Dagkrant 2/09/2016

Page 1

VR 2 SEP 2016 DAGKRANT #HTF16 © Bart Grietens

Op glad ijs met Suzanne Grotenhuis Het nieuwe circus volgens Alexander Vantournhout Zingen met Hans Van Cauwenberghe Programmatoren onder de loep

© Alex Daems

Participatie is dé uitdaging voor de toekomst Nederlands Theaterfestival van start

ck ee rb Ve ief ©L

www.theaterfestival.be



ON ICE Suzanne Grotenhuis/De Nwe Tijd

di 2 sep 2016   3

Met kunstschaatsen verdwalen in de woestijn


4   di 2 sep 2016

Stralen van de late zomerzon schijnen op het terras terwijl Suzanne Grotenhuis juist haar kunstschaatsen uittrekt. Ze laat haar plastic ijspiste voor wat die is om met ons te praten over haar voorstelling ON ICE, haar gezelschap De Nwe Tijd en haar bijzondere band met de winter. Xandry van den Besselaar

Hoe ben je begonnen aan ON ICE?

Er waren twee uitgangspunten voor deze voorstelling. Allereerst speelde ik met de vraag wat iemand ertoe brengt een plastic ijspiste te kopen. Met mijn eerste voorstelling Zwarte Woud Forever was ik in 2012 genomineerd voor Circuit X en won ik vervolgens de Roel Verniers Prijs. Die prijs werd op de dag dat ik hem ontving verminderd van 10.000 euro naar 2500 euro, inclusief btw! Met dat geld mocht ik dan een nieuwe voorstelling maken, maar dat gaat natuurlijk niet. Dus heb ik besloten om met die centjes een nep ijspiste te kopen. In ON ICE vertel ik het verhaal hoe ik daartoe ben gekomen. Daaronder ligt een ander verhaal. Namelijk van iemand die op een bepaald punt in het leven is aanbeland, maar geen idee heeft hoe die daar in godsnaam terecht is gekomen. Alsof je wakker wordt en denkt: “Hoe heb ik dit gedaan?” Bijna alsof je verdwaald bent. Het enige wat je dan kunt doen, is stappen achteruit zetten tot je weer weet waar je bent. ON ICE een zoektocht van iemand die terug grip probeert te krijgen op die situatie.

Je wordt gerekend tot een generatie makers die via de eigen levensvragen en problemen universele vraagstukken aansnijdt.

Daar ben ik het niet mee eens, eigenlijk. Rebekka de Wit zei ooit in een interview: “Het is niet omdat ik het woord ‘ik’ gebruik in een voorstelling, dat ik het ook over mezelf heb”. Voor mij is een persoonlijk vertelstandpunt een minder pretentieuze vorm om vanuit te spreken. Ik spreek niet over ‘de mensheid’. ON ICE gaat bijvoorbeeld helemaal niet over mij. Ik speel iemand die een heftige relatiebreuk achter de rug heeft, terwijl ik over tien dagen ga trouwen. Het is dus absoluut niet autobiografisch (lacht). Het gaat wél over wat ik zie gebeuren bij mensen die dicht bij me staan. Ze maken in hun carrière of in de liefde een zoektocht door naar hun best mogelijk zelf, en daar stel ik me in deze voorstelling dan vragen bij. Wat wel waar gebeurd is: ik ben echt verdwaald in de woestijn van Australië. Ik had twintig dagen vrij tussen verschillende projecten en boekte heel impulsief een vliegticket. Pas toen ik in Australië aankwam, realiseerde ik me dat ik me totaal niet had voorbereid. Dus de eerste twee dagen van mijn vakantie heb ik doorgebracht in een campingwinkel. Vervolgens ben ik de woestijn in getrokken. Ik geloof dat alle belangrijke ervaringen in je leven terugkeren in de voorstellingen die je maakt. Zeker als je je eigen teksten schrijft.

Hoe kies je de onderwerpen waarover je schrijft?

Ik hang een groot papier aan de muur waar ik woorden op schrijf die me op dat moment fascineren: van de naam van een astronaut tot een natuurfenomeen dat zich voordeed in de jaren 70 in Australië. En dan begin ik zoals bij kindertekeningen waarbij je cijfers met elkaar verbindt en er uiteindelijk een figuur verschijnt, lijntjes te trekken tussen de woorden op het papier. Daardoor ontdek ik waar het stuk over gaat. Dat kan best lang duren. Soms weet ik dat een maand voor de première nog niet precies (lacht). Ik werk door te improviseren in de repetitieruimte, teksten uit te spreken en die dan op te schrijven. Zo heb ik uiteindelijk een zestigtal pagina’s aan materiaal, waarna het puzzelen kan beginnen. Uit heel veel verschillende verhalen probeer ik dan één tekst te destilleren. Dat is misschien wel het lastigste gedeelte!

ON ICE Suzanne Grotenhuis/De Nwe Tijd

Gelukkig heb ik mijn dramaturg Selm Wenselaers. Ik lees hem dan drie verhalen voor, en vraag hem waar hij denkt dat het over gaat. Selm is in het werkproces mijn klankbord, waardoor ik begin te snappen wat ik aan het maken ben. Zo ontdekte ik in de gesprekken over ON ICE dat ik het veel had over de woestijn en het sterrenstelsel: oneindig weidse en verlaten plekken die misschien wel te maken hebben met een fundamentele eenzaamheid.

Welke thema’s deel je met jouw generatie?

Mijn moeder was in de jaren ’70 en ’80 vooral bezig met het verwerven van gelijke rechten voor vrouwen, ze was politieker dan ik nu ben. Wat ik deel met mijn generatie, is de bezorgdheid over globale fenomenen: klimaatopwarming bijvoorbeeld. Dat voelt meer als ‘ons gesprek’.

Wouter Hillaert tekende in zijn State of the Union een verschil op tussen de gevestigde theatermakers en de jonge generatie. Merk je een verschil?

De oudere generatie heeft veel meer ervaring en is daardoor misschien extremer in zijn vorm. Ik merk dat ikzelf nog van alles aan het uitproberen ben. Maar ik denk eigenlijk dat de oudere theatermakers óók voorstellingen maken vanuit hoe zij de wereld zien, net zoals ik voorstellingen maak vanuit hoe ik de wereld zie. Mijn voor­stellingen hebben misschien een iets transparantere vorm, omdat ik zelf nog in opbouw ben, terwijl iemand die al dertig jaar bezig is misschien kan zeggen: “Zo zit het”. Lucas Vandervost zei in een interview in De Morgen dat politiek volgens hem eigenlijk meer het gevolg is van wat er aan het gebeuren is dan dat het aan de oorzaak ligt. Dat geldt volgens mij ook voor theatermakers. We zijn een gevolg van hoe onze generatie een plek in de maatschappij probeert te vinden.

Is dat engagement iets wat vooral jonge mensen delen?

Ik denk dat vooral kunstenaars dat delen. Omdat, en dat haalde Wouter Hillaert in zijn speech ook al aan, wij er domweg tijd voor hebben. Ik heb geen baan van negen tot vijf, waardoor ik alleen ’s avonds over die onderwerpen kan nadenken. Ik mag daar de hele dag over nadenken! Als ik kijk naar De Nwe Tijd, naar Freek Vielen en Rebekka de Wit, dan zie ik heel verschillende mensen. Ik denk niet in termen van ‘generatie’: datgene wat ons bindt, is het feit dat we elkaar op maandagmiddag graag YouTube-filmpjes laten zien die we super mooi vinden. En elkaar dan proberen uit te leggen waarom.

Wouter Hillaert noemde het afscheid van Lucas Vandervost als artistiek leider van De Tijd hét gebaar van de jongste jaren. Hij zei: “Plaats maken is misschien wel het summum van radicalisering.” Wat betekent dat voor jou?

Volgens mij gaat dit over daden verbinden aan je woorden. Radicaliteit als een vorm van trouw blijven aan wat je gelooft. En dat is wat Lucas gedaan heeft. Ik denk dat mensen onterecht denken dat hij geen zin meer had om theater te maken. Hij heeft vrij impulsief en intuïtief besloten dat het tijd werd voor ons om het te mogen proberen. Dat was een mooi en droevig moment tegelijkertijd. Het was met pijn in zijn hart. Maar het voelde als de juiste beslissing.

Samen met Freek Vielen en Rebeka de Wit namen jullie De Tijd over van lucas en vormden jullie het om tot De Nwe Tijd. Wat zijn jullie plannen?

We hebben een klein, maar super mooi budget gekregen bij de laatste subsidieronde. Daarvan gaat één derde naar het gebouw dat we heel graag willen behouden. Eén derde gaat naar het kantoor: naar de zakelijk leider en de productieleider. Dat betekent dat we voor het eerst een structuur achter ons hebben, die een deel van de dingen die we normaal zelf doen van ons overneemt. En dan houden we één derde over. Dat gaat naar onszelf en de spelers die we vragen voor de voorstellingen die we willen creëren. Zo willen we een Heimat 3 maken, Rebekka gaat een coproductie doen bij Frascati, Freek regisseert een jeugdvoorstelling bij HETPALEIS. We doen veel projecten samen, maar tegelijkertijd kiezen we ook iemand die de kapitein wordt van het schip, omdat het moeilijk is om altijd naar compromissen te moeten zoeken. Lucas Vandervost heeft ooit aan de telefoon tegen mij gezegd: “O Suus! Ik geloof er niet in. Ik geloof er niet in dat jullie met z’n drieën voorstellingen kunnen maken. Je moet steeds één iemand de leiding geven.” (lacht) We zullen zien. We starten officieel vanaf januari, wat betekent dat we de komende maanden het bedrijf aan het herinrichten zijn. We zijn een huis. We zijn een gezelschap. We maken voorstellingen.


ON ICE Suzanne Grotenhuis/De Nwe Tijd

Tien jaar geleden zat je bij Lucas Vandervost in de klas. Nu erven jullie zijn gezelschap. Wat heb je van hem geleerd?

Veel… Ik denk dat je soms mensen in je leven hebt wiens uitspraken blijven plakken binnenin je hoofd. En zo heb ik er heel veel. Als ik ze zou opnoemen, zou dat gênant zijn, dan worden het plots tegeltjeswijsheden. Wat me zeker heeft beïnvloed, is de manier waarop hij naar theater kijkt. Hij zegt altijd dat je bezig moet zijn met de vorige zin, in plaats van met de zin die komt: dan creëer je dezelfde vorm van ontvankelijkheid als je publiek. Dan ontroert een tekst mij net zo hard als het publiek. Maar tegelijkertijd heb ik natuurlijk wel controle. Ik heb het immers gerepeteerd. Mezelf kunnen verrassen is wellicht het belangrijkste dat ik van Lucas heb geleerd.

di 2 sep 2016   5

Win een boek!

Is dat lastig?

Toen ik op school zat, was ik onzeker over wie ik was en of ik het wel goed genoeg kon. Maar eigenlijk is het helemaal niet moeilijk! Het is gewoon een kwestie van durven doen. En meters maken. Tot je het op een gegeven moment kunt. Dat gebeurde bij mij in Zwarte Woud Forever. Een van mijn tantes kwam na de voorstelling naar me toe en zei: “Dit is het! Dit is wat je moet doen!” En toen dacht ik nog: vond je dan alle andere dingen die ik heb gedaan niet leuk? (lacht) Er gebeurde in Zwarte Woud Forever iets heel bijzonders: ik vond mijn eigen stem en wat ik wou vertellen. Dat had ik daarvoor nog nooit meegemaakt.

Er zat meer dan drie jaar tussen Zwarte Woud Forever en ON ICE. Hoe komt dat?

Ik had veel andere projecten. En in het begin vond ik dat lastig, omdat veel mensen me zeiden: “Je moet het ijzer smeden als het heet is”. Maar volgens mij kan je pas iets maken vanuit leegte, zoals aan een opgeruimd leeg bureau. Je mag een voorstelling maken niet tussendoor doen. Zo werkt het niet. Ik ben drie maanden bezig geweest in mijn eigen universum. Op mijn eigen ijspiste. Ik vind het fijn om dingen te kunnen maken die niet in de voorverkoop moeten in twintig verschillende cultuurcentra. ON ICE heb ik niet op voorhand verkocht, waardoor ik het pas een jaar later opnieuw kan spelen. Ik wil ook alleen dat mensen het programmeren als ze echt willen dat ON ICE in hun zaal speelt. Dat voelt juister.

We vonden een gemeenschappelijke deler in je werk: Heimat 2 in Groenland, Zwarte Woud Forever tussen de kerstbomen, On Ice op de ijsbaan. Heb je iets met de winter?

Dat zou wel kunnen ja! (lacht) Ik had laatst mijn eerste nachtmerrie over mijn huwelijk. En ik droomde dat ik in mijn bruidsjurk in een hele lange rij stond voor het buffet. En ik hoorde iemand zeggen: “Ik vind het wel een beetje vreemd dat het in een kerstthema is”. (lacht) Ik hou sowieso van gezelligheid, al van jongs af aan. Als kind ben ik vaak moeten verhuizen, waardoor ik stiekem wel hou van kleine dorpjes met tradities die nooit veranderen. Misschien is dat een kinderlijk verlangen dat altijd blijft.

Zaterdag wordt Nelsons dansboek voorgesteld. Het is het derde boekje in de reeks van Laura Van Bouchhout, na Nelsons acrobatenboek en Nelsons yogaboek. De Nelson-reeks is gestoeld op de Sherborne-methodiek die stelt dat het samen bewegen tussen kinderen en volwassenen veel positieve effecten heeft. Via heel speelse en creatieve oefeningen hopen de bedenkers dat volwassenen en kinderen het boek een vijftal minuutjes per dag vastpakken en simpelweg samen bewegen. Nelsons dansboek wordt op zaterdag 3 september om 11u en 15u voorgesteld in deSingel, tijdens twee workshops voor vijftien duo’s. Inschrijven via: www.theaterfestival.be Mail naar info@theaterfestival.be welke bekende Nelson voor altijd verbonden zal blijven aan Zuid-Afrika en win Nelsons dansboek.

Promotie Uw laatste kans. Morgen staat Buchbar nog één keer op het TheaterFestival. Om dat te vieren krijgt u morgen bij uw aankoop een Beachtennis setje of een Tote bag cadeau.


6   di 2 sep 2016

A NECKXANDER A lexander Vantournhout & Bauke Lievens

De mens achter het kunstje

Alexander, je bent zowel een geschoold danser als opgeleid circusartiest. In welk van beide rollen voel je je het meest thuis?

Alexander Vantournhout: Dat hangt af van project tot project. Mijn identiteit wisselt in correlatie met de manier waarop ik in een voorstelling mijn lichaam inzet op scène. Voor ANECKXANDER voel ik me misschien wel het meest acrobaat. Bij mijn vorige solo, Caprices, moest ik meer inzetten op kracht en snelheid. Per productie probeer ik dus steeds een ‘ander lichaam’ te ontwikkelen.

Alexander Vantournhout praat zoals hij is: met de nuchtere concreetheid van de circusartiest, met de filosofische reflectie van de danser. Bauke Lievens vult aan, bevraagt, daagt uit. Samen creërden ze de voorstelling ANECKXANDER – een soms tragisch, soms humoristisch zelfportret van de circusartiest als eenzaam lichaam.

Je creëerde tot nu toe vooral solo’s. Heb je het moeilijk om met anderen samen te werken?

Evelyne Coussens © Tom Van Mele

Alexander: (lacht) Dat vraag ik mezelf ook wel eens af, maar het heeft er eerder mee te maken dat circus in essentie een non-collaboratieve kunstvorm is. In tegen­stelling tot dans, die dialogisch is: als je samen danst leer je van en met elkaar, door naar elkaar te kijken. Een danser moet in verschillende compagnieën kunnen werken, zijn eigenheid moet sowieso ‘vloeibaarder’ zijn. Circus is meer gericht op de specificiteit van de artiest: je onderscheidt je als individu van een ander individu door middel van een object. Bauke Lievens: Er is ook een soort sociologische wortel: het gaat bij circus vaak over een ‘freak’, een enkeling die zich, althans in de perceptie, in de marge van de samenleving ophoudt, omdat hij iets doet wat vreemd, afwijkend of gevaarlijk is. Naar dat individu komt de gemeenschap kijken.

Waar raken circus en dans elkaar nog, waar verschillen ze van elkaar?

Alexander: Als je het op het niveau van het medium bekijkt, schuilt het verschil voor mij alleen in de aanwezigheid van een object. Het grote probleem van het circus is dat er nog weinig van zijn artistieke mogelijkheden geëxploreerd zijn, dat er nog veel moet ontdekt worden. Bauke: In dans wordt er onderzoek gedaan naar de relatie tussen het lichaam en de beweging, of tussen de beweging en de muziek. Circus gaat nog veel sterker uit van de idee van vaste ‘trucs’. Daardoor beland je snel in een versteend repertoire van bewegingen. Alexander: Als je een truc doet kan je daar weinig mee ‘spelen’, je kan er weinig nieuwe of andere betekenissen aan toevoegen. Dat heeft te maken met het inherente gevaar: er is weinig ruimte voor interpretatie. Daardoor kan zo’n truc weinig anders communiceren dan zijn eigen virtuositeit. Bauke: Als een danser zijn arm opheft kan dat duizend keer iets anders betekenen, maar een circustruc zit vaak zo vastgeroest in zijn codes dat het moeilijk wordt omerietsnieuwsintezien.Detraditionelecircus­toeschouwer gaat ook altijd op zoek naar virtuositeit. En negentig procent van de creaties bevestigt en versterkt het publiek in dat kijkpatroon. ANECKXANDER probeert een andere, minder circustaal te ontwikkelen waarin we niet het kunstje, maar de mens achter het kunstje proberen te tonen.


di 2 sep 2016   7

A NECKXANDER A lexander Vantournhout & Bauke Lievens

Het imperfecte lichaam In ANECKXANDER worden de kleine tekortkomingen van jouw lichaam uitvergroot, Alexander. Heb je ooit stilgestaan bij die imperfecties?

Alexander: “Ik heb nooit complexen over m’n lichaam gehad, ik heb m’n lichaam altijd aanvaard. Maar in de laatste jaren van mijn dansopleiding aan P.A.R.T.S. werd er wel sterk geanalyseerd wat je lichaamsproporties zijn, hoe je die kan exploreren. Toen pas werd het me duidelijk dat er sommige dingen ‘vreemd’ zijn aan m’n lichaam. Mijn torso is wat te groot in verhouding tot mijn benen, mijn nek is te lang, mijn voorarmen zijn te breed tegenover mijn biceps. In ANECKXANDER probeer ik die kleine anomalieën juist te overstijgen, ze in mijn voordeel aan te wenden, en te tonen dat ik meer ben dan dat lichaam. Bauke: In zekere zin geldt dat ook voor mij. Ik heb een wijnvlek op mijn gezicht, dus dit thema is ook voor mij auto­ biografisch. De manier waarop mensen gereduceerd worden tot een aantal fysieke karakteristieken en het verzet daartegen. Gek genoeg heb ik het gevoel dat mijn lichaam toegankelijker is dan dat van een ander, net omdat die wijnvlek meteen veel over me vertelt. Ik draag aan de buitenkant een teken dat mijn karakter gevormd heeft, terwijl die dingen bij anderen aan de binnenkant zitten, verborgen blijven. Daardoor heb ik het gevoel dat ik heel leesbaar ben, dat mensen snel doorhebben wie ik ben. Alexander: Het is heel eerlijk. De kwets­baarheid van het imperfecte vormt geen barrière, maar het roept bij de ander juist een soort liefde of warmte op.

In ANECKXANDER evolueert de artiest op scène van een dagelijks persoon – een man in een pak – naar een naakt, dansend lichaam, dat op verschillende manieren wordt uitgedaagd. Wat betekent die evolutie?

Bauke: De voorstelling begint op een soort ‘neutraal’ terrein: met een ‘normale’ man, zonder bijzonderheden. Gaandeweg verpersoonlijken we hem, door hem naakt te tonen, door te tonen dat zijn lichaam imperfect is en ten slotte door die imperfecties zelfs in de verf te zetten.

Hoe hebben jullie de objecten gekozen?

Alexander: Er zijn niet zo gek veel mogelijkheden. Als je je benen langer wilt maken kom je algauw uit bij hakken of plateauzolen; als je je armen wilt ve­rlengen, beland je bij bokshandschoenen. We hebben wel specifiek gezocht naar objecten die niet alleen mijn ledematen zouden verlengen, maar die ook ingrijpen op de kwaliteit van de beweging.

Tragische autobiografie Jullie noemen de voorstelling een ‘tragische’ autobiografie. Het tragische wordt bepaald door de bij voorbaat verloren strijd van de kleine mens tegen de grotere krachten die hem omringen. Op welke manier zit die dimensie in ANECKXANDER?

Bauke: Die dimensie van de onmogelijke strijd schuilt om te beginnen in circus in het algemeen, denk ik. Circus is de weg die de artiest aflegt in een vergeefse poging om een doel te bereiken dat zich steeds weer verplaatst. Neem nu bijvoorbeeld ‘even­ wicht’, een van de grote doelen in het circus. Een hopeloze onderneming, want er bestaat niet zoiets als evenwicht – er bestaat hoogstens een kort moment waarin het onevenwicht wordt opgeheven. Eigenlijk win je nooit in circus. Je kan de natuurwetten, zoals de zwaartekracht, niet verslaan. Je kan alleen proberen om op bepaalde momenten niet te verliezen. Het spectaculaire circus legt precies daarop de nadruk, op die korte momenten van overwinning. In ANECKXANDER proberen wij het omgekeerde te doen; we tonen dat we niet helemaal aan het verliezen zijn. We tonen de strijd van de mens die op zijn eigen grenzen en op die van de natuur stoot. Alexander: Dat soort circus toont een menselijkheid die veel tragischer is dan het circus dat erop gericht is te ‘overtreffen’. In veel traditionele circussen probeert de artiest zich tot een soort ‘superhuman’ te verheffen, maar dat kan je niet meer volhouden als je de hedendaagse condition humaine wil uitdrukken. De virtuo­siteit van de trucs is niet geschikt om het verhaal te vertellen van de falende mens. Dus moet je, in plaats van die trucs, op zoek gaan naar een nieuw vocabularium.

Hoe gebeurt dat?

Bauke: Er worden objecten aan dat lichaam toegevoegd. Geen willekeurige objecten, maar verlengstukken, protheses. Ze moeten de kwetsbaarheid van het lichaam compenseren, maar doordat de man naakt is, benadrukken ze net zijn kwetsbaarheid. Hij danst drie keer dezelfde choreografie, en telkens wordt er een object bijgevoegd. Dat object bemoeilijkt de choreografie, het wordt geïntroduceerd als handicap, tekort­koming, achterstand. Maar het evolueert langzaam naar een tool van comfort, een hulpstuk. Na verloop van tijd gaan die objecten dienen om dingen te doen die het lichaam zonder dat object niet kan. Ze worden een instrument in plaats van een obstakel.

Iedere dag kiest een prominente figuur uit de theatersector zijn of haar favoriete boek of theatertekst uit de collectie van de Buchbar, te vinden in het festivalcentrum. Wie?

compagnie DeSnor (Louis Janssens en Ferre Marnef)

Favoriete boek?

Uit de lange lijst van boeken, hebben wij gekozen voor De lege ruimte van Peter Brook. Het is een werk dat ons erg inspireert. Toen we onze voorstelling #BOS aan het maken waren, kwam Elsemieke Scholte van detheatermaker af met dit boek. Ze zei dat we dat eens moesten lezen en even later heeft ze het ons zelfs cadeau gedaan! Wat ons zo aanspreekt is de openheid waarover Brook spreekt. Het idee dat alles mogelijk is en dat je je alles kan verbeelden. Die speelsheid nemen we mee. Onze voor­stellingen zijn altijd een reeks beelden of acties waarin we omgaan met het materiaal en de ruimte. In #BOS is dat heel duidelijk: drie jongens spelen met houten planken. Die planken kunnen alles zijn en krijgen alle mogelijke betekenissen. Zo opent het beeld zich. Onze voorstellingen gaan altijd over het bouwen, het scheppen. Ook het experiment, het oefenen en het uitproberen intrigeert ons. Brook kantte zich erg tegen de productiedrang. Hij wilde een labo, waarin hij kan blijven uitproberen. Aurelie Di Marino en Wouter Hillaert hadden het er in hun States ook over dat we als makers moeten blijven knutselen en zoeken, niet alleen de hele tijd produceren. Wij werken altijd heel lang aan een nieuwe voorstelling, maar we willen nog geen datum voor de première vastleggen. Net omdat we zo graag bezig blijven. Als jonge theatermaker of beginnend theaterstudent is De lege ruimte een must. Het gaat over de essentie van wat theater is, of kan zijn. Het opent meteen een hele wereld. Het is een vertrekpunt.

Favoriete koffie?

Louis drinkt cappuccino. Ferre lust geen koffie, die drinkt appelsap.

Dit interview is een ingekorte versie van het interview dat verscheen in Circusmagazine #43 (juni 2015).

Check de volledige lijst van boeken en theaterteksten uit de Buchbar op: theaterfestivalblog.be/buchbar


e k i c t u a F cip i t r ? a p Laat ons hopen van niet.

8   di 2 sep 2016

Het Grote Participatiedebat

‘Participatie’ is hot in de kunstensector. Maar wat is juist de definitie van dit begrip? Welke organisaties vinkten in hun subsidiedossier voor het kunstendecreet de functie participatie aan? Hoe beoordeelden de commissies vervolgens deze plannen? Onderzoeker Ciska Hoet maakte er voor Rekto:verso een uitgebreid onderzoek rond. Haar slotconclusie, met enkele suggesties voor een rijk en bloeiend participatielandschap, publiceren we naar aanleiding van Het Grote Participatiedebat dat vanochtend plaatsvond ook graag in deze krant. Ciska Hoet


di 2 sep 2016   9

Het Grote Participatiedebat

Wie alle dossiers waarin op participatie werd ingezet naast elkaar legt, stelt vast dat er een nieuw participatielandschap tevoorschijn komt, beplant met ontkiemende krachten, bloeiende trajecten, veelbelovende plannen en hier en daar een dorre tak. Maar als we deze nieuwe functie in het kunstendecreet belangrijk vinden, moeten we ons afvragen hoe we dat nieuw ontstane landschap tot verdere bloei kunnen brengen. Op basis van onze analyse in Rekto:verso blijkt immers dat de wortels van deze nieuwe functie niet altijd even diep gaan en bij slecht beheer al snel weer zouden kunnen uitdrogen. Een slecht voorteken is alvast de spanning tussen de niet altijd even visionaire, maar met mooie subsidiebedragen beloonde kunstinstellingen van de Vlaamse Gemeenschap, en de dynamische, maar afgetopte kleinere organisaties. De regering polariseert het veld door minder goed geadviseerde grote spelers op te vissen, goed beoordeelde organisaties veel minder te geven dan hun adviesbedrag en kleintjes met een voldoende te laten afvloeien. Op die manier krijgen de grote spelers geen (financiële) aanmaning om het qua participatie volgende keer beter te doen. Tegelijkertijd wist niemand van de best scorende organisaties het budget binnen te rijven waarvan de commissie oordeelde dat het nodig was om hun plannen te realiseren. Consolidatie in plaats van innovatie loert zo om de hoek. Het nieuwe participatieve landschap dreigt al meteen vleugellam gemaakt te worden. Het weghalen van de schotten opende de deur voor vernieuwing en interessante synergieën. Maar als het beleid geen ruimte geeft voor avontuur en experiment, is er weinig nodig om die deur weer dicht te doen slaan. Nochtans heeft participatie veel potentieel voor de sector. De kracht van deze functie schuilt niet alleen in het feit dat de kunsten midden in de wereld staan en emanciperend te werk gaan, maar ook in de nieuwe verhalen, kaders en vormen waarmee al die diverse deelnemers het veld kunnen besmetten. Wie zich wil ontdoen van neokoloniale trekjes, zal immers moeten toestaan dat de participanten de sector mee beïnvloeden en moduleren. Dat is voor sommigen misschien wat eng, maar het betekent vooral dat we ons onder meer via participatie kunnen verheugen op een frisse, zich vernieuwende sector die zich laat uitdagen door andere artistieke ideeën en normen. Noodzakelijke voorwaarde is wel dat deze functie gelijkwaardig benaderd en ingezet wordt, en niet als het kleine broertje. Het zou alvast de goede kant opgaan mocht er werk gemaakt worden van meer solidaire partnerschappen. Organisaties die participatie als kern hebben, kunnen heel wat betekenen voor andere kunstenorganisaties – en omgekeerd – maar ook over de functies heen kunnen nieuwe creatieve relaties zuur­­stof geven aan het veld. Laat die kruisbestuivingen maar komen!

tot waar kunnen we nog wél over ‘goede’ participatie spreken? Het zou al een mooi begin zijn mochten de organisaties hun participatieve praktijken kunnen definiëren aan de hand van het continuüm tussen beide uitersten.

Hoeveel is participatie waard? En dan is er nog de eeuwige angel van de diversiteit. Niet alleen wordt die term al te vaak verengd tot etnisch-culturele diversiteit, we mogen ons stilaan ook afvragen of het plaats maken voor kunstenaars met een beperking of een andere artistieke traditie nog wel onder ‘participatie’ moet vallen. Kunstenaars die klaar staan om een rol te spelen in de sector, moeten niet eerst nog gekneed en geëmancipeerd worden voor ze die rol mogen opnemen. Wat dat betreft is het dus geen kwestie meer van methodieken ontwikkelen en gesprekken voeren, maar wel van ruimte maken voor divers talent binnen de functies ontwikkeling, productie, presentatie en reflectie. Een laatste, en niet minste, reden waarom participatie kwetsbaar is, is wellicht weinig verrassend: geld. Steven Vandervelden van STUK besloot ons interview niet voor niets met de uitspraak dat hij vooral hoopt dat er voldoende budget zal worden gegarandeerd om te kunnen blijven zoeken. Maar dat was nog hoopvol vóór de bekendmaking van de subsidiebudgetten. Participatieve processen zijn bij uitstek arbeidsintensieve en trage trajecten die niet altijd direct meetbare resultaten opleveren. Binnen het huidige politieke klimaat zijn ze daarmee een vogel voor de kat. “Wij zetten graag in op meer participatie en educatie”, merkt Marieke De Munck van Vooruit op, “maar de overheid lijkt niet te begrijpen hoeveel tijd en geld dat kost. En er wordt al zoveel onbetaald werk gedaan door kunstenaars en cultuurwerkers.” Zeker de organisaties die op participatief vlak weliswaar ambitieus waren, maar nog in de kinderschoenen staan, dreigen na deze teleurstellende subsidieronde eerst te moeten snoeien in hun participatieve plannen. De vele organisaties die planden een participatie-medewerker aan te nemen, zullen hun begroting alleszins moeten herzien. En hoewel ze het enkel over de projecten en beurzen heeft, sluit dit aan bij Eline Van Hoyes grootste verzuchting over haar werk als commissielid: “Al die tijd, al die energie, al de nuance die we aan de dag hebben gelegd bij de beoordeling. Om dan uiteindelijk vijf frank te verdelen.” Fuck participatie? Laat ons hopen van niet. Monkey Mind (Platform K)

Naar een heldere definitie Verder moet de verwarring over de definitie van participatie weggewerkt worden. Zowel de organisaties als de commissies zijn vragende partij voor duidelijkere richtlijnen. Vrijwel allemaal zijn ze het erover eens dat louter ‘toeleiden’ onvoldoende is, en dat een voorstelling die het publiek actief betrekt daarom nog geen voorbeeld is van een participatief project. Anderzijds heerst het gevoel dat de huidige criteria onvoldoende rekbaar zijn om alle waardevolle participatieve projecten te honoreren. Het ligt bijvoorbeeld niet voor de hand dat een participatief traject altijd begeleid moet worden door een professionele kunstenaar. Want wanneer is iemand dat precies? Pas wanneer die persoon er een hoofdinkomen uit haalt? Voor wie deelnemers mede-eigenaar maakt van het artistieke parcours, is ‘professioneel kunstenaar’ sowieso al een problematische omschrijving. En hoe mager het ook mag klinken, soms kan je als organisatie al heel zinvol voor participatie kiezen door louter je repetitieruimte ter beschikking te stellen van jong talent uit de buurt. Evengoed kunnen blits ogende co-creatieve processen ongewild uitmonden in een paternalistisch geheel, waarbij blanke middenklasses aan divers geweld uitleggen hoe echte kunst er uitziet. Zinvolle participatie is in de eerste plaats een contextuele vraag. Maar voor een meer heldere definitie kan het misschien soelaas bieden om terug te grijpen naar het verschil tussen ‘deelnemen’ en ‘deelhebben’ dat ontstond onder minister Anciaux. Er tekent zich immers een spectrum af met aan het ene uiterste ‘fundamentele participatie’ (deelhebben), waarbij de deelnemer eigenaar is van het artistieke proces. Aan het andere uiterste is er ‘instrumentele participatie’ (deelnemen), die vooral grotere en meer diverse doelgroepen naar het aanbod wil leiden. Het is precies binnen dit spectrum dat organisaties vandaag opereren en het is dus ook over dit spectrum dat de discussie moet gaan. Toeleiden en goedkope tickets zijn onvoldoende, maar


10   di 2 sep 2016

Het Grote Participatiedebat

© Sigrid Spinnox

Naar een radicale participatie De organisatoren hoopten op 50 deelnemers, maar uiteindelijk bleken er 150 mensen opgedaagd om half tien ’s ochtends voor Het Grote Partici­patie­debat, een organisatie van het Theater­festival, Rekto:verso en Demos. De (podium)kunstensector zit duidelijk met veel vragen over participatie. Wouter Hillaert leidde met schoolmeesterschap van inleiding tot eind­debat. Een verslag. Mia Vaerman

Om 9u30 steekt An Van den Bergh van Demos van wal. Zij ziet twee soorten parti­cipatie ontstaan. Instrumentele participatie is een manier om de kunstensector uit te breiden, met meer publiek en meer diverse programmatie. Fundamentele participatie daarentegen pleit voor een verdeling van de macht: deuren openzetten, een andere benadering van de kunsten naar de wereld en het publiek deel laten uitmaken van het creatieve proces. Oftewel: vertrekken van dialoog en mislukking. Vragen als ‘wie ben je?’ en ‘waar ben je mee bezig?’ niet redu­ceren tot ‘wijkobservaties voor een eind­product’, maar streven naar een actief samenwerken met burgers. Niet de parti­cipatie als aanzet voor een kunstwerk, maar het kunstwerk als resultaat van de participatie. In die zin is de sector goed bezig, concludeert ze: participatie is onlosmakelijk verbonden met kunst in zijn geheel. Niet als een succesformule, maar als een constant proces, waar dialoog en mislukking deel van uitmaken. En heel gewiekst eindigt Van den Bergh met de woorden van Beckett: ‘fail, try again, fail better’. Het dada van de podiumkunsten. We mogen van haar deze morgen op onze bek gaan, als we maar nadenken en blijven zoeken.

Zacht handwerk en hondenkappers Na de eerste inleidingen mogen de deel­­nemers kiezen van Wouter Hillaert: verder stilzitten of actief worden. In de volgende uren kome zes praktijkvoorbeelden van participatie aan bod. Niet van hoe het moet, maar wel van hoe het kan. De meest bezielende sprekers blijken zelf aan het roer te staan van een zeer participatiegerichte organisatie. De kunsteducatieve werking van Manoeuvre toont met ontroerend concrete foto’s dat er in de Rabotwijk in Gent speels en gedurfd ingezet wordt op mensen die nooit met kunst in aanraking komen. Met ‘zacht handwerk’ en harde atelieractiviteiten wordt niet de stemloze een stem gegeven (“Ik baal al twintig jaar van die uitspraak. Iedereen heeft toch een stem?” vloekt Ernst Maréchal van Manoeuvre), wel wordt die stem hoorbaar gemaakt. Manoeuvre wil echt kunst maken, en daarbij gebruiken ze handwerk als de taal die de verschillende (gesproken) talen overstijgt. En “Het gaat over participatie, niet over integratie.” Met een tomeloze humor stelt Dirk Seghers zijn multidisciplinaire plek Recyclart voor. Recyclart ligt midden in de arme Brusselse Marollen, onder de Noord-Zuidverbinding die de stad in twee splijt. Overdag is het een publieke ruimte, ‘s avonds zijn er allerlei concerten. Recyclart houdt zich bezig met kunst én met sociale economie: ze managen een werkplaats én een koksopleiding voor werklozen. De drive is groot, de ideeën extravagant: met Pain Public zorgen ze elke zomer voor een broodoven en workshops errond en met hun project rond

hondenkappers kwamen oude vrouwtjes uit de buurt hun hond verwennen (blaffende loebassen werden niet uitgesloten). In het project Post schreven en verzonden mensen zelf originele kaartjes naar het thuisland. “Het is niet altijd artistiek, maar wel belangrijk, want het is informeel”, zo vertelt Seghers. En hij verduidelijkt: “Het informele laat zich niet organiseren, anders is het niet meer informeel”.

Partici-wat? Tussendoor lopen we even over naar een van de actieve debatten dat zich buigt zich over ‘Partici-wat?’ Met vuur wordt de gedachte verdedigd dat er geen methode kàn bestaan voor participatie. Het is een zoeken, veeleer dan een vinden. “Je kan een definitie niet rekbaar maken, en dat is net wat de definitie van participatie moet zijn”, zegt Tijl Bossuyt van De Veerman. “Waarom moeten we goedkeuring verwachten dat we goed bezig zijn, van mensen die er niet mee bezig zijn?” gooit Greet Vissers van KunstZ in de groep. Iedereen glundert om de pertinentie van haar opmerking. Dan is het tijd voor de finale Fish Bowl. Uit de vier vorige debatten worden vragen of stellingen opgetekend waarbij iedere deelnemer nu drie kruisjes mag zetten, de meest aangestipte worden in de ring gegooid. ‘Fuck definitie’ is de eerste. ‘Focus op rekbaarheid en gemeenschappelijkheid’ de tweede. Dat methodologie niet werkt, wordt ook hier weer beaamd. Participatie moet het hebben van intuïtie en dialoog met de betrokken mensen. Al blijft er nood aan een handleiding voor de dossierbeoordelaars, merkt de ene op. “Maar niet om te zien of iets ‘goed’ of ‘slecht’ is. Wel of het levensvatbaar is, of er een verhaal achter zit.” repliceert de andere. En nog: “Ons kunstenveld is ooit zo open gebloeid is, juist door die openheid”.

Humuslaag De laatste stelling is meteen de meest hoop­volle: participatie als humuslaag voor de vernieuwing. Als de kunst in de jaren 80 (waar Wouter in zijn State of the Union tegen foetert) ontstond als tegen­stroom, moeten we vandaag die tegenkracht zoeken in participatie. Wat ontbreekt in de kunsten is diversiteit. Dààr ligt hem de artistieke uitdaging. En dan volgt een laatste – jawel, marxistische – insteek: sociale interactie moet zich vandaag veel meer afspelen buiten de kunstsector. Die interactie brengt een horizontale (democratische) lijn in de verticale (hiërarchische) lijn van de sector. Ze zal een nieuwe taal creëren in de kunsten. Dan komt het slotakkoord: Participatie gaat meestal over het publiek, maar er is publiek genoeg! Waar we op moeten inzetten is participatie binnen organisaties: met het publiek dat deel wordt van die organisatie en mee beslist. Waarlijk een radicale ommezwaai! Dat wou je toch, Wouter?


Summerschool WiSPER / Nederlands Theater Festival

Kijken, werken en verwerken Deze ietwat imperatieve omschrijving maakte ons behoorlijk benieuwd naar de precieze inhoud van de Summerschool die Eva De Mulder namens WiSPER op het Theater­ Festival begeleidt. Eva De Mulder: In deze Summerschool ‘fileren’ we drie verschillende voorstellingen van het TheaterFestival die we met onze deelnemers gaan bekijken. We onderzoeken telkens de achterkant van het stuk: hoe zijn de makers tot die voorstelling gekomen? En wat moeten de spelers kunnen om dit te spelen? Alles begint natuurlijk met het ‘kijken’ naar een voorstelling. Daarna volgt er een reflectiemoment – het ‘verwerken’ – met een nagesprek met de maker of een van de acteurs. Hoe was het voor hen om de voorstelling te maken of te spelen? Wat hebben ze allemaal gedaan en hoe verliep het repetitieproces? Tot slot komen we toe aan het ‘werken’ en gaan we zelf van alles uitproberen. Wat doet het met mij als maker of speler wanneer ik op een soortgelijke manier te werk ga? Ik geef zowel opdrachten waarin we als speler op de vloer gaan, maar ook oefeningen waarbij we van idee naar concept werken om te ontdekken hoe een voorstelling precies in elkaar zit. Gisteren gingen we met de groep kijken naar De Meest Zwaarmoedige Voorstelling Ooit (waarvan het hele publiek moest huilen) van De Warme Winkel en Theater Artemis. Dat is geen narratieve voorstelling, eerder een montage van scènes. Dus vragen we ons af: hoe maak je zo’n montagevoorstelling? We ‘hermaken’ de voorstelling niet as such – daar hebben we op vier dagen ook niet de tijd voor – maar we vertrekken wel vanuit de principes van het stuk en gaan die zelf toepassen in speelse opdrachten of denkoefeningen. Zo nemen we een bepaalde acteerstijl over om te ervaren hoe het voelt om op die manier te acteren. In De Meest Zwaarmoedige Voorstelling Ooit was er bijvoorbeeld een acteur die een heel stom lied op heel triestige toon voordroeg zonder het te zingen. Niet makkelijk! In de workshop vandaag zou ik graag een lied willen aanpakken, bijvoorbeeld Hello van Adele, om de deelnemers dit zo serieus of zo authentiek mogelijk te laten opzeggen. Benieuwd (lacht)!

di 2 sep 2016   11

De Staat van het Theater in de Lage Landen Gisteren opende essayist Bas Heijne het Nederlands Theater Festival met zijn Staat van het Theater. De redactie peilde bij Marijn Lems (freelance dramaturg en journalist) en Simon van den Berg (hoofd­redacteur van Theatermaker) of de speech van Bas Heijne in de smaak viel en of er opvallendste verschillen waren met de State of the Union van Wouter Hillaert. Marijn Lems: “Je merkt dat Bas Heijne zelf niet in de sector werkzaam is. Daarvoor ging zijn speech te weinig in op specifieke ontwikkelingen binnen het theaterlandschap. Maar al bij al vond ik het een hele goede Staat van het Theater. Heijne merkt op dat de theaterwereld nogal geschrokken is van de beschuldiging dat ze te veel naar hun eigen navel zouden staren. De sector heeft een draai van 360 graden gemaakt en heeft heel hard zijn best gedaan om te bewijzen dat kunst wel een maatschappelijk nut heeft. Heijne waar­schuwt voor de gevaren van die houding. Als we te veel een knieval maken voor het maatschappelijke belang dan verliezen we ook voor een deel de intrinsieke waarde van kunst. Zo dreigt de autonomie van kunst in gevaar te komen. Het is interessant om het verschil te merken tussen de speech in Nederland en die in Vlaanderen. Terwijl Wouter Hillaert heel erg hamert op verbinding met de maatschappij, wijst Bas Heijne juist op het belang van de autonomie van de kunst. Persoonlijk neig ik iets meer naar het standpunt van Heijne. Ik vind de vermenging van politiek activisme en kunst in de speech van Wouter een beetje gevaarlijk. Hoewel ik zijn oproep tot verbinding erg waardeer. Simon van den Berg: Bas Heijne is een heel goede schrijver en je merkt dat ook aan zijn speech. Het is een heel mooi verhaal geworden. Het geeft een goed tijdsbeeld van waar we nu staan in de kunsten. Hij heeft in De Kersentuin een metafoor gevonden voor hoe het theater zich de afgelopen jaren aan de politiek verkocht heeft. Hoe het theater door de politiek gevraagd wordt om problemen op te lossen die het theater helemaal niet kan oplossen. Hoe we zelf ook veel te gemakkelijk in het rendement-denken van de politiek zijn meegegaan. De State van Heijne is wel een stuk gematigder dan die van Hillaert. Zijn speech zal dan ook een pak minder stof doen opwaaien. Ik vind het interessant dat Hillaert wijst op hoe wij in de organisatie van de kunst veel kunnen veranderen en veel meer kunnen verbinden, maar op de uitwerking van zijn ideeën heb ik wel commentaar. Heijne denkt meer vanuit de kunst zelf en dat kan ik wel waarderen. Maar ik denk dat we een beetje van beide nodig hebben. Dat we zowel organisatorisch moeten vernieuwen als onze artistieke eigenwaarde moeten blijven verdedigen. © Anna van Kooij


12   di 2 sep 2016

C ’est pas parce que tu t’arrêtes de pédaler que ton vélo va s’arrêter Forsiti’A

De schoonheid van imperfectie In een zolderzaaltje in gemeenschapscentrum De Markten in Brussel maak ik kennis met Forsiti’A. Het bonte gezelschap werd met haar voorstelling met de lange titel – even ademhalen – C’est pas parce que tu t’arrêtes de pédaler que ton vélo va s’arrêter geselecteerd voor het TheaterFestival. De repetities zijn in volle gang wanneer ik het zaaltje binnenstap. Tijdens de pauze praat ik even met een van de deelneemsters. Ze had vroeger veel problemen, vertrouwt ze me toe, maar door deel te nemen aan deze voorstelling heeft ze zichzelf wat teruggevonden. En ze besluit: “We zijn een grote familie geworden”. Dat vroeg om een gesprek met de pater familias van deze groep: regisseur-componist Hans Van Cauwenberghe.

Waarom heeft Forsiti’A jou gevraagd om hun nieuwe voorstelling te regisseren?

Hans Van Cauwenberghe: In Antwerpen heb ik vijf jaar geleden een koor opgericht met arme mensen. Die mensen hebben een schat aan ervaring, aan poëzie ook. We hebben met dat koor de cd Onze Rijkdom gemaakt: die mensen mogen financieel dan wel arm zijn, ze zijn erg rijk op een ander vlak. Forsiti’A heeft mij gevraagd om op dezelfde manier een voorstelling voor hen te maken. Vervolgens ben ik met de deelnemers samen gaan zitten. Ik heb hen een blanco boekje gegeven waarin ze teksten mochten schrijven. Over die teksten hebben we dan in alle vertrouwen gepraat. Dat zijn vaak heel heftige verhalen, heel straffe dingen. Een van de zangers brengt in de voorstelling de volgende tekst: “Mon père me dit que je suis un con, mon père a toujours raison…». Dat zijn spontane, authentieke teksten die er hard ingaan. Tijdens de eerste bijeenkomsten werd er heel wat afgehuild. Ciska Thomas en ik hebben de teksten van de deel­ nemers dan voorzien van muziek.

Jullie zijn niet vertrokken vanuit een gericht thema?

Nee, we hebben het zo open mogelijk gelaten. Het is echt moeilijk om er een gemeenschappelijke noemer op te plakken. Veel van die teksten komen uit de onderbuik. Als je dan toch een thema zoekt: we brengen levensliederen die gaan over overleven. Onze groep is een echte Brusselse groep: de zangers zijn meertalig, hebben verschillende nationaliteiten en ook heel diverse sociale achtergronden. Een mooie afspiegeling van Brussel eigenlijk.

Is het risico niet dat het afdrijft naar een reeks liederen die gaan over ellende, kommer en kwel?

Nee, dat is het zeker niet geworden. Het is juist het tegendeel van kommer en kwel, het is een superpositieve voorstelling met een Afrikaans ritme. Oké, we vertrekken in de voorstelling wel van alles wat zij hebben meegemaakt, maar wij doen iets met hun lijden: het is juist dat lijden dat doet vooruit gaan. Ik vroeg een van de deelnemers die net een ongelooflijk tragisch levensverhaal had verteld hoe ze nu verder zou gaan, hoe ze uit die ellende zou geraken? En hij antwoordde: “Het is niet omdat je stopt met pedaleren, dat je fiets niet meer werkt”. Dat is toch prachtig geformuleerd?

Moet je naast je artistieke capaciteiten als componist-regisseur bij zo’n bonte groep ook een beroep doen op je talenten als coach-psycholoog?

Stefan Moens © Lief Verbeeck

Ik ben geen coach en ik ben ook geen sociale helper. Er werd soms geroepen en ook ruzie gemaakt, maar ik vond het vooral een eer om dit te mogen doen. De groep is in dat opzicht inderdaad een grote familie geworden: iedereen zorgt goed voor elkaar en soms is er wel eens ambras, maar dat moet kunnen. Het is vaak een kwestie van ‘zelfredzaamheid’ zoals dat in de sociale sector dan heet: je vertrekt vanuit je eigen kracht. Ik vind dat eigenlijk nogal evident. Toen ik aan dit project werkte, heb ik De Chinezen opgebeld, het productiehuis dat Iedereen Beroemd maakt voor de VRT. Zij maakten enkele reportages over ons project, met veel hartverwarmende reacties tot gevolg.

Wat heeft de zangers gemotiveerd om deel te nemen aan dit project?

Dat vraag je beter aan hen, denk ik. Iedereen zoekt iets anders in dit project, maar mensen hebben gewoon dromen, willen iets maken, willen wat schoonheid met elkaar delen. Het is voor hen een manier om zichzelf te ontdekken. Voor sommigen werkt het therapeutisch, voor anderen is het een ideale uitlaatklep… Ik hou niet zo van het etiket ‘sociaal-artistiek’, dat doet zo tweederangs aan. Voor mij is deze voorstelling 100 procent artistiek. En dergelijke projecten zijn juist nu, in deze tijd, meer dan nodig. Voetbal kan mensen samenbrengen, maar cultuur kan mensen nog meer met elkaar verbinden. In deze harde tijden hebben we zo’n verbinding meer dan ooit nodig. Let wel, ik heb niets tegen voetbal (lacht).

Muziek kan daarbij een belangrijke rol spelen?

Muziek hakt er dieper in dan wat dan ook. Het is een universele taal. We brengen ‘muziektheater’, maar ook dat is een etiket dat ik ontoereikend vind. Ik vind het zelf een vorm van engagement: de wereld staat in brand en dus moeten we samen iets proberen te maken in die wereld, met die wereld. En cultuur kost ook zo weinig in vergelijking met wat het opbrengt.


di 2 sep 2016   13

Publiek Aan Zet

Je zegt dat Forsiti’A een typisch Brussels gezelschap is. Is het ook een beetje een ode aan Brussel en aan de Brusselse mentaliteit?

Ja, die mentaliteit hier in Brussel is zo open. Ik leef in Antwerpen en daar vallen vreemdelingen toch nog meer op. Daar vragen ze meteen: “Hé, vanwoar komde ga?” Maar hier in Brussel stellen ze die vraag niet omdat hier zo goed als iedereen een vreemdeling is. In de voorstelling zit een man die uit Afghanistan komt en daar in de gevangenis zat. Als hij spreekt over vrijheid, krijgt dat woord toch een totaal andere betekenis dan als wij zo’n woord in de mond nemen, niet? Op een ander moment in de voorstelling vertelt een vrouw hoe ze zich als kind vastklampte in het café aan de rokken van haar moeder, omdat ze bang was dat die haar zou verlaten. Zulke ervaringen gaan echt heel diep. Maar het is tegelijkertijd ook heel poëtisch. Neem nu de titel van onze voorstelling: dat kan je gewoon toch niet verzinnen?

“We brengen levensliederen die gaan over overleven” Hoe ga je als componist aan de slag met die ogenschijnlijk alledaagse woorden?

Dat gaat soms heel spontaan. Bij het begin van een repetitie vraagt iemand: “Ca va?” Iemand antwoordt met “Ca doit aller, hé” en er ontspint zich een banale conversatie die eigenlijk heel poëtisch is. Achteraf voeg ik aan deze heel eenvoudige woorden een melodie toe. In de voorstelling zingt Sophie een lied dat even eenvoudig is als mooi: “Laisse moi dans le vide, laat mij even – buiten alle drukte om – in de leegte zijn!”. Het doet deugd om zoiets te zien en het is een hele eer om daar bij te mogen zijn.

Wat doet zo’n selectie voor het TheaterFestival met de groep?

De helft van de groep beseft niet wat het TheaterFestival is, maar ze waren er wel allemaal voor de repetitie. Zelf vind ik zo’n selectie natuurlijk wel heel belangrijk. Ik vind het belangrijk dat dit soort projecten nu ook ten volle wordt gewaardeerd. Het is niet van: we zullen die sukkelaars eens iets laten doen, maar juist een signaal van: “Kijk, dat is van een niveau dat ook gezien mag worden”. Het moet daarom niet perfect zijn. Je mag in zo’n voorstelling niet te veel willen corrigeren. De kracht van de voorstelling is juist dat je op de scène niets verkeerd kan doen. Als alle zangers stil moeten staan en er is toch iemand die beweegt, dan mag je juist niet tussenkomen! Het is kunst met een hoek af. Een schrijver zei ooit: “Kunst is schoonheid en ‘pity’, schoonheid met een hoek af, schoonheid met wat mededogen”. Schoonheid met een scheur in! Bij ons zijn het mooie scheuren (lacht).

Wat leren we van het publiek aan zet? Vandaag is het TheaterFestival het schouwtoneel voor het Grote Participatiedebat. Een jaar geleden was Het Theaterfestival zelf de plaats van actie voor een participatieproject: Publiek Aan Zet (PAZ). Marijke Van Eeckhaut PAZ daagt haar participanten uit om een kunstinstelling onder de loep te nemen en experimenten op te zetten om de beleving van het publiek te optimaliseren. Dat kan een eigenwijze visie op tentoonstellen zijn, maar evengoed een nieuwe manier om het gesprek over een voorstelling te stimuleren. De participanten aan ‘PAZ-2 Het Theaterfestival’ (na PAZ-1 in M-Museum Leuven) probeerden de drempel van het festival te verlagen en de publieksvriendelijkheid van de theaterbeleving te verhogen. Ze organiseerden ontvoeringen, maakten conversatiemenu’s, speelden gastheer en -vrouw, programmeerden performances enzovoort. Zowel de minder ervaren bezoeker als de doorgewinterde theaterliefhebber namen ze daarbij in het vizier. Nieuwsgierig geworden? De participanten bundelden hun ideeën, ervaringen en tips in een inspiratieboekje en dat vind je op www.publiekaanzet.be. Bleef het daarbij? Zeker niet. PAZ draait om wat kunstinstellingen kunnen leren uit projecten waarin we niet de kunst, maar (een stukje van) de instelling samen met het publiek maken. Hoe kijken bezoekers? Welke noden formuleren ze? Wat vinden ze belangrijk? PAZprojecten worden daarom steeds geflankeerd door onderzoek. Het onderzoeksverslag van ‘PAZ-2 Het Theaterfestival’ zal binnenkort verschijnen. Houd onze site in het oog: www.publiekaanzet.be. Publiek Aan Zet is een project van Mooss en Cera. De kernpartners zijn M-Museum Leuven, Het TheaterFestival, Musée des Beaux-Arts en Musée de la Photographie in Charleroi, en Het nieuwstedelijk.

G N I G E W UGDBE

T R A Z BA

E J T S N U K

vanaf 1 oktober elke Zaterdag VAN 14u-17u VOOR KINDEREN VANAF 6 JAAR www.kunstjeugdbeweging.be

OUDER DAN 16 JAAR? WE ZOEKEN NOG JONGEREN OM WEKELIJKS DE ACTIVITEITEN TE BEGELEIDEN. MEER INFO? BAZART@ MOOSS.ORG


14   di 2 sep 2016

De Barbaren

ook dat nog De ploeg van Borgen is gearriveerd en dat zal het TheaterFestival geweten hebben. De Nederlandse techniekers hebben het Belgische bier ontdekt, wat regisseur Ola Mafaalani noopte tot een moederlijk “Guys, ik ga al naar mijn hotel, neem een voorbeeld aan mij, we hebben nog lange dagen voor de boeg.” De apathische en onverzettelijke blik in de ogen van de technici stelde ons gerust. Ook na het vroegtijdige vertrek van godmother Ola bleef het nog lang Hollands gezellig in het festivalcentrum. Schol! “Ziede gij mij zitten?” vroeg Ola Mafaalani op de man af aan onze hoofdredacteur toen die haar voor een interview probeerde te strikken. Het was geen slinkse verleidpoging – of een verzoek om naar die eerder genoemde hotelkamer mee te sluipen – maar gewoon een voorbeeld van hoe verliefd Ola wel niet is op het Vlaams. “Ik heb zeker goesting”, antwoordde F.T. als extra bewijs van het rechttoe rechtaan-karakter van de Vlaamsche taal. Hoe de nacht verder verliep, kunnen we ons niet meer herinneren…

? r e g n o h Menu Festivalcentrum Lara kookt voor u

Pasta met broccoli, ricotta en gerookte zalm (koud) 12,00 Indische linzencurry met biryani rijst 12,00 Romige yoghurt met frambozen 3,00 Watermeloen 2,00

Suggesties Grand Café deSingel Carpaccio van octopus met aïoli en citrus crème 1 4,00 Tompous met houmous, slaatje met olijven en feta 12,50 Videe van hoevekip, frietjes 14,90 Griekse quinoasalade 15,50 Pompelmoescannelloni met mascarpone, chocolade en espuma van Ouzo 8,00

De Barbaren fABULEUS stuurt acht moedige, nieuwsgierige jongeren met een missie naar Het Theaterfestival. Hun opdracht: word hier en nu verliefd. Zij zijn De Barbaren. Vandaag: Ina Dewinne Jonathan van der Horst Ze mag dan misschien wel naar De Meest Zwaarmoedige Voorstelling Ooit (waarvan het hele publiek moet huilen) zijn gaan kijken, maar ik heb nog nooit iemand zo vrolijk de telefoon horen opnemen als Ina Dewinne. Nadat ik haar heb gevraagd of ze ook echt van de voorstelling moest huilen, kwettert ze vrolijk: “Ik had voor de voorstelling een traan op mijn wang getekend, maar die heb ik er tijdens de voorstelling weer af gehuild. Dat kwam ook wel door de ajuinen die ze tijdens de voorstelling kapot sloegen. Maar ik vond het ook wel heel ontroerend.”

Wat vind je precies ontroerend?

Ik vind allereerst dat er hele mooie beelden werden gemaakt. Ook zijn de personages heel herkenbaar en goed gespeeld. Op een gegeven moment leest een van de actrices (Mara Van Vlijmen, red.) een brief voor. Ze voelt zich afgesloten van de wereld. Ze wil graag enthousiast zijn, maar er is niemand die met haar mee wil doen. Dat gevoel van alleen op de wereld zijn vind ik heel herkenbaar. Achteraf sprak ik nog even met de acteurs en die vertelden mij dat die brief echt bestaat: dat ze die gewoon van het internet hadden geplukt.

Hoe was de ontmoeting met de acteurs?

Ik was van te voren wel zenuwachtig omdat het zulke goede acteurs zijn, maar ze waren heel lief. Ik was meteen helemaal welkom. Ze waren ook erg geïnteresseerd in mij en in het concept van De Barbaren. Wel jammer dat ze zo snel weer weg moesten. Ze gingen nog plaatjes draaien bij de Depri Disco op het festivalterrein. Als ik de volgende dag niet naar school had gemoeten, dan was ik nog blijven dansen hoor! (lacht)

Hoe heb je je op de voorstelling voorbereid?

Ik ben eigenlijk een zeer optimistisch persoon. De opdracht om zwaarmoedigheid te onderzoeken vond ik moeilijk. Ik ben uiteindelijk de social media gaan onderzoeken. Omdat dat juist een plek is waar je helemaal geen zwaarmoedigheid vindt. Daar zie je alleen maar leuke dingen. Je ziet bijna nooit een droevige foto op Facebook staan, terwijl je weet dat al die mensen ook verdrietig zijn. Het is eigenlijk vreemd dat zwaar­moedigheid niet voorkomt op Facebook, want vaak zien toch alleen je vrienden wat je er op zet? Die weten dat je soms wel eens moet huilen.

Heb je door dit onderzoek de zwaarmoedigheid beter leren kennen?

Jazeker. Het grappige is ook dat de makers van de voorstelling min of meer op dezelfde dingen zijn uitgekomen als ik. Ik had bijvoorbeeld een lijst met droevige liedjes gemaakt en die op mijn knie geschreven. Al die liedjes kwamen ook in de voorstelling voor. Ik heb ook foto’s met mijn laptop gemaakt, terwijl ik aan het huilen was. In de voorstelling doet een van de personages dat ook. Het gekste was nog dat ik een paar dagen terug een verjaardagsfeestje heb gehouden, waar ik een opblaaszwembad had gekregen. En het eerste wat ik zag toen ik de voorstelling binnenkwam, was precies datzelfde opblaaszwembad! Ik had blijkbaar een soort van telepathische band met de makers.

Lees alle blogposts van De Barbaren op barbaren.tumblr.com!



Lees de artikels uit deze festivalkrant en andere artikels op theaterfestivalblog.be en discussieer mee via #HTF16! f Het TheaterFestival t @theaterfestiva1 en #HTF16 www.theaterfestivalblog.be

Biechtstoel Kom biechten bij deze voorstellingen in het festivalcentrum:

vr 2 sep / 20u45 – 22u30 ON ICE ANECKXANDER Check de reacties uit De Biechtstoel op www.zendelingen.be

TICK

ETS INFO

tickets en info: theaterfestival.be redactie Jonathan van der Horst, Xandry van den Besselaar, Daan Borloo, Phéline Thierens, Bart Van Gyseghem, Katrien Van Bael, Arno Boey, Anke Van Meer, Eva Decaesstecker, Margot De Boeck, Mitch Van Landeghem, Stefan Moens, Mia Vaerman hoofdredactie Filip Tielens grafisch ontwerp Laura Bergans V.U het TheaterFestival Vlaanderen, Kathleen Treier, Jan Van Rijswijcklaan 155, 2018 Antwerpen

vr 2 september

za 3 september

09u00 13u30 20u00

11u00

20u00 20u00

Het Grote Participatiedebat deSingel Dag van de Programmator deSingel ANECKXANDER Alexander Vantournhout & Bauke Lievens deSingel Rode Zaal nagesprek C’est pas parce que tu t’arrêtes de pédaler que ton vélo va s’arrêter Forsiti’A DE Studio ON ICE Suzanne Grotenhuis/De Nwe Tijd deSingel Zwarte Zaal

15u00 20u00 20u00 20u00 22u00

Workshop & boekpresentatie Nelsons Dansboek deSingel Workshop & boekpresentatie Nelsons Dansboek deSingel ANECKXANDER Alexander Vantournhout & Bauke Lievens deSingel Rode Zaal C’est pas parce que tu t’arrêtes de pédaler que ton vélo va s’arrêter Forsiti’A DE Studio ON ICE Suzanne Grotenhuis/De Nwe Tijd deSingel Zwarte Zaal FEEST Leave Us At Dawn – The Theatre Edition DE Studio

zo 4 september 13u00

Borgen Noord Nederlands Toneel Rode Zaal

deSingel

theaterfestivalblog.be heater


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.