Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen
Signalen als basis voor handelen Kijken met een betere bril Kinderboekenweek: vriendschap
Nr. 1 – Jaargang 46 – sept. 2018
www.hjk-online.nl
sociaal-emotioneel
Ervaring is de beste leerschool
Signalen als basis voor handelen Tijdens het spelen of werken in mijn groep valt mij regelmatig één jongen, Noah, op. Of het nu binnen of buiten is, bij een vrije of een meer begeleide activiteit, zijn (spel)gedrag vraagt mijn aandacht. Ik signaleer dat hij op dit moment van mij als leerkracht wat anders vraagt, maar kan er niet direct de vinger op leggen wat dat voor mijn handelen betekent. In dit artikel neem ik je, aan de hand van de speelwerelden van Vermeer (Vermeer, 1972) en de mindset van Carol Dweck (Snijder, 2018), mee op mijn ontdekkingstocht.
Lisanne Quinten is redactielid van HJK en leerkracht van groep 3 bij basisschool De Oversteek in Liempde. Ze heeft de master Educational Needs (specialisatie jonge kind) afgerond
N
oah zit met allerlei buitenspeelmateriaal tussen de pilonnen. Deze pilonnen dienen vaak als parkeerplaats voor de fietsen of als verkoopplek voor de zandtaartjes. Het speelmateriaal wat Noah heeft, is divers: van planken en stokken tot touwen en kleden. Hij zit bovenop de materialen. Diverse kinderen komen bij mij wat vertellen over het spelgedrag van Noah. Ze mogen niet meespelen en de materialen worden door Noah niet gedeeld. Dit beeld van Noah keert regelmatig terug. Het verzamelen van spullen, niet kunnen delen en niet tot spel kunnen komen, neem ik als leerkracht al langere tijd waar. Niet iedere dag, niet op ieder moment is dat zo. Er zijn ook momenten dat Noah zich verliest in zijn Ninjago-spel. In het speelhuisje op onze speelplaats is hij daar met zijn vriendjes te vinden. Ook dat zorgt soms voor conflicten. Er mag van Noah maar één zwarte Ninja zijn en die is hij altijd zelf, tot onvrede van de andere kinderen.
Signalen in de niet-speelwereld Van den Heuvel (2017) spreekt over het spelgedrag van kinderen dat iets zegt over het verloop van de ontwikkeling. De middelste kolom van het spelanalyseschema toont de speelwerelden van Vermeer (Van den Heuvel, 2017) aan (zie het kader 'Spelanalyseschema' op pagina 6). Daarin wordt een onderscheid gemaakt in onderstaande speelwerelden: • De speelwereld als lichamelijke wereld: sensopathisch spel en spelend bewegen. • De speelwereld als hanteerbare wereld: het experimenten met materialen, actie-reactiespel en sorteren van materialen op bepaalde eigenschappen. • De speelwereld als esthetische wereld: het vormend bezig zijn, zodat van alle onderdelen één geheel wordt gevormd. • De speelwereld als illusieve wereld: de wereld is niet echt, maar ‘we doen alsof’. Er is sprake van symbolisch spel. De linker- en rechterzijde van het schema bevatten de niet-speelwereld. In de niet-speelwereld komt het 4
HJK september 2018
kind onvoldoende tot kwalitatief spel, geremd door zijn of haar fantasie (de linkerzijde) of geremd door de werkelijkheid (de rechterzijde). Het observeren van de niet-speelwereld geeft volgens Van den Heuvel (2017) jou als leerkracht de kans om signalen in beeld te krijgen over het welbevinden van het kind. Wanneer je ervan uitgaat dat het welbevinden van een kind voorwaardelijk is om optimaal tot ontwikkeling te komen, wordt het tijd om te onderzoeken waar dit spelgedrag vandaan komt.
Verbeelding Het observeren van het gedrag van Noah en het bestuderen van de niet-speelwereld geeft mij al snel wat handvatten. Van den Heuvel (2017) verduidelijkt de signalen wanneer een kind te veel aan de linkerzijde speelt, of eigenlijk: niet speelt. Een kind heeft dan moeite om de werkelijkheid los van de verbeelding te zien. Een kind speelt geen fantasiefiguur, maar is de fantasiefiguur. Het spel heeft geen grenzen meer en de werkelijkheid verdwijnt als veilige achtergrond. Ik denk bij Noah meteen aan een voorbeeld van vorig jaar in de themahoek. Een ander kind was opgesloten in een doos. Ook al schreeuwde dit kind luid en duidelijk dat hij eruit wilde, Noah bleef stug op de doos zitten. In een later gesprek gaf hij aan dat ze ‘Gruffalootje’ speelden. Het andere jongetje was zijn baby Gruffalo en het was nog geen tijd om geboren te worden. Een vergelijkbaar voorbeeld is het eerder genoemde Ninjago-spel. Het lukt Noah niet om in zijn spel af te stemmen op de andere kinderen, er is immers maar één echte zwarte Ninja! Observeren Een ander kenmerk aan de linkerzijde van de niet-speelwereld is de omgang met materiaal. In de speelwereld als hanteerbare wereld wordt gesproken over het experimenteren met materiaal of het sorteren van materiaal op overeenkomsten (kleur, vorm, diersoort). Als het kind in deze speelwereld doorslaat aan de linkerzijde van het schema, is er geen rem meer te bekennen. Het
sociaal-emotioneel
Kinderboekenweek 2018
Vriendschap Rozen verwelken, schepen vergaan. Maar onze vriendschap blijft altijd bestaan.
Femke van der Wilt is promovenda aan de Vrije Universiteit Amsterdam en doet onderzoek naar de relatie tussen communicatieve taalvaardigheid en sociale relaties in de kleuterklas Chiel van der Veen is redactielid van HJK en universitair docent aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij doet onderzoek naar gespreksactiviteiten in klassen
W
oensdag 3 oktober is het zover: dan start de 64e editie van de Kinderboekenweek. Dit jaar is het thema ‘Vriendschap’, een belangrijk thema dat tal van mogelijkheden biedt voor betekenisvolle gesprekken in de klas. Lees over het belang van vriendschappen en ontdek hoe je in jouw klas aandacht kunt geven aan de Kinderboekenweek.
Hartsvriendinnen en bloedbroeders ‘Vriendschap’ is een veelvoorkomend thema in de jeugdliteratuur. En dat is niet zo gek. Onderzoek heeft namelijk laten zien dat vriendschap een cruciale rol speelt in de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen (Hay, Payne, & Chadwick, 2004). Maar wat is vriendschap eigenlijk? Een belangrijk kenmerk van vriendschap is wederkerigheid: ware vriendschap komt van twee kanten (Parker et al., 2006). Daarnaast is vriendschap
Wat is een vriend?
Hoe maak je vrienden?
Bron: Het geweldige grote vriendjesboek 10
HJK september 2018
subjectief. Dat betekent dat we als buitenstaander niet kunnen beoordelen of kinderen bevriend zijn of niet; kinderen hebben een vriendschap als zij hun relatie als zodanig bestempelen (Parker et al., 2006). Vriendschappen kennen een grote variëteit. Sommige vriendschappen zijn bijvoorbeeld al na één ruzie voorbij, andere vriendschappen houden jarenlang stand.
Het belang van vriendschap Wat maakt vriendschap nu zo belangrijk? In de sociale psychologie wordt er onderscheid gemaakt tussen vijf functies (Parker et al., 2006). Ten eerste stimuleert vriendschap de eigenwaarde van kinderen: vrienden geven elkaar complimentjes, bevestigen elkaar en zorgen voor elkaar. Ten tweede biedt vriendschap steun. Net als volwassenen zoeken kinderen hun vrienden op als ze hulp nodig hebben. Ten derde speelt vriendschap een rol in de cognitieve ontwikkeling van kinderen. De aanwezigheid van een vriend(in) geeft een kind vertrouwen en stimuleert hem of haar om risico’s te nemen die noodzakelijk zijn voor cognitieve groei. Ten vierde biedt vriendschap intimiteit. Door samen iets te ondernemen, bouwen kinderen een gedeelde geschiedenis op en investeren ze in hun relatie met elkaar. Tot slot is vriendschap natuurlijk ook een bron van plezier. Samen is nu eenmaal vaak leuker dan alleen. Van voorkeur naar vriendschap Als kinderen 2 jaar zijn, beginnen ze al voorkeuren te ontwikkelen voor specifieke groepsgenootjes (Parker et al., 2006). Tijdens de kleuterjaren veranderen deze eerste voorkeuren in stabiele, wederkerige vriendschappen. Voorheen dacht men dat deze vriendschappen nog niet zo veel voorstelden. Niets is echter minder waar: vriendschappen in de kleuterjaren kunnen al heel waardevol zijn en lange tijd standhouden. Een van de opvallendste kenmerken van deze vroegste vriendschappen is dat ze voornamelijk bestaan tussen kinderen van hetzelfde geslacht: jongens spelen met jongens en meisjes spelen met meisjes. Onderzoek heeft laten zien dat de vriendschappen van meisjes over het algemeen stabieler en intiemer zijn dan die van jongens, en meer gericht zijn op het geven en krijgen van
natuur & techniek
Zelfstandig ontdekken
De leerkracht van het Kleuterlab Kinderen kunnen in een Kleuterlab spelenderwijs leerervaringen opdoen. In het artikel ‘De kracht van het Kleuterlab’ kon je lezen hoe je verwondering kunt faciliteren in het Kleuterlab (Klamer & Fleurke, 2016). Het ging daarbij vooral om het kiezen van de juiste materialen, zodat er een omgeving ontstaat die kleuters uitnodigt tot onderzoeken en ontdekken. Kleuters zijn van nature onderzoekers, maar wat heb jij als leerkracht nodig om deze houding te faciliteren?
Constance van Kesteren en Miriam Klamer zijn beiden lerarenopleider bij de pabo en specialist jonge kind aan de Faculteit Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam Monique Pijls is docentonderzoeker bij het Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam
V
oor de meeste leerkrachten is het lang geleden dat zij zelf jong waren en zo onbevangen naar de wereld keken. Wetenschap & technologie roept bij veel leerkrachten ‘bèta-onzekerheid’ op. Gedachten als technisch, moeilijk, kan ik de vragen van de kinderen wel beoordelen als ik er zelf niets van weet? doemen dan op en staan vaak in de weg. De auteurs van dit vervolgartikel op ‘De kracht van het Kleuterlab’ willen laten zien dat die angst niet nodig is: je hoeft zelf geen natuurkundige te zijn om een Kleuterlab tot een succes te maken (zie ook het kader ‘Het Kleuterlab en wetenschap & technologie’ hieronder).
Kleuterlab opzetten In het eerste artikel (Klamer & Fleurke, 2016) kwamen de eerste drie stappen van hoe je een Kleuterlab kunt opzetten aan bod, namelijk: 1. Ontwikkelingspsychologische kenmerken koppelen aan wetenschap & technologie, 2. Kijken en luisteren naar kleuters en 3. Een ontwerp maken. In dit artikel worden de laatste twee stappen van het actieplan toegelicht: 4. Didactiek van het Kleuterlab en 5. Reflecteren en evalueren van de activiteiten in het lab.
Het Kleuterlab en wetenschap & technologie In een Kleuterlab worden niet zozeer wetenschap- & technologieactiviteiten georganiseerd. De leerkracht heeft een geringe rol (alleen begeleidend) en geeft geen instructie. De ruimte, die kan ook een hoek in de klas zijn, bestaat uit leerrijke materialen. De materialen zijn zo gekozen dat het kind er zelf mee aan de slag kan gaan. Vooral met kleuters gaat dit vanzelf: als je een tafel vult met natuurlijke materialen, gaan kleuters uit zichzelf op onderzoek uit: voelen, ruiken, uit elkaar halen, et cetera. Het is aan de leerkracht om dan de juiste vragen te stellen, zodat de activiteit niet ‘dood loopt’. Het gaat er vooral om dat de kleuters zelfstandig kunnen ontdekken en zelf eigenaar zijn.
16
HJK september 2018
4. Didactiek van het Kleuterlab Bij de didactische rol van de leerkracht in het Kleuterlab horen de aspecten observeren, faciliteren en begeleiden. Observeren Alles begint met kijken en luisteren. Zo krijg je zicht op wat de kinderen in de klas bezighoudt (de beginsituatie). Zorg dat je nieuwsgierig bent, volg gesprekken van de kinderen, observeer het (vrije) spel: wat zeggen ze tegen elkaar, welke attributen gebruiken ze? Je kunt observeren met het ‘blote oog’, middels een zogenaamde open observatie, of volgens een observatiemethode die jouw school hanteert. Faciliteren Als je een leeromgeving wilt creëren die past bij de ontwikkeling van de kleuter, vraagt dat van jou als leerkracht een faciliterende houding (Klamer & Fleurke, 2016). Je faciliteert een rijke leeromgeving waarin het kind ideeën (theorieën) ‘vanzelf’ gaat uitproberen, om van daaruit plannen te gaan maken en dieper te gaan nadenken. Bijvoorbeeld: je hebt geobserveerd dat kinderen gefascineerd zijn door buizen en knikkers. Je besluit om van daaruit een hoek in te richten met pvc-buizen van verschillende lengtes, vormen en diktes in combinatie met knikkers, ballen van diverse formaten en materialen (stof, glas, plastic). Of naar aanleiding van het voorlezen van het prentenboek Papa, pak je de maan voor mij? (Carle, 2016) faciliteer je een vraag van een kind. Maarten (4 jaar) vraagt in de kring aan meester Daniël: ‘Wanneer breekt het touwtje van de maan?’ Meester Daniël maakt een donkere hoek, waarin de kleuters met zaklantaarns, glow in the dark-sterren, maan en zon kunnen experimenteren. Met het misconcept van Maarten in het achterhoofd voert hij daarna een gesprek in de kring over de vraag: ‘Hoe komt het
Op de schouders van…
… John Dewey ‘If I have seen further, it is by standing on the shoulders of giants’ (Isaac Newton, 1676). Wanneer je de traditie kent waarin je staat, zie je meer. Dit geldt ook voor professionals die met het jonge kind werken. Op welke onderwijstheorieën berust jouw werk? Aan welke pedagogen ben jij schatplichtig? Op wiens schouders sta jij? In deze serie geven we je de woorden om je werk van vandaag te kunnen beargumenteren. Deze keer: John Dewey.
Joop Berding (www.joopberding.nl) is pedagoog en auteur van een groot aantal boeken en artikelen over opvoeding en onderwijs. Hij is lid van de Adviesraad van het Bureau Kwaliteit Kinderopvang
D
ewey werd in 1859 geboren in een protestants middenstandsgezin in de Amerikaanse staat Vermont. Na de middelbare school ging hij filosofie studeren, promoveerde en werd daarna leraar op een middelbare school. Rond 1890 gonsde het in de Verenigde Staten van de debatten over opvoeding en onderwijs. Dewey was daar zeer in geïnteresseerd. Hij was bekend met de theorie en praktijk van verschillende Europese pedagogen: Friedrich Fröbel, van de Kindergarten en het speelmateriaal, Johann Heinrich Pestalozzi, die bekend werd met zijn doe-school, en Johann Friedrich Herbart, die een leersysteem voor de lagere school bedacht. Maar hun volgelingen
• Wilbert van Woensel John Dewey vond spel heel belangrijk: het stelt het kind in staat om op een vrije manier de wereld te verkennen en zichzelf te ontwikkelen en te leren kennen
22
HJK september 2018
gingen er te star mee om. Daarop kwam een reactie. Dewey kreeg in 1894 de kans een experimentele lagere school te openen aan de Universiteit van Chicago. Hij noemde die de ‘laboratoriumschool’, omdat hij er allerlei nieuwe leerinhouden en leervormen wilde uitproberen. Hij wilde af van de losse vakken en lessen en het onderwijs verbinden met het ‘echte’ leven. Hij gebruikte wel Fröbel-materiaal, maar veel vrijer: de kinderen konden er echt mee spelen en bouwen. Het experiment was van invloed op de filosofie van Dewey, hij bedacht een
kunst & cultuur
Beeldonderwijs in het museum
Kijken met een betere bril Het kan bijna niemand zijn ontgaan. Vorig jaar was het een eeuw geleden dat kunstbeweging De Stijl werd opgericht. Dat werd in Nederland gevierd met tal van exposities, bijeenkomsten en lezingen. Piet Mondriaan, één van de iconen van de 20e eeuw, en zijn geestverwanten stonden volop in de belangstelling. Het Gemeentemuseum in Den Haag, dat kan bogen op een omvangrijke collectie van deze stroming, wijdde niet alleen meerdere tentoonstellingen aan Mondriaan & De Stijl, maar ontwierp ook een lesproject voor kleuters: Jong geleerd.
Melissa de Vreede is specialist cultuureducatie bij het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) en netwerklid van HJK
L
eerlingen van groep 1 en 2 maken een substantieel deel uit van het schoolbezoek aan Gemeentemuseum Den Haag. Het museum heeft dan ook maar liefst vijf museumlessen voor deze doelgroep beschikbaar vanuit de gedachte dat het belangrijk is kinderen van jongs af aan kennis te laten maken met cultureel erfgoed (zie ook het kader ‘Gemeentemuseum Den Haag’ hieronder voor de vijf programma’s voor groep 1 en 2). Voor bijna alle kleintjes is het klassenbezoek het eerste bezoek aan een museum. Het spreekt dus vanzelf dat eerst uitgelegd moet worden wat de regels zijn. De museumdocent die de groep begeleidt, heeft een lint bij zich dat zij telkens neerlegt wanneer een kunstwerk besproken wordt. Dat lint vormt de barrière tussen de kleuters en de kostbare werken. Na enige uitleg wordt duidelijk dat in een museum dingen te zien zijn die wij de moeite waard vinden om te bewaren en te laten zien en wordt bij de kleuters de eerste kiem gelegd voor cultureel bewustzijn. Daarnaast is het voor ieder kind van belang om beelden te leren begrijpen en gebruiken. Dit klinkt vanzelfsprekend – we leggen in groep 1 en 2 toch ook al de basis voor taal- en rekenonderwijs? –, maar dat is niet zo. Een museum leent zich er bij uitstek toe om de eerste stappen te zetten in het domein beeldonderwijs, een term die door Schasfoort (2007) als volgt werd uitgelegd: ‘Beeldonderwijs houdt zich bezig met de communicatieve competentie van de mens: met het verbeelden van gedachten, ervaringen, gevoelens en bedoelingen, met het scheppen van eigen werkelijkheid en met het begrijpen van beelden.’ Voor Joep Overtoom, programmamaker primair onderwijs van het museum, is het gedachtegoed van Schasfoort
Naar het museum gaan, zorgt ervoor dat je reflecteert op wat het betekent om mens te zijn
28
HJK september 2018
nog steeds een belangrijke inspiratiebron. Bij alle onderwijsprojecten die het museum ontwikkelt, is dan ook sprake van een combinatie van kijken, uitbeelden, denken en doen. ‘En dat is een bewuste keuze’, vertelt Overtoom. ‘Naar het museum gaan is verrijkend. Het zorgt ervoor dat je reflecteert op wat het betekent om mens te zijn. Het gaat erom daarover na te denken, het gaat níet om een antwoord. Het mooie van kunsteducatie is dat je met allerlei vakgebieden bezig bent en je tegelijkertijd afvraagt wat jouw plek op de wereld is.’
Museumregels De leerlingen van groep 2 van de Koningin Beatrixschool weten gelukkig niets van deze hoogdravende doelen. Zij zijn zojuist met de bus vanuit hun vertrouwde Haagse Schilderswijk naar het indrukwekkende museumgebouw gekomen en kijken hun ogen uit. Een paar kinderen zijn vorig jaar, toen zij in groep 1 zaten, ook al eens in het museum geweest. Maar er zijn ook kinderen die toen nog niet op deze school zaten. Een enkeling woont zelfs nog maar net in Nederland en
Gemeentemuseum Den Haag Gemeentemuseum Den Haag heeft vijf programma’s voor groep 1 en 2. Voor scholen uit de regio is het busvervoer gratis. De programma’s op een rij: • Jong geleerd - Mondriaan en De Stijl voor kleuters; • Ik voel me zo… Ontdek emoties in kunst; • Een avontuur in Delfts Blauw; • Kleuren toveren - Kleine kunstenaars ontdekken kleur; • Nacht in het poppenhuis - Wonen in het klein.
Verwacht in HJK Ligthart: hartepedagogiek
© Geheugen van Nederland
In de artikelenreeks ‘Op de schouders van ...’ staan diverse pedagogen centraal die belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling van het onderwijs aan het jonge kind. In deel één, twee en drie stonden Johann Heinrich Pestalozzi, Friedrich Fröbel en John Dewey centraal. En in deel vier, dat in het novembernummer van HJK verschijnt, wordt het werk van Jan Ligthart uitgelicht, die zich bezighield met de ‘hartepedagogiek’.
HJK (De wereld van het jonge kind) bestaat al 45 jaar en is het bekendste vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen. HJK biedt actuele en betrouwbare vakinformatie en maakt daarbij een koppeling tussen theorie en praktijk.
De evolutie van een kind
In het oktobernummer van HJK bespreekt BoekIndruk-auteur Nicole van Amelsvoort onder andere De evolutie van een kind. Wat vertelt elke ontwikkelingsfase van een kind ons als we daarnaar kijken vanuit een evolutionair perspectief? Dat is waar de auteur je in mee wil nemen.
Niets missen? Neem dan een combi-abonnement op HJK én JSW (het vakblad voor de midden- en bovenbouw) en betaal slechts € 119,50. www.hjk-online.nl/abonneren
De heleschoolbenadering
© Pixabay
Elke leerling heeft talenten en competenties. Leren kijken naar de unieke kwaliteiten van elke leerling, aandacht hebben voor het proces van leren en het passend maken van het programma is van fundamenteel belang voor het welbevinden van de leerlingen in het speciaal onderwijs.
Los nummer
Voor jezelf of als cadeau! Vakblad voo en onde r ontwikkeli ng rwijs aa n jonge , opvoeding kinderen Vakblad voor ontwik en onderw kel ijs aan jon ing, opvoeding ge kinder en
• Ontbreekt er een nummer van HJK in je collectie? • Een interessant artikel gezien dat je wilt lezen, maar heb je geen abonnement? • Op zoek naar een cadeautje voor je collega?
Spe óók len: groe in p 3!
Samen ve
rhalen veLrt eln ledn ere spelen
De inze groep 3
in
prenStenb t van oepe oe leke spelcont o n in exten vergang van gr
Bestel een los nummer voor € 10,-
oep 2 na
ar
3 WetSp ensc p en enha is ta technoello a l le re gie n in de
terklas Nrkl . 8eu - Ja argang 42 – ap ril 2015 www.h Nr. 9 - Ja jk argang 42 -online.nl – mei 20 15 www.hj HJK15_HR
XXXXXX
HJK15_HR1
5042101_TD
k-online.
XX_TDS_N
nl
R8_2015.i
ndd 1
S_NR9 2015.i
ndd 1
01-04-15 30-04-15
Ga naar www.hjk-online.nl/abonneren of bel 088-2266691 34
HJK september 2018
15:44
14:48
roep 1-4
ls voor g e g n E e d o h t e ale lesm
DĂŠ digit
g Native speakin co-teachers via het digibord 6 5 1
2
3
4
Vraag een gratis n op proeicentie aa sy.nu a e t i e k a .t w w w
7
8
7