9 minute read

Wolter Keers

IJdelheid is altijd een geïsoleerd gevoel. Het gevoel dat je bepaalde kwaliteiten hebt die best gezien mogen worden. Dat je op bepaalde punten beter bent dan een ander of het beter begrepen hebt dan een ander; dat je je werk beter doet dan een ander, aardiger bent dan een ander. Het is altijd een gevoel dat samenhangt met een isolement. Je bent nooit een kosmische ijdelheid, dat is een uitdrukking die met zichzelf in strijd is. Het is dus altijd pronken met iets wat je niet bent. Het is goede kwaliteiten toekennen aan attributen, aan plaatjes, aan dingen die je niet bent. Het is als meubelen kopen voor het kasteel waar je vannacht over gedroomd hebt.

© MINOU NEKOLNY COMPOSING

Advertisement

Wolter Keers (1923–1985) wordt beschouwd als de nestor van de Nederlandse advaita. In 1950 bezocht hij Ramana Maharshi. Later bracht hij meerdere jaren door in India als leerling van Sri Krishna Menon. In de jaren zeventig bezocht hij Sri Nisargadatta Maharaj en vertaalde hij diens ‘I am That’ in het Nederlands. Wolter Keers gaf talloze lezingen en schreef uitgebreid over yoga en advaita. Hij was inspirator van o.a. Alexander Smit en Jan van Delden.

Ik kreeg laatst het verhaal te horen over een swami die van een bepaalde wijze gezegd had: “ja, hij was wel wat verlicht, maar niet zo heel erg verlicht!” Dat is volkomen onzin! Men is verlicht of niet verlicht, maar men is niet half verlicht. De zee bestaat niet een beetje uit water. Men kan niet de helft van de waarheid begrepen hebben en de andere helft niet. Want begrepen hebben dat is Zijn. Op dat niveau zijn Kennen en Zijn twee woorden voor precies hetzelfde. Maar zolang men daar nog niet aangekomen is, zijn er richtingaanwijzers en dan kunnen we wél zeggen dat er graderingen zijn; je kunt dan zeggen dat de onwetendheid stukje bij beetje van je af valt. En dan zijn er drie dingen, drie kettingen, waar we het langst aan vastzitten. Een op lichamelijk niveau, een op het niveau van het denken en een op het niveau van het voelen.

DRIE BINDINGEN Op lichamelijk niveau is de identificatie met het lichaam - en dat is vooral het tastzintuig - het laatste wat verdwijnt. Op het niveau van het denken is er het geheugen met verleden en toekomst. En op het niveau van het voelen is het de ijdelheid. Nu kun je nooit zeggen dat dit voor iedereen opgaat. Van die ijdelheid wel, dat weet ik zeker, en van de andere twee zeer waarschijnlijk. Als we dat aannemen, dan zou het wel eens erg nuttig kunnen zijn om in de praktijk eens naar deze bindingen te kijken. Want je kunt natuurlijk de oplossing altijd een handje helpen. En er zijn altijd blinde vlekken die moeilijk te ontdekken zijn. Je kunt bijvoorbeeld heel ijdel zijn zonder dat je het weet. Allerlei kleine ijdelheden vallen je wel op, maar er kunnen elementaire ijdelheden zijn die je eenvoudig niet in de gaten hebt.

TWEE VRIENDEN Ik wil je het ware verhaal vertellen van een jongen uit een Zuid-Indiaas dorp. Deze jongen maakte op zeker moment iets mee - ik geloof dat het samadhi was, ik weet het niet - en hij besloot monnik te worden. In de regel is het zo in India dat men dan lid wordt van een van de vier orden van zwervende monniken; men wordt ingewijd door een of andere hoofdmonnik, en verder verdient men dan de kost met bedelen. Maar er zijn ook wel enkele swami’s die zich ergens terugtrekken in een bepaald centrum en daar bepaald werk doen of eenvoudig niets anders doen dan studeren en dan maar hopen dat hun tante hun eten brengt. Maar deze jongen trok zijn oranje gewaad aan en ging zich vestigen in een streek niet zo erg ver van waar hij afkomstig was. Het was een heel erg begaafde jongen. In een paar jaar tijd had hij geweldige vorderingen gemaakt. Allerlei mensen gingen hem dan ook raadplegen, men ging zijn moeilijkheden aan hem voorleggen en vaak met goed gevolg. Dus, na een jaar of wat, was deze jongen al heel bekend in de omgeving en als men in India een geur van heiligheid krijgt, kun je iedere dag rekenen op een hele stoet mensen die bij je op bezoek komen. Wel, deze man had in de klas gezeten bij een andere jongen, die ook niet op zijn achterhoofd was gevallen: het waren de twee briljante jongens van de klas. Deze tweede was de handel ingegaan, hij had gewoon de zaak van zijn vader overgenomen. Maar die dacht: ‘Hé, Pietje, met wie ik zoveel kattenkwaad heb uitgehaald, is die nu opeens een heilige geworden? Nu wil ik dat toch eens zien.’ En hij ging op reis en kwam na een paar uur bij het huisje waar deze swami woonde en klopte aan. Hij werd met grote vreugde ontvangen. De twee vrienden hadden

Als ik weet dat de fles leeg is, ga ik niet nog proberen om eruit te drinken

veel te vertellen en het gesprek liep geweldig vlot. En inderdaad, de oude schoolvriend merkte dat deze swami op een indrukwekkende manier was gegroeid. Iedere hindoe, zeker in die streek, zit daar eigenlijk helemaal in en kan dit wel aanvoelen. Ten slotte stelde hij voor om wat te gaan wandelen. En nu kwam de valstrik die hij bedacht had. Want onder het wandelen keek hij zijn vriend eens zo van terzijde aan en zei: “Weet je wel dat ze bij ons in het dorp geweldig trots op jou zijn?” “Oh, ja?” “Ja, en het hoofd van de school zei dat een van onze leerlingen op zo’n jeugdige leeftijd al een beroemd swami is, dat is toch geweldig; en je vader zei laatst nog dit, en je neef die zei nog dat en men is zo geweldig trots op je, want....” en terwijl hij dat zei, zag hij dat de swami zichtbaar gevleid was. En toen draaide hij om als een blad aan een boom en zei: “Maar je bent er nog lang niet, want ik zie dat mijn opmerkingen je geweldig plezier doen en dat je ijdelheid allerminst verdwenen is!” Zoals gezegd, deze swami was inderdaad geen kwajongen en had onmiddellijk het adequate antwoord. Hij zei: “Mijn oude vriend, je hebt volkomen gelijk, ik ben de ijdelheid niet kwijt. Ik wil mij daarover niet verontschuldigen, maar één ding wil ik wel zeggen: ijdelheid is dat wat je het allerlaatste kwijtraakt, het allerlaatste.”

IJDELHEID Wel, wat is in feite ijdelheid? IJdelheid is altijd een geïsoleerd gevoel. Het gevoel dat je bepaalde kwaliteiten hebt die best gezien mogen worden. Dat je op bepaalde punten beter bent dan een ander of het beter begrepen hebt dan een ander; dat je je werk beter doet dan een ander, aardiger bent dan een ander. Het is altijd een gevoel dat samenhangt met een isolement. Je bent nooit een kosmische ijdelheid, dat is een uitdrukking die met zichzelf in strijd is. Het is dus altijd pronken met iets wat je niet bent. Het is goede kwaliteiten toekennen aan attributen, aan plaatjes, aan dingen die je niet bent. Het is als meubelen kopen voor het kasteel waar je vannacht over gedroomd hebt. Je laat je voorstaan op iets dat volkomen irreëel is. We hebben gezien dat de persoonlijkheid uit niets anders bestaat dan uit een serie plaatjes, het geheugen plakt die aan elkaar vast en ik geef er een naam aan en zeg: “Dat ben ik.” En nu ga ik sommige van die plaatjes daar uitlichten en zeggen: “Dat is toch nog zo gek niet” Ik denk dat weinig mensen er erg trots op zijn dat ze zulke mooie voeten hebben. We voelen allemaal dat onze voeten nou niet zo geweldig essentieel zijn, zeker niet als onderdeel van onze schoonheid. Maar is het niet net zo dwaas om er belang aan te hechten dat bepaalde plaatjes die in mij opkomen aantrekkelijk zijn of zo? Die ijdelheid, die werkelijk een heel ingrijpende zaak is in ons leven - want tenslotte heel veel verdedigingen komen voort uit ijdelheid: men mag mij niet beledigen, niet kleineren, onderschatten, onderwaarderen - die ijdelheid moet gewoon doorzien worden. Ik kan w

© HANS TIBBEN 2020

doorzien dat het een foefje is wanneer ik zie - en daarop komt het altijd weer neer: goed kijken, diep kijken, opnieuw en opnieuw - dat ik nooit in der eeuwigheid zoiets als een persoonlijkheid kan zijn; dat dat je reinste dwaasheid is. Hoe kan ik een hele serie dingen zijn, het een na het ander? En zelfs als er nog het idee is van een persoonlijkheid, waar is dan de eigenaar van die persoonlijkheid?

NIEMAND Ik verwijs je nu naar het laatste hoofdstuk van Atma Darshan: “Wie heeft de droom gedroomd?” Als het lichaam van de dromer een product van de droom is, en de hele rataplan een product van de droom is, wie heeft dan die droom gedroomd? Het enige antwoord is: niemand. Er was een droom zonder meer, die zich manifesteerde in het Bewustzijn. Wel, precies zo: die persoonlijkheid is een droom, is een plaatje en meer niet. Ze heeft geen enkele realiteit. Het is een afspraak met de buren. Als je dat ziet.... dan heb je die ijdelheid niet meer nodig. Wie weet wat hij in wezen is, kan die ijdelheid verliezen omdat deze haar zin verliest. Als ik weet dat de fles leeg is, dan ga ik niet nog tien keer proberen om eruit te drinken. Goed kijken, goed onderscheid maken tussen dat wat ik in wezen ben en dat wat ik niet ben. Dan verdwijnt al die onzin en ontstaat die leegte.

“Van de leegte van een kom hangt het gebruik af,” zegt Lao Tse en ook: “Alleen de leegte kan gevuld worden door Tao.” Die leegte is dus erg belangrijk. En wanneer we die accentueren op de drie niveaus waarmee we ons identificeren: het lichaam (de zintuigen), het denken en het voelen, dan zullen we zeer snel deze leegte in ons voelen uitbreiden en daarmee klaar zijn om dat te ontvangen wat wij zoeken, maar wat wij ons niet kunnen voorstellen, wat we niet kunnen bevatten. Deze benaderingswijze geeft mij een middel om mij in die leegte te verdiepen, net zo lang totdat er van de persoonlijkheid als zodanig niets meer over is en ik inderdaad kan zeggen: “Ja, wat ben ik? Ik ben die ik ben.” En meer valt er niet te zeggen. En dan, op een gegeven moment, zal die leegte worden opgevuld met dat wat voor de persoonlijkheid als zodanig onkenbaar is. t

Selectie uit Geluk heeft geen oorzaak. Het complete artikel is te vinden op: http://home.online.nl/prembuddha/keers.html

Missie

© ROBERT SALTZMAN, CATRINA, TODOS SANTOS 2017

Ik was tamelijk jong toen die onmiskenbare ‘eerste opwinding’, zoals je het noemde,

bezit van me nam. Ik geloof dat het in 1984 was. Ik zag wat ik zag en er was geen weg terug, maar het was niet altijd even gemakkelijk. Los van mijn besef dat niemand iets ‘doet’ – dit alles verschijnt gewoon zoals het moet, of zoals het doet (als het woord ‘moet’ te vast bepaald lijkt) – was ik nog steeds gehecht aan mijn beeld en identiteit als kunstenaar. En ik worstelde jaren met pogingen om beide manieren te belichamen, terwijl ik in hetzelfde lichaam moest leven en door dezelfde mond moest spreken. Ik kan niet zeggen dat gelijkmoedigheid in die dagen mijn meest voorkomende gesteldheid was. Ik was op een of andere missie, dat weet ik wel nog, maar eerlijk gezegd kan ik me niet meer herinneren wat die missie inhield. IJdelheid, zelfpromotie en eigendunk hadden er in ieder geval iets mee te maken.

Uit: Depending on No-Thing, Robert Saltzman, New Sarum Press. Vert. Win Bück. Met dank aan Robert voor zijn prachtige fotomateriaal.

This article is from: