ITAA-zine | Nummer 1 - februari 2021

Page 1

-ZIN E Nummer 1 | Februari 2021

Maandelijkse uitgave – Afgiftekantoor Gent X – P409030

E-audit: een actuele stand van zaken In het kader van de zich almaar voortzettende technologische evoluties wijst de praktijk uit dat de administratie meer en meer gaat inzetten op de mogelijkheid tot digitale uitwisseling van boekhoudkundige data. Dergelijke werkwijze wordt aangegeven als een “E-audit”. iStockphoto.com/shapecharge.


Colofon E-audit: een actuele stand van zaken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 GDPR, vier magische letters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Kmo-vriendelijke ‘winwin’-, ‘proxi’- en ‘coup de pouce’-leningen: overeenkomsten en verschillen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19

ITAA-zine Maandelijks tijdschrift van het ITAA (verschijnt niet in januari en juli) nr. 1/2021 ADMINISTRATIE EN REDACTIE ITAA, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel Tel.: +32 2 240 00 00 E-mail: info@itaa.be COÖRDINATIE Stéphane De Bremaeker (NL) – stephane.debremaeker@itaa.be Gaëtan Hanot (FR) – gaetan.hanot@itaa.be REDACTIECOMITÉ Stéphane De Bremaeker, Gaëtan Hanot, Johan De Coster, Chantal Demoor, Sophie Bosschaerts, François Lezaack, Bart Van Coile (voorzitter), Frédéric Delrue (ondervoorzitter), Geert Lenaerts, Eric Steghers AFBEELDINGEN iStockphoto VERTALINGEN IGTV en House of Words VERANTWOORDELIJKE UITGEVER B. Van Coile, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel

iStockphoto.com/ronnachaipark.

iStockphoto.com/wutwhanfoto.

iStockphoto.com/xavierarnau.

3

MEDEDELING VOOR DE LEZERS De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en de mening van de auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité.

21

iStockphoto.com/MStudioImages.

13

Vergelijkende tabel

19

Winwinlening

Proxilening

Grootte ontlener

kmo 1

kmo 2

Status kredietnemer

vennootschap of éénmanszaak, alsook VZW met commerciële activiteit

vennootschap of éénmanszaak, alsook VZW met commerciële activiteit

Levensduur kredietnemer

geen beperking

geen beperking

Uitgesloten activiteiten van kredietnemer

geen beperking

geen beperking

Zetel kredietnemer

exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest

vestigingseenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

maatschappelijke zetel in Waalse Gewest

Specifieke voorwaarden ontlenende vennootschap

(rechtsvorm van een) handelsvennootschap

geen

• geen management- of bestuurdersvennootschap of uit die activiteiten het merendeel aan inkomsten halen, maar lening voor overname aandelen van een onderneming kwalificeert wel • niet beursgenoteerd zijn

Voorwaarden kredietgever

• natuurlijke persoon • handelend buiten handels- of beroepsactiviteiten • onderworpen aan de personenbelasting in het Vlaamse Gewest • geen werknemer van de kredietnemer • geen echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner van de kredietnemer-zelfstandige • geen bestuurder of zaakvoerder van de ontlenende rechtspersoon, idem voor echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner • geen houder van > 5% van aandelen of stemrechten of van rechten/effecten waarvan uitoefening/conversie de drempel doet overschrijden • geen kredietnemer bij andere winwinlening

• natuurlijke persoon • handelend buiten handels- of beroepsactiviteiten • onderworpen aan de personenbelasting in het Brusselse Gewest • geen werknemer van de ontlener • geen echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner van de kredietnemer-zelfstandige • geen aandeelhouder van rechtspersoon, noch benoemd zijn of optreden als bestuurder, zaakvoerder of vergelijkbaar mandaat • echtgeno(o)te of wettelijk samenwonende partner van uitlener mag geen aandeelhouder of bestuurder/zaakvoerder van ontlener zijn • geen kredietnemer bij andere Proxilening

• natuurlijke persoon • handelend buiten beroeps- of ondernemingsactiviteit • onderworpen aan de personenbelasting in het Waalse Gewest • geen werknemer van ontlener • geen echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner van de zelfstandige ontlener; • zelf of echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner geen oprichter, lid, medewerker of aandeelhouder, rechtstreeks of onrechtstreeks, van ontlener, noch lid van orgaan belast met dagelijks bestuur of beheer, vereffenaar of vergelijkbaar mandaat, noch vaste vertegenwoordiger van een vennootschap-bestuurder of vereffenaar bij de ontlener • geen ontlener zijn bij andere Coup de Pouce-lening

Het Instituut van de Belastingadviseurs en Accountants (IBA) is opgericht bij wet van 17 maart 2019. Het IBA gaat door het leven als ITAA, en is het resultaat van een fusie tussen het IAB en het BIBF. Het ITAA wordt bestuurd door een Raad en een Uitvoerend comité. Voor meer informatie: www.itaa.be.

Coup de Pouce

kmo 3

vennootschap (of vereniging of stichting) of éénmanszaak geen beperking

geen activiteit of uitsluitend of hoofdzakelijk doel van • investeringen • geldbeleggingen • financiële dienstverrichtingen ten voordele van derde vennootschappen, geldbeleggingen door thesaurievennootschap of gemeenschappelijk beleggen van kapitaal • oprichting, aan- en verkoop en verhuur van vastgoed voor eigen rekening of participaties in vennootschappen met dergelijk doel • vennootschappen met zakelijke rechten op onroerend goed, waarvan de bedrijfsleider (partner of kinderen) het privégebruik hebben

UITGEVER Wolters Kluwer België Motstraat 30, B-2800 Mechelen


3

E-audit: een actuele stand van zaken In het kader van de zich almaar voortzettende technologische evoluties wijst de praktijk uit dat de administratie meer en meer gaat inzetten op de mogelijkheid tot digitale uitwisseling van boekhoudkundige data. Dergelijke werkwijze wordt aangegeven als een “E-audit”. Deze bijdrage tracht de werkwijze van de administratie in het kader van de E-audit juridisch te kaderen opdat de beroeps­ beoefenaars met een actuele stand van zaken deze technologische evolutie kunnen benaderen.

1. Context De administratie heeft enkel die onderzoeksbevoegdheden die de wetgever haar toekent en deze dienen bovendien strikt te worden geïnterpreteerd. Een en ander impliceert meteen dat de fiscale wetgeving veelal de technologische evoluties achterna moet lopen, wil de administratie hierbij mee evolueren in de optimalisatie van haar controlebevoegdheden. Met de programmawet van 1 juli 2016 kwam de wetgever op die manier tegemoet aan de tendens waarbij de belastingplichtige zijn boekhoudkundige gegevens niet langer bewaarde op de harde schijf van zijn computersysteem, maar ze bewaarde in de zogenaamde “cloud”, waarbij de externe servers zich zowel in het binnenland als het buitenland konden bevinden. Het ene territoriaal bevoegde controlekantoor al meer dan het andere stuurt immers, ter voorbereiding van een fiscale controle, een verzoek uit om de back–up van de elektronisch gevoerde boekhouding over te maken om er dan vervolgens een eigen auditsoftware op los te laten. Een dergelijke back-up betreft de veiligheidskopie van de data die werd

1

ingegeven in de softwareapplicatie welke toelaat de boekhouding elektronisch te houden. Het betreft dus een gedigitaliseerde vorm van de boekhouding. Van belang hierbij is op te merken dat een dergelijke back-up in beginsel alle in de boekhoudsoftware ingebrachte data bevat en zich tevens uitstrekt over alle boekjaren. Het gebruik maken van moderne digitale technieken kan en mag natuurlijk niet tot gevolg hebben dat andere informatie wordt uitgewisseld dan wordt gevraagd of wettelijk moet worden aangeleverd. Het is dan uiteraard ook aangewezen dat men zich ervan vergewist welke data aan de administratie de facto wordt overmaakt. De administratie verzoekt immers steevast naar de back-up of back-file, doch bij sommige softwarepakketten betekent dit dat men automatisch de back-up van alle boekjaren overmaakt in plaats van diegene die het voorwerp zijn van de controle. Dit kan uiteraard niet de bedoeling zijn. Veelal wordt dus door niet-IT specialisten gesproken over “back-up” files zonder de juiste draagwijdte steeds te begrijpen van wat dit administratief of wettelijk betekent vanuit een boekhoudkundig of fiscaal perspectief.

De meeste softwarepakketten zijn echter al dermate ontwikkeld dat ze via een eenvoudige druk op de knop de opgevraagde boekjaren kunnen afsplitsen om vervolgens dat deel van de back–up elektronisch door te sturen wat in zekere mate neerkomt op een gelijkaardige documentatie van boeken en bescheiden die worden voorgelegd bij een controle ter plaatse. Het verzoek uitgaande van de administratie stelt de laatste tijd hierbij meestal de handleiding ter beschikking, maar waakzaamheid hierbij blijft derhalve geboden opdat men duidelijk begrijpt wat men bezorgt. De praktijk wijst immers ook uit dat de administratie dit verzoek veelal rechtstreeks zal richten tot de beroepsbeoefenaars in plaats van tot de belastingplichtige zelf. Het Instituut herinnert er dan ook aan dat de beroepsbeoefenaar er zich eveneens van moet vergewissen dat de back-up geen gegevens mag bevatten welke gedekt zijn door zijn beroepsgeheim, doch enkel de wettelijk bij te houden boeken van de te controleren jaren1 . Het Instituut schreef intussen verschillende softwareleveranciers aan met het verzoek te voorzien in een export welke enkel de wettelijke boekhouding bevat, zodat er geen stukken worden doorgestuurd die gedekt zijn door het beroepsgeheim.

B. VANDERSTICHELEN en B. VAN COILE, “Welke reflex wanneer de fiscale administratie naar back-up digitaal klantendossier vraagt?”, https://www.iec-iab.be/nl/leden/Publicaties/editorialen/Pages/20171214-Welke-reflex-wanneer-fiscale-administratie-naar-back-updigitaal-klanten.aspx.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


4

2. Juridische basis van het verzoek tot overdracht van de back‑up Kenmerkend aan de werkwijze bij de E-audit is dat de administratie zal verzoeken om de back–up van de gevoerde boekhouding over te maken. Artikel 315bis van het WIB92, dat aan de administratie een onderzoeksbevoegdheid toekent wanneer de belastingplichtige zijn boekhouding elektronisch voert, legt aan deze laatste de verplichting op om “op verzoek van de administratie, ter plaatse, de dossiers met betrekking tot de analyses, de programma’s en het beheer van de gebruikte systeem, alsook de informatiedragers en alle gegevens die zij bevatten, ter inzage voor te leggen.” De boeken en bescheiden moeten dus bij de belastingplichtige ter plaatse worden voorgelegd aan de administratie en dit in een leesbare en verstaanbare vorm. Als de administratie om een kopie ervan verzoekt, moet de belastingplichtige hieraan gehoor geven. Artikel 61 van het Btw-Wetboek voorziet in dergelijk geval eveneens in de voorlegging, zonder verplaatsing, van de boeken, facturen en andere stukken die in een elektronisch formaat worden bewaard. Wanneer de administratie erom verzoekt, moet de belastingplichtige in hun bijzijn kopieën van voormelde gegevens maken. Zowel het WIB92 als het BtwWetboek voorzien dus enkel in

een voorleggingsplicht, zonder verplaatsing van de stukken. Er is dus géén wettelijke verplichting voor de belastingplichtige om boeken en bescheiden over te maken aan de administratie in het kader van een fiscale controle. De administratie kan enkel die onderzoeksdaden verrichten die de wetgever haar heeft toegekend en deze zijn op beperkende wijze te interpreteren 2 . De administratie kan de belastingplichtige evenmin verplichten om de boeken en bescheiden naar haar op te sturen in het kader van een vraag om inlichtingen in toepassing van artikel 316 van het WIB923 . De administratie kan artikel 316 van het WIB92 niet gebruiken om te ontkomen aan de beperkingen van artikel 315 van het WIB924 . Kortom, de administratie die bij een fiscale controle eist dat de back-up van de elektronisch gevoerde boekhouding wordt toegezonden, stelt derhalve een niet bij wet voorziene onderzoeksdaad.

3. Volledig vrijblijvend karakter Het staat de administratie wel vrij om de belastingplichtige te verzoeken om op vrijwillige basis over te gaan tot het overmaken van boeken en bescheiden. Dit veronderstelt dat dergelijk verzoek niet gebeurt onder dreiging van sancties5 . Het staat de belastingplichtige dus volledig vrij om al of niet in te gaan op het verzoek vanuit de administratie.

Het kan namelijk ook in het voordeel van de belastingplichtige zijn dat hij op een snelle en efficiënte manier informatie kan overdragen aan de belastingadministratie zodat hij minder tijd moet vrijmaken om de controleur bij hem ter plaatse te moeten ontvangen. Indien bij de belastingplichtige de indruk wordt gewekt dat hij verplicht is om de stukken binnen te brengen, dan wordt artikel 315, lid 1 van het WIB92 geschonden 6 .

4. Invloed van de beginselen van behoorlijk bestuur De fiscale administratie moet de beginselen van behoorlijk bestuur respecteren7. In het kader van de fiscale controle betreffen de relevante beginselen vooral het zorgvuldigheidsbeginsel, het fair play–beginsel, het verbod van machtsafwending en het redelijkheidsbeginsel 8 . Specifiek wat betreft de problematiek van de overmaking van stukken in het kader van een fiscale controle, kan bijkomend verwezen worden naar het vonnis van 19 september 2002 van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel 9 . De rechtbank stelde immers duidelijk dat het verzoek tot overlegging van stukken beoordeeld moet worden in het licht van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer bepaald het beginsel van de fair play. De rechtbank merkt hierbij op dat het louter stellen van de vraag aan de belastingplichtige tot het binnenbrengen van stukken onvermijdelijk

2 M. DE JONCKHEERE, M. DELANOTE en M. MAUS, De fiscale procedure, Brugge, 2010, Die Keure, 53; A. Tiberghien, Handboek voor Fiscaal Recht 2018-2019, Mechelen, 2018, Kluwer, 1703, 50. 3 Antwerpen 6 maart 2018, 2016/AR/1523, www.monkey.be 4 F. EERENS, “De vraag om inlichtingen: vraag maar raak?”, Tijdschrift voor Fiscaal Recht 2015/9, nr. 76: Dit voor zover de opgevraagde stukken onder het toepassingsgebied van artikel 315 van het WIB92 vallen. 5 Cass. 21 november 2014, Arr. Cass. 2014, afl. 11, 2691. 6 Rb. Luik 28 oktober 2002, TFR 2003, 120; M. WAUMAN, “De grenzen van art. 315, lid 1, WIB 1992 opnieuw verkend, noot onder Rb. Brussel 19 september 2002”, TFR 2003, afl. 241, 445. 7 Cass. 27 maart 1992, Arr. Cass. 1991 – 1992, 727; Cass. 11 mei 1998, R.W. 1998 – 1999, 1158; Cass. 6 november 2000, Arr. Cass. 2000, afl. 9, 1717; Cass. 20 november 2006, Arr. Cass. 2006, afl. 11, 2371. 8 M. MAUS, De fiscale controle, Brugge, Die Keure, 2005, 1416-1422. 9 Rb. Brussel 19 september 2002, TFR 2003, afl. 241, 445.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


5

iStockphoto.com/AndreyPopov.

de indruk doet ontstaan dat hij hierop moet ingaan, gelet op de wettelijke opdracht van de administratie om de fiscale toestand van de belastingplichtige na te zien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de fair play vereist dat de administratie uitdrukkelijk wijst op het recht van de belastingplichtige om een controle zonder verplaatsing van de boeken en bescheiden te eisen. Voor deze rechtspraak volstaat het dus niet dat de administratie bij haar verzoek enige dreiging met sancties achterwege laat. Als de administratie een gunst vraagt van de belastingplichtige, dan vereisen de beginselen van behoorlijk bestuur dat de belastingplichtige dit ten volle beseft. De administratie mag niet speculeren op de onwetendheid van

de belastingplichtige aangaande zijn rechten om van hem bepaalde zaken gedaan te krijgen10 . Het verzoek uitgaande van de administratie zou de belastingplichtige dan ook spontaan moeten wijzen op het volledig vrijblijvend karakter van het verzoek: “De administratie dient er, rekening houdend met de beginselen van behoorlijk bestuur, wel voor te zorgen dat de vraag om inlichtingen voldoende duidelijk en ondubbelzinning is en dat de belastingplichtige wordt geïnformeerd over de gevolgen die verbonden zijn aan het niet of onvoldoende antwoorden en het niet tijdig antwoorden op de gestelde vragen.”11 “Het moet met andere woorden voor de belastingplichtige duidelijk zijn dat hij enkel verplicht is bepaalde

inlichtingen te verschaffen, maar dat hij niet verplicht is stukken op te sturen en dus ook niet gesanctioneerd kan worden indien hij verkiest om dit niet te doen. De vraag om een bepaald stuk te bezorgen, moet gesteld worden zonder enige zweem van verplichting of sanctie (zie Cass. 21 november 2014, Fiscoloog nr. 1411, 11)”12 .

5. Informeel verzoek Minister van Financiën en Fiscale Fraudebestrijding Johan Van Overtveldt heeft op 24 januari 2018 in antwoord op een mondelinge parlementaire vraag uitdrukkelijk gesteld dat de administratie een informeel verzoek kan richten aan de belastingplichtige of zijn mandataris, de beroepsbeoefenaar, om bepaalde

10 M. WAUMAN, “De grenzen van art. 315, lid 1, WIB 1992 opnieuw verkend, noot onder Rb. Brussel 19 september 2002”, TFR 2003, afl. 241, 445. 11 Antwerpen 6 maart 2018, 2016/AR/1523, www.monkey.be. 12 Antwerpen 9 februari 2016, Fiscoloog 2016, afl. 1469, 12.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


6 boekhoudkundige gegevens of stukken op digitale wijze over te dragen13 .

wijzigt niets aan hetgeen hoger werd uiteengezet14 .

De minister voegt eraan toe dat de toepasselijke wettelijke bepalingen van het WIB92 en van het BtwWetboek niet beletten dat de belastingplichtige de administratie digitale gegevens zou toezenden, zelfs indien de gevraagde gegevens eerder omvangrijk zouden zijn. Hij stelt hierbij dat er strikt op toegezien wordt dat in dergelijke gevallen de bestaande procedureregels in verband met de voorleggingsplicht correct en integraal worden nageleefd, opdat op geen enkel moment de rechten van de belastingplichtige in het gedrang zouden kunnen komen.

In de praktijk blijkt de administratie zich bij de E-audit in de meeste gevallen ook rechtstreeks tot de accountant te richten. De administratie lijkt er dus vanuit te gaan dat de beroepsbeoefenaar van rechtswege gemandateerd is om zijn cliënt te vertegenwoordigen in het kader van een fiscale controle. Dit is nochtans niet het geval; er bestaat daarvoor geen enkele wettelijke basis.

6. Tussenbesluit Wil de administratie zich in het kader van een E-audit onthouden van het stellen van onwettige onderzoeksdaden, dan dient het verzoek tot de overdracht van de back-up informeel en vrijblijvend te zijn. De belastingplichtige mag niet de indruk krijgen dat hij verplicht is gevolg te geven aan het verzoek. Het fair play-beginsel vereist zelfs dat de administratie hierbij uitdrukkelijk zou melden dat de belastingplichtige op vrijwillige basis kiest al of niet gevolg te geven aan het verzoek zonder enig risico op sancties. Doet de administratie dit niet, dan zou men de administratie kunnen wijzen op het onwettige karakter van haar verzoek en daaromtrent het nodige voorbehoud kunnen formuleren.

7. Verzoek aan de beroepsbeoefenaar Het feit dat de belastingplichtige beroep doet op een accountant

Integendeel, de wet voorziet dat de rechtsverhouding tussen de beroepsbeoefenaar en zijn cliënt, en dus de draagwijdte van de opdracht van de beroepsbeoefenaar, formeel komt vast te liggen in de opdrachtbrief15 . Er kan dan ook niet worden vermoed (bijvoorbeeld op basis van het gegeven dat de beroepsbeoefenaar de aangifte indiende) dat de beroepsbeoefenaar bij een fiscale controle gemandateerd is de belastingplichtige te vertegenwoordigen en zodoende zonder meer gevolg mag geven aan het verzoek. Het is derhalve aangewezen voor de beroepsbeoefenaar dat deze bij ontvangst van dergelijk verzoek in eerste instantie de draagwijdte van zijn opdracht ten aanzien van de belastingplichtige nagaat, alvorens handelingen te stellen in het kader van een E-audit.

7.1. De beroepsbeoefenaar beschikt over het nodige mandaat Indien de beroepsbeoefenaar het uitdrukkelijk en algemeen mandaat heeft gekregen om zijn cliënt te vertegenwoordigen in het kader van de fiscale controle, dan zal hij, rekening houdend met de belangen van zijn cliënt, zelf kunnen oordelen welk gevolg er aan het verzoek wordt gegeven. Hierbij is het ook aangeraden, tenzij anders

overeengekomen, om de cliënt uitdrukkelijk in te lichten van het verzoek van de administratie alvorens gevolg te geven aan het verzoek tot overhandiging van de informatie. Dit omdat bij het uitoefenen van een lastgeving, de lasthebber steeds zijn opdracht met de nodige omzichtigheid moet uitoefenen en de lastgever ook steeds de mogelijkheid heeft om een mandaat in te trekken met respect van de regels in de opdrachtbrief. Dit heeft ook als voordeel dat, wanneer de beroepsbeoefenaar op deze wijze info heeft verstrekt aan de administratie, zulks niet als een verrassing zal komen bij de belastingplichtige als er nadien een aanpassing van de belastbare basis is.

7.2. De beroepsbeoefenaar beschikt niet over het nodige mandaat Indien de beroepsbeoefenaar niet beschikt over het vereiste mandaat, dan is het aangewezen dat hij de administratie hiervan in kennis stelt in antwoord op het verzoek. Daarnaast zal hij niet anders kunnen dan terug te koppelen naar zijn cliënt en deze te informeren over de mogelijkheden die zich aandienen. Het verzoek van de administratie tot overdracht van de back–up heeft immers geen enkele juridische basis en het komt dan ook aan de belastingplichtige toe om (geïnformeerd) te beslissen welk gevolg eraan wordt gegeven. Gebeurlijke schade door de overdracht van de back–up zonder het akkoord van de cliënt zal niet vallen onder de dekking van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.

7.3. Tussenbesluit Gevoelig hierbij is dat de beroepsbeoefenaar in dergelijke gevallen de

13 Integraal Verslag van de Commissie voor de Financiën en de Begroting, 24 januari 2018, CRIV 54 COM 803. 14 Zie Antwerpen 9 februari 2016, Fiscoloog 2016, afl. 1469, 12. 15 Art. 28/1 van de Wet betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen van 22 april 1999.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


7 facto de aankondiger wordt van de fiscale controle, hetgeen bevreemdend overkomt naar de cliënt. Op die manier dreigt de belastingcontrole met een wantrouwen van de belastingplichtige te beginnen, zowel ten aanzien van de beroepsbeoefenaar als ten aanzien van de administratie. De belastingplichtige maakt hierdoor het voorwerp uit van een controle bij derden, zonder dat deze het zelf weet, hetgeen andermaal botst met het beginsel van fair play.

iStockphoto.com/AndreyPopov.

Het Instituut pleit er dan ook voor dat de administratie in de eerste plaats de fiscale controle zou aankondigen bij de belastingplichtige met een kopie (of in cc) aan de beroepsbeoefenaar. Dit heeft dan als voordeel dat de belastingplichtige dadelijk op de hoogte is en de beroepsbeoefenaar anderzijds ook geïnformeerd is en indien nodig contact kan opnemen met zijn cliënt om dit verder te bespreken. Bij deze aankondiging kan er dan aan de belastingplichtige perfect worden verzocht om, ter vereenvoudiging van de fiscale controle, de back-up van de elektronisch gevoerde boekhouding over te dragen en dat hij zich daartoe desgevallend tot de beroepsbeoefenaar kan wenden om zich bij te staan. Dit alles met de melding dat dit verzoek geheel vrijblijvend is, zonder enig risico op sancties indien er geen gevolg aan wordt gegeven. De beroepsbeoefenaar zal zich dan ook – rekening houden met hogerstaande bedenkingen – kritisch en terughoudend opstellen indien de administratie zich rechtstreeks tot hem wendt met een voorafgaandelijk verzoek tot overdacht van de back-up.

belastingplichtige al of niet vrijwillig werd ingegaan op het verzoek. Het al of niet vrijwillig karakter betreft een feitenkwestie waarover de rechter desgevallend zal moeten oordelen. Hierbij moet worden opgemerkt dat het niet is omdat de belastingplichtige beroep doet op een beroepsbeoefenaar, dat deze kan worden geacht vrijwillig te zijn ingegaan op het verzoek om de boekhouding over te maken aan de administratie 16 .

8. De gevolgen als er wordt ingegaan op het verzoek vanuit de administratie

8.1. Het verzoek voldoet aan hoger gestelde vereisten en de belastingplichtige verstrekt de gevraagde informatie

De gevolgen zijn afhankelijk van de vraag of door of namens de

Indien door of namens de belastingplichtige vrijwillig gevolg wordt

gegeven aan een informeel en vrijblijvend verzoek, dan zullen er zich doorgaans geen problemen stellen. De administratie zal dan de back-up kunnen aanwenden om na te gaan of het bedrag van de belastbare inkomsten juist werd vastgesteld.

8.2. Het verzoek voldoet niet aan hoger gestelde vereisten en de belastingplichtige verstrekt de gevraagde informatie In dergelijk geval zal sneller worden weerhouden dat de indruk werd gewekt dat de belastingplichtige verplicht was om in te gaan op het verzoek om de data over te maken. In dat geval kan een schending van artikel 315, lid 1 van het WIB92/artikel 61

16 Zie Rb. Brussel 18 april 2007, TFR 2007, afl. 330, 944.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


8 van het Btw-Wetboek worden weerhouden. Wanneer de administratie bijvoorbeeld in dezelfde brief, enerzijds, de belastingplichtige verzoekt om haar stukken te bezorgen, en, anderzijds, verwijst naar de in het WIB92 bepaalde sancties voor het niet (tijdig) beantwoorden van een vraag om inlichtingen, kan de latere mededeling van deze stukken niet geacht worden op vrijwillige basis te zijn gebeurd. De aldus opgevraagde stukken werden dan niet wettig verkregen17. Als de administratie onderzoeksdaden stelt zonder wettelijke grondslag, dan pleegt zij machtsoverschrijding18 . De administratie kan geen gebruik maken van inlichtingen die verkregen zijn door middelen die de wet niet toelaat. Die inlichtingen moeten dus als niet-bestaande worden beschouwd19 .

en zo, daartoe gronden aanwezig zijn, voor het opleggen van een verhoging of een boete. Het Hof van Cassatie stelde in haar arrest van 22 mei 2015 21 dat het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs in fiscale zaken slechts kan worden geweerd indien de bewijsmiddelen verkregen zijn op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden als ontoelaatbaar moet worden geacht, of indien dit gebruik het recht van de belastingplichtige op een eerlijk proces in het gedrang brengt. Waar vroeger het Hof van Beroep te Brussel 22 en Antwerpen 23 de “Antigoon-doctrine” niet aanvaardden in fiscale zaken, komen deze sindsdien op hun stappen terug 24 . Ook het Hof van Beroep te Gent paste de doctrine al toe25 .

De administratie die stukken op ongeldige wijze heeft verkregen, mag deze niet aanwenden om het bedrag van de belastbare inkomsten te bepalen. Werden de ongeldig verkregen stukken toch aangewend, dan zal dit tot de vernietiging van de aanslag leiden20 .

Het resultaat is dat de rechter, rekening houdende met de concrete omstandigheden van de zaak, een belangenafweging zal maken tussen het individueel belang van de belastingplichtige en het belang van de administratie.

Sinds de toepassing van de zogenaamde “Antigoon-doctrine” in fiscale zaken, is dit laatste echter niet meer zo zwart-wit. Het uitgangspunt bij deze doctrine is immers dat de fiscale wetgeving geen algemene bepaling bevat die het gebruik verbiedt van onrechtmatig verkregen bewijs voor het vaststellen van een belastingschuld

Toegepast op gevallen waarbij de administratie boekhoudkundige stukken had bekomen via een vraag om inlichtingen en onder dreiging van sancties, werd reeds geoordeeld dat de aangevoerde onwettigheid van het verkregen bewijs niet tot gevolg had dat de bedoelde stukken niet

17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27

konden worden aangewend door de administratie. In die rechtspraak werd gemotiveerd dat de wet niet voorziet in een dergelijke bewijsuitsluiting en dat de administratie hoe dan ook recht had om kennis te nemen van de stukken in kwestie mits zij de verplaatsing deed. De belastingplichtige zou zich immers na het opsturen van de stukken in dezelfde toestand bevinden als wanneer de administratie van die stukken kennis zou hebben genomen door ze bij de belastingplichtige zelf te gaan inkijken 26 . Echter, de belangenafweging dient telkens in concreto te gebeuren en hangt dus af van geval per geval 27. Er zou bijvoorbeeld perfect anders geoordeeld kunnen worden door de rechtbanken als de administratie een supplementaire aanslag zou vestigen enkel en alleen op basis van stukken die ze op deze onwettige wijze verkrijgt (en dus niet “mede” op basis van deze stukken). Of indien de stukken op dergelijke onwettige wijze zijn bekomen via een verzoek rechtstreeks aan de beroepsbeoefenaar, derde, zonder dat de belastingplichtige zelf enige controle aangekondigd kreeg. Of indien de administratie opzettelijk dergelijke onregelmatigheid zou hebben begaan... Het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs wordt immers niet alleen getoetst aan het recht op een eerlijk proces, maar ook aan de beginselen

Antwerpen 9 februari 2016, Fiscoloog 2016, afl. 1469, 12. J. BOSSUYT, “Hoog bezoek: de fiscale visitatie doorgelicht”, AFT 2013/8-9, 5. A. TIBERGHIEN, Handboek voor Fiscaal Recht 2018-2019, Mechelen, 2096, Kluwer, 1703, 50. Rb. Brussel 19 september 2002, TFR 2003, afl. 241, 445; Rb. Luik 28 oktober 2002, TFR 2003, 120; Zie W. WAUMAN, “De grenzen van art. 315, lid 1, WIB 1992 opnieuw verkend”, TFR 2003, afl. 241, 447-448. Cass. 22 mei 2015, Arr.Cass. 2015, 1349. Brussel 24 mei 2012, Fisc. Koer. 2012, afl. 11, 454. Antwerpen 4 december 2012, TFR 2014, afl. 453-454, 96. Antwerpen 31 mei 2016, Fiscoloog 2016, afl. 1479, 11; Antwerpen 9 februari 2016, Fiscoloog 2016, afl. 1469, 12; Brussel 14 mei 2019, www. monkey.be. Gent 15 maart 2016, 2014/AR/1401, www.monkey.be. Antwerpen 9 februari 2016, Fiscoloog 2016, afl. 1469, 12; Gent 15 maart 2016, 2014/AR/1401, www.monkey.be. Het Hof van Cassatie haalde in voormeld arrest van 22 mei 2015 onder volgende omstandigheden aan: (i) het zuiver formeel karakter van de onregelmatigheid (ii) de weerslag ervan op het recht of de vrijheid die door de overschreden norm worden beschermd (iii) het al dan niet opzettelijk karakter van de door de overheid begane onregelmatigheid (iv) en de omstandigheid dat de ernst van de inbreuk veruit de begane onregelmatigheid overstijgt.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


van behoorlijk bestuur, zoals het fair play-beginsel, het redelijkheidsbeginsel of de zorgvuldigheidsplicht 28 . De “Antigoon-doctrine” is derhalve geenszins enige vrijgeleide voor de administratie om dergelijke handelswijze als regel te gebruiken en zo een controle ter plaatse tot uitzondering te klasseren. Volledigheidshalve merken we op dat de toepassing van de “Antigoondoctrine” binnen fiscale zaken nooit warm werd onthaald binnen de rechtsleer en ook vanuit Europese invalshoek de wind van voor begint te krijgen 29 . De onzekerheid die de “Antigoondoctrine” op heden creëert omtrent het rechtmatig gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs, is andermaal een reden te meer voor de beroepsbeoefenaar om zich in deze kritisch op te stellen, in het bijzonder wanneer informatie wordt gevraagd waarvan de vraag kan worden gesteld of dit wel gerechtvaardigd is, rekening houdend met hogerstaande bedenkingen.

9. Wat indien de gevraagde informatie niet wordt verstrekt en de back-up bevindt zich bij de beroepsbeoefenaar? Hoger werd al toegelicht dat er geen sancties kunnen worden opgelegd indien geen gevolg wordt gegeven aan het verzoek.

Normalerwijs zal de administratie in dat geval teruggrijpen naar de toepassing van artikel 315bis van het WIB92, hetzij artikel 61 van het BtwWetboek en “ter plaatse” komen bij de belastingplichtige zelf. De controle zou alsdan zijn normaal verloop moeten kennen. Deze artikels voorzien wel in een voorleggingsplicht van de elektronische stukken en de administratie kan er een kopie van vragen op de uitrusting van de belastingplichtige en dit in de door haar gewenste vorm. De vraag die zich alsdan aandient, is of de back-up moet worden voorgelegd indien de administratie er “ter plaatse” nogmaals om verzoekt. Indien de belastingplichtige beroep doet op een beroepsbeoefenaar die zijn boekhouding elektronisch verwerkt, dan heeft de cliënt normalerwijs zelf geen toegang tot de back-up. De belastingplichtige zal normalerwijs ter plaatse dus wel alle boeken en bescheiden ter inzage kunnen voorleggen in een leesbare en verstaanbare vorm (zoals terug ter beschikking gesteld door de beroepsbeoefenaar – bijvoorbeeld in PDF), maar niet noodzakelijk in de door de administratie gewenste vorm, zoals voorzien in artikel 315bis, derde lid van het WIB92 en artikel 61 van het Btw-Wetboek. De boekhoudwetgeving verzet zich er niet tegen dat de belastingplichtige zijn boekhoudkundige plichten uitbesteedt aan derden 30 . Integendeel, dit is juist een bij wet voorbehouden bevoegdheid voor onze leden – accountants31 . Ook de Commissie voor Boekhoudkundige Normen verwijst in haar advies over de bewaring

van boeken en verantwoordingsstukken bij een geïnformatiseerde boekhouding naar begrippen als “nieuwe externe dienstverrichter” en “onderaannemers”32 . De fiscale wetgeving voorziet zelfs in dergelijk geval in een specifieke controlebevoegdheid voor de administratie. Artikel 323bis van het WIB92 stelt immers: “De bepalingen van artikel 315bis zijn van toepassing op verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid alsook op derden waarop een beroep wordt gedaan om de boeken en bescheiden, waarvan de voorlegging is voorgeschreven door artikel 315, geheel of gedeeltelijk te houden, op te stellen, toe te zenden of te bewaren door middel van informaticasystemen of elk ander elektronisch apparaat”. De voorbereidende werkzaamheden bij dit artikel stellen dat het de administratie de mogelijkheid zou verschaffen zich te richten tot een derde wiens werkzaamheid erin bestaat computerprogramma’s op te stellen, ten einde inlichtingen te verkrijgen betreffende de opgestelde programma’s, zonder dat deze aanvraag noodzakelijk haar oorsprong moet vinden in de verificatie van de belastingtoestand van een welbepaalde belastingplichtige33 . Het is echter vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie dat de voorbereidende werken van een wet niet kunnen worden aangevoerd tegen een duidelijke tekst van de wet 34 . De letterlijke tekst van artikel 323bis van het WIB92 laat eerder toe te denken dat er een veel ruimere interpretatie kan worden geargumenteerd waarbij eenieder wordt geviseerd waarop een beroep wordt gedaan om

28 Antwerpen 6 maart 2018, 2016/AR/1523, www.monkey.be 29 Zie ter zake S. GNEDASJ, “Hof van Justitie zet Antigoon buitenspel”, Fisc. Act. nr. 16/03-01 en verwijzingen aldaar; zie ook A. TIBERGHIEN, Handboek voor Fiscaal Recht 2018-2019, Mechelen, 2018, Kluwer, 1717, 50. 30 Art.III.83 e.v. Wetboek van Economisch Recht en KB van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het Wetboek van Economisch recht. 31 Art. 34, 4° juncto art. 49 van de Wet betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen van 22 april 1999 en art.3 juncto 5 van de Wet van 17 maart 2019 betreffende de beroepen van accountant en belastingadviseur. 32 CBN-advies 2016/22 nrs. 3, 15 en 24. 33 Parl.St., Senaat, 1993- 1994, 1119/2, 28; Zie ook vraag 831 van 7 juni 2005 van mevrouw Trees Pieters, Vragen en Antwoorden, Kamer, 5 december 2005, 18432. 34 Cass. 30 mei 1985, FJF nr. 85/212; Cass. 22 december 1994, A. C. 1994, nr. 573; Cass. 7 februari 2011, S.10.0056.N.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


10 Er kan derhalve worden verdedigd dat als een belastingplichtige geen informaticasysteem heeft waarop zijn boekhouding wordt verwerkt, maar dit volledig werd uitbesteed aan een accountant, de administratie de digitale boekhouding op basis van artikel 315bis van het WIB92 niet bij de belastingplichtige kan inzien of controleren. Artikel 323bis van het WIB92 laat de administratie dan toe om zich tot de accountant te begeven om aldaar de rechten van artikel 315bis van het WIB92 uit te oefenen. Maar ook niets meer.

iStockphoto.com/wutwhanfoto.

de boeken en bescheiden te houden, op te stellen, toe te zenden of te bewaren door middel van een informaticasysteem en derhalve eveneens de accountants35 . Indien de letterlijke interpretatie van het artikel 323bis van het WIB92 zou worden aangenomen, dan kan moeilijk worden aangenomen dat de belastingplichtige artikel 315bis van het WIB92 schendt indien de back-up van zijn elektronisch gevoerde boekhouding zich rechtmatig bij de beroepsbeoefenaar bevindt.

In die interpretatie betreft artikel 323bis van het WIB92 immers een wettelijke basis voor de administratie om zich de back-up van de boeken te laten voorleggen bij de beroepsbeoefenaar wanneer deze laatste ze digitaal verwerkt 36 . Immers, de fiscus mag een bepaling van een wetboek niet geïsoleerd toepassen, maar moet het wetboek als geheel bekijken 37. Een artikel van het WIB92 mag niet zo worden geïnterpreteerd dat aan een ander artikel iedere betekenis wordt ontzegd 38 .

Omgekeerd kan men dus stellen dat als de belastingplichtige wel een informaticasysteem heeft waarop zijn boekhouding wordt verwerkt en er bevindt zich enkel een kopie bij de accountant, de administratie de digitale boekhouding strikt genomen niet mag gaan opvragen bij de accountant. De administratie kan namelijk zijn rechten op artikel 315bis van het WIB92 uitoefenen bij de belastingplichtigen. Ook artikel 61, §1 van het Btw-Wetboek geeft de administratie de mogelijkheid om zich ter plaatse bij de accountant te begeven voor de btw-controle van zijn cliënt. De btw-controlebevoegdheid op het kantoor van de beroepsbeoefenaar heeft zowel betrekking op de inzage van documenten die worden bijgehouden op papier, als degene die in een computersysteem worden opgesteld 39 . In deze context kan ook verwezen worden naar de fiscale (controle)-bepalingen aangaande de bewaarplicht, zoals voorzien in artikel 315, derde lid van het WIB9240: “Behoudens wanneer zij door het gerecht in beslag genomen zijn, of behoudens afwijking toegestaan door de administratie, moeten de boeken en de bescheiden

35 O. D’AOUT, “Les pouvoirs d’investigation du fisc”, in X (eds.), Le contrôle fiscal, Anthemis, Limal, 2012, 49. 36 Zie C. BAYART, “De fiscale controle van de cliënt op het kantoor van de accountant en/of belastingconsulent: de fiscale beperkingen van de bevoegdheden van de administratie”, Accountancy & Tax, nr. 2/2018, 22 e.v. 37 Concl. Adv.-gen. A. HENKES bij Cass. 14 december 2007, F.05.0098.F, Pas. 2007, afl. 12, 2311. 38 Antwerpen 2 januari 1995, FJF nr. 95/59. 39 Zie over de omvang van de controlebevoegdheid C. BAYART, l.c., nr. 2 / 2018, 22 e.v. 40 Waar ook artikel 315bis van het WIB92 naar verwijst.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


11 aan de hand waarvan het bedrag van de belastbare inkomsten kan worden vastgesteld, ter beschikking van de administratie worden bewaard in het kantoor, agentschap, bijhuis of elk ander beroeps-of privélokaal van de belastingplichtige waar die boeken en bescheiden werden gehouden, opgesteld of toegezonden, tot het verstrijken van het zevende jaar of boekjaar volgend op het belastbaar tijdperk.” Ook artikel 60, §4 van het BtwWetboek stelt: “De boeken en andere stukken, waarvan dit Wetboek of de ter uitvoering ervan gegeven regelen het houden, het opstellen of het uitreiken voorschrijven, dienen te worden bewaard door hen die ze hebben gehouden, opgesteld, uitgereikt of ontvangen gedurende zeven jaar te rekenen vanaf 1 januari van het jaar volgend op hun sluiting wat boeken betreft, op hun datum wat de andere stukken betreft of op het jaar waarin het recht op aftrek is ontstaan in de gevallen bedoeld in artikel 58, § 4, 7°, tweede lid, indien het gaat om stukken bedoeld in artikel 58, § 4, 7°, vierde lid.” In toepassing van deze bepalingen kan dus verdedigd worden dat de belastingplichtige niet gehouden is om de back-up met alle bijkomende info te bewaren, laat staan deze voor te leggen bij een controle ter plaatse, wanneer hij deze zelf nooit heeft gehouden, opgesteld, uitgereikt of ontvangen. Sommige rechtsleer gaat zelfs nog een stap verder en stelt dat uit de artikelen 315, derde lid van het WIB92, en nog meer uit artikel 60, §4 van het Btw-Wetboek blijkt dat de wetgever de bewaringplicht van de boeken en bescheiden zou koppelen aan de plaats waar deze werden gehouden of opgesteld41 . In zekere zin valt zulks bij te treden gezien, in de veronderstelling dat de belastingplichtige zijn boekhouding niet elektronisch verwerkt, de administratie zich op basis

van artikel 323bis van het WIB92 moet richten naar de derde die dit in naam van de belastingplichtige doet. Het ziet er echter naar uit dat de administratie wel geneigd is een inbreuk op de voormelde artikels 315bis van het WIB92/artikel 61 van het Btw-Wetboek te weerhouden, waardoor de cliënt van de beroepsbeoefenaar dan ook het risico loopt op administratieve sancties of een ambtshalve aanslag. Er is echter nog geen precedent ter beschikking waarbij dit discussiepunt duidelijk werd uitgeklaard. Dergelijk risico voert uiteraard (onrechtstreeks) de druk op de beroepsbeoefenaars op om ook de back-up (met risico op zelfs ruimere info) over te maken bij het initieel verzoek vanuit de administratie, hetzij deze voor te leggen naar aanleiding van een effectieve controle ter plaatse. Het is derhalve aangewezen dat de beroepsbeoefenaar dit bespreekt met de cliënt en hem wijst op dit gebeurlijke risico. De uiteindelijke keuze hiertoe rust immers bij de cliënt. De elektronische data betreft een gedigitaliseerde vorm van de boeken en de cliënt is eigenaar van deze data die via de back-up wordt bezorgd. De verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar komt dan ook in het gedrang als hij zou weigeren te voorzien in de back-up ondanks het verzoek daartoe van de cliënt.

10. Besluit In het hedendaagse digitale tijdperk lijkt de fiscale wet onvoldoende aangepast aan de werkwijze van de administratie in het kader van de E-audit. Waar vandaag de dag de boekhouding in overgrote mate elektronisch wordt gevoerd, lijkt de voorleggingsplicht ervan “ter plaatse” misschien achterhaald en voorbij te gaan aan de mogelijkheid tot digitale uitwisseling.

Dit is ook het standpunt van het ITAA die de technologische vooruitgang genegen is voor zover dit steeds de rechten van de belastingplichtigen respecteert. Maar de kar mag niet voor het paard worden gespannen. De huidige werkwijze van de administratie richt zich in eerste instantie veelal tot de beroepsbeoefenaar, zonder dat de belastingcontrole nog maar werd aangekondigd aan de belastingplichtige. Bovendien blijkt uit de praktijk dat de verzoeken uitgaande van de administratie in vele gevallen niet voldoen aan het vereiste vrijblijvende en informele karakter en dit ook niet als zodanig aangeven. Ook wordt soms veel meer dan nodig opgevraagd. Dergelijke praktijk blijkt echter – afhankelijk van de feitelijke elementen van het dossier – veelal te mogen overleven waar de rechtspraak terugvalt op de “Antigoon-doctrine in fiscalibus”. In het kader van de rechtszekerheid kan er echter beter voor worden gepleit om de fiscale wetgeving aan te passen zodat de administratie de bevoegdheid bekomt zich de digitale boekhouding te laten overmaken. Dit alles uiteraard mits respect van het beroepsgeheim van onze leden. Tot zolang is voorzichtigheid geboden door de beroepsbeoefenaar, hogerstaande indachtig. Willem De Meyer Jurist ITAA

Charles Bayart Jurist ITAA

Philippe Vanclooster Raadslid ITAA

41 R. WINAND, “Les droits et les obligations du contribuable et de l’administration fiscal”, in C. LENOIR, T, LITANNIE, e.a., Les pouvoirs d’investigation du fisc et les délais d’imposition, Anthemis, Louvain-la-Neuve, 2006, 53.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


Accountancy en Fiscaliteit na corona

Schrijf u nu in

Na rampjaar 2020 moet 2021 het jaar van het grote herstel worden. Wat is de impact van de wereldwijde gezondheidscrisis op het accountantskantoor? Hoe ver staat het met de digitalisering van de sector? En welke technologische vernieuwingen brengt 2021? Enkele topexperts geven het antwoord tijdens Taxville Online op 4 maart.

Ontdek het volledige programma op onze website nl.taxville.be 9u30

De status van digitalisering en automatisering in het accountantskantoor Ronny De Goedt (Wolters Kluwer), Glenn Vandamme (Finplex), Bart Van Coile (ITAA)

11u00

Het postcoronatijdperk: van wildcard naar opportuniteit Bert Van Thilborgh (FuturProved)

13u00

Werkkapitaal en financiële inzichten: strategische keuzes op basis van data Dietert Gielen (Van Havermaet Groenweghe)

14u00

De belangrijkste kerngetallen die waardecreatie in een kmo ondersteunen Ludo Ooms (APLC Advisors)

15u00

16u00

Break-out sessie 1: Digitalisering van een financiële administratie Tom Leysen (Deloitte) Break-out sessie 2: Persoonlijke financiële planning: van concept tot uitwerking Jan Vanoverbeke (Target Funding Solutions) De impact van van Covid-19 op de fiscaliteit Yves Verdingh (BNP Paribas Fortis)

Schrijf u in op nl.taxville.be


13

GDPR, vier magische letters GDPR … deze vier letters kwamen helemaal tot leven op 25 mei 2018. Op die datum werd het officiële startschot gegeven voor de wetgeving General Data Protection Regulation. Ofwel in het Nederlands Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Een eerste vraag die u zich misschien stelde: valt mijn organisatie onder deze verordening? Een tweede vraag die rijst is, heeft mijn organisatie het recht om persoonsgegevens te verwerken? En tenslotte, in deze coronatijden geen onbelangrijke vraag: hoe kan ik mijn data zo goed mogelijk beveiligen bij thuiswerk en thuis vergaderen. Omdat privacy nu eenmaal een must is, zetten we graag een aantal dingen op een rijtje. Hierbij dienen we twee termen toe te lichten: • Persoonsgegevens: worden gedefinieerd als alle informatie van een natuurlijk persoon die geïdentificeerd is of kan worden geïdentificeerd. • Verwerken: zowat alle synoniemen komen in aanmerking: verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, doorsturen, verspreiden of op een andere wijze ter beschikking stellen, samenvoegen, wissen of vernietigen van gegevens.

2. Heeft mijn organisatie het recht om persoonsgegevens te verwerken? iStockphoto.com/NicoElNino.

1. Valt mijn organisatie onder de algemene verordening gegevensbescherming? Het korte antwoord zal hoogstwaarschijnlijk JA zijn. De meeste organisaties verwerken meer persoonsgegevens dan ze denken. Bijna elke organisatie heeft: • Personeelsgegevens. • Klantgegevens en/of leveranciersgegevens. • Een website of een app. Het IP-adres is immers ook een persoonsgegeven. De verordening is van toepassing wanneer men persoonsgegevens geheel of gedeeltelijk geautomatiseerd verwerkt of wanneer men deze gegevens in een bestand verzameld.

Als onderneming mag u niet zomaar persoonsgegevens verzamelen en gebruiken. U mag persoonsgegevens verwerken wanneer u aan ten minste een van de volgende zes grondslagen voldoet:

2.1. Toestemming Simpel, u vraagt mensen toestemming om hun persoonsgegevens te mogen gebruiken. U moet als organisatie kunnen aantonen dat: • deze toestemming uit vrije wil werd gegeven: er werd niemand onder druk gezet bijvoorbeeld door iemand te benadelen mocht hij of zij geen toestemming geven; • deze toestemming specifiek is: voor elk doel moet er apart toestemming worden verleend; • deze toestemming ondubbelzinnig werd gegeven: het moet hier gaan om een actieve handeling. Geen vooraf aangevinkte vakjes; en • u de betrokkene voldoende heeft geïnformeerd. U geeft aan wie uw organisatie is, waarom (het doel) u persoonsgegevens wenst te verwerken, concreet over welke persoonsgegevens het gaat. Last but not least dat de betrokkenen ten allen tijde het recht hebben deze toestemming aan te passen dan wel in te trekken. Toestemming vragen valt niet altijd mee en is helaas niet zo simpel als het lijkt.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


14 2.2. Noodzakelijk voor de uitvoering van een overeenkomst Organisaties kunnen zich op deze grondslag baseren als er in de basis een overeenkomst is en hiervoor het verwerken van persoonsgegevens noodzakelijk is. Bijvoorbeeld: u heeft adresgegevens van klanten nodig om bestelde producten thuis te bezorgen.

2.3. Noodzakelijk voor het nakomen van een wettelijke verplichting

Voorwaarde 1: er bestaat een gerechtvaardigd belang. Dit belang moet rechtmatig zijn, voldoende duidelijk zijn verwoord en het moet om een belang gaan dat ook echt aanwezig is. Voorwaarde 2: de verwerking van de persoonsgegevens is noodzakelijk voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang. U moet nagaan of • het doel van de verwerking in verhouding staat tot de inbreuk voor de personen van wie u persoonsgegevens verwerkt = proportionaliteit • het doel niet op een andere minder ingrijpende manier voor de betrokkenen kan bereikt worden = subsidiariteit

Werkgevers zijn bijvoorbeeld verplicht om persoonsgegeVoorwaarde 3: er is een afweging gemaakt tussen uw vens van werknemers door te geven aan de RSZ om sociale belangen als organisatie en de belangen van de personen rechten toe te kennen aan werknemers. van wie u persoonsgegevens verwerkt. We raden aan om goed te controleren of Ook moet u hierbij eventueel maatregedeze gegevensverwerking daadwerkeDe Algemene Verordening len treffen om ervoor te zorgen dat de lijk in een wet staat omschreven. Let op: rechten en vrijheden van deze personen Gegevensbescherming is deze grondslag geldt niet wanneer het niet zwaarder wegen dan uw gerechtvan toepassing wanneer gaat om een zeer algemene taak zoals vaardigd belang. persoonsgegevens het handhaven van de openbare orde. Het gerechtvaardigd belang kan worden Daarvoor geldt een andere grondslag ingeroepen om fraude op te sporen geheel of gedeeltelijk namelijk de grondslag noodzakelijk of om marketing te versturen naar geautomatiseerd voor het algemeen belang of openbaar bestaande klanten over eigen producten worden verwerkt of in gezag. of diensten die gelijkaardig zijn.

2.4. Noodzakelijk ter bescherming van vitale belangen

een bestand worden verzameld.

Het betreft hier echt een zaak van leven of dood met andere woorden het leven of de gezondheid van iemand kan echt in gevaar zijn.

2.5. Noodzakelijk voor het algemeen belang of openbaar gezag Deze grondslag kan enkel worden ingeroepen als u een publieke taak uitoefent voor het algemeen belang of voor het openbaar gezag. Bijvoorbeeld: u bent een gemeente en heeft cameratoezicht op openbare plaatsen gezet voor de veiligheid.

2.6. Noodzakelijk voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen U kunt een beroep doen op deze grondslag als u aan drie voorwaarden voldoet.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021

Tijd voor actie! U beseft dat het nu tijd wordt om eerst te inventariseren en vervolgens te bepalen op welke verwerkingsgrondslag u zich kan beroepen om persoonsgegevens te verwerken. We nemen hierbij het voorbeeld van direct marketing. Persoonsgegevens kunnen worden verwerkt langs diverse wegen (via cookies, e-mails) en via diverse kanalen (gebruik van tools, online platformen). Allemaal met één globaal doel namelijk direct marketing. Onder GDPR wordt een organisatie verplicht tot het bijhouden van een intern register van verwerkingsactiviteiten. De regelgeving voorziet één uitzondering hierop, organisaties met minder dan 250 werknemers zouden geen register moeten opstellen. U moet dan wel als organisatie formeel kunnen aantonen dat verwerkingen: • geen risico inhouden voor de betrokkenen; • er geen gevoelige en/of strafrechtelijke persoonsgegevens worden verwerkt; • deze incidenteel zijn ofwel gebeuren bij gelegenheid of toeval en niet plaatsvinden met een bepaalde regelmaat. Goed om te weten: het komt er op neer dat zo goed als elke organisatie een register zal moeten bijhouden. Want zoals eerder aangegeven zal u als organisatie hoogstwaarschijnlijk persoonsgegevens verwerken op regelmatige basis. Denk maar aan de persoonsgegevens van uw werknemers. Als gevolg hiervan moet u een intern register opstellen.


15 Het opmaken van dit register is een cruciaal document. Concreet dient zo een register van verwerkingsactiviteiten volgende informatie te capteren: 1. Wat zijn de verwerkingsdoeleinden? Dit kan zijn bijvoorbeeld personeelsbeheer, direct marketing, klantenbeheer, loonadministratie, … 2. Het type van persoonsgegevens: naam, voornaam, persoonlijke kenmerken, rijksregisternummer, beeldmateriaal, … 3. Rechtsgrond. 4. De verwerker. 5. De bewaartermijn: hoe lang mag u persoonsgegevens bewaren? Het beknopte antwoord luidt: zo kort mogelijk. Zodra uw onderneming persoonsgegevens vraagt, bent u verplicht erbij te vertellen waarvoor u deze zal gebruiken en ook hoelang u deze precies zal bewaren. Goed om te weten: u hoeft de bewaartermijn niet noodzakelijk uit te drukken in x aantal dagen, maanden of jaren. Een optie kan zijn om een formulering op te nemen zoals “de gegevens worden bewaard tot vijf jaar na het laatste klantencontact”. 6. Een beschrijving van de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen.

3. Wat is de impact van GDPR op thuiswerk? Elke organisatie staat voor de uitdagingen om zijn data goed te beveiligen. Vandaag is die uitdaging nog groter geworden door het vele thuiswerken en thuis vergaderen. Daarom is het belangrijk om stil te staan bij volgende onderwerpen. Duidelijke instructies aan uw medewerkers zijn cruciaal.

3.1. Thuiswerken: wat mag en wat mag niet? Gelukkig hebben velen van ons de technische middelen en de mogelijkheid om van thuis uit te werken. Misschien is de beveiliging wel iets minder goed op orde dan op kantoor. Organisaties kunnen de dupe worden van CEO-fraude (of Business Email Compromise), phishing, enzovoort. Wat kan u als organisatie doen? • Zorg ervoor dat medewerkers de bedrijfslaptop ten allen tijde gebruiken. Die voldoet aan uw intern beveiligingssysteem en beveiligingsprocedure. Op deze manier kan u het gebruik van sterke wachtwoorden invoeren alsook ervoor zorgen dat data wordt beveiligd door middel van encryptie.

iStockphoto.com/guvendemir.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


16 gegevens staan namelijk in een database van de website. De belangrijkste functie van cookies is om de ene gebruiker van de andere te onderscheiden. We komen cookies veel tegen bij websites waarbij u moet inloggen. Een cookie zorgt dat u ingelogd blijft terwijl u de site gebruikt. Cookies hebben een looptijd. Sommige cookies worden verwijderd als u uw browser afsluit. Andere (bijvoorbeeld die met inloggegevens) kunnen jaren op uw computer blijven staan alsue ze niet verwijdert. Goed om te weten: u hoeft niet voor iedere cookie toestemming te vragen. We zetten de mogelijkheden even op een rijtje. Er bestaan drie soorten cookies die elk een andere actie van de website-eigenaar vragen.

iStockphoto.com/ridvan_celik.

• Zorg ervoor dat uw medewerkers via multifactorauthenticatie of tweefactorauthenticatie moeten inloggen. Wachtwoorden alleen zijn helaas niet meer voldoende. • Maak medewerkers attent op de risico’s bij gebruik van gratis diensten. Zorg ervoor dat uw medewerkers de gevaren kennen van deze gratis tools. Het zou kunnen dat een tool gratis is omdat de aanbieder uw gegevens gebruikt voor andere doeleinden. Mogelijk is zo’n tool ook minder goed beveiligd tegen hacking. Zorg ervoor dat u als organisatie tools heeft die het gebruik van gratis diensten onnodig maakt.

3.2. Thuiswerken: surfen zonder sporen Maak medewerkers bewust van cookies. Bij het bezoeken van websites kijken heel wat bedrijven over uw schouder mee. Uw surfgedrag bewaren zij in cookiebestanden op uw pc. Wat zijn die cookies nu weer en hoe werkt het? Een cookie is een klein tekstbestandje dat een website op de harde schijf van uw computer zet op het moment dat u de site bezoekt. De inhoud van dit tekstbestandje is meestal omgezet in een onleesbare computercode. De echte Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021

1. Functionele cookies: deze zijn nodig om een website te laten werken. Ze bewaren bijvoorbeeld inloggegevens zodat een bezoeker een volgende keer meteen herkend en ingelogd wordt, onthouden de producten die een bezoeker in het winkelmandje plaatst, enzovoort. Voor functionele cookies moet u geen toestemming vragen. 2. Analytische cookies: deze geven u als website-eigenaar inzicht in het gebruik van uw website. Welke pagina’s worden bezocht? Wie verlaat waar de website? Welke knoppen worden aangeklikt? Onder meer Google Analytics maakt gebruik van analytische cookies. Omdat enkel anonieme gegevens worden bewaard en geanalyseerd, volstaat voor analytische cookies het informeren van bezoekers. 3. Tracking cookies: deze zijn de marketingcookies waarmee het surfgedrag van bezoekers wordt gevolgd. Ze zorgen ervoor dat Google AdWords en sociale media de berichten en advertenties die aansluiten bij recente zoekacties en bezochte websites op uw scherm tonen. Voor tracking cookies is het verplicht om toestemming te vragen en te krijgen. Enkel dan mag u deze cookies plaatsen die persoonsgerichte gegevens bewaren.

3.3. Incidenten en datalekken Ook cybercriminelen worden nu gedwongen om van thuis uit te werken. Concreet betekent dit dat er meer pogingen zijn om servers aan te vallen, meer phishingmails alsook meer pogingen om te phishen via sociale media zoals smsberichten en whatsapp. Het is bekend dat cybercriminelen gebruikmaken van de coronacrisis door phishingmails te versturen. Dat zijn nepmails met bijvoorbeeld informatie over het coronavirus. De criminelen proberen hiermee informatie te ontfutselen of malware op uw computer te installeren. In principe komen de meerderheid van de


17 phisingmails in uw spam terecht. Af en toe glippen er toch een paar door de mazen van het net. Dit zijn meestal de gevaarlijkste. Cybercriminelen maken steeds vaker gebruik van phishingtechnieken. Het blijkt veel eenvoudiger te zijn om iemand op een link te laten klikken, dan in zijn computer in te breken. De beste manier om een datalek te voorkomen is preventie. Het is daarom belangrijk dat uw medewerkers een hoog bewustzijnsniveau halen als het gaat om privacy en beveiliging. Organiseer workshops en trainingen om uw personeel bewust te maken van de risico’s. Monitor waar nodig op de handhaving van het privacy- en ICT-gebruiksbeleid zodat iedereen weet wat een incident/datalek is. Heeft u toch pech en wordt u geconfronteerd met een datalek, kom meteen in actie. Zorg ervoor dat uw organisatie een incident response plan heeft opgesteld. Een incident response plan laat u toe om snel te kunnen reageren op een datalek via een vooraf opgemaakt actieplan. 1. Zorg voor een overzicht van de situatie en belangrijk, stel vast dat er daadwerkelijk sprake is van een datalek. 2. Neem onmiddellijk maatregelen om de schade te beperken. In sommige gevallen kan er sprake zijn van een ‘actief’ datalek wanneer bijvoorbeeld een hacker nog toegang heeft tot de data. Snelle acties en een goede risico-inschatting zijn noodzakelijk, zoals het blokkeren van accounts, het netwerk platleggen,… 3. Verzamel zoveel mogelijk informatie over het datalek. Niet enkel over het lek zelf maar ook hoe het lek kon plaatsvinden. IT-systemen moeten zo opgezet worden dat ze dit soort informatie vanzelf verzamelen. Systemen kunnen logbestanden aanmaken waarin bestandswijzigingen en transfers worden bijgehouden gekoppeld aan gebruikers. Op deze manier kan u eenvoudig zien wie toegang heeft gehad tot welke data. 4. Ga na of u melding moet maken van het lek aan de betrokken personen. Doe dit zo snel mogelijk. U bent verplicht melding te maken wanneer het lek mogelijk schadelijk is voor de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. 5. Ga na of u melding moet maken aan de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA). Dit doet u binnen 72 uur na de vaststelling van een datalek. U bent verplicht een melding te maken als het datalek ernstige gevolgen kan hebben voor de betrokkenen. 6. Neem maatregelen om het lek in de toekomst te voorkomen. Indien het lek te wijten was aan onvoldoende technische veiligheidsmaatregelen, investeer dan in betere middelen. Organiseer trainingen voor uw medewerkers. Hier een aantal tips als u toch in goed vertrouwen een bijlage heeft geopend of op een link heeft geklikt. • Verbreek de verbinding tussen uw toestel en het netwerk/ internet. Bent u via een kabel verbonden, trek de kabel gewoon uit. Bent u draadloos verbonden, schakel de WiFi uit. Zo voorkomt u dat anderen besmet worden en verhindert u dat de aanvaller gegevens gaat versturen in uw naam.

• Voer een volledige malware-scan uit met uw antivirusprogramma. Dit kan even duren. • Verander onmiddellijk uw wachtwoorden. Denk er ook aan om de antwoorden op de veiligheidsvragen te wijzigen. • Om te voorkomen dat andere ook het slachtoffer worden van phishing of valse e-mails kan u deze doorsturen naar: verdacht@safeonweb.be Goed om te weten: GDPR verplicht u als organisatie om een register datalekken bij te houden. Het doel van een datalekregister is dat u als organisatie leert van eerdere datalekken en maatregelen neemt om de kans op nieuwe datalekken te verkleinen. In dit register datalekken neemt u volgende informatie op: • de datum waarop een datalek plaatsvond (als u het niet precies weet, geeft u aan in welke periode het moet zijn gebeurd); • op welke datum en hoe laat u het datalek hebt ontdekt; • de naam van degene die het heeft ontdekt; • om wat voor soort datalek het gaat (bijvoorbeeld een USB-stick waarop bestanden met personeelsdossiers stonden, is kwijtgeraakt); • om wat voor soort informatie het gaat (bijvoorbeeld salarisgegevens); • van hoeveel personen ongeveer persoonsgegevens zijn gelekt; • hoe het datalek heeft kunnen gebeuren (bijvoorbeeld omdat de HR-manager een USB-stick mee naar huis wilde nemen en de stick in de trein heeft verloren); • wat de (mogelijke) gevolgen zijn van het datalek (bijvoorbeeld derden weten hoeveel deze mensen verdienen); • of u het datalek aan de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) hebt gemeld en zo ja wanneer precies en zo nee, waarom niet (bijvoorbeeld melding was niet nodig, het personeel verdient conform de cao en die is openbaar); • of u een eventuele melding binnen 72 uur na ontdekking hebt gedaan en zo nee, waarom niet; • of u het datalek aan de gedupeerden hebt gemeld en zo ja op welke manier en wanneer u dat hebt gedaan; • welke maatregelen u hebt getroffen om toekomstige lekken te voorkomen (bijvoorbeeld een memo naar alle medewerkers waarin staat dat personeel geen USB-sticks meer mee uit het kantoor mag nemen).

3.4. Veilig digitaal vergaderen Praktisch iedereen is volop bezig met digitaal vergaderen in verschillende vergadertools. We stellen vast dat de aandachtspunten voor informatiebeveiliging en privacy bij videobellen dezelfde zijn als deze bij e-mail. Er blijft altijd een zekere mate van beveiligings- en privacyrisico bij het gebruik. Hierbij enkele aandachtpunten bij het gebruik van applicaties inzake digitaal vergaderen.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


18

iStockphoto.com/ipopba.

Aandachtspunten inzake technische beveiliging Ga na of uw vergadertool over volgende security maatregelen beschikt: • End-to-end encryption. • Unieke vergader ID’s die maar door een persoon kunnen gebruikt worden. • Een datacenter binnen de EU heeft. • Check de instellingen van uw applicatie. Niet alle privacyen security-instellingen staan standaard ingesteld. Soms moet u handmatig opties aan- of uitvinken.

Aandachtspunten inzake organisatorische regels/interne regels • Zorg ervoor dat de omgang met en inrichting van de tool zoveel mogelijk privacy vriendelijk gebeurt: zet (attention) trackingfuncties uit en neem het gesprek niet op. • Maak gebruik van de wachtkamer. Vergadertools hebben vaak de optie om een wachtkamer of lobby in te stellen. Dan loggen de deelnemers in en moeten ze worden toegelaten door de host van de vergadering. Dit geeft de host controle om te kijken wie er binnenkomt en wanneer. • Maak medewerkers bewust van de omgeving wanneer u de tool gebruikt. Denk om zaken zoals wie kan meeluisteren, of er (gevoelige) persoonsgegevens in beeld zijn tijdens de videoconference en het afsluiten van de videoconference na afronding van het gesprek. Houd rekening met het feit dat wat u bespreekt in principe openbaar zou kunnen worden. • Gebruik de mute-knop. Het kan handig zijn om de microfoon van de deelnemers te dempen. Dit voorkomt dat Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021

mensen de vergadering kunnen verstoren alsook dat er geen omgevingsgeluid te horen is. • Let op wat in beeld is van de camera. Haal vertrouwelijke documenten en informatie uit het zicht zoals info op whiteboards. • Beperk de mogelijkheden om een scherm te delen tot de host van een vergadering. Hiermee wordt voorkomen dat een deelnemer per ongeluk zijn scherm deelt. Let op dat niet de hele desktop wordt gedeeld. Goed om te weten: tijdens het thuiswerken kunnen huisgenoten delen van het gesprek meekrijgen. Ga daarom vertrouwelijk om met bedrijfsinformatie. Tot slot. Het niet respecteren van deze privacyregels kan leiden tot reputatieschade en zelfs tot boetes voor uw onderneming als iemand een klacht zou indienen wegens het schenden van zijn privacy. Het is belangrijk dat uw organisatie niet alleen gezond is op financieel vlak maar ook met respect voor de privacyregels. Bestaande policies en procedures over hoe omgaan met bepaalde bedrijfsdata zijn dringend aan een bijwerking toe. Wacht daarmee niet te lang, COVID-19 mag niet het codewoord worden om privacyregels overboord te gooien. Sarah De Ridder


19

Kmo-vriendelijke ‘winwin’-, ‘proxi’- en ‘coup de pouce’-leningen: overeenkomsten en verschillen Kmo’s kampen al sinds jaar en dag met financieringsperikelen, zeker wat betreft bancair krediet. De diverse overheden van ons land hebben dan ook initiatieven genomen om aan de (groeiende) financieringsnood van kmo’s te voldoen. We denken dan aan de zogenaamde ‘winwinlening’ (Vlaamse Gewest), de zogenaamde ‘Coup de Pouce’-leningen (Waalse gewest) en het stelsel van de Brusselse ‘Proxilening’. Naar aanleiding van de COVID-19-pandemie hebben het Vlaamse en het Waalse Gewest hun bestaande stelsels van vriendenleningen verder uitgebreid en versoepeld. Hoog tijd dus om de diverse stelsels in de drie gewesten in hun actuele vorm van nabij te bekijken en te vergelijken. Hoewel zij omwille van hun doorgaans beperkt eigen vermogen veelal aangewezen zijn op schuldfinanciering, krijgen kmo’s vaak te maken met onwillige bankiers, die belangrijke waarborgen eisen en sedert de financiële crisis van 2008 selectiever zijn geworden in hun kredietbeslissingen, mede omwille van de alsmaar strenge kapitaalvereisten voor banken, waardoor kredieten aan kleine ondernemingen of aan starters minder aantrekkelijk zijn geworden. De diverse overheden van ons land hebben enerzijds gepoogd om door wetgevend ingrijpend de toegang tot het klassiek bankkrediet toch te versoepelen (getuige hiervan de wet van 21 december 2013 op de financiering van kleine en middelgrote ondernemingen, zoals gewijzigd), anderzijds een aantal alternatieve financieringsbronnen aangeboord, zoals crowdfunding en vriendenleningen, die dan ook nog fiscaal worden gestimuleerd. In dit kader heeft het Vlaamse Gewest al in 2006 gepionierd met de introductie van de zogenaamde ‘winwinlening’, een achtergestelde lening met vaste looptijd en maximale rentevoet, die bovendien fiscaal wordt gestimuleerd via een jaarlijks belastingkrediet van 2,5% op het uitstaande kapitaal en 1

(eventueel) een eenmalige belastingkrediet van 30% bij faillissement of stopzetting van de activiteit. In 2016 is het Waalse Gewest gevolgd met de introductie van de zogenaamde ‘Coup de Pouce’-leningen, terwijl in 2020 het stelsel van de Brusselse ‘Proxilening’ het levenslicht heeft gezien. Naar aanleiding van de COVID-19pandemie hebben het Vlaamse en Waalse Gewest hun bestaande stelsels van vriendenleningen verder uitgebreid en versoepeld.

1. Winwinlening Het systeem van de winwinlening werd als eerste in zijn soort ingevoerd door het Vlaamse Gewest via het Decreet van 19 mei 2006 betreffende de Winwinlening (BS 30 juni 2006) en heeft sindsdien al enkele wijzigingen ondergaan. Recent werd het Decreet van 19 mei 2006 verder aangepast door het Decreet van de Vlaamse Raad van 2 oktober 2020 (BS 6 oktober 2020) en het Decreet van 27 november 2020 (BS 23 december 2020, ed. 2) 1 . Kort gezegd is de winwinlening een achtergestelde lening, zowel ten aanzien van de bestaande als

van de toekomstige schulden van de kredietnemer. De winwinlening heeft een looptijd van oorspronkelijk acht jaar, recentelijk versoepeld tot vijf à tien jaar. Ze dient toegekend te worden door particulieren met woonplaats in het Vlaamse Gewest aan Vlaamse Kmo’s tegen een vaste rentevoet beperkt tot maximaal de wettelijke rentevoet (1,75% in 2020 en 2021). De winwinlening geeft recht op een Vlaams belastingkrediet van 2,5% op het openstaande kapitaal, met een maximum van 1.250 euro per belastingplichtige. Daarnaast geldt er een eenmalig belastingkrediet van 30% van het verloren gegaan bedrag in hoofdsom, voor het geval de kredietnemer zijn lening gedeeltelijk of geheel niet meer kan terugbetalen wegens faillissement, kennelijk onvermogen, of vrijwillige of gedwongen ontbinding of vereffening. Ingevolge de coronacrisis werd het huidig systeem van de winwinlening verder versoepeld. Gezien de grotere nood aan financiering kunnen kredietnemers via de winwinlening nu tot 300.000 euro ophalen, in plaats van 200.000 euro. Verder wordt het maximaal bedrag dat een particulier kan uitlenen, verhoogd van 50.000 euro tot 75.000 euro.

Dit decreet voorziet ook de invoering van het zogenaamde Vriendenaandelen, waar we in deze bijdrage niet verder op ingaan.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


20 Bovendien wordt het éénmalig belastingkrediet tijdelijk opgetrokken van 30% naar 40% voor winwinleningen gesloten na 15 maart 2020 tot op de datum die de Vlaamse Regering bepaalt en ten laatste tot 31 december 2021. Voor het overige geldt het stelsel van de winwinlening onbeperkt in de tijd.

2. Coup de pouce-lening Het stelsel vindt zijn oorsprong in het Waalse Decreet van 28 april 2016 (BS 10 mei 2016). Dit decreet en het uitvoeringsbesluit van 22 september 2016 zijn op 30 september 2016 in werking getreden. Sindsdien werd de voorwaarde dat de zelfstandige of kmo ten minste vijf jaar ingeschreven moest zijn bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) of bij een organisme voor de sociale zekerheid van de zelfstandigen afgevoerd. Onlangs werd het Decreet van 28 april 2016 verder gewijzigd door het Decreet van 17 december 2020 tot wijziging van het decreet van 28 april 2016 Lening “Coup de Pouce” (BS 6 januari 2021). De wijzigingen zijn van toepassing op leningen afgesloten op of na 1 januari 2021. Oorspronkelijk moesten de aanvragen tot registratie ten laatste tegen 31 december 2017 worden ingediend bij SOWALFIN SA 2 . Die termijn werd eerst verlengd tot 31 december 2019 en werd recent nog eens verlengd tot 31 december 2021. Kort gezegd zijn Coup de Pouceleningen achtergestelde leningen met een vaste termijn van vier tot tien jaar toe te kennen door particulieren met woonplaats in het Waalse Gewest aan Waalse kmo’s met een vaste rentevoet beperkt tot de wettelijke rentevoet en die recht geeft op een jaarlijks belastingkrediet van 4% voor de eerste vier jaar en 2,5% voor de volgende jaren. Voor leningen vanaf 2021 is daar een éénmalig belastingkrediet van 30% aan toegevoegd in geval van wanbetaling.

3. Proxilening Het stelsel van de Proxilening zag het levenslicht in volle coronacrisis op grond van het Bijzondere machtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/045 van 19 juni 2020 betreffende de Proxilening (BS 30 juli 2020) en het Besluit van 1 oktober 2020 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van de Proxilening (BS 8 oktober 2020). Proxileningen kunnen afgesloten worden sinds 15 oktober 2020. Terug gaat het om een lening verstrekt door een particuliere kredietverstrekker met woonplaats ditmaal in het Brusselse Gewest, die achtergesteld is zowel ten aanzien van de bestaande als van de toekomstige schulden van de kredietnemer. Het gaat om een lening met een vaste looptijd van vijf of acht jaar en met een vaste rentevoet beperkt tot de wettelijke rentevoet op de afsluitdatum. Ze geeft recht op een jaarlijks belastingkrediet van 4%, verhoogd met 2,5%, telkens berekend op een andere grondslag, en met een absoluut cumulatief maximum van 200.000 euro met name: • 4% op het rekenkundig gemiddelde van de som van de uitgeleende of ter beschikking gestelde bedragen op 1 januari en op 31 december van het belastbare tijdperk, enkel rekening houdend met de leningen die tijdens hetzelfde belastbare tijdperk of een van de twee vorige zijn begonnen; • 2,5% op het rekenkundig gemiddelde van de som van de uitgeleende of ter beschikking gestelde bedragen op 1 januari en op 31 december van het belastbare tijdperk, enkel rekening houdend met de andere leningen. Verder heeft de kredietverlener recht op een éénmalig belastingkrediet van 30% van het bedrag van de hoofdsom dat tijdens het belastbaar tijdperk definitief is verloren gegaan. Elke kredietverlener mag per kalenderjaar maar maximum 50.000 euro

aan Proxileningen verstrekken, terwijl een kredietnemer maximaal 250.000 euro aan Proxileningen mag ophalen. Door de coronapandemie worden deze bedragen voor de belastbare tijdperken 2020 en 2021 opgetrokken naar respectievelijk 75.000 euro en 300.000 euro. Na 2021 kan de kredietnemer dan geen nieuwe Proxileningen afsluiten tot het totaal bedrag van deze leningen in hoofdsom kleiner is dan het plafond van 250.000 euro.

4. Vergelijking van de diverse stelsels Zoals uit onderstaande tabel blijkt, zijn de stelsels in de drie gewesten vrij goed op elkaar afgestemd, zowel op het vlak van de in aanmerking komende kredietverleners en kredietnemers, als inzake de kredieten zelf. Wel is het zo dat het Coup de Pouce-stelsel een tijdelijk karakter blijkt te hebben (momenteel tot 31 december 2021), daar waar de stelsels in Vlaanderen en Brussel niet beperkt zijn in de tijd. Verder zijn er ook verschillen op het vlak van de maximale bedragen die de kredietverlener en –nemer kunnen opnemen, terwijl de Waalse wetgever een aantal specifieke activiteiten en vennootschappen van het Coup de Pouce-stelsel uitsluit, wat niet het geval is in het Vlaamse en het Brusselse Gewest. Op fiscaal vlak tenslotte, blijkt de Vlaamse wetgever de zuinigste te zijn, met een jaarlijks belastingkrediet beperkt tot 2,5%, daar waar de andere gewesten (initieel) 4% per jaar bieden. Op het vlak van het éénmalig belastingkrediet bij verlies van hoofdsom liggen de percentages gelijk (30%), behalve dat Vlaanderen tijdelijk iets guller is met 40% voor verliezen die ontstaan ingevolge de coronapandemie. Marc De Munter Fiscaal jurist

2 Société wallonne de financement et de garantie des petites et moyennes entreprises SA, d.i. een naamloze vennootschap van publiek recht opgericht door de Waalse regering in 2002, om de toegang van ondernemingen tot financiering te faciliteren.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


21

Vergelijkende tabel Winwinlening

Proxilening

Coup de Pouce

Grootte ontlener

kmo

kmo

kmo 3

Status kredietnemer

vennootschap of éénmanszaak, alsook VZW met commerciële activiteit

vennootschap of éénmanszaak, alsook VZW met commerciële activiteit

vennootschap (of vereniging of stichting) of éénmanszaak

Levensduur kredietnemer

geen beperking

geen beperking

geen beperking

Uitgesloten activiteiten van kredietnemer

geen beperking

geen beperking

geen activiteit of uitsluitend of hoofdzakelijk doel van • investeringen • geldbeleggingen • financiële dienstverrichtingen ten voordele van derde vennootschappen, geldbeleggingen door thesaurievennootschap of gemeenschappelijk beleggen van kapitaal • oprichting, aan- en verkoop en verhuur van vastgoed voor eigen rekening of participaties in vennootschappen met dergelijk doel • vennootschappen met zakelijke rechten op onroerend goed, waarvan de bedrijfsleider (partner of kinderen) het privégebruik hebben

Zetel kredietnemer

exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest

vestigingseenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

maatschappelijke zetel in Waalse Gewest

Specifieke voorwaarden ontlenende vennootschap

(rechtsvorm van een) handelsvennootschap

geen

• geen management- of bestuurdersvennootschap of uit die activiteiten het merendeel aan inkomsten halen, maar lening voor overname aandelen van een onderneming kwalificeert wel • niet beursgenoteerd zijn

Voorwaarden kredietgever

• natuurlijke persoon • handelend buiten handels- of beroepsactiviteiten • onderworpen aan de personenbelasting in het Vlaamse Gewest • geen werknemer van de kredietnemer • geen echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner van de kredietnemer-zelfstandige • geen bestuurder of zaakvoerder van de ontlenende rechtspersoon, idem voor echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner • geen houder van > 5% van aandelen of stemrechten of van rechten/effecten waarvan uitoefening/conversie de drempel doet overschrijden • geen kredietnemer bij andere winwinlening

• natuurlijke persoon • handelend buiten handels- of beroepsactiviteiten • onderworpen aan de personenbelasting in het Brusselse Gewest • geen werknemer van de ontlener • geen echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner van de kredietnemer-zelfstandige • geen aandeelhouder van rechtspersoon, noch benoemd zijn of optreden als bestuurder, zaakvoerder of vergelijkbaar mandaat • echtgeno(o)te of wettelijk samenwonende partner van uitlener mag geen aandeelhouder of bestuurder/zaakvoerder van ontlener zijn • geen kredietnemer bij andere Proxilening

• natuurlijke persoon • handelend buiten beroeps- of ondernemingsactiviteit • onderworpen aan de personenbelasting in het Waalse Gewest • geen werknemer van ontlener • geen echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner van de zelfstandige ontlener; • zelf of echtgeno(o)t(e) of wettelijk samenwonende partner geen oprichter, lid, medewerker of aandeelhouder, rechtstreeks of onrechtstreeks, van ontlener, noch lid van orgaan belast met dagelijks bestuur of beheer, vereffenaar of vergelijkbaar mandaat, noch vaste vertegenwoordiger van een vennootschap-bestuurder of vereffenaar bij de ontlener • geen ontlener zijn bij andere Coup de Pouce-lening

1

2

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


22 Winwinlening

Proxilening

Coup de Pouce

Voorwaarden krediet­ overeenkomst

• termijn van 5 tot 10 jaar (voorheen vaste termijn van 8 jaar4) • maximum 75.000 euro per uitlener5 /max. 300.000 euro per kredietnemer • rentevoet: min. 0,875% en max. 1,75% (wettelijke rentevoet 2020 en 2021), verschuldigd op de overeengekomen vervaldag • terugbetaling: in één keer op eindvervaldag of volgens een aflossingstabel (maandelijks, driemaandelijks, zesmaandelijks of jaarlijks), met contractuele mogelijkheid van vervroegde éénmalige aflossing van volledige hoofdsom en interest • lening kan vervroegd opeisbaar worden gesteld bij o.a. faillissement, stopzetting of overdracht activiteit, enzovoort • hoofdsom achtergesteld ten opzichte van bestaande of toekomstige schulden van kredietnemer • gebruik: uitsluitend voor ondernemingsdoeleinden, d.i. integrale aanwending binnen bedrijfs- of beroepsactiviteiten • leningsbedrag mag niet worden doorgeleend of gebruikt worden als zekerheid, tenzij maatschappelijk doel uitsluitend of hoofdzakelijk bestaat uit die activiteit • leningsbedrag mag niet worden gebruikt voor de volstorting van Vriendenaandelen

• vaste termijn van 5 of 8 jaar • maximum 200.000 euro (50.000 euro per kalenderjaar) per uitlener/max 250.000 euro per ontlener • voor belastbare tijdperken 2020 en 2021: max 75.000 euro per jaar per uitlener/max 300.000 euro per ontlener6 • rentevoet: min 0,875% en max. 1,75% (wettelijke rentevoet 2020 en 2021) • terugbetaling: in één keer op eindvervaldag of volgens maandelijks, driemaandelijks, zesmaandelijks of jaarlijks aflossingsplan (vervroegde aflossing mogelijk) • hoofdsom achtergesteld ten opzichte van bestaande of toekomstige schulden van kredietnemer • gebruik: uitsluitend om activiteit van onderneming uit te voeren, d.i. integrale aanwending in bedrijfs- of beroepsactiviteiten, niet voor dividenduitkering of verwerving van aandelen • leningsbedrag mag niet worden doorgeleend of gebruikt worden als zekerheid, tenzij maatschappelijk doel uitsluitend of hoofdzakelijk bestaat uit die activiteit • kan ook afgesloten worden via financieringsvehikel in de zin van artikel 4, 7°, van de wet van 18 december 2016 tot regeling van de erkenning en de afbakening van crowdfunding7 • registratie lening bij het Brussels Waarborgfonds

• vaste termijn van 4, 6, 8 of 10 jaar • max. 125.000 euro per uitlener8 /max. 250.000 euro per ontlener • rentevoet min. 0,875% en max. 1,75% (wettelijke rentevoet 2020 en 2021), verschuldigd op overeengekomen vervaldagen • terugbetaling: eenmalig bij contracteinde of volgens afbetalingsschema bij leningsovereenkomst • lening kan vervroegd opeisbaar worden gesteld bij o.a. faillissement ontlener, stopzetting activiteit, enzovoort • hoofdsom achtergesteld op alle huidige/toekomstige schulden van de kredietnemer • gebruik: exclusief voor ondernemingsdoeleinden, niet voor dividenduitkeringen of het toestaan van leningen • geen investering van ontleende gelden in lening/eigen vermogen van vennootschap waarin ontlener/partner vennoot/aandeelhouder of bestuurder/vereffenaar is 9 • uitlener moet registratieaanvraag indienen in de 3 maanden na contract (d.i. na overhandiging fondsen) bij SOWALFIN

Fiscaal voordeel

• jaarlijks belastingkrediet van 2,5% op openstaand saldo • basis: rekenkundig gemiddelde van openstaande saldi in hoofdsom op 1/1 en 31/12 van belastbaar tijdperk • jaarlijks belastingkrediet stopt bij overlijden kredietgever of als lening vervroegd opeisbaar is gesteld • eenmalig belastingkrediet van 30% (40% voor leningen afgesloten na 15 maart 2020 tot ten laatste 31 december 2021) op bedrag hoofdsom dat tijdens belastbaar tijdperk definitief verloren is gegaan

• jaarlijks belastingkrediet van 4% op rekenkundig gemiddelde van leningen in belastbaar tijdperk of een van de 2 vorige, verhoogd met 2,5% op rekenkundig gemiddelde van andere leningen, met maximum van 200.000 euro • jaarlijks belastingkrediet stopt bij vervroegde opeisbaarstelling; bij overlijden kredietverlener gaat krediet over op recht-verkrijgenden • eenmalig belastingkrediet van 30% op definitief verloren hoofdsom

• jaarlijks belastingkrediet van 4% voor de 4 eerste belastbare tijdperken, nadien 2,5% voor eventuele volgende belastbare tijdperken • basis: rekenkundig gemiddelde van uitstaande bedragen in hoofdsom op 1/1 en 31/12 van belastbaar tijdperk • belastingkrediet op maximum van 125.000 euro per kredietnemer • jaarlijks belastingkrediet stopt bij overlijden kredietgever of als lening vervroegd is terugbetaald of opeisbaar gesteld • eenmalig belastingkrediet van 30% ten belope van niet terugbetaalde hoofdsom (voor leningen afgesloten vanaf 1 januari 2021)

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


23

Formaliteiten

1 2 3 4

5 6 7

8 9

Winwinlening

Proxilening

Coup de Pouce

• onderhandse of authentieke kredietakte (op basis van modelformulier) in 3 originele exemplaren, waarvan één aan PMV/z-Waarborgen NV (waarborgvennootschap) te bezorgen binnen de 3 maand • als alle voorwaarden voldaan: registratie in door PMV/z met individueel nummer en opname in winwinlening-register • bewijs van uitstaande winwinleningen te leveren door kredietgever door openstaande saldi op te nemen in aangifte personenbelasting

• onderhandse of authentieke krediet akte (op basis van modelformulier) in 3 originele exemplaren, waarvan één aan het Brussels Waarborgfonds te bezorgen binnen de 3 maand • als alle voorwaarden voldaan: registratie met individueel nummer en opname in Proxi­ lening­register • bewijs van uitstaande Proxilening(en) (na aftrek van gedane aflossingen) te leveren door kredietgever door openstaande saldi op te nemen in aangifte personenbelasting, met onderscheid tussen de leningen gesloten tijdens het betrokken • belastbaar tijdperk en de twee voorgaande, enerzijds, en de vroeger afgesloten leningen, anderzijds

• leningsovereenkomst (op basis van modelformulier) in 3 originele exemplaren, waarvan één aan SOWALFIN te bezorgen binnen de 3 maand • als alle voorwaarden voldaan: registratie door SOWALFIN met toekenning van individueel sequentieel registratienummer en -datum • bewijs van uitstaande geregistreerde Coup de Pouce-leningen in de aangifte personenbelasting na aftrek van eventuele vervroegde terugbetalingen

Minder dan 250 VTE en hetzij maximum 50 miljoen euro jaaromzet of maximum 43 miljoen euro balanstotaal. Zelfde criteria als in het Vlaamse Gewest. Zelfde criteria als in het Vlaamse Gewest. Door de coronapandemie kunnen winwinleningen waarvan de contractuele looptijd in 2020 verstrijkt door de partijen in onderlinge overeenstemming verlengd worden voor een periode van één of twee jaar met behoud van de belastingkredieten, op voorwaarde dat de verlengingsakte gesloten wordt tussen 15 maart en 31 december 2020 (Besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2020 tot erkenning van de COVID-19-crisis en tot afwijking van de regeling over de Winwinlening). Mogelijk verdeeld over meerdere winwinleningen. In de daaropvolgende belastbare tijdperken kan de kredietnemer geen nieuwe Proxilening sluiten tot het totaalbedrag, in hoofdsom, dat in het kader van een of meer Proxileningen aan de kredietnemer uitgeleend of ter beschikking gesteld wordt, kleiner is dan het plafond van 250.000 euro. Gedefinieerd als: een uitgevende instelling van beleggingsinstrumenten (andere dan een instelling voor collectieve belegging) wier activiteit uitsluitend bestaat in het nemen van deelnemingen in of verlenen van leningen aan een of meer ondernemers-emittenten en die gefinancierd wordt door beleggers die zelf de ondernemer-uitgevende instelling kiezen die zij wensen te financieren via hun belegging in het vehikel, met dien verstande dat het rendement van hun belegging uitsluitend bepaald wordt door het rendement dat de ondernemer-uitgevende instelling biedt voor de door het vehikel genomen deelneming of verstrekte lening. Zie voetnoot 2. Er geldt één uitzondering, nl. voor een zelfstandige kredietnemer, als de inbreng of lening wordt gedaan ter gelegenheid van de overdracht van zijn of haar hoofdactiviteit ten gunste van een bestaande of op te richten vennootschap waarvan de kredietnemer, de partner of hun kinderen de controle hebben.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2021


Komt uw klant regelmatig met HR, of sociaaljuridische vraagstukken? Exclusief voor accountants

Ondernemers zullen steeds vaker een beroep doen op uw kennis, ervaring en advies. Gebrek aan tijd en de complexiteit van snel veranderende wet- en regelgeving spelen hierbij niet in uw voordeel. Dan is het ideaal om een vast aanspreekpunt te hebben waar u snel en doeltreffend antwoorden en oplossingen krijgt aangereikt.

De Accountant Desk van Partena Professional staat voor u klaar! Heeft u vragen? Contacteer ons via accountantdesk@partena.be of via 078 78 78 21

www.partena-professional.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.