FILIPPIDES THEMA
Tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis Jaargang 19 nummer 1 maart 2013
Inclusief het artikel van Nico Lettinck:
Het Fin de Siècle gevoel
THEMA
FIN DE SIÈCLE
Inhoud Jaargang 19, nummer 1 Van de hoofdredacteur
4 Van de vakgroepvoorzitter
5 Alfons Mucha: Tsjechische kunstschilder wordt paradepaardje van de Jugendstil
7 Column Tim van Eenennaam: Heb je (n)iets gemist?
13 Het Fin de Siècle gevoel
15 Europese thriller in een Hollywoodjasje: Name of the Rose
19 Dubbelgevoel: Ongeremde optimisten & depressieve doemdenkers
23
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
2
Column Karl van der Linde: Café Het Verleden
28 De docent, de leerling en het mechanisme van verandering
30 Carl Hagenbeck: vooruitstrevend visionair of circusdirecteur?
35 Een stukje nostalgie: geschiedenis te kijk gezet
41 Klaslokaal van de toekomst: Laptop erin, docent eruit?
44 Van onze huisdichter Sander Scholten: Fin de Siècle
49 Colofon
50
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
3
Fin de Siècle Door Ozan Karakoc
H
oofdthema in dit nummer is Fin de Siècle. Het
Siècle. Het ene artikel gaat over de Tsjechische
betekent letterlijk ‘eind van de eeuw’; een
kunstschilder Alfons Mucha. Zijn werken zijn
Franse term die voor de hele West-Europese
onlosmakelijk verbonden met de Jugendstil.
cultuur gebruikt wordt. Het is de tijd van nieuwe kunststromingen als de Jugendstil en het
Daarnaast heeft Benjamin een stuk geschreven over de Duitse circusdirecteur Carl Hagenbeck die in wilde
impressionisme. Daarnaast
dieren handelde. Was de
openbaart het Fin de Siècle zich
dierentuinpionier een vooruitstrevende
zowel in de literatuur als in de
visionair of een ordinaire
muziek. Deze periode tussen 1880
dierenhandelaar? Benjamin
en 1914 kenmerkt zich enerzijds
karakteriseert Hagenbeck op een
door het geloof in een goede
boeiende wijze waardoor zijn stuk de
toekomst die alleen maar beter kon
moeite waard is om te lezen.
worden door de sterke ontwikkeling
Tot slot nog aandacht voor het
van wetenschap en techniek en
interessante artikel van onze
anderzijds door fascinatie voor dood
eindredacteur Nico Lettinck. Het Fin de
en verval.
Siècle is een gevoel dat het einde van
Aan de ene kant waren er de
de eeuw nadert en het gevoel dat de
ongeremde optimisten die
twintigste eeuw voor de meeste
geloofden in een betere toekomst,
mensen hoop en veel perspectief met
zoals Suzan Mateboer schrijft, en aan de andere kant waren er de depressieve doemdenkers. Mijns inziens is Fin de Siècle een bijzondere periode die te weinig wordt belicht door historici en daarom de aandacht verdient. Bovendien is Fin de Siècle voor de
zich mee zal brengen. Hoezeer het Fin de siècle een complexe periode is en gepaard gaat met gevoelens van vitaliteit maakt Nico duidelijk. Ik wil iedereen bedanken voor hun bijdrage aan deze
Nederlandse geschiedenis zeer belangrijk geweest. In de
editie. Daarnaast wil ik de studenten geschiedenis
tweede helft van de negentiende eeuw wordt Nederland
aanmoedigen om een stuk te schrijven voor Filippides.
geïndustrialiseerd en ontstaan de moderne politieke
Het zou mooi zijn dat we voor de volgende editie nieuwe
partijen (socialisten, confessionelen en liberalen).
en talentvolle schrijvers hebben die een vaste waarde
Voor deze editie hebben onze vaste schrijvers een
zijn in de redactie van de Flip. Heb je interesse? Laat het
topprestatie geleverd. Zo heeft Benjamin van den
ons zo snel mogelijk weten. Stuur een mail naar
Dobbelsteen twee zeer boeiende artikelen geschreven
o.karakoc@hotmail.com of naar nlettinck@kpnmail.nl.
over twee niet onbelangrijke personen van het Fin de
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
Veel plezier!
4
Kippensoepmuziek Door Jacobien van Es
Een luidspreker aan een gevel in de winkelstraat van de Middeleeuwse vestingstad.
O
nlangs had ik een afspraak op een
over te nemen. Geen muziek, eerder muzak. Mijn
stageschool gesitueerd in een middelgrote
moeder noemt het ook wel kippensoepmuziek. Op
stad die in de Middeleeuwen fungeerde als
internet wordt het beschreven als ‘elevatormuziek’.
vestingstad. Aangezien ik bijna altijd met de trein reis,
Achtergrondmuziek dus. Echter, de muziek klonk zo hard
ben ik vaak genoodzaakt om vanaf het station naar de
dat je niet meer kon spreken van een kabbelend
stageschool te lopen. De wandeling naar de stageschool
achtergronddeuntje. De straat hing vol met luidsprekers.
zou volgens ‘google maps’ ongeveer 15 minuten in
Enkelen waren bevestigd aan een gevel, het merendeel
beslag nemen. Het betrof de snelste route en het zou me
hing aan een kabel die dwars over de winkelstraat op
door het oude centrum van de vestingstad leiden. Na
veilige hoogte slingerde. En omdat alle luidsprekers heel
ongeveer 800 meter gewandeld te hebben, werd mijn
luid hetzelfde herkenbare deuntje lieten horen, zou
aandacht afgeleid en stond ik midden in de winkelstraat
niemand echt verbaasd opkijken als je midden op straat
even stil. Aan mijn rechterzijde was de Blokker en aan
spontaan een dansje zou doen.
mijn linkerzijde een T-Mobile winkel. Ik hoorde vrij luide muziek in de winkelstraten en dat was blijkbaar tot
Het luisteren naar muziek
ieders genoegen. Het leek een populair popliedje, maar
De vraag is natuurlijk, ook voor mijn vestigingstad, wie
toch klonk het anders. Het was zo’n deuntje op een
bepaalt dit? Wie bepaalt de muziek, het volume, dit
piano waarbij de zang is weggevallen. Dus op het
alom aanwezige gegeven? Hoe en wanneer is dit idee
moment dat je wilt meezingen of meeneuriën met de
ontstaan? Waardoor luisteren wij naar muziek uit
tekst, begint een synthesizerpiano de zang in het couplet
(publieke) luidsprekers op een openbare straat?
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
5
Laten we bij het begin beginnen en ervan uitgaan dat
hoogbouw en luidsprekers. Om een onschuldig gesprekje
Graham Bell in 1875 ontdekte dat de eerste trillingen
te kunnen voeren, moest je bijna je stem gaan verheffen.
van een membraan geluid kon produceren. Met de
Ik verdacht Moskou er vaak van speciale deejays te
uitvinding van de fonograaf (1878 op naam van Thomas
hebben ingehuurd, iets wat bij mij wel weer een
Alva Edison) kunnen we grofweg spreken van de opmars
geruststellende gedachte opriep. Tsjechië liet een
van de eerste gemechaniseerde geluidsdragers. Deze
soortgelijke ontwikkeling horen, alleen dan met
ontwikkeling speelde zich af tijdens het Fin de Siècle en
Tsjechische liedjes voor het Tsjechische publiek en in
mede daarom ik zou me dus zo kunnen voorstellen dat
Sarajevo kreeg je er (on)gewild een babbelende deejay
de geluidsdragers composities lieten horen van
bij.
bijvoorbeeld Gioacchino Rossini, Franz List of Hector
Hoewel het slechts drie voorbeelden zijn, ze laten wel
Berlioz in de Jugendstil muziekhallen of bistro’s. Er werd
een historisch verband zien. Het vermoeden is natuurlijk
op gedanst, bij gegeten en gedronken, het ondersteunde
dat de luidsprekers in de Koude Oorlog bedoeld waren
de toon en de sfeer in de cafés. Ondanks de mogelijkheid
voor de verspreiding van propaganda. Na de val van de
tot verspreiding van de muziek, is de kans wel weer klein
muur zijn ze blijven hangen (zoals zoveel
dat de geluidsdragers het gewone volk op straat zes
communistische attributen), en dus kregen ze een
dagen per week (plus een koopavond) vermaakten met
nieuwe functie, dit keer ter ondersteuning van het
de laatste hit van Franz Schubert. Dus als het idee van
(nieuw) kapitalistisch idee: muziek voor de
publieke geluidsdragers op straat waarschijnlijk niet is
massaconsument. Tot zover voor nu een Oost-Europese
begonnen vlak na de uitvinding in de tweede helft van
invalshoek.
de negentiende eeuw, waar ligt de oorsprong dan wel?
Ik verdacht Moskou er vaak van speciale deejays te hebben ingehuurd, iets wat bij mij wel weer een geruststellende gedachte opriep
Propaganda
Het tweede vermoeden betreft de West-Europese
Een minionderzoek leidt al snel naar twee
gedachte die de ontwikkeling van de Amerikaans
ontwikkelingen: straatmuziek en propaganda in de
geïnspireerde winkelcentra, winkelketens en uitgebreide
twintigste eeuw. Op de internetpagina ‘het geheugen
winkelstraten in Nederland in de jaren ’70 en ’80 omvat.
van Nederland’ (geheugenvannederland.nl) is de
Hoe creëer je een zogenaamd gezellige winkelsfeer in
ontwikkeling van straatmuziek te lezen, waarbij
zo’n droevig betonnen winkelcentrum waar het daglicht
draaiorgels, mannen met violen of formaties van ‘native
schaars is? Hoe hou je het de consumenten zo lang
Indians’ met panfluiten een grote rol spelen. Maar, het
mogelijk binnen zodat zij meer gaat consumeren? Eén
ging me toch echt om die troosteloze luidsprekers. Om
oplossing werd gevonden in de herkenbare
deze verwondering wat te beperken, zal het antwoord
achtergronddeuntjes. En hoe groter de crisis, hoe
op de vraag ‘waardoor luisteren wij naar muziek uit
gezelliger het moet worden, dus hoe harder de muziek.
luidsprekers op straat’, bestaan uit twee redelijk
Maar draai dan muziek van Berlioz of Gustav Mahler, of
onderbouwde vermoedens.
een ander meesterwerk uit het Fin de Siècle en ik blijf de
Het eerste idee is geïnspireerd door een Oost-
volgende keer wel langer in de winkelstraat van de
Europees verschijnsel met voorbeelden uit Moskou,
Middeleeuwse vestingstad en koop ik waarschijnlijk iets
Sarajevo en Tsjechië. In de jaren ’90 van de vorige eeuw
onbruikbaars van de Blokker.
ontkwam je er niet aan in Moskou; de Russische pop- en rockliedjes galmden door de nieuwe dure winkelstraten. Niet één winkelstraat, maar een blok van winkelpanden,
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
6
Door Benjamin van den Dobbelsteen
Alfons Mucha Tsjechische kunstschilder wordt paradepaardje van de Jugendstil Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
7
Het einde van de negentiende eeuw, een tijd waarin Europese grootmachten de wereldkaart onderling verdelen om de koloniale driften te verzadigen, waarin de nieuwste uitvindingen en technische hoogstandjes hun plaats vinden op tentoonstellingen zoals de wereldexpo te Parijs in 1889, en waarin onbekende dieren, buitgemaakt tijdens decadente expedities naar de koloniale gebieden, voor het eerst bekeken konden worden in dierenparken. Het fin de siècle was een tijd waarin alles goed leek te gaan met de westerse wereld. De mensen stonden op het punt de eeuw van vooruitgang af te sluiten en een nieuwe, onbekende eeuw binnen te stappen die, geheel overeenstemmend met wat later het belle époque gevoel genoemd zou worden, alleen maar beter leek te kunnen worden door de nieuwe technische wonderen en de bloei in de wetenschap. Er kwam een nieuwe stroming in de kunst en de architectuur: de Jugendstil of art nouveau. Deze stroming was geen lang leven beschoren, maar heeft een onuitwisbare indruk achtergelaten waar we vandaag de dag nog steeds van kunnen genieten. Op het gebied van kunst, architectuur, muziek en filosofie rekenen we grote namen als Klimt, Mahler en onze eigen Nederlandse Louis Couperus tot deze beweging. Maar één man wordt gezien als voorloper van deze revolutionaire stijl, de vaandeldrager van de Jugendstil: de Tsjechische kunstschilder Alfons Mucha (1860-1939).
E
nerzijds was het Fin de Siècle, dat van
Mensen hadden het optimistische gevoel dat het in de toekomst alleen maar beter kon gaan
ongeveer 1890 tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 zou duren, een
periode die voortborduurde op de eeuw van vooruitgang. Er waren grootse uitvindingen gedaan en de wetenschap deed mensen telkens opnieuw versteld staan. De wereldtentoonstelling in Parijs van 1889 getuigde hiervan en kenmerkt tevens het begin van deze fin de siècle- periode. Mensen hadden het optimistische gevoel dat het in de toekomst alleen maar beter kon gaan, dat de mens de top van ontwikkeling had bereikt,
en als dit niet zo was, zou er toch zeker een stijgende lijn blijven. De gruwelen van de Eerste Wereldoorlog, die onherroepelijk de periode tot een eind zouden brengen, lagen nog in de onbekende toekomst en waren voor niemand te voorspellen. Anderzijds was het een periode van vernieuwing en revolutionaire omwenteling, vooral op het gebied van de kunst, de filosofie en de architectuur. Mensen, in hun euforische staat, wilden genieten van het hier en nu. De denkbeelden van Nietszche, bij zijn leven zijn tijd ver vooruit, vonden ineens overal instemming. Als we ons richten tot de artistieke wereld, zien we dat vooral afgerekend werd met symmetrie, met de vormvervagende structuur van het impressionisme en de neostijlen. In het optimistische wereldbeeld moest ruimte komen voor vrolijkheid, en de nieuwe technische mogelijkheden moesten gebruikt worden. Er kwam een grote aandacht en liefde voor de natuur en mensen wilden deze in huis halen. Licht werd de toon voor elk interieur. Witte meubels, witte wandtegeltjes, emaillen keukengerei met kunstig geschilderde bloemen werden standaard in bijna elk huishouden. De nieuwe technieken die het daglicht hadden gevonden werden optimaal benut, vooral het werken met glas, wat weer met het licht speelde en vrolijkheid schiep. Een goed voorbeeld hiervan zijn de nog steeds populaire glazen
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
8
lampen van Louis Tiffany (1848-1933). Een monument voor het gebruik van metaal is de nog steeds indrukwekkende Eiffeltoren, die in deze tijd gebouwd werd.
Mucha betreedt het toneel Er is weinig bekend over de vroege jaren van Alfons Mucha, die op 24 juli 1860 geboren werd in het Tsjechische Ivančice. Hij was op jonge leeftijd al gefascineerd door de kunstwerken die hij in de kerk tegenkwam en besloot al vroeg om kunstschilder te worden, tot groot ongenoegen van zijn vader, die een jurist in hem zag. Op 17 jarige leeftijd verliet Mucha dan ook het ouderlijk huis en probeerde hij de kost te verdienen als kunstschilder en illustrator, met middelmatig succes. Zijn eerste stappen in de kunstwereld waren echter gezet en een weg terug zou er niet zijn. Omdat succes de eerste jaren uitbleef, besloot Mucha een kunstopleiding te gaan volgen aan de Münchener kunstacademie. Na twee jaar studeert hij in 1887 af en vertrekt hij onmiddellijk naar
De denkbeelden van Nietszche, bij zijn leven zijn tijd ver vooruit, vonden ineens overal instemming
Parijs, het artistieke hart van Europa. Hier deelt hij een tijd lang een studio met een andere beroemde kunstenaar, Paul Gauguin, en weet hij met het verkopen van illustraties maar net rond te komen. In 1897 komt echter de doorbraak waar Mucha op hoopte, als hij de enige beschikbare kunstenaar is die de beroemde actrice Sarah Bernhardt (1844-1923) van dienst kan zijn, die een promotieaffiche zoekt van haar nieuwe toneelstuk Gismonda. Mucha ontwierp een affiche waar sterke oosterse tinten in te ontdekken zijn met grote gestileerde bloemen, en de actrice was verkocht. Ze ging met de kunstenaar een samenwerking aan die zes jaren zou duren.
Bloemen en vrouwen Mucha’s ster was al snel rijzende. Het sierlijke ontwerp voor Gismonda kreeg veel belangstelling en Mucha besloot dat wat werkte, niet aangepast diende te worden. Voortaan zou hij deze sierlijke stijl hanteren en presenteerde hij een nieuwe, revolutionaire kunstvorm
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
9
Voorheen was het de impressionistische stijl die de klok sloeg, een stijl waarin de kunstenaar zijn object weergaf zoals het zich op dat moment aan hem voordeed aan de Parijse kunstwereld. Voorheen was het de impressionistische stijl die de klok sloeg, een stijl waarin de kunstenaar zijn object weergaf zoals het zich op dat moment aan hem voordeed. Er was geen tijd voor vooropgezette schetsen en dit resulteerde in kleuren die alleen van afstand zich met elkaar leken te vermengen, maar in werkelijkheid secuur naast elkaar op het doek gezet waren. Mucha rekende hier mee af, koos voor zachte en vrolijke pastelkleuren en schetste zijn ontwerpen zorgvuldig voor. De steevast terugkerende, ranke takken, sierlijke en kleurrijke bloemen en sierlijke lijnen waren precies wat de mensen zochten bij hun optimistische belle epoque gevoel. Een nieuwe stijl was geboren en kon niet meer ongedaan gemaakt worden. Aanvankelijk stond deze nieuwe stijl, die de
Witte meubels, witte wandtegeltjes, emaillen keukengerei met kunstig geschilderde bloemen werden standaard in bijna elk huishouden naam Jugendstil of Art Nouveau zou krijgen, in Parijs bekend als ‘le style Mucha’. Vele kunstenaars lieten zich door hem inspireren en droegen zelf hun steentjes bij aan de nieuwe stroming. Een ander belangrijk kenmerk van Mucha’s werken, was de terugkeer van de vrouw als zinnebeeld. In het impressionisme was geen plaats voor iets dat vooraf bedacht moest worden, laat staan voor een allegorie. Deze kon je immers niet voor je zien. Maar bijna alle werken van Mucha bevatten slanke vrouwen die een allegorische voorstelling hebben. Een beroemd voorbeeld hiervan is zijn vierdelige weergave van de seizoenen. Zelfs zijn affiches voor de meest uiteenlopende zaken, van werktuigexposities en bierreclames tot theatervoorstellingen, bevatten vrouwelijke figuren in lange, haast klassieke gewaden, en het liefst met afzonderlijk geschilderde haarstrengen in sierlijke krullen.
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
10
Hij werd op den duur zo populair, dat zijn affiches en posters dikwijls uit het straatbeeld van Parijs verdwenen. Ze waren dan gewoonweg gestolen worden. Affiches en reclameposters zouden voorlopig niet meer van zijn hand verschijnen. Zeventien jaar werkte hij vol overgave aan dit visuele epos over het Slavische volk, wat hij zelf als zijn beste werk beschouwde. In 1928 schonk hij de werken aan de stad Praag, waar ze tot 1935 werden tentoongesteld. Na 1935 echter werden de doeken opgerold en weggelegd. Later, tijdens de Duitse bezetting werden de werken te nationalistisch bevonden en verboden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog werden de werken vergeten. Pas in 1963 werden de doeken teruggevonden en tentoongesteld in een aan de inmiddels overleden kunstenaar gewijd museum. Voor het publiek waren dit echter de minder populaire werken.
Affiches worden van de straat gestolen
Bijna alle werken van Mucha bevatten slanke vrouwen die een allegorische voorstelling hebben
Bijna zijn hele carrière ontwierp en schilderde Mucha zijn beroemde affiches. Hij werd op den duur zo populair, dat zijn affiches en posters dikwijls uit het straatbeeld van Parijs verdwenen. Ze waren dan gewoonweg gestolen. In 1904 besluit de kunstenaar dat hij genoeg van Parijs heeft gezien en vertrekt naar de Verenigde Staten, waar hij zich tot 1911 volledig aan de schilderkunst wijdde. In Amerika werd hij als één van de grootste decoratieve kunstenaars begroet. Zijn succes hier was ongekend, maar desondanks besloot de inmiddels 51 jarige kunstschilder terug te keren naar zijn roots. Hij vertrok naar Tsjechië, dat een paar jaar later, na de Eerste Wereldoorlog, de ene helft zou worden van Tsjecho-Slowakije. Hier zat Mucha de oorlogsjaren uit en besloot hij in een opwelling van nationalisme een 20 delen tellende collectie te schilderen over de geschiedenis van het Slavische volk. Hij vervulde hiermee deels een jeugddroom om historisch kunstenaar te
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
11
Na een rustige periode in het naoorlogse Europa, werden de sierlijke en weelderige werken in de swingende Jaren ’60 weer gewild Mucha’s nalatenschap In 1939 was Tsjecho-Slowakije in handen van de Duitsers gevallen. Mucha, als schilder van de Slavische werken, werd als een nationalist gezien en gearresteerd. Na een langdurig verhoor werd hij weer vrijgelaten, maar zij het door ouderdom of door de verhoortechnieken van de Nazi’s, niet veel later sterft hij op 14 juli 1939. Mucha’s werken hebben nooit lang in populariteit afgedaan. Na een rustige periode in het naoorlogse Europa, werden de sierlijke en weelderige werken in de Portret van Mucha's vrouw Maruska (1908)
swingende Jaren ’60 weer gewild. Op menig slaapkamer prijkten zijn affiches aan de muren, en vandaag de dag weet hij nog steeds mensen te boeien. Replica’s van zijn
Meer lezen?
werken zijn in postervorm te vinden in de meeste posterwinkels en zijn invloed heeft vandaag nog steeds
S. Mucha & R. F. Lipp – Alphonse Mucha – (Frances Lincoln Publishers Ltd, 2005) R. Ulmer & S. Leegsma – Mucha – (uitgeverij Librero, 2008)
sporen in de hedendaagse kunst, waar de sierlijke Jugendstil-lijnen een inspiratiebron zijn voor veel jonge kunstenaars. In 1998 is er in Praag een speciaal Mucha museum opgericht. Vele grote Jugendstilnamen volgden hem, maar geen van hen kon ongelogen beweren deze geheel nieuwe stijl te hebben gelanceerd. Dat recht is voor altijd aan Mucha voorbehouden.
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
12
Column
Tim van Eenennaam
Heb je (n)iets gemist? H
et is 17:24 op Station Zwolle. Hoewel mijn
combinatie voor een fraai gesprek over normen,
trein vijf minuten geleden al vertrokken zou
waarden, mensbeelden en wereldbeeld! Maar helaas.
moeten zijn, staat deze nog op het perron.
Een korte samenvatting volgt.
Sprinten is geen optie, een trein missen is immers alleen
Zo stelde de eerstgenoemde: “Christenen zijn
vervelend als je er energie in steekt hem te halen.
egoïstisch, want overal sterven mensen en zij vinden het
Wanneer ik het perron betreed klinkt het fluitsignaal. Ik
pas erg als het in hun eigen omgeving gebeurt. Ik heb
stap in en vrijwel direct sluiten de deuren netjes achter
ook geen respect voor ze”. Hij pakte een boek uit zijn tas
me. Het is de tweede keer deze week dat een dergelijk
dat ging over de wandaden van de Rode Khmer in
geluk me overkomt en dus heb ik de overtuiging dat de
Cambodja. “Sterker nog, als christen geloof je in een God
NS zijn dienstregeling heeft afgestemd op mijn gaan en
die dit allemaal stuurt en keur je dit dus allemaal goed.
staan.
Eigenlijk ben je nog erger dan de SS’ers in de Tweede
De enige plek vrij in de coupé is naast een jonge meid.
Wereldoorlog. Ik snap niet dat je zo dom bent dat je daar
Ze leest een boek over de ontwikkelingspsychologie bij
in gaat geloven.” Dit ging zo even door en afsluitend
baby’s. Hoewel dit onderwerp mij normaal gesproken
werd de Bijbel ‘een sprookjesboek dat 3000 jaar geleden
mateloos interesseert besteed ik er nu verder geen
geschreven is’ genoemd.
aandacht aan. De meeste mensen in de coupé zitten er
Dit alles met bevlogenheid zodat de hele coupé wel
maar ongeïnspireerd bij en dat doet vermoeden dat ze
moest meeluisteren. Het meisje naast me had
zojuist de volledige werken van Freud, Nietzsche en
ondertussen al een aantal minuten geen bladzijde meer
Marzano zich eigen gemaakt hebben. Behalve naast me,
omgeslagen; zij verkoos op dat moment waarschijnlijk
aan de overkant van het pad, daar zitten twee jongens
deze discussie boven de ontwikkelingspsychologie van
die de coupé vermaken met een geweldige discussie.
baby’s.
De eerste noemt zichzelf een menslievende humanist, wat me een beetje dubbel lijkt. De ander is zijn klasgenoot en
Nu vind ik het persoonlijk wel een godswonder te noemen als blijkt dat de Bijbel een boek is dat 3000 jaar geleden, voordat de persoon Jezus bestond, geschreven is
tevens een christen. Een mooie
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
13
van het verleden worden steeds herschreven en zo
Beelden van het verleden worden steeds herschreven en zo komen er ook op het gebied van religie nieuwe inzichten en ideeën
komen er ook op het gebied van religie nieuwe inzichten en ideeën. Verder wordt een historicus geleerd op zoek te gaan naar een zinnige vergelijking en daarbij andere mensen (ook in het verleden) serieus te nemen. Ook wordt van een historicus niet volledige
Ik was enigszins verbaasd over de aanvallende houding en was benieuwd naar het antwoord van onze christelijke vriend. “Ik zou niet weten wat ik moet zeggen, dat soort dingen zou je eigenlijk aan een theoloog moeten vragen…” Op dat moment had ik het idee dat elk moment Frans Bauer de wagon zou binnenstappen en mij met een grijns op de verborgen camera zou wijzen. Is dit nu hoe deze gesprekken nu gaan? Eerst de ongenuanceerde en overtrokken vergelijking. En dan het antwoord. Een middeleeuwse boer Bodo die, als hem gevraagd wordt waar hij in gelooft, richting de priester wijst? Is dat alles wat er over dit onderwerp nog te zeggen valt? Onze menslievende humanist, die zojuist in een volle coupé met veel vertoon zijn klasgenoot voor SS’er had uitgemaakt, moest uitstappen, zijn klasgenoot alleen achterlatend. “Eindelijk rust”, grapte ik tegen het meisje naast me. Ze hoorde me niet, ze had oordopjes in gedaan met muziek. Misschien maar verstandig inderdaad… Nu vind ik het persoonlijk wel een godswonder te noemen als blijkt dat de Bijbel één boek is dat 3000 jaar geleden, voordat de persoon Jezus bestond, geschreven is. Maar het zette me ook op een andere manier aan het denken. Een discussie op deze manier zou waarschijnlijk op de Lerarenopleiding Geschiedenis niet voorkomen, zo vermoedde ik. Toch heeft hier ook niet iedereen alle relevante kennis paraat als het gaat om dit onderwerp. Ik denk dat dit te maken heeft met het feit dat historici geleerd worden dat verschijnselen niet zo zwart-wit zijn
objectiviteit verwacht, maar wel een bewustzijn dat je door je achtergrond en karakter al bevooroordeeld naar een verschijnsel kan kijken en daar dus rekening mee houdt. Nu is religie natuurlijk wel een gewillige prooi voor een te snelle hypothese, vergelijkingen en generalisaties. De laatste woorden over de waarde en waarheden van religie zijn nog niet in de lucht en er zal nog genoeg inkt vloeien. Sommige mensen claimen te haastig bepaalde dingen onderzocht te hebben maar op welke manier? Met een collega historica, die op de Leidse Universiteit studeert, had ik het over dit hekel punt. Geheel in de lijn van correct historisch denken moesten we concluderen dat écht onderzoek doen van je vergt dat je de onmogelijke optie openhoudt. De optie dat jouw basis niet klopt. Stel je toch voor dat je als gelovige ontdekt dat alles wat je ooit voor waar aannam gebaseerd is op een leugen of misvatting. Of stel nou dat je als atheïst moet erkennen dat een religieus verhaal je aangrijpt en je compleet verrast. Of dat een religieus geschrift voor jou toch betrouwbaarder overkomt dan het ‘een sprookjesboek’ waarvoor jij het in je onwetendheid tot had veroordeeld. Wie durft dat überhaupt? En wil je het eigenlijk wel, stop je niet liever muziek in je oren? Wie weet levert het je geen nieuw inzicht op. Misschien is het een sprint trekken voor een trein die je nooit zult halen. En dat brengt ons op de diepere essentie van het verhaal: soms hoef je niet eens te sprinten om een trein te halen.
als ze lijken en vaak een nuancering waard zijn. Beelden
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
14
Het Fin de Siècle gevoel Door Nico Lettinck
Het Fin de Siècle als zodanig bestaat niet. Dat geldt evenzeer voor de Renaissance, het Hellenisme en de Verlichting. Maar toch zijn deze begrippen voor ons als historici vertrouwd en werken wij er dagelijks mee. Ze roepen een bepaald beeld op van een periode dat samenhang geeft aan diverse verschijnselen van meestal culturele aard, zoals literatuur, schilderkunst, beeldhouwkunst, architectuur en muziek. Deze begrippen representeren als het ware ‘de levensstijl [of: het zelfbeeld] van een samenleving’.
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
15
B
ij het Fin de Siècle gaat het dus om een bepaald gevoel, en niet louter om het feit dat de negentiende eeuw was afgesloten en de
twintigste eeuw begon. Het was een gevoel dat een eeuw op zijn einde liep en dat besef begon al ca. 1880. Maar tegelijk heerste er het idee dat er weldra een nieuw tijdperk zou beginnen: de twintigste eeuw. Jan Romein noemde zijn onafgemaakte boek over deze episode vrij neutraal: Op het breukvlak van twee eeuwen. Dit gevoel was zeker niet aanwezig bij de meerderheid van de bevolking in West-Europa. Het werd verwoord door de hoger opgeleiden, de cultuurdragers die daarmee uiting wilden geven aan hun zoeken naar een anker in een verwarrende tijd. De term zelf was overigens de titel van een blijspel van M.F. de Jouvenot en M. Micard, dat in 1888 in Parijs werd opgevoerd. Het Fin de Siècle gevoel is complex en verwijst enerzijds naar een ondergangsstemming, decadentie en pessimisme, maar anderzijds naar vitaliteit, geloof in een betere wereld en optimisme. Als de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog achter de rug zijn, kijkt men nostalgisch terug naar ‘La Belle Epoque’.
De werken van Henri Rousseau behoren tot het postimpressionisme Gevoel van decadentie Als we de term Fin de Siècle tegenkomen, denken we meestal eerst aan gevoelens van vermoeidheid, decadentie, achteruitgang, een soort herfsttij, die Johan Huizinga plaatste aan het eind van de veertiende en het begin van de vijftiende eeuw. Amerikanen spreken over een ‘Indian Summer’, dagen in september die nog lekker warm en zonnig zijn, maar waarin de herfstnevels al voel- en zichtbaar zijn (J. Romein). Het is ook een afnemen van het zelfvertrouwen, met name bij de adel en de hogere burgers. Een vast geloof in de vooruitgang wordt verdrongen door fatalisme en doemdenken. Men is bang voor de toekomst en wil zo snel mogelijk naar het einde toe. Het bekende schilderij De Schreeuw van de Noorse schilder Edvard Munch (1863-1944) staat symbool voor deze ondergangsstemming.
Gevoel van vitaliteit Misschien minder bekend is dat de term Fin de Siècle ook geassocieerd kan worden met gevoelens van vitaliteit. Men koestert de hoop dat er in de komende eeuw iets nieuws gaat beginnen. De traditionele waarden en machtsposities lopen op hun einde, maar er ‘De Schreeuw’ van Edvard Munch
komen betere voor in de plaats. Het gemeenschapsgevoel zal toenemen en het volk zal meer
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
16
Dat zag ze. Glans maakte de zon in blauwe En rode pannen, uit de straat was ’t flauwe Gerucht hoorbaar der zwarte smederij. Het ijzer klonk onder de hamers, zij Hamerden in cadans de spranken vuur.
Bij deze literatoren kwam, na de aanvankelijke verheerlijking van het individualisme, het gemeenschapsgevoel op. Men verlangde, los van de werkelijkheid, op een hoger plan een soort mystieke of goddelijke eenheid te bereiken. Dit streven noemt men het symbolisme, dat ook in de beeldende kunst tot uitdrukking kwam. Kunst moet in dienst staan van een Algemeen Idee. Je moet een boodschap hebben, dit uitdragen en dat ook realiseren. De kunstenaar moet ziener en profeet zijn om vorm te geven aan een ‘grootse tijd’. Het schilderij van Jan Toorop
In de schilderkunst kom je deze houding tegen bij Jan
deel krijgen aan de cultuur, die voorheen voorbehouden
Toorop(1858-1928). Hij neemt op een gegeven moment
was aan de elite. Voor dit gevoel zou het schilderij van
afstand van het impressionisme en wil zoeken naar een
Henri Rousseau (1844-1910), De Droom, symbool
verbinding van alle kunsten in een hoger doel. Vooral uit
kunnen staan.
zijn latere werken blijkt dat hij het pessimisme achter
Het gaat bij het Fin de Siècle kortom om de stijl van de cultuurdragers in de periode 1880-1919 die wordt
zich gelaten heeft en oog heeft voor de vitaliteit van de nieuwe generatie. Hij sympathiseerde met de Engelse
gekenmerkt door het zoeken naar eenheid, binding, universaliteit, het opheffen van tegenstellingen in een alles verklarend en verheffend verband. Dat is zichtbaar in de kunst en bij wetenschappers.
Het Fin de Siècle gevoel in Nederland In dit korte essay beperk ik mij tot het aanstippen van enkele figuren die in Nederland representatief waren voor het Fin de Siècle gevoel. Opvallend daarbij is dat over het algemeen het gevoel van vitaliteit de overhand had. Dat blijkt bijvoorbeeld op literair gebied bij de Beweging van 80 waarvan Herman Gorter (1864-1927) de belangrijkste exponent was. Lees zijn gedicht Mei (1889) hardop voor en je zult er niet somber van worden, hooguit wat weemoedig.
Ook lag een dorpje in dat dal, waar rook Fijn wemelde om heen van schouwen: ook
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
‘De Droom’ van Henri Rousseau
17
als je de vele bouwwerken ziet die hij nagelaten heeft voor de élite (het Sint Hubertusslot op de Hoge Veluwe) en de woonwijk in Amsterdam-Zuid voor de arbeiders(waar ik zelf tot genoegen woon), kun je zien dat hij een deel van zijn droom gerealiseerd heeft. Tenslotte noem ik een voorbeeld van het Fin de Siècle gevoel uit de muziek. Representatief is hiervoor de Amsterdammer Alphonse Diepenbrock (1862-1921). Hij was bevriend met Gustav Mahler, Richard Strauss en Arnold Schönberg. Deze van oorsprong leraar klassieke talen, ontpopte zich als een omnifoor die op alle terreinen van de toenmalige cultuur actief was. Hij nam als componist afscheid van de bestaande zekerheden en zocht nieuwe wegen die aansloten bij het verlangen naar de natuur, het gevoel van eigenheid en ongereptheid. In zijn muziek hoor je de vlucht uit de verwarrende tijd van het moment, waarbij hij in hogere sferen een harmonie vorm van socialisme en zelfs met het anarchisme. Na
componeert die er feitelijk niet is. Als antwoord op het
1900 komt hij ook in het vaarwater van de ‘Jugendstil’ en
‘Unbehagen in der Kultur’ maakte hij prachtige stukken
werkte hij ook samen met Berlage.
die je op een hoger, metafysisch niveau tillen.
Met het noemen van de naam H.P.Berlage (1856-1934) zijn we meteen bij de meest representatieve vertegenwoordiger van het Fin de
Het Fin de Siècle gevoel is complex en verwijst enerzijds naar een ondergangsstemming, decadentie en pessimisme, maar anderzijds naar vitaliteit, geloof in een betere wereld en optimisme
Siècle in Nederland op architectonisch gebied. Iedere lezer van Filippides kent de Beurs van Berlage in Amsterdam, het monument van de
Uitgeleide
gemeenschapskunst. Ook hij slaat nieuwe wegen in om
Om het Fin de Siècle gevoel, zoals ik dat ervaar, duidelijk
een hoger doel te dienen, namelijk: de gemeenschap.
te maken heb ik voor Nederland vier exponenten kort
Een gebouw moet mooi en tegelijk functioneel zijn voor
geïntroduceerd: Gorter, Toorop, Berlage en
de gebruiker. Hij wil de kunst integreren in de
Diepenbrock. Al deze kunstenaars zijn tegenwoordig
samenleving. Hij wil afrekenen met de lelijkheid, de
makkelijk met een muisklik op internet en YouTube op te
oppervlakkigheid en het individualisme, door nieuwe en
roepen. Bekijk hun kunstwerken, lees hun gedichten,
oude vormen met elkaar te verbinden. Zijn doel is:
luister naar de muziek van Diepenbrock en ervaar zelf
synthese. Berlage was een sociaal bewogen mens. Hij
wat het Fin de Siècle gevoel is geweest.
vond dat de samenleving er niet alleen lelijk uitzag, maar ook onaangenaam was voor de lagere klassen. Gebrek aan doel en ideaal in de samenleving hadden volgens hem geleid tot stijlloosheid. Die moest overwonnen worden. Hoe? Door een nieuw, gemeenschappelijk levensdoel waarbij alle klassen samenwerkten in één richting. Dit klinkt nogal utopisch en dat is het ook. Maar
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
18
Europese thriller in een Hollywoodjasje ‘Toen ik op pagina 100 was, wilde ik The Name of the Rose verfilmen. Op pagina 200 zei mijn agent dat de rechten van het boek al verkocht waren. Na 300 belde ik hem terug en vroeg wie de rechten had. Hij zei dat de RAI, de Italiaanse publieke omroep, de film mocht maken. Op pagina 500 vertrok ik naar Rome. Ik stapte naar de directie van de RAI en vroeg wie de film ging regisseren. Dat was nog niet bekend, en ik zei meteen: Dat doe ik!’ Regisseur Jean-Jacques Annaud kreeg zijn zin. Met een recordbudget van 17 miljoen dollar mocht hij aan de slag. De film kreeg zeventien verschillende scripts, vier schrijvers, tal van getalenteerde acteurs en de grootste set die ooit is gebouwd voor een Europese productie. Wat eerst als onverfilmbaar werd beschouwd, kreeg het meesterwerk van Umberto Eco uit 1980 zes jaar later een imposante verfilming: een schot in de roos!
Hollywood vs. History:
The Name of the Rose
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
Door Ozan Karakoc
19
H
et is het jaar 1327. In een veertiende-eeuws klooster in een benedictijnerabdij in Italië heeft een aantal bizarre sterfgevallen
plaatsgevonden dat toegeschreven wordt aan de duivel. De monniken denken meteen aan de Apocalyps, de Griekse naam voor het boek Openbaringen uit het Nieuwe Testament, maar de franciscaanse monnik William van Baskerville (Sean Connery) denkt daar heel anders over. De monniken doen een beroep op zijn talent om het mysterie in de abdij te ontrafelen. William vermoedt al direct een complot en is vastbesloten de moordenaar te pakken aan de hand van feiten en logica, de werktuigen van een ketter. Hij onderzoekt de zaak samen met zijn leerling Adso (gespeeld door de jonge Christian Slater). Bij de eerste moord komt hij tot de conclusie dat het slachtoffer zelfmoord heeft gepleegd, maar waarom is onduidelijk. Niet veel later wordt de tweede moord
‘Deze film is vooral bekend geworden in communistische landen die de macht van de kerk aan de kaak stelden’
gepleegd. De vertaler van de abdij wordt gevonden in een pot met varkensbloed. Dan wordt een derde dode gevonden in een bad. Broeder William vermoedt dat de drie moordzaken iets met elkaar te maken hebben, want de doden hebben alle drie inkt op hun tong en vingers. William raakt hierdoor steeds meer in de ban van de gepleegde moorden en wil kost wat het kost het probleem oplossen.
Inquisitie Gedurende de film ontdekt William dat er een verband is tussen een “verderfelijk” boek uit de bibliotheek en de moorden. Hij vindt namelijk een aantekening van de vertaler op diens werkplek wat het vermoeden bevestigt. De eerste dode kreeg het boek van de bibliothecaris in ruil voor seks. Hij vertelt dit aan de vertaler en pleegt zelfmoord. De vertaler gaat op onderzoek uit en wordt ook vermoord, net als de bibliothecaris die het boek heeft gevonden. William mag de bibliotheek niet in, en kan het boek dus niet onderzoeken. Een broeder vertelt hem dat hij het boek gevonden heeft. William beveelt hem zich met het boek op te sluiten in zijn kamer, maar het is al te laat. De moordenaar wacht hem op en een nieuw slachtoffer is een feit. Ondertussen worden de leden van de gemeenschap onrustig en op het moment dat William vorderingen maakt in zijn onderzoek, wordt de Inquisitie ingeschakeld onder leiding van Bernardo Gui (F. Murray Abraham). Onder zijn leiding worden drie personen beschuldigd en veroordeeld tot de brandstapel. Een
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
20
die tijd om informatie vrij te geven die niet in lijn was met de heilige geschriften. Annaud: ‘Deze film is vooral bekend geworden in communistische landen die de macht van de kerk aan de kaak stelden.’ Umberto Eco was vaak aanwezig tijdens de opnamen van The Name of the Rose. De Italiaanse schrijver en semioticus (een geleerde die zich bezighoudt met tekens of tekensystemen) liet het verhaal geheel over aan de regisseur. In een videoreportage uit 1986 zegt Eco hierover: ‘De film die ze nu maken is niet mijn kindje. Het is het kind van de regisseur. Ik hoop natuurlijk wel dat hij er iets moois van maakt.’ Annaud heeft voor de authenticiteit van de film de hulp ingeroepen van een beroemd expert. In Parijs las de Franse historicus Jacques Le Goff het script en de plannen voor de set waarbij ongeveer 300 verschillende kloosters werden bezocht door de regisseur, de productieontwerper en historici. daarvan is een “heks” uit de plaatselijke bevolking die seksueel in contact is gekomen met Adso.
De film werpt vragen op over religie en de angst van de kerk in die tijd om informatie vrij te geven die niet in lijn was met de heilige geschriften
William gaat verder met zijn zoektocht en samen met zijn leerling ontdekken ze een geheime gang, een labyrint dat hen naar de bibliotheek zal brengen. Zal Adso zijn mysterieuze geliefde kunnen redden van de brandstapel? En zal William het geheim ontraadselen? The Name of the Rose biedt het antwoord.
Diepgang De beste films van de afgelopen vijftig jaar zijn gebaseerd op literaire meesterwerken. Denk bijvoorbeeld aan The Godfather van Mario Puzo en 2001: A Space Odyssey van Arthur C. Clarke. Zo ook Umberto Eco’s The Name of the Rose. Jean-Jaques Annaud heeft de bestseller van Eco op een indrukwekkende wijze verfilmd. Zowel de film als het boek kan omschreven worden als een serial-killerthriller, maar dan in de middeleeuwen. Eco en Annaud hebben hun werk zoveel diepgang gegeven dat de rolprent niet makkelijk in één genre te vatten is. De film werpt vragen op over religie en de angst van de kerk in
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
Umberto Eco
21
Volgens Le Goff komen de taal en het gedrag van de monniken in de film overeen met die van hun middeleeuwse broeders. Zelden zag je een dergelijke samenwerking tussen regie, wetenschap en vakmanschap in de filmbusiness, zeggen historici. ‘De authenticiteit van de personages moet overtuigend overkomen. Om ervoor te zorgen dat de film authentiek is, moeten de regie, het decor en materiaal precies stroken met de tijd’, aldus Le Goff. Dat is dan ook zeker gelukt door de makers.
À la Sherlock Holmes The Name of the Rose is gemaakt door financiers en producenten uit drie verschillende landen: Italië, Duitsland en Frankrijk. De film werd een internationaal succes. Sean Connery als de Sherlock Holmes van de middeleeuwen kreeg een BAFTA voor beste acteur. De BAFTA is een Britse organisatie die jaarlijks prijzen uitreikt aan film- en televisieprogramma’s. Om ervoor te zorgen dat de film internationaal hoge ogen ging gooien, hebben de makers besloten voor een Engelse versie van de film. Annaud wilde dat de rol van William van Baskerville gespeeld zou worden door een
Name of the Rose heel sterk in elkaar zitten, komen de
bekende acteur. Dat werd dus Sean Connery. Verder
acteurs zeer goed uit te voeten. Daarnaast kreeg de film
heeft Oscarwinnaar F. Murray Abraham als de
tal van andere belangrijke prijzen. Ruim 25 jaar later
inquisiteur eveneens een goede acteerprestatie geleverd
wordt zowel het literaire hoogstandje van Eco als de
die de film op een hoger niveau heeft getild. Naast het
meesterlijke verfilming van Annaud nog steeds
feit dat het verhaal en de spanningsopbouw van The
wereldwijd gewaardeerd.
Meer lezen?
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
Eco, U. The Name of the Rose (1980).
Huizinga, J. Herfsttij der Middeleeuwen (1919).
Tuchman, B. De waanzinnige veertiende eeuw (1978).
22
Dubbelgevoel
Ongeremde optimisten & depressieve doemdenkers Door Suzan Mateboer
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
23
N
ou daar gaan we dan. Ik zette mijn voet in de stijgbeugel en klom soepel op de rug van Aristo. Na meer dan zes jaar had ik spontaan
het idee opgevat om weer eens paard te rijden. Het paard van mijn zus is zo’n lief, rustig dier; ik was er van overtuigd dat niets mis kon gaan. Met veel vertrouwen stapte ik een paar rondjes, maar merkte dat ik soms wat uit de beugels gleed door de te grote stalschoenen. Ik had niet eens de moeite genomen de veters fatsoenlijk te strikken. Het temperde mijn hoogmoed niet en ik gaf al gauw de sporen om te gaan draven. Dat ging even prima, tot ik met beide voeten plotseling uit de stijgbeugels glipte. Al snel begon ik te stuiteren in het zadel en verloor ik al het contact. Gealarmeerd gooide het dier wild zijn hoofd in de lucht en begon in paniek de bak rond te racen. Met mij als verschrikte bagage bovenop. De wind floot langs mijn oren, alsof ik mijn hoofd op
Annie Taylor met haar op maat gemaakt ton in 1901.
de snelweg uit het autoraam had gestoken. Toen we in volle vaart op de bedrading afstormden was het afgelopen: Aristo ging links, ik werd naar rechts uit het zadel gelanceerd.
Waar sommige andere 63-jarige vrouwen uit die tijd een slome high tea organiseren voor hun verjaardag, kruipt Taylor doodleuk in een houten ton en laat zich van de Niagra Falls af drijven Met een zachte plof wist ik mezelf pijnloos op te vangen in het mulle zand. Terwijl ik de modder uit mijn gezicht veegde moest ik vooral heel hard lachen: hoe had ik zo naïef, zo hoogmoedig kunnen zijn?
Naïef De volgende dag, met toch een beetje beurse billen, bekeek ik de foto’s en dacht er nog een keer aan terug. Hoe kwam ik er op om met grote, losse schoenen op zo’n enorm, sterk beest te stappen? Paardrijden is toch wel heel wat moeilijker dan dat het lijkt. Onbevangen als ik ben, zag ik er blijkbaar geen gevaar in. Met dat valse zelfvertrouwen had het allemaal wel heel wat anders af kunnen lopen. Terwijl ik over die naïviteit nadacht, doemde het beeld voor me op van een extreem geval: de arme drommel die ook genoeg naïviteit en zelfvertrouwen had en van de Eiffeltoren wilde vliegen. Annie Taylor met de huiskat en haar ton. Haar bijnaam was Queen of The Mist.
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
Dát was pas onverstandig geweest!
24
onbegrensde geloof en vertrouwen in de mens.
Annie Taylor De Amerikaanse avonturier Annie Taylor zou je aan Reichelts zijde kunnen zien. Waar sommige andere 63jarige vrouwen uit die tijd een slome high tea organiseren voor hun verjaardag, kruipt Taylor doodleuk in een houten ton en laat zich van de Niagra Falls af drijven. Vastbesloten om het record te breken van de eerste persoon die de woeste watervallen bedwingt in een ton (want de kandidaten stonden in de rij natuurlijk…). Op 24 oktober 1901 was het dan zo ver: in een op maat gemaakte ton (met matras) nam Taylor met haar hartvormige gelukskussentje plaats. Eerder had haar huiskat de erbarmelijke tocht overleefd. Dit gaf de dame blijkbaar groen licht om het zelf te proberen. Ze werd in de rivier gerold vanuit een roeiboot, dobberde in twintig minuten over de kolkende rivier en uiteindelijk van de donderende Horse Shoe Falls. Wonderbaarlijk Tijdens het college van Robert Boonstra over de negentiende eeuw
Waar haalde hij het vertrouwen vandaan om zich zo van zestig meter naar beneden te gooien in bijzijn van publiek en pers?
zagen we het noodlottige filmpje: een man in een vreemd gekunsteld pak staat op een stoel bij de balustrade op het eerste dek van de Eiffeltoren op een grijze februaridag 1912. Hij wappert nog een paar keer mijn zijn improvisatieparachute, staart lang naar beneden en stort zich uiteindelijk dapper in de diepte. Natuurlijk klapt het gevaarte in één streep op het Franse trottoir; de waaghals morsdood. Wat had hij dan gedacht?! Waar haalde hij het vertrouwen vandaan om zich zo van zestig meter naar beneden te gooien in bijzijn van publiek en pers? Om het ook maar een beetje te kunnen begrijpen is hierbij het tijdskader van groot belang. Franz Reichelt, de Oostenrijkse kleermaker, leefde namelijk in de tijd van de uitvindingen. Enerzijds vierde het vooruitgangsgeloof zege; velen wilden bijdragen aan deze hernieuwde levenslust. Anderzijds dachten pessimisten angstig dat de wereld in dit Fin de Siècle in verval zou raken. Tot welke categorie Reichelt behoort spreekt voor zich en zijn dodensprong staat dan ook symbool voor het
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
25
genoeg kwam ze er levend weer uit en was slechts een snee op haar hoofd de enige lichamelijke trofee van de val. Wel zei ze na haar bevrijding uit de ton: “ If it was with my dying breath, I would caution anyone against attempting the feat... I would sooner walk up to the mouth of a cannon, knowing it was going to blow me to pieces than make another trip over the Fall.” Goh. Toch zit er aan dit verhaal niet louter een heroïsch, naïef tintje. Het dieperliggende motief van de dame was namelijk een triest verhaal. De recordpoging was voor haar namelijk een manier om aan geld te komen; dit had zij hard nodig om haar oude dag financieel zeker te stellen. Met praktisch geen cent op zak was de kans groot dat zij anders de rest van haar leven met andere onfortuinlijke lotgenoten in het armenhuis sleet. Veel welvaart leverden de interviews, toeristenkiekjes en lezingen niet op. Maar het was genoeg om van rond te komen tot ze op 82-jarige leeftijd overleed en werd begraven op de bijzondere ‘Stunters Section’ van de Oakwood begraafplaats, vlakbij de Niagra Falls.
Baumgartner bij zijn sprong in 2012
Waar Reichelt als naïeveling bij de landing te pletter viel, werd Baumgartner als held onthaald toen hij veilig voet aan de grond zette Van alle tijden? En dat is natuurlijk ook de realiteit in het Fin de Siècle van de negentiende eeuw. Want naast het vertrouwen in een betere wereld, het verbeterde leven door de toegenomen welvaart, het feestelijke en frivole, was in de realiteit lang niet iedereen deze houding aangemeten. Lang nog niet iedereen kon profiteren van de welvaart. Sterker nog: deze vernieuwde welvaart had een schrikbeeld in de volkswijken teweeg gebracht. Daar waar men in schrijnende toestand woonde, de hygiëne ver te zoeken was en prostitutie en criminaliteit floreerden, betaalde men de rekening. Er heerste niet voor niets angst voor de eeuw die nog komen ging. Men verwachtte dat de droom van staal, stoom en elektriciteit ooit zou omslaan in een nachtmerrie. Deze dubbele wereldvisie wordt vaak bestempeld als een typisch verschijnsel van het einde van de De Oostenrijker Felix Baumgartner
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
negentiende eeuw. Maar zijn ongeremde optimisten en
26
Lang nog niet iedereen kon profiteren van de welvaart. Sterker nog: deze vernieuwde welvaart had een schrikbeeld in de volkswijken teweeg gebracht
depressieve doemdenkers niet van alle tijden? Hebben wij bijvoorbeeld niet onze eigentijdse Reichelt in de vorm van Felix Baumgartner? Ook hij nam letterlijk en figuurlijk een sprong in het diepe. Deze Oostenrijkse daredevil zorgde met zijn dodensprong van bijna veertig kilometer voor miljoenen zenuwachtige kijkers op YouTube. Na een vrije val van tien minuten, waarbij de
Reichelt vlak voor zijn dodensprong in 1912
snelheid van 1357 km/u werd geregistreerd, doorbrak hij de geluidsbarrière. Waar Reichelt als naïeveling bij de
landing te pletter viel, werd Baumgartner als held onthaald toen hij veilig voet aan de grond zette. Zijn vertrouwen in de mens en in de wetenschap interpreteren we als heroïsch. Aan de andere kant heeft het Amerikaanse bedrijf Vivos talloze rijke pessimisten vorig jaar voorzien van een luxe bunker. Wie 21 december 2012 wilde overleven zat er prima bij in de bunker met elektriciteitsgenerator, waterbron, medische voorzieningen en een voedselvoorraad van een jaar. Kostte je tien miljoen dollar, maar ja dan kon je in ieder geval nog een jaar vooruit! Zouden dit de verhalen worden waar men veel generaties later van zit te genieten? Wat je uiteindelijk ook vindt van de wereld, of verwacht van de toekomst:
Reichelt even vóór de noodlottige val
ik hoop zelf dat we het nooit kunnen voorspellen. Want in onze verregaande naïviteit leren we het meest van de wereld én over onszelf. Ook al gaat dat soms wel eens goed fout. Je kunt nou eenmaal niet je hele leven stevig in het zadel blijven zitten…
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
27
Column
Karl van der Linde
Café Het Café Het Verleden Nee, mij vind je op zaterdag niet in het Vliegend Paard maar in het grootste geschiedeniscafé van ons land. Café Het Verleden. Voordat ik jullie vertel waar je dit café kunt vinden is het belangrijk te weten dat 85% van de bezoekers historicus, archeoloog of paleontoloog van beroep is. De overige mensen zijn hobbyisten en geïnteresseerden. Er zijn daar 6 gespreksleiders en ze zijn 24 uur per dag open. En per dag minimaal 450 bezoekers.
M
aar je wilt weten waar je dit café kunt vinden? Nee daar zijn we nog niet; we gaan eerst nog meer vertellen over het
Nu we dit weten ga ik vertellen waar je dit café kunt vinden op Wikipedia! Heel wat docenten die de Filippides nu vast hebben
café. De bezoekers van dit café hebben gezamenlijk
willen hem in de hoek gooien. Hebben we je dan niks
100.000 artikelen geschreven. En na studie bleek dat
geleerd? Jawel, kritisch denken, zelf onderzoek doen, en
daarvan 89% exact klopte, 9% gedeeltelijk, 1,9% nog
met harde feiten komen.
geen concrete invulling had en 0,1% uit de duim was
Door het beeld dat is gevormd door onze
gezogen (ook wij hebben “Diederik Stapels”).
wetenschappers is Wikipedia afgeschilderd als een
En uit onderzoek van het wetenschappelijke tijdschrift
onbetrouwbare bron. Maar het tegendeel blijkt. Een
Nature blijkt dat wij bijna net zo betrouwbaar zijn als de
artikel op Wikipedia word vaker geredigeerd dan een
Encyclopædia Britannica.
artikel bij Encyclopædia Britannica. Ze is recenter en
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
28
door onze gecombineerde kennis zorgt ze voor een onbevooroordeeld artikel. Ja nu weten we het wel. Er zijn ook 100 tegenargumenten. Oja? Vertel dan maar! Nou, de vele gebruikers kunnen er onzin opzetten. Klopt! Maar elke wetenschapper kan ook valse data naar buiten brengen. Accoord, en dan nog de spelling: die is toch echt erg. Nee hoor, dat heet taalrevolutie en dat is zo oud als taal zelf. Je hebt nog 98 pogingen. Nou dan weet ik er nog een, iedereen kan het anoniem aanpassen. Nee hoor, helemaal niks van waar. Probeer dit maar eens vanaf een Windesheim computer. Dit lukt je niet. En dan wordt elke anonieme wijziging binnen 24 uur nagekeken door de originele schrijver van het stuk. Dus je zegt dat Wikipedia betrouwbaar is? Nee dat niet, maar waarom mogen we wel Encyclopædia
getest sprong Encyclopædia Britannica gelijk op de barricade. Laster en haatcampagne werden er gevoerd. Geen
Britannica als bron gebruiken als deze bijna net zo
enkel artikel dat Nature zou hebben laten bekijken
betrouwbaar is?
kwam uit de Encyclopædia Britannica. En al helemaal
Om even met cijfers te komen. Op de 5000 zinnen zijn er in de Encyclopædia Britannica 2.92 fouten en op
niet van hun internetencyclopedie. De 42 experts waren volgens Encyclopædia Britannica
Wikipedia 3.86. De meeste fouten bij Encyclopædia
niet bestaande onderzoekers. Dit omdat Nature
Britannica staan in stukken geschreven door Nobelprijs
onderzoekers desgewenst anonimiteit geeft.
winnaars en mensen die als expert worden beschouwd.
En dan als klap op de vuurpijl klopten alle artikelen
Bij Wikipedia staan de meeste fouten in de sectie
volgens hun eigen experts.
gezondheidszorg door “volksremedies”. Waar Wikipedia reageerde dat deze feiten zouden kloppen omdat ze door onafhankelijke experts waren
Nee, ik pleit er niet voor om Wikipedia een legitieme bron te maken. Maar ik wil er wel voor pleiten om elke encyclopedie in de ban te doen. Want laten we eerlijk zijn: het zijn slechts kleine brokjes die nooit in een volledig context kunnen komen. Dus, beste (toekomstige) docenten doe gelijk alle encyclopedieën in de ban, want dan is niet meer alleen Wikipedia het pispaaltje van de academische wereld.
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
29
De docent, de leerling en het mechanisme van verandering
Van een abstract naar een begrijpbaar verleden Door Daan van Leeuwen
Stel je voor, in Nederland worden er drie geschiedenislessen gegeven. In een klas in Enschede met twaalfjarigen wordt er door middel van een filmpje onderzocht hoe middeleeuwse kathedralen werden gebouwd. In een klas met vijftienjarigen uit Naaldwijk worden spotprenten uit de Koude Oorlog besproken. In een Brabantse klas met zeventienjarige leerlingen wordt er gediscussieerd over de rol die prins Maurits heeft gespeeld in de Nederlandse opstand. De drie klassen representeren de vooruitgang die een docent heeft gemaakt met zijn klas. De betreffende docenten hebben geschiedenis toegankelijk gemaakt voor de leerling. Om van het abstracte en ontastbare verleden een betekenisvolle en concrete les te maken moet de geschiedenisdocent de leerling wijzen op de basis van geschiedenis: de bestudering van verandering.
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
30
T
oen ik als student-vrijwilliger hielp op de open dag van hogeschool Windesheim viel me op dat er altijd een keur aan verschillende
persoonlijkheden informatie vroeg over de lerarenopleiding geschiedenis. Het bewijst dat geschiedenisleraren wat moeilijker te karakteriseren zijn dan andere docenten. Er is dan ook geen stereotype docent geschiedenis. Ze verschillen op diverse manieren; kijk maar om je heen in op stage, tijdens SLB of als je jezelf vergelijkt met studenten biologie, Nederlands of aardrijkskunde. Ze verschillen op basis van leeftijd, sekse, culturele achtergrond en reden waarom ze het onderwijs in willen of zijn gegaan. Toch zullen docenten geschiedenis het met elkaar eens zijn dat het moeilijk is om zoiets abstracts als de geschiedenis te
Hoe vaak hebben we tijdens onze schoolperiode niet een paragraaf of hoofdstuk overgeslagen ten behoeve van de wens van de docent?
onderwijzen. Het verleden is ontastbaar en de docent is continu bezig een brug te slaan tussen de leerling en het verleden. Het geschiedenisonderwijs bestaat uit het vertalen van hedendaagse of tastbare aspecten naar een constructie die de leerling kan begrijpen. Ik hoef jullie niet te overtuigen van het feit dat dit een complexe aangelegenheid kan zijn. Want hoe vertaal je zoiets abstracts als het vooruitstrevende van de Griekse democratie, de opkomst van het socialistische gedachtegoed of de politieke gevolgen van het Verdrag van Versailles naar handzame en begrijpelijke
constructies? De docent gaat samen met de leerling op zoek naar deze ontastbare zaken uit een andere tijd. De beste manier omdat te doen is om de leerling te overtuigen dat ze een vreemde cultuur gaan ontdekken, die deels of helemaal niet vergelijkbaar is met de onze. De docent moet deze zoektocht vorm geven door de inhoud van de lesmaterie te bepalen en korte- en lange termijndoelen op te stellen. Het belangrijkste hiervan is het schrijven van het curriculum, de inhoud van de lessen. Docenten geven het curriculum vorm en beĂŻnvloeden de wijze waarop leerlingen over het verleden leren. Dit doen ze op basis van een complexe relatie tussen hun eigen opvattingen over het geschiedenisonderwijs, het antwoord op de behoeftes van de leerlingen en zijn korte- en lange termijn doelen. De eigen opvattingen over de geschiedenis en in mindere mate over het geschiedenisonderwijs zijn continue onderhevig aan verandering, met als gevolg dat het curriculum steeds verandert. Het wordt gevormd en hervormd door de ontwikkeling van de geschiedeniswetenschap en het geschiedenisonderwijs, het standpunt in het lopende debat in het onderwijs en de persoonlijke ontwikkeling van de docent. Op didactisch niveau hebben ook de doelen van de school, het niveau van de klas en de
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
31
dagelijkse praktijk in de klas invloed op de opbouw van het curriculum. Een groot deel van de docenten zal het curriculum ook bepalen op de inhoud van de methode. De methode biedt immers de materie in hapklare brokken die de docent met grote lepels kan voeren aan de leerling. De docent kan deze onderwerpen naar eigen inzicht gebruiken of overslaan. Hoe vaak hebben we tijdens onze schoolperiode niet een paragraaf of hoofdstuk overgeslagen ten behoeve van de wens van de docent? In de ‘onderwijsmond’ wordt een dergelijke docent ook wel ‘slaaf van het boek’ genoemd.
De bestudering van een verandering Terug naar de moeilijkheden die komen kijken bij het doceren van geschiedenis.
‘What is history teacher? He’s someone who teaches mistakes. While others tell you, This is the way, this is the path, he says, And here are a few bungles, botches and fiasco’s.’ - Tom Crick in Graham Swift, Waterland (1983)
Om een goed docent geschiedenis te zijn, moet hij proberen om van het abstracte verleden iets betekenisvol en begrijpbaars te maken, zodat leerlingen het kunnen begrijpen en toepassen. De docent moet daarbij terug naar de basis van wat geschiedenis kenmerkt. De geschiedenis is hiermee hetzelfde als een ontwikkeling, een verandering. Hoewel het om geschiedenis gaat hebben we het hier dus over een verandering, een vooruitgaande beweging in het lineaire tijdsbeeld. Hoe
kunnen we het verleden generaliseren zonder afbreuk te doen aan de waarde van het onderwerp? De docent kan bij voorkeur bij aanvang van het schooljaar een aantal lessen inrichten om de theorie van ontwikkeling te doceren aan zijn leerlingen, om een groter bewustzijn van verandering te bewerkstelligen. Ik ben altijd een voorstander geweest om de theorie van geschiedenis een prominentere plek te geven in het geschiedenisonderwijs. Misschien niet in de onderbouw van het VMBO, maar zeker in de bovenbouw en in de HAVO- en VWO klassen. Van leerlingen wordt verwacht dat ze tijdens de geschiedenislessen leren wat ‘historisch besef is’. Dit was het uitgangspunt van commissie-De Rooy (Commissie historisch en maatschappelijke vorming, 2001) en werd gezien als het belangrijkste doel van het geschiedenisonderwijs. Historisch besef houdt in dat leerlingen bewust zijn van de continue verandering van alles om heen hen. Dat alles een verleden, een heden en een toekomst heeft en dat niets kan worden beschouwd als onveranderlijk of onvoorwaardelijk. De leerling moet dus vertrouwd raken met het mechanisme van ontwikkeling. Docenten geschiedenis moeten zich realiseren dat het aanleren van historisch besef iets
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
32
relatief lastig is. Daarom moet hij beginnen bij het begin en de basis van geschiedenis en daarmee dus ook de theorie van chronologie uitleggen. Voor het uitleggen van het mechanisme van ontwikkeling zijn naar mijn inzien twee sleutelwoorden belangrijk: causaliteit en chronologie. Met de kennis van deze twee woorden zullen de leerlingen sneller kunnen oriënteren in de tijd, hetgeen het doel is van het aanleren van historisch besef. Het is vrij ironisch dat op het moment dat de leerling in het geschiedenisonderwijs leert over causaliteit op een leeftijd is waarop de prefrontale kwab nog onvoldoende ontwikkeld is. Dit hersendeel is verantwoordelijk voor inzicht, het denken op langere termijn en oog hebben voor oorzaak-gevolg. Leerlingen zullen dit dus vrij abstract vinden en sommigen zullen moeite hebben met het overzien van dit soort zaken.
De eigen opvattingen over de geschiedenis en in mindere mate over het geschiedenisonderwijs zijn continue onderhevig aan verandering, met als gevolg dat het curriculum steeds verandert
Geschiedenis kan het beste worden gezien als de bestudering van een verandering. Evenement A doet zich voor waardoor de situatie verandert en het mogelijk maakt voor evenement B om zich voor te doen. Een reeks evenementen doen zich
voor die werden veroorzaakt door evenement A. Geschiedenis is niet het bekijken van een periode waarin zich geen evenementen voordeden. De leerlingen leren op deze wijze dus over evenementen die de samenleving veranderden, die braken met de traditie of juist een nieuwe traditie verklaren. Een voorbeeld daarvan is het
Docenten geschiedenis moeten zich realiseren dat het aanleren van historisch besef iets relatief lastig is
Ancien Régime, de periode voor de Franse Revolutie. Deze periode zou niet Ancien worden genoemd als nog steeds het politieke systeem uit de achttiende eeuw van kracht was. Het zou eerder Régime Moderne of Régime Présent genoemd worden. De Franse Revolutie is een breuk in de lijn. Geschiedkundigen en de dus ook de leerlingen bestuderen de breuk en niet de lijn. Als docent is het belangrijk om in de geschiedenislessen duidelijk te maken dat elke periode die bestudeerd wordt een eigen, unieke periode is. Dit komt overeen met het modern historisch denken. Het accent wordt gelegd op wat perioden, voor en na de breuk, van elkaar onderscheidt. Geen enkele periode moet worden gezien als een vervolg of voorgeschiedenis van een andere. We hebben immers het cyclisch patroon van de Grieken en Romeinen overboord gezegd. Door de secularisering hebben we ook het lineair patroon van de
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
33
Het verleden is ontastbaar en de docent is continue bezig een brug te slaan tussen de leerling en het verleden Joods, Christelijke en Islamitische geschiedenisopvatting achter ons gelaten. Met de kennis van causaliteit en chronologie op zak kunnen leerlingen het verleden bekijken en evalueren. Leerlingen kunnen zich nu sneller in de tijd oriënteren en verbanden leggen tussen verschillende evenementen in de tijd. Ik stel voor dat docenten meer tijd nemen voor theoretische aspecten van geschiedenis in de lessen die ze aanbieden. Besteedt bijvoorbeeld eens een les aan causaliteit, objectiviteit en interpretatie, standplaatsgebondenheid of Meer lezen?
unieke en generieke aspecten. Het zal vruchten afwerpen voor de rest
C. Husbands e.a., Understanding history teaching, Teaching and learning about the past in secondary schools
van het schooljaar.
(Maidenhead 2003).
R. Ashby e.a. (red.), Understanding history, Recent research in history education, vol. 4 (New York 2005).
G. de Vries, ‘De chronologische illusie, Het nut van het Tien Tijdvakken-model voor tijdsbesef’, Kleio 54 (februari 2013).
Daan van Leeuwen
K. Yilmaz, ‘Postmodernism and it’s challenge to the
(1985) woont in Den
discipline of history, implications for history education’,
Haag en is in 2011
Educational philosophy and theory 42 (2010).
afgestudeerd aan de lerarenopleiding geschiedenis aan Hogeschool Windesheim. Hij is nu bezig met de master Medieval and Early modern European History op Universiteit Leiden.
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
34
Iedereen kent het wel, zo’n dagje dierentuin. Lekker ouderwets aapjes kijken. Vandaag de dag bestaat er een internationaal samenwerkingsnetwerk tussen dierentuinen die elkaar in uiterlijk en collectie concurreren. Begeven we ons in een dierentuin, zien we om ons heen de meest natuurlijk ogende dierverblijven die ons de illusie geven dat we ons plotseling op een andere plek op de wereld begeven. Wilde dieren kunnen zo dicht benaderd worden, dat we het gevoel hebben dat we onze armen maar uit hoeven te strekken om de dieren aan te kunnen raken. In sommige gevallen, voornamelijk bij primaten, is er zelfs geen sprake meer van een omheind verblijf en slingeren de dieren boven onze hoofden in een gesimuleerde rimboe vrij van tak naar tak. Een manier van tentoonstellen die wij als bezoeker heel normaal vinden, waar we zelfs niet meer over nadenken. Toch is deze manier van dieren bezichtigen niet vanzelfsprekend, maar terug te leiden naar één man, een visionair in zijn eigen tijd, maar wiens naam tegenwoordig een onuitwisbare smet met zich meedraagt. Carl Hagenbeck (1844-1913) bedacht de educatieve dierentuinen zoals wij ze nu kennen, maar werd zelf slachtoffer van zijn goede bedoelingen.
Door Benjamin van den Dobbelsteen
Dierentuinpionier plaveit de weg voor mensenzoo’s
Carl Hagenbeck: vooruitstrevend visionair of circusdirecteur?
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
35
T
egenwoordig vinden we het heel gewoon dat de dierentuinen een educatieve lading hebben en dat de dierenverblijven er zo natuurlijk mogelijk
uitzien. We kunnen met het hele gezin de dieren in levenden lijve bekijken die we allemaal van de t.v. of het internet al wel kennen. Toch was dit niet altijd zo. Tijdens het einde van de negentiende eeuw, het Fin de Siècle, de tijd dat Europese landen zich op het koloniale vlak lieten gelden, waren deze mogelijkheden er nog niet. Mensen konden de onbekende natuur alleen zien in dierenparken. Vaak bevonden deze zich in kleine menagerieën: privétuinen van decadente aristocraten die hun weelde wilden tonen met hun zeldzame, dierlijke bezittingen. De kooien waren kleine ijzeren gedrochten en educatie kwam er niet aan te pas. De dieren stierven soms al na een paar dagen gevangenschap. In dit alles kwam verandering toen Europa haar koloniale macht uitbreidde en het ineens mogelijk werd om relatief veilig op expeditie te gaan naar de nieuwe bezette gebieden. Zelfs
De kooien waren kleine ijzeren gedrochten en educatie kwam er niet aan te pas. De dieren stierven soms al na een paar dagen gevangenschap
vrouwen konden ineens onder leiding van een gids picknicken in de ruige gebieden van India of Afrika. De aandacht van de mensen werd aan het eind van de negentiende eeuw verdeeld tussen enerzijds de nieuwe technische wonderen die uitgevonden werden en anderzijds de schoonheid van de natuur om hen heen. Deze natuur moest het liefst zo dicht mogelijk bij huis zijn, soms zelfs binnen de deur.
De aandacht van de mensen werd aan het eind van de negentiende eeuw verdeeld tussen enerzijds de nieuwe technische wonderen die uitgevonden werden en anderzijds de schoonheid van de natuur om hen heen
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
36
toespitste op de dierenhandel. Waar hij voorheen voor zijn privécollectie jagers inhuurde die zijn gewilde dieren moesten vangen, nam hij nu de snel groeiende vraag van andere menagerieën, opkomende dierparken en circussen op zich en begon een handel die uiteindelijk het hele Europese continent zou omarmen. Het was niet langer moeilijk om naar de afgelegen savannes van Afrika of de dichtbegroeide bossen van Zuid-Amerika te gaan. Vervoer was sneller met de stoomschepen en de Europese koloniale regeringen garandeerden veiligheid. Hagenbeck besloot er voortaan ook regelmatig zelf heen te gaan en exemplaren uit te kiezen, die gevangen en naar zijn dierentuin gebracht werden. Maar Hagenbeck wilde geen profiteur van de natuur worden. Hij vond dat als dieren uit hun natuurlijke omgeving gehaald werden, dit in eerste plaats omwille van de educatie moest gebeuren. Hij gebruikte het geld dat hij verdiende met de dierenhandel voor het Vanzelfsprekend nam ook de aandacht voor wilde
uitbreiden en ontwikkelen van zijn eigen dierentuin. Met
uitheemse dieren toe. Mensen die niet zelf op expeditie
name zijn onderzoek naar het vermengen van
konden, wilden onbekende diersoorten dicht bij huis
diersoorten is bekend geworden. Zo kruiste hij
zien. Het circus leende zich hier goed voor, maar de vaak
bijvoorbeeld een leeuwin en een Bengaalse tijger. Ook
beperkte dierencollectie was niet langer verzadigend.
wilde hij dat de mensen die de dieren kwamen bekijken,
Het was te midden van dit alles dat de Duitse dierenhandelaar Carl Hagenbeck het idee kreeg om het anders aan te pakken.
Wereldwijde dierenhandel
Tegen een achtergrond van imperialisme en de westerse sociale houding die het beste samen te vatten valt in de woorden van Rudyard Kipling’s ‘The white man’s burden’, achtten de blanke westerlingen zichzelf superieur over andere volken met afwijkende huidskleur
Hagenbeck was een handelaar in exotische dieren. Hij had van zijn vader in zijn tienerjaren een aantal zeehonden gekregen en was vanaf dat moment begonnen exotische dieren te verzamelen. Zijn collectie groeide al snel en kon niet langer bij hem thuis ondergebracht worden. Er zat niks anders op dan een stuk grond te kopen en om te bouwen tot een privédierentuin. Aan het einde van de negentiende eeuw
De aandacht van de mensen werd aan het eind van de negentiende eeuw verdeeld tussen enerzijds de nieuwe technische wonderen die uitgevonden werden en anderzijds de schoonheid van de natuur om hen heen
nam de interesse in wilde dieren dusdanig toe, dat Hagenbeck zich met grote ijver
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
37
walrussen, olifanten, tropische vogels en andere vreemde diersoorten. Daarnaast nam Hagenbeck een voor die tijd wel erg controversiële manier van omgang met dieren aan. Dieren, zo vond hij, moest je trainen door vriendschap met ze te sluiten. Hij had gezien hoe dieren met een gloeiende pook in circussen getraind werden om kunstjes te doen. Dit was een schande in Hagenbeck’s ogen en hij adopteerde een nieuwe manier, waarbij hij niet schroomde een leeuwenverblijf binnen te treden om de dieren te aaien. Vandaag de dag wordt deze open contact benadering als ongebruikelijk en gevaarlijk gezien, maar voor die tijd was het een eye-opener voor dierentrainers wereldwijd.
iets van deze ontmoeting opstaken. Vaak reisde hij rond met getrainde dieren uit zijn tuin, of liet hij een kleine groep bezoekers toe. In 1907 opende hij officieel het ‘Tierpark Hagenbeck’ in Stellingen, nabij het Duitse Hamburg. Voortaan zou zijn privécollectie voor een kleine toegangsprijs te bezichtigen zijn.
Vriendschap met de dieren In dit nieuwe dierenpark, dat de grootste dierentuin in privé-eigendom van Europa zou worden, bedacht Hagenbeck een geheel nieuwe, permanente en revolutionaire manier van tentoonstellen. De dierenverblijven moesten de natuurlijke leefplek van de dieren zo goed mogelijk nabootsen. Dit was beter voor de dieren en liet tevens de bezoekers zien wat de natuurlijke leefomgeving was van de leeuwen,
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
38
Hagenbeck speelde hierop in. Hij meende dat als mensen iets moesten leren over uitheemse diersoorten, ze ook iets moesten weten over uitheemse volken. Wanneer we ons verplaatsen in de tijd waarin hij leefde en de hierin geldende normen en waarden, is het niet verrassend dat hij zijn dierentuin besloot te gebruiken om ook op educatieve wijze zijn bezoeker kennis te laten maken met deze ‘wilde volken’. Dit was voor hem niet nieuw, hij had in de Jaren ’70 van de negentiende eeuw al een rondreizende tentoonstelling van leden van het Samoaanse volk georganiseerd. Ook stuurde hij in de Jaren ’80, dus toen zijn dierentuin nog in de beginfase was en twee decennia voordat deze officieel geopend werd, mensen erop uit om een nieuw tentoonstellingsmateriaal te vinden. Hij richtte zich opnieuw op het Samoaanse volk, maar ook op de Inuit, een eskimovolk dat in zijn park een permanente tentoonstelling kreeg, geheel op de Hagenbeckmethode Hagenbeck had oprecht goede bedoelingen met zijn
Hij had van zijn vader in zijn tienerjaren een aantal zeehonden gekregen en was vanaf dat moment begonnen exotische dieren te verzamelen
nieuwe, educatieve dierentuin en zijn voorbeeld werd wereldwijd gevolgd. Vandaag de dag danken we onze huidige dierentuinen nog steeds aan deze ‘Hagenbeck-revolutie’, zoals het genoemd werd. Maar de beste bedoelingen kunnen soms verkeerde gevolgen hebben. Tegen een achtergrond van imperialisme en de westerse sociale houding die het beste samen te vatten valt in de woorden van Rudyard Kipling’s ‘The white man’s burden’, achtten de blanke westerlingen zichzelf superieur over andere volken met afwijkende huidskleur. Ze zagen het als hun taak deze ‘achtergestelde’ volken te onderwijzen en te ontwikkelen. Dit was deels de reden voor de koloniale expansiedrift. Het was in deze tijd dat de Europese mens vooral de negroïde volken aftekenden als wilden, en waarin karikaturen van donkere mensen met overmatig grote lippen opkwamen. Het idee dat deze volken ongemanierd en wild waren, wekte naast een superioriteitsgevoel echter ook fascinatie op.
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
39
Hij had gezien hoe dieren met een gloeiende pook in circussen getraind werden om kunstjes te doen Tegenwoordig behoren mensenzoo’s tot het verleden. Aan dit fenomeen kleeft nu het oordeel dat het mensonterend is. Hoe konden mensen uit hun natuurlijke omgeving gehaald en in een dierentuin tentoongesteld worden? Het waren toch geen dieren? Hagenbeck wordt vaak gezien als één van de aanstichters en zijn naam zal deze smet in de geschiedenis moeten dragen. Hoewel hij het gebruik van mensen als rariteit in een circus afkeurde, wordt hij tegenwoordig gezien als een mensonterend circusdirecteur die vreemde volken gebruikte om de honger naar ‘aapjes kijken’ te stillen. De vraag is in hoeverre dit terecht is. Moeten we Carl Hagenbeck in een zo natuurlijk nagebootste omgeving. Zo zie je op
veroordelen volgens normen en waarden die in zijn tijd
de afbeelding hiernaast een eskimomeisje op een
niet golden? En moeten we zijn tomeloze inspanning
ansichtkaart uit het Hagenbeck dierenpark, zittend op
voor de verbetering van dierenbehandeling en zijn
een iglo. Kaarten als deze werden verkocht met de
revolutionaire ontwikkeling van een nieuw soort
bedoeling meer mensen uit te nodigen om deze mensen
dierentuin naar de achtergrond verdrijven? Was hij een
te komen bekijken.
visionair, die de Westerse wereld verrijkte met nieuwe educatieve middelen, of een man die misbruik maakte
Mensonterend?
van de zogenaamd ‘wilde’ mensen voor eigen gewin?
Het kijken naar vreemde mensen was geen plotselinge
Dat is een beslissing die een ieder voor zichzelf zal
rage, maar kende al een lange voorgeschiedenis.
moeten maken.
Circussen trokken al lang rond met mensen die afweken
Meer lezen?
om het publiek te vermaken. De vrouw met de baard, een Siamese tweeling en de wildeman waren hier goede voorbeelden van. Hagenbeck vond dit onterend. Hij
E. Ames - Carl Hagenbeck's Empire of Entertainments – (University of Washington Press)
C. Schulz – Met Hagenbeck naar de wildernis – (uitgeverij Scheltens & Giltay)
wilde dat er een educatieve waarde aan een tentoonstelling gekoppeld werd. Zijn tentoonstellingen van mensen, die tot in de twintigste eeuw voortduurden, waren dan ook enkel bedoeld om bezoekers te onderwijzen, niet te vermaken. In die tijd was dat vooruitstrevend en nieuw, en kreeg zijn voorbeeld opnieuw gevolg. De mensenzoo’s waren een ongekend populaire attractie tot ver na Hagenbecks dood.
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
40
Een stukje nostalgie
geschiedenis te kijk gezet Door Sander Scholten
Elke basisschoolleerling is er (hopelijk) mee opgevoed: het maken van een kijkdoos. Het is een opdracht waarmee de leerlingen inhoud met creativiteit kunnen mixen, en waar vaak de meest wonderlijke resultaten uit voortkomen. Het is daarom des te opmerkelijker dat de kijkdoosopdracht in de marge van de geschiedenisdidactiek is weggemoffeld; vergeten, verloren en verzwegen, is dit stukje nostalgie in het hart van elke kersverse brugklasser. Maar voor dit gevoel lijkt in het voorgezet onderwijs geen begrip te zijn, getuige de stortvloed aan schriftelijke toetsing en (schrijf!)opdrachten waarmee de brugklasser te maken krijgt. Ik vroeg en vraag mij hardop af, of dat echt noodzakelijk is.
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
41
D
e prehistorie en oudheid zijn periodes uit de
kwamen. Op hun voorspraak kwam daar het volgende
geschiedenis waar een creatieve toetsing de
uit voort:
meeste en de meest logische meerwaarde kan
1.
hebben . Die gedachte kwam bij mij op, toen ik met mijzelf brainstormde over een eindtoets voor het
herkenbaar. 2.
hoofdstuk ‘Het Oude Egypte’. Niet elk aspect van de geschiedenis van de Oude Egyptenaren behoort tot de
3.
Over het ontwerp en de indeling van de kijkdoos is zichtbaar goed nagedacht.
4.
schriftelijke eindtoets te maken en af te nemen.
De kijkdoos is van buiten en van binnen aantrekkelijk en nodigt uit om naar/in te
Ik besloot om de leerlingen van mijn vmbo-kgt- en havo/vwo-brugklassen zelf te laten kiezen uit een drietal
De inhoud van de kijkdoos is historisch correct en heeft inhoudelijke diepgang.
kenmerkende aspecten, integendeel! Het had mijns inziens dan ook weinig toegevoegde waarde om een
Het onderwerp is in één oogopslag zicht- en
kijken. 5.
De kijkdoos is van buiten en van binnen
creatieve eindtoetsen. Zij kregen van mij de keuze uit: 1)
beperkt in slordigheden, en ziet er verzorgd
een tijdschriftartikel, 2) een ganzenbordspel, 3) een
uit.
kijkdoos. Er werd afgesproken dat er democratisch gekozen zou worden; de leerlingen kregen van mij de ruimte om
Een extra toegevoegde waarde van de kijkdoosopdracht wordt gevormd door de betrokkenheid en de verantwoordelijkheid van de leerlingen, omtrent het opstellen van de criterialijst en het beoordelingsschema
elkaar te overtuigen van de voor- en nadelen van elk van de drie keuzes, alvorens zij
Beoordeling
een keuze maakten. Een fanatieke discussie later – welke
Criteria 1 t/m 5 afzonderlijk ‘onvoldoende’ (0 punten),
op zich al een bijzonder schouwspel vormde – en de
‘voldoende’ (2 punten) of ‘goed’ (4 punten), waarbij er
leerlingen hadden hun keuze gemaakt: het werd de
minimaal 1 criteria ‘goed’ moest zijn voor een voldoende
kijkdoos.
(= een 6). Het cijfer zou worden berekend door het aantal behaalde punten te delen door 2.
Enthousiasme Het merendeel van de leerlingen raakte direct enthousiast na het klassikaal besluit. Haastig brainstormden zij over de groepjes en het onderwerp. Om die ‘chaos’ te stroomlijnen, besloot ik om een keuze te laten maken uit de vele onderwerpen. Een klassengesprek leverde een vijftal onderwerpen op: 1) Piramide/sfinx, 2) Mummificatie, 3) Godenrijk, 4) Dodenrijk en 5) Het graf van Toetanchamon. Met de keuzelijst van onderwerpen waren de leerlingen er echter nog niet, aangezien er ook een criterialijst en een beoordelingsschema opgesteld moesten worden. Een beetje creatieve toetsing kan immers niet zonder beide. Ik zorgde ervoor dat de leerlingen gericht op het internet op zoek gingen naar het wat en hoe van een kijkdoos, zodat zij zelf met een criterialijst en een beoordelingsschema op de proppen
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
42
en/of inzet. Opvallend is dat leerlingen die bij de schriftelijke toetsing lager dan gemiddeld scoren, bij de kijkdoosopdracht hoger dan gemiddeld scoren. Leerlingen die normaal hoger dan gemiddeld scoren, scoren nu lager dan gemiddeld. Dat fenomeen lijkt logisch, omdat de ervaring leert dat schriftelijk zwakke leerlingen, praktisch vaak sterker zijn. Voor schriftelijk sterke leerlingen geldt vaak het omgekeerde. Uiteraard met uitzonderingen daargelaten, want zoals bij elke toets, zijn er verrassende toppers, middenmoters en floppers.
Duurzaam leren Mijns inziens pleit (het resultaat van) de kijkdoosopdracht in het voordeel van meer creatieve toetsing in de brugklas, en misschien zelfs wel voor meer De betrokkenheid van de leerlingen resulteerde
creatieve toetsing in de gehele onderbouw. Een set van
tevens in de wil om de eigen kijkdoos zelf kritisch te
duidelijke criteria en vraaggerichte begeleiding,
beoordelen – evenals het kritisch beoordelen van de
vergezeld door de juiste randvoorwaarden, zal de leraar
kijkdoos van anderen –, voordat ik mijn beoordeling
van de meerwaarde en het succes overtuigen.
eraan zou geven. Ik maakte met de leerlingen de afspraak dat ik het eigen oordeel en het oordeel van anderen, zou meewegen in mijn beoordeling, mits de onderbouwing van de
Opvallend is dat leerlingen die bij de schriftelijke toetsing lager dan gemiddeld scoren, bij de kijkdoosopdracht hoger dan gemiddeld scoren
beoordelingen degelijk zou zijn. De kijkdoosopdracht bevordert bovendien – zo is mijn Loon naar werken Twee weken lang hebben de leerlingen enthousiast gewerkt aan hun kijkdoos; twee weken prettig ‘chaotische’ weken, waarin de leerlingen ouderwets – en in een nieuw jasje – hebben geknipt en geplakt. Het enthousiasme dat ik bij hen zag, zie ik zelden wanneer ik de leerlingen een schriftelijke eindtoets opgeef of wanneer ik ze ruimte geef om ervoor te leren. Nu zullen de critici denken: ‘Logisch, want met zo’n opdracht kan de leerling makkelijk(er) hoog scoren; daar zou ik ook enthousiast van worden.’. Die gedachte heeft ook bij mij gespeeld, maar die houding is vooraf ingekaderd aan de hand van strenge criteria. Wanneer ik het resultaat van de kijkdozen bekijk, ligt deze gemiddeld 1 tot 1,5 punt hoger dan bij een schriftelijke toetsing. Het lijkt erop dat een deel van de leerlingen zich heeft opgetrokken aan elkaars niveau
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
mening – het duurzaam leren, meer dan een loutere schriftelijke toetsing. Doordat de leerlingen actief bezig zijn met het verzamelen van de juiste informatie, en tegelijkertijd nadenk over op welke wijze zij dit aan ‘hun publiek’ willen presenteren, is de kans groter dat zij onthouden en begrijpen waar zij mee bezig zijn. Een kijkdoosopdracht spreekt bovendien meervoudige intelligentieniveaus aan, zodat zowel de kenniskoters, als de beeldbroekies, de kans krijgen om beiden hun kwaliteit in de praktijk te brengen. Een extra toegevoegde waarde van de kijkdoosopdracht wordt gevormd door de betrokkenheid en de verantwoordelijkheid van de leerlingen, omtrent het opstellen van de criterialijst en het beoordelingsschema. Want laten we eerlijk zijn: wat bevredigt meer, dan leerlingen die werken naar eigen betrokkenheid en eigen verantwoordelijkheid? U mag het zeggen.
43
Klaslokaal van de toekomst: Laptop erin, docent eruit? Door Bart Veldhuizen
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
44
Door de meeste schoolbesturen is enkele jaren geleden een behoorlijke investering gedaan door in elk lokaal een digibord op te laten hangen. De scholen die deze voorzieningen nu nog niet hebben worden door ouders als hopeloos ouderwets beschouwd en zullen dit merken in de leerlingaantallen. Of de borden nu wel of niet gebruikt worden door docenten, ze zijn het visitekaartje van de school. Sinds enige tijd is er echter een volgende stap gezet: scholen voeren langzamerhand laptoponderwijs in. Elke leerling een eigen laptop, het nieuwe paradepaardje van een school die bij de tijd wil zijn. Het probleem hierbij is dat ouders dit, in tegenstelling tot de aanschaf van digiborden, in hun eigen portemonnee voelen. De ouders volgen dan ook kritisch wat er met de laptop op school gebeurt en docenten krijgen het te horen wanneer ze alleen uit het boek werken of de laptop slechts laten gebruiken om aantekeningen op te maken. ‘Daar hebben we toch geen €500,- voor betaald?’ Dankzij deze financiële prikkel worden wij docenten gedwongen om na te denken over zinvol gebruik van ICT in onze lessen.
I
n een eerdere uitgave – mei 2012 - van dit mooie
geleerd is en hoe sneller de kennis toegepast kan
blad werden een aantal mogelijkheden van het
worden.
wereldwijde web becommentarieerd. In dat kader is
Opgeslagen kennis is dus niets anders dan een reeks
‘Boektweepuntnul’, een boek met een beschrijving van
dikke en dunne verbindingen in de hersenen. Door
200(!) webtools,
van harte aan te bevelen. Om als
herhalen van bepaalde handelingen kan deze kennis
docent verder te gaan dan enkele kunstjes op een
sneller worden gereproduceerd en worden toegepast in
digibord te demonstreren, is het belangrijk om na te
nieuwe situaties. Belangrijk om hierbij op te merken is
denken over de vraag hoe ICT zou kunnen bijdragen aan
dat informatie en vaardigheden sneller en beter
een krachtiger leeromgeving voor leerlingen en leraar. In
aangeleerd worden in een betekenisvolle situatie. De
dit artikel wordt een theoretische onderbouwing
vraag ‘waarom moet ik Franse woordjes leren? Ik ga
geboden voor deze krachtige leeromgeving.
nooit naar Frankrijk op vakantie!’ doet zich in veel
Geen pasklaar stappenplan om ICT toepassingen te implementeren,
maar
een
aanzet
tot
kritische
beschouwing van de eigen praktijk.
verschillende variaties voor. Hierbij zijn het vak en hetgeen geleerd moet worden inwisselbaar. Uit de vraag blijkt dat de kennis die getoetst wordt niet betekenisvol
Om als docent verder te gaan dan enkele kunstjes op een digibord te demonstreren, is het belangrijk om na te denken over de vraag hoe ICT zou kunnen bijdragen aan een krachtiger leeromgeving voor leerlingen en leraar
Leren en leeromgeving Sta eens stil bij de vraag wat leren nu precies is. We weten allemaal wat het betekent, maar hoe komt leren tot stand? Leren heeft alles te maken met de werking van de hersenen. Wanneer mensen bezig zijn met handelingen, dat kunnen fysieke handelingen- maar ook manieren
van
denken
zijn,
gebruiken
ze
het
werkgeheugen om na te denken. Het brein houdt bij hoe vaak een bepaalde handeling verricht wordt. Elke keer wanneer dit gebeurt versterkt dit de verbinding tussen een bepaalde handeling en een bepaalde uitkomst. Hoe dikker deze verbinding is, hoe beter is opgeslagen en dus
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
45
Toch ben ik van mening dat het voor een leerling onmogelijk is om, zonder docent, tot hetzelfde leerresultaat te komen. Een illustratie hierbij is het onderzoek van John Hattie. Hij stelde de vraag welke factoren in welke mate invloed hebben op de prestaties van de leerling. Hij heeft maar liefst 500.000 wetenschappelijke studies onderzocht en een van de uitkomsten is dat de attitude van de leerling zelf gemiddeld voor 50% van het resultaat verantwoordelijk is. Een goede tweede plaats krijgt de docent met 30%. Wanneer ik terugkijk naar mijn eigen middelbare schoolperiode zie ik dat ik geen geboren econoom ben.
Luc Stevens
Toch heeft de docent er destijds voor gezorgd dat ik na
is voor de leerling in kwestie. We kunnen dus concluderen dat het belangrijk is om een (al dan niet kunstmatig) betekenisvolle context te
lang leren met plezier zessen in ontvangst nam. Had ik voor dit vak een minder gedreven docent gehad, dan zou de schooltijd er voor dat vak heel anders uitgezien
creëren. Naast betekenisvolheid zijn er nog vijf onderdelen
hebben.
waaraan een krachtige leeromgeving moet voldoen.
de leeromgeving dient compleet en rijk te zijn;
uit te nodigen tot activiteit;
voorbeelden bevatten en voorzien in coaching;
langzaam verschuiven van docent gestuurd
Met het woord relatie gaat Stevens voornamelijk in op de behoefte van een leerling om een relatie te hebben met degene waarvan hij leert, de docent in dit geval. De aandacht ligt hier bij Stevens nadrukkelijk op, maar
naar leerling gestuurd;
Samenwerkend leren
het besef van eigen bekwaamheid van
daardoor kan het belang van de samenwerking van leerlingen onderling onderbelicht blijven. Wanneer een
leerlingen ontwikkelen. Misschien ten overvloede: het is dus niet zo dat je niet kunt leren zonder deze elementen. Het is wel aangetoond
dat
leren
onder
deze
condities
gemakkelijker lukt en het dat geleerde beter blijft hangen.
Basisbehoeften In het bovengenoemde rijtje zijn de basisbehoeften van leerlingen achterwege gelaten. Goed om deze hierbij in herinnering te roepen: Luc Stevens heeft deze basisbehoeften van leerlingen geformuleerd in de drie woorden relatie, competentie en autonomie. Een praktische uitwerking bij het begrip relatie: sommige docenten zijn bang dat de intrede van ICT ervoor zal zorgen dat de rol van docent marginaliseert. Ze hebben het gevoel de tweede viool te spelen omdat de leerlingen zichzelf kunnen redden op de computer.
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
46
belang dat er geëvalueerd en bijgesteld wordt in het groepsproces. Pas wanneer deze vijf sleutelbegrippen worden toegepast ontstaat er een verschil tussen ‘bij elkaar zitten’ en ‘samenwerkend leren’.
Product van leren In het voorgaande is een antwoord gegeven op de vraag hoe leerlingen optimaal kunnen leren. Een minstens net zo belangrijke vraag is ‘wat moeten leerlingen leren?’. Elk jaar worden er door de Nederlandse regering miljarden uitgegeven aan onderwijs, uiteraard niet voor niets. Het ministerie van onderwijs heeft nagedacht over Het TPACK model leerling iets snapt en het vervolgens uitlegt aan een
de vraag wat deze investering op zou moeten leveren. Ook docenten denken na over deze vraag. Waarom
andere leerling profiteren minimaal drie mensen van de
geef je les? Wat is het persoonlijke doel van het werk dat
situatie. De leerling die uitleg krijgt hoeft niet te wachten
je doet? Vaak wordt het belangrijk gevonden dat de
op de docent, de leerling die uitlegt herhaalt de kennis in
capaciteiten van de diverse leerlingen tot hun recht
eigen bewoording en slaat het zo beter op, de docent
komen en ontwikkeld worden. Het is belangrijk dat
heeft ondertussen tijd om extra instructie te geven aan
leerlingen de school met een zekere basiskennis
weer een andere leerling.
verlaten. Dit alles moet ertoe leiden dat de leerlingen
Niet alleen deze vorm van samenwerken in de klas,
opgeleid worden tot zelfstandig denkende individuen die
maar vooral ook het samenwerkend leren, een vorm
hun weg in de maatschappij kunnen vinden. Bij dit
waarin leerlingen van elkaar leren doormiddel van een
laatste blijft de vraag wat er in deze maatschappij
samenwerkingsopdracht, leidt tot krachtig leren. Het is
precies van de leerlingen verwacht wordt.
hierbij wel van belang om in het oog te houden dat de opdracht aan een aantal voorwaarden voldoet. In de eerste plaats moet er sprake zijn van wederzijdse
Al in 1995 werd een het probleem van de snel veranderende maatschappij op de volgende manier onder woorden gebracht:
afhankelijkheid. Leerlingen moeten elkaar iets kunnen bieden wat ze in hun eentje niet konden bereiken. Daarnaast is het belangrijk dat iedere leerling individueel aanspreekbaar blijft, zodat leerlingen die weinig doen niet kunnen profiteren van leerlingen die veel doen. Andersom worden ijverige leerlingen zo beschermd tegen een te grote hoeveelheid werk. In de derde plaats moet er sprake zijn van directe interactie. Dit kan tot uiting komen in de klassenopstelling waarbij leerlingen elkaar direct aan kunnen kijken. Bij samenwerken is het tevens belangrijk dat leerlingen beschikken over voldoende sociale vaardigheden. Tenslotte is het van
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
47
‘Er is (..) zoveel nieuwe kennis dat die niet uitputtend op school kan worden behandeld. Daarenboven veroudert kennis snel. Vanuit het bedrijfsleven wordt vaak gesteld dat de meeste afgestudeerden niet snel kunnen inspelen op veranderingstendensen en niet innoverend kunnen handelen. Vanuit het onderwijs wordt geantwoord dat het onmogelijk is leerlingen alles te kunnen leren dat voor de vervolgopleiding of voor het latere beroepsleven belangrijk is, en dat daarom keuzes moeten worden gemaakt.’ (Boekaerts & Simons, 1995, p. 223)
De VO-raad trekt een soortgelijke conclusie: leerlingen
worden
tegenwoordig
te
weinig
toegerust wanneer ze enkel feitenkennis opdoen op de middelbare
school.
Vaardigheden
en
houdingen,
samengevat in competenties, zijn leeropbrengsten die leiden tot het zelfstandig kunnen oplossen van problemen en het leren en integreren van nieuwe kennis.
Bij het vak geschiedenis is een belangrijke taak weggelegd om leerlingen wegwijs te maken binnen de historische vaardigheden ICT in de klas Aan het begin van het artikel is al geconstateerd dat de invoering van ICT ondersteunend dient te zijn en geen doel op zich moet worden. Aan het begin van dit artikel werd de vraag gesteld hoe ICT kan bijdragen aan een krachtige leeromgeving voor leerling en leraar. Een krachtige leeromgeving voldoet minimaal aan de zes
Samengevat is het belangrijk dat de leeropbrengst zich niet enkel richt op vaststaande feiten. Leerlingen moeten zich vaardigheden eigen maken waarmee ze in de toekomst zelfstandig kennis kunnen op waarde kunnen schatten, tot zich nemen en integreren in bestaande kennis. Bij het vak geschiedenis is een belangrijke taak weggelegd om leerlingen wegwijs te maken binnen de historische vaardigheden. Begrippen als ‘standplaatsgebondenheid’ en ‘betrouwbaarheid van een bron’ zijn in de steeds sneller veranderende maatschappij misschien wel meer relevant dan ooit.
kenmerken die opgesteld zijn door Simons, voorziet in de drie basisbehoeften van Stevens en wordt extra krachtig wanneer leerlingen samenwerken. Het resultaat van dit leren moet niet alleen worden gezocht in opgedane
kennis,
maar
ook
in
aangeleerde
vaardigheden. Kennis neemt steeds meer toe en is daarnaast breder en makkelijker toegankelijk. Het is vechten tegen de bierkaai wanneer dit niet onderkend wordt. Hoe anticiperen wij, als docenten van de toekomst, op deze conclusie? ICT gebruik kan leiden tot een
krachtiger
leeromgeving
voor
leerlingen
en
docenten, maar daarbij zijn docenten van essentieel belang. Geen tweede viool dus, maar dirigent in de klas. Meer lezen?
Simons, P. Krachtige leeromgevingen. Gids voor onderwijsmanagement (1999).
Stevens, L. Overdenken en doen. Procesmanagement Primair Onderwijs (1997).
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
48
Van onze huisdichter
Sander Scholten
Fin de Siècle Ik duik in het water, Zonder te weten hoe diep, Ik spring in de lucht, Zonder te weten hoe hoog. Ik denk aan alles, Zonder te weten waaraan, Ik droom over alles, Zonder te weten waarover. Ik vraag mij af, Zonder te weten waartoe, Ik weet het zeker, Zonder te weten hoezeer. Ik leef het leven, Zonder te weten waarom, Ik leef het waarom, Zonder te weten of ik leef. Ik ken de tijd, Omdat het moment mij herinnert, Ik vergeet het moment, Omdat de tijd mij vergeet. Wat ik ook doe, Het lijkt zinloos, Wat ik ook denk, Het lijkt hopeloos, Wat heeft dan nog zin, Bij het eind der begin.
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
49
Colofon Filippides
Tijdschrift van de lerarenopleiding geschiedenis Windesheim
Eindredactie
Nico Lettinck
Hoofdredactie
Ozan Karakoc
Algemene redactie
Benjamin van den Dobbelsteen Tim van Eenennaam Suzan Mateboer
Ingezonden stukken
Karl van der Linde Daan van Leeuwen Bart Veldhuizen Jacobien van Es Nico Lettinck Sander Scholten
Lay-out
Ozan Karakoc
Druk
Repro Hogeschool Windesheim
Contact
o.karakoc@hotmail.com
LVOGZwolle
Samenwerkingsverband
Historisch Centrum Overijssel (HCO) te Zwolle Varias Vias
De redactie stelt zich niet aansprakelijk voor eventuele fouten die zijn opgetreden in deze uitgave. Alle jaargangen zijn ter raadpleging beschikbaar in het Historisch Centrum Overijssel te Zwolle.
Filippides, jaargang 19 – nummer 1 – maart 2013
50