12 minute read
Richard Lang
from InZicht
Naakte Waarheid
We zijn allemaal betoverd. We zijn allemaal in de ban van het idee dat we onze verschijning zijn. En we zijn zo verslaafd aan onze beeltenis in de spiegel, zo verwikkeld in hoe anderen ons zien, dat we ons eigen gezichtspunt over het hoofd zien en ontkennen: ons prachtige ware Zelf. Wie heeft ons zo betoverd? Waarom zijn we ervoor gezwicht? En hoe kunnen we onszelf bevrijden uit deze betovering? In het volgende commentaar op De Nieuwe Kleren van de Keizer van Hans Christian Andersen ga ik op deze vragen in.
Advertisement
Richard Lang is geïnspireerd door Douglas Harding, schrijver van On Having No Head. Richard en Douglas waren jarenlang vrienden. Komend najaar geeft Samsara Hardings klassieker opnieuw uit onder de titel Leven zonder Hoofd. Voor informatie over The Headless Way www. headless.org. In Nederland www. headlesscafe.info.
De Nieuwe Kleren van de Keizer
is een verhaal over een ijdele keizer aan wie een kostuum verkocht wordt dat niet echt bestaat. Twee oplichters bezoeken de stad en verspreiden het valse gerucht dat ze ‘meesterwevers’ zijn die de mooiste kleren van de wereld kunnen maken. De keizer houdt van kleren en vraagt aan de twee ‘wevers’ om een speciaal kostuum voor hem te maken. De oplichters vragen een hoge prijs, waarmee de keizer instemt. Hij gaat er immers zo fantastisch uitzien! En dus beginnen de oplichters de kledij te maken – behalve dat ze eigenlijk helemaal niets maken. In plaats daarvan zwaaien ze met hun scharen en naalden rond en doen alsof ze knippen en naaien. Daarnaast verspreiden ze het gerucht dat als je de kleren die ze maken niet kunt zien dat je óf dom óf incompetent bent wat betreft je positie in de samenleving. Omdat de keizer en zijn hofdienaren niet dom of incompetent genoemd willen worden, doen ze alsof ze de kleren wel kunnen zien. Als de kleren ‘klaar’ zijn, ‘trekt’ de keizer ze ‘aan’ en houdt een parade door de hoofdstraat om te pronken voor zijn onderdanen. Natuurlijk heeft hij niets aan; hij is spiernaakt. Zowel de onderdanen als de keizer en zijn hofdienaren zijn zich bewust dat ze de kleren niet kunnen zien maar denken dat de anderen ze wel kunnen zien. Allemaal zijn ze bang om als dom of incompetent beschouwd te worden en dus pretenderen ze dat ze ze kunnen zien. Tot het moment dat de keizer en zijn gevolg langs een kind in de menigte lopen aan wie niets verteld is over het spel van doen alsof. Het kind kijkt, ziet de naakte keizer en verklapt wat niemand durft te zeggen: “Maar hij heeft helemaal niets aan!” Ze is de klokkenluidster van een spel waaraan iedereen meedoet. “Grote goedheid! Luister naar dit onschuldige kind!” zegt haar vader. De opmerking van het kind verspreidt zich als een lopend vuurtje door de menigte. Al snel realiseert iedereen zich dat het allemaal bedrog is en dat het spel voorbij is. Niemand kan de kleren zien omdat deze er niet zijn!
Maar dat is nog niet het einde van het verhaal. Niet iedereen geeft toe dat ze voor de gek gehouden zijn. De keizer gaat door met pretenderen dat hij kleren aan heeft ongeacht het feit dat hijzelf en de anderen ze niet kunnen zien. Zijn dienaren volgen zijn voorbeeld. Net als de keizer willen ze geen ‘gezichtsverlies’ lijden door toe te geven dat ze bedrogen zijn. En dus gedragen zij en de keizer zich alsof alle anderen dom en incapabel zijn en alleen zijzelf hun gezonde verstand bij elkaar hebben. Tussen haakjes, als je je afvraagt wat er verder in het verhaal gebeurt met de oplichters, wel, dan horen we daar niets meer over. Wie weet waar ze zijn en wat ze nu weer van plan zijn?
COMMENTAAR
Het bedrog dat de keizer gekleed is, geweven door de oplichters, vertegenwoordigt het wijd verspreide, eeuwenoude waanidee dat ons opgelegd wordt door de samenleving: we zijn ‘gekleed’ in onze verschijningsvorm en zien er op nul cm afstand van onszelf hetzelfde uit als vanaf een paar meter. Het in stand houden van dit waanidee houdt het stelselmatig ontkennen in van wat we werkelijk zijn, ons centrale goddelijke Zelf, vertegenwoordigd door de keizers naaktheid. Ons goddelijke Zelf is naakt in twee opzichten: het is naakt van alle karakteristieken, transparant, leeg, gezichtsloos; en het is naakt in de zin dat het duidelijk zichtbaar is, onverborgen, en in zijn geheel onmiddellijk geopenbaard aan
iedereen die het wil zien en weet waar te kijken. Het is ‘de kledij’ van onze verschijningsvorm, onze identificatie met degene in de spiegel, dat ons ware Zelf lijkt te verstoppen. Maar dit kostuum is een spel en alleen maar schijn. Onze ‘naaktheid’ kunnen we niet echt bedekken.
De oplichters weten hoe ze het spelletje moeten spelen. Ze houden hun gezicht in de plooi en liegen alsof het gedrukt staat. Je moet het ze nageven: ze doen dat fantastisch! Maar de manier waarop de samenleving ons betovert is niet minder kundig en schaamteloos. Als we als zuigelingen in de samenleving belanden, leven we natuurlijkerwijs vanuit onze centrale goddelijke Realiteit, ons oorspronkelijk gezichtsloos Zelf. De samenleving erkent dit echter niet en vertelt ons in plaats daarvan dat we zijn zoals we eruitzien. En daarmee uit! Net als de oplichters houdt de samenleving haar gezicht in de plooi en aarzelt nooit. En net zoals de oplichters de keizer en zijn dienaren domineren zonder ruimte voor twijfel of weigering, zo overheerst de samenleving ons. De boodschap is meedogenloos: “Wantrouw jezelf! Wantrouw wat je waarneemt! Vertrouw ons! Vertrouw wat wij je vertellen wat je ziet!” Als de Realiteit van ons Oorspronkelijke Gezicht ons ontzegd is, hebben we geen andere keus dan onze aandacht te richten op ons ‘aangeleerde’ gezicht: het gezicht dat we zien in de spiegel, dat overal aanwezige starende ‘selfie’ waar we allemaal aan verslaafd zijn geraakt.
FACE GAME
De oplichters bedriegen de keizer en zijn dienaren door met hun scharen en naalden rond te zwaaien om zo hun slachtoffers aan te sporen de kleren te hallucineren. Zo bedot de samenleving ons ook, door woorden en gebaren, om ons een ‘ding’ te laten hallucineren in het centrum van ons leven. Hoe krijgt ze dat voor elkaar? Als zuigelingen weten we niet hoe we eruitzien. Voor onszelf zijn we hoofdloos, een geheel, Ruimte voor de wereld. Ons Oorspronkelijk Gezicht is vrij van beelden en ideeën over onszelf. Maar van jongs af aan wordt ons verteld om in de spiegel te kijken en ons te identificeren met dat gezicht daar, dat lichaam daar, de naam, sekse, leeftijd daar... Ons wordt verteld ons in te beelden in het glas te reiken en dat ‘kostuum’ te grijpen, ons in te beelden het uit de spiegel te trekken, het om te draaien en te vergroten tot de juiste maat, en uiteindelijk ons in te beelden het op te zetten, hier in ons centrum. Daarna gedragen we ons alsof we deze prestatie geleverd hebben, alsof we werkelijk dat uiterlijk hebben laten verspringen van daar naar hier en we er nu mee bedekt zijn. Als volwassenen spelen we de ‘face game’ – het spel dat we ons achter een gezicht bevinden – zo goed dat we geen idee meer hebben dat het een spel is. Het is een waanidee dat ons stilletjes, en soms minder stilletjes, gek maakt. Alhoewel het web dat de oplichters en de samenleving weven een leugen is, een fabrikaat, is het door zijn onechtheid niet minder krachtig of schadelijk.
ENTREEPRIJS
De oplichters vergaren een fortuin voor hun ‘werk’. Aanleren jezelf te identificeren met je uiterlijk is ook niet goedkoop of gemakkelijk. De entreeprijs voor de maatschappij is hoog en wordt betaald met bloed, zweet en tranen. Het is begrijpelijk dat we allemaal getraumatiseerd zijn door deze ervaring. Want alhoewel de keizer denkt dat hij er fantastisch uitziet, weet hij in zijn hart dat er iets niet klopt. Waarom nemen we de visie die de maatschappij op ons heeft aan, en niet onze eigen visie? In het w
sprookje kunnen de oplichters iedereen bedriegen door ze angst aan te jagen met het vooruitzicht wat er gebeurt als je de kleren niet ziet: je wordt als dom of onwaardig gezien. Met ons is het hetzelfde. Als we opgroeien, nemen we het kostuum aan waarin de maatschappij ons kleedt, want net als de keizer willen we er goed uitzien en anderen imponeren. We willen niet stom of incompetent overkomen, een mislukking in de ogen van anderen. Alles is beter dan ‘publiekelijk naakt’ gesnapt te worden. We vrezen buitengesloten te worden: ongewenst, ongeliefd, helemaal alleen. En hieronder schuilt de diepe angst om niemand te zijn, om te verdwijnen en te sterven. Dit is het negatieve gezicht van ons ware Zelf. Als de ‘afgrond’ in ons centrum niet gezien wordt als de zegen die hij is, als hij ontkend en onderdrukt wordt, dan lijkt hij een demonisch en monstrueus zwart gat die ons in zijn afgrijselijke diepten wil zuigen. Omdat alles beter is dan zo’n lot, geven we ons onvoorwaardelijk over aan de eisen van de samenleving. Aan de andere kant is er naast de stok ook de wortel, want er zijn vele voordelen die voortkomen uit deze ‘gigantische inkrimping’: het krimpen van het Alles zijn tot dat kleine mensje zijn in de spiegel. We mogen immers meedoen in de maatschappij. We mogen gaan leven.
ZIENER
Maar niet iedereen is gehypnotiseerd. De oplichters hebben één persoon over het hoofd gezien: het kind. En één klokkenluider kan een heel kaartenhuis doen instorten. Opmerkelijk is dat het kind alleen maar kijkt, en zegt wat het ziet. Zien wie je bent is geen kwestie van nadenken. Bevrijding komt van zien. We hoeven de betovering waar we onder verkeren niet te analyseren of begrijpen voordat we ons kunnen bevrijden. Niet de erudiete geleerde of de filosoof is het die de klok luidt over de hele schijnvertoning. Om het Zelf te zien hoeven we alleen maar even onschuldig te zijn en vertrouwen te hebben als een kind. Natuurlijk geeft niet iedereen zich aan de waarheid over. Er zijn altijd mensen die weerstand bieden en hun hoofd nog harder vastklampen. In het verhaal zijn het de keizer en zijn dienaren die zich, wanneer de waarheid eenmaal duidelijk is, vastklampen aan een verbeelde flard van eerbiedwaardigheid, sociale status of ‘gezicht’. Ik denk dat de meesten van ons zich identificeren met het kind. Het kind is de heldere ziener in ons allemaal. Niemand wil die gekke oude keizer zijn. Het kind zijn betekent echter niet alleen het kind zijn; je bent ook de menigte, de dienaren, de keizer. Ze zijn allemaal in jou. Iedereen is jezelf.
TWEEZIJDIGE REALITEIT
En de twee oplichters? Ongetwijfeld zijn het gevaarlijke en niet te vertrouwen personen. Maar ze spelen een vitale rol in ons helpen ons ‘kostuum’ te vinden en het aan te trekken. Al vroeg in ons leven verlaten we ons naakte Zelf, ons geliefde natuurlijke thuis, en onderwerpen we ons aan de eis van de samenleving om ‘gekleed’ te zijn, om ons uiterlijk aan te trekken. Alhoewel dit leidt tot het problematische gebied van ‘het verre land’, is het van vitaal belang om thuis te verlaten. We kunnen thuis alleen waarderen als we weggeweest zijn. Als we opnieuw thuiskomen en de vrijheid, immensiteit, rijkdom, creativiteit, vrede en liefde herontdekken en genieten... is het daarnaast belangrijk niet te vergeten wat we geleerd hebben op reis. We brengen als buit het afgescheiden zelf terug naar het ongescheiden Zelf, de schat van onze persoonlijke individualiteit. Cruciaal is het dat de kroonfase van het leven
de inclusieve conditie is. Als ik het Zelf terugvind, verlies ik het zelf niet. In plaats daarvan plaats ik het, daar en niet hier, waar het in feite altijd geweest is. Anders gezegd: ik vier mijn tweezijdige identiteit; ik waardeer het feit dat bewustzijn van mijn Realiteit hand in hand gaat met bewustzijn van mijn verschijningsvorm. Ze sluiten elkaar niet uit. Zeker ben ik hier de Ene, het Allene, Grenzeloos en Tijdloos, de Oorsprong en Bestemming van alle dingen, het Ene waaruit alles voortkomt, ongekend Glorierijk, het Ene dat alles bevat. Maar ik hou van het feit dat ik tegelijkertijd alleen maar een eenvoudig en nederig mens onder de mensen ben, vandaag hier en morgen verdwenen. We hebben allemaal twee kanten. Daarom stel ik een moment van stilte voor de rol van de oplichters voor, en onze ouders, onderwijzers, vrienden en alle anderen die ons geholpen hebben ons gezicht te vinden. Dank jullie wel! Maar deze stilte wordt vlug gevolgd door een tweede stilte – of beter gezegd, vergezeld door de Stilte die begin noch einde kent – in dankbaarheid voor alle klokkenluiders van de naakte Waarheid.
Ik hoop dat het klokkenluidende kind jou aanmoedigt om af en toe jouw klok te luiden. Want die twee oplichters drijven immers altijd wel ergens hun handeltje. De wereld heeft het nodig zich de waarheid te herinneren, de waarheid die bevrijdt. Toch is de enige plaats waar ik het hoofdloze Zelf kan vinden hier waar ik ben. Vanuit mijn zichtpunt behouden alle anderen godzijdank hun hoofd! In realiteit is de enige voor wie ik de klok kan luiden mijzelf.
NABESCHOUWING
De gebruikelijke interpretatie van dit verhaal veronderstelt dat de waarheid, geopenbaard door de klokkenluider, iets slechts is, namelijk het bedrog, de leugen. Deze interpretatie draait om het openbaren van de waarheid als de prachtige, authentieke realiteit van wie we werkelijk zijn. Het is begrijpelijk als dat er op het eerste gezicht niet zo uitziet. Je hoofd verliezen, en al de rest ook, lijkt niet het fantastische einddoel dat we voor ogen hadden. Misschien hadden we ons voorgesteld dat spirituele verlichting zou leiden naar alles krijgen: liefde, wijsheid, vrijheid, vrede, enzovoort. Eindelijk thuisgekomen kunnen we nu van al deze rijkdommen genieten. Einde verhaal.
Maar in plaats daarvan, en eerder vroeg dan laat, valt alles weg. We ontdekken dat we compleet naakt zijn. We ontdekken dat we in werkelijkheid niets weten, niets hebben, niets zijn. Thuiskomen blijkt een behoorlijk kale aangelegenheid te zijn. Dit is de paradox van het spirituele leven: een paradox die je nimmer kan leren maar die je telkens opnieuw ontdekt, waar je je telkens opnieuw aan overgeeft. De enige manier om alles te hebben is door niets te hebben. De enige manier om alles te krijgen wat je wilt is door niets te willen. Alleen als we erkennen dat we totaal naakt zijn, is het hele universum onze kledij. Alleen als dit machteloze niets zijn we waarlijk machtig. Alleen als dit hersenloze blanco zijn we waarlijk slim en creatief. En alleen als dit Zelf dat verdwijnt ten gunste van anderen hebben we waarlijk lief. t