TheaterFestivalkrant 3/09/2018

Page 1

MA 3 & DI 4 SEP 2018 DAGKRANT NR. 4 © Kurt Van der Elst

Het allesomvattende spijt uit PLATINA Abke Haring brengt haar publiek in een liminale roes From common ground to common experience

© Thomas Dhanens

Drama­turgen naar de zelfhulpgroep Iedereen ‘woke’ op Het TheaterFestival

n Va urt ©K ls rE de t

www.theaterfestival.be


Š Kurt Van der Elst


3 september 2018   1

PLATINA Abke Haring/Toneelhuis & Zuidpool

PLATINA in gesprek met twee edele metalen

Na veertien jaar sluit theatermaker Abke Haring haar periode in Toneel­ huis af met de voorstelling PLATINA, die zowel geselecteerd werd voor het Vlaams als het Nederlands Theater­ Festival. Daarin brengt ze een aangrij­ pend portret van een koppel dat een laatste poging doet om aansluiting bij elkaar te vinden. Ik ging samen met haar en tegenspeler Koen van Kaam in gesprek over verscheurende thema’s en verbindend vertrouwen. Dina Dooreman

Abke, op welk moment wist je dat je deze voorstelling wou gaan maken?

Abke: ‘PLATINA is het eerste deel van UNISONO en PLATINA. Ik wist dan ook al heel lang dat ik deze voorstelling ging maken. Voor mij was in het begin al helder dat het over een koppel moest gaan, maar wat precies wist ik pas later. Toen ik aan de voorstelling begon te schrijven, woonde ik al terug in Amsterdam. Ik had daar geen schrijfplek en huurde een kamertje bij een kunstenaarscollectief. Ik weet nog dat ik ‘s nachts daar zat met een zwarte kop koffie en de boten buiten zag liggen en de trein hoorde voorbij denderen. Het was een hele mooie plek. Toen heb ik de eindmonoloog van Koen geschreven. Ik voelde dat ik iets te pakken had. Ik gaf als het ware iemand woorden en die woorden waren dan de kern.’

Vanavond spelen jullie de twintigste voorstelling van PLATINA. Hebben jullie het gevoel dat de voorstelling nu een andere betekenis heeft dan bij de première?

Abke: ‘In onze speelreeks waren we tijdens het spelen voornamelijk bezig met humor en met de vraag hoe we het luchtig kunnen houden. Nu zagen we de video terug en merkten we hoe heftig de


2   3 september 2018

PLATINA Abke Haring/Toneelhuis & Zuidpool

voorstelling eigenlijk is. Eigenlijk gaat de voorstelling over spijt in de ruime zin van het woord, een allesomvattende spijt.’ Koen: ‘De spijt over de foute keuzes die je in je leven hebt gemaakt en die je niet hebt rechtgezet. Keuzes die niet meer terug te draaien zijn. Spijt over het feit dat iedereen sowieso alleen achterblijft. Ik geloof dat bij aanvang thema’s zoals spijt en afscheid al benoemd waren, maar Abke nog niet precies wist welke kant het zou uitgaan. Het was pas tijdens één van de repetities dat er tijdens het spelen een soort van verzoening ontstond tussen de personages, waardoor het even niet meer over spijt ging. Toen hebben we pas echt benoemd dat het over spijt ging gaan.’

Waarom was het belangrijk om Koen te betrekken in het project?

Abke: ‘Omdat het een heel moeilijk thema is. En spijt op een herkenbare manier vorm geven is niet evident. Om dat te kunnen bereiken was het zeer belangrijk om met iemand te werken die ik volledig vertrouw. Ik had voordien al met Koen gewerkt en ik wist dat hij zich volledig kan geven, ook wanneer het in het begin nog niet duidelijk is waar het naartoe zal gaan. Bovendien is hij ook een topspeler en knappe man, zowat de Brad Pitt van de Lage Landen. Peter Seynaeve, die ons coachte, is de George Clooney.’ Koen: ‘En Abke is Carice van Houten! (lacht) Het vertrouwen was vooral belangrijk om zo dicht mogelijk bij de mensen te kunnen komen. Het is een keihard onderwerp dat ieder mens in een bepaalde periode in zijn leven heel hard in zijn gezicht krijgt. Wanneer er spijt is, gaat dit gepaard met pijn en zelftwijfel, verachting over jezelf en twijfel over de ander. Het is een heel complex ding, terwijl het maar zo een kort woordje is. Iedereen ervaart die spijt op een totaal andere manier, maar je ziet in het publiek wel constant momenten van herkenning.’

Abke: ‘Omdat wij elkaar zo goed kennen hebben wij geen vooraf­ gaande tijd nodig om vertrouwen te winnen. We kunnen tijdens het repeteren gewoon meteen begin­ nen en direct naar de kern van de voorstelling gaan.’ Abke, jij leerde Koen kennen toen je net in Antwerpen studeerde. Nu sluit je jouw periode in Toneelhuis ook af met hem. Was je jouw hiervan bewust?

Abke: ‘Ik leerde Koen kennen toen ik nog op toneelschool zat en hij in Ten Oorlog speelde. PLATINA wou ik maken met de mensen die ik echt heel erg liefheb en dat zijn Koen en Peter. Maar het heeft geen symbolische waarde, het is vooral in het belang van het proces. Omdat wij elkaar zo goed kennen, hebben wij geen voorafgaande tijd nodig om vertrouwen te winnen. We kunnen tijdens het repeteren gewoon meteen beginnen en direct naar de kern van de voorstelling gaan.’ Koen: ‘Maar los van het feit dat je Abke haar wereld kent en goed aanvoelt, is het als acteur toch geen simpele opgave. Ik

speelde mee in haar eerste productie van Toneelhuis. Ik herinner me hoe moeilijk dat was als acteur. Abke is wel zeer helder en weet heel goed wat ze wel en niet wil. Maar het gebied waar ze naartoe gaat, is heel moeilijk te vatten, het is zeer vluchtig en ijl. En vaak moet ze zelf ook het antwoord schuldig blijven op de vraag waar dat dan precies ligt.’

Koen: ‘Abke creëert in haar voor­ stellingen een soort verdicht univer­ sum waar alles samengeperst is tot een klein bolletje essentie. En dat bolletje is dan uitgerekt over de duur van de voorstelling.’ Koen, hoe zou je Abke haar werk omschrijven?

Koen: ‘In de periode dat Abke serieus begon te schrijven, waren we ook een koppel. Ik mocht dus op de eerste rij zitten en haar zien evolueren. Ze creëert in haar voorstellingen een soort verdicht universum waar alles samenperst is tot een klein bolletje essentie. En dat bolletje is dan uitgerekt over de duur van de voorstelling. Ik heb de voorstellingen van Abke altijd heel graag gezien en ik vond het heel fijn dat ze vroeg om nog eens samen te werken.’ Abke: ‘Dat is een heel lief antwoord.’

Kortstond, de voorstelling waarin Koen meespeelde, was de eerste en enige productie waarin jij enkel de regiestoel bekleedde. Hoe ervaar jij een productie waarin je zelf niet op het podium staat?

Abke: ‘Het is echt een groot verschil. Het was heel moeilijk om niet mee te spelen, maar toch ook fijn. Regisseren en spelen is ook heel lastig. Gelukkig was Peter Seynaeve erbij om mijn outside eye te zijn. Voor mij is hij heel belangrijk. Ik ben ook wel benieuwd om deze voorstelling eens gespeeld te zien worden door andere mensen, misschien is dat wel heel geestig.’ Koen: ‘Alleen regisseren is ook moeilijk. Je zit op een bepaalde afstand van jouw eigen creatie. Bovendien moet je ook veel meer vragen kunnen beantwoorden als je zelf niet meespeelt. Dat is best vervelend, want als je zo intuïtief werkt als Abke is het niet altijd goed voor een proces om zo veel vragen te krijgen en die al concreet te moeten beantwoorden. Het proces is een grabbelbak waaruit je op je gevoel iets probeert uit te halen. Vragende ogen zijn dan vaak contraproductief. En Abke haar schriftuur is zo specifiek. Het is een eigen universum en het onderwerp wordt betreden via haar wereld. In haar voorstellingen zet zij steeds iemand tegenover zichzelf die een probleem voor haar vormt. Als zij niet meespeelt, is dat iets helemaal anders.’

Waaruit haal jij jouw inspiratie, Abke?

© Kurt Van der Elst

Abke: ‘Ik put onder andere inspiratie uit bijbelachtige teksten. Maar ook documentaires en fotoboeken inspireren mij enorm. Ik vertrek meestal vanuit beelden en als ik schrijf heb ik enkel foto’s op mijn tafel liggen. Het liefst heb ik abstracte beelden, zoals sommige foto’s van Wolfgang Tillmans. Maar evengoed het werk van Nan Goldin. De mensen in haar beelden zijn op een heel intieme manier afgebeeld. Je ziet dus meteen hun mentale ruimte zonder dat jij hierbij uitleg krijgt. Dat is eigenlijk ook wat ik doe, maar dan gedurende een uur met theater.’

De periode in Toneelhuis is nu afgesloten. Wat zijn de vooruitzichten voor het komende jaar?

Abke: ‘We blijven sowieso met PLATINA toeren. Verder speel ik ook met het idee om iets te maken met vier mensen op een scène, waarvan ik er één ben. Ik zou er al veel over willen delen, maar dat doe ik niet!’ (lacht)


3 september 2018   3

PLATINA Abke Haring/Toneelhuis & Zuidpool

© Kurt Van der Elst

Tussen kleine rituelen en stille gebeden Bij een afscheid hoort een ritueel. Abke Haring vertrekt bij Toneelhuis. Met haar laatste voorstelling PLATINA zwaait ze samen met Koen van Kaam de mensen uit. Hoe ze dat altijd doet: klein en gebald, de woorden voorop. Als we theater als een ritueel beschouwen, en Abke Haring als spelleider, ontstaat er iets wat doet denken aan een roes. We noemen het een liminale ervaring. Lotte Ogiers (Wachten. Wachten. Het heeft geen begin. Er zijn geen regels. De richting is veranderlijk. Het moment gevangen in een verborgen beweging. Het begin was er voordat je begon en het einde is verdwenen tussen de gordijnen die je opentrok bij het begin.)

betrekken in een intiem moment. De kracht van de performer om een liminale ervaring op te wekken, schuilt er in om een unieke tijd en ruimte te creëren in de eigenlijke werkelijkheid.

De term duikt voor het eerst op in antropologische teksten, bij de beschrijving van een ritueel in fasen. Een ritueel begeleidt ons immers van de ene levensfase naar de andere. Van kind naar volwassene. Van vrijgezel naar echtgenoot. Er dient zich iets nieuws aan. Het zijn moeilijke momenten die een duidelijk kader vragen. De dagelijkse werkelijkheid wordt vervangen door symboliek. Zo ontstaat er een intieme beleving tussen de mensen die deelnemen. Beschouw het als een verhaal met een begin, midden en een einde. Als het goed verteld wordt, doet het deugd. Wanneer je het middelste deel bereikt, kan je best even stoppen om adem te halen en na te denken over wat al achter je ligt en wat nog zal komen. Dat midden wordt de liminale fase genoemd. Het is de overgang. We veranderen. Er ontstaan nieuwe mogelijkheden.

Het theater van Abke Haring wordt wel eens ‘triptheater’ genoemd. Zelf wil ze haar vertellingen eerder beschouwen als momenten waarop de kijker zichzelf kan verliezen in het tastbare van beeld en klank. In een recensie over UNISONO staat dat ze ‘eerder een vorm speelt dan een personage’. Deze uitspraak kunnen we verbinden met nagenoeg al haar voorstellingen. Haar personages worden nooit benoemd, maar de mens wordt in een benoembaar beeld gegoten. De theatermaakster vertelt over de man, de vrouw, de mens. Ze toont gekende personages uit de maatschappij die nu op theatrale wijze voor onze neus staan. Ze worden geminimaliseerd in beeld en beweging. Hierdoor zijn ze nooit heel menselijk en tegelijk blinken de acteurs uit in menselijkheid door het kader. De abstractie van de bewegingen creëert afstand tussen de kijker en de acteur en tussen de personages. De mensen op de scène leven in hun eigen kader. De voorstellingen vormen zo een ervaring van en voor het individu. Abke Haring reikt aan, maar vraagt ook aan de kijker om mee in de vorm te stappen. Om mee met haar het spel te ontvouwen en aan te voelen: ‘Ik maak niet zozeer toneel voor, maar met het publiek. Je focust samen op een gevoel, op pijn, je gaat daar even door en ervaart samen de hoop. UNISONO is een klein ritueel, een gebed haast.’

Een liminale ervaring creëert een tussenwereld. De werkelijkheid wordt stopgezet. Denk aan een roes. Je slaapt niet en je bent niet ten volle bij bewustzijn. Je bevindt je er ergens tussenin. Ook het theater draagt die roeservaring in zich. De deuren zijn gesloten. Het is donker. Er ontstaat een tijdelijke gemeenschap die samen luistert naar een wereld die alleen in de beleving opgeroepen kan worden. Theater bezit zo de kracht om de kijker te

Abke Haring schept een theatraal kader om haar vertellingen in te plaatsen en toch kunnen we ook stellen dat ze, schijnbaar, elke illusie van theater verwerpt en zich in haar pure vorm toont. Ze gebruikt zelf het woord ‘tussenpersoon’ om de status van de acteur te omschrijven. Het lijkt dat ze als een soort moderator tussen zichzelf en de kijker staat. Wanneer Abke Haring haar woorden kiest, is de bedwelming compleet. Ze lijkt ons

De geciteerde woorden komen uit de voorstelling TRAINER die Abke Haring in 2013 voor Toneelhuis maakte. Ze geven heel goed aan wat een liminale ervaring zou kunnen zijn. Het heeft te maken met de voorbereiding van een volgend moment. En tegelijk schuilt er in dat wachten iets wat ons overrompelt. De alledaagse werkelijkheid voelt plots vreemd aan. Er is iets aan de hand.

deelgenoot te maken van haar eigen roes op het podium. Haar taal is bezwerend, de uitspraak dwingend. Haar associatieve taal lijkt een mantra die ons grijpt en een ervaring opwekt die doet denken aan de roes. De woorden en zinnen roepen beelden op. De taal wordt sensitief. We kijken naar de actrice die in een roes lijkt te verkeren. De kijker wordt deel van haar roes. Deze ervaring zorgt voor een versterking van de band tussen het publiek en de actrice, tussen iedereen in de zaal. De persoonlijke roeservaring maakt plaats voor een gedeelde ervaring. Op deze manier toont Abke Haring haar bezwerende kracht die ertoe leidt dat de theaterervaring geen ervaring van passief kijken wordt, maar (on)bewust worden we deelgenoot van het spel op de scène. Ook al blijven we kijken zonder te bewegen, toch lijken we ons voort te bewegen in de ruimte die Abke Haring tussen zichzelf en de kijker creëert. Het is een ruimte waarin iedereen wordt uitgenodigd om zich te laten bedwelmen in de gezamenlijke roes. Ze verlangt van de kijker dat we tijd doorbrengen met haar, en wel op een actieve manier. Ze verlangt een platonische deelname en zo vangt ze de kijker in haar trip. De grenzen tussen kijker en acteur, tussen betekenis en betekenaar vervagen. De oppositie tussen de dingen vervliegt en dan komen we bij een werkelijkheidservaring die het liminale in zich houdt. We zijn schuldige en slachtoffer in ons gezamenlijk ritueel van kijken en bekeken worden. Misschien moeten we geen rituelen verzinnen om iemand uit te zwaaien. Maar moeten we gewoon kijken. En blijven kijken. Tot zelfs het einde al weer verdwenen is.


4   3 september 2018

Common ground Platform-K & Benjamin Vandewalle

‘I sometimes see Hannah and Kobe as masters in how to deal with life’ How do we find common ground with each other? In an attempt, one realizes that there are differences that need to be taken into account, hurdles that need to be overcome, different perspectives with which one can look at a certain situation or event. It seems to be one of the most difficult, yet most important endeavours everyone wants to strive for nowadays. Regina Janzen A ground where it’s common for everyone to join and get together, is the dance floor. The Belgian choreographer Benjamin Vandewalle created a piece together with dancers Kobe Wyffels and Hannah Bekemans, who both are part of Platform-K in Gent, a dancing platform which trains disabled people in dancing, as well as creates opportunities for them to work with choreographers from the working field, like Benjamin.

In one of your previous statements this piece for you is about going ‘From common ground to common experience’. The common ground you, Hannah and Kobe share is the love for dance. What was the common experience you three had during this process?

Benjamin Vandewalle: I think in their essence the experiences will always be different for everyone, but when we were dancing or performing together, the common experience was that throughout the research, I was always looking for a place where we were meeting each other eye to eye. We were all on the same page and I tried to make sure that the hierarchy would be as horizontal as possible. Of course, there was a choreographer and there were performers, but we were always looking for a place where we were very much in the moment and explored what we would create together in different constellations as peers.

The piece is divided into five different parts. Why did you find it necessary to make the division and what is the red thread that kept the piece together?

There are five playgrounds, common grounds, which are very different from each other. They differ between being composed and being completely improvised. It was a kind of playground for us to explore the different possibilities and qualities. The common experience in these cases was always very specifically related to chemistry between the different constellations of performers. It was about meeting each other and finding the common ground. We are all very different from each other, physically as well as in terms of characters. Kobe and Hannah also had different experiences throughout the process. We didn’t have dialogues where we were exchanging what’s new for them or certain experiences that they had, but one can observe and guess from

the outside. I definitely think that I pushed them a lot in dancing by creating a frame work where they consciously or unconsciously could really develop their dance language. Therefore, I was able to stir them in directions with the musical help of Fulco Ottervanger to places, I think they haven’t been before, just because the frame has never been created for them for that to happen. Especially the duet that they have, is something very new where they found each other in a very slow, concentrated and articulate way. There’s a big power in that. The red line was the meeting that took place in all of those constellations. There was a hunger in all three of us to play with the body.

There is a usage of media and projection in Common ground, which creates different perspectives for the audi­ ence and creates different layers within the piece. What was your reason behind that?

The projection is something that I use a lot in my work in general: installations, video, framing. It was a conscious choice right from the beginning to use something that belonged to me and my artistic background, which also literally helps to frame and box things or certain scenes, so that they are supported. Small things that you catch on camera can sometimes become almost invisible while performing. Yet, they become meaningful watching it on film. There is a certain focus, with which the material can stay itself, instead of being overlooked because of its fragility. It’s a tool and a way to support the work.

What was the personal inspiration to create this piece?

I was invited by Platform-K and I liked the challenge of creating something that I haven’t done so far. At the same time, I’m going back to what I used to do eight years ago, which is dancing. I don’t have the tendency to create dance pieces when I’m on my own. The dance pieces where I’ve succeeded in creating, were the ones where I’m dancing and I have another body that I relate to and that creates the dance itself, which is the case in Common ground. It’s a way to create dance that is meaningful, because it turns into a real instrument, with which I could collaborate with Hannah and Kobe. Why dance? Because the direct line of communication with them was through the body. Dance is a kind of vehicle to be in a relationship with them.

How was your experience of creating the piece while performing in it yourself?

I haven’t been full on dancing for a long time. I was more focused on making installations and frame work, so now to rediscover my body together with them was really interesting. I had help from a very good outside eye. Charlotte De Somviele was really helpful in that way. The nature of the piece is not of a choreography that is so complex that it’s very hard to get an image of how it looks like from the outside, but for me it works the best when I’m in the piece myself. I like to feel the energy on stage, rather than sitting statically and being in verbal communication with the dancers; this is actually very challenging for me.

When you went out to look for common ground, what were you hoping to find?

From experience, I already know that when you start with


3 september 2018   5

Common ground Platform-K & Benjamin Vandewalle

© Thomas Dhanens

certain intentions for an end result, it never goes as planned or develops as organic as it could. Your desire of what you want it to be and what you want it to become in the end, is overpowering the magic of the surprise during the process. It kills the creative process and the chemistry in the studio. The only wish I had was that this piece would become organically what it is today. Having a process where there’s an openness in the studio and a way to capture and frame it in a very playful way without pressure to produce something scripted, but being in the moment and working together. Hannah and Kobe are already so gifted in who they are that my task was more in harvesting the potential that was already there. They themselves are already a proposition. I didn’t come into this creation with the idea of what do I want to create, but more with the curiosity of what can be made. What can be created in this situation? What is being proposed by their dancing and their being? What is already there? These were the questions that led the process.

What was your favourite experience during the process?

The most interesting part for me was to witness the individual processes of Hannah and Kobe. Especially Hannah, is in my opinion, the master of improvisation. She has something that we as artists train for years, which is being genuinely in the present moment and being conscious that there is an audience, but really doing it for herself. She is busy with what she is doing and not with showing or presenting herself. It’s also a part of her condition, which enables her to concentrate deeply on what she’s doing. I never had to tell her anything, just: ‘Hannah, dance!’, and she would go and she would continue and continue and continue. I can watch for hours and still discover new material every time again, up to a point where I was asking myself: ‘Where is this coming from?’

Do you think there is enough inclusion for disabled people in the dancing field?

No, I think in Belgium it’s really shameful in terms of what’s being offered. Platform-K also had problems with maintaining their subsidies, but they found a way to keep going. If you compare it with other countries like the UK or Germany; they’re further advanced in this kind of projects. I also think that especially the theatre is a place, where it’s possible to showcase the beauty of differences and practice inclusion. Disabled people can really contribute something strong to society and I think theatre is definitely a place where you can display that. Theatre is a way to give more people a chance to meet each other, a medium where that kind of meeting is very interesting, because it’s about the body, a presence and being on stage.

Do you think there is a receptive audience for inclusive dance?

disabilities, it’s about three performers. Each in their own character and their encounter. This was also a conscious choice from the beginning, but I’m happy that it also translated like that.

What can we learn from your experience of encountering each other?

This is up to the audience to decide, but for me it’s also just the question of how to encounter life. I sometimes see Hannah and Kobe as masters in how to deal with life. Of course, they have challenges like all of us, but there is something about the way they are dealing with life that is refreshing. They are not busy with the question why. Why am I doing this? What is the purpose? The purpose of life? They’re in life and they are without filter and without border. This is something really beautiful and inspiring. I think it’s a humbling experience and it puts you in your heart energy as well. It’s also about caring. They require a certain sense of caring. You’re placed in your heart energy and that’s what they do with their environment around them. It’s also what kids do. They are big grown-up kids.

‘I would describe the piece with these key words: playfulness, authenticity (no filter), madness, the body and encounter’

Absolutely. Many reactions were similar. People love it, because they realize that the first ten minutes they are busy with Hannah and Kobe having Down’s syndrome, but afterwards they forget about it and that’s why I’m so proud of this piece. It’s not about

‘De lokale gemeenschap is een nest voor toekomstige kunstenaars en tegelijk voor het publiek’ Woensdag 5 september is het tijd om samen te lunchen. Er zullen taarten zijn. De hoofdbrok bestaat uit discussies over het lokaal kunsten­beleid en tegen de avond zou er een recept voor de toekomst klaar moeten liggen. Hopelijk is dat genoeg voer om samen te vieren.

De Inspiratielunch Kunst en Lokaal beleid is een samenwerking tussen Het Theater­­ Festival en verschillende partners: Vere­ niging Van Vlaamse Steden en Gemeen­ ten, de Vereniging Vlaamse Cultuur- en gemeenschapscentra, Kunsten­punt en Overleg Kunsten­organisaties (oKo) willen samen met beleidsmakers en kunstenaars samenzitten om elkaar te leren kennen. Leen Laconte van Oko ziet het als iets positiefs dat de gemeenten nu zelf hun cultuurbudget kunnen beheren. Voor vele schepenen is het dan ook een nieuwe situatie. Het voelt misschien zelfs wel als een eerste september. Vol verwachtingen voor de poort staan, niet weten waar naartoe. Je hebt een hand nodig. Leen Laconte: ‘We willen niet overdonderen. We willen samen zoeken wat we (beleidsmakers en kunstenaars) voor elkaar kunnen betekenen. Geen lijstjes met eisen, maar een gesprek.’ Wat in de culturele centra geprogrammeerd wordt, staat dicht bij wie er woont. Kinderen kijken naar hun eerste theater­­

voorstelling, volwassenen denken er aan terug. ‘De lokale gemeenschap is een nest voor toekomstige kunstenaars en tegelijk voor het publiek. Alles begint in de gemeente’, aldus Laconte. Om culturele bagage mee te geven met de inwoners, is het belangrijk dat de beleidsmakers en kunstenaars elkaar goed leren kennen. Dat er een kader geschept kan worden waarin iedereen kan schitteren in zijn rol. Er moet een juiste wisselwerking ontstaan tussen beleidsmakers en kunstenaars zodat het publiek steeds nieuwe dingen kan ontdekken dicht bij huis. De lunch moet dienen als een inspiratiesessie. Er is geen kers op de taart. Er zijn geen verwachtingen, geen eindconclusie waar naartoe gewerkt moet worden. Het is geen laatste avondmaal waarvan iedereen al weet hoe het zal aflopen. Het is middag. En er is taart.

Xandry van den Besselaar


6   3 september 2018

Wat doet een dramaturg?

Een momentje zelfhulp voor dramaturgen Ze zitten maar weinig samen, die dramaturgen van de Lage Landen. Vaak omdat er simpelweg geen tijd voor is: altijd weer is er een theatertekst die onder handen genomen moet worden of een theater­ maker-in-de-knoop die met smekende blik staart naar de dramaturg. Omdat ontmoeting en uitwisse­ ling de voedingsbodem zijn voor iedere vooruitgang, houdt de derde editie van het Platform Dramaturgie na twee stops in Nederland nu voor het eerst halt in Vlaanderen. Dramaturg en medeorganisator Jasper Delbecke legt uit wat er zoal op het spel staat. Xandry van den Besselaar

Jasper Delbecke: Drie jaar geleden werd er op Festival Cement in Den Bosch de eerste editie van Platform Dramaturgie georganiseerd. Op de tweede editie, een jaar later, was ik te gast. Toen waren er ook voor het eerst een aantal Belgische dramaturgen aanwezig. Ik voelde een noodzaak om daarmee verder te gaan.

Wat was die noodzaak dan?

Hoe zal die wisselwerking eruit zien?

Een aantal deelnemers hebben een voorstel gedaan, met een probleem of een vraag, en zullen die op tafel leggen. Het is dan aan de anderen om daarop te reageren. Je zou het als een zelfhulpgroep momentje kunnen zien. (lacht)

Waarom is dat nodig?

Ik merkte dat de vragen of problematieken waar ik zelf mee zit, ook bij anderen leven. Die hebben we vervolgens opgedeeld in verschillende thema’s, die aan drie verschillende tafels zullen worden besproken. De eerste tafel gaat over ‘het dramaturgische gesprek’ en richt zich vooral op methodiek: welke methodes gebruik je eigenlijk als dramaturg? Er bestaat een honger te weten hoe anderen het doen. Eenzelfde vraag bestaat omtrent zichtbaarheid. Het is namelijk een redelijk onzichtbaar beroep. Moet je je als dramaturg zichtbaar maken? Ik vind van

Hoe ga jij als dramaturg te werk?

Dat verschilt sterk per maker. Het begint vaak met gesprekken. De ene maker is heel open en laat veel toe, terwijl de andere maker net op zoek is naar bevestiging: ‘Werkt dit of werkt dit niet?’. En nog een andere maker heeft weer een klankbord nodig. Ik heb dus zeker geen vast kader. Bij Workspacebrussels lag dat

Wat vind je belangrijk voor een dramaturg?

Bescheidenheid is voor mij misschien het belangrijkste, in wat je kan en wat je moet bijdragen. Een dramaturg die zelf kunstenaar wil zijn, die wil co-creëren, die te veel impact wil hebben, dan klopt er iets niet voor mij.

Je hebt meegewerkt met het archive­ ren en ontsluiten van de anthologie van Marianne van Kerkhoven. Waarom is dat belangrijk?

Marianne van Kerkhoven heeft veel geschreven, maar over een precieze methodiek is niet veel bekend. Haar essays zijn vaak een filosofische reflectie op theater. Maar over haar praktijk zelf is er niet veel geschreven. Ik vind het statement dat ze ooit schreef voor Het TheaterFestival (Haar State of the Union uit 1994: Het theater ligt in de stad en de stad ligt in de wereld en de wanden zijn van huid, red.) is nog altijd relevant. Het is nog altijd een belangrijke toetssteen om over na te denken. Je hoeft het niet naast je te hebben liggen als een soort bijbel, maar het mag wel ergens op een tafeltje in de hoek liggen, waar je het ziet liggen.

Er wordt wel gezegd dat er net zoveel dramaturgen zijn als voorstel­ lingen. Is dat wel mogelijk, een handboek voor een dramaturg?

Een handboek denk ik misschien niet. Maar ik denk wel dat het belangrijk is sommige dingen te archiveren omdat het voor theaterwetenschappelijk onderzoek interessant kan zijn om te zien hoe bepaalde creatieprocessen worden vormgegeven en waarin deze verschillen van andere dramaturgische praktijken.

© William van der Voort

Zelf heb ik Theaterwetenschappen gestudeerd en dus geen opleiding dramaturgie. Ik vond de combinatie tussen praktijk en theorie interessant. Ik begon te werken als freelancer, zonder echt te weten wat dramaturgie was of moest zijn. Ik ben toen bij Workspacebrussels terecht gekomen, destijds een hybride werkplek, waardoor ik de kans kreeg om mijn praktijk op een heel organische manier te laten groeien, en niet vanuit theorieën of vaste kaders zoals die misschien worden aangereikt bij een masteropleiding Dramaturgie. Ik merk daarin een groot verschil met Nederland, waar wel een opleiding Dramaturgie bestaat. In eerdere edities van Platform Dramaturgie vond ik het fijn om het daar met andere dramaturgen over te hebben.

niet! Maar daar zullen anderen het oneens mee zijn… Aan de tweede tafel zal het gesprek gaan over hoe het podiumkunstenveld de afgelopen jaren, onder andere door kruisbestuivingen en cross-overs, sterk is veranderd en daarmee ook de rol van de dramaturg. Die is op dertig jaar tijd sterk verandert. Hoe verschilt het beroep van een dansdramaturg bijvoorbeeld van dat van een klassieke theaterdramaturg? Aan de derde tafel zal het gesprek gaan over de rol of positie van de dramaturg in de samenleving. Vragen als: ‘Hoe breng je de wereld in een voorstelling?’, en ‘Moet dat überhaupt?’ zullen er worden opgeworpen.

anders: omdat het stuk pas in een veel later stadium af is, heb je daar eerder een co-creërende functie.


Tweespraak rekto:verso & Etcetera

Het afgelopen weekend stond Het TheaterFestival in het teken van bewustwording op de planken. Vertonen of intomen, en elke conse­ quentie die daaraan vasthangt. Zo speelde Wunderbaum twee avonden Daar gaan we weer (White Male Privilege) en vond zondagnamiddag de reeks debatten van Tweespraak plaats. Wat valt er nog te zeggen? En vooral: hoe moeten we dat zeg­ gen? Een weekend vol eindezomerzon en wij die kozen voor de theaterzaal, binnen, om het licht te laten schijnen op deze twijfels. Lieselore Remans

Stelling: de optelsom van de bedenkingen die je over theater­ representaties maakt, bepaalt in welke mate je al dan niet woke bent. Die term is overgewaaid vanuit de overzeese Ferguson Rellen in 2014 en de Black Lives Matter Movement die daarop volgde. De oproep Stay woke impliceert een sociaal besef van onopgemerkt onrecht, zoals Childish Gambino verkondigt in Redbone (uit het al even welluidende album Awaken, My Love) en This is America. De term woke is ondertussen verbreed tot een algemeen bewustzijn van je privileges, een wakkerheid over de voordelen die je genoot. In extremis kan woke zelfs een scheldwoord worden voor de (witte?) man die zich in alle bochten wringt om zich te ontdoen van elk vooroordeel en zich door dat bewustzijn net superieur voelt. Ontwaken uit je illusies, het is iets gelijkaardigs als de rode pil uit The Matrix nemen. Het is niet evident om te zien dat je tot een bevoordeelde groep behoort en al helemaal niet om dat toe te geven, aangezien het privilege dikwijls in onwetendheid ontspringt. Alleen door ontwakening kunnen we vooruit. Theater kan confronteren. Ons wakker schudden. Moet dat kwetsend gebeuren? Raven Ruëll distantieerde zich van de verontschuldiging die KVS-directeur Michael De Cock formuleerde betreft de herneming van Het leven en de werken van Leopold II — de voorstelling die hetze veroorzaakte in maart. Ruëll had vooral moeite met het individu dat zich representatief voor een hele groep waant, met een reactie ‘in naam van’ de anderen. Heleen Debeuckelaere stelde daarop de vraag wat de verantwoordelijkheid is van de maker als kwetsende objecten (terug) opduiken. Welke intentie beoog je met een dergelijk stuk? Debeuckelaere meende dat je als gekwetst persoon dat moet durven uiten. Hierin schuilt net dat (niet-)universele van het oordeel. Er is een verschil tussen ‘Ik vind die voorstelling niet kunnen’ en ‘Dat mag niet’. Wanneer geldt het ene gevoel voor de groep? Kan je je in meervoud uitspreken?

like th

is © Tina Herbots

p u e k o W

3 september 2018   7

Eenzelfde vraag rees in het debat over repertoire. Bij de vorming van een archief — geïntroduceerde term die repertoire moet vervangen — kom je sowieso in aanraking met blinde vlekken. Frank ‘mijn held heet niet Vondel’ Vercruyssen (Tg STAN) meent dat de grenzen van dat archief louter gebonden zijn aan eigen keuzes: wat spreekt mij aan. Tegelijkertijd kan die keuze kwalijk genomen worden als we ze voor universeel aanzien, als we stellen dat het iedereen kan aanspreken. Een bepaald stuk — gekozen uit persoonlijke interesse — legt net je blinde vlek voor. Als je voor iets kiest, dan kies je ook voor iets anders niet, schrijf je een eigen canon. Net omdat we niet willen kwetsen, treedt er afvlakking op: inhoud slaagt er niet altijd in om iedereen tevreden te stellen, en als het dat wél doet, is er geen inhoud meer. Zeer pijnlijk wordt het als we onze verontschuldigingen, onze wokeness, willen aankaarten, maar na elke zin halt moeten houden. De voorstelling Daar gaan we weer legde die verwrongen pijnlijkheid perfect aan banden. Wanneer illustrator Leslie met moeite verwoordt op welke manier de nieuwe vriend van redacteur Inge ‘anders’ is, vat die laatste het samen als ‘ja, hij kan met bestek eten, als dat is wat je bedoelt’. Er is geen ruimte voor kritiek, zo blijkt, iedereen voelt zich altijd wel aangevallen. Het is echter een kwestie van de intentie juist te vatten achter die kritiek. Niet voorzichtigheid, maar duidelijkheid is een vereiste voor oordeel. Die duiding kan op een extern niveau plaatsvinden. Drama is universeel, humor is dat niet. Alles is context, sprak Tom ‘iedereen heeft hem gelezen’ Lanoye. Het is dan inderdaad de vraag of het publiek die referentie meeheeft van zichzelf of dat dat geëxpliciteerd moet worden. Als Ruëll meent dat theater ontstaat door controversiële stellingen, levert dat niet de garantie op dat iedereen doorheen de controverse kan kijken. Bovendien werkt die kadering dikwijls moraliserend, waar het een impliciete moraal van het stuk net wil ontwijken. Ontsnappen aan dat moralisme kan volgens Joachim Robbrecht door een deel van het debat te integreren in de voorstelling, zoals dat bij Crashtest Ibsen: Nora is gebeurd. Maar behoeft elk kader op zijn beurt geen extra kader? Hoe ver trekken we dat bewustzijn door? Na dit weekend vol spraak en tegenspraak rijst de vraag hoe wakker het theater vandaag is. Zij we woke genoeg? Verre van. Voelen we ons superieur door erover na te denken? Evenmin. Het zijn debatten die gevoerd moeten worden, die onze blinde vlekken blootleggen. Niemand is meteen vrij van onwetendheid. Niemand werd ooit zo wakker.


8   3 september 2018

Humans of TheaterFestival

Humans of TheaterFestival Niet aanwezig op dit Theater­ Festival omdat hij nog moet gaan spoken in Denemarken: Dries Verhoeven. Maar niet getreurd: als zijn Phobiarama niet naar België kan komen, dan gaat België gewoon naar Phobiarama. Alle landgeno­ ten die zich aanmelden in Arhus en hun Belgische iden­ titeitskaart tonen aan de ingang van dit spookhuis van de angst, mogen gratis binnen. U leest het goed: gra­ tis. Als u dan ook nog een spotgoedkope Ryanairvlucht vindt, bent u misschien goed­ koper af met een retourtje Denemarken dan een trip naar deSingel. Uw bagage en uw ecologisch schuldbesef moet u dan wel thuislaten. Wel aanwezig op dit Theater­ Festival omdat hij op Erasmusstage is in België: Alper Mert. Uit Istanbul heeft hij zijn vocabularium meegenomen en dat deelt hij maar wat graag met ons tijdens de diners. ‘Merhaba’ (‘Hello’) ken­ den we al, maar Görüsüruz (‘Goodbye’) was nieuw. Net als Horoz, schoon Turks voor ‘Cock’. Na wat Babylonische spraakverwarring bleek Alper het niet te hebben over zijn geslachts­ deel, wel over de mannelijke kippen Bouletje en Videe.

In ons dagkrantje verschijnen af en toe Engelstalige arti­ kels, op onze redactie worden Nederlands en Engels dan ook door elkaar gesproken. Bij tijd en stond resulteert dat in een Eigen Kweek-achtige mengelmoes. Onze redacteur R.J. wilde haar gsm opladen. Ze moet een kleine stekker hebben, want ze vroeg: ‘Is there still somewhere a stop­contactje?’

Op het TheaterFestival krijgen beginnende podiummakers de kans om vijf avonden na elkaar hun nieuwe ideeën te bespreken met coaches met diverse achtergronden. PowerTalks II is niet toegankelijk voor publiek, maar je kan erover lezen in deze powertalk met Evelyne Coussens, theaterjournaliste en samen met Giovanni Baudonck de drijvende kracht achter het traject. ‘Jonge makers blijken niet alleen op vlak van geld, ruimte en logistieke omstandigheden, maar ook intellectueel gezien meer ondersteuning nodig te hebben,’ zegt Evelyne. ‘Anders blijven ze met een idee zitten dat door gelijkgezinden heel straf en uitdagend bevonden wordt, terwijl het idee nog rijper kan worden. Daarom is het interessant om zoveel mogelijk verschillende insteken te horen en om je geest te verruimen.’ Dit jaar zijn de coaches van PowerTalks II Dries Doubi (programmator), Georgina del Carmen Teunissen (choreograaf en danser), Nedjima Hadj Benchelabi (dramaturg en curator), Geert Opsomer (theaterwetenschapper en criticus) en Mieke Versyp (schrijver en dramaturg bij Laika). De nood aan intellectuele ondersteuning is reëel, tegenover vorig jaar is het aantal aanvragen voor PowerTalks bijna verdrievoudigd. Bij de selectie van makers letten Evelyne en Giovanni vooral op de diversiteit van het podiumproject. ‘Podiummaker’ kan gaan van rap, slam, dans tot zelfs beeldende kunst. Daarnaast speelde ook de veeltaligheid van het project een rol. Makers die al door een productiehuis of dramaturg gesteund werden, vielen uit de boot. Als theaterjournaliste doet Evelyne meer dan enkel kijken naar theater. Ze interesseert zich in het podiumveld, het beleid en zijn lacunes. Ze maakt ondertussen al een vijftal jaar deel uit van de TheaterFestivaljury. ‘De gesprekken blijven razend interessant,’ vertelt ze. ‘Je zit met acht mensen rond een tafel en je moet het onderste uit de kan halen om te vertellen waarom een voorstelling voor jou belangrijk is. Voor iemand die van debat en kritische zin houdt, is het

19

ongelooflijk plezant. Er kan geroepen en getierd worden rond die tafel. We trekken echt ten strijde voor een theatervoorstelling.’ In haar andere job laat Evelyne de scherpe theaterkritiek achterwege. Ze is redacteur bij publiq, een overheidsorganisatie die cultuur­ communicatie tussen steden, gemeenten, cultuur­huizen en het grote publiek verzorgt. ‘Voor de verschillende websites van publiq maak ik enthousiasmerende, wervende content. De baseline is meer mensen meer goesting geven in meer cultuur. De Evelyne die werkt voor publiq is een heel andere Evelyne dan degene die werkt voor De Morgen.’ De deelnemers van de vorige editie van Powertalks gaven aan dat ze meer wilden babbelen met collega’s en coaches over elkaars projecten. Om die reden zal er dit jaar ook in groep gegeten worden alvorens de intense duogesprekken beginnen. De bedoeling is elkaar ook informeel te leren kennen. Hoe lang vooraleer er ook aan die tafel geroepen en getierd wordt?

Lotte Bode © Johan Martens

Over ‘Cock’ gesproken: bij hoge uitzondering publiceren we hier een liefdeszoekertje, omdat de nood nu eenmaal hoog is. TOCHTer Georgy Chrtchevaev is namelijk drin­ gend op zoek naar een jonge­ man om met hem het leven te delen. Zijn troeven? ‘Ik ben echt afschuwelijk roman­ tisch, uiter­­ mate goed in het schrijven van liefdesbrieven en met mij zal je later nooit hoeven ruziën over ons vele geld, want ik word acteur.’ Klinkt deze bio u als muziek in de oren, dan rept u zich vannacht naar de blauwe Quechua tent onder de boom. Georgy snurkt niet, dat is nog een extra troef.

Het TheaterFestival bestaat niet enkel uit de voorstellingen die ’s avonds voor het grote publiek spelen, overdag werkt een groot team samen om dit mogelijk te maken. Ze hebben één ding met elkaar gemeen: een hart voor theater. Om u ook hier deel van uit te laten maken, stellen we elke dag iemand voor. Vandaag: Evelyne Coussens

jonge creativo’s TOCHTen hier overdag door de gangen van deSingel en snurken ’s nachts op het tot camping omgeto­ verde grasveld op het binnen­ plein. Vanavond showen ze hun artistieke exploten om… 19u.


Discover

FESTIVAL FOOD Gua Bao Bun pulled pork Wrap grilled chicken & much more


Lees de artikels uit deze festivalkrant en ontdek meer op theaterfestival.be/blog f Het TheaterFestival t @theaterfestival tickets: theaterfestival.be

To watch or not to watch Marijn Lems

The Staircase docureeks Netflix Eén dag rust hebben we criticus en dramaturg Marijn Lems gegund na zijn deelname aan Tweespraak om hem vervolgens te bestoken met de volgende vraag: ‘Wat moeten we absoluut kijken nu het einde van de heetste zomer ooit aangebroken is?’

De Biechtstoel biedt een veilige haven voor de ongezouten meningen van het publiek over podiumkunst.

Marijn Lems: ‘The Staircase is een tiendelige documentairereeks op Netflix. Het is wat in de lijn van Making a Murderer, een andere zeer bekijkenswaardige docureeks. The Staircase gaat over een strafrechtszaak in Amerika naar aanleiding van het overlijden van een vrouw. Een man treft zijn echtgenote onderaan de trap van hun huis en wordt al gauw de hoofdverdachte, en dus moordenaar, van zijn dode echtgenote. De makers volgen hem over een ellenlange periode, omdat de rechtszaak jarenlang aansleept. Ik zal niets over de verwikkelingen zeggen om spoilers te vermijden (lacht), maar ik kan wel al zeggen dat de documentaire perfect weergeeft hoe gedurende zo’n zaak persoonlijke vooroordelen een onrustwekkend grote impact kunnen spelen. The Staircase biedt een hallucinante kijk op het Amerikaans rechtssysteem, dat overigens niet zo gek veel verschilt van het onze, wat dan voor de nodige machteloosheid en frustratie zorgt.’ ‘Verder krijg je als kijker inkijk in zoveel andere zaken. Je ziet bijvoorbeeld hoe diepgaand de invloed van zo’n rechtszaak kan zijn op de levens van alle betrokkenen. Je ziet ook hoe de media een sensatiebeluste en een niet zo onschuldige rol spelen in het hele gebeuren. Maar bovenal geeft The Staircase uiting aan een breder probleem in onze samenleving, namelijk hoe de werkelijkheid ontzettend gekleurd kan worden door onze persoonlijke kijk op de wereld.’

Vanavond kan u in deSingel biechten over

Liessa Huyskens

De voorbije vijf jaar werd er al heel wat gebiecht. Dat resulteerde in zo’n honderd online podcasts en tekeningen. In de expo ‘Theater (op)getekend’ brengt kunstkritiekcollectief De Zendelingen twintig memorabele voorstellingen opnieuw tot leven. Ontdek de tekeningen van onder meer Para, Van den vos en Het Hamiltoncomplex door Eva Vaes, Koen Aelterman, Judith Mertens, Jannes De Schrijver, Younes van den Broeck/Spitlart en Dimitri Sakelaropoulos/Jangojim.

redactie Lotte Ogiers, Xandry van den Besselaar, Lars Brinkman, Ans Van Gasse, Lieselore Remans, Daan Borloo, Matthias Corneillie, Liessa Huyskens, Dina Dooreman, Lotte Bode, Jonathan van der Horst, Regina Janzen, Eline Van Lancker, Mia Vaerman hoofdredactie Filip Tielens grafisch ontwerp Mies Van Roy identiteit festival Laura Bergans V.U. het TheaterFestival Vlaanderen, Kathleen Treier, Jan Van Rijswijcklaan 155, 2018 Antwerpen

maandag 3 september 19u00 20u00 20u00 21u30

Toonmomenten De Speeltuin TOCHT deSingel PLATINA Abke Haring/Toneelhuis & Zuidpool deSingel Theaterstudio Common ground Platform-K & Benjamin Vandewalle De Studio Toonmomenten De Speeltuin TOCHT deSingel

dinsdag 4 september 12u00 14u00 20u00 20u00 20u00

Inspiratiedag Kunst & Lokaal beleid oKo, Kunstenpunt, VVC, VVSG hetpaleis Platform Dramaturgie #3 rekto:verso & Etcetera deSingel Witte Zaal Poquelin II Tg STAN deSingel Rode Zaal PLATINA Abke Haring/Toneelhuis & Zuidpool deSingel Theaterstudio Common ground Platform-K & Benjamin Vandewalle De Studio

De Biechtstoel PLATINA

De expo is doorlopend te bezichtigen tijdens het TheaterFestival in de inkomhal van deSingel.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.