FILIPPIDES Tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis Jaargang 20 nummer 1 maart 2014
Speciale editie ter gelegenheid van het afscheid van Nico Lettinck
Nico Lettinck ‘Eeuwig gaat voor ogenblik’
Van de eindredacteur
Inhoud
4 Jaargang 20, nummer 1
Van de vakgroepvoorzitter
6 Nico en …: Werken van barmhartigheid. Liefdadigheid in de late middeleeuwen
8 ‘Is dit nu de mooooooooiiste?’: Etrusken
12 ‘Is dit nu de mooooooooiiste?’: Een fles wijn
13 Column Daniel Schotman: Pensioen van Nico Lettinck
14 Nico en …: Florence: levensgevaarlijk betoverend
18 Lof der Zotheid ‘Ik ben toch ook gekomen?’
21 ‘Is dit nu de mooooooooiiste?’: ‘Piramide van CHFREN’
23 ‘Is dit nu de mooooooooiiste?’: Beschermengelen & Moskeeëntocht
24
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 2
Inhoud
Column Raymond Terstappen: Kasteel ‘VV’
25 Jaargang 20, nummer 1
Nico en…: ‘Ik betreur nog altijd 1453!’ De laatste dagen van het Byzantijnse Rijk
26 ‘Is dit nu de mooooooooiiste?’: Nico als mecænas
31 ‘Is dit nu de mooooooooiiste?’: Ongekende passie
32 Column Daan van Leeuwen: Nico en momenten van veelzijdigheid. Een terugblik in vier momenten
33 Nico en …: Van Prehistorisch Druivengist tot Europese Wijnteelt. Geschiedenis van Le Vin!
35 Nico, prosit! Nico Lettinck: een docent met bijzondere kwaliteiten
40 Nico, prosit! Bij het afscheid van Nico Lettinck als docent
44 Van onze huisdichter Sander Scholten: Nicoïcijns
47 Colofon
48 Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 3
Van de eindredacteur
Wandelende encyclopedie Door Ozan Karakoç
H
et was rond 17.00 uur, oktober/november 2010. Een groepje studenten uit de eerste klas van de Lerarenopleiding Geschiedenis
aan de Hogeschool Windesheim te Zwolle heeft zojuist genoten van de prachtige collectie van het voormalige Legermuseum in Delft. Terwijl de rest van plan is om naar het station te gaan, komt een van onze begeleiders van de excursie met het idee om een van de cafés in Delft te bezoeken om de middag mee af te sluiten. Het was uiteraard Nico Lettinck die met dat idee kwam. Ik kan me zo voor de geest halen hoe het ging. Details bespaar ik u, maar het was een erg leuke en onvergetelijke middag. Onvergetelijk, want als ik ergens een café binnenkom en ik zie dat Leffe Triple wordt geschonken, moet ik meteen denken aan Nico. Hij raadde ons aan in Delft om dit Belgisch abdijbier te drinken en ik bestelde het maar meteen. Sindsdien ben ik een Leffe-drinker. Nico Lettinck, een bijzondere man en een
wandelende encyclopedie. De wijze waarop hij colleges gaf over de oudheid, middeleeuwen en de geschiedenis van de geschiedschrijving was inspirerend. Nico was een rebel in het geschiedenisonderwijs. Tegenwoordig zie je veel docenten gebruik maken van een Smartbord. Nico niet. Hij komt stoïcijns, of beter gezegd nicoïcijns, het lokaal binnen, pakt zijn spullen, tekent een smiley op het bord en gaat beginnen met de les. Het waren niet het Smartbord en de PowerPoint presentaties waarnaar je keek, maar je keer naar Nico die bijzondere verhalen vertelde over het verleden, geheel in zijn stijl. Op 28 maart verlaat Nico na 32 jaar de vakgroep Geschiedenis. Ter gelegenheid daarvan wordt een afscheidsreünie georganiseerd onder andere door de vakgroepvoorzitter Jacobien van Es. De redactie van Filippides heeft voor deze aangelegenheid besloten om dit nummer volledig te wijden aan Nico. In deze editie komt een aantal rubrieken aan bod dat geheel in het Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 4
Van de eindredacteur teken staat van Nico. Rechtsboven van de pagina’s ziet u om welke rubriek het gaat. Zo hebben we de rubriek Nico en…. Hier komen onderwerpen aan bod die Nico zullen aanspreken. Daan van Leeuwen heeft een zeer interessant stuk geschreven over de liefdadigheid in de late middeleeuwen. Daan van Leeuwen is in 2011 afgestudeerd als docent geschiedenis aan de Hogeschool Windesheim. Bij zijn afstuderen eindigde zijn mentor Nico Lettinck Daan’s afstudeerrede met een citaat uit brief 76 van Seneca: ‘Leren is nodig zolang je onkunde duurt, of zolang je leeft! Daan zal zich deze woorden altijd blijven herinneren. Hij studeert op dit moment nog steeds. Verder heeft de toekomstig eindredacteur Lukas de Ruiter een mooi artikel geschreven over de laatste dagen van het Byzantijnse Rijk. Ook onze vaste schrijfster Suzan Mateboer heeft een leuke bijdrage geleverd aan de Flip; zij neemt het geliefde onderwerp van Nico ‘Florence’ voor haar rekening. In de rubriek ‘Is dit nu de mooooooooiiste?’ schrijven (oud-)studenten een stukje over hun ervaringen met en/of anekdotes over Nico als docent en als persoon, zowel binnen als buiten het lokaal. De titel van de rubriek is gebaseerd op de fameuze uitspraak van Nico. Bas van der Meijden levert ook een bijdrage aan de Nicoeditie in de rubriek Lof der Zotheid.
Het idee van deze rubriek is dat Bas een Lof der Zotheid parodie schrijft over de stand van zaken in het vakdidactische klimaat. Tot slot licht ik kort de rubriek Nico, prosit! toe. In deze rubriek delen de heer Ronald Donk en Aad Arendsen, oud-docenten geschiedenis aan de Hogeschool Windesheim te Zwolle, hun ervaringen met Nico als collega en persoon met ons mee. Ronald Donk was van 1980 t/m 2006 hoofddocent en studieleider geschiedenis; gaf onder andere niet-westerse geschiedenis, pre-industriële geschiedenis en vakdidactiek. Aad Arendsen (1942) was docent geschiedenis aan de Lerarenopleiding van de Hogeschool Windesheim van 1981-2005. Hij gaf vooral de Moderne Geschiedenis (1780-heden). Hij organiseerde ook diverse excursies naar Vlaanderen, Duitsland en de toenmalige DDR, Rusland, Tsjechië en Polen. Nico, bedankt voor de fijne samenwerking bij de Flip. Je goede humeur en je brede expertise heb ik altijd als erg prettig en leerzaam ervaren. Bovenal wil ik je bedanken voor alle steun die je gegeven hebt en voor de vele, leuke en onvergetelijke tijd die we meegemaakt hebben. Het gaat je goed, héél goed!
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 5
Van de vakgroepvoorzitter
Onthechten Door Jacobien van Es
N
ico doorkruiste op zijn fiets het jachtige Amsterdamse verkeer toen hij in een soort fuik reed waar auto’s, fietsers en voetgangers
stonden te wachten. Het wachten was op een begrafenisauto die een draai moest maken. In reactie op de uitleg van dat wat er gebeurde door een Amsterdamse lotgenoot antwoordde Nico: ‘eeuwig gaat voor ogenblik’. Het is de vraag of de Amsterdammer begreep wat Nico daarmee bedoelde. In lijn met denkers zoals Thomas van Aquino, Benedictus van Nursia en Seneca probeert Nico een licht te werpen op ons menselijk bestaan. Immers, wij zijn allemaal pelgrims op weg naar pensioen. En dat is een apodictische uitspraak. Het komt erop neer dat wij in alle facetten van het leven bezig zijn met hechten en onthechten. Onthechten betekent ‘loslaten’. Loslaten van materiële en immateriële zaken. Vaak gebruiken we het
De Italiaanse filosoof en theoloog Thomas van Aquino (1225-1274).
woord ‘onthechten’ wanneer we het hebben over het loslaten van het immateriële. Maar wat laat je dan precies los? Laat je letterlijk iets of
In lijn met denkers zoals Thomas van Aquino, Benedictus van Nursia en Seneca probeert Nico een licht te werpen op ons menselijk bestaan
iemand los? Of laat je het beeld van wat je hebt van iets of iemand los? Want als dat laatste het geval is, dan is onthechting vooral een proces van bezinning. Je hoeft niet te vertrekken, maar je besluit afscheid te nemen. Je vertrekt vanuit een gehechtheid. Als je 32 jaar lid bent geweest van een eigenzinnige vakgroep, dan is het goed voor te stellen dat je in zekere zin daaraan gehecht bent geraakt. Gehecht aan het werk en gehecht aan je positie, waarbij vooral het belang van de studenten en de vakgroep voorop staat. Gehecht aan je vak. Gehecht aan het geven van colleges over de
Oudheid, Middeleeuwen, de Naam van de Roos en Theorie der geschiedenis. Gehecht aan de geschiedbeschouwing van Johan Huizinga en gehecht aan de studenten die door jou geschiedenis hebben kunnen ervaren. Maar ook gehecht aan hun studentenbestaan, de disputen, introkampen, en aan de momenten waarop de studenten wijn en averna met je hebben gedronken. Gehecht aan nieuwe en oude vriendschappen. Gehecht aan de vakgroepkamers die vooral de laatste 10 jaar in allerlei opzichten te wensen Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 6
Van de vakgroepvoorzitter 15 jaar studiereizen Firenze, 6 directeuren 6 verhuizingen 33 lerarenagenda’s 22 verschillende vakgroepgenoten 1320 bekertjes halfvolle melk van Campina (minstens) 14 introkampen 20 jaargangen Filippides 7 jaar Varias Vias online 132 lesroosters 40 horoscopen 1 laptop 5280 Volkskranten in de trein (minstens) 25 publicaties 1 Istanbulreis 100 ‘de week’ 1 vakgroep De heilige Benedictus (480-547), de vader van het kloosterleven in de Latijnse Kerk.
225 aanwezigen op je afscheidsreünie
overliet. Gehecht aan een opgeruimd bureau, de foto’s aan de wand, de mini’s op het
Als je 32 jaar lid bent geweest van een eigenzinnige vakgroep, dan is het goed voor te stellen dat je in zekere zin daaraan gehecht bent geraakt
beeldscherm en een persoonlijk ladekastje. Gehecht aan de reis naar Zwolle en je kamertje, vooral op maandag. En soms, heel soms gehecht aan een medehistoricus die het wel begreep en met wie je lang een kamer deelde. Hechten kan de logica en de rede weerstaan. En daarmee is onthechten dus niet hetzelfde als afwijzen, want genegenheid kan niet afgewezen worden. In zowel de Boeddhistische leer als bij de Benedictijnen is onthechting een kalme, rustige, realistische en aanvaardende houding. Een houding waarbij er afscheid genomen wordt van:
Onthechten is dus een proces. Ook al ben je geen onderdeel meer van hetgeen je afscheid neemt, gevoelsmatig duurt het even voordat je in harmonie afstand kunt nemen. We onthechten vaak van de dingen waarvan we het meest hebben gehouden. Ook al gaat het misschien om een beeld van de dingen waarin we getrouw waren. En op dit moment lijkt het alsof één persoon is begonnen aan dit onthechtingproces, maar eigenlijk doe ik dat, doet de vakgroep dat en doen anderen dat evenzo. Dat zijn de feiten en daarmee zullen we het moeten doen.
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 7
Nico en …
Werken van barmhartigheid
Liefdadigheid in de late middeleeuwen
Door Daan van Leeuwen
‘Men zou met talloze voorbeelden kunnen aantonen dat armoede tot veel betere resultaten leidt dan rijkdom, en dat armoede steden, landen en geloofsgemeenschappen tot bloei heeft gebracht, terwijl rijkdom ze te gronde heeft gericht; maar dat is al vele keren door anderen gedaan.’ - Niccolò Machiavelli, Discorsi, boek III.25.17
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 8
Nico en …
Niccolò Machiavelli verwijst met ‘anderen’ waarschijnlijk naar Livius en Valerius Maximus, maar ook naar Sallustius, Plutarchus, Augustinus en Dante. De laatste schreef over de hervormingen van Franciscus en Dominicus en over het sobere dagelijkse leven in Florence van de twaalfde eeuw. De contrasten tussen arm en rijk zijn van alle tijden en van alle werelden. In het laatmiddeleeuwse Europa waren arm en rijk op een bijzondere manier wederzijds verbonden. De armen waren niet alleen verbonden met de rijken, maar de rijken waren ook verbonden aan de armen. Ze waren verbonden door religieuze devotie en liefdadigheid.
L
aatmiddeleeuwse liefdadigheid wordt doorgaans gekwalificeerd als een vorm van sociale zorg die behoorde tot het religieuze domein, waarvan
naast religieuze ideeën en gebruiken ook religieuze personen en instanties deel uitmaakten. De Kerk was de spil tussen arm en rijk en de Bijbel was het belangrijkste instrument. In de testamenten werden gelovigen immers aangespoord om hun naasten terzijde te staan. Liefdadigheid had daarmee consequenties voor de zielenheil van de donateur en in de tijd dat men de Jongste dag vreesde was dit een zwaar gewogen beweegreden. Terwijl liefdadigheid een cruciale rol werd toegedicht in de verticale relatie tussen individu en God, kreeg dit ook gestalte in de horizontale relatie tussen arm en rijk en had dit invloed op de onderlinge verhouding tot de medemens. Religieuze en sociale waarden waren bij de stimulans van liefdadigheid aan elkaar verbonden. Wie zijn zielenheil veilig wenste te stellen door een gift ten behoeve van de lokale armen of zieken, leverde daarmee tegelijkertijd een bijdrage aan
Detail uit De zeven werken van barmhartigheid – Anoniem, 1580, Noord-Hollandse School (Haarlem): ‘Want ik had honger en u gaf mij te eten’.
het welzijn van de gemeenschap. Het geven ten behoeve van de armen was gestoeld op een
Wie zijn zielenheil veilig wenste te stellen door een gift ten behoeve van de lokale armen of ziekten, leverde daarmee tegelijkertijd een bijdrage aan het welzijn van de gemeenschap
passage uit het evangelie van Mattheüs (Mattheüs 25: 31-46). Daar staat expliciet vernoemd hoe Christus aan zijn discipelen uitlegt hoe de gang van zaken zal zijn op de Dag des Oordeels. De gerichtheid op het einde der tijden is een veelvoorkomende gedachte in het laatmiddeleeuwse besef van tijd. Deze gerichtheid op het einde der tijden of de terugkomst van Christus, eschatologie genoemd, zorgde ervoor dat de mensen het leven in teken stelde van het leven na de dood. In Mattheus 25 stond beschreven dat alle mensen op die dag voor de troon
van God zullen verschijnen en door God, de herder, worden verdeeld in twee groepen: de ‘schapen’ en de ‘bokken’. De groep ‘bokken’, de groep die het slecht heeft gedaan, zal worden vervloekt en worden verbannen naar het vuur. De groep ‘schapen’, de groep die het goed heeft gedaan, zal het koninkrijk erven. Christus voegde daar een omschrijving van een goed leven aan toe: ‘Want ik had honger en u gaf mij te eten, ik had dorst en u gaf mij te drinken, ik was een vreemdeling en u verleende mij onderdak, ik was naakt en u gaf mij kleding, ik was ziek en u verzorgde mij, ik zat Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 9
Nico en …
beantwoorden was of hij tijdens zijn leven de werken van barmhartigheid had verricht. Een fragment uit een vijftiende-eeuwse biechtspiegel: ‘Het is grote sotheit, ya rechte verwoetheit des menschen, die wael weet uuter Ewangelie, dat onse Here Ihesus Cristus in den daghe des ordels van den VII werken der ontfemherticheit vraghen sal teghen den mensche, als hy en preuven sal, hem daer af te beoven of beclaghen sal, dat die mensche nu niet daer na een staet mit alle synre macht, dat hi die werken der ontfermherticheit vervulde alsoe, datter onse Here Ihesus Christus ten lesten daghen hem af beloven moghe.’ Het is fijn dat er richtlijnen zijn voor de aardse leek, zodat hij zich goed kan voorbereiden op de toelating tot de hemelen. Aan de zes werken werd in 1207 op pauselijk gezag een zevende toegevoegd: het begraven van de doden. Vanaf de dertiende eeuw groeide de belangstelling voor de werken in Europa. Het doen aan liefdadigheid paste Detail: ‘ik had dorst en u gaf mij te drinken’.
in de traditie die ingezet was door de Christelijke Kerk,
gevangen en u kwam mij bezoeken.’ (Mattheüs 25: 31-
om alle gelovigen door middel van het uitgeven van
37). Deze scheiding tussen goed en kwaad is afhankelijk
didactische teksten en het uitvaardigen van bepalingen
van de mate waarin men tijdens het aardse leven
rondom moraliteit, te wijzen op hun
barmhartigheid heeft laten zien aan Christus. Hij verwijst
verantwoordelijkheid om voor hun naasten te zorgen.
in het evangelie niet naar wie hem het beste voedsel
Vooral stedelijke bestuurders werden gewezen op hun
heeft geschonken, gekleed of geherbergd, maar verwijst
verantwoordelijkheid om te zorgen voor de armen en
naar de ongelukkigen onder Zijn broeders en zusters: de
zieken van de stad. Zij moesten toezien op het bonum
armen. Wie aan de armen geeft, geeft aan Christus en
commune, het gemeenschappelijk nut en welzijn. De
zal een plaats verdienen bij de groep ‘schapen’ in het heilige koninkrijk. De zeven werken van
Het voeden, laven, herbergen, kleden, verzorgen en bezoeken van de medemens vormden de werken van barmhartigheid en diende als een stempelkaart voor de poorten van de hemel
barmhartigheid Het voeden, laven, herbergen, kleden, verzorgen en bezoeken van de medemens vormden de werken van barmhartigheid en diende als een stempelkaart voor de poorten van de hemel. Er werden in de late middeleeuwen diverse didactische teksten geschreven die de leek moest voorbereiden op de dood en de aankomst bij de hemelpoorten. Deze teksten, vaak biechtspiegels, bestonden uit vragen en antwoorden; een soort examen dat de leek moest afleggen voordat hij
zeven werken van barmhartigheid zorgden ervoor dat de liefdadigheid altijd in het perspectief van het leven in het hiernamaals en het laatste oordeel moest worden gezien. Anderzijds kreeg de religieuze barmhartigheidsdaad alleen gestalte in een houding van de schenker tegenover de ontvanger op aarde. Aan de werken werd in verschillende situaties door verschillende groepen en contexten gerefereerd. De werken werden als leidraad gebruikt bij het stichten van een gasthuis, het schenken aan een leprooshuis of bij de
naar binnen mocht. Een belangrijke vraag die hij moest Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 10
Nico en … nalatenschap aan het armenhuis in de stad. Op vaste tijden in het jaar kwam deze passage uit Mattheüs terug en werd er verwezen naar de daad van barmhartigheid. In de meeste laatmiddeleeuwse catechetische teksten vormden de zeven werken een terugkerend rijtje. In gasthuizen hingen schilderijen en stonden er beelden die de werken visualiseerden. Humanisten als Dirck Volckertsz Coornhert en Hendrik Goltzius schreven over de zeven werken en gaven deze in de zestiende eeuw uit. Het principe van de werken van barmhartigheid voldeed, omdat deze vormen van liefdadigheid zowel voor de armen als voor de weldoener voordelen met zich meebracht. De vrijgevige poorter kon via de arme in contact komen met God. Alle armen, waartoe ook de zieken zoals leprozen dienen te worden gerekend, waren immers lid van het Corpus Christi, de gemeenschap van Christus. Armen werden gezien als heiligen en konden functioneren als een soort mediator tussen de donateur
Detail: ‘ik was een vreemdeling en u verleende mij onderdak’.
en Christus. De zieke gaf zo de gezonde christen een kans om deel te nemen aan liefdadigheid. Uit deze drang om in contact te komen met Christus werden charitatieve initiatieven genomen, zoals de bouw van een leprozerie of het doneren van gelden en middelen aan het lokale armenhuis of oudemannenhuis. Door de groep van arme zieken te definiëren, werden de grenzen tussen bevolkingsgroepen nog duidelijker. In het licht van de zeven werken van barmhartigheid werden ook zeven schaduwwerken opgeworpen die gebaseerd waren op geestelijke barmhartigheid. Laatmiddeleeuwse theologen
bij moeilijke omstandigheden, het geduldig ondergaan van onrecht, het vergeven van beledigingen en het bidden voor alle mensen. Een aantal scholastici, zoals Thomas van Aquino, zag de meerwaarde van geestelijke barmhartigheid en plaatste deze boven de lichamelijke zeven werken die in Mattheüs 25 waren beschreven. Toch bleven de lichamelijke werken het belangrijkst bij de leken en deze werken werden het meest aangehaald in tekst en beeld.
De gerichtheid op het einde der tijden is een veelvoorkomende gedachte in het laatmiddeleeuwse besef van tijd
hadden de zeven werken van fysieke barmhartigheid aangevuld met zeven taken die gericht waren op de geestelijke gesteldheid van de medemens. Het ging hier om het corrigeren van zondaars, het onderwijzen van onwetenden, het troosten van bedroefden, het geven van raad en advies
Iedere ziel, arm of rijk, moest de zeven werken uit zijn hoofd leren, want vanaf het Vierde Lateraanse Concilie (1215) werd bepaald dat het tot de basiskennis moest horen van de gelovige, net als het Credo en het Paternoster. Want, zo werd gedacht, als ieder ze kent, zal ieder ze tot uiting brengen.
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 11
‘Is dit nu de mooooooooiiste?’
In deze rubriek schrijven (oud-)studenten een stukje over hun ervaringen met en/of anekdotes over Nico als docent en als persoon, zowel binnen als buiten het lokaal.
‘Is dit is nu de mooooooooiiste?’
Etrusken Door Nick de Reiger
M
ijn duidelijkste herinnering aan het college
kattengejank) door de collegezaal en was iedereen die
van Oudheid 2 was toch wel de
nog half sliep (het was het eerste uur) klaarwakker. Op
historische eerste of tweede les, waarin
de poster stond een voorloper van porno, aangezien de
de Etrusken ter sprake kwamen.
Etruskische mannen en
Nico pakte uit zijn koffertje een cd
vrouwen handelingen
en wat vergeelde posters. Hij sprak
uitvoerden die men nu
de woorden: “Je kunt de dag niet
tegenwoordig niet eens in
beter beginnen dan met een mooi
de Kama Sutra terug vindt.
stukje muziek en een bijpassende
“Een mooi begin van een
afbeelding.” Hij drukte de cd in de
nieuwe collegereeks,
meegebrachte laptop en liet de
vinden jullie ook niet”,
posters rondgaan door de klas.
aldus Nico, met een grote
Voor we het wisten galmde de
grijns op zijn gezicht.
Etruskische muziek (lees:
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 12
‘Is dit nu de mooooooooiiste?’
Een fles wijn Door Tristan Fleerkate
B
roekies waren wij nog, nieuwkomers in de geschiedenis van de oudheid. Nico was zojuist aan het einde gekomen van
zijn ellenlange verhaal over een Egyptische keizer, koning of farao. Wie het precies was, weet ik allang niet meer. Hoe hij zijn lesafsluiting (of dat wat ervoor door moet gaan) begon weet ik eveneens niet meer. Maar het volgende is me wel bijgebleven: op de tafel verscheen een fles wijn (van een zeer goedkoop merk), een pot appelmoes (van hetzelfde goedkope merk), enkele 'bad-endoucheartikelen' (goedkoop merk) en nog meer andere
achterzijde van het schoolbord een getal. Wij mochten
frutsels waarvan u de prijscategorie zelf kunt bedenken.
raden wat het getal was. '22', zei ik toen het mijn beurt
Het was op deze middag dat ik voor het eerst kennis
was. Ik kreeg een pot appelmoes. In de volgende ronde
maakte met Nico’s bizarre gewoonte zijn kerstpakket te
won ik de 'fantastische hoofdprijs', een fles wijn.
verloten.
Nu gebiedt de eerlijkheid mij te zeggen dat ik nooit een
Met veel gevoel voor dramatiek schreef Nico op de
groot appelmoesliefhebber ben geweest. Er zijn mensen die appelmoes door de vla gooien, het met aardappelen en spruitjes eten of zelfs hun Vlaamse friet erin dopen. Zo'n persoon ben ik nooit geweest. Ook had ik niks met wijn. Dit was niet vanuit religieuze overtuigingen, maar meer vanwege het feit dat ik liever zo'n goudgele rakker achterover sla. Ook de inhoud van Nico's kerstpakket heeft (helaas?) niets aan deze gewoontes kunnen veranderen. De fles wijn staat tussen de andere vergeten flessen wijn in de kast. Misschien is zijn afscheid een mooie reden om de bewuste fles toch eens soldaat te maken. Nico, bedankt!
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 13
Column
Column
Daniel Schotman
Pensioen van Nico Lettinck
N
ico, zoals jij bereid was om in 2007 in te gaan
invulling aan gaf, zoals aan bijvoorbeeld onze PPO
op het verzoek van mijn vader om naar
klassen. Je volgde steevast een volledig andere koers dan
aanleiding van mijn bruiloft in China een
was aanbevolen in de reader. Die vond je maar onzinnig.
stukje te schrijven over mij als jouw student, zo kon ik
Je regelde klassenuitjes (bijvoorbeeld etentjes) en
uiteraard het aanbod niet weigeren om een stuk te
allerlei interessante excursies (Amsterdam en
schrijven over jou als mijn docent. Een klein jaar geleden
Maastricht). Onderweg hadden we vaak uitgebreid de
heb ik dat al gedaan in algemene zin, aangaande mijn
tijd om met elkaar in gesprek te gaan over historisch
ervaringen aan het Windesheim naar aanleiding van het
gerelateerde onderwerpen, zodat we elkaar
opheffen van het VU-traject. Toen hebben we besloten om er geen hagiografie van te maken (een woord dat ik van
Het referaat dat 10 minuten mocht duren, mondde uit in een monoloog van 42 minuten, waarbij je mij verschillende keren verzocht het af te ronden, maar ik maar door bleef praten
jou heb geleerd). Maar nu? Dit is een ander verhaal. Toen ik in 2000 mijn studie LVO Geschiedenis begon aan het Windesheim, was je aangewezen als mijn/onze mentor. Ik herinner me nog goed hoe ‘cohort 2000’ werd opgedeeld in twee delen en Ronald Donk ons deel naar een ander lokaal stuurde om kennis te maken met jou. Als onze mentor was jij verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van onze klas en dat nam je serieus.
langzamerhand beter leerden kennen. En dat gold ook voor de rest van onze klas. Er onstond een bijzondere band tussen jou en ons die zich bijvoorbeeld berucht toonde in je voorlezingen uit eigen werk, vastgelegd in het beruchte roze boekje. Een privilege dat, naar eigen zeggen, niet aan iedereen was besteed. Toen je dan ook in het tweede jaar ons mentorschap moest overgeven aan Ad Voogt (overleden 2004), viel je dat ongemakkelijk
Ook al moet gezegd worden dat je er wel een heel eigen Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 14
Column deelde jij ons mede dat in Italië beschaafde mensen wijn drinken en geen bier. Ik heb dan ook bijzonder weinig studenten bier zien drinken tijdens onze trip naar Firenze. De rest van de trip was een bijzondere ervaring, die ik in 2012 heb herbeleefd, maar nu met mijn vrouw. Ik heb haar meegenomen naar dezelfde plekken die jij ons destijds hebt laten zien. Dat de reis in 2003 iets bijzonders zou gaan worden, bleek al tijdens de reis ernaar toe. Omdat er geen muziek aanwezig was in de bus, kocht je onderweg even een cassettebandje in een tankstation, waardoor de groep werd blootgesteld aan Pink Floyd’s Atom Heart Mother en verzocht je om toch nog wel aan te blijven als “Back-
culturele reis langs een collectie aan gebouwen,
Up mentor”. Daarnaast gaf je ons natuurlijk college in verschillende geschiedkundige onderwerpen. In het eerste jaar waren dat voornamelijk verschillende periodes gerelateerd aan de oudheid. De studenten werden vervolgens geacht om een referaat te geven over een onderwerp uit de Oudheid. Tijdens een van die colleges kregen wij een meningsverschil over de Grotepisode uit de Republiek van Plato. Jij stelde dat het de zon was dat op de achtergrond de bewegende
mening dat dit het vuur moest zijn. Hierop besloot ik
monumenten en musea, terwijl de avonden waren gereserveerd voor het ervaren van het Italiaanse uitgaansleven. Om samen in de werkplek en aan de schrijfttafel van Niccolò Machiavelli te staan in het Palazzo Vecchio was een erg bijzonder moment. Het laatste vak dat ik van jou heb gehad was historiografie en geschiedtheorie. Een vak dat alleen was bedoeld voor de studenten die het VU traject volgden (dat heeft gelopen van 2003 tot 2013), maar dat ik besloot als extra (of zoals jij zei tegen mij ‘als hobby’ )
afbeeldingen in de grot projecteerde. Ik was van
(1970). In Firenze werden we getrakteerd op een
Omdat er geen muziek aanwezig was in de les, kocht je onderweg een cassettebandje in een tankstation, waardoor de groep werd blootgesteld aan Pink Floyd’s Atom Heart Mother (1970)
mijn referaat over Plato te geven en het nogmaals aan de orde te stellen. Het referaat dat 10 minuten mocht duren, mondde uit in een monoloog van 42 minuten, waarbij je mij verschillende keren verzocht het af te ronden, maar ik maar door bleef praten. In het tweede jaar kregen we Middeleeuwen, waardoor we mochten genieten van jouw eigen specialiteit. Het derde jaar bestond vervolgens uit modules die allemaal redelijk verspreid lagen over de hele historische tijdslijn. Daarnaast was er uiteraard de voorbereiding op de onvergetelijke trip naar Firenze (“want het is Firenze en geen Florence!”). Tijdens de voorbereiding probeerde jij ons wat Italiaans te leren aan de hand van Eros Ramazzotti en Laura Pausini en Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 15
Column
vak te volgen. Het was in dit college dat ik voor de eerste keer in aanraking kwam met het werk van Fernand Braudel en de Annales-school, waar ik tot op de dag van vandaag een bijzondere interesse voor heb. Ook al duurde het vervolgens nog vier jaar alvorens ik Braudels’ meesterwerk La Méditerranée et le Monde Méditerranéen à l'époque de Philippe II (1949) zelf zou lezen. In het mondeling dat daarop volgde, bevroeg jij mij even over mijn opvattingen aangaande Tacitus en Edward Gibbon, die ik net de zomer daarvoor had gelezen (en dat wist jij). Na deze bijzondere vier jaren hadden we ons geen eervollere afsluiting kunnen wensen. Steevast manifesteerde je jezelf als een geschiedenisfundamentalist en daarbij kreeg je in alle opzichten steun van Ad Voogt, die als zelfuitgeroepen kind van de Verlichting er ook maar geen genoeg van kon krijgen om te verkondigen dat iedereen moest worden omgeturnd. Het belang van geschiedenis in de huidige maatschappij, die zo goed als historisch dood was en nog steeds is, werd daarom keer op keer in colleges en ver daarbuiten herhaald. Van iedere vernieuwing of vakdidactische insteek moest je maar
vakken moesten kiezen en daarvoor geschiedenisvakken moesten opofferen). En daarover ben ik het met je eens. Het vuur waarmee je je vak beoefende, propageerde en verdedigde is legendarisch. Daarmee sloot je je aan bij jouw voorbeeld, historicus Johan Huizinga, die treffend schreef 'If we were to try a provisional definition : history is the form in which a culture becomes conscious of its 1
past. All would go into this.' Door dit alles werden bij mij deze gevoelens alleen nog maar sterker en zijn tot op de dag van vandaag gebleven. Ik vond zo in jou mijn voorbeeld.
niets weten (om nog maar niet te spreken van het feit dat wij destijds verschillende aardrijkskunde of economie
Het belang van geschiedenis in de huidige maatschappij, die zo goed als historisch dood was en nog steeds is, werd keer op keer in colleges en ver daarbuiten herhaald Boven alles ben ik je dan ook vooral veel dank verschuldigd voor de manier waarop je mij persoonlijk hebt bijgestaan in mijn studietijd. Meer dan wellicht hoorde tot je taakomschrijving als docent. Voor mij bleef je al die vier jaren mijn mentor en mecenas. Het was je denk ik snel duidelijk dat ik met vele vragen en problemen worstelde over geschiedenis, filosofie, de rol van geschiedenis in de samenleving, het nut van geschiedenis, collectieve identiteitsvorming en boven al mijn eigen persoonlijke ontdekking. Ontzettend veel gesprekken hebben wij
1
Quoted by Frank Ankersmit and used as the opening statement of his book Historical Representation (Stanford 2001), 1.
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 16
Column gevoerd; privé, in pauzes, tijdens mijn studie en daarna toen ik op jouw aanbeveling in Groningen (2004-2008) studeerde, toen ik later aan University College Dublin (2010-2012) mijn tweede MA deed en nu tijdens mijn dissertatie aan Trinity College Dublin (2013-2019) eigenlijk nog steeds. Ik herinner me bijvoorbeeld nog mijn derde jaar, toen het met mijn stage allemaal niet
Toen ik je vertelde dat ik van plan was om de Huizinga collectie aan te schaffen, adviseerde je me zelfs over het nut van een hardcover versie in relatie tot de paperback versie
naar wens ging en jij mij contacteerde en mij uitnodigde voor een etentje waar we de hele avond hebben
worden van Varias Vias, gaf me op voor extra vakken
gesproken over geschiedenis en voor even de wereld om
buiten het normale curriculum en gaf me advies over
ons heen vergaten. Op mijn persoonlijke ontwikkeling
welke boeken ik moest lezen. Toen ik je vertelde dat ik
heb je zo denk ik een blijvende invloed uitgeoefend, ook
van plan was om de Huizinga collectie aan te schaffen,
al deed ik mij steevast voor als iemand die z’n eigen weg
adviseerde je me zelfs over het nut van een hardcover
ging en niet meer te beinvloeden was. Ik weet dat ik niet
versie in relatie tot de paperback versie. Je bracht me zo
de meest gemakkelijke student of persoon was om mee
in aanraking met zoveel nieuwe opvattingen, zoveel
om te gaan, om oplossingen voor te vinden, om te
verschillende invalshoeken en ideeën. Door jou en Ad
blijven voeden met informatie en om mij bij de les te
had ik voor de eerste keer het gevoel dat ik mezelf had
laten houden. Toch is dit precies wat je deed en al die
omringd met mensen met dezelfde passie voor
vier jaren bleef doen. Je stimuleerde mij om te gaan
geschiedenis als ikzelf. Jouw passie voor geschiedenis
schrijven voor Filippides, moedigde me aan om lid te
heeft ontzettend veel indruk op mij gemaakt en ik kan alleen maar hopen dat ik hetzelfde vuur overbreng in mijn eigen wetenschappelijke werk en dat iedere student die zich door jou geïnspireerd voelt dat ook doet, op zijn eigen manier. Immers, een goed voorbeeld doet goed volgen. Ik heb het meerdere keren gezegd maar nu nog weer, Voor dit alles mijn oprechtte dank,
D.E.B. Schotman Ph.D Candidate at: School of Histories and Humanities: Department of Classics Trinity College Dublin, Ireland.
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 17
Nico en …
Florence: levensgevaarlijk betoverend
Door Suzan Mateboer
Op een drukke, koude dag in 1817 zwalkt een Franse schrijver aangedaan door de straten van Florence. Hij vindt een bankje op piazza Santa Croce en laat zich er duizelig op zakken. Inmiddels heeft hij zijn hartslag weer redelijk onder controle, maar de kinderkopjes van de bochtige straten dansen nog steeds voor zijn ogen. Het maakt hem zo misselijk dat hij de leuning vastgrijpt om niet flauw te vallen. Hij vist een gevouwen blad uit zijn tas; een gedicht van Ugo Foscolo. De bekende woorden van de dichter stellen hem enigszins gerust; hij kan even zijn gedachten verzetten. Wanneer zijn lichaam weer volledig onder controle lijkt, staat hij voorzichtig op en wandelt verdwaasd naar het appartement waar hij verblijft.
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 18
Nico en …
H
enri-Marie Beyle was niet ziek geworden, ook niet beroofd, verdwaald of in andere problemen. De auteur liep simpelweg door
het Italiaanse Florence en werd compleet bevangen door de schoonheid van de Renaissancestad. Met elke straat, plein en brug die hij bewandelde en elk kunstobject wat hij bekeek, steeg zijn bewondering…. en hartslag. Nadat hij de gotische basiliek Santa Croce had bezocht, werd de historische pracht hem teveel. Hij schreef over dit moment dat hij verrast werd door ernstige hartkloppingen, het leven in hem zelfs even ‘opdroogde’ en hij rondzwaaide alsof hij elk moment flauw kon vallen. Dat hij op dezelfde plek stond waar onder andere Machiavelli en Galileo Galilei hun laatste rustplaats hadden gevonden, maakte bij hem bijzondere emoties los. In eigen woorden was hij in extase door het idee dat hij in Florence zo dicht bij deze grote mannen was, verzonken in de overpeinzing van sublieme schoonheid. ‘Ik bereikte het punt waar men een hemelse sensatie ervaart, het sprak allemaal zo levendig tot mijn ziel.’ Zijn beschrijvingen blijven niet onopgemerkt. Talloze kunst- en geschiedenisliefhebbers kunnen zich vinden in
Standbeeld van Niccolò Machiavelli (1469-1527) in de Uffizi, Florence. de aantrekkingskracht van Florence. Sterker nog: de heftige lichamelijke reactie die de schoonheid bij Beyle opriep, wordt in de negentiende eeuw nog minstens honderd keer vastgesteld bij verschillende bezoekers. Vooral de duizeligheid en het flauwvallen bleken regelmatig voor te komen (met name in museum Uffizi). Het verschijnsel krijgt pas in 1979 een naam, nadat de Italiaanse psychiater Graziella Magherini er onderzoek naar deed. De aandoening wordt vernoemd naar Beyle’s pseudoniem: het Stendhal Syndroom. Definitie: psychosomatische klachten (verhoogde hartslag, misselijkheid en duizeligheid) bij de nieuwste bezoekers van de stad Florence. Bijna 200 jaar later zit er in Florence weer een man verbluft op een bankje. Een kerkbankje dit keer en niet zomaar één. Jarenlang heeft hij geprobeerd om in ‘zijn Florence’ een bezoek te brengen aan het graf van Benvenuto Cellini, een uomo universale uit de Italiaanse Renaissancetijd. Talloze verzoeken werden ingediend en
Benvenuto Cellini (1500-1571), een 16e-eeuws Italiaanse kunstenaar.
nu is het dan echt zo ver: het bezoek aan het graf in Santissima Annunziata. Een bijzonder moment voor de Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 19
Nico en …
toeristen. Maar wat Nico misschien wel zocht en vond, was de vergelijkbare ervaring van historische sensatie. Een begrip waar hij zich, meer dan wie ook, bij thuis voelt. Zijn grote voorbeeld Johan Huizinga beschreef het verschijnsel als volgt: “Het kan zijn, dat zulk een historisch détail, in een prent, maar het zou evengoed kunnen zijn in een notarisacte, terwijl het mij toch als zoodanig onverschillig is, mij opeens het gevoel geeft aan een onmiddellijk contact met het verleden, een sensatie even diep als het zuiverste kunstgenot,een bijna extatische gewaarwording van niet meer mij zelf te wezen, van over te vloeien in de wereld buiten mij, de aanraking met het wezen der dingen, het beleven der Waarheid door de historie.”- J. Huizinga Dat Renaissancestad Florence die historische sensatie, sterk gelieerd aan het Stendhal-syndroom, kan veroorzaken is gezien de lijst bijzondere bezienswaardigheden niet vreemd. Toeristen bewandelen bijvoorbeeld de Ponte Vecchio; de oudste
Santa Croce, Florence. man, evenals het bezoek aan de Corridoio Vasariano. Ook deze zestiende-eeuwse plek was niet open voor bezoekers, maar toch kreeg deze professore de speciale openstelling voor elkaar. Tijdens de wandeling door de privégangen van de Vasari-passage zagen reisgenoten de vertelgrage man stilvallen. Florence heeft zoveel jaren later weer een auteur, en tevens lerarenopleider geschiedenis, in haar greep.
brug die door Hitler werd gespaard. Of ze eten een Italiaans ijsje op Piazza della Signoria, waar onder andere een paleis, standbeelden en de Neptunesfontein te bewonderen zijn. Maar ook de groene Boboli-tuinen, de kar akteristieke Duomo-koepel, doopkapel Battistero en schilderkunstmuseum Uffizi prijken hoog op de must-see lijstjes.
Talloze kunst- en geschiedenisliefhebbers kunnen zich vinden in de aantrekkingskracht van Florence
Of Nico Lettinck tijdens deze bezoeken het Stendhal Syndroom heeft ervaren, zouden
De boodschap voor geschiedenisliefhebbers is
we hem kunnen vragen, maar hij is in ieder geval niet
duidelijk: breng ooit in het leven een bezoek aan het
opgenomen geweest in de speciale Stendhal-Syndrome-
betoverende Florence. Wie weet kun je daar op een
afdeling in het ziekenhuis van Florence. Daar hebben ze
willekeurig bankje aanschuiven bij een gepensioneerde
altijd standaard een paar bedden vrij voor overweldigde
professore om samen in het Italiaanse zonnetje te genieten van al dat moois.
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 20
Lof der Zotheid
Lof der Zotheid: ‘Ik ben toch ook gekomen?’ Door Bas van der Meijden
‘I
k ben toch ook gekomen?’, was onlangs het nuchtere antwoord van Nico op de vraag of hij het niet vreemd vond om afscheid te nemen van
Windesheim. De reactie zegt veel over hem. Natuurlijk is ook Nico ooit gekomen, de vraag is retorisch. Dat is echter zo lang geleden en zijn aanwezigheid op Windesheim is zo vanzelfsprekend, dat je toch bijna zou denken dat hij niet gekomen is, maar tegelijk met Windesheim is ontstaan, en dat hij ook pas zal verdwijnen als de hogeschool dat doet. Ook de nuchterheid (of is het stoïcijnse onthechting?) die uit de reactie spreekt, is Nico ten voeten uit. Ondanks het enorme stempel dat hij op de lerarenopleiding geschiedenis heeft gedrukt, weet hij zijn positie volledig te relativeren door het als vanzelfsprekend te beschouwen dat hij een keer zal moeten verdwijnen en dat het leven op Windesheim dan gewoon doorgaat. En
Desiderius Erasmus (1466/67/69-1536), de Nederlandse schrijver, filosoof en humanist.
voor zover het Nico wel raakt dat hij afscheid neemt, laat hij met zijn reactie zien dat hij een
Het doet mij in ieder geval beseffen hoe klassiek Nico zelf is, in de definitie van Van Dale: ‘getuigend van een zekere traditionele reputatie, die altijd weer genoemd wordt’
echte Amsterdammer is gebleven die niet snel zijn emoties toont en in plaats daarvan liever een wedervraag stelt. Voor een antwoord op de vraag wat er vreemd zal zijn als Nico weg is en wat daarmee verloren gaat, moeten we dus niet bij hem zelf zijn. Maar bij wie dan wel? ‘Daarvoor zouden we dan toch eigenlijk bij de bronnen moeten zijn, hè?’ zou wijlen A. Th. van Deursen zeggen. Laten we dat dan maar doen. En omdat de renaissance bij Nico zo geliefd is, lijkt het me goed de grootste christelijk humanist, Desiderius Erasmus, te raadplegen. Want hoewel velen hem toch vooral als schrijver van de Lof der Zotheid kennen, heeft hij ook een verhandeling geschreven over hoe je moet lesgeven
met als titel ‘Leren studeren’. Hieronder volgen enkele passages uit dit werk. En daarna? ‘Daarna houdt Erasmus op, en daar houdt u dus ook op’, zou Van Deursen zeggen. Dat klopt. Ik laat het aan de lezer na te gaan in hoeverre Nico aan de beschrijving voldoet en of Erasmus op het gebied van de didactiek als even gezaghebbend moet worden beschouwd als op het gebied van de klassieken. Het doet mij in ieder geval beseffen hoe klassiek Nico zelf is, in de definitie van Van Dale: ‘getuigend van een zekere traditionele reputatie, die altijd weer genoemd wordt’. En voor klassieken geldt dat je je eigenlijk niet afvraagt wanneer ze gekomen zijn, en dat ze eigenlijk voor altijd blijven. Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 21
Lof der Zotheid ‘Maar goed, wie dus iemand kennis wil bijbrengen,
slechts één persoon, om zoveel mogelijk anderen te
zal erop letten dat hij vanaf het begin kwaliteit aanleert.
ontlasten. Ik heb liever dat één persoon alles doorleest,
Wie dit echter op de meest correcte manier wil doen,
dan dat iedereen het hele pakket moet doornemen. (…)
moet alles weten, of omdat dit voor een
De taak die je de leerlingen opgeeft kan uitgaan van
mensenverstand een onbereikbaar ideaal is, minstens de
een algemeen thema of een boeiend historisch gegeven,
hoofdzaken van elk vak. In dit geval zal ik me niet
bijvoorbeeld hoe de impulsiviteit van Marcellus de
tevredenstellen met de tien of twaalf auteurs over wie ik
Romeinse staat aan het wankelen bracht, terwijl het
het al heb gehad, maar eis ik een encyclopedische
bedachtzame aarzelen van Fabius Cunctator haar
kennis, zoals dat heet, zodat ook iemand die maar een
redding betekende, hoewel hier natuurlijk het algemeen
paar lesjes wil geven geen lacunes in zijn kennis
principe aan bod komt ‘haastige spoed is zelden goed!’.
vertoont. (…) Aulus Gellius heeft het over de meest
Het valt al even moeilijk uit te maken wie nu de grootste
uiteenlopende onderwerpen. Maar eerst en vooral dient
dwaas was: Crates die zijn goud in zee gooide, of Midas
men naar de bronnen zelf terug te grijpen, dat wil
die het als het summum van geluk beschouwde. Of nog
zeggen Griekse en Latijnse auteurs van de Oudheid.
zo’n topic: hoe een ongebreidelde welsprekendheid voor
Filosofie kun je het beste leren van Plato en Aristoteles
Demosthenes en Cicero het einde betekende, of dat de
met zijn leerling Theophrastes, en daarna van Plotinus,
verdiensten van koning Codrus nooit genoeg geprezen
die beide scholen combineert. In Bijbelverklaring is
kunnen worden. (…) Bij de lectuur van auteurs zie ik je
Origines onovertroffen. (…) Bij een college over dichters, die doorgaans van alle markten thuis zijn, moet je beschikken over
Bij de lectuur van auteurs zie ik je liever niet het voorbeeld volgen van het gros van de leraren nu, die uit misplaatste eerzucht willen uitpakken met hun kennis en alles wat ze lezen tot in de kleinste details willen toelichten
een heel arsenaal aan verhalen. (…) Verder moet je bedreven zijn in de aardrijkskunde: dat komt ook goed van pas in historische werken, om nog te zwijgen van poëzie. (…) Eenzelfde aandacht moet uitgaan naar de benaming van bomen, planten, dieren, werktuigen, kleren, edelstenen. Het klinkt ongelooflijk, maar de doorsnee-leraar weet hier niets van. (…) Een leraar moet goed thuis zijn in de oudheid. Die kennis vind je niet alleen bij oude schrijvers, maar ook in oude munten, inscripties en monumenten. (…) Je moet de invloed en het wezen van alles verstaan, vooral omdat zij dit als uitgangspunt kiezen voor hun parallellen, epitheta, vergelijkingen, metaforen en dergelijke stijlfiguren. Maar de allerbelangrijkste rol is weggelegd voor de geschiedenis. (…) Ik merk echter dat jij al een tijdje de wenkbrauwen fronst. ‘Nou, jij zadelt een eenvoudige leraar wel op met een enorme last,’ zeg je. Akkoord, maar dat doe ik met
liever niet het voorbeeld volgen van het gros van de leraren nu, die uit misplaatste eerzucht willen uitpakken met hun kennis en alles wat ze lezen tot in de kleinste details willen toelichten. Nee: beperk je bij elke passage tot wat relevante commentaar, met soms een uitweiding die voor een vrolijke noot zorgt. (…) Daarna ga je vergelijken met parallelplaatsen bij andere auteurs: welke verschillen of overeenkomsten stel je vast, is er sprake van navolging, toespeling en zijn de bronnen verschillend of gemeenschappelijk? Tot slot ga je op de filosofische toer: je geeft de verhaaltjes van de dichters een ethische les of je gebruikt ze als model. (…) Zo zal, vooropgesteld dat de leraar spitsvondig genoeg is, zelfs een passage die minder geschikt is voor jonge lezers geen slechte invloed hebben op hun gedrag, maar juist een pluspunt betekenen, wanneer hun aandacht deels wordt afgeleid naar de geleerde commentaar en deels naar verhevener ideeën.
(Uit: Erasmus, Leren studeren, vertaald door Jeanine de Landtsheer en Bé Breij in het verzameld werk, deel 3, blz. 43-54. Uitgegeven bij Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2006)
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 22
‘Is dit nu de mooooooooiiste?’
‘Piramide van CHFREN!’ Door Bart Veldhuizen
H
‘Is dit is nu de mooooooooiiste?’
et is september 2007 wanneer ik groen als gras de gangen van Windesheim binnenloop. Al snel maak ik kennis met een fenomeen:
Nico Lettinck. De colleges Oudheid en Middeleeuwen zal ik niet licht vergeten, mede dankzij de onnavolgbare wijze waarop ze gegeven zijn. Nog regelmatig betrap ik mijzelf erop dat ik tijdens het lesgeven aan de brugklasleerlingen dezelfde retorische formule gebruik als Nico. De piramide van Chefren dient te worden uitgesproken als ‘piramide van CHFREN!’, alle leerlingen zijn gegarandeerd weer bij de les. Bij behandeling van de middeleeuwen mag het verhaal over Abelard en Heloise niet ontbreken. Nog regelmatig schrik ik ’s nachts wakker en denk ik aan de filmbeelden die Nico ons middels de beeldbuis heeft doen toekomen.
A
ls maecenas was Nico altijd zeer betrokken bij de invulling van de Varias Vias avonden. En nog steeds is hij vaak aanwezig. Bij verkleedpartijen worden lange gewaden uit de kast getrokken, voor de overige avonden is een broek - speciaal uit Italië - favoriet. Soms worden sprekers door hem gestrikt, altijd worden ze door hem van
commentaar voorzien. Ik noem hier Harry van Bommel, Istvan Bejczy en Maarten van Rossem, ja zelfs of misschien wel juist zijn nicht Lauri Fransen kregen het te verduren. Sommigen moeten even wennen aan deze Amsterdamse eerlijkheid, maar daar staat joviale gastvrijheid tegenover. De gasten werden altijd getrakteerd op een etentje bij Bella Napoli of Michelangelo. De maaltijden werden standaard onderbroken voor een ‘Olifantje’ en afgesloten met espresso en Averna: ‘ik zie het probleem niet’.
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 23
‘Is dit nu de mooooooooiiste?’
Beschermengelen
terwijl hij weg liep. Vanaf dat moment dacht ik al dat ik
Door Helena Çitgez
eerste les van oudheid kwam ik binnen en het eerste wat
N
Nico zei was: ‘Goed zo, je bent op tijd!’
ico was de eerste docent van de lerarenopleiding geschiedenis die ik sprak voordat ik aan de opleiding begon. Ik bezocht
met mijn vriendinnen de open dag en zoals gewoonlijk waren we weer te laat. We zaten met z’n drieën aan de andere kant van het lokaal, omdat er anders geen plek meer was. Nico draaide zich gelijk bij en keek ons alle drie even goed aan. Terwijl Jetty nog bezig was met haar verhaal over de opleiding, vroeg Nico aan ons wie de opleiding wilde doen. Ik stak mijn vinger op. Hij zei: “En de andere dames zijn je beschermengelen?”. De hele groep moest lachen en mijn hoofd was natuurlijk zo rood
te maken had met een hele bijzondere man. Bij de
Ik vond het daarom ook zo leuk toen ik hoorde dat Nico met ons meeging naar Istanbul. Ik herinner me dat we in het zonnetje zaten achter het Topkapi paleis, aan de rand van de Bosporus. Aron zei toen tegen Nico voor de gein: ‘Hé Nico wat een groot kanaal hè, die Bosporus?’. Waarop Nico antwoordde: ‘Het is geen kanaal, het is een rivier lul!!’ Of dat we in het Dolmabacha paleis wezen naar contrabassen en zeiden: ‘Hé Nico, wat een grote gitaren he?!’ Waarop Nico met zijn hoofd schudde en wegliep. En dit zijn maar een paar van de vele grappige momenten die we met Nico mochten beleven.
als een tomaat. De rest van de tijd bleef hij af en toe kijken en knikken, terwijl Jetty doorging met haar verhaal. Toen Jetty klaar was en we op de gang konden kijken naar de lesboeken en een praatje konden maken met de studenten van de opleiding kwam Nico naar mij toe. ‘En? Kan ik je feliciteren? Ga jij je inschrijven?’ ‘Ik denk het wel ja’, zei ik. ‘Ja doe dat maar’, zei Nico,
Moskeeëntocht Door Chantal Hovestad
I
stanbul 2013. In plaats van een kroegentocht besloten enkele studenten om samen met Nico en Jan Evert in Istanbul een moskeeëntocht te houden. Na enkele prachtige gebouwen, een paar goede verhalen en interessante weetjes over de verschillende moskeeën besloot Nico dat het tijd was om de rol van geschiedenisdocent weer aan te nemen. Daar
zaten we dan in een kringetje, midden in de moskee tussen de andere toeristen en enkele biddende personen. Het was een groep van ongeveer tien mensen; studenten en hun docenten. Nico zat als een echte meester aan het hoofd en was een stuk aan het voorlezen over dit wonderbaarlijke gebouw. En de gemiddelde moskeeganger/toerist? Die keek verbaasd toe en krabde zich eens goed achter de oren vanwege dit rare schouwspel.
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 24
Column Column
Raymond Terstappen
Kasteel ‘VV’
I
n een land hier ver vandaan kwam op een zekere
weliswaar uniek zijn, maar dat jouw gedachtes en
morgen een jongeman aan bij kasteel ‘VV’. De
handelingen op de één of andere wijze zijn verbonden
jongen had jaren in de wildernis geleefd en na vele
met hun gedachtes en handelingen. Elke stap die je in je
omzwervingen had hij de slingerweg naar boven
leven daarna zal zetten, zal in het teken staan van jouw
gevonden; de weg die leidde naar kasteel ‘VV’. Bij de
onverbrekelijke band met hen. De vraag is: Wil je dat
poort aangekomen zag hij dat er een oudere man bij de
besef hebben?” De jongen dacht na. Hij had mooie, maar
ingang zat. De vriendelijk ogende oude man leek op een
ook moeilijke momenten gekend, maar nog nooit had hij
bedelmonnik, althans qua uitstraling. De jongeman
het gevoel gehad dat hij op de één of andere manier
naderde de man en vroeg hem wat hij hier deed, zo bij
verbonden was met iets of iemand. Hij was gewend
de toegangspoort van het kasteel. “Ik houd hier de
geraakt aan het idee dat hij constant moest anticiperen
wacht”, zei de man, “en voor wie daar zin in heeft krijgt
op de veranderende omgeving van de wildernis. En
een rondleiding van mij in het kasteel”. “Maar dat is
hoewel hij soms een vermoeden had van een bepaalde
fantastisch”, riep de jongen uit, want een rondleiding in
lijn of relatie tussen hem en gebeurtenissen, had hij
het kasteel dat was nu net wat hij wilde. Al die jaren dat
nooit genoeg tijd gehad om daar over na te denken.
de jongen in de wildernis leefde zag hij, wanneer het weer
Al die jaren dat de jongen in de wildernis leefde zag hij, wanneer het weer goed was, het kasteel in de verste schitteren
goed was, het kasteel in de verte schitteren. Hij had wel eens verhalen gehoord over de grootte van het kasteel, waarvan je je pas bewust werd als je naar binnen ging. Ook wist hij van horen zeggen dat er in het kasteel vele geesten van mensen leefden, maar dit waren altijd alleen maar verhalen geweest. Nog nooit eerder was hij in de gelegenheid geweest om het kasteel echt te bewonderen en nog nooit eerder had hij de kans gehad om kennis te maken met de geesten van de overledenen. De jongen glimlachte breed en gaf de oude man een ferme handdruk. “Als u wilt, zou ik graag een rondleiding van u willen krijgen in het kasteel”, zei de jongen. “Dat kan, maar besef goed dat als ik je eenmaal een rondleiding heb gegeven je nooit meer met rust gelaten zult worden.” “Hoe bedoel je”, vroeg de jongen licht verbouwereerd. “Wel, je hebt gehoord dat er in dit kasteel oude geesten leven die normale en rare dingen hebben gedaan. Wanneer ik je heb laten zien waar deze geesten zich bevinden en je vertel wat ze hebben uitgespookt, zullen ze je voor de rest van je leven achtervolgen. Bij alles wat je ziet, doet, hoort of denkt zal je beseffen dat je gedachtes of je handelingen
Wellicht zou deze man met zijn wijze uitstraling hem kunnen helpen in het zien van deze relaties. De jongen glimlachte weer en zei: “Oude man, graag neem ik uw aanbod aan. Leid mij rond en laat me zien wat het leven betekent.” De man sprong op en rende naar de poort toe. Hij wees naar boven en toen pas zag de jongen dat er een tekst boven de poort stond. Er stond: ‘Geschiedenis is de leraar van het leven’. Daarna liep de man door de poort en wenkte de jongen om hem te volgen. De jongen zuchtte diep, verzamelde al zijn moed bij elkaar en volgde deze wijsheidsleraar. Hij wist niet wat hem te wachten stond, maar hij had iets in de ogen van de man gezien wat hem een vertrouwd gevoel gaf. Een kasteel waarvan de grootte niet te overzien was en dat vol zit met geesten, was nu niet een plek waar eenieder naar binnen zou gaan. Maar de oude man straalde vertrouwen en enthousiasme uit waardoor de jongen durfde en wilde volgen. Hij wist dat dit iemand was die hem echt iets kon leren. Iets kon leren over het leven. Ik geloof dat er veel waarheid zit in het gezegde: als de leerling er klaar voor is dan openbaart zich de leraar. Nico, ik had mij geen betere leraar en vriend kunnen wensen op het culturele pad. Hartelijk dank! Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 25
Nico en …
“Ik betreur nog altijd 1453!” De laatste dagen van het Byzantijnse Rijk Door Lukas de Ruiter
Woensdagmiddag, halverwege een van de vele befaamde colleges van de heer Lettinck over de Middeleeuwen, gebeurde er iets waar niemand op gerekend had. Terwijl een aantal versufde studenten doelloos op hun Ipads en hun laptops bezig waren, galmde er een schreeuw door het lokaal. ‘Ik betreur nog altijd 1453!’, riep Nico, waarmee hij de klas wakker schudde. De emoties waren duidelijk voelbaar. De heer Lettinck pleitte vervolgens voor een herovering van Constantinopel, de wereldstad die in 1453 door Mehmet II veroverd werd. Nu de heer Lettinck met pensioen gaat, heeft hij alle tijd om een strijdplan te ontwikkelen om de gebeurtenissen van 1453 terug te draaien. Om hem hierbij te helpen, blikken we terug op het beleg van Constantinopel: hoe hebben de Ottomanen in 1453 de stad kunnen veroveren?
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 26
Nico en …
D
e verovering van Constantinopel verliep voor de Ottomanen niet zonder slag of stoot. Sultan Bayezid I(1360-1403) had de eerste
poging gedaan om de stad voor het rijk te veroveren. In 1394 begon hij met een belegering, die hij tot 1402 wist vol te houden. Om zoveel mogelijk doden bij zijn eigen troepen te voorkomen, koos hij ervoor om de stad uit te hongeren. Hier slaagde hij bijna in, toen er uit het oosten een nieuwe krijgsheer op het toneel verscheen: Timoer Lenk. Deze beruchte heerser van het Timoeridenrijk, die van China tot West-Europa bekend stond als een wrede heerser, bedreigde het Ottomaanse Rijk. Bayezid moest zijn belegering afbreken om de bedreiging uit het oosten te stoppen. In 1402 ontmoetten de twee elkaar op het strijdveld bij Ankara. De Ottomanen leken de slag te winnen, maar in het heetst van de strijd vielen de zwarte Tataren, die de linkervleugel van Bayezids leger
Via een omweg wisten de Ottomaanse galleien de ijzeren ketting te omzeilen en haven binnen te varen.
verdedigden, de Ottomanen vanuit het niets aan. Er bleek verraad in het spel te zijn geweest; Timoer had de zwarte Tataren voor de slag omgekocht.
Om zoveel mogelijk doden bij zijn eigen troepen te voorkomen, koos hij ervoor om de stad uit hongeren
De Ottomanen werden vernietigend verslagen en Bayezid werd gevangen genomen. Na de slag barstte de chaos los in het
Ottomaanse Rijk. De vier zonen van Bayezid eisten ieder de troon van hun vader op en een burgeroorlog brak uit. Tot 1413 zou deze voortduren, totdat Mehmet I de concurrentie de nek om wist te draaien.
Mehmet II en de wederopbouw Na het herstel van de orde in het rijk begon Mehmet I met de herovering van de verloren gebieden. Ook zijn opvolgers Murat II en Mehmet II zetten deze lijn door. Met de belegering van Belgrado in 1440 door Murat II, liet hij Europa zien dat de Ottomanen weer op oorlogspad waren en bij de slag bij Varna en de tweede slag bij Kosovo wist hij de gebundelde krachten van de Europeanen te vernietigen. Mehmet II, die Murat II in 1451 opvolgde, wilde de Europese en Aziatische delen van zijn rijk samenbrengen, door de Bosporus te veroveren. Om hiermee te beginnen bouwde hij een kasteel aan het Europese uiteinde van de connectie Keizer Constantijn XI probeerde op het laatste moment de orthodoxe en katholieke kerk tevergeefs te verenigen, om militaire steun uit West-Europa te krijgen.
tussen Europa en Azië, precies tegenover het oude kasteel van Bayezid I, dat aan het Aziatische gedeelte lag. De troepen bemanden beide kastelen met Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 27
Nico en … alleen interventie van boven nog troepen naar zijn stad kunnen sturen. Om alsnog hulp vanuit het westen te krijgen, probeerde hij het orthodoxe en het katholieke geloof met elkaar te verenigen. Tevergeefs, de oppositie was te groot. Vanuit de Italiaanse steden kwamen nog wel enkele vrijwilligers en huurlingen, maar de aantallen waren zo klein, dat hun contributie geen doorslag zou geven in de strijd. Nadat Constantijn zag dat Mehmets leger aan beide kanten van de Bosporus neergestreken was, verspilde hij geen minuut en gaf meteen het bevel om de muren te repareren en te versterken. Voor de haven van Constantinopel liet hij een enorme ijzeren ketting leggen, zodat de Ottomaanse galleien er niet in konden. Op 1 april werden de eerste Ottomaanse troepen gesignaleerd. Vier dagen later arriveerde Mehmet II met de rest van zijn gigantische leger. Kort Een replica van een van de zes kanonnen die de Ottomanen gebruikten tijdens de verovering van Constantinopel.
afgesloten was. In Gallipolli liet de sultan zestien grote en zestig
Mehmet Constantijn bij de hoofpoort bij de muur. Hier bood hij Constantijn aan om de stad over te geven. In
kanonnen, waardoor Constantinopel aan beide kanten
voor de eerste dag van de belegering ontmoette
Nadat Constantijn zag dat Mehmets leger aan beide kanten van de Bosporus neergestreken was, verspilde hij geen minuut en gaf meteen het bevel om de muren te repareren en te versterken
kleine galleien bouwen, waarmee hij de zeeroutes naar Constantinopel blokkeerde. Ook de smederijen van het Ottomaanse Rijk werden ingezet. Mehmet liet zes gigantische kanonnen bouwen, die schoten konden lossen van 240 tot 400 kg. Het effectieve rekruteringssysteem van de Ottomanen leverde Mehmet een leger van 80.000 manschappen op, waarmee hij de 8.000 Byzantijnen en 2.000 huurlingen die de muren van Constantinopel moesten verdedigen overschaduwde. De Ottomanen, onder het gezag van Mehmet II, waren klaar voor de strijd.
De laatste keizer Ondertussen zat keizer Constantijn XI in een onveilige positie als vorst. Tussen de Ottomaanse gebieden regeerde hij over een enclave van het Christendom, die hij tot de laatste man bereid was te verdedigen. Wanhopig wachtte hij op de hulp van de christelijke staten uit West-Europa, maar na het verlies bij Varna zou
Dankzij de enorme muren rond de stad, de overtuiging van de troepen en het leiderschap van Constantijn XI, wist de Byzantijnse verdediging bijna twee maanden stand te houden tegen de Ottomaanse veroveraars. Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 28
Nico en … ruil hiervoor zou Constantijn en zijn familie gespaard blijven en mocht hij zelfs een aantal gebieden blijven bezitten. Constantijn weigerde echter en claimde liever in vrije wil te sterven dan in onderwerping te leven.
De strijd barst los Na de mislukte onderhandelingen met Constantijn gaf Mehmet het bevel aan zijn troepen om de belegering te beginnen. Zijn manschappen begonnen met het plunderen van de omgeving, terwijl zijn ingenieurs de kanonnen prepareerden. Toen deze eenmaal klaar waren, begon de frontale aanval op de muur van Constantinopel. De enorme kanonskogels zorgden voor veel schade aan de muur, maar erg effectief waren ze niet voor de verovering, omdat het bijna drie uur duurde om de enorme wapens te herladen. In die tijd wisten de Byzantijnen de schade snel te repareren, waardoor de beschietingen een gebed zonder einde werden. Ondertussen gaf Mehmet de opdracht aan zijn vloot om
Fatih Sultan Mehmet II (Mehmet de Veroveraar, 1432-1481).
de haven van Constantinopel aan te vallen. Via een Genuese
Om het lot van Constantijn is men niet zeker, maat het vermoeden is dat hij, in een laatste wanhopige tegenaanval in de stad, gesneuveld is. kolonie aan de zijkant van de haven wisten de galeien de grote ijzeren ketting te omzeilen, waardoor Constantijn genoodzaakt was om zijn manschappen van de muur naar de haven te sturen, waardoor de verdediging bij de muur ernstig verzwakt raakte. Na weken van beschietingen moest Mehmet een andere aanpak kiezen. Hij besloot de muur te ondermijnen, door zijn Servische saboteurs in te zetten. De Byzantijnen kwamen snel achter het plan van Mehmet en zij begonnen direct met een tegenoffensief. Twee Ottomaanse officieren werden in deze mijnenoorlog gevangen genomen en gemarteld, waarna zij de posities van de explosieven die de muur zouden opblazen vertelden. Op 25 mei, vier dagen voor de val van Constantinopel, werden deze bommen vernietigd. Even leek het erop dat de verdediging stand zou houden, maar deze hoop was net zo snel verdwenen als dat het ontstaan was. Toen er een definitief bericht kwam van Venetië, waarin stond dat er
De kamerheer van sultan Murat IV met janitsaren.
geen militaire hulp geboden zou worden, daalde het moreel van de troepen tot een dieptepunt. De volgende Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 29
Nico en … dag werd de stad omringd door een pikzwarte mistwolk. Velen zagen dit als het teken, dat de heilige geest
De elite van de Sultan
vertrokken was uit de Hagia Sophia en de stad verdoemd
De Janitsaren waren een speciale groep soldaten binnen
was. Ondertussen riep een woedende Mehmet zijn
het Ottomaanse leger. Deze soldaten werden van jongs
bevelhebbers bijeen. Al meer dan een maand had zijn leger gevochten en nog steeds was de stad niet veroverd. Hij gaf zijn bevelhebbers de opdracht om het
af aan opgeleid om in het leger van de Sultan te dienen. Als christelijke kinderen werden zij weggehaald bij hun familie (ook vaak verkocht, vanwege de goede opleiding die ze zouden volgen) om een harde training te volgen.
hele leger klaar te stomen voor één grote slag. Op de
Eerst werden de jongetjes in groepen van honderd tot
nacht van 28 naar 29 mei zou het zo ver zijn. Zowel
tweehonderd man samengebracht en werden ze
Constantijn als Mehmet bereidden zich voor op wat de
gedwongen om te voet te reizen naar de hoofdstad.
Engelse historicus Edward Gibbon “the funeral oration of
Onderweg stierven velen van de uitputting. Nadat ze
the Roman empire” noemde. Terwijl de Ottomaanse
honderden kilometers gelopen hadden, werden ze in de
galeien de haven en de muren bestookten, vielen de troepen de muur van meerdere kanten aan. Mehmet liet eerst de milities en de vrijwilligers aanvallen, zodat zij
hoofdstad geïnspecteerd, besneden en bekeerd tot de Islam. De slimmeriken werden uitgekozen en volgden een opleiding aan de scholen van de Sultan, terwijl de rest in dienst moest bij verschillende Turkse boeren.
zoveel mogelijk Griekse verdedigers konden
Hier leerden zij de Turkse taal en cultuur. Elk jaar
uitschakelen, voordat de Janitsaren de muur over gingen
werden de jongens geïnspecteerd op hun vooruitgang
nemen. De Byzantijnen wisten deze troepen echter van
en hun fysieke gezondheid. Na zeven of acht jaar
de muur te houden, waardoor Mehmet genoodzaakt
keerden ze weer terug naar de hoofdstad, waar zij
was om zijn ervaren troepen in te zetten. Toen zelfs deze
opgenomen werden in de rangen van de Janitsaren en
teruggedreven werden door de Byzantijnen, gaf hij zijn elite Janitsaren de opdracht om aan te vallen. Toen de Janitsaren op een aantal punten door de verdediging
moesten leven in de aangewezen barakken. Hier werd een zware discipline gehanteerd: geen omgang met de lokale bevolking, geen vrouw en geen baard. Naast de militaire verplichtingen leerden veel Janitsaren een
wist te komen, moest Constantijn terugtrekken. De
beroep of gingen zij in dienst bij het paleis van de
Ottomanen gooiden snel de overige poorten open en de
Sultan.
troepen van de Sultan stormden de stad binnen. De stad was eindelijk veroverd. Over het lot van Constantijn is men niet zeker, maar het vermoeden is dat hij, in een
tegenoffensief: paus Nicolaas V. Toen hij het bericht
laatste wanhopige tegenaanval in de stad, gesneuveld is.
kreeg over het verlies van Constantinopel, riep hij direct
Drie dagen lang werd de stad door de troepen van de
een nieuwe kruistocht uit om de stad terug te winnen.
Sultan volledig geplunderd. Een vreselijke gebeurtenis en
Echter, in tegenstelling tot de eerdere kruistochten, gaf
een enorme klap voor christelijk Europa. Maar er waren
er geen enkele Europese machthebber gehoor aan de
niet alleen negatieve gevolgen van de verovering van
oproep en kwam er niets terecht van zijn kruistocht. Tot
Constantinopel; De Europeanen, die de handelsroutes
vandaag de dag is Constantinopel in Turkse handen
met Azië verloren na de verovering, gingen op zoek naar
gebleven. Maar, nu het verleden van de verovering
nieuwe handelswegen naar het verre oosten, wat
opgehelderd is, kan er wellicht gewerkt worden aan de
uiteindelijk leidde tot de ontdekkingsreizen van de
toekomst. Het verleden is immers niet te veranderen,
vijftiende en zestiende eeuw. Na de verovering van
maar de toekomst staat open voor iedereen die de kans
Constantinopel nam Europa het verlies van de stad al
grijpt! Wellicht zou de heer Lettinck, met de hulp van
snel als een feit. Slechts één gezaghebbend individu
boven, toch in staat zijn om te slagen waar paus Nicolaas
zette zich in voor een
V faalde!
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 30
‘Is dit nu de mooooooooiiste?’
Nico als Mecænas Door Floris Harmanni
H
‘Is dit nu de mooooooooiiste?’
et was een warme zomeravond in 2010. We
een ontspannen sfeer gezorgd. Volkomen uit het niets
kwamen net uit café ‘In de buurt', waar we
gooide Nico de vraag naar mij toe of het mij niet wat
Nederland hadden zien winnen van ik meen
leek om voorzitter te worden. Niet goed wetende of
Slowakije tijdens een WK wedstrijd. Die avond zouden
Nico dit nu serieus bedoelde of niet, zei ik dat ik
we met het bestuur van Varias Vias als afsluiting van het
daarover nog even moest nadenken. Het bleek wel
collegejaar uit eten gaan bij onze stam-Italiaan ‘Bella
degelijk serieus en toenmalig voorzitter Bart leek ietwat
Nalopi´. Ik zat op dat moment net een half jaar in het
geïrriteerd over de wijze waarop Nico deze vraag
bestuur. Net toen we wilden vragen waarom het zo lang
inleidde (lees: niet). Dit betekende dat ik vanaf kerst
duurde met ons eten, kwam de ober naar ons toe met
2010 de volgende zou worden in de inmiddels lange lijst
de mededeling dat één van de ovens stuk was gegaan en
voorzitters van Varias Vias.
dat het nog wel even zou duren. Tegen de tijd dat ons
De rol van Nico binnen Varias Vias is altijd (bewust?) wat
eten eindelijk kwam had de combinatie zon en wijn voor
vaag geweest. Hijzelf omschreef het als een stimulerende en adviserende rol. Buiten kijf staat dat Nico degene geweest is die het initiatief heeft genomen tot het oprichten van een studentendispuut. Het dispuut werd bijna 20 jaar geleden opgericht onder de naam: Het heilige eedgenootschap van het historisch theologisch vuur. Een hele mond vol. In die tijd werden de lezingen nog gehouden door studenten en vonden de disputen plaats op studentenkamers. Langzamerhand heeft het dispuut zich uitbereid tot wat het nu is. Onder aanvoer van een hele reeks voorzitters kwamen er steeds meer grote namen naar het dispuut. In 1997 werd het omgedoopt tot Historisch Dispuut Varias Vias, wat het tot op heden is. Tijdens mijn tijd als voorzitter heb ik uiteraard veel met Nico te maken gehad, zowel tijdens de disputen als daarbuiten. Mede hierdoor zijn wij inmiddels goed bevriend geraakt. Dat Varias Vias goede en bekende Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 31
‘Is dit nu de mooooooooiiste?’
sprekers heeft weten te krijgen heeft ook veel te maken met Nico's netwerk. Van deze schijnbaar onuitputbare bron hebben wij geregeld dankbaar gebruik gemaakt. Gelukkig was Nico zelf ook bereid als invaller op te treden met een lezing over zijn idool en naamgenoot Nico(llo) Machiavelli toen Ronald van Raak om niet geheel duidelijke redenen afzegde voor zijn dispuut. Ikzelf heb regelmatig achter de schermen van Varias met Nico te maken gehad, maar ik denk dat de meesten Nico binnen Varias toch vooral kennen vanwege zijn aanwezigheid op de dispuutavonden. In tegenstelling tot velen (helaas ook docenten...) doet Nico gewoon mee met de verkleedfeestjes. Zijn originaliteit is helaas wel wat afgenomen sinds het aanschaffen van de "witte kaftan voor alle gelegenheden". Ook tijdens de reguliere disputen is hij vrijwel altijd erbij. Onder zijn eigen motto "Ik ben een kleine eter, maar een gezellige drinker", is het altijd leuk met Nico.
we Nico nog regelmatig bij de dispuutavonden zullen
Het tijdperk Nico is bij Varias Vias al enige tijd afgelopen,
zien. Het is al meerdere keren gezegd, maar ik wil toch
maar zoals dat gaat met mensen in dergelijke rollen, is
nog van de gelegenheid gebruik maken: Nico, bedankt
zijn invloed daarmee niet verdwenen. Wellicht zal dit
voor de vele mooie jaren, waarin we jou als onze
met het afscheid van Windesheim veranderen, maar ik
mæcenas mochten hebben!
als oud-voorzitter (en ik denk velen met mij) hoop dat
Ongekende passie Door Daniël Moerman
E
r zijn soms docenten die je je hele leven lang
Behalve bij het afspelen van een muziekje in de pauze
blijft herinneren. Nico is zo’n docent. Hoewel ik
natuurlijk, want in tegenstelling tot de gemiddelde
als een afvallige al na een jaartje Windesheim
hedendaagse cultuurbarbaar, weet ik middeleeuwse
heb verlaten om in Groningen geschiedenis te gaan
kloosterzang gelukkig wel te waarderen. Al met al wil ik
studeren en tot de laatste garde van studenten van Nico
je bedanken voor de mooie colleges middeleeuwen en
behoor, zal ik de colleges van Nico echter nooit
tevens ook voor de cursus Latijn die je me hebt
vergeten. De ongekende passie waarmee Nico de
toegestuurd. Daarom wil mijn dankwoord graag afsluiten
middeleeuwen in zijn colleges tot leven bracht spreekt
met de volgende woorden: In vino veritas! Geniet van je
mij nog steeds tot de verbeelding, evenals zijn principiële
pensioen!
weigering om technische hulpmiddelen te gebruiken.
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 32
Column Column
Daan van Leeuwen
Nico en momenten van veelzijdigheid Een terugblik in vier momenten
B
ij de gedachte aan een afscheid is het
vroege en hoge middeleeuwen. Hij sprak vol overgave
ondenkbaar niet te terug te denken aan de tijd
over de beschouwing van tijd, over
die je samen hebt doorgebracht. In het geval
periodiseringschema’s, over een heilsgeschiedenis en
van Nico en ondergetekende was dat de relatie tussen
over het einde der tijden. Een beschouwing van de
mentor en student en tussen eindredacteur en
literatuur die vastgeklonken was aan het curriculum
hoofdredacteur van de Filippides. Bij een herbeleving
leerden ons dat er één pagina in het 223-tellende Een
van tijd in de genoemde relaties, de jaren 2007 tot nu, is
kennismaking met de middeleeuwse wereld (I. Bejczy,
het wenselijk de gehele zeven jaren te overdenken en
2004) was die over vroegmiddeleeuwse
een herinnering van de gehele termijn te construeren
geschiedbeschouwing ging: pagina 120, een intermezzo
om dit vervolgens uit te spreken. Echter, tegenover de
in Becjzy’s werk, maar geschreven door Nico. De
wens van herinnering staat de beperktheid van ons
overgave waarmee hij vertelde over zijn gebied van
geheugen. Het geheugen slaat slechts momenten op die
expertise in het college en de kennis dat hij hierop was
significant genoeg waren om te onthouden waarvan we
afgestudeerd gaf geen twijfel over de eventuele
van te voren niet bewust waren. Het is ironisch dat we
mogelijkheid dat we hier een tentamenvraag over
niet bewust zijn van de keuzes van ons bewustzijn. Laat
zouden krijgen.
me dan u vier momenten geven die ik herinner van Nico, tijdens (2007-2011) en na mijn studieperiode die onze samenwerking illustreren. Het zijn vele herinneringen (maar niet ontelbaar) die mijn relatie tot heer Lettinck typeren, maar ik heb vier momenten gekozen die illustratief zijn voor zijn veelzijdigheid.
Filippides – Nico de eindredacteur Het contact tussen Nico tussen 2009 en 2011 en mij intensiveerde altijd rondom de deadline voor de nieuwe Filippides, het interne tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis. Nico als eindredacteur, ik als hoofdredacteur, mailden druk heen en weer over de
Het einde der tijden – Nico de specialist
ingezonden artikelen, gedichten en columns. Als er van
Het was een college van Middeleeuwen I en we zaten
Nico een artikel door werd gezonden die ik in de
met een redelijk grote groep studenten als een hoefijzer
Filippides kon plaatsen, wist ik altijd dat hij er kritisch
om Nico heen. Dit was het tijdsgewricht waar zowel Nico
naar had gekeken. De spel- en stijlfouten werden er
en ik van hielden. De middeleeuwen, ondergewaardeerd
vakkundig uitgehaald door hem. Hij heeft ook vele malen
in het huidige geschiedenisonderwijs, zou het vak
op mijn fouten gewezen. Zeker als ik weer een
worden waar ik later ook in zou afstuderen. Ik herinner
werkwoord in meervoud achter een aantal … had
me dit college bijzonder goed omdat we hier een
geschreven. Als ik klaar was met de lay-out kwam ik hem
bijzonder specifiek onderwerp bespraken. Nico sprak
altijd persoonlijk het eindresultaat brengen. Hij ontving
over de tijdsbeleving en geschiedbeschouwing in de
me tussen de bedrijven door en keek kort naar het Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 33
Column
resultaat voordat hij het naar de copyshop beneden
gezelschap. Die avond hebben we de zin en de onzin van
stuurde. Een paar dagen later konden we het
het leven besproken.
eindresultaat ophalen. Ik herinner me het moment dat we de nieuwste editie bij de copyshop, een printcentrum in een uithoek van het hogeschoolgebouw, gingen halen. Het waren meestal drie dozen en we droegen ze naar boven, naar de docentenkamer. Hij bekeek het eerste exemplaar en keurde het goed. Niets is belangrijker voor een hoofdredacteur dan positieve reacties van de lezers en een goedkeurende knik van de eindredacteur.
Post-LVO – Nico de correspondent Na mijn afstuderen in 2011 hebben we elkaar nog vaak gesproken, meestal via e-mail. Ik ben na de lerarenopleiding verder gegaan met de pre-master. Ik zou dat in juli 2012 afronden met een scriptie op het niveau van een bachelorthesis, zodat ik het jaar daarna kon beginnen met een master in middeleeuwse en vroegmoderne geschiedenis. We hielden tijdens dit jaar
Amsterdam-zuid – Nico de gastheer
veel contact, omdat ik nog een aantal artikelen voor de
Tijdens mijn pre-master, een vierdejaars minor, kregen
Filippides had geschreven en omdat Nico veel
we in een kleine groep les van Nico. Hij gaf college over
belangstelling had voor het proces dat wij als studenten
historiografie, ofwel de geschiedenis van de
aan de universiteit doorliepen. Ik hoefde ook niet te
geschiedschrijving. Samen met Nathan, Kris, Leon en Jos
twijfelen over de vraag aan wie ik mijn afstudeerscriptie
zat ik in een klein lokaal, ergens op de hogeschool en
wilde laten lezen voordat ik hem officieel wilde
bespraken Homerus, Livius, Huizinga en de Bollandisten.
inleveren. Nico zag het en hij zag dat het goed was. Met
Over de laatst genoemde groep schreef ik later, tot
een mooi cijfer kon ik mijn pre-mastercertificaat
genoegen van Nico, een artikel over geschiedschrijving
aanvragen. Afgelopen zomer ben ik afgestudeerd als
tijdens de Verlichting voor de Filippides (jaargang 18,
mediëvist en nadat ik mijn ouders had gebeld, was Nico
nummer 2-2012). Nico gaf je het gevoel dat we nu op
de eerste wie een sms’je ontving over het heugelijk feit.
een hoger niveau werden onderwezen, we maakten kennis met de beginselen van historische
Nico gaf je het gevoel dat we nu op een hoger niveau werden onderwezen, we maakten kennis met de beginselen van historische wetenschap
wetenschap. Hij zette je in ieder geval aan het denken over de loop der geschiedenis en de ontwikkeling van de geschiedschrijving. We moesten tijdens het premastertraject regelmatig naar Amsterdam om daar college te volgen aan de Vrije Universiteit, die toen een samenwerkingsverband had met de hogeschool. Persoonlijk vond ik het een uitdagende periode omdat het onderwijs op een hoger niveau plaats vond. Nico hielp me erdoorheen en ik zou uiteindelijk op tijd afstuderen, waar ik hem nog steeds erkentelijk voor ben. Ter afsluiting van de minor nodigde hij ons vijven uit voor een diner bij hem thuis, in Amsterdam-zuid, niet ver van de universiteit. Nico is een gastheer pur sang: hij serveerde heerlijke pasta, lekkere wijn en bood ons goed
Besluit Velen onder ons zullen veel aan Nico te danken hebben. Of dat nu het enthousiasme is om met studenten om te gaan, samen na te denken over historisch kwesties, te helpen bij het zoeken naar een goede lerarenbaan of het overdraagbare enthousiasme voor de Oudheid, de middeleeuwen, Huizinga of Machiavelli. Ik wil graag afsluiten met de woorden van Machiavelli uit een boek die hij mij ooit heeft geschonken: ‘Wijze mensen plegen te zeggen, en niet zonder reden en niet ten onrechte, dat wie weten wil wat gebeuren gaat, kijken moet wat geweest is: want alle dingen die wanneer ook gebeuren in de wereld, hebben een parallel in de oude tijden’ (Niccolò Machiavelli, Discorsi, boek III.43.2).
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 34
Nico en …
Van Prehistorisch Druivengist tot Europese Wijnteelt Geschiedenis van Le Vin
Door Nick de Reiger
Het was tijdens de excursie naar Istanbul, dat er tijdens een goede lunch een gesprek ontstond over wijn. Wat wij in Nederland als een normaal supermarkt- of slijterijproduct zien, was in Istanbul redelijk onvindbaar. Een goede fles wijn, daar hoorde je de glazen bij te krijgen als je hem kocht, waren de historische woorden van Nico. We moesten ons daarom vooral niet wagen aan de wijn die je in Istanbul in de supermarkt vond, ergens achteraf, in iets wat voor een supermarkt door moest gaan. Zelf ben ik geen wijnliefhebber, maar ik geloofde hem op zijn woord. Toen mij werd gevraagd een stuk te schrijven over het interessegebied van Nico, was zijn voorliefde voor een goede wijn één van de eerste zaken die mij te binnen schoot, dus waarom dan niet als afscheid een korte geschiedenis van deze drank? Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 35
Nico en …
O
nderzoek heeft uitgewezen dat zelfs de eerste aapmensen al een prehistorische vorm van wijn kenden. Was er dan eerder wijn dan het
wiel? En kende men dan al een prehistorische BOB? Grote kans van niet, in die tijd nam men altijd de benenwagen en het woord alcoholslot bestond nog niet. Hoe de wijn ooit is uitgevonden door onze voorouders weten we niet zeker, maar de meest voor de hand liggende verklaring is dat men voedselvoorraden aanlegde voor de strenge winters. Waar ze echter geen rekening mee hadden gehouden was dat de druiven begonnen te gisten en veranderde in wat wij tegenwoordig ‘wijn’ noemen. Daar gaat je voedselvoorraad. De eerste serieuze wijnteelt begon dan ook stukken
Griekse wijnmythologie.
later, waarbij Georgië claimt dat zij het eerste waren,
(waar tevens de uitdrukking water bij de wijn vandaan
wat echter nooit is bewezen. In Mesopotamië kende
komt). Men vond het namelijk barbaars om ongemengde
men een zeer rijke flora, waaronder een wilde
wijn te drinken (vandaar de negatieve bijklank van het
kruipplant. Deze plant droeg een speciaal soort
spreekwoord). Als de wijn te zuur bevonden werd
vruchten, want zodra deze vruchten begonnen met
roerden ze er verschillende kruiden door, waaronder
gisten kon men er drank van brouwen, waardoor de
koriander, nootmuskaat, kaneel en honing. Er zijn zelfs
drinker in een roes terecht kwam (in die tijd net zo
voorbeelden bekend waarbij er kaas door de wijn
verwonderlijk als natuurverschijnselen). Langzaam maar
geroerd wordt. Bijvoorbeeld tijdens de viering van
zeker kon men de plant beter verbouwen en het
Sinterklaas wordt een stukje kaas gedoopt in een
verspreidde zich over de bekende wereld. Kleine
kruidenwijn, als zegen voor Sint Nicolaas. Gekruide wijn
wijnvelden schoten als ranken uit de grond in Klein Azië,
wordt nu nog steeds veel gedronken, want wie kent niet
Griekenland en langs de kusten van zowel de Zwarte als
de (afschuwelijke) glühwein, die je al van kilometers
Middellandse Zee (net als de koffieplant, maar dat is een
afstand kunt ruiken en op elke Duitse kerstmarkt om de
ander verhaal).
Griekse Wijngoden
Net als de Grieken waren de Romeinen niet echt dol op pure wijn en ze experimenteerden er lustig op los om de wijn op smaak te brengen
Dat de drank een blijvertje was bleek al snel uit de Griekse Mythologie. De god Dionysos
twee stands te koop is. Wijn werd niet alleen op feestjes
(Romeins: Bacchus) staat immers bekend als de wijngod
gedronken, maar werd ook voorgeschreven door de
(vruchtgod), aangezien hij symbool staat voor de groei
Griekse artsen, aangezien men geloofde dat de wijn een
van de aardse vruchten. De bossen, de begroeide
geneeskrachtige drank was die vele ziektes kon
bergen, de meren omringd met riet en gras, in alles werd
verhelpen (waar het drinken op je gezondheid dan weer
Dionysos gezien. Maar zijn bekendste vrucht was de
vandaan komt). Dat is trouwens niet het enige wat wij
wijn, vanwege het feit dat deze werd veranderd in wijn,
overgenomen hebben, aangezien de oude Grieken een
het kostbare vocht, wat vaak werd vergeleken met drank
nieuw schip lieten besprenkelen met wat wijn om het zo
der goden. De Grieken dronken alleen nooit pure wijn,
een behouden vaart te wensen. Wij doen dit nu met een
maar vermengden het met een beetje warm zeewater
dure fles Champagne, die net zo goed gewoon Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 36
Nico en …
leeggedronken kan worden. In plaats daarvan kan men dan een flesje Spa gebruiken voor de inwijding, maar traditie is traditie.
Bijbelse Wijn & Romeinse Tradities Niet alleen de Grieken kennen een lange traditie van wijngebruik, ook de Bijbel is doordrenkt van verwijzingen naar de drank. Jezus’ bloed wordt immers belichaamd in de wijn die wordt gedronken tijdens de eucharistie. Maar ook, zoals staat geschreven in Johannes, veranderde Jezus water in wijn tijdens de bruiloft te Kana, of zoals Hans Teeuwens versie het verwoord: ‘Maar toen had Jezus dat water veranderd in rode wijn en toen was het de Rode Zee geworden. Die ging toen uit mekaar en de ene helft had de walvis opgezopen en de andere helft Johannes de Doper.’ Terugkerend naar de geschiedenis van de wijn zijn we aanbeland bij de Romeinen, aangezien het aan deze Italiaanse wereldveroveraars te danken is dat wij in Europa de wijn zo in de supermarkt kunnen kopen. Alle nu bekende en beroemde wijngebieden, van Bordeaux tot Roemenië en van Catalonië tot de Moezel, hebben Romeinse ranken.
De Romeinse wijngod Bacchus, geschilderd door Leonardo da Vinci. Net als de Grieken waren de Romeinen niet echt dol op pure wijn en ze experimenteerden er lustig op los om de wijn op smaak te brengen. Opnieuw voegde men kruiden en honing toe aan de wijn, maar in sommige gevallen zelfs hars (wat de basis legde voor de Griekse Retsina, een witte wijn met een harsachtige smaak). Ook al lukte het de Romeinen nog niet om de wijn lang te conserveren (zoals nu gebruikelijk is), ze konden er wel de meest spectaculaire gerechten mee bereiden, waarvan één van de bekendste de Romeinse Muizenschotel is: Het idee was dat de kok een paar levende muizen in een schaal met wijn liet zakken en liet ‘zwemmen’ tot ze doordrenkt waren met de wijn. Vaak overleefden de muizen dit proces niet, maar het leidde wel tot heerlijk in wijn gemarineerde muizen die hij vervolgens verwerkte in een stoofschotel. Een bekend gezegde uit die tijd was: In mari meri miri mori muri necesse est – In een zee van bewonderenswaardige wijn moet een muis wel sterven (tevens een Romeinse
Mozaïek van de Griekse wijngod Dionysus, 2e – 3e eeuw n. Chr.
ezelsbruggetje om de klinkers te onthouden).
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 37
Nico en …
De Middeleeuwse Wijntraditie Na de val van het Romeinse Rijk en de opkomst van de christelijke gemeenschappen in Europa (beter bekend onder de naam ‘Middeleeuwen’) kwam de wijntraditie pas echt tot leven, waarbij het maken ervan een bijna heilige bezigheid werd. De miswijn was onmisbaar tijdens de Eucharistie en moest voldoen aan een aantal strenge eisen. Enkele van deze eisen zijn dat de wijn enkel en alleen gemaakt mag worden van druiven. Daarnaast mag de wijn niet bedorven zijn, hij moet ongeveer 14% alcohol bevatten en mag zowel wit als rood zijn (geldt nu nog steeds). Tegenwoordig wordt echter vaak gekozen voor witte wijn (gemaakt van rode druiven (?), goedgekeurd door Paus Sixtus IV in 1478), aangezien rode wijn vlekken achterlaat op de gewaden die lastiger te verwijderen zijn (besloten op het concilie van Trente in 1545-1563). Met het aantreden van Karel
Corton-Charlemagne.
de Grote (of Charlemange) kwam de wijnbouw in Europa goed op gang. Keizer Karel was een groot wijnliefhebber en stimuleerde de bouw van kloosters en de
Keizer Karel was een groot wijnliefhebber en stimuleerde de bouw van kloosters en de daarbij behorende wijnbouw in grote delen van Duitsland en Frankrijk
daarbij behorende wijnbouw in grote delen van Duitsland en Frankrijk. Eén van de beroemdste wijngaarden in Frankrijk is naar hem vernoemd en draagt de naam Corton-Charlemange, waar exclusieve witte wijn wordt geproduceerd. De bloei van de steden en lichte opwarming van de aarde deden de wijnproductie exploderen, waarbij er alleen in Duitsland al drie keer zoveel wijngaard was aangeplant als nu (102.196 hectare in 2012, wat leidt tot 9,3 miljoen hectoliter wijn.. maal 3). Het was dan ook niet zo vreemd dat de ondernemende Hollanders na de Middeleeuwen een aandeel wilden in deze rijke drankenhandel. Er kwam steeds meer vraag naar gerichte wijnsoorten, waarbij alleen in de stad Roermond al 43 wijnhandelaren actief waren (op een bevolking van nog geen 6000 in 1579). Wijn en bier werd in deze tijd dan ook gedronken als water, Een modern wijnbedrijf.
aangezien het water niet te drinken was. Het was zwaar vervuild en bevatte allerlei ziekteverwekkende Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 38
Nico en …
bacteriën, wat natuurlijk alleen maar goed is voor de
Revolutie ook technische vooruitgangen voor de
wijnhandel.
wijnteelt, aangezien men nu door het gebruik van de trein veel sneller afgelegen gebieden kon bereiken en
De Glasrevolutie en Grote Epidemie de
daar ook speciale wijnen kon verbouwen. Men kon nu
Tot ver in de 18 eeuw werd de wijn vervoerd in houten
alle onderdelen van het proces beheersen en de eerste
tonnen, waardoor bewaarmogelijkheden zeer klein
wijnkelders zagen aan het einde van de 19 , begin 20
waren. Men moest een nieuwe manier bedenken om
eeuw het licht. En dat was enkel het begin.. aangezien er
wijn te vervoeren en op te slaan, waarbij de glazen
nog een wereld aan mogelijkheden was buiten Europa.
de
ste
flessen een goede oplossing zou kunnen zijn. Het probleem was dat het
In het plaatsje Champagne ontdekte men een manier om wijn met bruisende bubbeltjes te maken, waardoor het assortiment steeds groter en rijker werd
blazen van flessen een zeer dure bezigheid was, waardoor het in het begin enkel weggelegd
was voor zeer dure wijnen (Château Haut-Brion uit Bordeaux). De maat die men in één ademteug kon blazen was 75 centiliter, de huidige standaardmaat. Maar daar bleef het niet bij: naast de zure wijnen konden nu ook zoete wijnen worden gebrouwen, dankzij een Duitse ontdekking. Door zogenaamde botrytis (edele rotting) werd de wijn zoeter, waarbij het afhangt van de rottingsduur hoe zoet de wijn wordt. In het plaatsje Champagne ontdekte men een manier om wijn met bruisende bubbeltjes te maken, waardoor het assortiment steeds groter en rijker werd. de
De daarop volgende 19 eeuw bracht echter een aantal grote tegenslagen voor het geliefde godendrankje. Door de opkomst van de druifluis (insect dat de wortels aanvreet) dreigden complete historische wijngaarden te verdwijnen. De enige remedie bleek het enten van de wijnstokken met de Amerikaanse onderstokken, aangezien deze resistent waren tegen de druifluis (iets wat nu nog steeds gebeurd). Als deze ontdekking niet had plaatsgevonden, dan hadden we het nu wellicht moeten doen met Château d’Apple en Vin du Boston. Was het dan alleen maar kommer en kwel in druivenland? Nee, er waren dankzij de Industriële
Levenservaring Mede dankzij de huidige globalisering hebben wij kennis mogen maken met de wijntradities van de andere continenten. Midden- en Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, Noord-Amerika en Australië, elk continent kent zijn eigen wijnen. In de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw kwam er een nieuwe markt op in druivenland en werd Nederland overspoeld met fruitige, frisse wijnen uit de eerder genoemde gebieden, waardoor men nu zelfs bij de plaatselijke supermarkt een wijn uit Zuid-Afrika kan kopen. Maar vergeet ook niet de frisse wijnen van Nederlandse bodem. Ik denk niet dat de Prehistorische wijndrinkers dat voor ogen hadden, toen zij besloten een handjevol druiven te begraven in een holletje in de grond. Wat begon als een vergisting door onze prehistorische voorouders eindigde als zeer geliefde, tijdloze drank. En ik kan mij dan ook geen passender onderwerp bedenken voor een afscheidsnummer over Nico Lettinck, want voor een goede historicus geldt net als voor een goede wijn: “hoe ouder, hoe beter”. Want waar een wijn naar verloop van jaren smaak en karakter opbouwt, moet een goede historicus levenservaring opdoen. Nico, het ga je goed!
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 39
Nico, prosit!
Nico, prosit! In de rubriek Nico, prosit! delen de heer Ronald Donk en Aad Arendsen, oud-docenten geschiedenis aan de Hogeschool Windesheim te Zwolle, hun ervaringen met Nico als collega en persoon met ons mee.
Nico Lettinck: een docent met bijzondere kwaliteiten Door Nick de Reiger Door Nick de Reiger Door Ronald Donk
In het volgende exposé beperk ik mij tot Nico’s vele kwaliteiten als docent en laat zijn even zoveel (eigen-)aardigheden onderbelicht, omdat mij slechts 1250 woorden zijn gegund en ik het dan zeker niet red. Ook verwacht ik dat anderen zijn laatst genoemde kwaliteiten niet onderbelicht zullen laten.
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 40
Nico, prosit!
B
egin 1981 solliciteerde de negenentwintigjarige drs. N. Lettinck, wonende te Amsterdam, naar de functie van
docent oudheid en middeleeuwen op de Christelijke Lerarenopleiding Zwolle (CLZ). Hij was toen werkzaam aan de Vrije Universiteit en bezig met een promotieonderzoek. Ervaring in het voortgezet onderwijs had hij niet, maar voor het vak geschiedenis voldeed hij verder aan alle eisen. Naast de drie eerder benoemden – Aad Arendsen, Jaap Scheper en ondergetekende - was hij veruit de jongste en na enkele jaren de enige met een doctorstitel. Nico werd tijdelijk benoemd in een deeltijd baan, omdat de opleiding nog geen enkele student telde. Op enkele zaterdagen leerden wij elkaar kennen en maakten allerlei afspraken over het programma en de toekomstige taakverdeling. In september 1981 begonnen we met zestig studenten en drie groepen. Door een snelle groei van studenten in de daaropvolgende jaren en zijn functioneren verwierf Nico een vaste en volledige benoeming. Dat hield wel in dat hij van Amsterdam naar Zwolle zou moeten verhuizen. Amsterdam verlaten vond hij een te grote inbreuk op
ooit een wetenschappelijke functie in het westen van het land te vervullen. Voor zo’n betrekking was hij zeker geschikt, maar door de grote bezuinigingen aan de universiteiten in de jaren tachtig en negentig en zijn vaste baan aan de Hogeschool Windesheim is het er niet van gekomen. Landelijk draaide hij mee met zijn vakgenoten, onder andere als redactielid van het Tijdschrift voor Geschiedenis en door enkele publicaties.
zijn persoonlijk leven en daarom huurde hij voor zijn werk in Zwolle een kamer. Met zijn academische opleiding en ervaring als docent hoopte hij
Amsterdam verlaten vond hij een te grote inbreuk op zijn persoonlijk leven en daarom huurde hij voor zijn werk in Zwolle een kamer Terugdenkend aan de 27 jaar (van 1981 t/m 2007) die ik als hoofddocent en studieleider met Nico samenwerkte, wil ik een aantal zeer sterke kanten van hem noemen: zijn vakmanschap, organisatievermogen en collegiale inzet. Zijn colleges en readers waren degelijk en met goed voorbereide dagexcursies en museumbezoeken gaf hij een extra dimensie aan de ‘boekenwijsheid’. Ik denk dan aan de vele bezoeken aan het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, het Catharijneconvent in Utrecht en het Allard Pierson Museum in Amsterdam. Deze dagexcursies werden na het opsnuiven van cultuur altijd op een plezierige wijze afgesloten in een of ander restaurant dat Nico in deze steden kende. Voor extra geïnteresseerde studenten organiseerde hij in het kader van de middeleeuwen een Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 41
Nico, prosit! ‘onderdompeling’ van enkele dagen in een klooster. Zijn colleges over de Renaissance werden gekoppeld aan een jaarlijkse cultuurexcursie naar Italië. Hij kende dit land als geen ander en sprak toen al vloeiend Italiaans. De Italiëreis was altijd goed voorbereid, degelijk uitgevoerd en financieel op orde, dat was Nico! Tijdens de studiereis naar Toscane werden de studenten op een functionele wijze bij de voorbereiding en organisatie betrokken. Nico wist de studenten ook goed te motiveren met kleine onderzoeken en scripties. Met het onderdeel ‘Lokale en Regionale Geschiedenis’ in het derde jaar heeft hij in samenwerking met verschillende archiefdiensten de studenten aangemoedigd tot en begeleid in allerlei scripties. Sommige van deze onderzoeken werden gepubliceerd. Nico kwam in het belang van de opleiding begin jaren negentig met twee inspirerende initiatieven die de vakopleiding geschiedenis in Zwolle landelijk nog altijd een eigen gezicht geven: een maandelijks historisch dispuut in een voor studenten aansprekende caféentourage en de oprichting van een tijdschrift voor en
door geschiedenisstudenten. Als zijn direct leidinggevende was ik meteen enthousiast, maar moest ik eerst nagaan of het financieel mogelijk was, want gastsprekers en drukkosten kwamen voor rekening van de vakgroep. Door de oprichting van Varias Vias, waarvoor de studenten contributie of toegang betaalden, waren lezingen van bekende historici, filosofen, politici, doorgestudeerde oud-studenten en docenten geschiedenis van de eigen vakgroep mogelijk. Nico wist door zijn landelijke contacten bekende namen als Fik Meijer, Maarten van Rossum, Arie van Deursen, Paul Cliteur en anderen naar het verre Zwolle tegen onkostenvergoeding in Het Vliegende Paard te krijgen. Er werd altijd levendig gediscussieerd en natuurlijk flink gedronken. Zijn tweede project, het historische blad Filippides, is momenteel bezig met de twintigste jaargang en daarin publiceerden en publiceren studenten over een veelheid van onderwerpen. Ik krijg het blad nog altijd opgestuurd en lees het met veel plezier. Met Nico als Godfather op de achtergrond was bij beide projecten succes verzekerd.
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 42
Nico, prosit! Als hoofddocent had ik veel waardering voor mijn collega Lettinck. Afspraken kwam hij na, zijn voorbereide taken leverde hij stipt op tijd in. Met veel studenten (zijn soulmates?) kon hij goed opschieten, omdat zijn levensstijl zich kenmerkte door een eeuwige jeugdigheid. Met meerdere studenten had hij dan ook lang na hun afstuderen goede contacten. Toen hij mijn afscheid in oktober 2007 op een voortreffelijke wijze organiseerde, kreeg ik inzage in zijn keurig bijgehouden contactadressen van afgestudeerde studenten. Nico was en is een goede historicus, maar geen vakdidacticus; van alle moderne ontwikkelingen in het schoolvak geschiedenis moest hij weinig hebben. Dat hing samen met zijn visie op de geschiedenis. Hij is een adept van Johan Huizinga en huldigt de opvatting dat het moet gaan om de ‘apologie’ van de historische interesse. Tijdens vergaderingen van de vakgroep probeerde hij daarom de invloed van de Fransman Braudel, die door professionele vakcollega’s tot de e
grootste historicus van de 20 eeuw is uitgeroepen, in het studieprogramma te weren of te neutraliseren. Nico
Met veel studenten kon hij goed opschieten, omdat zijn levensstijl zich kenmerkte door een eeuwige jeugdigheid
beleefde meer plezier aan de Groningse geschiedfilosoof Frank Ankersmit dan aan de meer maatschappijgeoriënteerde geschiedtheoreticus Chris Lorenz. In onze vakgroep kwamen we tot een compromis: ieder behandeld thema moest vanuit verschillende invalshoeken – politieke, sociale, economische en culturele - bekeken worden en de westerse indeling van de geschiedenis in Oudheid, Middeleeuwen etc. werd vervangen door agrarische, pre-industriële en industriële maatschappijen. De discussies in de vakgroep waren verrijkend en de
en stuurde mij trouw het lijfblad van de studenten op. Hoe het op dit punt verder moet? Als laatste van de vier eerst benoemde docenten in de vakgroep geschiedenis neemt Nico op 28 maart afscheid. Hij heeft zich 34 jaar met liefde ingezet voor de lerarenopleiding geschiedenis, het vak geschiedenis, de studenten en Windesheim. Hij gaat nu een andere levensfase in en ik hoop en verwacht dat hij actief zal blijven als ‘pensionado’ en van het leven mag blijven genieten. Nico, prosit!
samenwerking tussen de collega’s over het algemeen vrij plezierig en goed ondanks de tegengestelde persoonlijke karakters van de verschillende docenten. Ik kan mij geen grote conflicten uit die tijd herinneren of ik moet die inmiddels verdrongen hebben. Met het afscheid van Nico wordt ook mijn band met de vakgroep een beetje doorgesneden. Hij hield mij op de hoogte van directe gebeurtenissen op Windesheim Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 43
Nico, prosit!
Door Aad Arendsen
Bij het afscheid van Nico Lettinck als docent
In 1981 werd de vakgroep Geschiedenis van de Lerarenopleiding geformeerd door Ronald Donk, met Jaap Scheper, Nico Lettinck en Aad Arendsen als docenten. Na een tweetal jaren werd de vakgroep aangevuld met Ad Voogt en Peter Lindhoud. Toch vormde het eerder genoemde viertal de eerste lichting. Op 28 maart verlaat Nico als laatste van die jaargroep de vakgroep Geschiedenis.
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 44
Nico, prosit!
N
adenkend over de beginjaren van de CLZ (Christelijke Lerarenopleiding Zwolle) komen er
natuurlijk tal van herinneringen naar boven. Nico en ik hadden grote belangstelling voor de opera. In Amsterdam, Berlijn en Dresden hebben we dan ook diverse opera's bewonderd. Een heel bijzondere gebeurtenis was eens in Dresden waar de opera Salomé van Richard Strauss werd uitgevoerd. Het probleem was dat we geen kaarten meer konden krijgen. Meestal werden er vlak voor de voorstelling op het plein voor de Semperoper nog kaarten verkocht door allerlei gelukszoekers. Maar deze keer was dat niet het geval. Wij hadden pech. Toch was het lot ons gunstig gezind. Toen iedereen al naar binnen was en de portiers de grote deuren gingen sluiten, kwam er nog een mevrouw in grote haast, amechtig het lege plein op rennen, zwaaiend met toegangskaarten. Gelukkig konden wij haar 'helpen', zodat we toch nog Salomé
hebben na enkele jaren geleid tot het oprichten van de studentenvereniging Varias Vias, waarvan hij de initiatiefnemer was en grote promotor. Het leidde zelfs tot het 'beschermheerschap' van deze instelling, die bovendien ook nog een historisch blad Filippides uitgaf. De dispuutavonden en het blad Filippides, ze bestaan al
konden bezoeken. Wie had dat kunnen denken. Een docentschap aan een en dezelfde instelling van 1981 tot 2014. Zwolle en Windesheim zijn blijkbaar goed bevallen. Toen Nico begon was hij nog een jongeling, zonder veel ervaring in het onderwijs. Dat verleende hem ook een zekere charme waardoor hij dichtbij de studenten stond. Voor zo ver ik heb kunnen nagaan, is dat altijd zo gebleven. In mijn beleving werd het docentschap van
jaren, en ik denk dat de kwaliteit van beide door weinig andere studentenverenigingen op HBO-niveau geëvenaard zal worden. Voor het geheel van de geschiedenisopleiding was dat alles grote winst, zodat ook buiten het kader van de studentenvereniging en Filippides het contact tussen studenten en docenten bijna altijd een ontspannen en vriendschappelijk karakter had.
Nico getypeerd door twee aspecten: aandacht voor de studenten en een eigenzinnige opvatting over
In mijn beleving werd het docentschap van Nico getypeerd door twee aspecten: aandacht voor de studenten en een eigenzinnige opvatting over geschiedenisonderwijs
geschiedenisonderwijs. Het eerste bleek wel uit zijn grote betrokkenheid bij het studentenleven, zijn contact met studenten en alles wat daarmee samenhing. Of het nu ging om het organiseren van excursies, een studiedag met studenten of een bezoek aan klooster, kerk of kroeg, Nico was altijd van de partij en als hij die activiteiten niet organiseerde was hij wel de penningmeester van dat alles. Zijn activiteiten
Het tweede kenmerk van Nico's docentschap is wat moeilijker te typeren. Maar ik denk dat het terug te voeren is op zijn grote affiniteit met de historicus Johan Huizinga (1872-1945), een soort Rembrandt onder de Nederlandse historici. Ik neem aan dat de meeste studenten wel de eerste regels van de 'Herfsttij der Middeleeuwen' kunnen citeren. Is dat niet het geval dan zullen ze wel niet met Nico naar het café zijn gegaan, Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 45
Nico, prosit! want wie tot zijn incrowd behoorde, moest wel aan
tegenstellingen trad Nico Lettinck aan als docent. Als
bepaalde criteria voldoen. Aan de bewondering voor dit
modern mens verbleef hij toch liever in de wereld van
beroemde boek en de persoon Huizinga is nog een
studie en historisch onderzoek, dan in de werkplaats van
andere wereld verbonden, een wereld van politiek en
de geschiedenis waar de lesprogramma's werden
mentaliteit. Bij Huizinga kreeg de studie der geschiedenis
gesmeed voor onderwijs- en maatschappijhervorming,
en de geschiedschrijving een bijna verheven karakter,
zoals de Nijmeegse onderwijssocioloog en latere
hetgeen bij velen grote ergernis opriep, zeker in de jaren
onderwijsminister Van Kemenade dat wilde. Bovendien
'60 van de vorige eeuw toen geschiedschrijving sterk
was Nico nog bezig met een onderzoek naar de
onder marxistische invloed kwam te staan. Alleen de
tijdsbeleving van mensen in de 12 eeuw gebaseerd op
titel 'Herfsttij der Middeleeuwen' en die beroemde
geschriften van benedictijner monniken, een onderzoek
eerste zinnen verraden een grote verwantschap en
dat resulteerde in een proefschrift. Niet een onderwerp
bewondering van en voor de laatmiddeleeuwse
dat direct aanleiding geeft tot activisme en politieke
samenleving en cultuur waar onderwijskundige
strijd, maar wel een probleemstelling die met de
actievoerders, die het onderwijs wilden gebruiken voor
essentie van het menselijk bestaan verbonden is.
maatschappelijke verandering, niets van moesten hebben. Het was niet voor niets dat Annie Romein in haar memoires 'Omzien
e
Ik denk dat wanneer de onderwijskundige mode had gevolgd, hij niet met voldoening op zijn docentschap zou kunnen terugzien en de studenten al evenmin
in Verwondering' zich heel negatief
Al snel had de jonge docent een weerzin tegen
uitliet over Huizinga. Samen met haar echtgenoot Jan
onderwijs waar geleerdheid, studiezin en respect voor
hadden zij, in een poging hun leermeester Huizinga te
het verleden ontbraken. Nico zei dan wel ja tegen de
evenaren of te overtreffen, een soortgelijk werk
'hervormingen van het onderwijs' en onderging met
geschreven over de herfsttij van de klassencultuur van
humor en ergernis de studiedagen waar je stickers
e
de 19 eeuw die via evolutie en revolutie zou veranderen
moest plakken op grote sheets, maar ging in de praktijk
in een klasseloze maatschappij met het jaar 1900 als
toch zijn eigen gang. Gelukkig maar. Ik denk dat wanneer
kentering. Was het frustratie dat Huizinga's Herfsttij een
hij de onderwijskundige mode had gevolgd, hij niet met
succes was geworden en hun herfsttij, die van de
voldoening op zijn docentschap zou kunnen terugzien en
burgerlijke cultuur, een studie die verscheen onder de
de studenten al evenmin. Het onderwijs krijgt immers
prachtige titel 'Op het Breukvlak van Twee Eeuwen', een
zijn vitaliteit door docenten die met bevlogenheid en
mislukking? Veel onderwijsvernieuwers kunnen worden
ironie studenten weten te motiveren en te inspireren,
gezien als nazaten van Jan en Annie Romein die het
ook als die opvattingen niet geheel stroken met
onderwijs en natuurlijk ook het geschiedenisonderwijs
beleidsnota's van onderwijshervormers en politici. Die
wilden plaatsen in het perspectief van klassenstrijd,
eigenzinnigheid maakte Nico als docent bijzonder,
bevrijding en emancipatie. Voor Huizinga en anderen
irritant én charmant.
was dat een te eenzijdig concept. Bovendien speelde in die tijd nog een andere tegenstelling een grote rol. Hierbij ging het vooral over de vraag: moest het onderwijs dienstbaar zijn aan kennis en vorming of aan het ontwikkelen van vaardigheden? Beide kwesties hadden raakvlakken met elkaar. In die wereld van de jaren '70 die op historisch en sociologisch terrein beheerst werd door o.a. deze Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 46
Van onze huisdichter
Van onze huisdichter
Sander Scholten
Nicoïcijns Geboeid door verhalen van weleer, Streken er vele luisterende oren neer, In ruimtes en zalen, verrast door de deugd, Van een Oude Meester, voor de Nieuwe Jeugd.
Ergens was het een schande, De authentieke verhalen, Ergens was het een zonde, De ‘ouderwetse’ idealen.
Optima forma, herleefde aldaar de geschiedenis, Oprecht, met hard gelach en melancholisch gemis, En dagdromend over beelden bij weer een boeiend verhaal, Wist eenieder het voor zichzelf zeker, dat van allemaal, De Oudheid en Middeleeuwen, waren als de heiligste graal (alternatief = het heerlijkste maal)
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 47
Colofon Filippides
Tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis Windesheim
Eindredactie
Ozan Karakoç
Hoofdredactie
Maaike Oberink
Algemene redactie
Nick Mars, Suzan Mateboer Lukas de Ruiter en Patty de Vries
Ingezonden stukken
Aad Arendsen, Ronald Donk, Nick de Reiger, Daniel Moerman, Daniel Schotman, Bart Veldhuizen, Helena Çitgez, Bas van der Meijden, Floris Harmanni, Jacobien van Es, Tristan Fleerkate, Sander Scholten, Daan van Leeuwen, Raymond Terstappen en Chantal Hovestad
Lay-out
Ozan Karakoç
Druk
Repro Hogeschool Windesheim
Contact
o.karakoc@hotmail.com of m.oberink@windesheim.nl
LVOGZwolle
Samenwerkingsverband
Historisch Centrum Overijssel (HCO) te Zwolle Varias Vias
De redactie stelt zich niet aansprakelijk voor eventuele fouten die zijn opgetreden in deze uitgave. Alle jaargangen zijn ter raadpleging beschikbaar in het Historisch Centrum Overijssel te Zwolle.
Filippides, jaargang 20 – nummer 1 – maart 2014 48