Dagkrant 6/09/2013

Page 1

vrijdag 6 september 2013

DAG KRANT

www.theaterfestival.be

Š Phile Deprez


Op zoek naar onconventionele schoonheid De Antwerpse choreograaf Jan Martens is de laatste tijd goed bezig: zijn laatste voorstelling VICTOR werd enthousiast ontvangen, Sweat Baby Sweat werd geselecteerd voor Circuit X en de solo's die hij maakte, touren uitgebreid bij ons en in Nederland. Je hebt duidelijk niet stil gezeten het afgelopen jaar. Jan Martens: “Het was een behoorlijk druk seizoen. Ik heb sinds oktober vier nieuwe voorstellingen gemaakt. Het was een beetje lastig dat er nieuwe speelkansen bijkwamen die niet ingecalculeerd waren in onze agenda’s, waardoor ze soms midden in een creatieperiode vielen. Wanneer je de vraag krijgt om ergens te gaan spelen, dan zeg je als jonge maker uiteraard ‘ja’. Maar als je bezig bent met verschillende nieuwe producties en tegelijk ook met oudere voorstellingen tourt, wordt dat mentaal toch best zwaar. Daarom hebben we voor volgend seizoen besloten om ‘nee’ te zeggen als men een productie wil programmeren tijdens de creatie van een nieuwe voorstelling.” Maar ondanks dat loopt het voor jou als choreograaf de laatste tijd toch wel echt op rolletjes? “Het gaat erg goed tegenwoordig. Er is een beetje een hype rond mijn werk ontstaan de laatste tijd, waardoor ik veel kansen krijg. Ik hoop dat dit zich kan blijven doorzetten en niet gaat stoppen na een minder goed ontvangen productie, want dat zal onvermijdelijk ook wel eens gebeuren.” Hoe moeilijk is het eigenlijk om als jonge choreograaf door te breken? “In mijn geval liep dat vrij vlot. Ik ben blij dat dat echt door mijn voorstellingen is gekomen en niet door mijn naam. Ik heb niet aan P.A.R.T.S. gestudeerd en heb geen cv waardoor mensen al meteen erg geprikkeld worden, dus ik werd niet zo snel opgepikt als sommige andere jonge choreografen. Ik heb lange tijd in kinderproducties gespeeld, wat een beetje in mijn nadeel heeft gespeeld omdat programmatoren van avondvoorstellingen daar eigenlijk niet naar komen kijken. Mijn doorbraak is er eigenlijk in Nederland gekomen. Liv Laveyne en Sophie De Somere van Theater Aan Zee zagen mijn werk daar en selecteerden me voor TAZ#2011. Dat heeft veel voor mij betekend. Plots zagen mensen uit Vlaanderen mijn voorstelling daar, waardoor ik het afgelopen seizoen veel kon touren in de cultuurcentra en Campo mij vroeg bij hen de nieuwe voorstelling VICTOR te komen maken. Alles vloeit voort uit elkaar.” Door je selectie voor Circuit X ga je nog meer in cultuurcentra kunnen spelen. “Dat is erg fijn. Normaal ga je als jonge maker aan de slag bij een kunstencentrum, om dan van daaruit door te kunnen groeien naar een cultuurcentrum. Maar helaas gebeurt dat niet altijd. Een initiatief als Circuit X kan die doorgroei steunen. Mijn parcours verliep eigenlijk langs de omgekeerde weg. Ik speelde al veel in cc’s en werd pas recent opgepikt door een kunstencentrum als Campo.” Ik denk dat jij beter bent in het organiseren en promoten van jouw werk dan de gemiddelde andere danser of acteur. 2

© Klaartje Lambrechts

“Dat vind ik ook echt een heel fijn gedeelte van de job, wat voor veel makers niet zo is. Omdat ik niet bij pakweg een Forsythe of ROSAS gedanst heb, was het veel harder werken voor mij om mijn voorstellingen te verkopen of programmatoren aan te trekken. Ook al loopt het bij mij nu heel vlot, ik heb het allemaal zeker niet cadeau gekregen.” Waar ben je het strafst in denk je, zelf dansen of voorstellingen maken? “Moeilijke vraag. Het gaat me allebei wel goed af, denk ik. Wanneer ik in voorstellingen van andere makers speel, probeer ik me erg in dienst te stellen van de choreograaf of regisseur. Ik denk dat ik wel meer voldoening haal uit het zelf creëren. Ik vind het leuk om te blijven puzzelen tot ik de juiste vorm gevonden heb voor de inhoud.” In jouw voorstellingen is die inhoud ook erg belangrijk. Op jouw site zeg je dat je de perfecte balans wil vinden tussen ‘storytelling’ en ‘conceptualism’. “Ik wil echt iets communiceren met een publiek. Ik hoop dat de mensen iets hebben aan mijn voorstellingen en aan het denken gezet worden. Ik vind het belangrijk dat er niet één rechtlijnig verhaal is, maar dat er bij iedereen andere associaties opgewekt worden. De twee voorstellingen van To Love Duets gaan over de liefde, een thema dat sowieso al erg universeel is voor een publiek. Ik gebruik ook vaak popmuziek in mijn voorstellingen. Zo worden er in Sweat Baby Sweat songteksten geprojecteerd op de achterwand. Als toeschouwer herken je sommige teksten en wordt je terug gekatapulteerd naar je eigen herinneringen bij dat liedje.” Veel jonge choreografen maken de laatste tijd voorstellingen met verschillende generaties en uiteenlopende leeftijden op een podium. Zo danste Koen De Preter met de 87-jarige Alphea in J O U R N E Y, maakte Giulio d’Anna een voorstelling met zijn aan parkinson lijdende vader, zetten Kabinet K en Seppe Baeyens kinderen naast volwassenen in hun producties, en maakte Ugo Dehaes dezelfde voorstelling met oudere danseressen en een groep jonge meisjes. Hoe zou het komen dat dIt zo’n topic is bij jonge choreografen? “Volgens mij heeft dat te maken met een nood aan humaniteit. Ook ik wil echt op zoek gaan naar de mens achter de danser. Men staart zich misschien een beetje blind op dat generationele. Dat is maar een side effect omdat deze drie voorstellingen voor mij over oncon-


ventionele schoonheid gaan. BIS met Truus Bronkhorst (62), La Bête voor Joke Emmers (23) en VICTOR waarbij Steven Michel (26) danst met Viktor Caudron (14). Behalve in deze laatste voorstelling is die generationele kwestie nooit mijn eerste uitgangspunt geweest. Ik wil vertrekken vanuit de speler zelf. Truus is gewoon een fantastische performer, een vrouw met een geschiedenis. Joke is eigenlijk een actrice, maar ze beweegt heel goed. Ze is een prachtige jonge vrouw. En de jonge Viktor staat daar in zijn lichaam tussen kind en tiener. Voor mij gaan deze voorstellingen dus veel minder over het generationele dan over onconventionele schoonheid. Bij Truus is dat een vergane schoonheid, bij Steven en Viktor een schoonheid waarvan we ons afvragen of we die wel mooi mogen vinden en bij Joke zie je een schoonheid die niet in het schoonheidsideaal van de huidige maatschappij past. Het generationele is eerder een subthema, iets wat je er gratis bij krijgt (lacht).” Het kwetsbare en het imperfecte lichaam komt wel vaker terug in jouw werk. Soms geven jouw voorstellingen een getormenteerde indruk, vind ik. Denk je daar zelf ook zo over? “Als danser ben ik wel goed in het spelen van pijnlijke rollen, denk ik. In A Small Guide on How To Treat Your Lifetime Companion en de voorstellingen die ik speelde bij Mor Shani en Ann Van den Broek zie je dat goed: die gaan over masochisme, over jezelf pijn doen en grenzen opzoeken. Maar in mijn eigen voorstellingen probeer ik dat ‘getormenteerde’ te verlaten. Ik hou zelf niet zo van voorstellingen die de hele tijd zwaar zijn. Ik denk eigenlijk dat ik best hoopvol werk maak. Al vind ik de solo voor Truus ook wel echt heftig: ik kan er soms zelf niet zo goed naar kijken. Maar mijn voorstellingen zijn onderling erg verschillend, vind ik.”

Worden jouw voorstellingen anders onthaald in Nederland dan bij ons? Is er bij onze noorderburen een andere danscultuur? “In Nederland is er geen ‘jaren tachtig’ geweest (de Vlaamse golf met o.a. De Keersmaeker, Fabre en Vandekeybus die de dans bij ons radicaal vernieuwde, F.T.). Er is bij hen nog een sterke neiging naar esthetiek. Dans uit ons land wordt nochtans wel met open armen ontvangen in Nederland. Je bent er altijd erg welkom en ze vinden het ‘gezellig’ dat er aan onze voorstellingen vaak een hoek af is (lacht). Maar ik merk wel dat sommige mensen in Nederland afhaken bij mijn werk, omdat ze het te heftig vinden. Mijn voorstellingen zijn misschien niet entertainend, maar wel erg menselijk. Zo zijn bv. oudere mensen wel vaak mee met mijn producties, in tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten. Ik denk dat veel programmatoren in Nederland hun publiek erg onderschatten. Door de grote inkrimping van de subsidies bij onze noorderburen merk je dat er nog meer op veilig gespeeld wordt en dat er minder kansen zijn voor experimenteler werk. Jammer.” Filip Tielens

Dit interview werd afgenomen voor CJP in april 2013 naar aanleiding van de première van VICTOR.

Veel jonge makers werken op een kleine schaal. In dans uit zich dat in solo’s en duetten. De laatste jaren zijn er maar weinig ensembles bijgekomen of dansmakers die voor grote groepen (willen) choreograferen. Is dat vooral een inhoudelijke keuze of komt dat eerder uit een budgettaire noodzaak? Hoe zit dat bij jou? “Ik denk dat beide redenen een rol spelen. Zelf hou ik heel erg van de intimiteit en de kwetsbaarheid van kleinschalige producties. Ik heb geen zin om grotere producties te maken waarbij ik dan de hele choreografische toolbox boven kan halen. Maar ik kijk er wel naar uit om volgend jaar nog eens een groepsstuk te maken. Vorig jaar maakte ik daar een voorstudie op met een Nederlands gezelschap. Daar zeiden ze me dat er zes dansers beschikbaar waren en vroegen ze me met hoeveel ik er wilde werken. Geef ze me maar allemaal, dacht ik (lacht).” Zou je ook zelf een eigen gezelschap of structuur willen oprichten? “Het is niet mijn bedoeling om een eigen gezelschap op te starten. Net omdat ik zo specifiek focus op de performers die in mijn stukken spelen, werk ik graag met verschillende dansers. Het is ook gezond denk ik voor een speler om na een tijdje bij een zelfde choreograaf andere oorden op te zoeken. Al vind ik het wel leuk – en spannend – dat ik met Steven Michel en Kimmy Ligtvoet ook in de toekomst nog ga samenwerken. Ik wil met hen graag een parcours afleggen en ik vind het ook fijn dat ik hen zo werk kan geven. In het begin werkte ik nog vaak met stagiairs of kon ik mijn dansers niet voor de volledige periode uitbetalen, maar ik ben er fier op dat dat ondertussen wel lukt. Ik voel wel een noodzaak om mijn werk te centraliseren. Ik werk nu bij vier productiehuizen, wat fantastisch is, maar dat betekent ook dat er vier plekken zijn die mijn voorstellingen verkopen, met agenda- en andere problemen tot gevolg.”

3


Tijdens Pleinvrees wordt een plein, waar ook ter wereld, voor vijftig minuten de speeltuin van één acteur. Gisteren spraken we met regisseur Lotte Van den Berg, vandaag laten we acteur Soeuf Elbadawi uit de Comoren aan het woord. Hij neemt in Brussel de Franstalige versie van de voorstelling voor zijn rekening, Marien Jongewaard de Nederlandstalige. Hoe leerde je regisseur Lotte Van den Berg kennen? Soeuf Elbadawi: “Vorig jaar was ik in Nederland waar ik tijdens een project andere artiesten kon ontmoeten. Toen ik Lotte leerde kennen, was het voor mij geen artistieke ontmoeting maar een ontmoeting van mens tot mens. We kenden elkaars werk niet echt. Pas nadien, toen er al een soort vertrouwen was, zijn we artistiek beginnen samenwerken. Lotte eist veel van haar acteurs, maar zo leer ik bij. Door haar verleg ik mijn grenzen.” Je hebt ondertussen al veel ervaring met de voor­ stelling. Welke reacties krijg je van toeschouwers? “We krijgen regelmatig reacties, vaak ook e-mails. Soms zijn die zo positief dat het gênant wordt en ik me afvraag of ze ons enkel een plezier willen doen. In het algemeen heb ik niet de indruk dat mensen zich al verveeld hebben. In tegenstelling tot een zaalvoorstelling, kan je bij een voorstelling in de openbare ruimte heel gemakkelijk weglopen. Ik ga er dus van uit dat als mensen blijven, er toch iets is dat hen aanspreekt.” Het opzet van Pleinvrees is niet alledaags, hebben toevallige passanten altijd door dat er een theatervoorstelling aan de gang is? “Voor voorbijgangers is het nog vreemder dan voor het publiek dat op de hoogte is. De performance wordt gespeeld in grote steden waar mensen dikwijls niet meer met elkaar praten op straat. Iemand die je zomaar aanspreekt is vast een gek of een evangelist. Het is me in Parijs eens overkomen dat een aantal evangelisten me vroegen of ik me niet bij hen wilde voegen, omdat ze mijn speech uit Pleinvrees zo inspirerend vonden. Ze realiseerden zich niet dat het een performance was. Het gebeurt dat voorbijgangers halt houden en tot het einde blijven. Ze worden blijkbaar geprikkeld door de tekst.” Krijg je soms negatieve reacties? “Ja, dat gebeurt. Op een straattheaterfestival is een vrouw me eens beginnen uitschelden. Ze was erg agressief en had 4

helemaal niet door dat het publiek de conversatie volledig kon volgen. Gisteren kwam er tijdens de voorstelling een politieagent naar mij. Hij gebood me herhaaldelijk mijn mond te houden, werd verbaal agressief en haalde er zelfs enkele collega’s bij. Ik ben met hem in gesprek gegaan. Die mogelijkheid is geïntegreerd in de tekst. Als acteur kan je echt met de realiteit spelen.” Regisseur Lotte Van den Berg zei in een interview dat haar acteurs geen enkele bescherming hebben tijdens de voorstelling, voelde jij dat ook zo aan? “Er is inderdaad geen valnet dat je kan opvangen zoals in het circus. We kunnen op een gek stoten, of agressiviteit en fysiek geweld meemaken. De ploeg kan wel tussenkomen, maar pas na de voorstelling, niet tijdens. Ik krijg veel beledigingen over me heen: ‘Ga terug naar huis, keer terug naar Afrika!’ Het is niet de bedoeling dat ik daar op inga, hoewel zo’n opmerkingen je soms echt kunnen raken.” Pleinvrees wordt door verschillende acteurs gespeeld, wordt de tekst dan ook aangepast? “Nee. De interpretatie van de tekst verandert wel naargelang de persoon. Pleinvrees werd onder andere gespeeld door een

jonge vrouw uit Italië, een oude man, enz. Bijvoorbeeld de zin ‘mijn huid is nog te veel een grens’, krijgt dan wel verschillende betekenissen. Wanneer ik dat zeg, zeker in Frankrijk, denken ze onmiddellijk aan mijn zwarte huidskleur. Terwijl men bij een blanke vrouw eerder denkt aan de huid als grens met de buitenwereld, niet aan de kleur.” Als je zou kunnen kiezen in welke stad je zou spelen, welke stad zou je dan kiezen? “Ik denk dat de hele wereld er nood aan heeft om de muren opnieuw neer te halen. Mobiele telefoons en computers maken dat mensen het contact met hun omgeving verliezen en die technologie is universeel geworden. We zijn steeds meer en meer onverschillig voor wat er zich rondom ons afspeelt. Ik denk dus dat onze voorstelling overal ter wereld kan werken. Ik kan me inbeelden dat er plaatsen zijn waar de toeschouwers na vijf minuten hun gsm zouden uitzetten en gewoon dichter bij de acteur gaan staan om hem zo te horen. De tekst zelf, daarentegen, kan overal werken, zelfs middenin een woud waar technologie niet ingeburgerd is. Ik denk niet dat de boodschap dat we elkaar moeten aankijken en in dialoog treden kan teruggebracht worden tot één specifieke stad.” Karolien Byttebier Rini Vyncke Filip Tielens


DE TIRANNIE VAN DE FEITEn

In Book Burning kaart Pieter De Buysser een aantal brandende kwesties aan. Naarmate de schuifjes van Hans Op de Beecks Wunderkammer worden opengetrokken, ontvouwt zich een veelgelaagd verhaal over identiteit in het digitale tijdperk, over democratie en vrijheid, en zoveel meer. In de dagkrant van vandaag het tweede deel van ons gesprek met Pieter De Buysser, die niet enkel het verhaal schreef, maar het ook zelf brengt. Vanwaar het verlangen om beeldende kunst en theater te vermengen? Pieter De Buysser: “Ik ben niet zo geïnteresseerd in een decor of een scenografie, wel in concretisering in ruimtelijkheid en in materialisering. Een decor dat iets uitbeeldt of een dramaturgische knipoog biedt vind ik te decoratief, niet essentieel. Ik heb aan Hans Op de Beeck gevraagd om beelden te maken bij een verhaal. We zijn echt samen van nul begonnen. Ik ken zijn werk al lang en ben er heel erg door geïntrigeerd. Ik heb hem gezegd dat ik een voorstelling wou maken rond die thema’s, en dat het in een koffer moest kunnen om te reizen. Hij heeft dat heel letterlijk genomen en is afgekomen met een koffer. Dan ben ik beginnen schrijven, ik gaf een stuk door en dan maakte hij er een schuif bij, hij trok het verder naar iets anders. Iedere keer gingen we naar mekaar kijken en zaten we daar in vrede bij elkaar. Het is de meest woordeloze samenwerking ooit.” Ik ken jou in de eerste plaats als schrijver, is het voor jou evident om als verteller op scène te staan? “Het is voor mij de eerste keer dat ik een grote productie zelf speel. Niet omdat er geen goede acteurs zijn – integendeel – maar het is voor mij belangrijk om daar zelf te staan. En het is ook ongelooflijk heerlijk om te doen. Ik ben langzaam aan het ontdekken hoe ver je kan gaan in het vertellen en het spelen. Ik heb veel lezingen gegeven, dat werden meer en meer performances, en met de vorige creatie heb ik ook intens getoerd, dus ik ben het wel gewend om op de scène te staan. Maar met deze voorstelling is er een wereld opengegaan en heb ik het plezier om te spelen ontdekt. Op zich is het niet verwonderlijk dat ik mijn eigen tekst speel, componisten

spelen ook vaak zelf. Het is niet omdat ik het beter kan dan iemand anders maar ik weet dat ik er andere dingen uit krijg, andere dingen kan laten oplichten.” In je werk kaart je vaak filosofische of politieke thema’s aan. Vind je dat theater z’n bestaansrecht verliest als het dat niet doet? “Ik vind dat er te weinig op het spel staat in het theater. Het metier of de ambitie ontbreekt om zo’n groot spectrum aan te kunnen. Nu, ik vind mezelf in de eerste plaats schrijver, geen filosoof. Ik schrijf, ik speel, dat is mijn vak: verhalen vertellen. Ik heb filosofie gestudeerd en dat blijft me boeien: ik blijf filosofische werken lezen en schrijven. Het is een academische discipline die ik respecteer, die een bepaalde techniciteit vraagt die anders is dan de techniciteit van de schrijver. Ik ben ook geen politiek schrijver. Literatuur is altijd politiek. Ik ben me meer dan ooit bewust van de politieke gelaagdheid van een werk, maar een verhaal laat zich niet instrumentaliseren voor eender welke politieke mededeling. Een verhaal blijft een oneindige gebeurtenis die niet af te ronden is. Uiteraard neemt politiek daarin een belangrijke plaats omdat het een belangrijke plaats in ons leven inneemt. Maar politiek is ook niet alles: we hebben hormonen, verwachtingen , alledaagsheid, …” Je hebt in een interview gezegd: soms moet je kunnen vergeten om te vergeven. Bedoel je dan dat je het verstand boven het hart moet plaatsen, de wetenschap boven het gevoel? “Dat heb ik geleerd bij Hannah Arendt. In The Human Condition schrijft ze over het verschil tussen vergeten en vergeven. Zijn er vormen van vergeven zonder verraad te plegen aan wat er echt gebeurd is? Je moet de feiten erkennen zoals ze zijn, en

© Herman Sorgeloos

je moet ze ook kunnen ontkennen. Dat is het meest waardevolle in je leven, als je kan zeggen: ‘je hebt dit gedaan, dit is echt gebeurd, ik ga het niet vergeten, maar ik vergeef het, ik ontmantel het. Vergeven, verbranden, is een vorm van ontmantelen van de tirannie van de feiten. Grote geesten, grote genieën, zowel in de politiek als in de kunst, doen niet anders dan verzet plegen tegen wat is. Voor hen gaat het over de wereld zoals die zou kunnen zijn, zonder verraad te plegen aan de wereld zoals die is.” Book Burning en het verhaal over Sebastian die een heel deterministische kijk heeft op het leven van zijn dochter Tilda lijkt bijna een pleidooi voor het mysterie. Want als we alles kunnen ontrafelen, wat is de zin dan nog van het leven? “Eigenlijk is het een pleidooi voor doorgedreven kennis want hoe meer kennis we hebben, hoe meer we beseffen dat we niet alles weten. Hoe meer inzicht je krijgt, hoe raadselachtiger de dingen worden. Het is doorgedreven verlichting. Als je de verlichting zo ver doordrijft, merk je dat er duisternis is die het licht mogelijk maakt.” Lene Van Langenhove

5


Het tijdschrift Rekto:verso mocht vandaag de cultuurprijs in ontvangst nemen. Wij vroegen podiumverantwoordelijke en coördinator Wouter Hillaert om een reactie.

Wat betekent het voor Rekto:verso om de cultuurprijs te winnen? Wouter Hillaert: “Wij waren verrast, precies op onze tiende verjaardag! Als de jury geen theater- of dansgezelschap kiest, zal ze een statement willen maken rond het belang van kritiek voor het podiumkunstenveld. Ook voor andere culturele tijdschriften is die erkenning belangrijk. Wij blijven een sector die op veredeld vrijwilligerswerk draait. Onze gezamenlijke subsidies bedragen een kwart van wat één kunstencentrum als het Kaaitheater krijgt.” Al concrete plannen met het prijzengeld? “We stoppen wat geld in een abonnementsactie en in extra distributie in Nederland, maar we willen ook iets teruggeven aan de podiumkunsten. Sinds dit jaar schrijven we twee onderzoeksbeurzen van 1000 euro uit. Dankzij deze prijs kunnen we nu drie jaar lang een derde beurs uitschrijven, specifiek voor onderzoek rond de podiumkunsten.” Waarom is onderzoeksjournalistiek zo belangrijk? “Omdat we geloven dat feiten soms meer impact kunnen hebben dan iemands mening. Daarbij komt dat er maar weinig onderzoeksjournalistiek bestaat over de cultuursector. Welke impact hebben sommige beslissingen, wat blijft er onder de radar, wat is nu juist het totaalbeleid dat minister Schauvliege de voorbije drie jaar gevoerd heeft, …? Je leest het in tijdschriften noch kranten, tenzij het gaat om hard nieuws, zoals subsidiebeslissingen. Er valt best nog veel te onderzoeken en te delen met de publieke ruimte.” Waar staat Rekto:verso nog meer voor? “Anders dan de meeste tijdschriften schrijven we – gratis – over zowel theater, muziek, film, literatuur als beeldende kunst. Verbindingen leggen vinden we belangrijk. Lang draaide kritiek veeleer om deconstructie: kunstwerken uiteen puzzelen. Zelf proberen we ook constructief te zijn. In een tijd waarin er zogezegd geen toekomstperspectieven meer zijn, willen we meedenken en interessante stemmen voorstellen laten doen. We vinden het een uitdaging om het cultuurveld opnieuw te duiden binnen de brede samenleving, en 6

omgekeerd. Daarin geloof ik dat we steeds meer deel worden van een hele beweging, ook in de kunsten, die opnieuw bruggen wil bouwen tussen verschillende maatschappelijke domeinen.” Is kunstkritiek nog steeds hedendaags? “Het is vreemd om te zien hoe kunstenaars vandaag voortdurend nieuwe vormen zoeken, terwijl kunstkritiek al tweehonderd jaar hetzelfde format hanteert. Natuurlijk zal dat wel zijn redenen hebben, het format kent zijn sterktes. Maar we vinden het wel een uitdaging om die diepgang te proberen verzoenen met vormen van kunstkritiek die beter aansluiten bij de audiovisuele en interactieve tendensen van de 21e eeuw, bij de extra mogelijkheden van internet. Kan dat? Dat onderzoeken we nu in de Rekto:Verso Academy, de R:VA. Het staat allemaal nog in zijn kinderschoenen.” Vanuit welke noodzaak is Rekto:verso tien jaar geleden ontstaan? “Tom Rummens en Karel Vanhaesebrouck vonden dat er een blad nodig was tussen de brede multidisciplinaire krantenbijlages en de vaktijdschriften zoals De Witte Raaf, die zich sterk op één discipline richten. Tegelijk misten ze in vele kunstkritiek een uitgesproken betrokkenheid van de schrijver bij zijn onderwerp, een soort passie tegenover dat ene fantastische of dubieuze kunstwerk.”

Merk je een verschil tussen de Rekto:verso van tien jaar geleden en die van vandaag? “We zijn simpelweg tien jaar ouder geworden. Op je 25ste is het bijvoorbeeld moeilijk om iets zinnigs over cultuurbeleid zeggen. We weten nu beter waarover we praten. Vier jaar geleden is het ons ook bijna per toeval duidelijk geworden dat we die maatschappelijke aandacht echt belangrijk vinden. Ik herinner me uit die tijd een vergadering waar de banale vraag viel waar het ons nu uiteindelijk om ging, de kunst of de wereld. Verrassend genoeg koos iedereen voor ‘de wereld’. We schrijven nu over deze tijd door de bril van de kunsten. Die relatie gaat breder dan de inhoud van het kunstwerk. Er is ook het kunstensysteem op zich. Wat Hans Vandeweghe doet met sportjournalistiek, proberen wij met cultuur: niet enkel schrijven over wie er gewonnen of verloren heeft, maar ook over hoe het sportsysteem werkt, welke machtsbelangen er meespelen,…” Waarom moeten we Rekto:verso lezen? “Rekto:verso lees je als iemand die iets meer is dan louter een kunstliefhebber. We zijn een boekje voor burgers met een hart voor cultuur. Bij ons krijg je een soort van achtergrondverhaal bij wat je dagelijks in de krant leest. Je merkt dat wat je in theater ziet, niet los staat van wat in de beeldende kunsten gebeurt, of van wat filosofen of economen over deze tijd te melden hebben.” Jullie huisslogan is al tien jaar ‘de toestand is kritiek’. Blijft dat zo? “Er zijn nog steeds redenen genoeg om kritiek te geven, lijkt me. Bij de jongere generatie kunstenaars zie je erg interessante artistieke ontwikkelingen, maar op organisatorisch vlak is de cultuursector veeleer een spiegel geworden van de neoliberale samenleving dan het alternatief. Tegelijk voel je wel dat de tegenkracht die tien jaar geleden in een soort van softy hoek zat, nu een breder draagvlak aan het verwerven is. Maar de nood aan kritiek blijft. Anders zouden we nu heerlijk in de zon liggen soezen op ons gazon.” Anne Declercq


Het tijdschrift voor de podiumkunsten Etcetera bestaat dertig jaar. Deze namiddag vierden ze dit op Het Theaterfestival door de uitgave van een ‘special’ die in grote oplage gratis wordt verspreid. Wij spraken met huidig hoofdredacteur Johan Reyniers. Op jullie site lezen we dat jullie ‘een lopende kroniek van de podiumkunsten willen zijn’. Hoe vul je dat juist in? Johan Reyniers: “Met een lopende kroniek van de podiumkunsten bedoelen we dat we de theateractualiteit opvolgen. Dat we het theater zoals het zich ontwikkelt mee proberen te begeleiden op een kritische manier en de verschillende generaties opvolgen. Wanneer je al onze nummers naast elkaar legt, kan je zien hoe de podiumkunsten zich in de loop der jaren ontwikkeld hebben. Dat is gedurende die dertig jaar altijd, zij het met verschillende accenten, de bedoeling van Etcetera geweest. We noemen het ook wel eens ‘een dwarsdoorsnede van de podiumkunsten’. We maken vier nummers per jaar waarin je niet alles kan behandelen, maar we maken ons toch sterk dat als je al die nummers bij elkaar legt, je een beeld krijgt van hoe het theater zich ontwikkelt. We zoeken in iedere editie naar een evenwicht tussen gevestigde waarden, jonge mensen en ontwikkelingen in het beleid. We hebben een mix van essays, interviews, reportages, repetitiedagboeken, columns, kleinere kronieken en recensies. We besteden ook aandacht aan film als een apart deeltje in onze werking. We hebben bovendien een strenge en nauwgezette redactie van heel uiteenlopende leeftijden die kwaliteitsvolle journalistiek over podiumkunsten aflevert.” Jullie willen de interactie tussen verschillende kunstvormen en generaties aanwakkeren. Is dat ook de initiële insteek geweest om dertig jaar geleden Etcetera op te richten? “Dertig jaar geleden sloot Etcetera nauw aan bij de nieuwe generatie theatermakers die toen opkwamen. In die tijd was het ook

uniek om het over de podiumkunsten in zijn geheel te hebben. In Nederland had je ook al bladen, maar daar ging het om afzonderlijke magazines voor theater en dans. Het idee om die verschillende kunsttakken – dans, theater, opera, performance, muziektheater – in één tijdschrift te behandelen onder de noemer podiumkunsten, was toen revolutionair. Veel mensen hebben daar aan moeten wennen en sommige mensen moeten dat nog steeds. Er zijn nu eenmaal mensen die enkel naar theater of enkel naar dans gaan, maar voor mij is dat iets raar. Ik ben opgevoed met het idee dat podiumkunsten één geheel zijn en dat het onderscheid tussen verschillende genres er niet toe doet.” “Kijk bijvoorbeeld naar Ivo Van Hove. Hij staat bekend als iemand die repertoiretheater maakt en als iemand die teksten of filmscripts neemt en die in een grote zaal voor een groot publiek op scène zet. Toch zie je ook dat hij iemand is die zich laat beïnvloeden door film, beeldende kunst, performancetheater. De manier waarop hij in de jaren tachtig met muziek begon te werken is vandaag evident. Het was toen volslagen nieuw om heel veel en luide popmuziek in te zetten om mee de inhoud te communiceren. Er is met andere woorden een hele weg afgelegd en ik denk dat Etcetera als blad zeker bepalend is geweest in hoe mensen over theater zijn gaan denken.” Vandaar ook die keuze voor Ivo Van Hove als centrale figuur in de speciale uitgave van Etcetera? “We wilden geen special maken met veel verschillende teksten, maar de keuze maken voor één bepaald iemand. Dat moest voor ons iemand zijn van die eerste gene-

ratie die een parcours heeft afgelegd dat ongeveer samenvalt met Etcetera. Ivo Van Hove is begonnen vanuit de marge door theater te maken in een garage op locatie, is doorgegroeid naar kleine gezelschappen, werkte vervolgens voor een middelgroot reisgezelschap – het Zuidelijk Toneel – en is dan overgestapt naar Toneelgroep Amsterdam, het gezelschap met het grootste ensemble in Vlaanderen en Nederland. We wilden hem graag het verhaal van dat parcours laten vertellen. Parallel met het interview met Ivo Van Hove loopt er een tijdlijn door onze special waarin we allerlei evenementen hebben samengebracht vanaf 1983 tot vandaag. Op die manier proberen we ergens het verhaal van de podiumkunsten van de laatste dertig jaar in ruwe vorm te schrijven.” Jullie stellen vanavond ook Etcetera online voor. Wat mogen we hiervan verwachten? “Etcetera online wil zeggen dat we vanaf volgende week elke week één stuk online zullen plaatsen om op die manier de actualiteit sneller te kunnen opvolgen dan onze papieren nummers. Als er een nieuw stuk in première gaat, willen we graag de week nadien al onze mening kunnen geven aan de lezer, zoals ook een krant dat doet. Om op een goede manier om te gaan met theater hebben we het gevoel dat we zowel op de lange termijn diepere reflectie moeten kunnen aanbieden en tegelijk ook in de actualiteit aanwezig moeten zijn. Het is dus geen verandering, maar een verbreding van onze werking. Bovendien hebben we een digitaal archief aangelegd van alle nummers die verschenen zijn tot en met 2008. Dat is een goudmijn aan materiaal waarvan we het belangrijk vinden dat dit gratis beschikbaar is. Ook in de toekomst zullen we dit archief telkens met een verschil van twee jaar aanvullen.” Rini Vyncke Anne Declercq

7


EVELYNE COUSSENS & WOUTER HILLAERT OVER DE (ON)ZIN VAN EEN NIEUWE KUNSTKRITIEK Het nieuwe kunstkritiekcollectief De Zendelingen bracht recensenten Evelyne Coussens en Wouter Hillaert samen voor een debat over de (on)zin van nieuwe experimenten in de kunstkritiek. DE JUISTE VORM VOOR DE JUISTE INHOUD Wouter Hillaert: “Met Rekto:verso hebben we de Rekto:verso Academy (R:VA) opgericht als een labo waarin wordt nagedacht over nieuwe vormen van kunstkritiek. De Zendelingen zijn één onderdeel van de R:VA, één van de vele resultaten die uit het experiment voort zullen komen. Met Rekto:verso hebben het gevoel dat het tijd is voor nieuwe ideeën in de kunstkritiek. De eeuwige discussies over de crisis van de kunstkritiek eindigen altijd in een schouderophalen, waarbij de problemen steeds geëxporteerd worden naar de media of de tijdsgeest, maar er zelden gekeken wordt naar de kunstkritiek zelf.” Evelyne Coussens: “Gaat het over een complementair aanvullen met nieuwe vormen van kunstkritiek of willen jullie de praktijk zoals die nu bestaat helemaal veranderen?” Wouter: “Voor mij gaat het om het creëren van een grotere diversiteit binnen de geijkte vormen van kunstkritiek. In de ideale wereld is de Rekto:verso Academy ook voor anderen een bron van inspiratie, door te zien wat er allemaal mogelijk is en wat er werkt.” E: “Ik vind dat echt een consumer-based gedachte: ‘Wat wil de lezer? Wat wil de geïnteresseerde theaterkijker? Hoe kunnen we hem prikkelen?’ Van een kunstenaar vinden we het allemaal platjes als hij in zijn werk vertrekt van de vraag wat het publiek wil zien, maar als kunstcriticus vind je dat wel dat we moeten vertrekken vanuit 8

diezelfde vraag... Voor mij is dat kwaad met kwaad bestrijden. We zouden ons volk opnieuw moeten leren lezen in plaats van tegemoet te komen aan de vraag naar korter, behapbaarder, vluchtiger.” Wouter: “Als je zegt dat je het publiek opnieuw wil leren lezen, moet ik meteen denken aan dat filmpje van een kleuter die door een magazine bladert en begint te scrollen en te duwen op de foto’s. Over twintig jaar is die kleuter het nieuwe publiek. Ik zie de rol van de recensent echt wel ergens in het midden tussen de polen ‘kunstenaar’ en ‘publiek’. Als er binnen de kunsten iets verandert, vinden we het een gebrek van de criticus als hij zich niet kan aanpassen. Als we iets veranderen aan de andere pool, zou het meteen een uitverkoop zijn. De kunstkritiek hebben we altijd heel weinig gezien als een ‘medium’, een vorm waarmee we kunnen experimenteren. Niet enkel voor het publiek, maar om onze bemiddelende verantwoordelijkheid te blijven waarmaken.” Evelyne: “De vraag is: wat is de juiste vorm voor mijn kunstkritische inhoud? Als je mij een nieuwe vorm kan noemen die niet aan de inhoudelijke diepgang van de recensie afbreuk doet, dan wil ik het graag weten. Het is juist eigen aan de beeldcultuur dat de aandacht constant afgeleid wordt van wat er gezegd wordt naar wie het zegt.” Wouter: “Een recensent hoeft helemaal niet in beeld te staan. Grafische experimenten, foto's met een stem, dialogen: het kan allemaal. Ik vind het jammer dat we de evidenties niet willen bevragen.

Ondertussen blijven we een format, dat in de 18de eeuw is ontstaan, zo goed mogelijk reproduceren.” Evelyne: “Die vorm is er volgens mij gekomen omdat dat op een gegeven moment de beste vorm voor de beste inhoud bleek te zijn. Ik gebruik in mijn lessen aan de Arteveldehogeschool voor de inleiding over wat kunstkritiek is altijd de Mona Lisa met de snor van Dali. Dat is een beeld dat zoveel zegt en toont dat een kunstwerk ook kunstkritiek kan zijn. Als jullie ertoe komen dat je een artistiek filmpje maken dat op zich veel vertelt over een andere voorstelling, dan is dat een legitieme vorm van kunstkritiek.” Wouter: “De uitdaging is inderdaad – daar ben ik het volledig met je eens – dat je als criticus die experimenteert met nieuwe vormen, gebeld wordt door de artistiek leider van een festival waar je wil infiltreren en niet door de publieksmedewerker. Ik geloof dat een festival verrijkt kan worden door moderne strategieën waarbij een publiek en experten op een of andere manier in dialoog kunnen gaan, met een resultaat dat een verrijking is voor een breder publiek. Er moet nog veel onderzocht worden hiervoor, maar een eerste stap is dat je daadwerkelijk iets probéért te vernieuwen.” “Zo heb ik bijvoorbeeld een videorecensie over de voorstelling Toestand van Tristero gemaakt, ook al ben ik geen filmmaker en kan ik niet monteren. Maar hiervoor heb ik samengewerkt met anderen. Ik geloof heel erg in een soort van collectivisering van de kunstkritiek, die nu nog altijd heel erg in een individualistische modus zit. Wat we met de Rekto:verso Academy beogen, is zeker geen keuze voor de gemakkelijkheid. Het is meedenken met de tendens naar meer collectieve vormen van productie. Voor mezelf heb ik niet het gevoel dat


Evelyne: “Ik word zo kwaad van dat marktdenken. Zelfs al zou ik mij nu wel zorgen maken over het draagvlak van de kunstkritiek, dan nog vind ik het uiterst nefast dat je het draagvlak zou willen vergroten door aan de kwaliteit te tornen. Ik vind dat echt paniekvoetbal. Als je je schikt naar die angst, dan ben je sowieso fout bezig.”

© Filip Tielens

ik daarmee in een soort van neoliberale gedachte zit.” Evelyne: “Ik ga niemand tegenhouden om filmpjes te maken of om al waterpolo spelend een recensie te zingen in zeven toonaarden. Ieder moet voor zichzelf uitmaken wat de beste vorm is om jouw inhoud te vertellen. Alleen moet ik wel zeggen dat ik je beter vind als schrijver dan als een hometrainende recensent (lacht).” Wouter: “Zelf had ik het gevoel dat ik veel meer kon zeggen over deze voorstelling, over zelfpresentatie en persoonlijke individualiteit, met een YouTube-filmpje dan op papier. MULTIPERSPECTIEF Evelyne: “Waar komt trouwens het idee vandaan dat kunstenaars zitten te wachten op kunstkritiek met meerdere perspectieven? Ik denk dat kunstenaars gewoon zitten te wachten op degelijke, serieuze, gedegen teksten over hun werk. Ik vind zeker ook dat gesprekken met meerdere mensen over bijvoorbeeld een voorstelling interessant zijn: niet alleen met experts, maar ook met niet-experts. Het is alleen de vraag of die gesprekken interessant genoeg zijn om ze een platform te geven. Mijn antwoord is daar heel duidelijk neen op.” Wouter: “Maar hoe weet je dat? Dat is net wat ik en De Zendelingen heel graag willen onderzoeken. Als zo’n gesprek verrijkend is voor jou, dan zou het toch ook voor heel veel andere mensen verrijkend kunnen zijn?” Evelyne: “Dat gebeurt heel occasioneel, bijvoorbeeld bij een briefwisseling die gepubliceerd wordt in de krant. Maar wat

De Zendelingen willen doen, mondt volgens mij uit in een soort van hanengevecht, vergelijkbaar met die ergerlijke foto’s van recensenten bij de krantenartikels. Ik wil niet weten hoe de kop van een journalist eruit ziet, ik wil gewoon interessant vinden wat er geschreven wordt. Die gezichten worden er enkel bijgezet om het beter te verkopen.” Wouter: “De meest interessante momenten in mijn job zijn ontstaan uit conflicten met makers. Ik geloof heel erg in een multiperspectief, waardoor de expertise van een persoon voor een deel gerelativeerd wordt door er een andere expert naast te zetten. Dat er dan zichtbare koppen bijstaan, vind ik niet zo’n probleem. Als je zegt dat dit een vorm van commercialisering is, kan ik net zo goed zeggen dat het een soort van communisme is: de gemeenschap wordt terug eigenaar van de distributiemiddelen om televisie of radio te maken. Dat klinkt even vaag.” HET DRAAGVLAK Evelyne: “Ik ben ervan overtuigd dat er nog altijd heel lange teksten gelezen zullen worden, maar misschien door minder mensen. Maar dat vind ik echt geen probleem. Ik heb een probleem met die idee van groei. Waarom moet er steeds een groot publiek zijn? Dat is toch puur het neoliberaal aspect waar we in de kunsten zo tegen zijn, dat we nu in de kunstkritiek zouden introduceren.” Wouter: “Dan denk ik dat je aan de fundamentele essentie van een criticus verzaakt. Want voor wie bemiddel je dan als er slechts een klein publiek is? Wat jij de nadruk op kwantiteit noemt, noem ik democratie.”

Wouter: “Ik voel mij absoluut geen paniekerig persoon, maar eerder iemand die probeert constructief te onderzoeken wat we als criticus doen, in welke wereld dit gebeurt en hoe die twee zaken mogelijk uit elkaar drijven. Ik vind dat veel meer een omarmende en positieve beweging. Ik vind het belangrijker om mee te denken over de veranderingen in de wereld dan om tegen te denken. Kwaliteitsverlies is jouw projectie, ons onderzoek beoogt op papier het tegendeel.” Evelyne: “Vind je niet dat wat jij meedenken noemt eigenlijk meedrijven is?” Wouter: “Vanaf het moment dat ik het gevoel heb dat ik mezelf uitverkoop en dat ik alleen nog kan doen wat het publiek wil zonder dat ik dat zelf wil, dan hoop ik dat ik stop. Dat is heel duidelijk. En ik denk dat dat voor De Zendelingen ook geldt. Maar als je niet voor een breder publiek wil werken, kan je even goed dagboeken schrijven voor jezelf. Als we met Rekto:verso nu geen groter publiek zouden bereiken dan na één jaar, zouden we er beter mee stoppen.” Evelyne: “Maar wanneer is een publiek groot genoeg? Dat ga je nooit weten. Misschien leest er over tachtig jaar niemand meer, of misschien net terug wel. Ik ga er echt vanuit dat iedere tijd zijn eigen dynamiek heeft. Je kunt nu niet introduceren dat niemand meer een boek of een geschreven recensie zal lezen, want dat is gewoon te vroeg. Dat gaat ofwel vanzelf gebeuren, ofwel niet. Anderzijds vind ik dat er bepaalde tendensen in deze tijd zijn waar ik niet achter sta. Moeten we dan zomaar meedrijven? Moeten wij niet bij uitstek tegen de stroom ingaan? Ik wil staan voor het woord en dat met hand en tand verdedigen. Wil jij echter staan voor een alternatieve vorm, dan moet je dat zeker doen.” Bregt Van Wijnendaele Filip Tielens

Op www.zendelingen.be vind je verschillende filmpjes en podcasts terug die De Zendelingen op Het Theaterfestival maakten. Scan deze QR-code en zie Evelyne en Wouter debatteren. 9


Studio Orka is uitgegroeid tot een grote naam binnen het jeugdtheater. We praten met Martine Decroos en Philippe Van de Velde, de twee drijvende krachten achter dit Gentse theatergezelschap. Jullie bestaan binnenkort tien jaar. Hebben jullie speciale plannen? Martine Decroos: “Het is bijna tien jaar geleden dat we Studio Orka opgericht hebben. Om dat te vieren gaan we volgende zomer tien dagen lang voorstelllingen hernemen tijdens de Gentse feesten. Want eigenlijk heeft bijna niemand onze eerste voorstellingen gezien. We speelden toen altijd voor een beperkt publiek.” In de meer recente voorstellingen kunnen jullie een groter publiek ontvangen? Martine: “Duikvlucht is gemaakt in opdracht van De Zomer van Antwerpen. Hierdoor moesten we voor een groter publiek werken, waar we in het begin wat schrik voor hadden. Maar we zien nu wel dat het geen slechte stap is geweest voor Orka. We hoefden zeker niet in te boeten op gevoeligheid.” Philippe: “Duikvlucht is wel een ander soort voorstelling geworden dan bijvoorbeeld Lava, een bodemonderzoek. Het is goed dat we dat gedaan hebben, maar ik wil zeker nog terug kunnen naar het intieme van onze eerste producties. Je moet af en toe wel eens een grotere voorstelling maken. Het was sowieso een uitdaging om een voorstelling te maken met een groter publieksaantal.Programmatoren vinden het boeken van kleinschalige voorstelling niet altijd evident.” Martine: “Daar zijn twee redenen voor: onze uitkoopsom is niet in evenwicht met het publiek dat slechts kan komen kijken en daarnaast betalen jongeren en kinderen erg weinig voor theater. De loonkost van de spelers binnen jeugdtheater is echter dezelfde als in het volwassenencircuit. Dus horen we al tien jaar van alle programmatoren dat we zó verlieslatend zijn. Dat was ook een belangrijk punt in ons subsidiedossier. Zorg alsjeblief dat wij wat meer middelen krijgen, waardoor wij onze voorstellingen betaalbaar kunnen houden en geen artistieke toegevingen moeten doen. Want als we dat wel doen, is het om zeep. Met onze structurele subsidie is er nu meer mogelijk. In realiteit werken we natuurlijk keihard voor Studio Orka, het is ons kindje. We kunnen ons beter omringen door bijvoorbeeld een goede productieleider aan te nemen. We kunnen de mensen met wie we samenwerken beter soigneren. Als je continu naar lucht moet happen hou je het niet vol.” 10

Jullie zeiden in een interview maar een voorstelling per jaar te maken, houdt die regel nog altijd stand? Martine: “Ja, voor ons is één voorstelling voldoende. We zijn beiden niet full time in dienst van Studio Orka. We hebben daarnaast ook een ontwerpbureau. Philippe is van opleiding interieurarchitect. Ik geef ook deeltijds les in het kunstonderwijs in Eeklo. We voelen ons niet honderd procent afhankelijk van subsidies en dat maakt dat er steeds een mooi evenwicht is tussen rust en vechtlust en goesting om te maken..” Philippe: “Wij kunnen denken: ‘stel dat de subsidies niet doorgaan, dan hebben we nog steeds ons ontwerpbureau.” Martine: “Maar we hebben die andere projecten ook nodig. Als ik met kinderen werk, is dat voor mij een continue toetssteen. Ik neem regelmatig schetsen van Philippe mee naar mijn klas. Zo kunnen we voorzichtig verhaallijnen en personages aftoetsen.” Jullie spelen met Duikvlucht in Vilvoorde. Leuke locatie? Philippe: “We zijn nu volop aan het opbouwen (het interview vond plaats op maandag 2/9, K.B.). Al ons materiaal is overgekomen uit Genk. We zitten langs het Albertkanaal in Vilvoorde, geen slechte plek.” Martine: “We zijn wel een beetje bezorgd over de windrichting. We hopen op zuidoostenwind, dan hebben we minden last van de vliegtuigen. Ik heb gemaild naar een nichtje van ons dat piloot is. Zij vertelde dat er bij een hittegolf vaak zuid-oosten-

wind is, waardoor de vliegtuigen in de andere richting opstijgen. Bij locatietheater moet je overal rekening mee houden.” Hoe komt een voorstelling van Studio Orka tot stand? Philippe: “We beginnen met brainstormsessies waarbij alles aan bod kan komen: boeken die we gelezen hebben, de actualiteit van de dag, tentoonstellingen, ...” Martine: “Philippe die kan tijdens zo’n sessie soms de hele tijd zwijgen tot hij plots met een briljant idee voor de dag komt. Philippe en de spelers laten zich werkelijk door alles inspireren.” Philippe: “Bij Duikvlucht is het verhaal nog enorm veel veranderd. We hadden zoveel verschillende ideeën: er zou een meisje zijn, of een vrouw die haar man verlaten had, of iemand die uit het huwelijksbootje stapte.” Studio Orka voert vaak eenzame figuren op, of niet? Martine: “Vind je? Ja we zijn wel gefascineerd door mensen die in de marge leven… het moeilijk hebben. Maar we zoeken ook altijd de contrasten op tussen de personages.In Duikvlucht zitten wel enkele figuren uit de rand van de maatschappij.” Welke reacties krijgen jullie van de kinderen? Martine: “Ik heb het gevoel dat kinderen echt diep geraakt kunnen worden door onze voorstellingen. In Mijnheer Porselein sterft er een personage. Zijn vriend Bruno huilt tranen met tuiten. Enkele maanden na de voorstellling kreeg ik een e-mailtje van een mama. De oma van haar zoontje was gestorven. Hij leek onbewogen, maar zei plots :‘mama, ik voel mij zoals Bruno’. Blijkbaar had hij dat al die tijd onthouden.” Karolien Byttebier Stefan Moens

© Phile Deprez


Twee maanden geleden werden negen jongeren uitgenodigd om zich minstens voor de duur van Het Theaterfestival fataal aangetrokken te voelen tot één van de geselecteerde voorstellingen. Het doel van hun missie is onbekend. Voor de één eindigt het in een ontmoeting. Voor de ander in een vers voetspoor. Volg alles op blog.fabuleus.be.

Als je weet met wie je de rest van je leven wilt doorbrengen, wil je dat de start van je nieuwe leven nu begint, toch? Maar met wie ? Wie is ‘wie’? Wat is ‘wie’? Waar is ‘wie’? Hoe ontmoet je ‘wie’? Dat is de vraag: HOE ONTMOET JE? Ik geloof als Barbaar, absoluut, in geen enkel geval, in toeval. Ik geloof niet in kans. Ik geloof niet in kosmosdraaiingen en ik geloof ook niet in buitenaardse krachten die ons vormen. Ik geloof wel in mensen. Ik geloof in durven doen. Ik geloof in hoop en liefde. Ik geloof in de post. Ik geloof in de kracht van bakken. Ik geloof in de Kerstmanmythe die mensen blij maakt. Ik geloof, als enige exceptie, dat als je lang prevelt, dat je dan wel alle kegels bij het bowlen kunt omgooien. Ik geloof ook in het feit dat ik soms absoluut in niets geloof. Ik geloof in mezelf. Je kan niets aan toeval overlaten. Daarom wil ik zelf ontmoeten! Wie. Wat. Waar. Wanneer. Waarom. Die laatste is al gemakkelijk: om mijn Barbaarmissie te voltooien. Al de rest wordt moeilijker. Geloof mij. Al de rest IS moeilijker. Ik mail, schrijf brieven, mail, schrijf brieven, bezoek decors, bezoek kostumières, schrijf brieven, mail, mail, bel, schrijf blogs, mail, bak, stalk, mail , zie toneelstukken, mail, bedenk mopjes, mail en bel. Zo probeerde ik Studio Orka te ontmoeten. Aangezien ik, ondanks mijn Barbaarheid, ook een menselijk kantje heb. Ben ik, zeker als jongere, wat terughoudend, wat “bang”, om grote mensjes aan te spreken. Daarom dacht ik, denk ik, VIND IK dat ontmoeten ook langs twee kanten MOET komen. Daarom ben ik enkele miniprojecten gestart om de aandacht van die Orka te trekken. 1. Ik maak een orka-kostuum. Mail dagelijks om te zeggen dat ze moeten uitkijken naar een orka in de zaal. Ik draag ze tijdens de voorstelling. Hopelijk word ik (h)erkend. 2. Ik maak een mini-expo, te bezichtigen na de show. 3. Breng koffie en cake voor de harde decoropbouwers 4. Laat anoniem taart brengen als de spelers zitten te eten. Nu kan ik enkel hopelijk dat ze mij voor een keer eens gaan aanspreken. *kuchkuch – subtiele hint via de krant, Studio Orka! - kuchkuch* Ook in Duikvlucht ontmoeten ze. Worden ze verliefd? Maken ze ruzie? Zijn de vrienden? Worden er herinneringen opgevist? Zoveel vragen die enkel beantwoord kunnen worden met een ticket voor de show. Ik kan en wil niets verklappen over de magie van dit kindertheater. Wat ik wel wil vertellen is dat Kindertheater AB-SOLUUT niet minder is, of moet onderdoen voor volwassenentheater.

Op pad gegaan zoekend naar iets op de dool vindend naar niets Erg ambetant en reuze furieus Loop ik in rondjes, bijna routineus Voor mij geen gouden ring of petemoei ik ben een reus met dwerggroei “Ik heb al veel ontmoet”, zeg ik bijna pompeus Maar nog nooit een stem zo reuze affreus Geen kans, geen hoop, geen keus horensdol en zonder adem duik ik onder zoekend naar het sirenegeloei ik ben een reus met dwerggroei ik zag je en mijn klein reuzenhartje wist na 13 jaar gezocht en verloren te zijn ben ik weer opgevist deze drenkeling maar net gered door jouw liefde als een boei ik ben een reus met dwerggroei Mijn blik werd gezogen naar iets reuze desastreus Een viswijf, reuze voluptueus, bijna miraculeus Babbelziek en schaterlacherig werd ik reuze amoureus Mijn bloemen begonnen aan een wederopbloei ik ben een reus met dwergroei Jij de koningin maar minder majestueus ik de dienaar en reuze complimenteus zonder scrupules en zeer genereus geef ik mijn hart op een dienblad met veel geknoei ik ben een reus met dwerggroei Zenuwachtig en reuze joyeus Maar ik durf het niet te zeggen, tumulteus en bloednerveus Je kijkt me aan, scabreus, luxueus, reuze somptueus Mijn hart in een greep, in jouw handboei Ik ben een reus met dwerggroei Ik volg mijn hart, ik volg je mijn liefste Dit is de verkiezingsleuze, mijn woordkeuze Ik ben van jou geen andere strijdleuze Ik jouw man en jij mijn vrouw Een reus met dwergroei, ja dat ben ik wat maakt het uit Een ding weet ik zeker: en dat is dat ik reuze van je hou Hestia Perkisas

Allen daarheen en probeer zelf ook eens de orka in het publiek te spotten! 11


WORDCLOUD

AGENDA

COLOFON

SPONSORS

Pleinvrees LOTTE VAN DEN BERG/OMSK THEATERTEKST

vrijdag 6 september 2013 11:00

Expo An Old Monk BenOît VAN INNIS & BACHE JESPERS

KaaitHEATER

11:00

Domo de Europa Historio en Ekzilo THOMAS BELLINCK/KVS

ETTERBEEK

14:00

Borrowed landscape – Brussels FIELDWORKS

CARREFOUR ANDERLECHT

16:00

30 jaar Etcetera

KaaiCAFE

16:00

Pleinvrees (NL) LOTTE VAN DEN BERG/OMSK

NIEUWSTRAAT

17:30

Uitreiking Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Podiumkunsten

KAAITHEATER

19:00

Pleinvrees (FR) LOTTE VAN DEN BERG/OMSK

PLEIN MOLENBEEK

19:00

Duikvlucht STUDIO ORKA & THEATER ANTIGONE

VILVOORDE

20:30

Book Burning Pieter DE BUYSSER & HANS OP DE BEECK

KAAITHEATER

20:30

Sweat baby sweat JAN MARTENS

KAAISTUDIO'S

zaterdag 7 september 2013 11:00

Expo An Old Monk BenOît VAN INNIS & BACHE JESPERS

KaaitHEATER

11:00

Domo de Europa Historio en Ekzilo THOMAS BELLINCK/KVS

ETTERBEEK

15:00

Duikvlucht STUDIO ORKA & THEATER ANTIGONE

VILVOORDE

17:00

Uitreiking Roel Verniers Prijs

Kaaitheater

19:00

Duikvlucht STUDIO ORKA & THEATER ANTIGONE

VILVOORDE

20:30

Platonov NTGENT

KAAITHEATER

20:30

Somedaymyprincewill.com TROUBLE MAN/SADETTIN KIRMIZIYÜZ BRONKS

Filip Tielens Stefan Moens, Anne Declercq, Karolien Byttebier, Rini Vyncke, Lene Van Langenhove, Bregt Van Wijnendaele VORMGEVING Mies Van Roy WORDCLOUD Bregt Van Wijnendaele — www.zendelingen.be REACTIES filip@theaterfestival.be

Sainctelettesquare 20, 1000 Brussel Onze-Lieve-Vrouw Van Vaakstraat 81, 1000 Brussel BRONKS Varkensmarkt 15-17, 1000 Brussel FESTIVALKEUKEN doorlopend geopend van 12u tot 20u30 in Kaaicafé ONLINE www.theaterfestival.be, www.facebook.com/het.theaterfestival

HOOFDREDACTIE

FESTIVALCENTRUM KAAITHEATER

REDACTIE

KAAISTUDIO’S

Lees alle dagkranten online op www.issuu.com/hettheaterfestival


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.