Dagkrant 31/08/2016

Page 1

WO 31 AUG 2016 DAGKRANT #HTF16 © Kurt Van der Elst

Ieder huisje zijn kruisje: Yinka Kuitenbrouwer Poepsimpel: vintage Cie Cecilia? Portret Cultuurprijswinnaar Berlin Zwaarmoedige theatermakers

© Marijn Brussaard

n va urt ©K ls rE de t

Wie is de beste theaterauteur van Vlaanderen? Eeuwig jong met Marijn Brussaard

www.theaterfestival.be


Š Yuri van der Hoeven


H onderdHuizen Yinka Kuitenbrouwer

di 31 aug 2016   3

Honderd huisjes, honderd kruisjes Ieder huisje heeft zijn kruisje. Yinka Kuitenbrouwer ging de voorbije jaren op zoek naar de essentie achter dat aloude adagium. Ze ging op de koffie bij honderd mensen en sprak met hen over huizen en thuizen. Het resultaat is de intimistische voorstelling HonderdHuizen, die vorige week op het Edinburgh Fringe Festival in de prijzen viel en vanavond en morgen op Circuit X te zien is. Wij dachten zo: honderd huisjes, dat zijn honderd kruisjes. Reporters Daan en Arno trokken naar Gent, alwaar Yinka woont. Op zoek naar essenties en die honderd kruisjes. Daan Borloo en Arno Boey Yinka’s huis ligt aan een rustig pleintje in de Brugse Poort, een voormalige arbeiderswijk in Gent. Het dorpse karakter van de buurt is opmerkelijk. Het straalt een rust uit die je zou verwachten in pakweg Stuivekenskerke. Het plaatje vervolledigend treffen we Yinka op de stoep aan, terwijl ze haar wasgoed ophangt. We zetten ons buiten in de zon. Achteloos rijdt een enkele auto voorbij, gelaten lachen kinderen hun laatste vakantiedagen weg. Een sfeerbegin wordt ons op een dienstblaadje aangereikt. Yinka, hoe ben je hier, in de Brugse Poort, terechtgekomen?

Ik kwam zeven jaar geleden in Gent studeren aan de dramaopleiding van het KASK. Na mijn studie besloot ik in Gent te blijven. Ik kende de mensen die in dit huis woonden al en vond het een heel fijne plek. Toen ik hoorde dat zij iets anders gekocht hadden, vroeg ik hen of ik erin mocht komen wonen. Het verschil met het centrum van de stad is voelbaar. Bij mooi weer zitten de mensen gewoon buiten. Het is hier niet groot en alle culturen wonen door elkaar.

Heeft deze buurt je mee aangezet tot het maken van je voorstelling?

Deels wel. In de periode dat ik naar hier ben verhuisd, heb ik ook besloten om permanent in België te blijven en dus niet naar Nederland terug te keren. Dat maakte me ergens wel benieuwd: wat is dat, ergens thuis zijn? Ik kwam hier in een ander huis terecht, met buren van allemaal verschillende culturen. Mijn eigen zoek­tocht naar wat een thuis betekent, was ook het vertrekpunt voor HonderdHuizen.

Wat vond je in België dat je in Nederland niet vond?

Ik heb heel mijn leven in Amsterdam gewoond, op dezelfde plek, op een automatische manier. Je kent alles, je denkt er niet bij na. In Gent moest ik de weg zoeken op de kaart. Na een tijdje heb je een zekere zelfstandigheid verworven en dan heb je de kaart niet meer nodig. Daardoor voelde Gent meer van mij, ik heb het zelf moeten leren kennen. En praktisch: als ik terug zou gaan naar Nederland, zou ik niet weten waar ik zou moeten aankloppen om theater te maken.

Heb je, tijdens het maakproces van HonderdHuizen, of erna, een antwoord kunnen formuleren op de vraag wat het betekent om ‘ergens thuis zijn’?

Er is een soort antwoord. Ik heb honderd mensen geïnterviewd en door dat grote aantal komt er wel een soort van algemeen gemiddelde. Iedereen heeft nood aan andere dingen, maar wat vaak terugkomt: iedereen heeft contact nodig, iedereen wil ergens ingebed zijn. Iemand die van een ander land komt, kan zich pas thuis voelen als hij geaccepteerd wordt, onderdeel is van de wijk en mensen heeft waar hij naartoe kan buitenshuis. Misschien daarom ook dat ik me hier meer thuis voel, ik voel hier een grotere inbedding.

Je ging bij honderd mensen op bezoek, hoe ben je bij hen terechtgekomen?

Ik ben begonnen met in mijn eigen omgeving mensen te interviewen. Na een tijdje begon het project te leven en gingen mensen me linken aan hun kennissen. Ik heb ook verscheidene organisaties gecontacteerd, ben onder andere vrijwilliger geworden bij de nachtopvang voor daklozen en een praatgroep voor Turkse vrouwen. Zo vond ik mensen die minder bereikbaar zijn. Ik blijf ook mensen bezoeken, waardoor de voorstelling steeds een beetje ‘onder constructie’ staat. Binnenkort speel ik in Dilbeek, daar wil ik ook mensen bezoeken. Het blijft leven.


4   di 31 aug 2016

“Mensen die me nog nooit hadden gezien, vertelden me plots hun diepste geheimen” Hoe verliepen die ontmoetingen?

Ze waren vaak heel intiem. Je komt terecht in iemands persoonlijke omgeving, op zich is dat al een grote stap. Toch zetten mensen hun huis voor je open. Dat heeft me wel verrast. Mensen die me nog nooit hadden gezien, vertelden me plots hun geheimen die ze nog nooit verteld hadden. Het wordt later op de dag, de zon begint stilaan onze kelen uit te drogen, het wordt stil, we keren even in onszelf, vervallen in mijmeringen. Zoals het hoort, op een stoep waar was hangt te drogen en we ons even ver in de tijd wanen. Wat zouden wij vertellen als Yinka bij ons op bezoek zou komen? Kunnen wij dat vreemde begrip ‘thuis’ duiden? Zijn wij, eeuwige reizigers, niet allemaal op zoek naar een huis? Op het moment dat we licht melancholisch dreigen te worden, tingelt Yinka’s iPhone. We worden genadeloos weer in het heden gesleurd. Yinka Kuitenbrouwer is net terug van Edinburgh, waar ze met Big in Belgium op het Fringe Festival speelde. Ze viel maar liefst twee keer in de prijzen. Het gaat hard voor Yinka.

Hoe was het in Edinburgh?

Tof en vermoeiend, maar vooral ook heel bizar. Het Fringe Festival in Edinburgh is van een totaal andere schaal dan je je kan inbeelden. Ik had op voorhand nochtans geprobeerd mij er iets bij voor te stellen. Ik dacht: het is Theater Aan Zee, maar dan een maand lang. In werkelijkheid is het Theater Aan Zee, een maand lang en dan nog eens maal honderd, verspreid over heel de stad. Er gebeurt veel op straat. Doordat er geen selectie is, staan er extreem slechte voorstellingen naast extreem goede producties. Overal hangen posters, vechtend om publiek te genereren. Het is ook heel schreeuwerig allemaal. Daarin opvallen is best lastig, als kleine naam. In het begin had ik daar wel moeite mee. Je wil dat mensen voor jouw voorstelling kiezen uit interesse, niet omdat je staat te bedelen.

“In Edinburgh reageerden gingen de toeschouwers heel emotioneel, sommigen moesten huilen. Vlamingen zijn wat kritischer.” Even tussendoor, Ans Van den Eede publiceerde in het kader van een Vlaamse-Nederlandse samenwerking op Theater Aan Zee een opiniestuk over pitchen (op pagina 8-9 in deze krant te lezen). Hoe sta jij daartegenover?

Hoe was de reactie op Honderd Huizen in Edinburgh?

Heel goed. Er is best een verschil met het Vlaamse publiek. Kijk, op het Fringe staan er dus best wat slechte dingen, maar wanneer mensen vooraf horen dat iets goed was, gaan ze zitten en accepteren ze de vorm, stellen ze die niet meer in vraag. HonderdHuizen is best eentonig, en hier in Vlaanderen heb ik al gemerkt dat sommige mensen de eerste vijf minuten de kat wat uit de boom kijken, afwachtend zijn. Uiteindelijk draaien ze de knop wel om. In Edinburgh gingen de toeschouwers zitten en waren ze meteen mee. Een paar mensen reageerden heel emotioneel en moesten hard huilen. Vlamingen zijn wat kritischer.

Vanwaar die emotionele reactie?

In Edinburgh is er een heel internationaal publiek, dus de herkenning is groter. De voorstelling werd persoonlijk geïnterpreteerd, mensen vonden zichzelf terug in het zoeken naar een huis en een thuis. In Vlaanderen gaan de discussies vaker over de Belgische multiculturele samenleving en wat wij daarvan vinden. Het wordt politieker. Ik ben benieuwd hoe het op het Theater­ Festival gaat zijn. Misschien verwacht ik wel dat iedereen zal huilen en blijkt dat ze me allemaal heel streng aankijken (lacht).

Je bent opgenomen in Circuit X, maakt deel uit van de Big in Belgium-delegatie, won twee prijzen in Edinburgh, je speelt komend seizoen nog een twintigtal keer. Hoe ervaar jij het succes van je voorstelling?

Het blijft absurd. HonderdHuizen is vanuit iets heel kleins ontstaan, vanuit mijn eigen fascinatie. Ik had daar geen ondersteuning in, ben het gewoon beginnen maken. Het slaat aan omdat het zo persoonlijk is, denk ik. Het is direct en oprecht. Ik denk dat mensen dat wel prettig vinden, dat het zo simpel en intiem is. En het speelt redelijk direct in op de actualiteit, de vluchtelingenproblematiek, hoewel dat nooit echt de bedoeling was.

Je hebt op het podium de interviews met de honderd mensen verzameld in een fichebak. Zonder helemaal in je kaarten te laten kijken, wil je toch al een van de verhalen meedelen?

In mijn zoekproces heb ik ook brieven gestuurd naar alle mensen die in België op de Boerderijstraat 1 wonen. Dat blijken er tien te zijn. Ik vertelde hen dat ik ook op de Boerderijstraat 1 woonde en of ik op bezoek mocht komen bij hen. Ik heb één antwoord gekregen, van Hubert en Linda uit Wakken bij Dentergem. Ik kon best ’s ochtends rond negen uur komen, dan hadden ze net de varkens gevoederd. Ze zaten klaar met Senseokoffie. Hubert was in de boerderij geboren, had nooit ergens anders gewoond. Zij konden zich niet voorstellen dat iemand in de stad zou willen wonen. Zonder tuin, zonder buren die je begroeten. Ze zijn blij in hun Boerderijstraat, ze hebben goede buren en contacten en kunnen af en toe ook eens goed feesten.

Met Hubert en Linda indachtig, trekken wij weer verder, terug naar Antwerpen. Eeuwig onderweg. Binnenkort speelt Yinka in Dilbeek. Een gemeente die haar burgers geruststelt met de leuze ‘Waar Vlamingen thuis zijn’. En daar start het mijmeren weer. Kan het zo simpel zijn? Zeggen dat je je thuis voelt als enige voorwaarde om het daadwerkelijk te zijn? Voelen de mensen in Dilbeek zich meer thuis dan elders? Binnenkort toch eens aan Yinka vragen.

© Yuri van der Hoeven

Ik vind pitchen ook heel vermoeiend. Ik vind het spijtig dat de Roel Verniers Prijs op het Theaterfestival nu ook een pitch is geworden. Pitchen is iets heel Nederlands, het is jammer dat we daar nu ook in meegaan. Ik snap wel dat er een zekere zakelijkheid en zelfredzaamheid aan theater maken zit. Zeker in de huidige tijd moet je jezelf kunnen verkopen. Maar eerlijk? Op deze manier geef je jonge makers een kans en tegelijk zet je ze tegen elkaar op. En wie wint dan: een project dat ondersteund dient te worden, of een project dat succesvol kan worden? Het is appelen met peren vergelijken.

H onderdHuizen Yinka Kuitenbrouwer


di 31 aug 2016   5

t s e W   e y n Ka F orever Young M arijn Brussaard/Frascati Producties

Breakfast with

Omdat dit artikel vandaag nog in de krant moet verschijnen, staan we vroeg op. Om negen uur ‘s ochtends schuiven we aan voor een ontbijtinterview met Marijn Brussaard. En wel om over een onderwerp te praten waar je het in de vroege ochtend normaal niet over hebt: de macho­ cultuur in hiphop. Brussaard maakte met Forever Young namelijk een zinderende fysieke performance over zijn hiphopfascinatie. Vanavond is deze Frascati-productie voor het eerst te zien in België!

Dag Marijn. Je voorstelling heet Forever Young. Waar komt die titel vandaan?

Marijn Brussaard: Heel wat rappers gebruiken tegenwoordig ‘Young’ in hun artiestennaam: Young Thug of Young Jeezy bijvoorbeeld. Daarnaast wilde ik ook het religieuze aspect van hiphop onderstrepen. Er wordt geregeld verwezen naar religie en veel rappers beschouwen zich ook als een soort Jezus of eeuwige verlosser. Vandaar dus ook ‘Forever’ in de titel omdat die rappers eeuwige roem willen bereiken. Natuurlijk is Forever Young ook gewoon een popsong (van Alphaville, in 2010 gecoverd door Jay-Z en Mr. Hudson als Young Forever, red.). Eerder maakte ik al de voorstelling Rhythm of the Night, genoemd naar het dansnummer van Corona. Dus ik dacht: ik zet die traditie gewoon door en kies opnieuw voor een popsong als titel. Misschien maak ik in de toekomst nog wel producties met titels van bekende hits.

Wat interesseert jou zo aan hiphop?

Amerikaanse hiphop kennen we alleen maar van de heel gestileerde videoclips die een totaal onrealistisch beeld schetsen van hoe die rappers leven. Je ziet geen menselijkheid, alleen maar geld en macht. Het lijkt alsof die rappers zelf ook in hun eigen imago zijn gaan geloven. Daar ziet ook wel een kracht in, vind ik: ze lijken een beetje los te staan van de regels. Ze durven heel hard te zeggen waar ze voor staan en ergens bewonder ik dat wel, hoewel die wereld heel ver van me af staat. Zelf maak ik ook muziek (Marijn heeft een eigen band: Know V.A., red.). Ik erken dus ook de muzikale kwaliteit van hiphopmuziek. Vaak zitten die songs gewoon heel goed in elkaar.

“Er is heel weinig zelfspot in de hiphopwereld” Is Forever Young een verheerlijking van of een kritiek op de hiphopcultuur?

Jonathan van der Horst en Danny De Jong

Het is eerder een onderzoek, denk ik. Aan de ene kant bewonder ik hiphop en is mijn voorstelling dus een ode. Maar langs de andere kant is het ook belachelijk wat er getoond wordt in videoclips van rappers: heel patserig om tien auto’s te moeten laten zien, heel vrouwonvriendelijk en bot ook allemaal. Er zit heel weinig zelfspot in de hele hiphopwereld. Dat is ook best wel zielig, alsof rappers niet

zonder die protserigheid kunnen. Mijn gevoel tegen hiphop is dus dubbel, maar dat maakt het ook net interessant om er een voorstelling over te maken.

Is er ook een schaduwkant aan het succes van hiphopsterren?

Volgens mij zijn ze heel eenzaam. Ze moeten de hele tijd hun buitenkant laten zien. Ik vraag me altijd af wie de mens is die onder hun masker zit. Of die hiphoppers ook gewoon een pak melk moeten gaan halen, of dat ze iemand hebben die in hun plaats naar de winkel gaat. Ze buiten hun imago ook uit natuurlijk, ze zijn hun personage ‘geworden’. Eigenlijk zijn hiphoppers ook acteurs (lacht).

De theaterwereld is ook erg gericht op de buitenwereld en op bekendheid.

Dat gaat wel echt om heel andere proporties, natuurlijk. Als je hier een acteur over straat ziet lopen, is er niet meteen iets aan de hand. Het is niet vergelijkbaar met wat megasterren zoals Kanye West of Jay-Z overkomt als zij hun huis buitenkomen. Gelukkig ben ik helemaal nog niet bekend en heb ik daar dus ook geen last van (lacht).

Je maakt deel uit van een nieuwe generatie theatermakers die elementen uit de populaire cultuur omarmen, zoals Davy Pieters, Naomi Velissariou en Urland.

Voor mij voelt het niet echt aan als een stroming binnen het theater. In muziek zijn er wel veel meer stromingen, vind ik. Alles gaat ook zo snel in de muziek door het internet. Er zijn gewoon heel veel kids die zelf muziek maken op hun slaapkamers en die dan uploaden op het net. Zij kunnen dan ineens wereldberoemd worden, om vervolgens weer helemaal van het voor­toneel te verdwijnen en plaats te maken voor iets nieuws. Theater is veel lokaler: er zijn maar weinig jonge makers die bekend zijn over heel Europa. Je kan niet zomaar even naar een voorstelling van een jonge Spaanse artiest gaan kijken. Dat is bij muziek wel even anders.

Forever Young is geselecteerd voor Circuit X. Spannend?

Ik ben heel blij dat ik voor Circuit X uitgekozen ben, maar ik ben benieuwd hoe het gaat lopen. Ik speel mijn voorstelling binnenkort bijvoorbeeld ook in CC De Meent in Beersel: heel benieuwd of Forever Young daar gaat aanslaan! Sowieso vind ik het fijn om veel te spelen. Of dat nu in Amsterdam is of in Beersel, maakt niets uit.


6   di 31 aug 2016

P oepsimpel C ompagnie Cecilia

De filosofie van Cecilia is poepsimpel

Het theater van Sierens is niet gecompliceerd maar complex: aan de oppervlakte lijkt alles bevattelijk en helder, maar diep in de krochten schuilt een onverwoord geheim dat de personages voortdrijft op energetische golven die ze o zo graag willen, maar niet kunnen bedwingen. Het theater van Arne Sierens is dus ongeveer zoals de familie Doorsnee: onder de gave huid van het blazoen en het familiale fatsoen ettert en knettert een beest dat gehoord wil worden, maar zich niet zo gauw laat zien.

Arne Sierens ain’t need no introduction. Theatermaker pur sang, atleet van het hart, chroniqueur des émotions, des expériences et des idées. Parbleu! Artistiek leider van Compagnie Cecilia, ook. En vertegenwoordigd op dit TheaterFestival met Poepsimpel: hotsend-botsend buddy theater dat tekenend is voor Sierens’ poëtica en het parcours dat hij sinds de vroege jaren tachtig heeft doorlopen. Een kleine schets. Daan Borloo

Van dat diep verscholen beest heeft Sierens zijn voornaamste thema gemaakt. Het beest is verraderlijk en veranderlijk; het scheurt families uiteen, maar brengt ze evengoed (weer) bij elkaar. Sierens’ familiebegrip is hier uiterst rekbaar: onder elke mogelijke relatie die hij op de scène verbeeldt, houdt het beest zich schuil, van moeder-zoonverhoudingen over romantische liaisons tot maatschappelijke betrekkingen. Elk personage staat onoverkomelijk in relatie tot een ander (niet altijd aanwezig) personage, en die relatie staat onoverkomelijk onder (niet altijd tastbare) hoogspanning. Precies die hoogspanning creëert de ontembare energetische golven die het theater van Arne Sierens nog het best typeren - theater dat eerder al ‘elektrisch’ werd genoemd. Sierens wil vertellen vanuit een noodzaak: rusteloos en oververhit. Like a punch in the face. Maar om keihard te kunnen toeslaan, moet je een aanloop durven te nemen. Reculer pour mieux sauter. Sierens dirigeert zijn golven vanuit de losse pols; hij laat zijn kudde acteurs graag vrij en werkt zo goed als altijd vanuit improvisaties die na voldoende rijptijd in een voorstelling resulteren. Elk stuk kent een relatief lange incubatieperiode, maar eens die periode achter de rug is, houdt de cobra op met wiegen en slaat hij toe. Sierens’ stukken zijn wervelende chansons populaires over de grillige condition humaine, uitgedragen door ietwat zonderlinge personages. Via niet alledaagse patronen toch de alledaagsheid aanraken en zelfs vormgeven, dàt is de essentie van de kunst die Sierens en co zo mooi bedrijven. Een kunst die tegelijk avant-gardistisch en voldingend is; zowel banlieue als centrum, maar allerminst braaf en conformistisch. Het is een kunst die gedijt op de tonen van Patrick Coutins J’aime regarder les filles, een nummer dat zowel op de heupen als op de zenuwbanen inwerkt. Een nummer dat nonchalant begint, maar zich al snel ontpopt tot een schreeuw in het duister. De quasi eindeloze herhaling van eenzelfde refrein is representatief voor het hyperbolische, vaak buitensporige karakter van Sierens’ theater.

© Fred Debrock

Het refrein verbeeldt als geen ander wat Antonin Artaud ooit als de ‘hiëroglief’ heeft omschreven. Een teken dat eerder in de buik dan in de hersenpan slaat, niet in het minst door een excessieve, bijna overdreven herhalingsdrang. Sierens’ acteurs spelen oeverloos groot(s), en katapulteren op die manier een schijnbaar banale opmerking (‘ik houd ervan om naar de meisjes te kijken’) naar duizend-en-één nieuwe niveaus. Sierens tackelt elke vorm van zwaarwichtigheid. Hij wil actief, urgent, onweerlegbaar zijn. Vaak ook hyperkinetisch, zoals de jongeren die in Bernadetje de legendarisch geworden botsauto’s bereden, of het zootje ongeregeld dat in Mijn Blackie op Rage Against the Machine stond te headbangen. Dat is bij Sierens’ springlevende dan wel springdode idolen net zo. Pippo Delbono, Gisèle Vienne, Pina Bausch: allemaal makers die zo beweeglijk mogelijk in het theater willen staan en niet ter plaatse blijven trappelen. Rage Against the Routine! Het parcours dat Sierens sinds de vroege jaren tachtig heeft doorlopen is er één van steeds wisselende constellaties. Van wegen die scheiden en soms weer samenkomen, net als die van zijn (on)gedurig zoekende theaterpersonages. Geloofde samenwerkingen zijn onder andere die met choreograaf Alain Platel (waaronder Bernadetje), Johan Dehollander en Alize Zandwijk (Meiskes en jongens). Sinds kort werkt hij vooral samen met een trouwe schare Cecilianen. Ze noemen zichzelf de zeven samoerai. Allemaal mannen uit één stuk die - naar analogie met de buddy film - buddy theater maken. Lief en leed delen. Elkaar uitdagen, laten vallen en weer opvangen. En vooral niet laten zien dat ze de vaak afwezige vrouwen missen. Geliefden, moeders, dochters: allemaal muzen die de mannen op scène sturen, maar zich zelf niet laten zien. Zoals het beest. Het beest dat zal blijven etteren en knetteren, hier en nu en tot in eeuwigheid.


di 31 aug 2016   7

D e Meest Zwaarmoedige Voorstelling Ooit… Artemis & De Warme Winkel

Tranen met tuiten

Freek Mariën

Xandry van den Besselaar

© Jimmy Kets

Terwijl in het festivalhart de lippen worden gestift en de glazen al lachend worden bijgeschonken, neemt De Meest Zwaarmoedige Voorstelling Ooit (waarvan het hele publiek moet huilen) van Theater Artemis en De Warme Winkel afscheid van de maskerade van de opgedirkte en gelukkige schijnwerkelijkheid. In hun zelf opgerichte Tranen­ kathedraal (een gymzaal, wie werd daar als puber niet zwaarmoedig van?) wentelen ze zich in ultieme melancholie en tristesse. Want wat is er mis met zelfgeschreven poëzie, in het Engels, voor je webcam voor te dragen? De redactie haalde een doos tissues boven en vroeg aan theatermakers waar zij in hun dagelijks leven tot tranen toe door geëmotioneerd worden.

Ik word zwaarmoedig van de steeds terugkerende achterdochtige reflex waarbij er wordt gedacht aan wat anderen van ons gaan afpakken in plaats van wat we elkaar kunnen geven. Of het nu over de vluchtelingen gaat, over de controle op werklozen, of binnen de sector zelf -kijk maar naar de reacties op de State of the Union. Met wat meer vertrouwen zou het leven niet alleen mooier, maar ook gemakkelijker zijn. Geen vluchtelingen of grenzen meer: iedereen toerist. Geen wildgroei aan controles, maar het geloof dat mensen willen werken. Geen discussies binnen de sector, maar over de sector. Gewoon dat even oplossen, en ik ben al heel wat zwaarte kwijt.

Els Dottermans

© Kurt Van der Elst

Dat is heel simpel. Ik word zwaarmoedig van de situatie in de wereld: het conflict in het Midden-Oosten dat maar niet opgelost geraakt, bijvoorbeeld. Het zijn geen positieve tijden. Ik word zwaarmoedig als ik te veel naar het nieuws kijk. Ik heb een gezin dat ik graag zou willen beschermen voor die onaflatende stroom negatieve berichten, zodat ze zelf niet te negatief worden. Maar in deze tijden lijkt me dat moeilijk.

Robrecht Vanden Thoren

Ik ben diep geraakt doordat het KIP, een gezelschap dat mij heel na aan het hart ligt, niet langer structurele subsidies ontvangt van de Vlaamse Overheid. Het is op een merkwaardige manier uit de boot gevallen, waardoor hele mooie projecten op de helling komen te staan. Ik heb het gevoel alsof het KIP nu een patiënt is in de palliatieve zorgen en dat we er op een bepaalde manier de stekker moeten uittrekken. Hoe onnatuurlijk dat ook aanvoelt. We waren echt nog niet uitverteld. Integendeel, we stonden nog maar aan het begin van ons verhaal.

Steven Beersmans

Sam Bogaerts

Een tiental jaren geleden ben ik opge­ houden met theater maken, omdat ik de hele sector verziekt vond. En dat vind ik nog altijd! Het is één en al commerce, handel en koopmansgeneuzel. Groepen en theaters worden geleid door zakelijke leiders, besturen en dramaturgen. Nergens nog een kunstenaar die bepaalt wat er moet gebeuren. Idem dito in de kunst­ opleidingen: theoretici bepalen de praktijk en geven de punten en diploma’s. Subsidies gaan in hoofdzaak naar gebouwen en het niet-artistieke kader: daar zitten de jaarcontracten. De kunstenaar is och arme een dagloner geworden. En naar ik zopas vernam, wordt ook daarin gesneden: een repetitiedag van vier uur wordt her en der nog maar met een half dagloon betaald. Voor het nadenken, het oefenen, het vanbuiten leren wordt geen cent gegeven. Een schande! De kunstenaars moeten al die kooplui maar eens uit hun tempels verjagen!

Ik ben van nature niet zo’n zwaarmoedig persoon! Maar ik word vaak moedeloos als er tijdens het maakproces te weinig tijd is om dingen te laten ontstaan. Ik geloof heel erg in het investeren in een goede en ontspannen sfeer tijdens het creatieproces. Vanuit een kramp ontstaan nu eenmaal niet de beste ideeën. Verder word ik in mijn werk zwaarmoedig van het zien van onkunde. Wanneer ik met mensen samenwerk die hun werk niet verstaan, kan ik aan het einde van de dag heel triest naar huis keren.

Bent u na De Meest Zwaarmoedige Voorstelling Ooit nog steeds niet uitgehuild? Kom dan met de acteurs uithuilen in de Depri Disco in deSingel. Vanaf 22u30 zullen Anneke Sluiters, Vincent Brons, Jeroen de Man, Mara Van Vlijmen en Florian Myjer om de beurt de meest treurige plaatjes draaien. Zeg nu zelf: hoe vaak krijgt u de kans onbezorgd steen en been te klagen, jezelf te verdrinken in zelfmedelijden of een avond u gelukkige voor te doen op Facebook dan u werkelijk bent?

Iedere dag kiest een prominente figuur uit de theatersector zijn of haar favoriete boek of theatertekst uit de collectie van de Buchbar, te vinden in het festivalcentrum. Wie?

Sara De Roo (actrice)

Favoriete boek?

Uit de lijst van de Buchbar heb ik gekozen voor Liefhebber, een toneeltekst van Gerardjan Rijnders uit 1992. Het is een tekst die ik al heel lang met me meedraag. Het stuk gaat over een toneelcriticus, die na de zoveelste slechte voorstelling besluit nooit meer naar het theater te gaan en geen kritieken meer te schrijven. De criticus spuwt zijn gal uit over het hedendaagse ‘kunsttoneel’, dat niets meer met het echte leven te maken heeft. Hoewel de criticus het toneel dit verwijt, heeft hij geen oog voor de dagelijkse realiteit om zich heen: zonder dat hij het doorheeft, spelen er zich bij zijn vrouw en zoon verschillende drama’s af. Liefhebber is een meta-tekst: het is theater over theater. Ik vind het stuk geestig en schrijnend tegelijk. Het is een kritische zelfreflectie van een toneelschrijver die zichzelf door de mond van een criticus onderuit haalt. Maar Gerardjan Rijnders doet dit zo virtuoos, dat de scheldtirade op het toneel tegelijkertijd ook een liefdesverklaring aan het toneel is.

Favoriete koffie?

Ristretto zonder suiker

Check de volledige lijst van boeken en theaterteksten uit de Buchbar op: theaterfestivalblog.be/buchbar


8   di 31 aug 2016

Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor podiumkunsten

Op zoek naar de ziel van steden en mensen Berlin is een graag geziene gast op het TheaterFestival. In 2012 haalde Land’s End nog de selectie, dit jaar mocht het Antwerpse theatergezelschap de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Podiumkunsten in ontvangst nemen. Sinds 2003 maken Bart Baele en Yves Degryse journalistiek en documentair theater over diepmenselijke thema’s, in een multimediale vorm en met steeds meer internationaal succes. Hun acht voorstellingen blijven telkens lang op het programma staan en toeren nog steeds de hele wereld rond. Een poging tot portret van een uniek gezelschap.

Openen doen we met een fragment over Berlin, geschreven door Tine Hens in Focus Knack uit 2011:

Veertien jaar waren Bart Baele en Yves Degryse toen ze voor het eerst samen theater maakten. In de woordacademie van Zottegem. Degryse trok daarna naar het Antwerpse Conservatorium, waar hij in de klas van Bruno Vanden Broecke, Clara van den Broek, Valentijn Dhaenens, Mathijs Scheepers en Korneel Hamers belandde. De klas die later integraal zou ontpoppen tot SKaGeN. Baele verhuisde naar Amsterdam. Hij wilde zich inschrijven voor de regieopleiding, maar bleek als achttienjarige te jong. In afwachting van de juiste leeftijd verdiepte hij zich in de volledige technische carrosserie van het theater: lichtontwerp, geluid, een beetje cameravoering. De regieopleiding kwam er niet meer van. “Ik had al te lang op school gezeten”, grijnst hij. “Bovendien kon ik meteen een paar interessante ontwerpen doen.” En zo belandde hij ineens drie maanden in Berlijn. Hij raakte in de ban van de stad, begon als een gek te schrijven en zocht een manier om de stad te vatten, om weer te geven wat die stad met hem deed en bij hem losweekte. “Uiteindelijk hielden we enkel onze naam over aan die periode”, zegt hij. “Hoewel, er zijn plannen, verre plannen om ooit iets met Berlijn te doen.”

Filip Tielens © Thomas Legrève

Berlin zal inderdaad ooit in Berlijn stranden, om de reeks van stadsportretten waaraan het collectief sinds 2003 bouwt, af te ronden. Een vastgestelde termijn is er nog niet. Wel zeker is dat de inwoners uit de vorige steden van de reeks ook in de Duitse hoofdstad hun opwachting zullen maken. Het slot van Berlins Holoceen-cyclus – genoemd naar het huidige geologische tijdperk – wordt een apotheose van hun mondiale queeste met als steeds wederkerende vraag: hoe bepaalt een plek de ziel van haar bewoners? Of het nu onooglijke dorpjes zoals Bonanza, Iqaluit en Zvizdal of wereldsteden Jerusalem, Moskou en Lissabon betreft, Berlin is een kei in het speuren naar straffe verhalen die diepere maatschappelijke breuklijnen blootleggen. In 2010 begon Berlin parallel aan een nieuwe cyclus: Horror Vacui, oftewel: ‘angst voor de leegte’. Hierin worden onmogelijke en fictieve ontmoetingen rond een tafel geënsceneerd. Reële mensen die om welke reden dan ook niet met elkaar kunnen of mogen praten, doen dat op schermen op scène schijnbaar wel. Vooraf opgenomen interviews worden zo gemonteerd dat er een conversatie ontstaat. Door de meer fictieve elementen die sinds Horror Vacui haar intrede deden in het oeuvre van Berlin, werden ook de stadsportretten steeds minder documentair in de strikte zin van het woord. Niet alleen op vormelijk vlak, ook op narratief niveau gaat Berlin steeds gelaagder en theatraler te werk. Maar laten we even terugkeren naar 2003, toen het allemaal begon…

Holoceen Voor haar eerste voorstelling Jerusalem deed Berlin een uitgebreide research in de heilige stad. Vertegenwoordigers van de islam, het jodendom en de katholieke kerk worden in dit portret op drie nevengeschikte schermen met elkaars (geloofs)standpunten geconfronteerd. Tussendoor is er ook ruimte voor meer synchrone beelden van de stad en haar bewoners. Het leverde een razend interessante en relevante docu op. Gelijkend op de reeksen van Jan Leyers en Rudi Vranckx, maar dan cinematografischer. Tien jaar later trok Berlin opnieuw naar Jerusalem en zocht het de protagonisten uit de eerste versie opnieuw op. Wat opviel: de standpunten waren door tien jaar koude en soms ook behoorlijk verhitte oorlog tussen Israël en Palestina alleen maar verhard. Onder de filmbeelden werd nu ook live muziek gespeeld, wat aan de zo ook al behoorlijk deprimerende beelden nog een extra scheut emotie toevoegde.


di 31 aug 2016   9

Horror Vacui

© Sigrid Spinnox

In hun tweede voorstelling Iqaluit trok Berlin naar de gelijknamige hoofdstad van de Inuït in Nunavut, de ‘eskimo-provincie’ van Canada. In eerste instantie was Iqaluit een voorstelling waarin tegen een filmachtergrond live geskypet werd door Caroline Rochlitz (die aanvankelijk ook deel uitmaakte van Berlin) en Vinnie Karetak, een Inuïtacteur. De tekst van dat gesprek werd geschreven door Ivo Michiels. Het drietal Baele-Rochlitz-Degryse speelde van zijn hand in 2002 al De Verrukking, hun eerste productie (toen nog teksttheater) waaruit later Berlin zou ontstaan. Iqaluit reist nu nog steeds de wereld rond, maar dan als een filminstallatie met zes schermen in een metalen iglo-constructie. Iqaluit 2.0 is de enige Berlinproductie die je op je eigen tempo met hoofdtelefoons kan bekijken. Van de 6.000 inwoners van Iqaluit gaat het naar de zeven dorpelingen van Bonanza, een plaatsje in Colorado. Berlin werkt altijd graag met ‘ongelofelijke verhalen’, maar in het geval van Bonanza stootte het echt op een goudmijn. De zeven bewoners van het dorpje hebben amper contact, maar maken elkaar wel graag zwart. Het zijn ook vreemde vogels: zo is er een stel vrouwen dat met elfen praat en een koppel dat dolgraag de burgemeesterspost wil veroveren. Het bijzondere aan Bonanza is dat er boven de schermen ook een miniatuurdecor van het dorpje gebouwd is, waardoor het publiek zich helemaal in het dorp waant. Telkens als een koppel in de video aan de beurt is, licht hun huisje op. Bonanza was een pareltje. Voor wereldstad Moscow, het vierde deel uit de Holoceen-cyclus, was er een andere vorm vereist. Berlin liet een speciale circustent bouwen waarin het een staand publiek ontving. Rondom hen bewogen zes schermen, voortgestuwd door de live muziek van Benjamin Boutreur. Moscow is de meest epische voorstelling van Berlin: dat past ook bij de megalomanie van de Russische hoofdstad. Centraal staat het contrast tussen het kaviaarkapitalisme en de arme Moskoviet, tussen de harde repressie van het centrale gezag en de modale Rus die probeert een aangenaam leven op te bouwen. In deze vier stadsportretten valt het op hoe inwoners overal op aarde, van kleine dorpjes als Bonanza en Iqaluit tot wereldsteden als Jerusalem en Moskou, elkaar soms weinig licht in de ogen gunnen, en de wet van de sterkste overal wel geldt. De mees epische reis die Berlin ondernam, was naar Tsjernobyl. Voor hun meest recente creatie Zvizdal trokken Degryse en Baele samen met de Franse journaliste Cathy Blisson naar het gelijknamige Oekraïense dorpje, gelegen binnen de ‘verboden zone’ rond de voormalige kernsite van Tsjernobyl, waar dertig jaar geleden de nucleaire ramp plaatsvond. In Zvizdal ontmoetten ze het oude echtpaar Pétro en Nadia, die weigerden om geëvacueerd te worden en al die tijd als enigen in dit stralingsgebied bleven wonen. Hoe draagt men een afzondering van jaren? Hoe ouder te worden als je alleen elkaar hebt? En wat als één van hen overlijdt? Het onwaarschijnlijke verhaal van Pétro en Nadia wordt op scène gebracht via een zeer ontroerende documentaire en drie maquettes die doorheen de verschillende seizoenen het landgoed van Pétro en Nadia verbeelden. Zo empatisch en gefocust op één verhaallijn was Berlin nog nooit.

Stakeholders rond een bepaalde thematiek op een virtuele manier bij elkaar aan tafel brengen: daarrond draait Horror Vacui. De concrete aanleiding voor de eerste voorstelling Tagfish was de vraag van Frie Leysen, toen festivaldirecteur van Theater der Welt 2010, om een productie te maken over Zollverein, een niet meer gebruikte industriële site in het Ruhrgebied. In Tagfish (een pokerterm voor iemand die geen risico’s durft nemen) plaatste Berlin de de bedenker van het bouwproject Creative Village, de architect, de stedenbouwkundige, de onderhandelaar, een professor en een journalist samen aan een ovalen tafel. Allen wachten ze op sjeik Yamani, een messias die geld beloofd had voor hun project, maar niet komt opdagen. Tagfish is zoals Wachten op Godot, maar dan vol heerlijk technische discussies en miscommunicaties, aangevuld met enkele goed­gekozen live acties. Land’s End is de tweede fictieve ontmoeting in deze cyclus. In de categorie ‘onwaarschijnlijke verhalen’ kan deze ook tellen: een vrouw en haar handlanger worden beschuldigd van de moord op haar man, maar omdat de handlanger in Frankrijk werd opgepakt en dat land geen onderdanen uitlevert, vindt de politieondervraging plaats in een huis op de Belgisch-Franse grens. De vrouw zit aan de Belgische kant van de tafel, de man aan de Franse zijde. Een kafkaiaans en absurd proces. Berlin weet hierdoor treffend te illustreren hoe belangrijk grenzen nog zijn in onze geglobaliseerde wereld. Een nieuw element – als we de eerste versie van Iqaluit even buiten beschouwing laten – is dat Berlin hier voor het eerst werkt met live acteurs op de scène, bijgestaan door een batterij aan advocaten en ondervragers op grote, bewegende schermen. In de ruimte rondom de voorstelling (in 2012 op het TheaterFestival de catacomben van het Oud Justitiepaleis) waren er ook indrukwekkende installaties te bekijken, technisch hoogstaande en verbeeldingsrijke marteltuigen. Perhaps all the dragons ging net zoals Zvizdal in première op het Kunstenfestival­ desarts. Berlin ontwierp een soort verhalenboot, een buik van een walvis waar het publiek vijf van de in totaal dertig verschilende verhalen uit alle uithoeken van de wereld kan volgen op televisieschermen. Frontale ontmoetingen met een bijzonder en waargebeurd verhaal, hier telkens nagespeeld door een acteur of een actrice. De ontmoetingen zijn in exact dezelfde kadrering gefilmd, zodat het lijkt alsof alle vertellers naast elkaar aan lange tafel zitten. Er zijn heel wat theatrale elementen in de voorstelling geslopen die dit versterken: plots draaien alle kopjes op een afgesproken teken naar de persoon die iets heel luid roept, of de koffiedame loopt om beurten in ieder scherm voorbij… Kleine ingrepen die de verhalen met elkaar doen connecteren en totaal fictief zijn. Zo slaagt Berlin er in om ons langs een parcours van professors, Japanners en muzikanten te doen geloven dat de wereld ontzettend klein is. Perhaps all the dragons is de globalisering ten top gedreven in het theater: verhalen uit alle uithoeken worden hier broederlijk naast elkaar geplaatst.

m

mm m m

? r e g hon

mmmmmm

m

Portret Berlin

mmmm

Menu Festivalcentrum Lara kookt voor u Broodje pulled chicken met koolsla en toppings 8,00 Broodje gemarineerde seitan met koolsla en toppings 8,00 Bordje pulled chicken met kruidige rijst, koolsla, sla en toppings 12,00 Bordje gemarineerde seitan met kruidige rijst, koolsla, sla en toppings 12,00 Kokos-rijstpap Appel crumble

Suggesties Grand Café deSingel Carpaccio van octopus met aïoli en citrus crème Tompous met houmous, slaatje met olijven en feta Videe van hoevekip, frietjes Griekse quinoasalade Pompelmoescannelloni met mascarpone, chocolade en espuma van Ouzo

14,00 12,50 14,90 15,50 8,00


pitch is 10   di 31 aug 2016

Vandaag vond de uitreiking van de Roel Verniers Prijs plaats. Acht jonge theater­ makers presenteerden in een pitch hun straf idee voor een nieuwe voorstelling. Wie de fel begeerde prijzenpot ter waarde van 6000 euro won, was bij het ter perse gaan van deze krant nog niet bekend. Ans Van den Eede en Wannes Gyselinck van het gezelschap Hof van Eede zijn geen fan van ‘pitches’. Tijdens Theater Aan Zee, in de context van een ontmoeting tussen Vlaamse en Nederlandse theater­ makers en programmatoren, lazen zij volgende speech voor die we jullie niet willen onthouden. “Het pitchen van een voorstelling die nog niet bestaat, voelt als de glanzende carrosserie aanprijzen van een wagen waarvan de motor nog niet werkt.”

Ans Van den Eede en Wannes Gyselinck

Roel Verniers Prijs

Ik wil graag beginnen met een anekdote. Vorig jaar kregen we de uitnodiging om tijdens de Operadagen Rotterdam deel te nemen aan ‘Operatie Muziektheater’. We kregen die uitnodiging veertien dagen voor de deadline waarop onze tekst van onze laatste voorstelling, Paradis, onze eerste muziektheaterproductie i.s.m. muziektheater LOD, af moest zijn. Operatie Muziektheater: het klinkt urgent maar ook strijdvaardig. Het muziektheater mag dan in nood verkeren, een netwerkmoment kan redding bieden. Ik heb die dag mijn eerste ‘pitch’ gegeven. Die mocht maximum vier minuten duren. Vier minuten om je voorstelling als maker aan de aanwezige programmatoren te pitchen (ja, het is ook een werkwoord). Als ik zeg vier minuten dan moet u weten dat het ook effectief vier minuten waren en geen seconde langer. Drie en een halve seconde. Mijn pitch was drie en een halve seconde te lang. De man met de stopwatch bedankte me allerhartelijkst maar onverbiddelijk net voor ik mijn laatste zin, mijn negen laatste woorden, mijn laatste drie en een halve seconden kon uitspreken (lijzig): “Because, don’t we all long for this lost paradise?” Drie en een halve seconde peilloze diepzinnigheid, én op de koop toe een enorm verkooppotentieel.

“Het viel me op hoeveel professioneler de pitches van de Nederlanders waren. Ik dacht: dat moet gewoon typisch Hollands zijn.” Na een eerste repetitie thuis bleek het kort en bondig uitleggen van onze artistieke plannen voor onze voorstelling-in-opbouw 10 minuten en 14 seconden te duren. En we hadden toen al heel erg streng zitten schrappen. Maar geen nood: ‘Operatie Muziektheater’ bood alle pitchers een feedbackmoment aan, inclusief training: ‘hoe schrijf/breng ik een pitch’. Een ‘prepitch’-moment, noemden ze het, met advies van professionals. Maar daarvoor hadden we geen tijd. We hadden tenslotte een theatertekst af te werken. En dan merk je plots dat je twee dagen van die laatste veertien dagen dan toch nog besteed hebt aan het pitchen van een voorstelling die nog niet bestaat: het voelt wat als de glanzende carrosserie aanprijzen van een wagen waarvan de motor nog niet werkt. Waarschijnlijk zouden ze tijdens die pre-pitch workshop

gezegd hebben dat ik mijn anekdote nu best moet afronden. Iets met concentratie­ bogen enzo. Ik ben denk ik ondertussen ook al drie minuten bezig. Waar ik toe wou komen is dit. In de voormiddag kwamen alle Vlaamse gezelschappen aan de beurt – tot mijn geruststelling zag ik hoe nerveus ook Arne Sierens in stilte zijn pitch aan het lippen was in afwachting van zijn beurt. In de namiddag was het aan alle Nederlandse gezelschappen. Het viel me op hoeveel professioneler de pitches van de Nederlanders waren: met trailers waarin cast en regie werd uitgelicht, snappy sound-bites uit interviews met acteurs en makers, fragmenten uit de voorstelling, vaak ook nog begeleid met live muziek. Ik dacht: dat moet gewoon typisch Hollands zijn. De Nederlanders weten hoe ze dit moeten aanpakken. De Hollandse koopmansgeest strikes again. Tot enkele Nederlandse jonge makers aan de beurt waren. Ze presenteerden hun werk met de moed der wanhoop, eerder smeekbede dan pitch. Ik zag plots de glitches in de pitches. Of was dit allemaal projectie? Pitch is eigenlijk een afkorting van sales pitch: een verkoopspraatje voor mogelijke investeerders. Vanuit de wereld van koophandel en reclame is het overgewaaid naar de film. En nu dus ook het theater. Het muziektheater zelfs, godbetert. Pitchen is dus niet hetzelfde als over je werk praten. Pitchen is over je werk praten maar alle plooien erin gladstrijken, de kwetsbaarheid die eigen is aan het artistieke werk eruit weghalen, tenzij die kwetsbaarheid natuurlijk juist een unique selling proposition is, dan moet je die ‘uitspelen’. Pitchen is de warme, vaderlijke glimlach van de autoverkoper, de vertrouwenwekkende handdruk van de verzekeringsmakelaar. Het organiseert wantrouwen tegen elke vorm van vriendelijkheid, oprechtheid, een glimlach, een handdruk. Natuurlijk is dit niet typisch Nederlands. Ook in Vlaanderen gebeurt dit. Ik ging bijna zeggen: gebeurt dit intussen ook al. Wat me die dag vooral opviel is hoe goed de Nederlanders dat intussen konden, pitchen. Hoe zeer het blijkbaar al part of the job is geworden. Een nieuw performance genre eigenlijk, met typische genre-kenmerken. Maar dus ook de wanhoop bij die jongere makers, met kleinere budgetten, die alles zelf moesten doen. Dus ook pitchen. Die dat eigenlijk nog het eerlijkst van allemaal deden: met duidelijke, ongeveinsde wanhoop. Het voelde die dag toch even alsof ik in de toekomst kon kijken: hoe het moet voelen als makers makelaars worden, voorstellingen niet meer dan voorstellen voor investering. Wat me die middag


a bitch di 31 aug 2016   11

Roel Verniers Prijs

opviel is dat Nederland zich sinds die desastreuse besparingen in het overheidsbudget voor de kunsten een totaal ander discours eigengemaakt had. Of had moeten eigen maken.

“Zo’n pitchdag doet zich voor als iets wat wil faciliteren, maar legt eigenlijk een nieuw gebod op: maak werk dat verkoopbaar is.”

© Jasper Léonard

Ik zag die dag het Matheus-effect in actie: organisaties met geld, kunnen zichzelf professioneler verkopen, kunnen op die manier hun verkoop nog verder professionaliseren enz. Ik zie ook dit: de ‘nieuwe werkelijkheid’ doet een nieuwe, geld­ verslindende industrie rond de financieel krappe kunstensector groeien die mikt op verkoop, pr, netwerkevents. En ja, die investering zal zich voor die grotere organisaties vermoedelijk terugbetalen. Maar intussen stroomt dat geld niet richting kleinere makers. Maar erger nog dan die geldstromen: wat op zo’n dag verkoopt is natuurlijk ook wat zich goed laat verkopen. En wat verkoopt is datgene wat mensen al kennen: BV’s (of BN’s), spectaculaire decors, grootschaligheid, theater gebaseerd op bestsellers. Zo’n pitchdag doet zich voor als iets wat wil faciliteren, maar legt eigenlijk een nieuw gebod op: maak werk dat verkoopbaar is. Moeilijker te slijten is werk dat mensen nog niet kennen, complexer werk, werk dat zich moeilijker laat verwoorden, werk dat je dus eigenlijk moet zien om echt te weten wat het is. Niet dat het publiek het niet wil, het weet alleen nog niet dat het het wél wil, omdat het het nog niet kent. Wat heeft dat met Vlaanderen en Nederland te maken? Wat ik die namiddag zag was wat er gebeurt als er kunstmatige schaarste heerst. Die is er intussen ook in Vlaanderen, zeker na de voorbije subsidieronde. Als ik even de economische pet mag opzetten: een mogelijk antwoord op zo’n situatie is protectionisme. De eigen markt beschermen. Geen buitenlandse producten importeren. De grenzen sluiten. Ik wil als jonge maker net pleiten voor smokkelroutes. Voor een welig tierend zwart marktje, waarin Nederlanders en Vlamingen toch samenkomen, uitwisselen, samen maken. Want we weten wat er gebeurt als markten worden afgegrendeld: kruisbestuiving verdwijnt, de productie stagneert, monocultuur dreigt. Ik zou willen

pleiten voor smokkelroutes die niet louter door makers, door theaterscholen – daar moet het eigenlijk beginnen – niet louter door de gezelschappen zelf, maar ook door de bemiddelende organisaties actief worden aangelegd en opengehouden. Doen wat al gebeurt, maar verder gaan dan wat er al gebeurt: voorstellingen uitwisselen tussen Vlaamse en Nederlandse festivals – het Theaterfestival, TAZ en Boulevard, Over Het IJ, noem maar op – maar die voorstellingen ook de tijd geven om daar een publiek te vinden, door ze niet eenmalig, maar als reeksje te presenteren. De festivals kunnen dan ook inzetten op het uitnodigen van programmators. Want we willen graag verkopen, tuurlijk. Een deBuren-Nederlands-Vlaams-theaterfestivalletje voor voorstellingen van jongere makers die goed zijn maar de grens niet over geraken? Een low budget livestream-festivalletje tegelijk in Nederland en in Vlaanderen? Ik wil het gerust ergens komen pitchen. Of waarom geen Brakke Grond voor Nederland in Brussel die actief de banden met de Vlaamse culturele centra aanhaalt? Laat ons ons werk verkopen door dat werk zelf te tonen, niet door er een sierlijke strik rond te leren knopen. Geef jonge makers de kans om hun werk voor zich te laten spreken, door het te kunnen spelen. Zoals dat vroeger ging. “Because, don’t we all long for this lost paradise?”

Op 22/09/2011 overleed Roel Verniers. Roel studeerde af als theaterregisseur aan RITCS en werkte later ook als journalist, programmator en directeur van het TheaterFestival. In 2012 werd de Roel Verniers Prijs in het leven geroepen. Aanvankelijk reikte een jury een prijs uit voor het beste regie­talent aan één van de Circuit X-makers. Sinds 2016 werd ervoor gekozen om met het systeem van een ‘pitch’ te werken, om zo meer jonge artiesten een kans te bieden en de winnaar een extra duwtje in de rug te geven om zijn of haar project te kunnen realiseren. Dit waren de voorbije winnaars: 2012 Simon Allemeersch Het fantastische leven van de heilige Sint-Christoffel Prijzengeld eerlijk verdeeld onder alle betrokken artiesten 2013 Suzanne Grotenhuis Zwarte Woud Forever Prijzengeld geïnvesteerd in nieuwe creatie ON ICE 2014 Jonas Vermeulen & Boris Vanseveren The Great Downhill Journey of Little Tommy Prijzengeld geïnvesteerd in de cd-opname van de voorstelling 2015 Sachli Gholamalizad A reason to talk Prijzengeld geïnvesteerd in een nieuwe computer en Final Cut, met oog op videomontage voor nieuwe voorstelling (Not) my paradise (première 20/9 in KVS) Dit jaar stelden acht theatermakers (collectieven) hun idee voor in een pitch: Geert Belpaeme Evelien Bosmans, Marlies Bosmans, Victor IJdens, Rein Graven en Marijn Graven Talitha De Decker Reynout Dekimpe Michai Geyzen Fien Leysen Mahlu Mertens Marthe Schneider & Tim De Paepe Morgen leest u in de dagkrant een interview met de winnaar!


12   di 31 aug 2016

Taalunie Toneelschrijfprijs

Wie is de beste toneel­­ auteur van de Lage Landen?

Ik heb al sinds de lagere school een hekel aan vragen in de trant van: wie is de beste si of de beste la. Alhoewel zulke uitspraken een gesprek kunnen kruiden. De duurste pint wordt alleszins geschonken in deSingel. Robrecht Vanden Thoren De ste beste e van ds A thea l t sch zijn o ex va eraut n e Na riftuur gensc Warm ur vin a mo r ’t sc en he hijnlij erda d ik n k krijg eilijk o hijnt t ritme heel m. Ik og i h oo en e m zijn s het v van eenv ou k n o z het een s pee tekste oor a ijn di udig a v e on pret t olstre lbaa n va cteur loge - en beha ig toe k t eig r te m n het s bee n. a b s a v go dat v glijk , en is. en we ken. lad te tig e o H i do d the nd ik ngrij Zijn st reld w ij hee p nke n u a re h terau iet on baar kken aarin ft um teu bel maa zijn Gro a o r-d r n r. oo grijk steed Ste eten, rdro bij ven s n B ee ge een nv rsm an an s

ij is niet mans. Z er­ e k e V t Lo e Ned ij is dat speeld et Voor m eest ge lschrijver in h eer m e d e n e m n , n to allee e e e ar ik m levend ord, na d dan in het land se w r E . d n n buitenla in het buitenla espeeld. Een g ar van ha d s taalgebied it van nieuw n alite w k e Nederla d t wereld eld van repertoire da deur e rb o o v sa nd stalig a mba s ! Nederla d wordt. Een neelschrijvers n e to rk e g li a l st e wijd e d e derlan motion voor Ne d voelende, e ende auteur. e rijv h re b sc n Ee herp e en sc rakend

© Johan Jacobs

Freek Mariën

t, e Groe Hartelijk lems il W e Jibb Freek Mariën! Een achttal jaar geleden begon hij als dramastudent in Gent, hij viel toen al op met zijn originele theaterteksten en thema’s. Freek schrijft vanuit zijn verbeelding als toneelspeler, maker én filosoof. Zijn werk getuigt van een oprechte maatschappelijke betrokkenheid. Bovendien weet hij de donkerste lagen te combineren met uiterst geestige elementen. Zijn onderwerpen zijn origi­neel, persoonlijk en doorleefd.

Of Magne van den Berg, Rik van den Bos of Barbara Claes de Taalunie Toneelschrijfprijs won, weet u ondertussen al (en leest u morgen ook in de festivalkrant). Eerder vandaag werd op de Dag van de Toneeltekst een dwarsdoorsnede gemaakt van de toneelschrijfkunst van de Lage Landen. Maar wie is nu de beste, hedendaagse toneelauteur uit Vlaanderen en Nederland? De redactie legde haar oor te luister bij verschillende theatermakers. Xandry van den Besselaar

Met Gretigheid, Sam Bogaerts

ef morgen, en ik ge Stel me die vraag rd. oo tw an der mi sschien een an er. or Pieter De Buyss Vandaag kies ik vo of je ze als en kijk n ge din Hij laat je naar rst ziet. Ik kom zijn weer voor het ee t ed s buiten met he ste n ge voorstellin dacht, ge b he el ve orm gevoel dat ik en r hoofd, net licht, maar zonder zwaa en en dromen nk de et do omdat hij fische, nadenso filo t tegelijk. In al da zit bovenal veel de kende en verhalen nken sten doen me de speelsheid. Zijn tek s memo’s Ze zijn in o lvin Ca aan wat Italo ef: e millennium schre voor het volgend d on eto ng aa hebben “Ik hoop vooral te die voortat sta be eid hth dat er een lic dheid, naast de komt uit nadenken nnen als kenmerk ke we die lichtheid de . Deze nadenken eid igh van lichtzinn zwaar lfs ze eid igh inn lichtheid kan lichtz doen lijken”. en ondoorzichtig h Speels, licht, en toc d. rel we de in h kritisc Freek Mariën


Taalunie Toneelschrijfprijs

Ik he b ee hou n bo . Wolf Maar Re el schrij v Beid s pringen bekka d ers waa r e da e d a ar to Wit en ik van om c gen c W het leonclus ie ze me v h wel b illem d r o e te st ven ge s, die ik ijwel co venuit. nsta onb trokk ellen e n hu m en h . Beid wu s t uit a o t de m r en taa en heb d, wee al over r b ij lg in e n e n oo e, m vraa ver w aa voel d ke g a En a nt voe r waar ie ande en l. En ik m ls er r s z ij e dus van uit vo n da toch ka K Dav oos Terp eringen n bewo mee n id va z s n ij t dere n va ra, F altijd n te g Reybro ilip Van n het w n. aan u ck erk luch prob e kijke Groe n. eer ne en ik t ! o ok Free k Vie len

Ik vind zonder twijfel Rik van den Bos de allerbeste toneelschrijver van het Nederlandse taalgebied. Omdat hij zich verhoudt tot de canon én de wereld. Dat doet hij door personages te creëren die net zo complex zijn als de tijd waarin we leven. Riks taal is poëtisch, de poëzie schuilt voor mij in de inhoud en niet in een krulligere vorm. Zijn taal lijkt weliswaar ‘gewoontjes’, omdat die dicht aanleunt tegen spreektaal, maar stelt de acteur in staat zich door zijn taal te ‘laten spelen’. Riks personages handelen ondanks zichzelf en stevenen met open ogen op hun ongeluk af. Omdat weten wat je probleem is, het probleem vaak niet oplost maar juist erger maakt. Je hoort het, ik loop zowat over van de lof. Als hij schrijft, is de helft van de voorstelling al goed, nog voordat je de vloer opgaat!

et ren h tste jate is Fikr y a la e k k. maa die d vran rijver k op me , vrij en , ze is h c s it is u r r e d De ft f schro chrij ste in jk. mee ouzi. Hij s huur t en e tegeli n van d z c El A z hriftuur s well ma rillighede tig ­ a n c Zijn s llmade e l hij de g de wetm n. e , a e t w r a w e e g o te un te en elt, h stellin s pec Hij vo eater re de stor y teres san ver e e in h li het t n van go zenlijke, s, die je leven. e e e e t w g d h a e ft c n n h rij on a erso het e esch Hij b zinnige p omen in bad trip k y n r n e eig ou tege t in a ve b z niet je zin he ij z e n v e . Te riday al, evil f ontré uit M ck n e t o Groe el De C a Mich Voor mij is het de man met de hoed: Tom Lanoye. Hij beweegt en praat dwingenddweperig, alsof hij ook de hele dag door scènes neerzet. Hij is schroeiend luid, intens genereus: steengoed. Ik werd als jonkie talig dronken van de marathonvoorstelling Ten Oorlog. Later was ik stikjaloers op de woorden die Abke Haring kauwde in Hamlet vs Hamlet. Ik versteende, voelde veel te veel, toen de zoon woorden gaf aan de moeder, en omgekeerd in GAZ. Pleidooi van een gedoemde moeder. Lanoye gaat als een pletwals tekeer en tegelijk is hij vel op vel nabij. Hij is een talig draaiende derwisj en zet te midden daarvan een iel kapotte mens neer. Volgens regisseur Guy Cassiers schrijft hij even snel als hij praat en zit alles glashelder in zijn hoofd. Hij verdient de theaterhemel voor straks en een prijzenregen voor nu. Warme Groet, Naomi Velissariou

Annemie Tweepenninckx

di 31 aug 2016   13

De Taalunie Toneelschrijfprijs bestaat sinds 1987. Voor 1993 heette deze prijs de Nederlands-Vlaamse Toneelschrijf­ prijs. Sinds 1993 is de uitreiking in handen van de Taalunie. Ontdek hier alle vorige winnaars: 2015 Freek Mariën Wachten en andere heldendaden 2014 Freek Vielen Dracula 2013 Bernard Dewulf Een lolita 2012 Ad de Bont Mehmet de Veroveraar 2011 Alex van Warmerdam Bij het kanaal naar links 2010 Lot Vekemans Gif 2009 Stijn Devillé Hitler is dood 2008 Filip Vanluchene Citytrip 2007 Rob de Graaf Vrede 2006 Kris Cuppens Lied 2005 Anna Enquist, Antoine Uitdehaag en Anne Vegter Struisvogels op de Coolsingel 2004 David Van Reybrouck Die Siel van die Mier 2003 Jeroen van den Berg Blowing 2002 Peter de Graef Niks 2001 Luk Perceval en Peter Verhelst Aars! 2000 Ramsey Nasr Geen lied 1999 Paul Pourveur Stiefmoeders 1998 Peer Wittenbols April (1864 - 1889) 1997 Geertui Daem Het moederskind 1996 Rob de Graaf 2Skin 1995 Koos Terpstra De Troje Trilogie 1994 Karst Woudstra De stille grijzen van een winterse dag in Oostende 1993 Tom Jansen SCHADE/Schade

Winnaars Nederlands-Vlaamse Toneelschrijfprijs 1992 Suzanne van Lohuizen Het huis van mijn leven en Heb je mijn kleine jongen gezien 1991 Jan Decorte Meneer, de zot en het kind 1990 Alex van Warmerdam Het Noorderkwartier 1990 Arne Sierens Mouchette 1989 Judith Herzberg Kras 1988 Frans Strijards Hitchcocks driesprong


14   di 31 aug 2016

ook dat nog Bij een eerste keer is het soms wat zoeken. Dat kan verklaren waarom vers-van-de-pers directeur Kathleen deze ochtend zoekend door de gang liep, met in haar armen een grote doos. De vijfkoppige redactie stak haar hoofd uit de deur en hoorde haar, al om de hoek, roepen: “Weet iemand waar vorig jaar de cultuur­ prijzen werden bewaard?” Lucas De Man opperde tijdens De Dag van de Toneeltekst het idee om Barbara Claes’ Gelegenheidscollectief om te dopen tot Genegenheids­ collectief. Het vond gretige navolging bij de toehoorders en ook op de redactie zijn we alvast fan van deze aanpassing. Een slag om de arm, een hand op de tafel, of eronder. What happens at het Theater­ Festival, stays at het Theater­Festival. De redactie vroeg Robrecht Vanden Thoren waar hij zwaar­ moedig van wordt. De dure pint in deSingel bleek reden genoeg om zijn zakdoek boven te halen. Redacteur A.B. pareerde deze uitspraak onmiddellijk: “Een goede cafékaart herkent men uiteraard aan het serveren van Orangina.” De dure pinten daargelaten, de redactie brengt haar zwaarmoedigheid in evenwicht met de eeuwigstromende Orangina.

De Barbaren fABULEUS stuurt acht moedige, nieuwsgierige jongeren met een missie naar Het Theaterfestival. Hun opdracht: word hier en nu verliefd. Zij zijn De Barbaren. Vandaag: Judith Engelen over de Radicalisering van Sadettin K. Jonathan van der Horst “Volgens mij is de verbinding een beetje slecht...”, zegt Judith Engelen, nadat ik haar drie keer de vraag heb gesteld of ze even tijd heeft voor een interview. Als ik op het terras van het festivalcentrum ben gaan zitten, verloopt het gesprek beter. Dat is ook wel nodig, want het is geen gemakkelijk onderwerp dat we bespreken: radicalisering. Barbaar Judith is namelijk gelinkt aan Sadettin Kirmiziyüz, naar wiens voorstelling De Radicalisering van Sadettin K. ze afgelopen zondag ging kijken in Monty. Ik vlieg er meteen in en vraag Judith wat het woord radicalisering voor haar betekent. “Dat is een heel moeilijke vraag,” antwoordt Judith. “Omdat ik er zelf niet helemaal uitkwam, heb ik die vraag ook aan andere mensen voorgelegd.” Op de blog van De Barbaren plaatste Judith een aantal audiofragmenten waarin ze mensen op straat vraagt wat radicalisering betekent. Een eenduidig antwoord op die vraag krijgt ze echter niet. De antwoorden lopen uiteen van “Het geloof misbruiken” over “Uitsluiten” tot “De zin voor nuance verliezen”. En de link met racisme en de radicale islam van de Syriestrijders, die wordt uiteraard ook snel gemaakt. Omdat Judith zelf niet meteen haar eigen standpunt durft prijsgeven, dring ik nog een keer aan. Judith: “Ik denk dat radicalisering betekent dat je op een extreme manier ergens naar kijkt. Maar helemaal zeker ben ik hier nog steeds niet over.” Of Judith Sadettin radicaal vond in zijn voorstelling? “Jazeker. Je merk dat hij heel duidelijke keuzes heeft gemaakt. Alles bij hem vertrekt ook echt vanuit een noodzaak. Hij vertelt wat hij op dat moment wil vertellen, zonder een blad voor de mond te nemen. Hij geeft niet veel toe aan zijn publiek. Hij wil niet pleasen.” Vond ze hem een aangename man? “Ja, hoor. Door zo eerlijk te zijn, stelt hij zich ook kwetsbaar op. Dat kan ik erg op prijs stellen. Hij leek mij totaal niet arrogant, hoewel hij me soms ook wel beangstigde. Wat hij zei was allemaal heel waar. En de waarheid kan soms eng zijn. Maar ik heb na de voorstelling nog met Sadettin gesproken en toen was hij echt heel vriendelijk. Ons gesprek verliep echt goed. Hij kon me heel goed op mijn gemak stellen en nam veel tijd voor me. Dat was fijn.” Toen ik een dag na Judith zelf naar de voorstelling ging kijken, bekroop er mij een vreemd gevoel. Hoewel er veel humor zit in De Radicalisering, had ik niet het gevoel dat ik mocht lachen. Sadettin benoemt al de humor in zijn voorstelling. Na elke Turkenmop die hij vertelt, zegt hij “grappig hè”, waardoor hij de aandacht vestigt op het onderliggend racisme van die

mop. Ik wil weten of Judith wel veel gelachen heeft tijdens de voorstelling. “Jawel, maar ik begrijp wat je bedoelt. Je voelt toch ergens wel een soort schuldgevoel terwijl je zit te kijken naar het stuk. Daardoor durf je niet te lachen. Of toch in ieder geval niet voluit te lachen. Wat het is natuurlijk wel ook een grappig voorstelling. Maar ik hou wel van die balans tussen humor en wrangheid.” Wat staat er de komende dagen nog op het programma bij De Barbaren? “We gaan morgen praten met enkele leden van de jury over hun keuze van de selectie.” Bij het woord jury schiet mij de naam Wouter Hillaert te binnen, die het in zijn State of the Union ook over radicaliseren had. Ik leg Judith de definitie van Hillaert voor: “Radicaliseren stamt van het Latijnse ‘radix’, wortel. Radicaliseren is terug naar je wortels gaan. Het is geen afscheid van nuance. Het is uitgesproken durven zijn en de zaken consequent doordenken.” Daar blijkt Judith het mee eens te zijn. “Dat klopt wel. Het sluit goed aan bij de voorstelling van Sadettin. Hij gaat ook terug naar zijn wortels. Naar de kern van wie hij…” Dan valt de verbinding weer weg. Mijn beltegoed is op. Blijkbaar widen de hogere machten niet dat ik en Judith nog verder zouden radicaliseren.

© Sanne Peper

De redactie heeft gisteren de theatertamtam ontdekt. Iemand in het publiek van Poepsimpel deed de onthutsende uitspraak “dat Arne Sierens precies een landbouwwerktuigen-fetisj heeft.” Dit omdat het al het tweede decor was waar Sierens inspiratie vond bij de boerenstiel. De redactie houdt de grasmaaiers van deSingel alvast in de gaten.

De Barbaren

Lees alle blogposts van De Barbaren op barbaren.tumblr.com!



Lees de artikels uit deze festivalkrant en andere artikels op theaterfestivalblog.be en discussieer mee via #HTF16! f Het TheaterFestival t @theaterfestiva1 en #HTF16 www.theaterfestivalblog.be

Biechtstoel Kom biechten bij deze voorstellingen in het festivalcentrum:

wo 31 aug / 20u45 – 23u30 Forever Young HonderdHuizen Poepsimpel Check de reacties uit De Biechtstoel op www.zendelingen.be

TICK

ETS INFO

tickets en info: theaterfestival.be

redactie Jonathan van der Horst, Xandry van den Besselaar, Daan Borloo, PhĂŠline Thierens, Bart Van Gyseghem, Katrien Van Bael, Arno Boey, Anke Van Meer, Eva Decaesstecker, Margot De Boeck, Mitch Van Landeghem, Stefan Moens, Mia Vaerman hoofdredactie Filip Tielens grafisch ontwerp Laura Bergans V.U het TheaterFestival Vlaanderen, Kathleen Treier, Jan Van Rijswijcklaan 155, 2018 Antwerpen

wo 31 augustus

do 1 september

10u00 14u00 18u00

18u00

18u00 20u00 20u00 20u00 20u00 22u00

Pitch Roel Verniers Prijs deSingel Dag van de Toneeltekst Uitreiking Vlaamse Cultuurprijs voor Podiumkunsten, Taalunie Toneelschrijfprijs en Roel Verniers Prijs deSingel Blauwe Zaal HonderdHuizen Yinka Kuitenbrouwer deSingel Gang Beel niv. 1 Poepsimpel Compagnie Cecilia deSingel Rode Zaal De Meest Zwaarmoedige Voorstelling Ooit (waarvan het hele publiek moet huilen) Theater Artemis & De Warme Winkel DE Studio HonderdHuizen Yinka Kuitenbrouwer deSingel Gang Beel niv. 1 Forever Young Frascati Producties/Marijn Brussaard deSingel Theaterstudio HonderdHuizen Yinka Kuitenbrouwer deSingel Gang Beel niv. 1

20u00 20u00 20u00 20u00 21u30 22u00

HonderdHuizen Yinka Kuitenbrouwer deSingel Gang Beel niv. 1 De Meest Zwaarmoedige Voorstelling Ooit (waarvan het hele publiek moet huilen) Theater Artemis & De Warme Winkel DE Studio HonderdHuizen Yinka Kuitenbrouwer deSingel Gang Beel niv. 1 ONE. BOG/Lisa Verbelen deSingel Theaterstudio ON ICE Suzanne Grotenhuis/De Nwe Tijd deSingel Zwarte Zaal Kokokito Louis Vanhaverbeke Monty HonderdHuizen Yinka Kuitenbrouwer deSingel Gang Beel niv. 1

theaterfestivalblog.be heater


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.