zaterdag 31 augustus 2013
DAG KRANT
www.theaterfestival.be
Š Youri Dirkx
A BRIEF HISTORY OF A YEAR Abattoir Fermé heeft er een bijzonder seizoen 2012-2013 op zitten. A Brief History of Hell werd zowel geselecteerd voor het Vlaams als voor het Nederlands Theater Festival, het barokke spektakel Apocalypso over het einde van de wereld was al wekenlang op voorhand uitverkocht en met Ghost maakte het Mechelse gezelschap opnieuw een woordloze voorstelling over de Amerikaanse moerassen. Daarnaast waren er nog tal van kleinere projecten waarmee Abattoir Fermé in the picture kwam. Regisseur Stef Lernous blikt in twee delen terug op het afgelopen jaar. Vandaag lees je een overzicht van het najaar van 2012, morgen vertelt Stef over het voorjaar 2013. A Brief History of Hell: Stef Lernous: “Deze voorstelling wordt door velen beschouwd als een atypische Abattoir Fermé-voorstelling, omdat er tekst in komt. Terwijl zo goed als alle Abattoir-voorstellingen die ooit op Het Theaterfestival gestaan hebben tekstvoorstellingen waren, op Tourniquet na. Vroeger schreven we vaak monolitische teksten, maar dat werden we een beetje beu. Daarna zijn we stille voorstellingen gaan maken. Nu wisselen we af tussen voorstellingen met en zonder tekst, afhankelijk van welk verhaal we willen vertellen. Bij A Brief History of Hell vond ik dat we duidelijk voor tekst moesten kiezen. Met taal kan je makkelijker de vinger op de wonde leggen. In deze voorstelling draait het om de commercialisering van kunst en om een bepaald soort kunstverzamelaars, maar even goed over wat in het stuk de ‘debilisatiemachine’ genoemd wordt: de media en andere instanties die er op gericht zijn het publiek dom te houden. Sommigen vinden A Brief History of Hell onze meest humoristische voorstelling, maar zelf vind ik dat moeilijk om te zeggen. Humor is altijd aanwezig, zelfs in onze meest donkere voorstellingen. Het helpt om bij de les te blijven.” “A Brief History of Hell is nu geselecteerd voor zowel Het Theater festival in Vlaanderen als in Nederland. Ik moet eerlijk zeggen dat ik betwijfel of zo’n selectie een kwaliteitsmeter is. Het is uiteindelijk ook maar de mening van een aantal juryleden, net zoals een recensie dat ook is. Als er bovendien bij de bekendmaking verteld wordt dat het een minder goed seizoen was, weet ik niet of ik tevreden moet zijn dat we in een ‘povere’ selectie zijn belandt. Ik vind het eigenlijk veel belangrijker dat de toeschouwers opgetogen waren over A Brief History of Hell. Dat heeft waarschijnlijk ook wel te maken met het feit dat dit een van onze toegankelijkere voorstellingen is. We experimenteren minder met taal dan we in onze vorige tekststukken deden. A Brief History of Hell is theater pur sang.”
2
State of the union: “Dat waren tijden! Ik was zeer aangenaam verrast dat ik gevraagd werd om de State of the union uit te spreken vorig jaar op Het Theaterfestival. Ik dacht altijd dat ze een figuur als ik zouden weren uit die positie. Ik dacht ‘moet ik me nu geïnstitutionaliseerd voelen of niet?’. Eigenlijk ben ik ontgoocheld dat ik dit jaar niet opnieuw gevraagd werd (lacht).” Baroque Bodies: “Ik geef les op het RITS in Brussel. Een tijdje terug hadden we een Winter School met verschillende departementen van een aantal scholen uit Vlaanderen en Nederland, waar ik een workshop leidde. Daarna had ik zin om een vervolg te breien aan dat eenmalige project en heb ik de deelnemers die hier ook zin in hadden uitgenodigd om bij ons in Mechelen nog een paar weken verder te komen werken. Wanneer ik zo’n workshop geef, heb ik niet per se de bedoeling om de Abattoir Fermé-taal door te geven, al komen er wel heel wat studenten op af die willen proeven van de twee universa (taal en beeld) van Abattoir Fermé.” Auditieoproep: “We organiseerden afgelopen jaar een auditie waarvoor maar liefst 600 mensen zich inschreven. Daarvan nodigden we er 25 uit, waarvan een tiental mensen goed waren en drie mensen echt uitzonderlijk goed. Vreemd genoeg waren dat drie dansers. De auditieopdracht bestond eruit om binnen te komen in een kamer. Er was een Koreaans meisje, die ons echt een half uur kon boeien met een dansimprovisatie. Zij was echt drop dead sexy. Ik keek naar Tine en Kirsten die naast mij zaten, en zelfs zei knikten daar instemmend op (lacht). Ik hou ervan dat mensen die in het gewone leven niet uitzonderlijk mooi zijn, op scène toch een aura krijgen.”
A Brief History of Hell © stef lernous
nieuWe suBsiDieronDe: VerHoGinG Voor ABAttoir ferMÉ “Verhoging? Het is nog altijd veel te weinig! Als je een heel huis wil bouwen, krijg je amper geld voor één verdieping. Het lijkt misschien dat we een grote sprong voorwaarts maakten door van 250.000 euro per jaar naar 370.000 euro te stijgen, maar eigenlijk werkten we al enkele jaren boven onze middelen. Het is tegenwoordig ook een heel stuk moeilijker geworden om co-producenten voor een voorstelling te vinden. De tijd dat partners makkelijk 10.000 euro bijdroegen, ligt achter ons.” KrenG WorKs for ABAttoir 2007-2011: “Pepijn Caudron, die als muzikant de artiestennaam Kreng gebruikt, maakt voor de meeste van onze voorstellingen muziek en soundscapes. Zijn nieuwe platenbox werd het afgelopen seizoen voorgesteld, maar is nu echt een collector’s item geworden dat tegenwoordig al voor 150 euro online op verkoopssites aangeboden wordt! Nu ik toch een beetje reclame voor onze goodies aan het maken ben: op Het Theaterfestival verkopen we ook voor het eerst de tekstbrochures van A Brief History of Hell en Phantasmapolis, die back to back zijn uitgegeven in een boekje.”
bijzonder goede productiestagiairs die de voorstelling gedragen hebben. Voor een speciaal project als Apocalypso kan je heel wat mensen mobiliseren om voor een habbekrats mee te werken.” “Normaal werken we drie maanden aan een voorstelling, maar bij Apocalypso gingen we anders te werk. Anderhalf jaar op voorhand repeteerden we twee weken, waarna ik verder aan de tekst schreef. Pas tweeënhalve week voor de première gingen we dan met de volledige ploeg aan de slag. Dat was echt rock ’n roll. De voorstelling was geen enkele avond hetzelfde, hoewel ik daar normaal gezien een hekel aan zou hebben. Zo duurde de première ontzettend lang en bleek het publiek – dat op het einde in de mist zit – niet goed te weten wanneer de voorstelling gedaan was (lacht). In december 2014 gaan we met dezelfde kern van spelers terug een drie à vier uur durend barok spektakel maken, waar ik nu al erg naar uitkijk.” Filip Tielens Eline Van de Voorde
ApoCAlYpso: “Dat was echt een speciale voorstelling! Ik ben heel blij met Apocalypso. Dat kwam bijzonder dicht bij hoe ik het in mijn hoofd had, in zoverre als toneel zoiets kan toelaten. Apocalypso was een burlesk en grotesk feest, waarbij de toeschouwers binnenkwamen in een soort Vlaanderen van vroeger. Door de grootschaligheid – er werkten vele tientallen vrijwilligers aan mee – is het niet mogelijk om met Apocalypso op tournee te gaan, wat ik bijzonder jammer vind. Productioneel was Apocalypso ook een gigantische onderneming. Gelukkig hadden we een team van een zevental
Apocalypso © filip tielens
3
De kinderjury van Het Theaterfestival selecteerde de voorstelling Tropoi van FroeFroe als de beste voorstelling van het afgelopen seizoen voor een jong publiek. Wat betekent ‘tropoi’ eigenlijk? Marc Maillard: “De naam ‘tropoi’ is een duiding van een muziekstuk. Het staat voor een bepaalde verzameling van melodieën die minder dan een muzikaaltechnische vooral een thematische eenheid vertonen. Je hebt tropoi rond bepaalde zaken, zoals je bv. ook verschillende tarantella-dansen hebt.” Tropoi speelt zich af in 1492, maar wat vertelt het verhaal eigenlijk over vandaag? “De voorstelling draait om Castiglio, die ergens helemaal voor zijn doel gaat. En ook al mislukt zijn queeste, dat streven naar iets is een zeer universeel gegeven. Castiglio is eigenlijk een bijzonder intellectuele man. Hij heeft o.a. alchemie en geneeskunde gestudeerd, maar wanneer hij deze zaken in de praktijk omzette, bleek wat hij in de boeken had geleerd allemaal zever te zijn. Castiglio was zeer gedesillusioneerd, tot hij op een bepaald moment besefte dat het de muziek is die wel bij iedereen iets te weeg kan brengen. Muziek is een vorm van magie, zo besluit hij en hij probeert op zoek te gaan naar wat het nu precies is dat de mensen zo ontroert bij muziek.” Wat denk jij: is muzikaal succes vooral een kwestie van beproefde combinaties of ontstaat het door het zoeken naar nieuwe en onverwachte dingen? “Muziek blijft iets raar. Wanneer een artiest dezelfde formule zou hanteren als een andere artiest, zal dat bij de ene wel ‘marcheren’ en bij de andere niet, gewoon al omdat het twee verschillende mensen zijn. Als je echt een hit wil maken, kan zo’n formule bij een schlager misschien wel helpen, maar daarnaast ontstaat zoiets toch vooral onverwacht, denk ik. Laatst zag ik een documentaire over Pink Floyd waarin ze zich zelf verwonderden over het feit dat hun doorbraak-ep vol lange, alternatieve muziek uiteindelijk zo’n groot succes is geworden.” In Tropoi gaat Castiglio op zoek naar de gouden formule. Ondertussen is Tropoi geselecteerd voor Het Theaterfestival, maar voel je op een gegeven moment tijdens het maakproces van zo’n voorstelling dat je ‘goud’ in handen hebt? 4
“Na zoveel jaar in het vak bezig te zijn, zou je in principe geen kemels meer mogen maken. Maar of een voorstelling nu bij iedereen in het publiek zo’n bijzonder effect teweeg zal brengen, kan je niet voorspellen. Het verschil tussen een gewoon leuke en een echt straffe voorstelling valt moeilijk te voorspellen. De mensen met wie je werkt, zijn de essentie. Als iedereen zijn ei kwijt kan in de voorstelling en we toch met z’n allen hetzelfde verhaal blijven vertellen, dan kunnen er magische dingen ontstaan. Wanneer je met een klassieker of een boek werkt, heb je natuurlijk al een stevige basis in handen. Dat is heel anders dan bij een voorstelling als Josette, waarin van nul af begonnen werd en we enkel een paar ideetjes hadden. Het maken van Josette was echt zwoegen en zweten, terwijl het maakproces bij Tropoi veel vlotter liep. Soms moet je voor voorstellingen die heel hard scoren minder hard werken.” “Nochtans liep ook bij Tropoi niet alles van een leien dakje. Eerst zou Hans Van Cauwenberghe de rol van Castiglio spelen. Hij heeft de voorstelling een jaar mee opgevolgd, teksten geschreven en zelfs een proefvoorstelling gespeeld. Maar uiteindelijk bleek hij te veel andere engagementen te hebben. Het leven van freelance acteurs is niet altijd makkelijk, omdat ze soms een aanbieding krijgen voor een bepaald project waardoor ze er andere moeten laten schieten.” Castiglio doet in de voorstelling dingen op bestelling. Met FroeFroe werken jullie ook geregeld in opdracht voor andere huizen en televisiezenders. Wringt dat soms niet met de eigen projecten die jullie opzetten? “Bwa, ook als we in opdracht werken van een televisiezender zijn we al van in het prille begin betrokken bij het verhaal en de vorm, of beslissen we daar zelfs volledig autonoom over. Zo is mijn broer Jan Maillard met het idee voor Bumba gaan aankloppen bij Ketnet omdat ze daar nog iets nieuws voor kleuters zochten. Ketnet stuurde ons uiteindelijk door naar Studio 100, met de belofte dat zij de serie later zouden aankopen. FroeFroe maakte Bumba, Studio 100 betaalde ons en Ketnet zond
het uit. Binnen zo’n constructie is er dan afgesproken dat de andere partners zich zo weinig mogelijk met de inhoud moeien. Natuurlijk zijn er wel een aantal restricties als je voor televisie werkt, omdat je op niemand zijn tenen mag trappen.” “Daarmee vergeleken is het jeugdtheater in Vlaanderen een ongelofelijke luxe. Onze Nederlandse collega’s moeten toch echt veel meer oppassen. In Nederland krijgen de jeugdtheaterhuizen in ruil voor subsidies gewoon een lijstje mee waarin staat hoeveel voorstellingen ze in de komende periode moeten maken voor de grote zaal en voor de kleine zaal, welke voorstellingen er bij wijze van spreken allemaal moeten passen in de turnzaal van de lokale school, etc. Terwijl als er bij ons subsidies worden gegeven, er niemand je zal berispen als je uiteindelijk een voorstelling die je eerst wilde maken vervangen hebt door een andere, zolang je maar goed en verantwoord werk maakt. Ook in vergelijking met het volwassenentheater zijn wij in het jeugdtheater ontzettend vrij. Als ik zie hoe iemand als Guy Cassiers – die we goed kennen omdat hij in de beginjaren nog met ons heeft samengewerkt – bijna op sterven na dood is bij een première in Toneelhuis omwille van de grote druk op zijn schouders, ben ik blij dat we met FroeFroe wat meer in de luwte kunnen werken. Nu we voor Het Theaterfestival geselecteerd werden, dachten we ‘shit, nu zijn we bijna kunst aan het maken of wat?’ (lacht).” Is het voor spelers die de eerste keer bij jullie meespelen niet ontzettend moeilijk om met poppen te werken? Hoe leer je dat ambacht trouwens? “Dimitri Duquennoy, die de hoofdrol in Tropoi vertolkt, speelt eigenlijk niet echt met een pop, hij zit maar zo’n beetje mee te doen. Dimitri staat er wel voor open, maar het ligt niet in zijn aard om een pop te hanteren. Je merkt eigenlijk meteen aan mensen of ze behendig zijn met poppen. Iemand als Sidi Larbi Cherkaoui is daar zeer goed in. Met een pop spelen is toch een speciale lichaamstaal waarmee de ene beter omgaat dan de andere. Bij FroeFroe hebben we zo’n zes mensen die er echt in getraind en opgeleid zijn. Het moeilijke
bij poppentheater is dat als je met acteurs een bepaald traject volgt en die spelers zijn niet beschikbaar voor een volgende productie, je weer opnieuw moet beginnen met andere acteurs die nog opgeleid moeten worden. Niet evident. Ik heb een tijdje in Duitsland gewerkt en daar is de theaterwereld en de poppentheaterscène volledig gescheiden. Het poppentheater daar ‘trekt op geen orgel’ omdat ze per se anders willen zijn dan het theater. Zelf ben ik altijd voorstander geweest bij ons om het figurentheater binnen het podiumkunstendecreet onder te brengen en niet in een aparte categorie, zoals gezelschappen als bv. De Maan en Theater Taptoe wilden. Omdat wij met FroeFroe sowieso een grote mix van theatertalen hanteren en omdat er veel ‘theatermensen’ bij ons meespelen, is het al bij al makkelijker om te zeggen dat wat FroeFroe doet ook echt theater is en niet zomaar in een apart hokje weg te stoppen valt.”
Marc Maillard: “FroeFroe bestaat al zo’n dertig jaar. In die tijd hadden de jeugdtheatergezelschappen namen als Stekelbees, Taptoe en Hinketinke. Je moest Vlaanderen toen nog overtuigen dat er ook leuke dingen voor kinderen gebeurden in het theater, waardoor iedereen zo’n ‘wervende’ naam verzon. Wij kozen voor FroeFroe omdat we dat een leuke klank vonden en omdat iedereen zich die naam de volgende dag nog zou herinneren. Er zit dus geen inhoudelijke betekenis achter. We hebben wel eens getwijfeld om de naam te veranderen omdat ik FroeFroe best verouderd en kinderachtig vind, maar volgens onze jonge toeschouwers blijkt het net een fantastische naam te zijn. Een publiek verbindt een naam gewoon aan het laatste wat ze van het gezelschap zagen en als de inhoud dan bij de tijd is, maakt een naam weinig uit. Door z’n kinderlijkheid heeft FroeFroe iets relativerend, waardoor anderen zich soms afvragen of je ons wel serieus kan nemen – maar dat vind ik net een reden om de naam te behouden (lacht).” Filip Tielens
Filip Tielens
5
Performancetheoretica en musicologe Bojana Cvejic, die als docente verbonden is aan P.A.R.T.S., heeft een vervolg geschreven op de eerste editie van A Choreographer’s Score over de Early Works van Rosas. In deze nieuwe uitgave staat het tweeluik En Atendant en Cesena centraal, twee choreografieën van Anne Teresa De Keersmaeker uit respectievelijk 2010 en 2011. etalage. De bedoeling van A choreographer’s score is om haar werk toe te lichten en om de interne logica en de structuur ervan meer naar boven te brengen.” Je kent het werk van Anna Teresa als geen ander. Heb je bij de redactie van dit boek zelf ook nieuwe inzichten gekregen? “Jazeker, de reflectie op het werk maakt het mij gemakkelijker om de choreografieën te ‘lezen’. Ik geef een voorbeeld: op het eerste zicht kan je ervan uitgaan dat er een correspondentie is tussen de muziek die Anna Teresa gebruikt en de choreografie die daaruit volgt, maar hoe die correspondentie precies tot stand is gekomen, kom je te weten in dit boek.” In het eerste deel van A Choreographer’s Score kreeg het vroege werk van De Keersmaeker veel aandacht. Vanwaar die sprong naar het recente werk van Rosas in deze tweede uitgave? Bojana Cvejic: “De eerste editie had vooral een praktische reden: het vroegere werk van Rosas werd opnieuw opgevoerd. De voorstellingen waarover de tweede uitgave gaat, namelijk En Atendant en Cesena, worden nu ook nog steeds gespeeld. Door de Early Works en het tweeluik te vergelijken, kan je de evolutie naar een rijper kunstenaarschap blootleggen.” Waarom is het zo belangrijk om dergelijke studies te publiceren? “Ik wilde de poëtica en de structurele principes in het werk van Anne Teresa De Keersmaeker beschikbaar maken voor de studenten als een toegevoegd onderdeel bij de studiopraktijk. Tegelijkertijd is er een groot gebrek aan theoretische werken over hoe choreografieën tot stand komen. We 6
gebruikten het vorige deel als handboek voor de P.A.R.T.S.-studenten tijdens een seminarie, maar eigenlijk is het bedoeld voor een breed publiek dat kennis wil maken met de interne genese van het werk van Rosas. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat dit werk de praktijk zelf vervangt. De bedoeling is om de hele achtergrond en de context van het werk van Anna Teresa De Keersmaeker in kaart te brengen. Voor het vroege werk speelt die context een heel belangrijke rol: je mag niet vergeten dat Anna Teresa in haar beginjaren een autodidacte was. Het is veel belangrijker om iemands denken te verbeteren dan om de esthetiek ervan gewoon te kopiëren.” Is het de bedoeling om met deze reeks een tip van de sluier op te lichten over de ‘interne keuken’ van Rosas? “Heel wat aspecten van het werk van Anna Teresa De Keersmaeker blijven verborgen: niet alles ligt zomaar open en bloot in de
Is het gevaar van een doorgedreven ontleding niet dat je een voorstelling kapot analyseert? “Nee, dat is wel echt een ouderwetse benadering. De onwil om een vertoog te houden over je eigen werk was typisch voor de jaren 1980. Pina Bausch zei toen: ‘Door iets over mijn werk te zeggen, vervuil ik het…’ We leven nu in een totaal andere tijd. Ik denk bovendien dat mensen soms juist meer kunnen genieten van een voorstelling als ze die beter begrijpen en als ze wat meer over de achtergrond van die stukken kennen. Maar die achtergrondkennis is op zich niet noodzakelijk om van de voorstellingen te genieten. A choreographer’s score is juist bedoeld om duidelijk te maken wat de kunst van de choreografie kan betekenen: niet zozeer voor de ‘gewone toeschouwer’ – want persoonlijk denk ik dat de ‘gewone toeschouwer’ een fantoom is en niet bestaat.” Hoe moeten we die drang naar contextualisering, analyse en openheid duiden?
“In een tijd van YouTube en in de huidige kennismaatschappij is het toch niet meer dan logisch dat je met veel meer openheid spreekt over hoe bepaalde kunstvormen tot stand komen? William Forsythe stelde bijvoorbeeld voor om net zoals in de wetenschappen de praktijk van de peer review in te voeren. We moeten inderdaad af van de te gemakzuchtige commentaar waarbij choreografen elkaars werk bijna uit vriendelijkheid afdoen met ‘Het was goed’. Waarom zouden ze elkaar niet echt heel gefundeerde feedback kunnen geven? Uitwisseling kan alleen maar verrijkend zijn, toch?” Van Anne Teresa De Keersmaeker kon je twintig jaar geleden slechts met mondjesmaat wat commentaar ontlokken over haar eigen werk, en dan nog met veel tegenzin. Nu helpt ze zelf mee om haar choreografieën te ontsluiten. Hoe verklaar je die omslag? “Dat heeft volgens mij te maken met het feit dat ze nu samenwerkt met andere artiesten. Ik denk bijvoorbeeld aan Ann Veronica Janssens, Michel François, Boris Charmatz en Jérôme Bel. Als je samenwerkt, dan ben je natuurlijk verplicht om je werk te expliciteren. Die reflectie op eigen en andermans werk is meer dan een mode, het is een nieuw discours. Ook de jongere generatie helpt mee aan die nieuwe, open kijk. Mette Ingvartsen is bijvoorbeeld een van de voortrekkers van deze nieuwe openheid. En ik denk ook aan Jérôme Bels Catalogue raisonné. Je zou het kunnen vergelijken met wat in de jaren 1960 gebeurde in de filmwereld: in de Cahiers du Cinema beschreven cineasten als Godard of Truffaut hun films voor ze deze zelf begonnen te realiseren.” Komt er nog een vervolg in de reeks? “Inderdaad, we zijn nu een boek aan het voorbereiden over Drumming (1998) en Rain (2001).” Stefan Moens
© Rosas
7
Evelyne Coussens, freelance recensente voor De Morgen, vormde samen met juryvoorzitter en radiomaker Jan Hautekiet, actrice Natali Broods, programmator Cees Vossen en de Nederlandse theaterjournalist Robbert van Heuven de jury van Het Theaterfestival 2013. Zij blikt terug op het afgelopen seizoen. rug. Het lijkt alsof iedereen bang was en heel voorzichtig reageerde. Dat is niet enkel zo op het vlak van kunst. Mensen nemen weinig risico’s. Het lijkt er het klimaat niet voor, terwijl het in de kunsten nu misschien net het beste moment is om van zich te laten horen. Al is het een zeer menselijke reactie om voor voorzichtigheid te kiezen. Het zou niet mogen zijn, maar het is te gemakkelijk om daar op af te geven. De tien voorstellingen die wij gekozen hebben zijn de tien meest spannende voorstellingen die we gezien hebben.”
© Johan Martens
“They can call me any time” Je schreef een artikel over de ondervertegenwoordiging van de grote huizen in de selectie 2013. Hoe verklaar je die afwezigheid van bijvoorbeeld de stadstheaters? Evelyne Coussens: “Door de vele discussies beseften we met de jury dat er vrij weinig werk van de grote huizen in de selectie is geraakt. Verschillende voorstellingen zaten in de shortlist, zoals Half Elf Zomeravond en Een Lolita, maar ze moesten het op het laatste moment afleggen tegen de kleinere huizen die net iets meer sprankelende voorstellingen maakten. We mogen hier echter niet te snel uit concluderen dat de grote theaters slecht bezig zijn of suf theater maken. Het schieten op de grote huizen vind ik te gemakkelijk. Stadstheaters hebben een andere op8
dracht dan kleine huizen. Ze hebben een opdracht naar de stad toe, een artistieke opdracht, een internationale opdracht... De directeurs van stadstheaters dragen een grote verantwoordelijkheid. Als hun beleid te grote risico's neemt, heeft dat voor veel mensen grote gevolgen, terwijl beginnende gezelschapjes enkel voor eigen rekening werken.Er zijn redenen voor het feit dat de grote huizen minder aanwezig zijn in de selectie en daar wilde ik even de vinger op leggen in mijn artikel.” Was het een pover jaar qua voorstellingen? “Het lijkt vooral een braaf jaar en dat heeft te maken met de beleidsomstandigheden. In Nederland en Vlaanderen hebben we subsidiegewijs een zwaar jaar achter de
Kijk je anders naar theater voor de selectie dan voor een recensie? “Nee, totaal niet. Ik zag evenveel dit jaar als andere jaren. Wat verschilt, is de reflectie. Als journalist heb je weinig tijd om stil te staan en achteruit te kijken. Alles raast maar door. Nu had ik de luxe om samen te komen met mensen en te praten over de geziene voorstellingen. Dat mis ik in mijn dagelijkse praktijk. Het gesprek over wat we gezien hebben, wat die stukken zeggen, of er linken zijn tussen de voorstellingen, enzovoort. Die mogelijkheid tot reflectie is een cadeau en met deze vier mensen ging het heel goed. We hebben veel gediscussieerd, maar het was altijd een gesprek over theater.” Zie je opvallende tendensen dit jaar? “Tendensen openbaren zich pas later. Een jaar is te kort. Maar wat ik gemerkt heb, en dat is onder voorbehoud want de toekomst zal het uitwijzen, is dat mensen proberen op een creatieve manier om te gaan met de crisis. Er worden coöperatieven gevormd. Er ontstaan nieuwe productiesystemen, zoals De Derde Colonne van Dirk Pauwels. Verschillenden gezelschappen huizen samen onder één dak, enzovoort. Er ontstaan oplossingen voor de crisis. Er wordt meer op mensen ingezet en minder op geld.” Wat is je favoriete voorstelling? “Book Burning. Die voorstelling zou iedereen moeten zien. Ze werkt op alle niveaus: intellectueel, dramaturgisch, emotioneel en psychologisch.” Zouden ze je nog eens mogen vragen voor de jury? “Ja, zeker! Ik heb er veel aan gehad. They can call me any time.” Eline Van de Voorde
@zendelingen
@svenspur
@zendelingen
@filiptielens14
@filiptielens14
#theaterfestival13 @karelvanfra
@zendelingen
@zendelingen
@zendelingen
zelfgeschreven tekst nog wel. Niemand kon voorspellen of het zou lukken. Ik had nooit durven dromen dat we zulke positieve reacties zouden krijgen.” Heb je het gevoel dat je je dochter nu beter kent? “Ja, voor een stukje wel. Het grootste deel wist ik wel. Er zijn heel wat ontboezemingen waar de normale vader niet bij betrokken wordt (lacht). Het was heel leerrijk.”
“Mijn carrière in het theater begint nu pas echt” Mark De Proost staat tijdens Toestand naast zijn dochter Kristien op de planken. Geconcentreerd geeft hij haar attributen aan en regelt hij de snelheid van de loopband of het volume van de muziek. Ben je zelf ook met theater bezig? “ Ja, ik speel al vijftig jaar bij het amateurtheater. Ik kan mijn jubileum vieren (lacht). Ik zit bij twee gezelschappen: Kulturele Kring Streven uit Eppegem, waar ik speel en regisseer en Theater Playerwater in Kapelle-op-den-Bos. Ik word volgende week 74, maar ik speel nog altijd mee in één of twee producties per jaar. Zolang de memorie me niet in de steek laat, blijf ik dat graag doen. In Toestand valt de tekst nogal mee: ik zeg maar elf woorden.” Je dochter heeft theater dus meegekregen van thuis uit? “Dat zal wel, hé. Theater zit in de familie. Maar ik heb er nooit op aangestuurd dat Kristien actrice zou worden, integendeel. Op de humaniora was ze een heel goede studente. We hebben haar toen, samen met haar leraar dictie, aangeraden om eerst universiteit te gaan doen. Na haar studies Germaanse en een jaar theaterwetenschap-
pen is ze dan toch naar Studio Herman Teirlinck gegaan. Je voelde dat dat echt haar ding was, maar zo had ze ook een diploma om op terug te vallen. Haar moeder is trouwens ook nog veel met theater bezig geweest. Ze leidt momenteel een koor. We zijn dus alle drie veel van huis.” Had je ooit verwacht dat ze je voor Toestand zou vragen? “Nee, het kwam echt onverwacht. Ik wist dat ze al lang op een monoloog zat te broeden. Blijkbaar moest er dan een assistent zijn en ze dacht dat het wel leuk zou zijn indien haar eigen vader die rol op zich nam. Ik heb niet getwijfeld. Het is ook handig om afspraken te maken enzo. En ondanks mijn ander theaterwerk heb ik veel tijd.” Had je inbreng bij het stuk? “Een minieme inbreng. De tekst was al bijna af toen ik betrokken werd. Ik heb enkele suggesties gedaan over de volgorde, maar dat is het. Ik denk dat ik haar vooral op andere manieren gesteund heb. Bij Tristero kunnen ze heel kritisch zijn. Ze knabbelen daar op elke komma. Af en toe zeg ik dan tegen Kristien dat ze haar zin gewoon moet doen. Als zij vindt dat het zo moet, dan is het zo. Eigenlijk was ik heel bang. Het was de eerste keer dat ze met een monoloog op de planken staat, een
Tristero blijkt tot onze verbazing niet te verwijzen naar de driekoppigheid van het gezelschap, maar wel naar een organisatie uit een postmoderne roman. Peter Vandenbempt schetst de achtergrond van de naam: “Toen wij twintig jaar geleden een naam zochten, hadden we net alle drie The Crying of Lot 49 van Thomas Pynchon – een postmoderne Amerikaanse auteur – gelezen. Het hoofdpersonage van dat boek, Oedipa Maas, heeft een opdracht gekregen om een wilsbeschikking uit te voeren. Oedipa gaat op zoek 10
Vond je het ook confronterend? “Nee, eigenlijk niet. Ik dacht soms eerder ‘eigenlijk kon ik zo’n dingen wel verwachten van Kristien’ (lacht). Maar ik heb niet geprobeerd haar te censureren.” Toestand is een groot succes. Passen al die extra voorstellingen wel in je drukke agenda? “Ik heb me al één keer moeten laten vervangen. Een tijdje terug speelde ik mee in een jubileumstuk. Met de repetitiemomenten konden we nog schuiven, maar de speeldata lagen al lang vast. Toen heb ik voor haar een vervanger gezocht. Een vriend van mij had tijd. Hij had vroeger nog toneel gespeeld en heeft ongeveer hetzelfde postuur als ik.” Wat brengt de toekomst voor jou? “Mijn carrière in het theater begint nu pas echt (lacht). Josse De Pauw maakt volgend jaar op Avignon een voorstelling met allemaal 70-plussers. Daarvoor heeft hij mij gevraagd. Ik mocht nog twee vrienden zoeken die ook wilden meedoen. Ik vind het wel dapper dat hij met amateurs naar zo’n prestigieus festival gaat. Josse De Pauw bewerkte twee teksten van Michel De Ghelderode: De vreemde ruiter en De vrouwen bij het graf. De eerste tekst speelt zich af in een oudemannenhuis waar iedereen aan het klagen en knorren is. In het tweede deel spelen allemaal vrouwen, waaronder Kristien.” Karolien Byttebier Rini Vyncke
naar wie daar achter zit, en stoot op het bestaan van een geheime organisatie: Tristero.” Tristero blijkt een ondergronds postbedelingsbedrijf te zijn, zo legt Peter uit: “De organisatie verdeelt niet via de traditionele brievenbussen, maar gebruikt spoelbakken van wc’s, vuilbakken... In het boek van Pynchon wordt uitgelegd dat de organisatie historisch gegroeid is, en ontstaan in een periode waarin er één groot monopoliebedrijf voor de post in Europa was: Thurn und Taxis – dat bedrijf heeft trouwens echt bestaan. In het boek wil Tristero het monopolie van Thurn und Taxis doorbreken. De organisatie wordt in het boek vrij vaag gehouden en dat maakt ook deel uit van de charme van het boek: dat er meer gesuggereerd wordt dan bewezen. Toen we een naam kozen, stelde een van ons Tristero voor en we konden ons daar allemaal wel in vinden. Het is een naam die an sich geen betekenis heeft, maar wel herkenbaar is.” Lise Eelbode
Twee maanden geleden werden 9 jongeren uitgenodigd om zich minstens voor de duur van Het Theaterfestival fataal aangetrokken te voelen tot één van de geselecteerde voorstellingen. Het doel van hun missie is onbekend. Voor de één eindigt het in een ontmoeting. Voor de ander in een vers voetspoor. Volg alles op blog.fabuleus.be. Een zoektocht naar jezelf. Naar je doen en laten. Naar je denken. Naar je zoeken. Wat eet je het liefst? Van wat hou je en wat kan je echt niet hebben? Wat zijn jouw verlangens, behoeftes, gedachtes? Haal het gênante naar boven. Vind het mooie en het lelijke. Probeer te blijven graven, stel je helemaal bloot. Zet jezelf in woorden. En laat je lezen als een boek.
Ik heb onhandelbaar bruin kort haar. Mijn wenkbrauwen staan hoog boven mijn ogen en ze zijn zo gevormd dat ik er nogal streng uit zie. Mijn ogen zijn felblauw, iets waar ik best wel fier op ben. Mijn neus is groot en rondvormig, die wordt helemaal overheerst door de puisten. Mijn hoofd is veel te klein voor mijn lang uitgerekt lichaam dat er heel gek uit ziet. Ik heb echte bouwvakkersschouders, ze zijn veel te breed in verhouding en laten me er heel mannelijk uitzien. Ik heb te kleine borsten naar mijn goesting, je hebt een vergrootglas nodig om ze duidelijk te kunnen zien. Ook mijn armen kloppen niet in verhouding, ze zijn veel te lang en maken me nogal slungelig, zo kan je goed zien dat ik afstam van de apen. Ik heb een vrij smalle taille, mijn heupen vallen mee, al beginnen die fameus uit te zetten. Mijn benen zijn lang en smal. Iets waar vele vrouwen jaloers op zijn en mannen graag naar kijken. Wat ik dan weer niet snap: geef mij maar wat kortere benen, dan steek ik er niet overal zo uit.
Och, al bij al kan ik met alles wel leven. Probeer steeds verder te kijken leg steeds grotere afstanden af Loop als een vreemde door mijn leven neem steeds een nieuwe afslag zoekend naar de wieg waar ik heb in gelegen zoekend naar het spel dat ik speelde zoekend naar het lied dat ik zong het lied dat ik zal zingen Ik houd mijn hoofd boven water houd altijd mijn hoofd boven water! Zal nooit verzuipen blijf pijlrecht staan Laat me niet zomaar versmoren, laat mij niet zomaar vergaan laat mij zijn in mijn eigen bestaan Laat me zoeken laat me tasten laat me vinden wat ik reeds al vond leid me niet de weg, fluister me niets voor Ik zal blijven zingen tot de glazen breken ik zal blijven dansen naar mijn eigen spiegelbeeld ik zal mijn ogen blijven draaien bij elke leerkracht die me zegt wat ik moet doen en laten ik zal wijven met een legging blijven uitlachen en ugg’s... daar zal ik maar over zwijgen ik zal blijven fouten maken op dt maar vooral zal ik blijven hopen op een overwinning voor de rode duivels Siebe Geens
11
WORDCLOUD
TELEX
AGENDA
COLOFON
SPONSORS
An Old Monk LOD/JOSSE DE PAUW & KRIS DEFOORT THEATERTWITTER
Gisteren maakten we een unieke voorstelling van mightysociety10 mee op Het Theaterfestival: regisseur Eric de Vroedt stond voor het eerst in twaalf jaar
opnieuw op de planken. Eric had zijn tekst goed ingestudeerd, want de souffleur in het publiek moest hem niets influisteren. — Het publiek wilde duidelijk meer
over mightysociety weten, want de magazines en cd's die het gezelschap na afloop uitdeelde, vlogen de deur uit. — Productieleider Karen Verlinden redde een aantal
verdwaalde toeschouwers uit de nood door haar fiets af te staan, zodat ze op tijd waren in de Kaaistudio's voor de voorstelling. Wat een toestand!
zaterdag 31 augustus 2013 11:00
Expo An Old Monk BenOît VAN INNIS & BACHE JESPERS
KaaitHEATER
16:00
Tropoi FROEFROE
BRONKS
17:00
Boekpresentatie ROSAS
KaaiSTUDIO'S
20:30
Toestand Tristero/Kristien De Proost
Kaaistudio’s
20:30
A Brief History of Hell ABATTOIR FERMÉ
KAAITHEATER
zondag 1 september 2013 11:00
Expo An Old Monk BenOît VAN INNIS & BACHE JESPERS
KaaitHEATER
16:00
Tropoi FROEFROE
BRONKS
20:30
A Brief History of Hell ABATTOIR FERMÉ
KAAITHEATER
20:30
All That is Wrong ONTROEREND GOED & LAIKA
KAAISTUDIO'S
21:30
Nagesprek KOBA RYCKEWAERT
KAAISTuDIO'S
Filip Tielens Stefan Moens, Eline Van de Voorde, Sven Spur, Karolien Byttebier, Rini Vyncke, Lise Eelbode VORMGEVING Mies Van Roy WORDCLOUD Bregt Van Wijnendaele — www.zendelingen.be REACTIES filip@theaterfestival.be
Sainctelettesquare 20, 1000 Brussel Onze-Lieve-Vrouw Van Vaakstraat 81, 1000 Brussel BRONKS Varkensmarkt 15-17, 1000 Brussel FESTIVALKEUKEN doorlopend geopend van 12u tot 20u30 in Kaaicafé ONLINE www.theaterfestival.be, www.facebook.com/het.theaterfestival
HOOFDREDACTIE
FESTIVALCENTRUM KAAITHEATER
REDACTIE
KAAISTUDIO’S
Lees alle dagkranten online op www.issuu.com/hettheaterfestival