tast ze ruimte en publiek af in een bescheiden dynamiek. Soms laconiek, steeds afgemeten en met slechts een doel voor ogen: de extase. Enkel kleine trillingen in de handen, de wenkbrauwen en de mond verraden een brute kracht die stevig wordt ingetoomd. Gruwez is een gedecideerde furie die haar lichaam ten dienste stelt van zeggingskracht en vertaling. Want waar de tekstflarden abrupt worden afgebroken en tekort lijken te schieten, gaan haar bewegingen overnemen. Zij voert het hoge woord. Woordeloos. Ze suggereert en kneedt het origineel op een manier die zowel dominantie als onderworpenheid doet vermoeden. De danseres is zowel meester als dienaar van de betekenis.
Het middenstuk van haar betoog beargumenteert dat met grootse gebaren. Hetzij gewillig, hetzij assertief geeft ze losse woorden, die uiteindelijk in een zin gaan passen, mee betekenis. En ze speelt. Met een keur aan snel wisselende personages, met de ruimte en met de verwachtingen, van het publiek, maar ook van zichzelf. Zelfs zij weet niet wat komen gaat, zo lijkt het. De spanning en straaltjes zweet nemen toe, de feeks is ongetemd. In een tijd waarin denken en handelen worden beheerst door een overvloed aan beelden en ongezouten meningen, pleit Gruwez al dansend voor de subtiele suggestie. Dat doet ze op het scherp van de snee, daarin ondersteund door de steeds sneller wordende muziek en woorden. Met een geladenheid zo groot, dat de massa niets anders kan dan zich gewillig te laten meevoeren. Als dit de bezwerende impact van dictators symboliseert, wordt kunstbeleving bijna gevaarlijk. Dan: de slotsom, de ultieme ontlading. Balanceerde Gruwez eerder op de rand van het beredeneerde, dan valt ze hier definitief van het spreekgestoelte. De touwtjes worden doorgeknipt, het beest mag eindelijk los. Het militaristische verdwijnt in zowel kostuum als in bewegingen, die beiden slap en vaal worden. Gezucht, gekerm en ondefinieerbare termen ontsnappen haar tijdens de vele bokkensprongen en op de aanzwellende violen ontketent zich een strijd tussen toegeven en volhouden, tussen wanhoop en victorie. Deze dans herbergt meer spelers dan hij aanvankelijk doet vermoeden. Lisbeth Gruwez is de redenaar die alleen lijkt te zijn, maar dat niet is. Er is namelijk ook de achterban in Maarten Van Cauwenberghe, die woord en geluid op de bühne afvuurt. Er is het publiek, dat heen en weer wordt gesleurd tussen die twee actanten, tussen ongeloof en overgave. En er is de intentie, die de ruimte vult als een vraagteken, drie puntjes en een exclamatie tegelijk. It’s going to get worse and worse and worse, my friend gaat over meer dan alleen de impact van woorden. Daadkracht overmant namelijk meermaals die van taal. Waar gestes het spreken doorgaans ondersteunen, gebeurt dat hier net omgekeerd. Noem het beredeneerde waanzin, een aftasten van de menselijke schizofrenie, van het gendervraagstuk of van macht. Maar noem het ook een eerlijke zoektocht naar de waarheid, naar betekenis en bovenal: naar de hoop zichzelf nooit echt helemaal kwijt te raken. ◆ Nel Van Vooren
GET WORSE... EN RECENSIE BIMBO
7
BIMBO. Titel noch voorstelling laat veel aan de verbeelding over, maar subtiliteit is niet wat Boogaerdt en van der Schoot met hun jongste creatie beoogden. Wat nogal braafjes aanvangt met een dansende jetsetslet, escaleert al snel in een lynchiaanse pornonachtmerrie. Het beeld word je al onder de neus geduwd nog voor je de tijd krijgt om je verbeelding te laten werken. Ook wegkijken is geen optie. Je zit er middenin. ‘Mocht Barbie een mens zijn, zou ze zwichten onder haar eigen gewicht’ of ‘Gemiddeld slijt een Nederlander zes jaar van zijn leven voor de beeldbuis’. Het publiek wordt voor de honderdste keer bestookt met reeds lang gekende weetjes, en ook het obligate Baudrillard-citaat passeert de revue. We leven in een beeldcultuur waar illusie en realiteit inwisselbaar zijn geworden – een boodschap die ons sinds de jaren '90 met de paplepel wordt ingegeven. Waarom zou je als theatermaker niet eens iets nieuws vertellen? Het antwoord op die vraag ligt in de sterke uitwerking van het thema en de keiharde confrontatie waar je als kijker niet onderuit kan. Op twaalf breedbeeldschermen die het publiek insluiten, verschijnt een schaars geklede vrouw. In real time staat ze vlak achter het publiek in een ruimte die zowel dienst doet als opnamestudio, speelvlak en kleedkamer vol seksattributen, maskers en opblaaspoppen. Je kan even over je schouder heen gluren, maar de kans bestaat dat een bimbo je strak in de ogen kijkt. Snel zoek je weer de veiligheid van de tweedimensionale versie die nog steeds zachtjes met haar heupen staat te wiegen. Zowel de opstelling van de zaal als de inhoud van het stuk vormen een mooie vertaling van de dunne grens tussen schijn en werkelijkheid. Een voyeur kan makkelijk omkijken, maar de illusie biedt meer comfort. Dan gaan alle remmen los. De vrouw zakt door haar benen, duwt haar borsten vooruit, laat haar kont hoog naar achteren hellen. Dit is nog maar een voorproefje van wat zal komen. Een nieuw paar billen doet zijn intrede. Al snel zijn ze met vier. Videoslet, pornoster, playboykonijn of geile huisvrouw – hun ogen zijn even hol, ze zijn één pot nat. Hun lijven kronkelen in een s-vorm als waren ze de vleesgeworden initiaal van sekssymbool. Begerige monden staan wijd opengesperd, gezwollen lippen klaar om toe te slaan. De vrouwen blijven naderen, verglijden in close-up. Hun bloeddoorlopen verleidersogen lonken, hun blauwdooraderde tongen krioelen minutenlang in beeld. Suzan Boogaerdt, Bianca van der Schoot, Marie Groothof, Floor van Leeuwen en Erika Cederqvist laten zich van hun beste kant zien.
© Ben Van Duin
Peepshow of the real
Wat volgt, is een rist verwijzingen naar de bimboficatie van de vrouw: van Playboy-reus Hugh Hefner tot de siliconenborsten van Pamela Anderson, van bezwangerde bejaarde tot onder gekwijlde barbiepop, van opgespoten monden tot tanden die licht geven in het donker. Tegen de achtergrond van wansmakelijke fluokleuren paraderen vrouwen verblind door de winkeltassen op hun hoofd. De kleren gaan uit, de maskers aan. De vrouwen ruilen hun identiteit in voor anonimiteit. Nu pas verkopen ze echt hun ziel: met zweepjes en andere marteltuigen in de hand hijgen, likken, zuigen en spanken ze erop los. Mislukte chirurgie, gehavende vagina's, vrouwenmishandeling, SM-kwetsuren worden opgevoerd als het pijnlijke resultaat van het geïdealiseerde vrouwbeeld, maar tot het bittere eind blijven konten repetitief ronddraaien in een bodemloze draaikolk, als waren ze geïndoctrineerd door de 70 minuten lang durende loop: ‘My neck, my back. Lick my pussy and my crack’. Aan deze ten top gedreven seksparade komt pas een eind wanneer ook de muziek abrupt stilvalt. Een oorverdovende stilte. De hoopjes vrouwenresten kijken verdwaasd rond. Een donkere schim doemt op. Het is Eva die als deus ex machina uit het Aards Paradijs is neergedaald. In haar hand houdt ze geen appel, maar een half opgegeten banaan. Een stap te ver in de metaforiek. Eva aanschouwt wat ze heeft aangericht. Zoveel eeuwen na haar vervloekte hap is de vrouw als geïncarneerde onschuld getransformeerd tot een schamel hompje vlees en plastic. Is dit het sleutelmoment waarop de vrouw tot inkeer komt? Of is het een blik vol medelijden op het onomkeerbare? Bovenal is Bimbo een krachtige drilbeurt van makers die de welbekende boodschap nog eens heel luid van de daken willen schreeuwen: laat u vooral niet bimboficeren! ◆ Laura Herman
8
© Danny Willems
“Veiliger dan theater kan een omgeving niet zijn”
Theatermonument Josse De Pauw geeft in de monoloog Raymond gestalte aan voetbalreus Raymond Goethals. Podiumrecensenten applaudiseerden, sportfanaten steigerden. "Voetbalfans hebben doorgaans weinig kaas gegeten van theater." In deze voorstelling is de regie in handen van de Waalse documentairemaker Manu Riche. Voor hem is het een eerste contact met het theater. Viel het jou op dat deze man meer gewend is om met een camera te werken? Josse De Pauw: “Ik weet dat natuurlijk, maar ondertussen is theater al lang geen afgebakende specialiteit meer waarin iemand die van buiten komt onmiddellijk verdwaalt. Theater is gewend geraakt aan allerlei mengvormen en cross-overs van disciplines. Het hoeft dus geen nadeel te zijn. In de voorstelling gaat Manu om met de feiten zoals hij dat ook graag in zijn documentaires doet. Hij wil er ook andere dingen mee vertellen. Manu neigt ertoe te spelen met de grens
tussen fictie en documentaire. Ik kan me daar wel in vinden.” De tekst is geschreven door Thomas Gunzig. Kende u hem al? “Het Vlaams-Nederlands Huis deBuren nodigde ooit schrijvers uit om een verhaal te maken dat enkel zou worden ingelezen en niet gepubliceerd in tekstvorm. Thomas en ik hebben daar eens samen gezeten. Toen heb ik ook Mort d’un parfait bilingue van hem gelezen. Oorspronkelijk ging Dimitri Verhulst de tekst van de voorstelling schrijven. Dimitri is fan van Standaard Luik en Raymond Goethals, en kent Manu al lang. Maar het is niet gelukt. We gingen opnieuw op zoek en Thomas leek ons een geschikte kandidaat. Thomas kent echt niks van voetbal. Dat is misschien het geluk geweest. Maar hij was zeker niet bang om aan de opdracht te beginnen. Het is een erg baldadige onderneming geworden, en dat vind ik wel fijn.”
INTERVIEW
Voetballiefhebbers klagen dat er ‘fouten’ in het verhaal zitten. Wat vindt u van hun reacties? “Voetbalfans hebben doorgaans weinig kaas gegeten van theater. Dat is logisch, ze zijn het meestal niet gewend om naar het toneel te gaan. Als een theaterliefhebber naar het voetbal gaat en niet weet wat buitenspel is, heeft hij ook een probleem. Gewoonte zorgt ervoor dat je de taal van een medium leert lezen. Een aantal mensen kwam kijken om Raymond te zien zoals Chris Van den Durpel hem op scène zou zetten. Dat twintig minuten volhouden zou al een krachttoer zijn. Bij mij gaat het om anderhalf uur, daar moet je een andere theatrale vorm voor vinden. Sommigen waren daar ontgoocheld over, dat is dan maar zo. Anderen waren verbaasd, maar gingen heel gelukkig naar huis. Ze zeiden: ‘Dat is Raymond niet, maar dat maakt niets uit.’ Een aantal oude vrienden van hem vroegen na de voorstelling naar mij. Ze waren heel content. Maar goed, het is geen voorstelling over Goethals. Hij is het uitgangspunt, zoals Julius Caesar dat was voor de gelijknamige voorstelling van Shakespeare. Wij weten toch ook bij god niet hoe het leven van Caesar was.”
“Ik ben nooit een compagniebeest of een gezelschapsmens geweest” Bij een publiek figuur heeft iedereen natuurlijk al een mening. “Het is een mes dat aan twee kanten snijdt, dat maakt het erg interessant. Ik heb al dikwijls zin gehad om theater te maken over Bijbelse figuren. Eigenlijk zijn dat lege hulzen, iedereen weet er wel iets over. We hebben allemaal onze ideeën over Maria Magdalena of Judas en als theatermaker kan je die ideeën dan counteren. Dat is erg boeiend. Maar de mensen moeten vooral komen kijken. Veiliger dan theater kan een omgeving niet zijn, dus kom maar en zie wat er gebeurt. Het is geen oorlog, hé. Je zit daar en misschien begrijp je er niks van, maar is dat zo erg? Van sommige dingen in het leven begrijp je ook niks, maar misschien kan je het wel langzaam ontrafelen. Theater heeft niet als opdracht zieltjes te winnen, wij moeten niet opschuiven naar de taal van de voetballiefhebber.” Taal staat erg centraal in de voorstelling. U spreekt afwisselend Nederlands en Frans. “Taal is het kernthema van de voorstelling. Niet de taalgemeenschappen, wel taal in zijn oorspronkelijke bedoeling: ‘ik wil begrepen worden en ik zal begrepen worden’. Echt alle middelen inzetten om begrepen te worden. Dat was ook heel erg Goedhals en het maakte hem enorm geliefd. Mijn moeder liet de afwas even staan als hij op televisie was. De voorstelling heeft
// JOSSE DE PAUW
9
met taligheid te maken. Niet de taal die naar perfectie streeft, maar wel een taal die een poëzie krijgt. Zoals kindertaal een poëzie kan krijgen.” Was het moeilijk een tweetalige tekst in de vingers te krijgen? “Het was makkelijker dan ik had gedacht. Het was vooral moeilijk om de tekst te maken. Thomas had hem in het Frans geschreven, Mieke Verdin maakte de vertaling en ik heb van die twee een vlechtwerk gemaakt. Om te zorgen dat je niet de hele tijd het gevoel hebt dat er vertaald wordt, moet je muziek vinden, een soort van tourbillon. Ik heb altijd heel erg met het Frans als tweede taal geleefd. Ik kwam er achter dat ik enorm met die muziek vergroeid ben, dat wist ik niet.” Zijn er onderwerpen waarvoor de ene taal geschikter is dan de andere? Men zegt wel eens dat het Frans de taal van de liefde is. “Over de liefde spreken we graag in een andere taal omdat het in onze eigen taal zo confronterend is, omdat we elk woord precies begrijpen. In een andere taal wordt alles wat vager. De liefde is daar meestal mee gediend. Je eigen taal is altijd de taal die je het best beheerst. Het is iets moeilijker om het Nederlands te laten swingen, daarom houden we zo van het Engels of het Italiaans. Maar dat we dat gevoel hebben, heeft meer met ons te maken dan met die taal, dat geloof ik echt. Het is soms een beetje werken, maar dat is niet erg.” Speelde u de voorstelling ooit voor een volledig Franstalig publiek? “Nee, hoewel dat nog kan komen. In de KVS waren elke avond 20 tot 25 % van de toeschouwers Franstaligen. Dat vind ik absoluut het mooiste aan de voorstelling: het gemengde publiek. Dan heb je twee bewegingen in de zaal: soms loopt het Frans wat voor, dan het Nederlands. En de zaal zelf vindt dat ongelooflijk gezellig.”
“Shakespeare kende Julius Caesar toch ook niet” U was afgelopen seizoen ook te zien in Duister hart van Toneelhuis, eveneens een marathonmonoloog. “Het is nochtans niet iets waar ik op zoek naar ben, het gebeurt. Ik hou er wel van om alles zelf in handen te hebben, het ritme te kunnen bepalen. Maar ik speel ook erg graag met medespelers of muzikanten, al ben ik nooit een compagniebeest of een gezelschapsmens geweest. Behalve bij mijn eigen groepje van 35 jaar geleden met enkele vrienden (Radeis, KB) heb ik nooit deel uitgemaakt van een gezelschap.” ◆ Karolien Byttebier
10
HET JURYLID
Hoe was het om een jaar in de jury van Het Theaterfestival te zitten? Bert Anciaux: “Ik vond dat een heel bijzondere ervaring. Ik heb veel gezien – misschien niet zoveel als de andere leden – maar toch wel heel wat. Als minister ging ik destijds regelmatig naar iets kijken, maar toen moest ik mijn tijd over heel veel sectoren spreiden. Nu was het toch wel intensiever.” Hoe werden er knopen doorgehakt? “We hebben van alles geprobeerd om tot een goed resultaat te komen. Er waren duidelijk wel wat verschillende meningen – wat vanzelfsprekend is. We hebben in eerste instantie onze individuele favorieten opgeschreven en gekeken of daar een overeenstemming was met de anderen. Over sommige voorstellingen was er absoluut een consensus onder alle juryleden. Dan waren er ook een aantal voorstellingen die heel fel verdedigd werden door één of twee leden, maar heel sterk aangevallen werden door anderen. Die hebben het uiteindelijk niet gehaald.” Wat maakt voor u een goede voorstelling? “Ik heb geen zin meer om naar voorstellingen te kijken waar ik mij vanaf de eerste minuut erger, ook al heb ik dat in het verleden wel gedaan. Een voorstelling is voor mij goed wanneer ik mij er goed bij voel. Dat wil niet zeggen dat het gemakkelijk en vlot moet zijn. Het mag moeilijk zijn, maar ik wil er iets in vinden. Het moet mij raken. Ergernis vind ik niet meer voldoende. Het moet mij kunnen verbazen, verwonderen, ontroeren of verrassen.”
// BERT ANCIAUX
Op welke manier oefent u nu als senator invloed uit op het culturele veld? "Enerzijds ben ik daar als senator rechtstreeks mee bezig op federaal niveau. Daar zijn niet zoveel instellingen, maar ik steek daar toch veel tijd in omdat het er niet zo goed mee loopt. Anderzijds ben ik ook veel bezig met het kunst- en cultuurbeleid, maar achter de schermen. Ik zit mee in de stuurgroep van de partij, ik heb mijn visie en maak die bekend en ik voel me daarin een vrije vogel. Het is niet omdat ik tot een meerderheidspartij behoor, dat ik daarom moet zwijgen. Ik zie de sector graag en ik ben soms ook wel ontgoocheld door het feit dat daar vaak niet genoeg politieke liefde en warmte naartoe gaat.” Bent u door uw jaar als jurylid in contact gekomen met voorstellingen waar u anders niet spontaan naar zou gaan kijken? “Ik heb zeker stukken gezien waar ik vanuit een vooroordeel normaal niet naartoe zou gaan, maar die mij aangenaam hebben verrast. A Louer van Peeping Tom, bijvoorbeeld, is een dansvoorstelling waarvan ik in eerste instantie dacht dat ze niets voor mij zou zijn, maar waar ik mij heel goed bij heb gevoeld. Ik hou ook van onze choreografen: Alain Platel, Wim Vandekeybus, Sidi Larbi Cherkaoui, sommige voorstellingen van Anne Teresa De Keersmaeker… Maar het is niet echt het genre waar ik mij het makkelijkst kan in smijten.” Gaat u in de toekomst nog vaak naar voorstellingen kijken? “Natuurlijk. Ik moet wel zeggen dat ik het laatste jaar iets minder naar muziekvoorstellingen en films ben geweest dan anders, dus ik ga mijn tijd terug iets gelijkmatiger verdelen over de verschillende sectoren. Ik heb er echt van genoten om in de jury van Het Theaterfestival te zetelen en vond het een hele eer. Ik ben bijna een decennium met hart en ziel bezig geweest met cultuurbeleid en ik zie de sector dan ook heel graag.” ◆ Marijke Van Geel ◆ Filip Tielens
HET FLATERFESTIVAL
// CRISIS
Toen San Francisco van De Warme Winkel in een kraakpand in Amsterdam speelde, stond er aan de bar een spaarpotje. De geachte E.D.B. veronderstelde dat er in de bar enkel water, koffie en thee geschonken werd, en dat het spaarpotje diende voor een vrije gift, zoals het bij een crisisgerelateerde voorstelling past. De realiteit is echter prozaïscher dan ze in de beleveniswereld van E.D.B. was: er werden wel degelijk alcoholische dranken geschonken, en het vrije gift-potje diende om de vergunning voor het schenken van alcohol te omzeilen. Schol!
DE BARBAREN
// HESTIA PERKISAS
11
© Charlien Adriaenssens
Voor het derde jaar op rij infiltreren acht Barbaren van fABULEUS in Het Theaterfestival. Iedere jongere wordt opgedragen om zich minstens voor de duur van het festival fataal aangetrokken te voelen tot een van de geselecteerde makers. Dagelijks leest u in de dagkrant enkele fragmenten uit de blogberichten van een van de Barbaren. Vandaag Hestia Perkisas over Willem de Wolf van De Koe.
1 juli 2012 ›› De naam is Hestia. Hestia Perkisas. Yes, dat is Grieks. Mijn voorouders waren Grieks en dus misschien wel BARBAREN… Het woord ‘barbaar’ betekent onbeschaafd of onderontwikkeld persoon en komt van het Griekse ‘barbaros’: het als grappig opgevatte geluid dat de barbaroi maakten als ze in Griekse oren 'beschaafd' wilden spreken. De Grieken noemden ieder volk barbaren als ze hen niet konden verstaan of als hun cultuur op hen vreemd overkwam. Daarmee werd in die tijd niet bedoeld dat die volken onbeschaafd waren. Want vaak betekende het vriendelijk en gastvrij. En als er een goed bewaard geheim is onder de Barbaren is het dat we vriendelijk zijn!
25 juli 2012 ›› Egon Krenz werd geboren in Kolberg, wat vroeger Duitsland was, nu Polen. De kleine Egon zag voor het eerst het daglicht op 19 Maart 1937. Aangezien de kans miniempjes is dat meneer Walter Benjamin (Berlijn, 15 juli 1892 – Portbou, 27 september 1940) bij de geboorte of de eerste drie verjaardagfeestjes van ons Egontje was, kunnen we vaststellen dat ze elkaar waarschijnlijk nooit hebben ontmoet, gezien, gesproken, omhelst of samen wat hebben rondgehangen.
17 augustus 2012 ›› Ik ben echt he-le-maal niet te laat voor moederdag! Laten we even doen alsof we
terug 15 augustus zijn. Dus: 15 augustus! Ik ben 100% op tijd voor moederdag. Voor de dag van mijn moeder! Voor de dag van ALLE mammies. Ik was dus keurig op tijd. Heb het bijgelegd met een cadeau. Kreeg een kusje of drie van mama, at een stukje taart en had een leuke dag vol spel en gelach.
Egon Krenz
Krenz ging vanaf zijn vierde vaderloos door het leven. Zo jong! Kan iemand zich nog iets herinneren van toen hij 4 was? Zouden we dat willen? Wat zouden we ons dan willen herinneren? Alleen de goede zaken of ook de slechte dingen? De grappige momenten of juist alleen de ontroerende herinneringen? De eerste vuile luier? De eerste keer je voor meer dan twee uur aan een stuk sliep? Al die dingen wist Krenz niet meer. Hij zou nooit politieke raad kunnen vragen aan zijn vader. Een rolmodel hebben voor de vrouwtjes. Zou zijn vader hem hebben kunnen waarschuwen voor de val die hij zou maken aan het eind van zijn carrière?
Willem de Wolf daarentegen, de schrijver van het toneelstuk, had zijn vader nog. Had hem nog voor alle snuggere en minder snuggere vragen die hij had te beantwoorden. Had iemand die vertelde hoe hij het best met het communisme om moest gaan. Om het te accepteren. Om het te aanvaarden en de boodschap te verkondingen aan anderen. Zijn vader vertelde hem verhalen die zijn leven zouden veranderen. Zijn hele gedachtegang werd bepaald door wat zijn vader deed, zei of dacht.
Beide mannen. Rood bloed. Rood hart. Rood boekje. Maar toch zo verschillende uitgedraaid. Had het iets te maken met hun vaders? Met hun moeders? Met hun omgeving of hun opvattingen?
AGENDA // TEKENAAR // COLOFON
12
WOENSDAG 29 AUGUSTUS 18.00 u
Expo Toneelstof 1959-1999
Expozaal
18.00 u
Pop-up shop Vitrine
Festivalcentrum naast Grand Café
20.00 u
Raymond
KVS / Théatre National
20.00 u
Jake & Pete’s big reconciliation attempt for the disputes from the past
Pieter Ampe & Jakob Ampe/ Theaterstudio Campo
20.30 u
Krenz, de gedoodverfde opvolger
De Koe
Rode Zaal
Monty
DONDERDAG 30 AUGUSTUS 09.00 u
Conferentie Crossroads VTi
18.00 u
Expo Toneelstof 1959-1999
Expozaal
18.00 u
Pop-up shop Vitrine
Festivalcentrum naast Grand Café
19.00 u
Inleiding De Pijnders
Arne Sierens
Rode foyer
20.00 u
De Pijnders
Cie Cecilia / Theater Antigone / De Werf
Rode Zaal
20.00 u
Dit is alles
HETPALEIS
Theaterstudio
20.30 u
Krenz, de gedoodverfde opvolger
De Koe
Monty
Winterlicht | © Koen Aelterman
HOOFDREDACTIE Filip Tielens REDACTIE Karolien Byttebier, Anne Declercq, Oona Goyvaerts, Filip Tielens, Marijke Van Geel VORMGEVING Jerina & Tessa Colyn | plumo.be REACTIES filip@theaterfestival.be