HJK februari 2019

Page 1

Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen

Basisvertrouwen in de klas Lerend spelen in groep 3 Peuteropvang op drift?

Nr. 6 – Jaargang 46 – feb. 2019

www.hjk-online.nl


sociaal-emotioneel

Veilige hechting als basis voor ontwikkeling

Basisvertrouwen in de klas Basisvertrouwen is het vertrouwen van kinderen in de vaste opvoeder, en tegelijkertijd het vertrouwen in zichzelf. Kinderen met voldoende basisvertrouwen hebben zelfvertrouwen, zijn in staat hun emoties te reguleren, functioneren sociaal leeftijdsadequaat en durven terug te vallen op de steun van ouders, opvoeders en leerkrachten. Ze komen hierdoor aan exploratie en leren toe. Hoe herken je als leerkracht (minder) basisvertrouwen in de klas? En wat kan je doen om deze basisvoorwaarde voor ontwikkeling in de klas tot stand te brengen?

Lotte Adriaans en Janet Gooden zijn beiden orthopedagoog generalist en hebben hun eigen Basic Trust-praktijk in de regio Oost-Brabant

E

lke baby wordt geboren met de neiging om bij volwassenen troost en bescherming te zoeken. En volwassenen hebben een aangeboren neiging om die baby te beschermen (Bowlby, 2003). Hechting is één van de eerste en meest basale ontwikkelingstaken van kinderen. Het ervaren van geborgenheid en nabijheid geeft het kind bestaansrecht, het gevoel van het er mogen zijn en ik-besef. Er ontwikkelt zich een interne blauwdruk over wat anderen doen als je hulp nodig hebt. Hierbij is de beschikbaarheid van de ander cruciaal. Alleen aanwezigheid van een opvoeder is niet voldoende.

Onveilige hechting Bij één op de drie kinderen is er sprake van minder basisvertrouwen, ofwel een onveilige hechting. Ze laten dan meer internaliserende en externaliserende problemen zien (Polderman, 2018). Dit gevoel van basisvertrouwen en basisveiligheid is een voorwaarde voor een gezonde lichamelijke, verstandelijke, sociale en persoonlijkheidsontwikkeling (Colonessi et al., 2012). Als een kind voldoende basisvertrouwen heeft, kan het op school ‘eruit halen wat erin zit’. In een klas met dertig kinderen zitten dus circa tien kinderen met minder basisvertrouwen. Levi is een vijfjarig jongetje. Zijn ouders zijn pas geleden uit elkaar gegaan. Voor de echtscheiding was er veel sprake van ruzie en geschreeuw in huis. Levi heeft in de ochtend wisselend moeite met afscheid nemen. Als zijn moeder hem naar school brengt, klampt hij zich aan haar vast. Hij huilt en lijkt haar niet los te willen laten. Als vader hem wegbrengt, beweegt hij zich stoer met zijn broers over het schoolplein en straalt hij uit het allemaal wel zelf te kunnen. Op dagen dat er op school iets te doen is en ouders mogen komen kijken, kruipt hij het liefst bij zijn moeder op schoot en laat haar niet 4

HJK februari 2019

meer los. Op die momenten lukt het hem niet om samen met de klas iets te doen. Levi is wisselend aanwezig. Hij kan lief en geconcentreerd bezig zijn en het andere moment is hij fysiek onrustig en haalt hij kattenkwaad uit. Als er thuis niet goed een hechtingsband tot stand kon komen of als het kind later een hechtingsfiguur is verloren (zoals bij adoptie of complexe scheiding), zal het kind bang zijn om zich nog aan iemand toe te vertrouwen. Het weten dat de ander er voor hem is en altijd voor hem zal blijven, is er onvoldoende. Deze angst van het kind zit heel diep. Het kind heeft dan een tekort aan basisvertrouwen. Indien er daarbij sprake is van internaliserende of externaliserende problemen, spreek je van een problematische gehechtheid. Vaak hebben kinderen met onvoldoende basisvertrouwen moeite om zich aan de volwassenen toe te vertrouwen. Zij laten zelf bepalend gedrag zien, zijn motorisch onrustig, hebben concentratieproblemen en kunnen moeilijk zelfstandig werken of samen spelen. Zij kunnen hun emoties nog onvoldoende reguleren en ervaren snel stress. Vaak zijn deze kinderen hyperalert en nog zo bezig met het in de gaten houden van anderen, dat zij nog onvoldoende kunnen herkennen wat zij zelf voelen (Van der Kolk, 2016).

Stressregulatiesysteem Signalen van een verminderd basisvertrouwen kunnen heel divers zijn, echter is alles te herleiden tot de angst om zich toe te vertrouwen. Verwarrend is dat een kind op school heel ander gedrag kan laten zien dan thuis. Ook kunnen kinderen tot twaalf jaar bij de verschillende opvoeders ander hechtingsgedrag laten zien. Vanaf twaalf jaar wordt hechtingsgedrag meer een persoonlijkheidstrek die de jeugdige bij iedereen op min op meer dezelfde manier laat zien. Dit is overigens tot op volwassen leeftijd nog te veranderen.


spelen

Spelen alleen voor kleuters? Echt niet!

Lerend spelen in groep 3 In groep 3 valt door middel van betekenisvolle thema’s voor kinderen in spel veel te leren. De betrokkenheid van de kinderen is daarbij groot en zij hebben een actieve leerhouding. Voor die betrokkenheid en het enthousiasme van kinderen ga je als leerkracht de uitdaging van het combineren van leren en spelen graag aan. Hoe geef je dat vorm?

Marianne de Wit-Polet is specialist jonge kind, intern begeleider en groepsleerkracht op ontwikkelingsgerichte basisschool Ackerweide in Pijnacker

O

p basisschool Ackerweide in Pijnacker wordt gewerkt volgens de principes van ontwikkelingsgericht onderwijs (OGO). Daarbij is spelen voor jonge kinderen de ultieme manier om tot ontwikkeling en dus tot leren te komen. Rond de leeftijd van zes of zeven jaar gaat het lerend spelen over naar bewuste leeractiviteiten (Bodrova & Leong, 2007). Dit neemt niet weg dat ook deze kinderen nog veel kunnen en willen leren in spel. In de groepen 3 op Ackerweide volgen in een schooljaar vijf ontwikkelingsgerichte thema’s vanuit sociaal-culturele praktijken (Janssen-Vos & Van der Meer, 2017) elkaar op. De leerkrachten zien het als uitdaging om de balans te vinden tussen de verplichte leerstof en betekenisvolle spelactiviteiten binnen de thema’s.

Starten in groep 3 Een doorgaande leerlijn voor kinderen van nul tot acht jaar vinden onder andere Janssen-Vos en Van der Meer (2017) belangrijk. Kinderen in deze leeftijd ontwikkelen zich door activiteiten met een spelkarakter. Het is niet wenselijk om alleen jonge kinderen te laten spelen, een knip bij vijf- of zesjarigen te maken en dan over te gaan naar het meer schoolse leren. In de brochure Doorstroom van kleuters van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en de PO-Raad (2016) wordt ook gesproken over ‘het spelgeoriënteerd aanbieden van het onderwijs in groep 3’. Zeker omdat zij pleiten voor het terughoudend zijn in het

Spelen in groep 3 vormgeven Nodig voor spelen in groep 3: • Thema’s vanuit sociaal-culturele praktijken. • Betekenisvolle spelhoeken. • Rijke leeromgeving. • Balans tussen leren en spelen. • Leerkracht met vertrouwen in eigen professionaliteit.

10

HJK februari 2019

verlengen van de kleutertijd van ‘herfstkinderen’ (kinderen die in oktober, november of december jarig zijn). Wanneer deze kinderen met vijf jaar starten in groep 3, zou je hen met alleen het schoolse leren tekortdoen in hun spelbehoefte. Als leerkracht van groep 3 is het na iedere zomervakantie erg verleidelijk. De kinderen hangen aan je lippen en zijn in voor schriften, boeken en werkbladen aan een eigen tafel. Wanneer de kinderen dan vermoeid over hun tafel hangen, zijn we weer in die valkuil getuimeld en hebben we hen overvraagd. Je mag van kleuters niet verwachten dat ze direct bij de start van groep 3 het ‘lerend spelen’ (Dobber & Van Oers, 2018) verleerd zijn in zes weken zomervakantie. Een meer vloeiende overgang vanuit de kleutergroepen is het streven. Samen met mijn collega’s bouw ik graag voort op die actieve, spelende manier van leren zoals dat in de kleutergroepen wordt ingezet. Drie kenmerken van spel (Dobber & Van Oers, 2018) zijn voor ons ondersteunend bij het vinden van de balans tussen leren en spelen.

1. Hoge mate van betrokkenheid De betrokkenheid van kinderen bij het thema en bij het spel is het eerste kenmerk. Het begint met het scheppen van voorwaarden om tot spel te komen. We richten een rijke leeromgeving in (Janssen-Vos & Van der Meer, 2017). Daarbij maken we gebruik van het lokaal en de gang. Samen met mijn collega’s in de groepen 3 plannen we op ontwikkelingsgerichte wijze een thema dat past bij de belevingswereld van kinderen en wat daardoor betrokkenheid oproept. Een van de eerste vragen die wij ons stellen is: wat zijn spelmogelijkheden tijdens dit thema? Op die vraag moeten we antwoord kunnen geven. Zo start er nooit het thema ‘Lente’. Het thema vanuit een sociaal-culturele praktijk ‘Wij hebben een bloemenwinkel’ kan wel van start. Ieder thema wordt er gezamenlijk met de kinderen een themahoek ingericht. Dit is bijvoorbeeld een


sociaal-emotioneel

Zeven gewoonten van ‘The leader in me’

Werken aan persoonlijkheid Kleuters hebben invloed op hoe ze omgaan met de wereld. Daar hebben ze vaardigheden bij nodig die ze nog moeten ontwikkelen. ‘The leader in me’ is een aanpak die kan helpen bij het ontwikkelen van hun persoonlijkheid en het grip krijgen op hun eigen leven.

Hilbertine Bos is onderwijspedagoog en groepsleerkracht op de Ichthusschool in Nijkerk

E

Hans Bakker is onderwijspedagoog en lector ‘Talenten & Opbrengsten’ aan de pabo van de Christelijke Hogeschool Ede

en kleuter wordt van een egocentrisch wezen steeds meer een sociaal wezen. Vandaar dat het jammer is om pas in de puberteit of volwassenheid te werken aan de persoonlijkheid. Door schade en schande hebben veel mensen een persoonlijkheid ontwikkeld en geleerd om keuzes te maken, maar dat kunnen ze al zoveel eerder leren. Hoe kan dan een methodiek als middel dienen voor persoonsontwikkeling?

The leader in me De Amerikaan Stephen Covey (1932-2012) heeft met zijn zeven gewoonten (Covey, 2010) een miljoenenpubliek bereikt. Hij leert ons hoe we via zeven gewoonten meer sturing aan ons leven kunnen geven door onszelf en anderen beter te leren begrijpen. Deze aanpak wordt ook wel ‘The leader in me’ genoemd. Sean Covey, de zoon van Stephen Covey, schreef De zeven eigenschappen van Happy Kids (Covey, 2014). De gedachte is dat de wereld niet maakbaar is, maar dat jij wel invloed hebt op hoe je omgaat met de wereld. Dit geldt ook voor kleuters. Hiervoor hebben ze vaardigheden nodig die ze kunnen ontwikkelen met behulp van The leader in me. Basisschool De Bron in Barneveld en de Rehobothschool in Nijkerk werken met deze aanpak. Zeven gewoonten The leader in me heeft zeven eigenschappen als uitgangspunt (zie figuur 1): 1. Wees proactief. Je maakt je eigen keuzes. Je hebt invloed op je eigen leven, wees trots op jezelf en toon initiatief. Als er bij kleuters iets fout dreigt te gaan tijdens een spelactiviteit, kunnen zij daar zelf iets aan doen zonder de ander gelijk de schuld te geven. Ze leren binnen de speelwereld om hun spelgenoten op een juiste manier aan te vullen. 2. Begin met het einddoel voor ogen. Rond een thema werk je ergens naar toe. Bij het thema ‘Verkeer’ bouw je bijvoorbeeld een verkeerstuin. Niet om tentoon te stellen, maar om mee te spelen en iedere keer weer spullen aan toe te 16

HJK februari 2019

voegen. Het kind krijgt een papier waarop het tekent wat zijn doel is en wat hij daarvoor nodig heeft: een verkeerslicht. Bij botsingen op het speelplein kan het licht dienst doen en zo wordt de tuin uitgebreid vanuit de kleuteradviezen. 3. Belangrijke zaken eerst. Met kleuters kan besproken worden dat er geen verschil bestaat tussen werken en spelen, maar dat er wel een volgorde kan zitten in wat je af wilt maken. Wat ga je eerst doen als we naar buiten gaan? 4. Denk win-win. Iedereen kan winnen, dat is het zoeken naar voordeel voor iedereen. Als je een plan hebt bedacht om te spelen in de huishoek, maar je wordt het niet eens wie de moeder is, bedenken we een oplossing die voor iedere kleuter goed voelt. 5. Eerst begrijpen, dan begrepen worden. Luister voordat je praat. Leer door verschillende brillen te kijken. Kleuters zijn nog erg op zichzelf gericht. Bij het samenwerken zien we dat ze vooral vanuit hun eigen beelden de samenwerking aangaan. De vaardigheid luisteren naar de ander vergt veel training, maar is op deze leeftijd wel aan te leren en belangrijk voor goede relaties met anderen (Janssen-Vos, 2012). 6. Creëer synergie. Dit gaat over hoe je samen tot de beste oplossing komt. Afhankelijk van de ontwikkeling van het kind levert samen bouwen in de bouwhoek een mooi bouwwerk op en het is bovendien gezellig. 7. Houd de zaag scherp. Evenwicht voelt het best. Dat betekent niet altijd werken, maar ook tijd nemen voor leuke dingen. Het is belangrijk om kleuters te leren om creativiteit en inspiratie te zoeken.

Boom en persoonlijk leiderschap Persoonlijk leiderschap wordt gesymboliseerd door een boom. De wortels verbeelden de eerste drie gewoonten: het stevig staan. Dit zorgt voor onafhankelijkheid en zelfkennis. De stam symboliseert gewoonte vier tot en met zes. Die gaan over jezelf in verhouding tot anderen. Als je deze


beleid

Ontwikkelingen lokale peuterstelsels

Peuteropvang op drift? Never a dull moment in de peuteropvang. Gemeenten en hun voorschoolse partners hebben veel te verstouwen gekregen: de harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, de extra peutermiddelen van Asscher en de wijzigingen in het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOAB). Er was veel te kiezen. Met als gevolg een grote verscheidenheid aan lokale peuterstelsels. Raakt de peuteropvang op drift?

IJsbrand Jepma is senior onderzoeker en adviseur bij onderzoeks- en adviesbureau Sardes. Hij werkt vooral voor ministeries en gemeenten op het gebied van het onderwijsachterstandenbeleid en de kwaliteit van de kinderopvang

P

euters krijgen een voorbereiding op de basisschool die van gemeente tot gemeente kan verschillen. Leerkrachten in de onderbouw kunnen merken aan de nieuwe kleuters of en hoe intensief ze zijn begeleid in hun ontwikkeling. Voor peuters en hun ouders maakt het tegenwoordig echt uit in welke gemeente zij wonen. Het peuteraanbod is divers. Ook qua kosten. Nederland kent niet één nationaal peuterstelsel, maar 380 mini-peuterstelsels.

Landelijke ontwikkelingen Gemeenten en hun voorschoolse partners zijn de afgelopen jaren geconfronteerd met drie invloedrijke landelijke ontwikkelingen. Een vierde is aanstaande. 1. De eerste ontwikkeling betreft de Wet harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, sinds 1 januari 2018 van kracht. Hiermee is het peuterspeelzaalwerk overgegaan van het sociaal domein van de gemeente naar de (Europese) vrije markt. Nieuwe (commerciële) aanbieders zijn toegetreden op het speelveld van de peuteropvang. Ook voor ouders heeft de harmonisatie consequenties. Het recht op kinderopvangtoeslag (KOT) is per 1 januari 2018 verruimd naar de peuteropvang. Het aanvragen van KOT wordt door (kwetsbare) ouders van doelgroeppeuters vaak ervaren als een administratieve last. Zij zijn de Nederlandse taal onvoldoende machtig of vinden het systeem

Doelgroeppeuters Binnen de peuteropvang wordt onderscheid gemaakt tussen reguliere peuters en doelgroeppeuters. Doelgroeppeuters worden in opdracht van de gemeente door de JGZ aangewezen. De gemeente hanteert een doelgroepdefinitie en -criteria om een jong kind tijdens een consult bij het consultatiebureau aan te wijzen als doelgroepkind dat recht heeft op een VE-plek. Daarmee creëert de gemeente extra kansen voor jonge kinderen die een goede start op de basisschool bevorderen. Hiervoor krijgt de gemeente geld van het Rijk, een specifieke uitkering in het kader van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid.

22

HJK februari 2019

van de Belastingdienst te ingewikkeld. Met als mogelijk gevolg dat een deel van de doelgroep wegblijft en/of minder uren afneemt. 2. Een tweede relevante ontwikkeling is de toekenning van extra peutermiddelen van Asscher en de hiermee gepaard gaande verantwoordelijkheid om peuteropvang mogelijk te maken voor peuters waarvan één ouder werkt en niet-werkende ouders (ouders zonder recht op KOT). De gemeenten krijgen dit geld voor deze specifieke groep, omdat zij geen toegang hebben tot kinderopvang: via arbeidsparticipatie dragen zij niet bij aan onze economie. Toch wil de overheid graag dat deze peuters ook een voorbereiding op de basisschool krijgen, en vragen de gemeente om dat te regelen. Nu deze doelgroep kleiner blijkt dan verwacht, zijn de Asscher-middelen bevroren op het niveau van 2018. Veel gemeenten hadden de extra peutermiddelen al bestemd voor een verruiming van het peuteraanbod. 3. D e derde en meest ingrijpende ontwikkeling betreft de nieuwe bekostigingssystematiek van het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid (GOAB). Voorschoolse educatie (VE) voor doelgroeppeuters wordt gefinancierd vanuit het GOAB-budget. Sinds 1 januari 2019 wordt het GOAB-budget vastgesteld op basis van nieuwe indicatoren. Behalve het opleidingsniveau van beide ouders is het nu bijvoorbeeld ook van belang hoelang de moeder in Nederland verblijft of dat ouders in de schuldsanering zitten. Met grote landelijke verschuivingen als gevolg. Sommige gemeenten gaan er (gefaseerd tussen 2019 en 2022) 1000 procent op vooruit. Andere leveren meer dan de helft van hun budget in. In gemeenten waar het budget spectaculair stijgt, gaan stemmen op voor een (‘gratis’) basisvoorziening van zestien uur VE voor alle peuters. Gemeenten die inleveren, stellen de vraag: wat kunnen en willen we nog financieren, en voor wie? 4. D e vierde ontwikkeling, welke aanstaande is, is de uitbreiding van het aantal uren VE voor doelgroeppeuters. Vanaf 2020 wordt het aanbod VE voor doelgroeppeuters uitgebreid


sociaal-emotioneel

Zeven eigenschappen van Happy Kids

Spelen in het dorp Zeveneik Stephen Covey beschrijft in The leader in me zeven eigenschappen voor effectief leiderschap (Covey, 2015). Zijn zoon Sean Covey schrijft een toepassing voor kinderen die zich afspeelt in het dorp Zeveneik en in de themahoek (Covey, 2017). De personages uit het dorp leren kinderen de gewoonten van leiderschap en bieden zo een krachtige leeromgeving. Spelenderwijs worden de doelen van groep 3 binnen de brede ontwikkeling aangeboden en verbonden met elkaar.

Maartje Postma en Leonie Janssen zijn beiden leerkracht van groep 3 op Daltonschool de Hommel te Venray. Postma is Master of Education (MLI) en Janssen is specialist jonge kind (Master EN) en daltoncoĂśrdinator

I

n de twee groepen 3 op Daltonschool de Hommel in Venray is de speelruimte tijdens de inloop en het zelfstandig werken voor de kinderen groot. De ruimte op de gang wordt gebruikt voor thematisch spel. Met dit aanbod sluiten we aan bij de speelbehoefte van het jonge kind in groep 3. We zien dat het spelende kind steeds meer de verbinding met de doelen in de brede ontwikkeling maakt. Het boek De zeven eigenschappen van Happy Kids (Covey, 2017) inspireert ons om samen met de kinderen een speelomgeving te maken waar de gewoonten van de boekpersonages inzicht geven in de persoonlijke kenmerken van zichzelf en elkaar. Het past bij ons daltononderwijs en de kernwaarden verantwoordelijkheid, samenwerking, effectiviteit, zelfstandigheid en reflectie.

Š Business Contact

Zeveneik komt tot leven Het is de eerste dag na de kerstvakantie. De kinderen komen vol nieuwe energie de klas in. We lezen interactief voor uit het boek De zeven eigenschappen van Happy Kids (Covey, 2017). De

28

Plattegrond van het dorp Zeveneik

HJK februari 2019

verhalen gaan over het dagelijkse leven in het dorp Zeveneik, waar de personages specifieke gewoonten en kenmerken hebben. Ze leven samen volgens bepaalde principes, zoals: verantwoordelijkheid nemen en plannen, respect, samenwerking en evenwicht (Covey, 2017). De personages en hun gewoonten worden in mindmaps verder uitgewerkt, waardoor de verhalen tot de verbeelding gaan spreken. De plattegrond van Zeveneik versterkt de beleving en de ruimte van de lege hoek wordt goed bestudeerd. Ondertussen weerstaan wij de verleiding om de hoek alvast in te richten. De kinderen bepalen zelf hoe de speelomgeving eruit zal zien. Dat wil zeggen dat wij geduldig afwachten en aansluiten bij de wensen van de kinderen om vervolgens tot een hoge betrokkenheid te komen. Vanuit de mindmaps en de plattegrond worden plannen gemaakt en gepresenteerd in de groepen. Hierbij geven de kinderen tips aan elkaar en zijn ze kritisch op de speelomgeving. Tijdens de opbouw van de hoek zien we dat gewoonten uit het boek al toegepast worden. Er wordt een plan gemaakt met het einddoel voor ogen (gewoonte 2). Er worden rollenkaartjes gemaakt en de personages krijgen een passende woonruimte. Het spel is gestart! In gesprek met elkaar verdiepen de kinderen zich in de personages en door de herkenning van eigenschappen vindt identificatie plaats. De kinderen bepalen de inrichting die wordt afgestemd op de persoonlijke woonwensen van de bewoner. Elsie Eekhoorn krijgt een stapel boeken naast haar bed, Ed Eekhoorn iets om uit elkaar te halen en Steven Stekelvarken een rustig plekje om te kunnen luieren. Het hol van Ernst de Worm blijkt wel erg klein te zijn! De betrokkenheid is hoog en doordat de kinderen eerder ervaringen hebben opgedaan met het nemen van eigen initiatieven kunnen ze gericht aan de slag. De open en constructieve materialen zijn vrij beschikbaar voor de eigen spelinitiatieven


Verwacht in HJK De vlam in de pan

Betrokkenheid werkt als een vuur. Spelen met loose parts laat de vlam in de pan slaan bij zowel leerkrachten als kinderen. Verbondenheid met materialen is hierbij erg belangrijk. Hoe kan een leerkracht bijdragen aan die verbondenheid en wat zijn de mogelijke gevolgen?

HJK (De wereld van het jonge kind) bestaat al meer dan 45 jaar en is het bekendste vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen. HJK biedt actuele en betrouwbare vakinformatie en maakt daarbij een koppeling tussen theorie en praktijk.

Aan de slag met kamishibai

In de rubriek BoekIndruk wordt onder andere het boek Aan de slag met kamishibai besproken. De kamishibai is van oorsprong een Japanse vertelvorm, waarbij een verhaal verteld wordt aan de hand van dynamische tekeningen. Deze tekeningen schuif je in een vertelkast. In dit boek wordt beschreven wat de rol van de leerkracht als verteller is.

• Nicole van Amelsvoort

Niets missen? Neem dan een combi-abonnement op HJK én JSW (het vakblad voor de midden- en bovenbouw) en betaal slechts € 119,50. www.hjk-online.nl/abonneren

Maria Montessori

In de artikelenreeks ‘Op de schouders van ...’ staan diverse pedagogen centraal die belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling van het onderwijs aan het jonge kind. En in deel zes staat Maria Montessori centraal, de grondlegger van het montessorionderwijs van vandaag de dag.

• Ullstein Bild

Op de hoogte blijven van de ontwikkelingen rondom het jonge kind?

Neem een abonnement op HJK Ontvang 10 x HJK

Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen

45 jaar!

Krijg toegang tot het digitaal archief

HJK lezen op 45 jaar! tablet en pc via Schooltas

45 jaar!

45 jaar!

45 (>1.000 jaar!

artikelen)

Zintuigenverhaal: ervaar het verhaal

special :

spelen

Grijp je als leerkracht in of niet?

Spelend vechten

Bewegingsonderwijs

Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen

nr 5 januari 2019

Z

oals de meeste kleuterleerkrachten al in de praktijk ervaren hebben, is agressief spel of gedrag in de kleuterklas geen uitzondering. Agressief gedrag en rollenspel komen sowieso veel voor bij twee- tot zesjarigen. Peuters en kleuters worstelen op deze leeftijd met enerzijds zelfstandig willen zijn, terwijl ze ook tegemoet willen komen aan de verlangens en de opgelegde regels en afspraken op school en thuis. Dit veroorzaakt een vorm van stress, die zich kan uiten in agressief gedrag (Fehr & Russ, 2013). Maar terwijl dit soort agressief gedrag in kinderen wordt ontmoedigd, bestaat er controverse over het effect van ‘speelse’ agressie binnen rollenspel, iets wat zich onder andere uit als spelend vechten (Fehr & Russ, 2013).

Studenten ontvangen

Schieten met geweren Wanneer kleuters spelend vechten of ‘schieten met geweren’ beschouwen volwassenen dit doorgaans ook als agressief en problematisch gedrag, eerder dan als ontwikkelingsspel. Maar waar ligt het verschil tussen beide? Is spelend vechten problematisch? Is het een voorspeller van agressief gedrag? Spelen jongens en meisjes even vaak stoeispel of vechtend rollenspel? En zo niet, hoe kunnen we dit verschil verklaren? Om voorgaande vragen te kunnen beantwoorden, moeten we als auteurs, voordat we bruikbare handvatten geven voor in je eigen praktijk, eerst verduidelijken wat we bedoelen met spelend vechten onder jonge kinderen. Voor ons is dit veelzijdig. Het gaat van spelgedrag waarbij kleuters zowel verbaal als fysiek samenspelen, van stoeien tot oorlogsspel, van superhelden- tot boevenspel. Een terugkomend element is het vrijwillige en plezierige karakter, met tegelijkertijd het gebruik van geweld of agressie in één of andere vorm. De kleuters spelen hierbij echt samen, ze overleggen dus over het spelverloop tijdens het spelend vechten (Hart & Tannock, 2013).

50% Kinderen die meer spelend vechten zijn doorgaans minder fysiek of verbaal agressief in de klas

special

Signalen als basis voor handelen

Visie op goed rekenonderwijs

Kijken met een betere bril

Kinderboekenweek: vriendschap

rekenonderwijs Visie op goed

Nr. 1 – Jaargang 46 – sept. 2018

www.hjk-online.nl

korting 4

HJK januari 2018

Boef Lola en Mick (allebei 5 jaar) spelen ‘boef’ in de klas. Lola rent achter Mick aan, met haar wapen in de aanslag. ‘Mick, wacht nu even. Toen moest jij voor mij wegrennen, omdat ik van de politie was.’ Mick antwoordt: ‘Ja, maar ik ging dan proberen om jou te laten struikelen, maar dat lukte niet. En ik verstopte me achter het muurtje.’ Lola reageert: ‘Ja, dat is goed. En dan doen we dat ik daarna jou neerschoot en jij viel dan neer, maar je was niet echt dood. Oké?’

Spelend vechten en plezier Het onderscheid tussen spelend vechten en echte agressie blijkt voor volwassenen moeilijker te maken dan voor kinderen (Hellendoorn & Harinck, 2000). Hierdoor geven ouders en leerkrachten soms tegenstrijdige boodschappen aan kinderen over spelend vechten. Het ene moment laat men het toe, op andere momenten wordt het streng verboden, evenals alle varianten hiertussen. Dit zorgt natuurlijk voor verwarring bij kinderen. Is het slecht om te spelen dat je een ander kind neerschiet? Als je speelstoeit met je vriendje? Door het onderscheid en de noodzaak van dit spel in te zien, kun je er als leerkracht beter op inspelen (Hart & Tannock, 2013). Ook voor kleuters is het belangrijk om het verschil te leren zien en ervaren tussen échte agressie en fantasie-/spelend geweld. Het verschil tussen beide moet ervaren worden om herkend te worden, in de klas en daarbuiten (Hart & Tannock, 2013). Het belangrijkste verschil is het doel van het gedrag: bij echte agressie hebben kinderen de intentie om een ander pijn te doen of om iets kapot te maken. Ze zijn daarbij eerder gespannen en ze zijn zich doorgaans bewust van het feit dat ze iets doen wat eigenlijk niet mag. Bij spelend vechten hebben kleuters niet de intentie om elkaar opzettelijk pijn te doen. Ze zijn eerder ontspannen, ze gaan op in het spel. Ze lachen veel en het spel is onschuldig, ondanks het vechtelement dat ze uitvoeren. Het spel is coöperatief en vrijwillig. Ze zullen weleens een blauwe plek of bult oplopen, maar die ‘wonden’ ontstaan door de aard van het spel, niet opzettelijk. Kinderen blijken overigens goed in staat dit

• Foto’s: Tom van Limpt

Op het schoolplein pakken Jo en Sam dikke takken van de grond. Ze houden die voor zich en richten de geïmproviseerde wapens op elkaar. ‘PAF! Jij bent dood!’, roept Jo naar Sam. Juf Larissa ziet het gebeuren en twijfelt. Moet ze ingrijpen of niet?

Astrid Koelman en Eva Dierickx zijn beiden lector pedagogiek aan de Artesis-Plantynhogeschool te Antwerpen. Zij bloggen geregeld op www.kleutergewijs.be

Hoe creëer je ouderbetrokkenheid?

Om spelend vechten alle kansen te geven, kan het zinvol zijn om hiervoor samen met de kinderen regels op te stellen

verschil zelf onder woorden te brengen. Ze geven bijvoorbeeld aan dat vechtspel ‘leuk’ is, terwijl ze bij echt vechten boos op elkaar worden en het spel afbreken (Hellendoorn & Harinck, 2000). Ondanks dit duidelijke verschil blijft er onder leerkrachten en ouders ongerustheid over de gevolgen van spelend vechten op lange termijn. Zou spelend vechten kunnen leiden tot agressief gedrag, ondanks dat de kinderen zelf goed beseffen dat ze ‘alleen maar spelen’? Er blijkt geen verband te zijn tussen gewelddadig rollenspel bij jonge kinderen en agressief gedrag daarbuiten. Ook het aanbieden van oorlogsspeelgoed zet niet of nauwelijks aan tot agressie. Het wordt vooral gebruikt om te spelen, met veel fantasieagressie, een hoge mate van betrokkenheid en veel spelplezier (Hellendoorn & Harinck, 2000).

Spelend vechten leidt tot minder vechten Er lijkt een positief verband te zijn tussen spelend vechten en minder vechten. Kinderen die meer spelend vechten zijn doorgaans minder fysiek of verbaal agressief in de klas. Kinderen die hun agressie in het rollenspel kunnen uiten, zijn doorgaans ook socialer in de omgang met hun klasgenoten, buiten dit spel. De hypothese is dat kinderen die hun frustraties, zorgen en andere negatieve emoties kunnen uiten binnen een afgebakende, veilige zone daar geen behoefte aan hebben buiten het spel. Je zou kunnen stellen dat dit spel helpt bij de zelfregulatie van de kinderen (Fehr & Russ, 2013; Pellis & Pellis, 2007).

Ninja Meester Gerd observeert op het schoolplein een groep kleuters. Ze spelen ninja en rennen wild heen en weer. Takken worden ingezet als speciale zwaarden en er wordt ook veel geschreeuwd, terwijl er wilde sprongen worden gemaakt naar elkaar. Op een bepaald moment merkt meester Gerd op dat Rani angstig wegduikt, terwijl twee jongens op hem afspringen met een gestrekt been. Hij gebruikt dit spelmoment als leermoment en roept de twee ninja’s tot de orde. ‘Stop mannen, even goed kijken nu. Kijk eens naar Rani. Ziet hij eruit alsof hij nog graag meespeelt?’ Door de jongens te wijzen op Rani’s reactie zorgt meester Gerd ervoor dat het spel veilig blijft, zonder het af te keuren. De kleuters leren om beter naar elkaar te kijken en grenzen goed aan te geven. Rani is blij, de anderen ook. Ze spelen weer verder, en even later ziet meester Gerd hoe ook Rani zich waagt aan een grote ninjasprong.

Nr. 4 – Jaargang 45 – dec. 2017

www.hjk-online.nl

Spelend vechten geeft kinderen de kans om grote thema’s een plaats te geven en te verwerken. Dood, eenzaamheid, zorgen en verzorgd worden, goed en kwaad en macht(eloosheid). Dit zijn thema’s waar kinderen (in hun eigen omgeving, door media of verhalen) al op jonge leeftijd mee in aanraking komen. Door hun beperkte woordenschat en cognitieve mogelijkheden zijn zij niet altijd in staat om deze thema’s goed te kunnen plaatsen. Tijdens het spelend vechten kunnen kleuters hier >>

www.hjk-online.nl HJK januari 2018

5

Nr. 4 – Jaargang 45 – dec. 2017

ouderbetrokkenheid? Hoe creëer je

www.hjk-online.nl

special

Nr. 1 – Jaargang 46 – sept. 2018

Betaal voor een combi-abonnement met JSW slechts € 119,50 per jaar

Bewegingsonderwijs

special :

voor slechts €79,95 per jaar

Meer weten? Ga naar www.hjk-online.nl of bel 088-2266691 34

TM18_HJK aanbieding_195x135mm_FC-NIEUW.indd 1

HJK februari 2019

21-01-19 10:52


Engels leren was nog nooit zo easy. Take it easy is de meest gebruikte methode Engels voor groep 1 t/m 8. En dat is niet voor niets!

Vraag nu een zichtzending aan op www.takeiteasy.nu

Nieuw: Verwerkingssoftware groep 5-8

Met boeken of volledig digitaal, zelf de regie over je les, met native speaking co-teachers en actuele (wereldgeoriĂŤnteerde) opdrachten. Go safe & easy, met Take it easy.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.