Special HJK december 2017

Page 1

Vakblad voor ontwikkeling, opvoeding en onderwijs aan jonge kinderen

45 jaar!

Bewegend leren in de praktijk

De kracht van

samenwerken Klimmen tot je erbij neervalt

Jaargang 45 – dec. 2017

www.hjk-online.nl

Bewegingsonderwijs


• Foto's: Tom van Limpt

Bewegingsonderwijs

Bewegen is in deze special niet beperkt tot gymmen in de gymzaal

Alles draait om beweging! Beweging is belangrijk. Op 22 augustus 2017 kwam de Gezondheidsraad met nieuwe bewegingsrichtlijnen: volwassenen zouden wekelijks ten minste twee en een half uur matig intensief moeten bewegen en kinderen dagelijks minstens een uur. Het is niet voor niets dat beweging ook een van de thema’s is van de Gezonde School: het is de taak van de school om een actieve leefstijl onder leerlingen te stimuleren. Hieronder valt onder andere het geven van kwalitatief goede lessen bewegingsonderwijs en extra aandacht besteden aan leerlingen die minder actief zijn (www.gezondeschool.nl). Maar bewegen doet meer en draait om meer.

Renske Pals is redactielid van HJK en docent aan de pabo van Avans Hogeschool in Breda. Ze schreef mee aan het boek Bewegingsonderwijs met kleuters Denise Bontje is redactielid van HJK en coördinator Kind & Media en projectcoördinator bij Sardes

W

at betekent motorisch leren nu precies voor het jonge kind? En wat is het effect van bewegen op het leren? Verschillende onderzoeken komen tot positieve effecten van beweging op de motorische, cognitieve en sociale ontwikkeling (Payne & Isaacs, 2007). Al spelend en bewegend ontdekken de kleuters de wereld om zich heen. De hoogste tijd voor een special over bewegingsonderwijs. Maar waar te beginnen? Als je een special rondom dit thema opzet, ontdek je dat letterlijk alles om beweging draait. Zoveel

Literatuur • Payne, V.G. & Isaacs, L.D. (2007). Human motor development: A lifespan approach. London, UK: Mayfield.

12

HJK december 2016

onderwerpen die we in deze special aan bod konden laten komen, genoeg om meerdere specials te vullen. We hebben er echter voor gekozen om in deze special het motorisch leren als uitgangspunt te nemen. We starten de special dan ook met een artikel van Simone Soomers. Zij schrijft in haar artikel over bewegen als motor voor het leren en hoe je bewegen in kunt zetten als leerproces bij jonge kinderen.

Bewegingsonderwijs Uiteraard kon een artikel over het bewegingsonderwijs zelf niet ontbreken. Hoewel beweging steeds hoger op de (politieke) agenda komt te staan, is de inzet van een vakleerkracht bewegingsonderwijs niet vanzelfsprekend. Wat is de waarde van een vakleerkracht voor een les bewegingsonderwijs met kleuters? En hoe bundel je de krachten van een vakleerkracht en


groepsleerkracht? We spraken erover met Mariska Beenhakker (vakleerkracht bewegingsonderwijs op basisschool De Provenier in Rotterdam) en haar collega Maura da Graca (leerkracht groep 1/2 op basisschool De Provenier in Rotterdam). Bewegen is echter niet beperkt tot gymmen in de gymzaal. Koen de Jonge (docent op de pabo van Thomas More Hogeschool en onderzoeker bij het lectoraat Natuur & Ontwikkeling Kind) laat in zijn artikel zien hoe de buitenruimte ervoor kan zorgen dat kinderen gaan bewegen en hoe je als leerkracht de motorische ontwikkeling hierin kunt stimuleren.

Topje van de ijsberg Je merkt het. Drie artikelen die allemaal een spectrum van het thema behandelen, maar het betreft slechts het topje van de ijsberg. Door aan de slag te gaan met deze special hebben we genoeg ideeën verzameld voor nog meer artikelen. Het werken aan de fijne motoriek, bewegingsonderwijs als middel inzetten om in te spelen op de sociale en emotionele ontwikkeling, de relatie met spel en drama, thematisch werken koppelen aan de les bewegingsonderwijs, maar ook praktische tips om zelf aan de slag te gaan, bijvoorbeeld het belang van ruimte bieden om te stoeien. Met deze special zetten we het een en ander in beweging.

Alvast vooruitkijken Dit schooljaar zullen meerdere artikelen over beweging en bewegingsonderwijs volgen. In het januarinummer van HJK gaan we in een artikel van Renske Pals en Mariska Beenhakker dieper in op het onderwerp stoeien met kleuters. Stoeien, vechten en kleuters, deze woorden worden namelijk vaak in één zin genoemd. Ondanks dat stoeien en vechten twee heel verschillende dingen zijn, worden beide vaak negatief benaderd. En hoe moeten kleuters dan het verschil weten tussen stoeien en vechten? Tijdens de les bewegingsonderwijs heb je veel mogelijkheden om met stoeien aan de slag te gaan en dit in te zetten als belangrijk leermiddel voor kleuters en daarnaast tegemoet te komen aan verschillende onderwijsbehoeften. Maar hoe voer je deze les nu uit, welke opbouw gebruik je en wat voor afspraken maak je nu met kleuters? In dit artikel worden handvatten geboden om tijdens je les bewegingsonderwijs op een bewuste en verantwoorde manier om te gaan met stoeien met kleuters. Lees er meer over in het volgende nummer van HJK. Voor nu veel leesplezier gewenst met de artikelen die in deze special staan. Laat je inspireren door deze artikelen en kom zelf in beweging! © Noordhoff Uitgevers

Bewegingsonderwijs met kleuters Renske Pals is één van de auteurs van Bewegingsonderwijs met kleuters. Dit boek bevat alle elementen en onderdelen van de kennisbasis voor het vak bewegingsonderwijs zoals landelijk geformuleerd. Het voorziet ook in specifieke kennis waarover iedereen dient te beschikken die op een verantwoorde manier lessen bewegingsonderwijs aan kleuters wil verzorgen. In HJK oktober 2016 verscheen in de rubriek BoekIndruk een recensie over deze titel. Die recensie is ook op de website van HJK te lezen: www.hjk-online.nl/bewegingsonderwijs.

Inhoud

In deze special is het motorisch leren als uitgangspunt genomen

14

Simone Soomers Bewegend leren in de praktijk

18

Renske Pals en Denise Bontje De kracht van samenwerken

22

Koen de Jonge Klimmen tot je erbij neervalt

HJK december 2016

13


Bewegingsonderwijs

Bewegen en cognitieve ontwikkeling

Bewegend leren in de praktijk Bewegen en leren zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden in de ontwikkeling van jonge kinderen. Bewegen is hun eerste taal (Goddard Blythe, 2013). Een baby in de buik van zijn moeder maakt via beweging contact met haar. Jonge kinderen verkennen de wereld al bewegend en gaan met die nieuwe wereld in interactie. Bewegen levert een belangrijke bijdrage aan de cognitieve ontwikkeling van jonge kinderen (Collard et al., 2014; Mullender-Wijnsma et al., 2015). Wanneer bewegen wordt gekoppeld aan de leerstof, dan beklijft het geleerde beter en langer (Hartman et al., 2015). Wat is het belang van bewegen voor het leren en hoe zet je dat in als middel bij het leerproces van jonge kinderen?

Kaylee uit groep 2 krijgt sinds een aantal weken motorisch remedial teaching (MRT). Het viel de leerkracht van Kaylee op dat ze moeite heeft met de motoriek. Ze scoort op het gebied van oog-lichaam-coördinatie (waaronder balvaardigheid) anderhalf jaar lager dan haar leeftijdsgenoten van 5,3 jaar. Na een periode van vijf maanden MRT scoort ze volgens het Leerlingvolgsysteem Bewegen en Spelen op leeftijdsniveau. Ook uit de KIJK-scores blijkt dat de ruimtelijke oriëntatie en rekenvaardigheid van Kaylee een boost hebben gekregen. Ooglichaam-coördinatie en rekenen zijn vaardigheden die een beroep doen op ruimtelijk inzicht en visuele integratie (Hartman & Visscher, 2011). Visuele integratie houdt de samenhang tussen goede visuele waarneming van je omgeving en de daarbij behorende motorische reactie in. Dit kan het gevonden verband tussen balvaardigheid en rekenen verklaren.

Simone Soomers (s.soomers@saxion.nl) is docent bewegingsonderwijs op de pabo van Saxion Enschede en docent binnen het Expertisecentrum Jonge Kind van Saxion

De motor Bovenstaande casus is een voorbeeld van de onderlinge samenhang tussen bewegen en leren. In dit geval wordt bewegen ingezet als een motor (ontwikkeling van de oog-lichaam-coördinatie) die de auto (rekenvaardigheid) nog beter aan het rijden krijgt. De relatie tussen bewegen en rekenen wordt ook ondersteund door wetenschapsjournalist Mieras (2015) (Novack et al., 2014; Visscher et al., 2011). Hij legt uit dat bewegen een belangrijke rol speelt bij de rekenvaardigheid, omdat de hersengebieden die geactiveerd worden bij bewegen en rekenen dicht bij elkaar liggen en onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Bewegen stimuleert de aanmaak van synapsen tussen de verschillende hersengebieden. Met synapsen worden verbindingen tussen de verschillende hersencellen bedoeld. Deze positieve 14

HJK december 2017

bijdrage van bewegen aan de ontwikkeling van het brein begint al vroeg. Een voorbeeld is het rollen om de lengte-as. Deze beweging is de eerste kruisbeweging van het lichaam waarbij de linker- en rechterhersenhelft samen moeten werken en er dus verbindingen gelegd worden (Weene, 2006). Deze samenwerking is essentieel bij het leren. Bijvoorbeeld bij het maken van een som: om een cijfer te herkennen en een numeriek patroon (bijvoorbeeld cijferreeksen) te vinden, doe je een beroep op de rechterhersenhelft. Om de betekenis van het cijfer te vinden en het resultaat in het werkende geheugen op te slaan, doe je een beroep op de linkerhersenhelft. Tevens stimuleert bewegen een effectieve prikkeloverdracht tussen deze cellen, waardoor het leren makkelijker gaat. Bijvoorbeeld bij kinderen die moeite hebben met lezen in groep 3 verloopt die prikkeloverdracht minder efficiënt. Er wordt een langere weg afgelegd om het woord te kunnen lezen. Wanneer er wordt bewogen, komen er stoffen in de hersenen vrij die essentieel zijn voor de ontwikkeling, de groei en het functioneren van de hersencellen (Hersenstichting, 2013). Aangezien het brein van het jonge kind nog aan het rijpen is, kan bewegen daar een positieve invloed op uitoefenen.

Bewegen en executieve functies Met het onderzoeksproject van Smart Moves wordt onderzoek gedaan naar welke type bewegingen het meest effect hebben op de cognitieve ontwikkeling en hoe intensief ze moeten zijn. Het onderzoek van Fit, Vaardig en Verstandig wees in 2011 al uit dat complex bewegen nog belangrijker is dan bewegen op zich. Complexe bewegingen als huppelen en touwtjespringen hebben een effect op de complexe gedachteprocessen, zoals leren spellen en lezen. Deze bewegingen worden gestuurd vanuit de kleine hersenen die aan de


Bewegingsonderwijs

Interview groepsleerkracht en vakleerkracht gym

De kracht van samenwerken ‘Gymles voor kleuters. Ga er maar aan staan. Zo gestructureerd als je in de bovenbouw aan de slag kunt als gymleerkracht, zo anders is het in de onderbouw.’ Dit ervoer Mariska Beenhakker (gymleerkracht sinds 1997) aan den lijve toen ze in 2010 begon als vakleerkracht bij de kleuters. ‘Het was één groot drama, die eerste les. Kinderen renden door elkaar heen, niemand bleef in zijn eigen vak, materiaal vloog alle kanten op of werd voor hele andere dingen gebruikt dan bedoeld. Die wilde naar het toilet en de ander op schoot. Alles tegelijk. Ik kwam ogen en oren tekort en wist direct dat het anders moest.’

Renske Pals is redactielid van HJK en docent aan de pabo van Avans Hogeschool in Breda. Ze schreef mee aan het boek Bewegingsonderwijs met kleuters Denise Bontje is redactielid van HJK en coördinator Kind & Media en projectcoördinator bij Sardes

I

nmiddels geeft Beenhakker alleen nog maar les aan kleuters en werkt ze daarbij nauw samen met de groepsleerkrachten van de onderbouw van de school. We spraken met Beenhakker en haar collega Maura da Graca (groepsleerkracht onderbouw) over de kracht van samenwerken. In dit interview gingen zij in op de samenwerking tussen een groepsleerkracht en een vakleerkracht gym.

Bewegen met kleuters ‘Gymles geven met kleuters is best eng. Dat krijg je namelijk minimaal op de ALO-opleiding. In het begin denk je nog: dat doe ik wel even. Maar je kunt niet aan kleuters lesgeven en denken dat je gym gaat geven zoals in de midden- of bovenbouw gebeurt. Kleuters zijn continu aan het bewegen en ontwikkelen zich ook continu. Dat moet je (in)zien als leerkracht en daar moet je ook op inspelen’, aldus Beenhakker. Volgens haar gaat het bij gym met kleuters ook niet alleen om die motoriek. ‘Je helpt ze in hun totale ontwikkeling als mens. Dat moet je doorhebben, anders mis je zoveel. Als je doelen loslaat en je begint naar de kinderen te kijken door die ogenschijnlijke chaos heen, dan zie je wat er echt gebeurt en waar ze mee bezig zijn. Ook als ze een kwartier op de kast liggen, kan dit bijdragen aan hun totale ontwikkeling. Daar moet je voor openstaan.’ Om de gymles optimaal te benutten en de kleuters op verschillende manieren uit te dagen, werkt Beenhakker op een vaste manier, namelijk met vier tuinen (zie het kader ‘Vier tuinen’ op pagina 19 voor meer informatie). Deze manier van werken is ontstaan vanuit de chaos van de eerste les. Beenhakker hing huisjes op om structuur aan te brengen en bij huisjes horen tuinen. De tuinen zijn afgebakend en de afspraak is: je komt niet bij

'Je helpt kleuters in hun totale ontwikkeling als mens. Dat moet je doorhebben, anders mis je zoveel'

18

HJK december 2017

de buren. Is de bal over de grens? Dan vraag je hem terug aan de buurman. Zo blijft iedere kleuter in zijn eigen vak. Elke tuin daagt de kinderen op een andere manier uit en iedere tuin heeft een andere functie in het geheel. Het gekozen arrangement, de materiaalkeuze en de beperkte regels en afspraken bepalen de uitkomst van het gedrag dat de kleuters laten zien. Hoeveel ruimte de kleuters krijgen voor eigen speelkriebels (de eigen betekenis die ze geven aan het materiaal in deze context) (Beenhakker et al., 2016) bepaalt de leerkracht. ‘Het is interessant om te zien wat de kleuters met materialen gaan doen en hoe ze bepaalde uitdagingen overwinnen. Op een matje kun je liggen, stoeien, springen of doe je de koprol. En zo kunnen kleuters nog meer creatieve speelkriebels verzinnen. Handig in deze situatie? Dat is aan de leerkracht’, vervolgt Beenhakker. ‘De lessen starten en eindigen altijd centraal in het midden, in het tuintje van de leerkracht. De rest van de tijd werken kinderen in kleine groepjes in de verschillende tuinen. In elke les zijn de kinderen gemiddeld zeven tot tien minuten in een tuintje aan het bewegen. Doordat weinig Over de geïnterviewden Mariska Beenhakker en Maura da Graca werken op basisschool De Provenier in Rotterdam-Noord. De Provenier is een Lekker Fit!-school. De kinderen (en vanwege de doorgaande lijn dus ook de kleuters) krijgen drie keer per week gymles van 45 minuten per les. De lessen worden tweemaal door de gymleerkracht gegeven en een keer door de groepsleerkracht. De gymles wordt gegeven in de speelzaal die centraal in de school gevestigd is. Iedereen in de school kan de kinderen zien gymmen.


Bewegingsonderwijs

Vertrouwd raken met buitenonderwijs

Klimmen tot je erbij neervalt Ravotten, klimmen, stoeien, duikelen, springen, struikelen en weer opstaan. Leuk, spannend en waardevol. Maar niet zonder gevaar. Veel leerkrachten worstelen met buitenspel en risicospel van jonge kinderen terwijl de buitenruimte ervoor zorgt dat kinderen gaan bewegen. Hoe kun je met buitenonderwijs de motorische ontwikkeling ofwel het bewegingsonderwijs veilig ondersteunen? En wat is de rol van vertrouwen daarin?

‘Soms zegt een ouder dat kinderen buiten “slechts aan het spelen zijn”. Buiten wordt er wel geleerd, maar binnen is het échte leren, is dan de gedachte’, ervaart een leerkracht. ‘Nee, het schoolplein is meer dan een speelplein, het is een educatieplein, een leerplein. Leerkrachten zijn geen pleinwacht, maar pleinkracht. Misschien wordt er buiten nog wel meer geleerd dan binnen. Dat inzichtelijk maken voor anderen (bijvoorbeeld voor ouders) is vaak een enorme uitdaging voor leerkrachten.’

Koen de Jonge is docent op de pabo van Thomas More Hogeschool en onderzoeker bij het lectoraat Natuur & Ontwikkeling Kind

Een leven lang bewegen Waarom buitenonderwijs zinvol is, is niet voor elke leerkracht en ouder duidelijk. Dat er buiten misschien wel meer geleerd wordt dan binnen, zit hem in het gegeven dat je buiten tegelijkertijd aan rekenen en de sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling kunt werken. Zelfs taalontwikkeling komt meer op gang door middel van bewegen in de buitenruimte (Prins & Hovinga, 2017). Door bewegen en de buitenruimte in te zetten als middelen om tot spel en leren te komen en niet als doel op zich, transformeer je het speelplein tot een leerplein (De Jonge, 2016). Dit sluit aan bij het gegeven dat in het merendeel van de basisscholen geen vakleerkrachten gym bij de kleuters worden ingezet (Brouwer, Van Berkel, Van Mossel, & Swinkels, 2015). In de bovenbouw gaan vakleerkrachten vooral aan de slag met hoe kinderen op de juiste manier bewegen, daar waar in de onderbouw de leerkracht vooral bewegen in kan zetten om aan de brede ontwikkeling van het kind te werken. Tevens wordt op deze manier de attitude om een leven lang te bewegen gestimuleerd.

Met het buitenonderwijs kun je bewegingsonderwijs en de bredere ontwikkeling van het kind stimuleren door het in te zetten als middel

22

HJK december 2017

Bewegen in en met natuur De meerwaarde van het gebruik van de natuur in de buitenruimte is wetenschappelijk en praktisch beschreven in onder andere Het laatste kind in het bos (Louv, 2007). Ook dichter bij huis wordt onderzoek gedaan naar de ‘leer’kracht van schoolpleinen (Wesselius, Hovinga, & Maas, 2015). Maar wie dagelijks met kinderen werkt, ziet dat je kinderen maar op een (goed ingericht) schoolplein hoeft te zetten en er ontstaan vanzelf vormen van klauterspelen, balanceerspelen en stoeispelen. De natuur en de buitenruimte dagen uit, want in bomen wil je klimmen en over sloten wil je springen. Een kind dat met de poten in de modder staat, voelt zich weer even een oermens en met takken kun je al op vierjarige leeftijd een pijl en boog maken als een indiaan. Kinderen leren zo spelenderwijs een stukje geschiedenis, hun fantasie te gebruiken, ze bouwen kennis op van planten en natuurlijke materialen en worden buiten getriggerd zich fysiek en motorisch te ontwikkelen. Van waarom naar hoe Met het buitenonderwijs kun je dus het bewegingsonderwijs en de bredere ontwikkeling van het kind stimuleren door het in te zetten als middel en met een goed ingerichte natuurrijke buitenomgeving lijkt dit ook haast vanzelf te gaan. Weten waarom en waartoe je naar buiten gaat, maakt nog niet dát je naar buiten gaat. Er is weleens slecht weer, er sneuvelt weleens een designbroek, het rooster of de methode past anders niet en er zijn ongelukken en viezigheid (of angst ervoor). De volgende vragen zijn dus: hoe houd je het veilig, hoe werk je aan verschillende doelen tegelijk en hoe zorg je dat het past binnen al het andere dat nog moet? Driehoek van vertrouwen Zowel leerkrachten als leerlingen hebben vertrouwen in zichzelf nodig, in elkaar


• Foto’s: Tom van Limpt

Druktemaker ‘Freek kan een echte druktemaker zijn. Soms gooit hij met blokken of kliedert veel te fanatiek met verf. Ik stond mij dan ook te verbazen hoe geduldig hij kan zijn bij het bouwen van een zandkasteel’, zegt de leerkracht van Freek. ‘Het lijkt wel of hij dan minder bij de pakken neer gaat zitten als die omvalt of stukgaat. Misschien bouwt hij thuis ook wel veel zandkastelen samen met zijn zusje.’ Veel leerkrachten weten hoe kinderen reageren binnen in de klas, omdat ze daar het kind het meest zien. Als dat kind buiten ander gedrag laat zien, kan dat voor verbazing zorgen. In de buitenomgeving gedragen kinderen zich anders en hebben kinderen andere ervaring waar ze een beroep op doen, en dus dienen we het kind opnieuw in de andere context te bekijken. Buitenervaringen ‘Kees is in een van de bomen op het schoolplein geklommen. Hij vindt het heerlijk om een beetje te zwiepen met de takken. De boom is niet hoog, maar Kees is nog zo klein, hij kan eruit vallen, zich krassen of zijn enkel verzwikken. Haal je hem uit de boom of laat je hem zitten met alle risico’s van dien? Zouden meer kinderen de boom in willen? Wat zullen zijn ouders denken? Je hebt het er niet met hen over gehad. Maar nu ben jij verantwoordelijk en moet jij de keuzes maken. Je vertrouwt het niet helemaal en voor de zekerheid roep je hem uit de boom. Balend klautert Kees naar beneden.

De natuur en de buitenruimte dagen uit, want in bomen wil je klimmen

(leerkracht-leerlingrelatie) en in de omgeving. Vertrouwen bouw je op met kennis van en ervaring over de leerling en de omgeving, zodat jij als leerkracht in staat bent het kind in nieuwe omgevingen in te leiden. Veel leerkrachten kennen de leerling en ze kennen de schoolomgeving, maar ze hebben niet altijd even goed zicht op de relatie die het kind met zijn omgeving heeft. De ruimte voor verbetering ligt meestal in een vierde lijn (zie figuur 1 hieronder voor een uitwerking).

Of het nu klimmen in de bomen is, met een vaart steppen of graven met schepjes. Een ongeluk zit in een klein hoekje en als je de situatie niet vertrouwt, neem je het zekere voor het onzekere. Het omgekeerde is ook waar: door vertrouwen te creëren, ontstaan er nieuwe kansen om te leren voor het kind, waaronder het leren omgaan met gevaren. Kennis van de ervaringen van het kind draagt bij aan het creëren van vertrouwen. Zo is

Leerling

Leerkracht

>>

Leerling

Omgeving

Leerkracht

Omgeving

Figuur 1 – De driehoek van vertrouwen (links). De ruimte voor verbetering ligt in een vierde lijn (rechts)

HJK december 2017

23


• Tom van Limpt

Bewegingsonderwijs

Ervaringen delen Heb je de special ‘Bewegingsonderwijs’ gelezen en ben je er in de praktijk mee aan de slag gegaan? Laat ons weten wat je met deze special en de besproken thema’s in je eigen praktijk hebt gedaan.

Meer informatie op: www.hjk-online.nl/specials

Je kunt deze ervaringen delen door te mailen naar: hjk@thiememeulenhoff.nl.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.