Nummer 3, jaargang 101, november 2016
w ww.jsw -o n lin e .n l Jeugd in School en Wereld Vakblad voor het basisonderwijs, speciaal onderwijs en opleiding
Breinonderzoek en onderwijs Neuromythen in de klas Breinvriendelijk leerklimaat Talenten zien en laten bloeien
Special B
rein e n leren
De opkomst van een nieuw vakgebied
Breinonderzoek en onderwijs
Special B
rein e n leren
Interesse voor hersenen en hersenonderzoek wint steeds meer terrein in het onderwijs. Onderzoek van de PO-Raad (2015) laat zien dat 90 procent van de leerkrachten breinkennis belangrijk vindt voor hun eigen lespraktijk. Dat men zoekt naar de verbinding tussen hersenonderzoek en onderwijs is begrijpelijk. De hersenen zijn namelijk het gereedschap waarmee we leren. Een nieuw wetenschappelijk onderzoeksgebied is hiermee ontstaan op het snijvlak van hersenen, cognitie en onderwijs. Wat kan dit (nieuwe) vakgebied gaan opleveren voor het onderwijs? Sandra van Aalderen is senior onderzoeker aan Universiteit Twente
Onderzoekers zijn bezig met vragen over hoe leren en motivatie in het algemeen in elkaar zitten 6
JSW 3 november 2016
H
et landschap dat dit nieuwe vakgebied bestrijkt, is nog volop in ontwikkeling. Als je meekijkt, zie je aan de ene kant een grote vlakte met hersenonderzoek en aan de andere kant de vlakte met de onderwijspraktijk. Hier zijn onderwijsprofessionals dagelijks bezig met hoe ze leerlingen kunnen laten leren. Op het eerste gezicht lijkt het alsof ze elkaar goed zouden kunnen helpen, alleen spreken de bewoners van beide vlaktes een andere taal en hebben ze een ander doel. Het onderwijs is bezig met praktische vragen over het onderwijzen en het motiveren van kinderen. Onderzoekers zijn bezig met vragen over hoe leren en motivatie in het algemeen in elkaar zitten.
Hersenonderzoekers Sinds de opkomst van nieuwe technieken om de levende en actieve hersenen in beeld te brengen, is het hersenonderzoek enorm gegroeid (zie voor meer informatie het boek Kijken in het brein (Van Aalderen et al., 2015)). Dit heeft het hersenonderzoek naar leerprocessen enorm gestimuleerd, waarbij geheugen, aandacht, taal, rekenen en het leren sturen van je eigen gedrag (executieve functies) centrale thema’s zijn. Hierdoor zijn hersenonderzoekers ook meer en meer gaan kijken naar de onderwijspraktijk. In een wetenschappelijk artikel uit 2016 beschrijven hersenonderzoekers Paul Howard-Jones en collega’s dat dit onderzoek bijdraagt aan meer inzicht in leerprocessen, en dat het kan leiden tot veranderingen in de onderwijspraktijk. En in die twee woorden ‘kan leiden’ zit de crux. De hersenonderzoekers schrijven letterlijk dat ze zeer waarschijnlijk geen directe handvatten kunnen bieden voor het onderwijs. Dit komt deels omdat de vragen die
hersenonderzoekers proberen te beantwoorden andersoortige vragen zijn dan die van leerkrachten. De vraag welke hersengebieden anders functioneren bij kinderen met dyslexie tijdens lezen, geeft nog geen antwoord op de vraag hoe je deze kinderen kunt ondersteunen met lezen. Leerkrachten kunnen wel op basis van deze bevindingen kijken of ze hun methodes om kinderen met dyslexie te ondersteunen kunnen verbeteren. Verder kijkt hersenonderzoek vaak naar een klein geïsoleerd stukje van ons gedrag, in een laboratorium waar het stil is en je geen afleiding hebt, en de proefpersonen over het algemeen gemotiveerd zijn om mee te doen. Niet helemaal vergelijkbaar met de situatie in een gemiddeld klaslokaal. Howard-Jones en collega’s (2016) benadrukken daarnaast ook dat hersenonderzoek slechts één van de invalshoeken is die kennis kan opleveren voor het onderwijs. Sterker nog, ze geven aan dat ze alleen in samenwerking met kennis uit de psychologie (over onze cognitieve ontwikkeling en vaardigheden) en uit het onderwijs zelf (onder andere pedagogische en didactische kennis) tot nieuwe oplossingen kunnen komen. Bij het vertalen van bevindingen uit hersenonderzoek hebben andere spelers, zoals onderwijskundigen en leerkrachten, een zeer grote rol. De onderwijspraktijk Op de andere vlakte zie je de onderwijspraktijk: de klassen, de leerkrachten, de lerarenopleidingen, de methode-ontwikkelaars en de onderwijsadviseurs. Welke informatie en methodes kun je nu wel en niet vertrouwen? Hiervoor bestaan helaas geen vaste regels. Juist omdat de hersenen en de onderzoeksmethoden zo
Foto’s: Vincent van den Hoogen
complex zijn, geeft eigenlijk elke versimpeling al een verkeerd beeld. Het enige dat je kunt doen is kritisch zijn op wat je ziet en leest. Het blijkt uit onderzoek dat als je meer interesse hebt in de hersenen en hier meer over leest in vakbladen, je ook vatbaarder bent voor het geloven in neuromythen (Dekker, Lee & Jolles, 2014) (zie ook het artikel ‘Neuromythen in de klas’ op p. 12). Een gewaarschuwd mens telt voor twee. Kloof overbruggen Dit geschetste landschap illustreert de kloof tussen hersenonderzoek en de onderwijspraktijk en geeft aan waarom het zo lastig is om directe handvatten voor de onderwijspraktijk te geven vanuit hersenonderzoek. Maar er is zoveel relevante en nuttige kennis te halen uit onderzoek dat we de zoektocht naar een verbinding niet moeten opgeven. Welke tussenstappen hebben de meeste potentie om breinkennis op de juiste manier in de klas te brengen? Gelukkig zijn er al veel ideeën.
Professionalisering De eerste manier om kennis van de hersenen de klas in te brengen, is via het opleiden en professionaliseren van leerkrachten. Zoals gezegd zal hersenonderzoek niet vaak vernieuwende inzichten opleveren, maar het geeft wel een belangrijke onderbouwing en verdieping van de huidige kennis van leerkrachten over leren. Daarbij gaat kennis het geloof in neuromythen tegen. Door meer kennis van de werking van onze hersenen (en onze cognitieve processen) krijgen leerkrachten meer inzicht in waarom bepaalde handelingen in de klas beter of juist minder goed zullen werken. Dit zal leerkrachten helpen bij die honderden kleine beslissingen die ze de hele dag door in de klas moeten nemen. Daarom geef ik een aantal voorbeelden. Dit zijn voorbeelden waarbij de kennis over het leerproces direct gekoppeld kan worden aan de klaspraktijk. Kennis uit de hersenen moet relevant gemaakt worden voor het onderwijs en het handelen van leerkrachten. Weten welk
jgt in Als je inzicht kri ofd van wat er in het ho urt, kun de leerling gebe ter je leerlingen be begeleiden
JSW 3 november 2016
7
Special B
Zin van onzin onderscheiden
Neuromythen in de klas
rein e n leren
‘Wist je dat je slechts 10 procent van je brein gebruikt? En dat je brein krimpt als je minder dan zes tot acht glazen water per dag drinkt?’ Misschien heb je dit soort uitspraken weleens voorbij horen komen in de teamkamer. Het zijn voorbeelden van neuromythen, met andere woorden ‘misverstanden over het brein’, die veel voorkomen in het onderwijs. Wat is nu wel en niet waar? En wat heb je als leerkracht aan deze informatie? Sanne Dekker is neuropsycholoog en projectmanager van het Wetenschapsknooppunt Radboud Universiteit Nikki Lee is neuropsycholoog en onderzoeker/docent bij de sectie Onderwijsneurowetenschap van de Vrije Universiteit
Neuromythen kunnen leiden tot verkeerde ideeën over de ontwikkeling van kinderen
12
JSW 3 november 2016
H
et brein is een onderwerp waar veel mensen nieuwsgierig naar zijn en waar ze meer over willen weten. Hoe het brein exact werkt, is ingewikkeld en voor veel onderzoekers nog steeds lastig te doorgronden. Er wordt ontzettend veel onderzoek gedaan om meer over het functioneren en de ontwikkeling van de hersenen te weten te komen. Regelmatig wordt er over onderzoeksbevindingen geschreven in de krant, populaire wetenschappelijke tijdschriften of vakbladen. Daardoor wordt de kennis breed verspreid, maar het is de vraag of de kennis ook daadwerkelijk correct wordt overgebracht en wordt geïnterpreteerd. In 2012 bleek uit een studie van Dekker, Lee, Howard-Jones en Jolles dat er in het Nederlandse onderwijs behoorlijk wat misvattingen over het brein bestaan. Deze neuromythen kunnen leiden tot verkeerde ideeën over lesgeven of de ontwikkeling van kinderen. Hoe staat het met de neuromythen bij jou op school? Kun jij de zin van de onzin onderscheiden? In het kader ‘Test: wat denk jij?’ op de volgende pagina vind je een test. Beantwoord de stellingen met ‘Juist (J)’ of ‘Onjuist (O)’. Onder aan hetzelfde kader vind je per stelling het juiste antwoord. Uitspraken over hersenen ‘We gebruiken slechts 10 procent van onze hersenen.’ Dit is een uitspraak die is gedaan toen er nog weinig kennis was over het functioneren van de hersenen. Toch hoor je deze uitspraak nog regelmatig. Inmiddels is er veel bewijs, bijvoorbeeld vanuit studies over hersenbeschadiging, dat laat zien dat we veel meer dan 10 procent van het brein gebruiken. Ook door relatief nieuwe technieken, zoals Functionele MRI (fMRI), kunnen we zien dat er heel veel activiteit
is in het brein. Je gebruikt niet continu alle hersengebieden, maar bij verschillende taken gebruik je verschillende gebieden. Leerstijlen In het onderwijs wordt vaak aandacht besteed aan de verschillende leerstijlen van kinderen. Vaak hebben kinderen een voorkeur voor de manier waarop ze informatie tot zich nemen (bijvoorbeeld via beelden of geluid, of door te ervaren). Er is echter geen bewijs dat de leerprestaties van kinderen daadwerkelijk omhoog gaan als ze enkel leskrijgen in hun voorkeursleerstijl (Coffield, Moseley, Hall & Ecclestone, 2004). Het is juist goed om kinderen te stimuleren om op verschillende manieren te leren. Informatie die via de ogen, de oren of via beweging in het brein terechtkomt, wordt in verschillende delen van het brein verwerkt. Deze delen hebben veel connecties met elkaar en de informatie wordt continu met elkaar uitgewisseld (Gilmore, McCarthy & Spelke, 2007). De gedachte dat er maar één zogenaamde sensorische modaliteit betrokken is bij de informatieverwerking klopt dus niet. De connecties worden juist alleen maar versterkt als je dezelfde informatie op verschillende manieren leert (King, 2004). En wanneer er veel connecties liggen, is het uiteindelijk ook makkelijker om je de informatie weer te herinneren. Links- of rechtsbreinig? Een ander veelvoorkomend misverstand gaat over de hersenhelften. Het misverstand is dat mensen met een dominante linkerhersenhelft meer logisch en analytisch zijn ingesteld, en dat mensen met een dominante rechterhersenhelft meer creatief zijn. Dat er slechts één hersenhelft actief is, is ook een misverstand. In het dagelijks leven zijn altijd
beide hersenhelften actief. Het is wel zo dat bij sommige taken meer activiteit in de ene dan in de andere hersenhelft plaatsvindt, zogenaamde specialisaties. Echter, bij het uitvoeren van taken werken beide hersenhelften altijd samen. Hersenontwikkeling De hersenen zijn nog niet voltooid aan het eind van de basisschool. Ze ontwikkelen door tot na het 20e levensjaar (Giedd, 2008). Hoe de hersenen zich ontwikkelen, wordt sterk bepaald door ervaringen. Ervaringen bepalen welke gebieden en netwerken in de hersenen zich sterk ontwikkelen. De omgeving is dus van grote invloed op de ontwikkeling van de hersenen. De hersenen van meisjes ontwikkelen zich wat sneller dan de
hersenen van jongens. Daardoor is de ontwikkeling van bepaalde hersendelen eerder voltooid. Dit kan zo’n vier jaar verschil maken. Verschillen in het tempo van hersenontwikkeling kunnen voor een deel verschillen in gedrag verklaren. In de klas kun je dit zien in dat jongens vaak wat langer ‘speels’ blijven, terwijl meisjes eerder wat rustiger en serieuzer met hun schoolwerk bezig zijn. Bij meisjes zijn de gebieden die betrokken zijn bij het controleren van hun impulsen over het algemeen eerder ontwikkeld. Intelligentie Bij heel wat mensen bestaat nog het idee dat je geboren wordt met een bepaalde hoeveelheid intelligentie, en dat je niets kunt doen om die te
Test: wat denk jij? Bekijk onderstaande stellingen en geef per stelling aan of je denkt dat de stelling ‘Juist (J)’ of ‘Onjuist (O)’ is. En controleer je antwoorden: onder aan dit kader staan de juiste antwoorden. 1. We gebruiken onze hersenen 24 uur per dag. 2. Als leerlingen onvoldoende water drinken (minder dan 6 tot acht glazen water per dag), krimpen hun hersenen. 3. De hersenen van jongens zijn groter dan de hersenen van meisjes. 4. We gebruiken slechts 10 procent van onze hersenen. 5. Mensen met een dominante linkerhersenhelft zijn logisch en analytisch ingesteld; mensen met een dominante rechterhersenhelft zijn creatief. 6. Veel leerlingen hebben een voorkeursleerstijl (de manier waarop hij/ zij informatie het liefst verkrijgt, bijvoorbeeld visueel, auditief, kinetisch).
7. De hersenen van jongens en meisjes ontwikkelen zich in hetzelfde tempo. 8. Klassieke muziek luisteren tijdens het leren verbetert de leerprestaties. 9. De hersenontwikkeling van kinderen is voltooid aan het eind van de basisschool. 10. Herinneringen liggen opgeslagen in netwerken van zenuwcellen. 11. Leren berust op het ontstaan van nieuwe cellen in de hersenen. 12. Pubers beginnen onverantwoordelijk en risicovol gedrag te vertonen doordat de prefrontale cortex nog niet is uitgerijpt. 13. Kinderen halen hogere cijfers als zij les krijgen volgens hun voorkeursleerstijl (bijvoorbeeld visueel, auditief). 14. Leren vindt plaats door verandering van verbindingen tussen zenuwcellen. 15. Bij normale hersenontwikkeling ontstaan er nieuwe cellen en sterven er ook cellen af.
16. Als we slapen, is er geen activiteit in de hersenen. 17. Denkvermogen en intelligentie zijn erfelijk bepaald en kunnen niet veranderd worden door de omgeving of ervaringen. 18. Beweging is goed voor het denkvermogen. 19. De hersenen zijn plastisch: veranderbaar door de omgeving. 20. Jongens hebben meer aanleg voor wiskunde en bètavaardigheden dan meisjes; meisjes hebben meer aanleg voor taal. 21. Hoe groter de hersenen, hoe hoger de intelligentie. Antwoorden: 1=J, 2=O, 3=J, 4=O, 5=O, 6=J, 7=O, 8=O, 9=O, 10=J, 11=O, 12=O, 13=O, 14=J, 15=J, 16=O, 17=O, 18=J, 19=J, 20=O en 21=O.
JSW 3 november 2016
13
Special B
Gebruik je hersenen in de klas
Breinvriendelijk leerklimaat
rein e n leren
Het afgelopen decennium heeft de kennis over hersenwerking en leren een enorme vlucht genomen. Inmiddels maken de bouw en de werking van de hersenen op veel pabo’s deel uit van het curriculum, congressen en seminars over hersenwerking en onderwijs worden goed bezocht en er is een breed scala aan trainings- en nascholingsprogramma’s. Criticasters wijzen erop hoe weinig van al die kennis is doorgedrongen tot de praktijk in het klaslokaal. Simon Ettekoven is
schrijver en schreef onder andere Gebruik je hersens! (Ettekoven, 2002)
Sociale intelligentie en cognitieve intelligentie gaan niet hand in hand
18
JSW 3 november 2016
G
oed onderwijs in de moderne betekenis van het woord, dat wil zeggen in een goed leerklimaat, met aandacht voor de ontwikkeling van denken en verschillende vormen van intelligentie, met betekenisvolle opdrachten en aandacht voor de ontwikkeling van zelfsturing van leerlingen, dat onderwijs is per definitie breinvriendelijk. Het zet de hersenen als het ware op ontvangst, legt verbinding tussen al opgeslagen ervaringen en nieuwe kennis, stimuleert de aanleg van nieuwe verbindingen en helpt zo als het ware de hersenen hun werk te doen. Hattie (2009) vat in zijn grote metastudie naar effectief onderwijzen honderden onderzoeken samen en maakt inzichtelijk hoe effectief onderwijs eruitziet. Het is niet moeilijk dat overzicht te relateren aan de resultaten van neurologisch onderzoek, zoals Vreugdenhil (2014) in zijn boek Breinkennis voor opvoeding en onderwijs op een rij zet, mét de consequenties voor onderwijs. Het is goed dat onderwijskundige opvattingen nu met een brede wetenschappelijke basis uit een andere discipline worden ondersteund. Hieronder een aantal praktijkvoorbeelden van goed onderwijzen, die gebaseerd zijn op diverse moderne inzichten over hersenwerking en leren. Het klimaat komt eerst Groep 6 komt de klas binnen. Het eerste half uur is opzettelijk bedoeld als een langzame start van de dag. De juf rommelt nog wat aan de voorbereidingen en neemt de tijd om links en rechts een praatje te maken met een aantal leerlingen. Een paar kinderen zijn verdergegaan met eigen werk, een kind is aan het lezen en twee jongens spelen met technisch lego in een hoek. Langzaamaan
druppelen alle leerlingen binnen. Er heerst een ontspannen, vriendelijke sfeer. De juf kijkt rond of iedereen er is en besluit dan te beginnen: ’Goedemorgen allemaal.’ Zonder een goed klimaat geen leren. Er studeert geen leerkracht meer af die niet tenminste iets over de drie basisbehoeften van Stevens (2004) gehoord heeft. Hersenwetenschappers hebben dit model een steviger wetenschappelijke basis gegeven. De luiken moeten eerst open. Er moet verbinding zijn. Stress hindert leren, sterker nog, het beschadigt de hersenen. Grote dagelijkse zorg, of het nu om de thuissituatie of pesten op school gaat, heeft direct invloed op de ontwikkeling van de hersenen. In de periode van je leven dat de ontwikkeling van je brein een explosieve ontwikkeling doormaakt – en dat is de basisschoolleeftijd – zitten grote zorgen die ontwikkeling in de weg. Daarmee is het scheppen van een gezond leerklimaat voor alle leerlingen de eerste en belangrijkste verantwoordelijkheid van iedereen die in een school werkt. Als dat niet in orde is, hebben allerlei breinvriendelijke didactische inspanningen niet zoveel zin. In hersentermen: het werkgeheugen zit dan op slot. En met een auto waarvan je de sleutels kwijt bent, kun je niet rijden. Sterker nog, na een poosje start hij helemaal niet meer. Ordenen en verbinden De juf heeft op het digibord plaatjes van wel tien verschillende dieren geprojecteerd. In een leergesprek loopt ze met de klas alle dieren even langs. Of ze die kennen, hoe ze heten, waar ze leven, wat ze eten, et cetera. Vervolgens vraagt ze de leerlingen of ze twee aan twee willen proberen alle dieren
Wilbert van Woensel
over drie groepen te verdelen en die groepen dan een naam te geven. Er ontstaat direct een levendig gesprek tussen de leerlingen over de dieren. Hofstadter (2014) beschrijft in zijn omvangrijke werk Analogie, de kern van ons denken op indrukwekkende wijze hoe denken en leren een proces van ordenen is. Hoe onze hersenen voortdurend bezig zijn alles wat ze waarnemen in verzamelingen te plaatsen op basis van overeenkomsten: stam + bladerkroon = boom? Dan is dat dus ook een boom. In hersentermen: ‘neurons that fire together, wire together’, ofwel: ‘hersencellen die geactiveerd worden, verbinden zich met elkaar’. Hoe meer verbindingen des te beter. Kennis wordt daarmee een netwerk van samenhangende informatie. Er ontstaan betekenisvolle verbanden. Geïsoleerde feiten raken snel kwijt, een netwerk van informatie wordt gemakkelijker teruggevonden. In dat proces verandert ook feitelijk de fysieke structuur van de netwerken van hersencellen. Elke leerkracht is daarmee een soort hersenchirurg. Hij heeft directe invloed op de ontwikkeling van de hersenen en daarmee op de denkkracht van zijn leerlingen. Als een onderwerp betekenisvol wordt ervaren, wordt het krachtiger opgeslagen. Herhalen, of stampen, is ook een krachtig middel, het slijpt kennis in. Het derde hulpmiddel bij leren, ordenen, wordt nog onderschat, maar sluit wel precies aan bij zoals men nu denkt dat
hersenen kennis verwerken. Als je kennis op allerlei manieren laat ordenen, wordt leren in de vorm van ’stampen’ van ondergeschikt belang. Of zoals Hofstadter zeg: ‘Ordenen is leren.’ Intelligentie is breder Eerder op de dag heeft een leerling verteld dat hij in het weekend in het park een eekhoorn had gezien. Hij vertelde vol passie over de snelheid waarmee het dier door de bomen leek te vliegen. Als de klas later op de dag veel moeite heeft met een opdracht vraagt de juf: ‘Wat is de overeenkomst tussen deze opgave en de eekhoorn waar Pjotr vanochtend over vertelde?’ Er schiet een vinger in de lucht: ‘Dat je de opgaven niet te pakken krijgt, net als de eekhoorn.’
Zorg voor een er in de ontspannen sfe schiet klas, bij stress en van het werkgeheug t kinderen op slo
Sociale intelligentie en cognitieve intelligentie gaan niet hand in hand. Met werkvormen en inhoud direct aansluiten bij persoonlijke interesses van leerlingen verbetert het opnemen en vasthouden van nieuwe informatie. Het versterkt de verbinding tussen het werkgeheugen en het langetermijngeheugen in de frontale cortex (Vreugdenhil, 2014). Stel je dit voor als een pad dat vaak belopen wordt – dat wordt beter bewandelbaar. En verschillende toegangen tot de hersenen gebruiken, geeft meer verbindingen en daarmee meer kans op inzicht. Een definitie van intelligentie is het gemakkelijk heen en weer kunnen bewegen tussen verschillende
JSW 3 november 2016
19
Oriëntatie op mens en wereld
Meer zicht op talentontwikkeling
Talenten zien en laten bloeien Talent en talentontwikkeling staan in de belangstelling. Waarom is het belangrijk om aandacht te hebben voor talentontwikkeling in het onderwijs? Wat wordt verstaan onder talenten? Welke factoren spelen een rol bij het tot bloei brengen van talenten? Ontdek handvatten die je kunt gebruiken om talentrijk onderwijs vorm te geven en ga daarmee direct aan de slag in je lespraktijk. Jo Verlinden is senior adviseur bij BCO Onderwijsadvies Marieke Peeters is redactielid van JSW en programmaleider onderwijs en onderzoek bij de HAN Pabo
‘If you can dream it, you can do it. Always remember that this whole thing was started with a dream and a mouse’ – Walt Disney
32
JSW 3 november 2016
V
olgens Gagné (2004) is talent ‘een verzameling van hoogontwikkelde kennis en vaardigheden op basis van een natuurlijke aanleg van het kind, die tot bloei kan komen dankzij een stimulerende omgeving en eigen motivatie’. Talent is dus het vermogen om iets heel goed te kunnen en kan dus gezien worden als een leerpotentie. Hiermee onderscheidt zich het begrip talent als leerpotentie ook nadrukkelijk van ‘excellentie’, een ander begrip dat we in de context van talentontwikkeling vaak tegenkomen. Van Dale definieert ‘excelleren’ als ‘uitblinken’. Ergens heel erg goed in zijn, uitsteken boven het gemiddelde prestatieniveau. Excelleren gaat dus over presteren, over output. Talent gaat over het potentieel, de belofte. Aansluiten bij nieuwsgierigheid Alle kinderen hebben een talent, kunnen iets goed of blinken ergens in uit. Ze zijn zeer geïnteresseerd in iets. We weten dat wanneer kinderen bezig zijn met iets dat hun interesse heeft, alle registers openstaan voor leren. Ze willen nog meer weten van dat onderwerp of zich nog veder bekwamen. Dit biedt de leerkracht ongekende mogelijkheden om ook de leerstof die niet direct de interesse heeft van de leerling, maar wel eraan gekoppeld kan worden, naar voren te brengen (zie onder andere Peeters, 2015a; Peeters, 2015b). Kinderen zijn vaak heel geïnteresseerd in alles wat met hun talent te maken heeft en daar willen ze meer voor doen. Flow-ervaringen Je ontwikkelen vanuit je talenten, je sterke kanten, is veel effectiever (de motivatie is groter en het leerproces verloopt sneller) dan het leren
vanuit tekorten (Levie, Schreuder & Walma-van der Molen, 2015). Ook oud-hockeycoach Marc Lammers (2015) benadrukt ‘dat we vooral de neiging hebben te kijken naar tekorten en daarop te gaan trainen, terwijl het trainen vanuit je sterke punten veel meer beloning geeft én meer resultaat oplevert’. Wanneer we kinderen aanspreken op hun talenten gaan hun prestaties vooruit, omdat het hen meer energie en een gelukkig gevoel geeft. Door iets te doen wat je heel graag doet, waardoor je steeds beter presteert, kun je in een ‘flow’ raken. Het geeft een fantastisch gevoel om boven jezelf uit te stijgen en dingen te doen waarvan je niet wist dat je ze kon. Door een kind te erkennen in zijn eigenheid, krijgt het zelfvertrouwen en kan het zijn talent ontdekken en verder ontwikkelen. Domeinen van talent Talent is domeinspecifiek en niet aan een schoolvak gebonden. Talenten kunnen bijvoorbeeld specifieke uitingen van wetenschap, sport, kunst en technologie betreffen. In navolging van Heller (2007) en Gagné (2012) onderscheiden we in figuur 1 (op de volgende pagina) talentdomeinen die uitgaan van een brede opvatting over talent. Een leerling gebruikt veelal een combinatie van talentdomeinen. Bij wetenschap & technologie worden bijvoorbeeld vooral analytische en creatieve vermogens en praktische vaardigheden aangesproken, en bij drama en kunst komen onder meer visueel-ruimtelijke en praktische vaardigheden van pas. • Cognitieve capaciteiten: bijvoorbeeld verbaal, analytisch en ruimtelijk. • Creatieve vermogens: bijvoorbeeld inventiviteit, originaliteit en probleemoplossend vermogen.
Foto’s: Wilbert van Woensel
• Sociale competentie: bijvoorbeeld opmerkzaamheid, interactie, tact en zorgzaamheid. • Praktische vaardigheden: bijvoorbeeld doelgericht denken en werken, plannen en materiaalbegrip. • Artistieke capaciteiten: bijvoorbeeld met betrekking tot drama en kunst. • Muzikaliteit: bijvoorbeeld ritme en melodie onthouden en toonhoogte onderscheiden. • Psychomotoriek: bijvoorbeeld sport en dans, maar ook zintuigelijk, zoals gehoor en visus. Een leerling die bijvoorbeeld getalenteerd is in het domein van de cognitieve capaciteiten maakt grote denkstappen, heeft een flinke ontwikkelingsvoorsprong op zijn leeftijdsgenoten, is geïnteresseerd in analytische vraagstukken en wil meer begrijpen. Het zeestermodel We weten op voorhand niet hoeveel talent iemand heeft en of dat talent tot uiting komt. Het zeestermodel van Tannenbaum (2003) biedt een kader om de verschillende elementen te bekijken die daarbij een rol spelen. Volgens Tannenbaum zijn alle elementen even belangrijk en vereist het tot uiting komen van talent dat van ieder element een bepaalde drempelwaarde bereikt is. Om een talent tot ontwikkeling te brengen en erin te excelleren, is het nodig dat
alle elementen meewerken. We zien in het zeestermodel (zie figuur 2 op de volgende pagina) dat de ‘armen’ zowel een statisch als dynamisch deel bevatten. Het statische deel geeft weer hoe een kind zich op een bepaald moment in een bepaalde ontwikkelingsfase verhoudt ten opzichte van anderen. Dynamische elementen verwijzen naast andere dingen naar leerprocessen en sociale- en onderwijsprocessen die van invloed zijn op het kind en kunnen leiden tot verandering. Het zeestermodel van Tannenbaum omvat vijf elementen: 1. Algemene vaardigheden. Algemene intelligentie waaronder redeneervermogen, ofwel abstract denken.
t iets Als kinderen me un bezig zijn dat h staan interesse heeft, en voor alle registers op leren
n
Cognitieve capaciteiten
n
Creatieve vermogens
n
Sociale competentie
n
Praktische vaardigheden
n
Artistieke capaciteiten
n
Muzikaliteit
n
Psychomotoriek
Figuur 1 - Ordeningskader talentdomeinen
JSW 3 november 2016
33
Oriëntatie op mens en wereld
Techniekles aan vluchtelingenkinderen
Taal van techniek is universeel ‘Wow! Het water wordt paars!’ We kennen allemaal de verwondering op het gezicht van een kind als hij of zij iets nieuws ziet. Een reactie van een kind die goud waard is. In schooljaar 2015/2016 zijn de neveninstroomklassen van basisschool Het Palet in Hapert (Noord-Brabant) gevolgd voor een documentaire van Lataster Films. Naast de vele taalactiviteiten heeft de school in deze klassen ook aandacht besteed aan wetenschap- en techniekeducatie. De rijke context van wetenschap en techniek overbrugt cultuurverschillen. Sanne Respen is educatief medewerker bij Stichting Techniekpromotie en is gespecialiseerd in wetenschap- en techniekeducatie
N
u het project is afgerond, is het tijd voor reflectie. In een terugblik wordt antwoord gegeven op drie vragen. Draagt wetenschap- en techniekeducatie bij aan de (taal)ontwikkeling van vluchtelingenkinderen? Hoe kun je als leerkracht de taalvaardigheid van deze kinderen extra stimuleren in deze situaties (want taalbarrières kunnen het proces ook belemmeren)? Wat kunnen andere basisscholen die onderwijs geven aan vluchtelingenkinderen – of met les aan vluchtelingenkinderen gaan starten – hiervan leren? (Lees in het kader ‘Neveninstroomklassen Het Palet’ onder aan deze pagina meer over hoe vluchtelingenkinderen op basisschool Het Palet begeleid worden in neveninstroomklassen.) Bloeiende bloemen Basisschool Het Palet heeft twee neveninstroomklassen met vluchtelingenkinderen.
Neveninstroomklassen Het Palet Basisschool Het Palet in Hapert (Noord-Brabant) begon 4,5 jaar geleden met onderwijs aan vluchtelingenkinderen. In de neveninstroomklassen zitten leerlingen in de leeftijd van 6 tot en met 13 jaar met een niet-Nederlandse nationaliteit die minder dan een jaar in Nederland wonen en niet of nauwelijks de Nederlandse taal beheersen. Op dit moment krijgen 25 kinderen les, verdeeld over twee groepen. De kinderen zijn afkomstig uit onder andere Syrië, Eritrea en Irak. Het doel is dat ze binnen een jaar voldoende taalvaardig en sociaal vaardig zijn om mee te draaien in een reguliere school. De kinderen werden vanaf augustus 2015 tot en met juli 2016 gevolgd voor een documentaire van Lataster Films (www.latasterfilms.nl). De documentaire De kinderen van juf Kiet wordt op 19 november 2016 gepresenteerd tijdens het IDFA documentaire- en filmfestival in het Tuschinski Theater in Amsterdam. Kijk voor meer informatie over de neveninstroomklassen op de website van basisschool Het Palet: www.hetpalet.nl.
40
JSW 3 november 2016
Samen met de leerlingen van de reguliere groep 5 gaan de vluchtelingenkinderen aan de slag met het lesmateriaal van het techniekprogramma Techniek Toernooi (zie het kader ‘Lesmateriaal Techniek Toernooi’ onder aan de volgende pagina voor meer informatie). De kinderen worden uitgedaagd met technische opdrachten die allemaal te maken hebben met het begrip ‘tijd’. Zo krijgen ze de opdracht om papieren bloemen te laten bloeien. De leerlingen gaan direct aan de slag en knippen en vouwen verschillende bloemen van vliegerpapier, krantenpapier, karton en verfpapier. Het vouwen van de bloemblaadjes is niet zo gemakkelijk, maar Aboudah uit Syrië heeft daar een oplossing voor. ‘Kijk’, zegt hij. Met zijn achterste gaat hij op de bloem zitten, zodat de blaadjes gevouwen blijven. Vervolgens legt hij zijn bloem op het water, de blaadjes gaan onmiddellijk open. ‘Wow!’, roept Aboudah. Dit wow!-moment prikkelt de nieuwsgierigheid van de kinderen en is het startpunt voor verdere exploratie. Wat gebeurt er met de andere bloemen in het water? Hoe zou dit komen? De kinderen gaan in groepjes van vier ijverig aan de slag en onderzoeken hoe het zit met de andere bloemen. De kinderen tekenen of schrijven hun eigen ervaringen en resultaten op. Dit laatste is een belangrijk onderdeel van de les, het draagt bij aan taalontwikkeling en aan een onderzoekende houding. Talentontwikkeling Bovenstaande casus laat zien dat wetenschap en techniek een uitstekende context biedt voor
Foto’s: Sanne Respen
een brede ontwikkeling van vluchtelingenkinderen. Ook al hebben deze kinderen nog moeite met de Nederlandse taal, succeservaringen zijn bij wetenschap en techniek op veel manieren mogelijk: een oplossing kan niet alleen correct zijn, maar ook origineel, mooi vormgegeven en het resultaat zijn van volharding en concentratie. Juist tijdens praktische activiteiten kunnen deze kinderen uitblinken (Van Keulen & Sol, 2012). De kinderen leren vanuit ervaring, waarbij ze minder expliciet met hun taalbeperking bezig zijn, maar juist aan hun talenten werken. Op een speelse manier, en zonder dat de leerlingen het in de gaten hebben, leren ze van en met elkaar. Ze leren niet alleen natuurkundige principes, maar ook nieuwe woorden en begrippen. Daarnaast groeien ze in motorische vaardigheden en samenwerken. Ter voorbereiding op de Techniek Toernooi-opdrachten heeft de leerkracht verschillende lessen besteed aan de taalontwikkeling van de kinderen. Zo sloot de opdracht over de bloeiende bloemen in bovenstaande casus goed aan bij het thema ‘Lente’, dat op dat moment in de klas werd behandeld. Klassikaal is een woordweb gemaakt over de
lente en ter introductie werd een verhaal voorgelezen. Op deze manier leren de kinderen spelenderwijs nieuwe woorden en begrippen, die ook aan bod komen tijdens de wetenschap- en technieklessen. Hierdoor leren ze woorden die ze eerder hebben gehoord zelf toe te passen. Coöperatieve werkvorm Niet alleen in de voorbereiding is aandacht besteed aan de taalontwikkeling van de kinderen, maar ook tijdens de uitvoering van de
vanuit Kinderen leren ij ze ervaring, waarb t met minder explicie ing hun taalbeperk bezig zijn
Lesmateriaal Techniek Toernooi Het lesmateriaal van het Techniek Toernooi geeft basisschoolleerlingen de gelegenheid om op een speelse manier kennis te maken met wetenschap en techniek. In teams van vier kinderen werken de leerlingen aan een technische opdracht. Met behulp van lesmateriaal lopen de leerlingen stap voor stap door het onderzoeks- en ontwerpproces. Tijdens de regio- en landelijke finaledag(en) kunnen de teams hun ontwerp presenteren. Het Techniek Toernooi is een programma van Stichting Techniekpromotie (zie het kader ‘Stichting Techniekpromotie’ op de volgende pagina voor meer informatie over deze stichting). Meer informatie over het Techniek Toernooi staat op www.techniektoernooi.nl en www.stichtingtechniekpromotie.nl.
JSW 3 november 2016
41
Lees jij JSW al digitaal via Schooltas?
Dan weet je als geen ander hoeveel voordelen dat heeft! Ben je abonnee (of heeft je school een abonnement), dan lees je JSW gratis waar en wanneer je maar wilt via tablet of pc.
JSW digitaal lezen via Schooltas is heel makkelijk. Om je op weg te helpen, hebben we een instructievideo gemaakt. Bekijk deze op: www.jsw-online.nl/ schooltas.
Als abonnee krijg je naast het papieren blad automatisch toegang tot Schooltas
Met Schooltas lees je het blad digitaal en krijg je bij elke editie extra lees- en kijktips
Lees ‘m direct bij verschijning en wacht niet op je collega’s, iedereen kan meelezen
Maak notities bij artikelen om er later nog eens mee aan de slag te gaan
Heb je vragen? Bel: 088-2266691
Verwacht in JSW Programmeertools
Codekinderen
Kennisnet en SLO presenteerden in februari 2016 een nieuwe versie van het model rondom de 21e eeuwse vaardigheden. Eén van deze skills is ‘computational thinking’: op een creatieve manier problemen oplossen met computers. In Gereedschap bespreken we diverse programmeertools die je kunt inzetten. JSW informeert je over de laatste ontwik kelingen in het basisonderwijs met een focus op de midden- en bovenbouw, en vertaalt deze naar de praktijk. Met iedere maand interessante vakinformatie, praktische tips, prikkelende columns, recensies en kant-enklare lessen.
Op de tenen lopen
Volgens de nieuwe richtlijnen van de Inspectie van het Onderwijs moeten de opbrengsten passen bij de leerlingpopulatie. Wanneer zijn de opbrengsten passend? Als deze voldoen aan de landelijke norm? De vraag is of de leerlingen geprofiteerd hebben van het onderwijsaanbod.
Niets missen?
De leerling centraal
Pixabay
Neem dan nu een combi-abonnement op JSW én HJK (het vakblad voor de onderbouw) en betaal slechts € 119,50 per jaar! Meer informatie: www.jsw-online.nl/ abonneren.
Leerlingen die zelf hun onderwijs invullen en cijfers geven aan de leerkracht. Dit zijn twee voorbeelden van invloed die leerlingen tegenwoordig hebben op onderwijs. Steeds meer scholen geven de leerling een centrale rol. Dat motiveert leerlingen en dat is goed voor de leeropbrengsten, aldus de voorstanders.
Los nummer
Voor jezelf of als cadeau! Nummer Nummer
• Ontbreekt er een nummer van JSW in je collectie? • Een interessant artikel gezien dat je wilt lezen, maar heb je geen abonnement? • Op zoek naar een cadeautje voor je collega?
8, jaargan
7, jaarga
ng 99,
maart 201
5
g 99, apri
l 2015
www .j sw -o n li n e Jeu .n l Schoo w w w.jVakblagdd in Werel sw voo het basl en d speciaal -or nl inisondernl ond wijs, erwijs en e. Jeugd in opleid Sch
ool en We Vakblad reld voor het basisond speciaal erwijs, onderwijs en opleidin g
Bestel een los nummer voor € 10,-
ing
Special
De cre atieve Lee Duu srzm le ameo(te t aiv m)oa ie sti eurlekracht C ntwtik re Zo vergroatief den ot je betken: ess keling dom or crearen Z ro o e k zo tiviteit kenh nei Voorlichtin rg je d tiedel vo Creatief denken
binnoen at feed g geven: r jejeleteer hoe prbaa am ack Daag ex lingen t jewov erer cellente kt sek s? leerling en uit JSW1502
2602_TDS
JSW_HR15
040306_TDS
_nr7_201
5.indd
1
_NR8 2015.i
ndd 1
19-03-15 16-04-15
Ga naar www.jsw-online.nl/abonneren of bel 088-2266692 50
JSW 3 november 2016
08:32
15:02
STERK IN TAAL EN SPELLING Staal is de nieuwe, betekenisvolle taal- en spellingmethode van Malmberg voor groep 4 t/m 8. In Staal staat opbrengstgericht werken en toepassen centraal. Staal laat kinderen smullen van taal! Door de verrassende thema’s, de filmpjes en teksten en bronnen die zo uit het echte leven komen, vergeten kinderen bijna dat ze gedegen taalonderwijs krijgen. Staal kenmerkt zich ook door de bewezen en preventieve spellingaanpak van José Schraven. Modeling en constante herhaling zorgen voor optimale resultaten en succeservaringen. Staal is dé methode voor scholen die resultaat willen boeken en kinderen écht op een nieuwe manier willen motiveren. Staal taal en spelling zijn compleet beschikbaar. www.staal-malmberg.nl