- State of the Union 1. Ik begin met iets wat weinig mensen weten. Toen ik klein was, niet ouder dan twaalf of dertien, wou ik Anne Teresa de Keersmaeker zijn. We verjaren op drie dagen van mekaar én we zijn allebei tweeling van sterrenbeeld én we zijn allebei geboren in Mechelen én we zijn allebei zot van sushi. Ze is mijn grote zus die ik nooit zie, tenzij op de bühne. Ze is mijn boegbeeld, mijn inspiratie. Anne blijft mij verrassen, laatst nog, met misschien wel haar mooiste werk tot nu toe, een prachtige choreografie voor een videoclip van Beyoncé. En ik wilde, net als Anne, dansen, reizen, regisseren, samenwerken, interessante mensen ontmoeten, zeewier eten, baron worden en geschiedenis schrijven. Als er iemand verantwoordelijk is voor mijn kennismaking en ambitie in de podiumkunsten, dan is het Anne wel. En het maakt mij diep en diep ongelukkig. De dag dat ik besloot te spelen was een ramp. Voor ge op moet, moet ge eerst terug af. ALLES vlucht, alles wilt uw lijf uit. En terwijl ge staat te wachten voor ge op moet, maalt het hoofd: ‘waar zijt ge mee bezig?’. Het is onnatuurlijk voor een mens om op scène te staan. Toen ik begon te regisseren werd het vreselijk. Elke beslissing die ik neem op persoonlijk vlak, voelt als verbonden met wat ik maak, en wat ik maak, verbonden met hoe ik leef. Sindsdien is mijn bestaan een pak minder aangenaam. Terwijl mijn vriendin taarten bakt of op een zeldzaam moment gewoon eens naast mij zit, regisseer ik haar. ‘Ge moet zo zitten, nee met uw hoofd zo, wacht eens, zegt dat ne keer zo, nee opnieuw, opnieuw’. Elke week ga ik bij mijn ouders langs, Staf en Liza. Ik verschuif hun meubilair, kleed hen uit en anders aan, schroef de lampen los in hun luchter zodat die flikkert en zet een soundscape op. Ze moeten heel traag bewegen van mij, mijn ouders. En het is afgrijselijk maar ik kan er niet mee stoppen. Ik heb het geprobeerd maar het gaat niet. ‘Ik sla eens een jaar over,’ of ‘misschien maar één stuk dit jaar’, vergeet het, het is een ramp. Ik ben niet geliefd, vraag maar aan mijn studenten. Mijn lief vindt mij moeilijk. Mijn buren vinden mij een klootzak. Alleen de minister ziet mij graag. Ik ben een verschrikkelijk mens en ik neem theater dit alles kwalijk. Theater maken drijft zoveel getalenteerden onder ons genadeloos de grond in. En toch kan ik er niet mee stoppen. Ik smeek, val op mijn knieën, bid tot de heilige Julien. Ik brand een kaarske tot Antje. Maar niets helpt. Niks. En dat maakt mij zielsgelukkig. Ik lach me elke dag te pletter. Ik heb mij nog nooit zo goed gevoeld. Ik ben eindelijk een door en door gelukkig mens, nu ik redenen zat heb om ongelukkig te zijn.
2. coop.1 Kunstenaars, moeten doen zoals iedereen: éérst werk verrichten dat voor andere mensen nuttig is en tijdens hun vrije tijd hun hobby uitvoeren. 1Loes Ik ben zaakvoerder van een KMO, het zijn voor ons ook harde tijden. Ons businessplan is NIET gebaseerd op het al dan niet scoren van subsidies. Wie vindt dat zijn l'art pour l'art moet gefinancierd worden, moet zich maar een oor afsnijden en er ons geen aannaaien. garage575 Van hetgeen ze nu kunst noemen mag 85% gewoon op de vuilhoop. Gedaan met wrakhout, mosselpotten en strontmachines. keteltje5 Waarom moet de hele gemeenschap betalen voor iets wat een klein deel aanbelangt? Verhoog de ingangsprijzen (die snobs kunnen het toch betalen om te paraderen met het kleedje van hun vrouw of hun maîtresse) en laat de burger die lak heeft aan heel dat snobistisch gedoe gerust. rikkert.bal Het zou moedig zijn mocht de kunstsector het publieke debat aandurven. Het getuigt van lafheid dat ze zich beperken tot anonieme commentaren die bovendien bijzonder gratuit zijn. Dit is een bijzonder kleine greep uit het soort reacties dat we kennen en regelmatig gepost wordt als commentaar op cultuurberichtgeving. Onze houding is geworden om dat soort reacties te negeren. We weten waar ze vandaan komen, er is niets aan te doen, olie op het vuur, je reageert pas door sterk werk te maken, je stopt een bloem in de loop van een geweer, máááárrr omdat er zo weinig reactie komt moet er soms, sóms, basaal, impulsief en onredelijk worden opgetreden tegen de anonieme kunsthater. Dus. FUCK YOU. Fuck you, fuck you, fuck you. Ja, fuck you, bange anonieme cultuurhatende trollen. Foei en fuck you, slecht opgevoede, zure, domme en anonieme onbeschofteriken. Over mijn knie en billekoek met de vlakke hand. Fuck you. Okay? Fuck you, het is geen oplossing maar het voelt heel bevrijdend: fuck you. Mensen zijn bange wezens en in tijden waarin we het woord ‘crisis’ maar genoeg herhalen, worden we nog banger. Vanuit die angst ontstaat vijandigheid en we halen uit. De mens bijt en klauwt, wordt een wild, onredelijk beest. En dat willen we niet. We willen gemoedsrust, veiligheid en zekerheden. Mijn ouders – Staf en Liza – hopen nog steeds dat ik een échte job ga zoeken, ‘want dan zijt ge zeker’. Maar niets is ‘zeker’ aan wat artiesten doen. Dat weten we. Toen we kozen voor dit werk wisten we dat het kiezen was voor een leven lang ‘niet zeker zijn’. Wat we maken is niet zeker, ons inkomen is niet zeker en wat we zijn is niet zeker. Als we iets zijn, is het wel onzeker. Diep in ons binnenste zijn we allemaal onzekere mensen, maar de kunstenaar flaneert ermee. We flaneren met imperfectie. In onze voorstellingen hebben we het over ‘wat het is om mens te zijn’. Onze personages belichamen menselijke aspecten die de meesten onder ons niet graag associëren met ‘mens zijn’ - laat staan met zichzelf. Niet zelden hint een voorstelling naar een verboden wereld gekoppeld aan angsten, verlangens of obsessies.
We breken in. Wij tonen wat je niet wil zien en daarom kijk je: omdat je het niet wil zien. En daarom is het soms zo moeilijk om te kijken. En daarom kijk je, om wat je niet wil zien. Vroeger was je zo goed als het beste werk dat je ooit hebt gemaakt, nu ben je maar zo goed als het laatste werk dat je hebt gemaakt. Mensen worden overstelpt met desinformatie; het nieuws en de kranten zijn al lang niet meer het nieuws en de kranten. Het is gehermonteerde realiteit gericht op kijkcijfers en lezersaantallen. Grenzen vervagen. Populair en populisme betekent hetzelfde. Bloot op een scène is onnodig, elitair en moet dat nu weeral ? Bloot op TV is geil, hebt ge het gezien? Bloed op de bühne expliciet en is-dat-nu-nog-normaal ? Bloed op het journaal sensationele snuff.
3. In den beginne was er de artiest, een spectaculair en magisch wezen, exclusief als de Fiji-meermin en curieus als de Maagdenburger halve bollen. We associëren het idee van magie met vrouwen op bezems en mannen met punthoeden. Maar magie is een ander woord voor het maken van kunst. De archetypische heks met haar toverbrouwsel genas in de middeleeuwen misschien een lamme poot of een scheel oog, maar de minnestreel of troubadour kon zo’n krachtig lied schrijven dat iemand bejubeld of vernederd werd, ook twintig dorpen verder, generatie na generatie, eeuw na eeuw. Sinds mensenheugenis heeft men de kunstenaar opengesneden, verpakt en uiteindelijk verkocht door hem te categoriseren. Hij/zij werd geklasseerd als schrijver, schilder, muzikant, beeldhouwer, schouwspelartiest,... Dan verkapt tot subgroepen-binnen-subgroepen: jeugdtheater, teksttheater, poppentheater, figurentheater, repertoiretheater, muziektheater, danstheater, bewegingstheater, theater zonder tekst,... Pas als het beestje een naam heeft, kan men het catalogiseren, verspreiden en verkopen. En aldus werd een steeds specifiekere terminologie uitgevonden, om ‘het artistieke element’ te kunnen vatten. De ‘magier/kunstenaar’ werd weggecijferd uit de vergelijking. De inhoud raakte verloren en we zijn gaan geloven in de verpakking. Maar de waarheid is dat we niet te vatten vallen, dat we veel meer zijn dan dìt of dát soort theatermaker, dat we over veel meer capaciteiten beschikken. Al we weten over de natuur van de artiest is: dat hij of zij hard wil werken, preferabel onder optimale omstandigheden die hij zelf bepaalt. De artiest wil met rust wil worden gelaten. Hij wil ongegeneerd zo onnozel of serieus zijn als hij dat wil. Mogelijk aan een onnavolgbaar tempo van ‘t een in ‘t ander. Omdat dat kan, omdat dat mag. En de artiest hoopt van af en toe geapprecieerd te worden. A coven of witches. Magie wint aan kracht bij gratie van de groep. Maar als een deel van de groep in slaap dommelt en geen grenzen wil verleggen en niet tegen heilige huisjes wil schoppen; als een deel van de groep zich mak houdt en zich niet wil uitspreken en het aan de zakelijke madammen en meneren overlaat om te lobbyen en uitsluitend voor eigen zaak te vechten; als een deel van de groep verwacht serieus genomen te worden door zich keer op keer over te geven aan soap, middelmaat, commercie en Studio 100-shit – en ja, af en toe moet je effe proeven om niet te vergeten wat het is, maar komaan zeg! A coven of witches! Magie wint aan kracht bij gratie van de groep. Maar de groep is te veel gericht op ‘overleven’ en laat zich daardoor stevig in de reet naaien door coop.1, 1Loes, garage575, keteltje5 en rikkert.bal.
4. Wat is het nut van een voorstelling? Geen idee. Wat is het nut van schrijven? Wat is het nut van dansen? Wat is het nut van liedjes maken? Geen idee, maar het is in elke cultuur ontstaan en als het goed gedaan is, zingt en danst iedereen mee. Waarom? Geen idee, maar iedereen weet dat wanneer je lastig bent of depressief, een bolleke ijskreem, al is het maar voor heel even, heilzaam werkt. Ik zie een voorstelling als een vreemde nonkel die ge niet graag op een familiefeest ziet komen. Een oom die sterke verhalen vertelt en aan de vrouwen zit, staat te dansen als iedereen zit, naast de WC- pot pist en als laatste blijft, òf weg is voor iemand het in de mot heeft. Maar hij is wel goed met de kinderen. En ik zie theater als familie van de droom of nachtmerrie. Een droom overvalt u, ge ontsnapt er niet aan, ge verwerkt een stuk van het dagdagelijkse. Toneel als dagdroom die – live – probeert in te breken op de realiteit van een publiek. Antonin Artaud zei: “We zijn op zoek naar verstrooiing waardoor we vergeten zijn dat er nood is aan een ernstige theatertaal, die dat wat we menen te kennen door mekaar haspelt. Een theater dat ons inspireert met zijn hypnotische beeldentaal en zich tot ons verhoudt als een spiritueel therapeut wiens aanraking men nimmer vergeten kan.” Een spiritueel therapeut! Laat daaruit het volkslied van de natie voortvloeien. Niet alleen voor het komende jaar, maar op zijn minst voor de volgende twintig. Theatermakers! In mythe, folklore en kunst is het de nar die compulsief anarchie installeert. De nar als gezworen vijand van het establishment met ook een positieve kant: hij belichaamt de primitieve energie die uit het diepst van de psyche opborrelt, zonder dewelke onze levens flauw en saai zouden zijn. Hij is de vuurbrenger en wensenvervuller. Zowel dierlijk als goddelijk, zowel vernietiger als schepper. De homo ferus, de wildeman die de wildernis bewoont net buiten de grenzen van de samenleving. In afgeleide vorm: de geek, een wezen dat de samenleving – om te overleven – het liefst zou negeren, maar dat evengoed een leven redt van steriliteit en het daardoor vruchtbaar maakt. Die vruchtbare energie, die wordt opgeroepen door ritueel, is de centrale functie van de sjamaan, de tovenaar, de theatermaker, de kunstenaar. Word terug tovenaar, word freak, word paria. Denk averechts om vooruit te geraken. Denk van binnen naar buiten, van onderin en van bovenop. Denk micro, macro en meta. Experimenteer. Maak werk waarvan je bang bent om het te tonen. Het kan, op dit moment, niet abnormaal of raar genoeg zijn. Artaud beschreef de routines van de Marx Brothers als anarchistisch en daardoor op een juiste manier gevaarlijk. We moeten niet regulariseren maar destabiliseren. Wij zijn de tolken tussen de desinformatie en wat écht is, we zijn de pastoors die leren mensen zichzelf te vergeven, we zijn het geheugen in de modder, wij zijn de basis van de psychotherapie, wij zijn de tot vlees geworden droom, wij zijn het ontbrekend perspectief. Ideeën die doormalen in je slaap en waar je voor opstaat, waar je om drie uur ‘s nachts de spelers voor gaat bellen en met een teveel aan energie door donkere straten gaat dolen. Zou een voorstelling doorwerken, als alle toeschouwers slapen, als een soort van collectieve droom? Kunnen we het publiek onder narcose brengen? Met toestemming natuurlijk, met dokters enzo. Wat als die voorstelling Midzomernachtsdroom is? Of Droomspel? Interessant falen is nooit een probleem geweest. Het beste, het spannendste werk is datgene waarvoor je een enorme stap in het duister neemt, waarbij je voor geen meter weet waar je de volgende dag op gaat uitkomen. Op uw bek gaan. Kan dat een subsidiëringsvoorwaarde worden? Een toelage voor creatief falen. Kunnen we de plicht tot risico decretaal vastleggen?
Ik zou ook graag een oproep doen tot meer ontoegankelijkheid. Maak stukken over stukken die gaan over het maken van stukken en doe dat in het sanskriet. Regisseer een voorstelling waarvan je niet weet dat het er een is tot voor je uit het niets applaus hoort. Dit is een oproep tot ontoegankelijkheid. Maak een voorstelling in Groenland over Poperinge, of omgekeerd. Begin met het einde en vergeet hoe het begonnen was. Geef een drie dagen durend feest, voer het publiek dronken en speel ‘Under the Volcano’. Vervang alle lidwoorden in ‘Woyzeck’ door de namen van medicijnen. Maak een sociaal-artistieke voorstelling die uitsluitend via Facebook wordt gerepeteerd. Nodig gorilla's en bonobo's uit om naar een theaterpubliek te komen kijken, laat het licht aan op de tribune, spuit er rook bij en noem het ‘Mensen in de mist’. Stel jezelf de vraag voor een voorstelling in premiere gaat: is het genoeg? Is het waardevol genoeg om te tonen? Vertelt het wat ik wil dat het vertelt? Is het genoeg? En fuck je privé-leven. Wat is dat ook als kunstenaar, privé. Zouden we niet veel liever heel de tijd werken, zelfs als we niets doen? Het is goed om baby’s en partners en vrienden te hebben en even weg van theater. Maar niet écht. Toch? Niet écht. Niet vergeten: meer privé dan ons werk kan het niet worden. Laat alle betrokkenen – kunstenaars, critici, beleidsmakers – onmiddellijk stoppen met zichzelf en mekaar bang te maken. We moeten artiesten opnieuw het signaal geven dat alles kan en mag. Alleen zo kom je tot groot werk. Artiesten, breng uzelf terug bij mekaar. Kunst levert kunst op. Zullen we terug toonmomenten voor mekaar gaan houden? Samen dingen maken, niet uit opportunisme maar vanuit artistieke urgentie? Mekaar een spoedcursus ‘springen in het duister zonder parachute’ aanleren? Zullen we weer manifesten gaan schrijven? Zullen we in eigen boezem kijken en als sommigen voelen dat het vuur niet meer brandt, de kaars durven doven? Zullen we afspreken dat we bereid zijn om, als het echt moet, samen de oorlog in te gaan? Het gaat niet over genre, over of de pers het al dan niet lust, over laagdrempeligheid. Het gaat niet over het masseren van de publieke opinie, over participatie, over het verwerven van management skills in human resources, over nieuwe boekhoudkundige modellen, over alles omzetten in getallen en tabellen, over jesus-fuckin’-christ wat gaan ze nog allemaal verzinnen om ons bang te maken? Zullen we beleidsmakers vragen zelf ook niet zo bang te zijn – bang om de status quo te breken, om zichzelf, maar ook de praatjesmakers in het veld, uit te dagen om het over inhoud te hebben, om voor kwaliteit en niet voor prestige of smaak te gaan, om de koehandel stop te zetten, om terug wat zuurstof in het gesprek te pompen, om niet door iedereen geapprecieerd of geliefd te willen zijn? Dit is wat me opviel toen ik mijn eerste voorstelling van Anne zag: de wereld is van nature in beweging; stasis is uitgevonden door mensen omdat mensen niet houden van verandering. Telkens we met onze ogen knipperen, wordt ons de wereld vanonder de voeten getrokken. Wat we maken is niet zeker en wat we zijn is niet zeker. Wij zijn onzeker en vanuit die zekerheid kan alles.
5. In 1992 viel een container op weg van China naar de States in de Stille Oceaan en werden 29.000 rubberen eendjes in open zee geloosd. Tien maanden later spoelden de eerste eendjes aan in Alaska. Sindsdien vinden we de eendjes terug aan de kusten van Hawaii, AustraliĂŤ en Zuid-Amerika. Ruwweg 2.000 van de eendjes bevinden zich in de grote ringvormige zeestroom van de Stille Oceaan; een vortex van verschillende stromen. Objecten in die vortex zijn meestal gedoemd om voor altijd hetzelfde parcours af te leggen. Alleen een storm kan de objecten losrukken uit zo'n grote zeestroom. Twintig jaar later spoelen de eendjes nog steeds aan op kusten, en hun aantal in de vortex is afgenomen. Het is mogelijk om zich te bevrijden, zelfs na jaren van eenzelfde traject is bevrijding en aanlanden op de kust mogelijk. Al het vereist, is een storm.
Stef Lernous.