Klasse Magazine 039

Page 1


Zo loopt je groepswerk op wieltjes INTERVIEW

“In de klas maakt de waarheid wél een kans”

DOSSIER WISKUNDE

Formule voor succes

Klasse.be

ADVERTENTIE

22.

BLIK VAN BUITENAF:

Rudi Vranckx over hoop, verontwaardiging en bloemen in het puin

48.

KLASPRAKTIJK:

“Met preteaching nemen we elke kleuter meteen mee”

64.

DOOR DE SCHOOL:

De kracht van rust, routines en lege stoelen

05. EDITO: Pralines

06. LERARENPRAAT

08. Wat blijft elk schooljaar moeilijk?

10. DOSSIER: Wiskunde

16. DOSSIER: Patronen in de kleuterklas

20. BLOG: Het schooljaar van Pris

28. SOS-VRAAG: Zo loopt groepswerk op wieltjes

30. REPORTAGE: Hoe starter Hanne de klas toch meekreeg

34. BEELDREPO: Wie staat aan de schoolpoort?

40. DIE ENE EX- LEERLING: Gelijkgestemde violen

42. ANALYSE: Rijmt innovatie op frustratie?

52. LERARENKAART: Lerarendagen en expo’s

58 OP JE BORD: Lesinspiratie

62. REPORTAGE: Droomdag voor leerlingen

71. UITGESPROKEN: “Van problemen kansen maken”

CADEAUTJE! Speciaal voor jou, liefste abonnee: je eigen Leraarkompas. Met deze tool ontdek je hoe vlot jij schippert tussen autonomie en structuur. En hoe je nóg motiverender lesgeeft.

ADVERTENTIE

Edito

Pralines

Sara Frederix

redacteur Klasse – sara.frederix@klasse.be

‘Verdeel tweehonderd pralines over doosjes van dertien, hoeveel doosjes heb je nodig?’ We losten met een paar collega’s twintig vragen op uit de Vlaamse toetsen. De ene collega roept razendsnel: 18/20! Een andere muist er vanonder wegens een oud wiskundetraumaatje. En ik krijg al stress om geen snuggere indruk te maken.

Als leerling was ik nochtans goed in wiskunde. Toch stimuleerde geen enkele leraar dertig jaar geleden dit meisje om voor een sterk wiskundige richting te kiezen. Het werd talen. Vele jaren later herondekte ik de liefde voor wiskunde. Als mama filosofeerde ik met mijn kleuters over hoeveel oneindig is en deden we een prille poging om ingrediënten om te rekenen voor meer koekjes. In het lager automatiseerden we thuis maaltafels door een bal te gooien. Samen ontdekten we priemgetallen en de konijnen van Fibonacci met het voorleesboek ‘Alice in Wiskunde Wonderland’. En in het secundair friste ik het abc van vergelijkingen op. Hoe hevel je x en y nu ook weer over?

Die verwondering voor wiskunde voelen te weinig leerlingen. Bovendien bijten ze er hun tanden geregeld op stuk. Ook op die pralines. Slechts 41 procent van de leerlingen uit de A-stroom geeft het correcte antwoord, in de B-stroom maar 26 procent. We scoren niet goed op internationale peilingen zoals TIMSS en de Vlaamse toetsen. Duidelijk: de lat moet hoger in ons wiskundeonderwijs, van kleuter tot secundair.

Experten Ann Dooms en Wim Van Dooren trekken in het dossier mee aan de alarmbel. Ze vragen broodnodige aanpassingen aan ons wiskundeonderwijs. Eén snelle succesformule hebben ze niet. Maar ze schudden wel concrete adviezen uit hun mouw om de curve te keren: meer aandacht voor wiskundige begrippen van kleins af aan, loskomen van invulboeken en voldoende nascholing. “Wiskunde zit overal”, voegen ze eraan toe. En we hebben haar vaker nodig dan we denken: inschatten hoeveel potten verf een muur slorpt, snel een korting berekenen of begrijpen hoe artificiële intelligentie werkt.

Hoe je van wiskunde een boeiende schoolreis maakt? Juf Liesbeth geeft haar kleuters een vliegende start door ze uit te dagen met vergelijkingen, een denktafel en wiskundetaal zoals ‘patrooneenheden’. Dat doet ze in overleg met haar collega’s. En leraar Kristof navigeert zijn zesde leerjaar door de leerstof te clusteren in leerbogen van twee weken. Hij puzzelt een doordacht jaarplan in elkaar met expertise uit een lerarenopleiding. Het gevolg: minder losse wiskundeflodders en meer leerlingen die weten hoeveel doosjes van dertien we moeten kopen om tweehonderd pralines weg te stoppen.

En, weet je al hoeveel doosjes je nodig hebt?

*Zestien pralinedoosjes is het correcte antwoord.

Lerarenpraat

Hier, een positieve roddelrubriek­met­tips!

Want wees maar zeker: er verschijnt véél schoons en strafs over, voor en door leraren.

Bij Klasse én daarbuiten. Laat het binnenkomen!

FACEBOOK

“DE MEESTE LEERLINGEN DEUGEN”

“Inzetten op verbinding betekent dat je gedrag veroordeelt, niet de leerling”, zegt Johan Huygelen van Ziekenhuisschool Antwerpen.

“Idealisme is geen aandoening,

maar een

missie”

“De samenleving kijkt neer op mensen die zich willen inzetten, en die rekening betalen we”, zo verklaart auteur Jeroen Olyslaegers in De Morgen (13/12/24) het tekort aan krachten in zorg en onderwijs.

WEBINAR

Wiskunde?

Reken maar!

“Dat je ze niet loslaat, vinden ze eerst lastig. Daarna smelten ze beetje bij beetje.”

Hoe breng je wiskunde spelenderwijs aan bij kleuters? Hoe verhoog je de interesse en resultaten van élke leerling lager onderwijs? Lees het magazinedossier in dit nummer en schrijf je als eerste – voordeel voor abonnees – in voor de webinar met expert Wim Van Dooren (KU Leuven) op woensdag 30 april.

VAN HOREN ZEGGEN

YOUTUBE VAN TWIJFELS NAAR VERTROUWEN

De overstap naar het secundair is voor leerlingen buitengewoon onderwijs extra spannend. Meer pistes, meer onzekerheid. “Samen begeleiden we elke leerling naar de juiste plek”, vertelt orthopedagoog Julie Boury van KlimOp Zwevegem.

KLASSE OP DONDERDAG

“Ik mis ’m in de vakantie”

• “Ik kijk altijd uit naar de nieuwsbrief van Klasse. Een snel overzicht van nieuwigheden. Als ik interesse heb, efkes doorklikken en lezen. En tot slot: deelnemen aan de win-actie!”

• “Een van de weinige mails die ik niet meteen weg swipe. Altijd fijn om door te nemen. Een plus: je ontvangt bruikbare tips én kan goed materiaal winnen!”

• “Fijne info, zelfs als gepensioneerde leraar. Ik stuur soms zelfs jullie ideeën door naar ex-collega’s!”

Fans reageren op dé nieuwsbrief voor onderwijsprofessionals in Vlaanderen. Ook elke donderdag gratis in je mailbox? klasse.be/nieuwsbrieven

MEEST GELEZEN OP KLASSE.BE

Zoveel tijd zouden leraren kunnen besparen in lesvoorbereidingstijd met ChatGPT als ze een handleiding krijgen om die AI-toepassing effectief te gebruiken. Dat blijkt uit nieuw onderzoek van Education Endowment Foundation (EEF).

1. DAG VAN DE DIRECTEUR: BEZING JOUW TOPPER MET EEN KAARTJE

2. WAT IS EEN GOEDE TOETS? MISVERSTANDEN OVER EVALUEREN

3. MOTIVEER JE LEERLINGEN: START MET GROEIGESPREKKEN

4. POSTER: EERSTE HULP BIJ ONGEVALLEN

5. REMEDIËRING OP SCHOOL 3 KEER ANDERS

HET

Durf te vragen

Welk aspect van je job blijft een uitdaging?

Klasse legt drie onderwijsmensen met uiteenlopende functies dezelfde vraag voor. Waar hebben directeur Mounia, kinesist Tinneke en aanvangsbegeleider Jessica nog altijd geen pasklaar antwoord op?

BRANDWEER

“Mijn zoektocht: duurzame omkadering in de basisschool. We krijgen meer middelen om directeurs bij te staan. En in onze school zitten mensen met ambitie om beleidsuren op te nemen. Goed nieuws? Ja, tot het lerarentekort opduikt. Onze ondersteuners vullen vanaf oktober gaten in de klas. Want lesgeven blijft natuurlijk onze kerntaak.”

“Zonder hulp krijg ik helaas niet alles rond. Klasbezoeken schieten erbij in. Terwijl dat voetje tussen de deur essentieel is om leraren vertrouwen en goede feedback te geven. En zorgeloos extern overleggen zonder een vervangend aanspreekpunt op school? Moeilijk. Recent moest ik uit een vergadering weghollen omdat de brandweer op de speelplaats stond na een alarmmelding.”

Mounia Jaffal – directeur De Gele Ballon Antwerpen

Tekst – Bart De Wilde
Foto – Laïs Van Gestel

TRAININGSBROEK

“Hoe krijg ik leerlingen met obesitas in beweging? Ze starten met frisse tegenzin. Sport is niet hun sterkste punt en de band met mij is nog broos. We zoeken samen uit of ze liever alleen sporten of in groep. En we werken schaamte weg: voelt de turnshort van de school niet veilig, dan mag die trainingsbroek van thuis.”

“Bouwen we op naar een fiets- of wandelroutine? Soms. Maar het kan ook de game ‘Just Dance’ zijn. Als een meisje zich op school lachend in het zweet danst, zit ze in het weekend misschien ook minder stil. En heel af en toe doet er eentje mee aan onze jaarlijkse ‘Buitengewoon Loopt’. Daar rennen onze leerlingen tussen amateur-lopers en ouders: kippenvel.”

Tinneke Verbeyst – kinesist en ICTcoördinator, BUSO Sint-Franciscus in Roosdaal

SPREIDSTAND

“Starters botsen sowieso op een reeks uitdagingen. Een evergreen: de balans vinden tussen je werk en privéleven. Bijna iedereen tuimelt in hetzelfde patroon. Voorbereidingen nemen steeds meer uren in en sport of slaap boet erbij in. De drijfveer? We willen elk kind aan het leren krijgen, op zijn eigen niveau.”

“Maar de spreidstand qua leeftijd of niveau is gigantisch. In onze junior schakelklas zitten net gealfabetiseerde kinderen samen met leeftijdsgenoten die in september naar de A-stroom trekken. Dat vraagt veel denkwerk. ‘Het moet niet altijd perfect zijn’, hoor ik mezelf starters geruststellen. Topadvies, maar dat evenwicht bewaken? Ik ben er zelf zo rampzalig in.”

Jessica Nana – OKAN-leraar en aanvangsbegeleider KOZI Merksem

Dossier Wiskunde

Van hobbels naar knobbels

Hoe scoren we weer top op wiskunde?

Moet het integraal anders? Experten

Ann Dooms en Wim Van Dooren ontrafelen oorzaken én oplossingen.

Leraren Liesbeth en Kristof tonen hoe je leerlingen al vanaf de kleuterklas warm maakt voor stevige wiskunde.

En hoe je angst voor het vak overboord gooit. Eureka!

Tekst – Laura De Kimpe, Sara Frederix & Lotte Kerremans
Illustratie – Jacques & Lise
Foto – Katoo Peeters

• professor onderwijspsychologie gespecialiseerd in wiskundedidactiek (KU Leuven)

• betrokken bij de Vlaamse toetsen en master Basisonderwijs

• president van de International Group for the Psychology of Mathematics Education

“Wiskunde start waar rekenen stopt”

Blijven te veel leerlingen steken in oppervlakkige wiskunde?

Professor wiskunde Ann Dooms (VUB) en professor wiskundedidactiek Wim Van Dooren (KU Leuven) zoeken een nieuwe succesformule om vaker in de diepte te duiken. Van kleuters tot secundair: elke leerling heeft daar baat bij.

Onze wiskunderesultaten blijven dalen. Wat loopt er fout in ons wiskundeonderwijs?

Ann Dooms: “Rechttoe rechtaan rekenen kunnen onze leerlingen redelijk goed. Dat zien we keer op keer in internationaal onderzoek en nu ook in de Vlaamse toetsen. Maar wanneer het inzichtelijker wordt – de echte wiskunde – scoren we duidelijk zwakker en schort het aan dieper begrip van concepten. We zijn dus te veel met recepten bezig, en te weinig met wiskunde.”

“In de Vlaamse toetsen moeten leerlingen uit het tweede secundair problemen oplossen waarbij ze hun wiskundige bagage moeten combineren. Verdeel tweehonderd pralines over doosjes van dertien, hoeveel doosjes heb je nodig? Maar 41 procent van de leerlingen uit de A-stroom en 26 procent van de B-stroom antwoordt correct. Het meest voorkomende antwoord was vijftien omdat leerlingen blindelings afronden naar het dichtstbijzijnde geheel getal zoals ze in de lagere school leerden. Maar in deze eenvoudige context moet je zinvol afronden. Anders kom je een doosje tekort.”

“De aanpak in ons wiskundeonderwijs moet broodnodig anders. Te beginnen met het leermateriaal waar het behoorlijk fout loopt. Wiskundige begrippen worden te vaak niet correct omschreven of zelfs niet uitgelegd. Zo leiden we leerlingen op die vooral ‘procedureel’ leren rekenen. Ze voeren rekenbewerkingen

Wie is Wim Van Dooren?

uit met aangeleerde stappen, maar beheersen de diepere wiskundige begrippen niet. Dan stapelen de problemen zich jaar na jaar op en moeten we tot laat in het secundair en zelfs in het hoger onderwijs terug naar de basis grijpen.”

“Een voorbeeld? In de lagere school worden wiskundige basisbegrippen zoals ‘rand’ en ‘omtrek’, ‘oppervlak’ en ‘oppervlakte’ voortdurend door elkaar gehaald. ‘Omtrek’ en ‘oppervlakte’ drukken de grootte uit van de rand en het oppervlak. Omschrijvingen zoals ‘de omtrek is de buitenkant en de oppervlakte de binnenkant van een figuur’ leiden tot misconcepties. Wanneer leerlingen in het lager de oppervlakte van een dak met een grillige vorm moeten berekenen, beginnen ze foutief te goochelen met formules voor oppervlakte en omtrek om ook die dakrand mee te nemen.”

Wim Van Dooren: “Leraren zien die verschillen ook niet altijd. Laat me heel duidelijk zijn: we willen allebei geen steen werpen naar leraren. Zij zijn het product van het wiskundeonderwijs dat ze zelf kregen en doen elke dag hun uiterste best met wat ze verzamelen aan vakkennis en vakdidactiek in de lerarenopleiding.”

Kennen we de oorzaken binnen en buiten onderwijs voor onze dalende wiskunderesultaten?

Wim Van Dooren: “Het is riskant om scherpe oorzaken en kant-en-klare oplossingen naar voren te schuiven. De leerlingenpopulatie is sowieso diverser en een deel van de ouders volgt om uiteenlopende redenen schoolwerk minder op. Dat raakt alle vakken, ook wiskunde.”

“De instroom in de lerarenopleiding is ook anders dan vroeger. De starttoets is een goede stap, maar leraren hebben nood aan meer vakkennis en vakdidactiek. Ze leren naast de vakdidactiek te weinig hoe leerlingen zich wiskundig ontwikkelen, op welke fouten en drempels ze sowieso botsen en hoe je daarop inspeelt.”

Ann Dooms: “We tillen inderdaad best alle leraren een niveau hoger voor wiskunde. Een haalbaar plan als we sterk inzetten op de lerarenopleiding en professionalisering. Daarnaast moeten we met z’n allen inspanningen doen om het beroep aantrekkelijk te maken. Voor iedereen: zodat ook de wiskundeprimus overweegt om les te geven.”

Was ons wiskundeonderwijs vroeger beter? Moeten we weer strak drillen?

Wim Van Dooren: “Het is een misvatting dat de wiskundedidactiek vroeger alleen uit drillen bestond. Ja, we hadden veel oefenboekjes om te automatiseren, maar dat is niet hetzelfde als louter drillen.”

Ann Dooms: “Dat gebeurde in stille klassen, er was amper groepswerk en differentiatie. Leerlingen leren door

“We leggen jonge leerlingen bijna altijd oefeningen voor die netjes uitkomen”
Ann Dooms

samen te werken belangrijke vaardigheden, maar met lawaai kunnen ze zich moeilijk concentreren. Daarom vragen wij onze universiteitsstudenten om met gedempte stem samen te werken bij oefeningensessies. Het beste van beide werelden om aan inzicht te werken.”

Weg met de invulboeken?

Ann Dooms: “Teruggrijpen naar de wiskundeboeken uit die tijd lost de problemen van vandaag niet op. Wat vooral belangrijk is? Dat we handboeken uitwerken met samenhangende, logisch opgebouwde wiskundige componenten. Daar wringt het schoentje nog vaak.”

“Waarom betrekken uitgeverijen niet vaker wiskundeonderzoekers om methodes te ontwikkelen? Ze kijken holistisch naar het vak en brengen onderzoek, inhoudelijke en didactische kennis binnen. Nu bedenken auteurs – uiteraard met de beste bedoelingen – vaak bizarre trucjes zoals ‘wip en halter’ of ‘onthoudkaders’ met een stappenplan. Die helpen sommige leerlingen om oefeningen procedureel op te lossen, maar brengen geen inzicht bij.”

Als een leraar al niet op zijn handboek kan vertrouwen, hoe moet het dan voorlopig wel?

Ann Dooms: “Kijk als leraar en team kritisch naar je wiskundemethode. Vind je een aanpak ingewikkeld of een ezelsbrug niet nodig? Vraag de uitgever waarop dit gebaseerd is en of het aangetoond is dat dit werkt. Herschik je handboek om alles van meetkunde of getallenleer samen te brengen. Zo krijgt een leerling een beter zicht in de opbouw en dat helpt bij het studeren en linken leggen. En wijk gerust af van een voorgestelde planning wanneer je voelt dat bepaalde zaken nog niet goed verankerd zijn.”

“Introduceer in de kleuterklas al patronen en statistiek”
Wim Van Dooren

Wim Van Dooren: “Bespreek ook klassikaal de veelgemaakte fouten – of net die ene heel interessante fout – en zoek samen waar en waarom het misloopt. Durf dus los te komen van het handboek en ga in interactie. Duik in het hoofd van je leerlingen. Op een toets kan een leerling die maar één fout maakt toch een verkeerd denkproces aangeleerd hebben. En een leerling die slechter scoort met drie fouten, is misschien gewoon slordig, maar begrijpt het wel. Uit onderzoek over wiskundedidactiek kunnen we goed voorspellen welke fouten leerlingen maken en vooral ook waarom. Speel daarop in als leraar.”

“Leraren hebben geleerd om voort te bouwen op wat de leerlingen al weten. Dat klopt ook, tenzij je bij wiskunde te kleine en te gemakkelijke stapjes zet op het moment dat ze hun voorkennis moeten herorganiseren. Soms moet je durven zeggen: hetgeen we al dachten te begrijpen en gebruiken, werkt eigenlijk toch helemaal anders.”

Ann Dooms: “Schotel je leerlingen ook problemen voor waarbij het niet meteen duidelijk is hoe en met welke inhoud ze die kunnen aanpakken. Praat over wat niét kan. We leggen jonge leerlingen bijna altijd oefeningen voor die netjes uitkomen. Wanneer je in het tweede leerjaar de deling aanbrengt, geef dan ook al voorbeelden waar de deling niet mooi lukt. Dat geeft meteen een opstap naar latere begrippen zoals rest en kommagetallen.”

“Laat leerlingen ook de oppervlakte van een figuur met gebogen rand berekenen. Dan voelen ze dat je de oppervlakte niet exact kan bepalen door ruitjes te tekenen. Daarvoor is in de zeventiende eeuw het begrip ‘integraal’ uitgevonden en dat komt later in de wetenschappelijke richtingen aan bod. Zulke voorbeelden motiveren en maken leerlingen nieuwsgierig.”

De lat hoger leggen voor wiskunde start bij kleuters. Wat kunnen zij al aan?

Wim Van Dooren: “Veel, blijkt uit onderzoek. Kleuterleraren hebben al ruim aandacht voor wiskundige ontwikkeling: getallenbegrip, tellen, kleuren, vormen, classificeren, wiskundetaal zoals ‘op’, ‘onder’, ‘voor’, ‘achter’. Maar we kunnen in de tweede en derde kleuterklas meer aanbieden: patronen zien, verwoorden en voorspellen, schattend en verhoudend rekenen en er is zelfs plaats voor kansberekening. Kleuters kunnen begrippen aan zoals ‘zeker’, ‘onzeker’, ‘de kans is groter’, ‘het gaat zeker gebeuren’, ook al komt kansberekening doorgaans pas in het vijfde leerjaar beperkt aan bod. Uiteraard moeten we kleuters niet leren optellen en aftrekken, maar ze kunnen wel een pak wiskundige inzichten leren gebruiken.”

“Er zijn ook heel wat prenten- en voorleesboeken met een focus op wiskundetaal. Kleuters leren niet alleen termen als ‘meer’, ‘minder’, ‘weinig’, ‘veel’, ‘helft’, maar ook ‘twee meer’, ‘twee keer zoveel’, ‘minstens’, ‘ten noorden van’. Dat taalaanbod op jonge leeftijd lanceert hen op hun wiskundig pad. Wiskundetaalbeheersing is een goede voorspeller voor wiskundige prestaties bij de start van het lager onderwijs. Zeker leerlingen met een kwetsbare sociaaleconomische achtergrond hebben die extra taalstimulans nodig.”

“Kleuterleraren integreren wiskunde al sterk in spel en activiteiten. Patronen aanbrengen gebeurt typisch tijdens knutselactiviteiten. Zie de opportuniteiten om ook complexere patronen aan te bieden en ze met wiskundetaal te beschrijven. Wat is een patroon en een patrooneenheid? Vanaf wanneer zie je dat iets een patroon is? Uiteraard moet je niet altijd zelf het warm water uitvinden, daar bestaat heel wat materiaal voor.”

Niet elke leraar uit het basisonderwijs geeft graag wiskunde. Hoe nemen we die twijfel of angst weg?

Wim Van Dooren: “Eén antwoord: door aan wiskunde te doen en niet enkel ‘procedureel rekenen’. Tuurlijk hebben we dat rekenen nodig om werkgeheugen vrij te maken voor wiskunde. Een staartdeling heb je niet nodig in het dagelijks leven, maar het leert ons schatten en geeft ons gevoel voor getallen en grootteorde.”

Ann Dooms: “Een leerling die de staartdeling nog niet beheerst, krijgt eindeloos meer oefeningen op staartdelingen. Logisch dat die gedemotiveerd geraakt, de indruk heeft dat

Wie is Ann Dooms?

• professor wiskunde en datawetenschap (VUB)

• leidt de ontwikkeling van het wiskundedeel in de Vlaamse toetsen binnen het Steunpunt Centrale Toetsen

die niet goed is in wiskunde, laat staan het leuk vindt. Ik val in herhaling – je moet dan ingrijpen op waar het misloopt en dat kan wiskunde van twee jaar eerder zijn. Door inzicht te geven, zien leerlingen dat leraren hun een ontzettend mooi vak bijbrengen.”

En hoe motiveren we alle leerlingen uit het secundair voor wiskunde, ook wie bewust voor weinig uren kiest?

Wim Van Dooren: “Leerlingen uit die doorstroomrichtingen hebben wiskunde nodig om onderzoek te interpreteren in het hoger onderwijs. Maar ook voor leerlingen uit de arbeidsmarktfinaliteit opent wiskunde toekomstkansen. Ze moeten een kassa, stocks en balansen begrijpen, percentages en btw berekenen. Dat is niet enkel functioneel. Ze moeten ook begrijpen wat ‘percent’ in essentie is en dus niet verbaasd zijn dat 21 procent btw aanrekenen niet hetzelfde is als 21 procent korting geven.”

Ann Dooms: “We leveren nu in de arbeidsmarktfinaliteit te veel leerlingen af met te weinig wiskundige capaciteiten. Een ramp, want dat limiteert hen op de werkvloer en in hun privéleven. We verwachten te weinig van die tieners, soms minder dan van leerlingen in de derde graad lager. Terwijl net veel nieuwe wiskunde is ontstaan door praktische problemen in de samenleving zoals de oppervlaktebepaling.”

Ook onze topleerlingen gaan achteruit. Keren we het tij met plusklassen en wiskundeolympiades?

Wim Van Dooren: “Ze helpen zeker. Maar ik ben geen fan van doorgedreven differentiatie waardoor sterk

“In de arbeidsmarktfinaliteit studeren leerlingen af met te weinig wiskundige capaciteiten”
Ann Dooms

wiskundige leerlingen een individueel parcours lopen met een hoofdtelefoon in een hoekje van de klas. Zo missen ze even goed de diepere wiskundige begrippen en misschien de liefde voor het vak. In een klassikaal proces beseffen de sterkere leerlingen dat ze uitblinken in wiskunde, leren ze van fouten van klasgenoten en door uitleg te geven aan hun buur. Daar mag je uiteraard niet in overdrijven; ze vervangen de instructie van de leraar niet. Als je ze wil uitdagen, laat ze dan een andere manier bedenken voor dezelfde uitkomst en bespreek die klassikaal.”

Ann Dooms: “Bij olympiades merken we dat meisjes niet zo houden van competitie en vaker kampen met faalangst. Als ze niet honderd procent zeker zijn, blijven ze het antwoord liever schuldig. Jongens zijn zelfzekerder en proberen die moeilijkere reeks oefeningen gewoon. Dat sterkt nog altijd onze perceptie dat jongens beter zijn in wiskunde. Gelukkig zien we in de groep die voor wiskunde kiest evenveel meisjes als jongens.”

Doet de populariteit van STEM onze wiskunderesultaten stijgen?

Wim Van Dooren: “Dankzij het STEM-onderwijs leveren we meer leerlingen aan de technologiesectoren af. Maar ik vrees dat ook STEM-projecten vooral inzetten op functioneel rekenen en te weinig op rijke wiskunde. Als je berekeningen kloppen, beweegt de auto of robot juist. Maar begrijp je ook waarom? En zie je dat die berekeningswijze ook nuttig is voor heel andere problemen?”

Ann Dooms: “Zo zorgen zulke STEM-initiatieven helaas niet echt voor meer begrip en dus betere wiskunderesultaten, maar hopelijk wel voor waardering voor het vak. Laat dus nieuwe eindtermen en nieuw leermateriaal onze fantastische leraren helpen om naast de kracht ook de pracht over te brengen. Ik ben zeker dat we dan weer een stijgende lijn in onze wiskunderesultaten zullen zien.”

“Kleuters kunnen zoveel wiskunde aan”

Verwondering is een sleutelwoord in de kleuterklas: van daaruit leren de allerkleinsten de wereld kennen. Voor leraar Liesbeth is het de basis om samen met collega’s van kleuters en wiskunde een droomcombinatie te maken.

“Wiskunde is overal: van een lege drinkbus over een trui met patroon tot de kaarsjes op een verjaardagstaart. Ik zie dan ook dagelijks kansen om wiskunde niet uiteen te laten vallen in losstaande brokjes getallenkennis en metend rekenen.”

“Het gaat daarbij om zoveel meer dan cijfers en tellen. Belangrijke vaardigheden natuurlijk. Maar in het eerste leerjaar wordt wiskunde snel abstracter, en zonder inzicht krijgen leerlingen het moeilijk. Daarom zetten we veel meer in op verwoorden en handelen. Eerst met materialen uit hun leefwereld, pas later met meer abstracte klikblokken, kaarten en lineaire getalbeelden. Leerlingen leren de onderliggende principes kennen en weten wat ze aan het doen zijn.”

GETALVERHAAL

De kleuters zitten in een halve cirkel, twee pictogrammen van een oog en oor signaleren dat juf Liesbeth zal starten. Ze modelleert en verwoordt luidop: “Ik bedenk een getalverhaal. Ik neem vier ramen voor mijn huis. Vier ramen is mijn geheel. Ik verdeel mijn ramen in twee delen: drie blauwe ramen en één geel. Want drie en één is samen vier.” Een kleuter merkt op: “Dat is eigenlijk al een beetje splitsen.”

“Vroeger gingen we heel wat wiskundebegrippen uit de weg. Waarom zou je tegen kleuters beginnen over een patrooneenheid? De insteek

Wie is Liesbeth Maes?

• leraar derde kleuterklas in XCL Wegwijs in Lommel

• heeft 18 jaar ervaring in de kleuterklas

• geniet dagelijks van de leerhonger bij haar kleuters

is nu: niet elk kind hoeft alle begrippen te gebruiken. Maar ze horen de term al meermaals of weten misschien al dat het gaat over ‘het stukje dat telkens terugkeert’. Als een kleuter na mijn expliciete instructie met parels speelt en ‘kijk, ik maak een patroon’ zegt, besef ik onze impact.”

“Kleuters kunnen zoveel aan. Schatten hoeveel paperclips er in de lengte van een raket passen? Ze turven samen en staan te springen als hun schatting in de buurt kwam. Of twee torens vergelijken. Ja, de ene is groter. Maar kijk ook eens verder: de kleinste toren heeft meer blokken. Hoe kan dat?”

GRRIM-MODEL

Liesbeth gaat met enkele kleuters rond de tafel zitten. Ze hebben elk hun eigen materiaal en mogen nu onder haar begeleiding zelf een getalverhaal maken. Er worden vierkantjes uit een doos genomen en op de huizen gelegd. Een kleuter omcirkelt een van de delen met haar hand en zegt dat ze twee blauwe ramen heeft. Juf Liesbeth lacht en vraagt haar om een stapje terug te zetten: “Vertel ons eerst hoeveel ramen je huis heeft, dat is het geheel.”

“Na de expliciete instructie ga ik in kleine groepjes aan de slag. Volgens het GRRIM-instructiemodel geef ik leerlingen de kans om het zelf te doen. Ideaal om te observeren: ik krijg zo helder wie nadien welk niveau aankan tijdens individuele oefeningen. Mijn collega’s en ik houden de groep samen. Snelle leerlingen krijgen extra uitdaging, zij die even de weg kwijt zijn, zetten samen met ons een stapje terug. Om daarna weer aan te sluiten.”

DENKTAFEL

“Ik ben bewuster aan het werk na enkele vormingen en denk sneller aan wiskunde tijdens het voorlezen of tijdens routines. De kleuters met cijfers op hun kleding stuur ik bijvoorbeeld eerst naar buiten. En heb ik enkele minuten over?

Dan tover ik een zakje met figuren tevoorschijn waaraan de leerlingen mogen voelen. Klassikaal of in interactie met enkele leerlingen: het is altijd nuttig om wiskunde een plek te geven.”

“Maakten mijn kleuters een fout, dan greep ik vroeger snel in. Nu pauzeer ik en stel ik de

“Kleuters diep laten nadenken: dat is ons doel”

waaromvraag: een uitnodiging om me mee te nemen in hun denkproces. Dikwijls hebben ze een redenering die voor hen steekhoudt en mij een nuttig inzicht geeft.”

“Ik kijk voortdurend in hun hoofdjes. Is een kleuter tijdens mijn instructie stil omdat die het niet begrijpt, of omdat de taal te moeilijk is? Dat zoek ik uit tijdens groepswerk aan onze ‘denktafel’: ik trek een fluojasje aan en geef de denkertjes aan die tafel even mijn onverdeelde aandacht. Het jasje toont de rest van de klas dat ik even niet bereikbaar ben en leert hen zo omgaan met uitgestelde aandacht.”

REKENEN OP ELKAAR

“Kleuters diep laten nadenken: dat is ons doel. Want alleen zo bouwen ze wiskundig inzicht op. We zijn niet bang om hen uit te dagen. Ik weet wat de collega voor mij deed, en hoe ik de collega na mij sterk in de startblokken zet. En toetsen die in het lager worden afgenomen, volgen we op. De resultaten van onze oudere leerlingen doen ons nadenken over onze aanpak in de kleuterklas.”

“Een gedeelde teamaanpak ontwikkel je niet snel tussendoor. Al enkele jaren staan nascholingen, klasbezoeken en overlegmomenten hoog op de agenda. Op vergaderingen herhalen we: is iedereen nog mee met onze wiskundeaanpak? We krijgen steeds tijd en ruimte om te evalueren en bij te sturen. Onze basis zit intussen goed. Dat brengt rust én motiveert tegelijkertijd.”

“De leerlingen verdwalen niet in de grotere gehelen”

In de klas van meester Kristof zat wiskunde een beetje in het slop. Vandaag krijgt hij de hele klas vlot over de breukstreep dankzij leerbogen, herhaling en hoge verwachtingen. “Gaan de leerlingen verdwalen in de grote gehelen? Die vrees bleek ongegrond.”

“Wat er op het programma staat bij de start van het zesde leerjaar? Breuken. Leerlingen ontdekken wat een breuk is, waar noemer en teller staan. Les klaar, evaluatie achter de rug, check! Dat gaat vrij vlot. Tot in februari ‘bewerkingen met breuken’ aan bod komt. We voelen meteen in de klas dat we weer bij nul starten: breuk, tellers, noemers? De leerstof uit september lijkt wel verdampt. Waarom blijft ze niet hangen?”

“Met onze verzuchtingen klopten we aan bij lerarenopleider wiskunde in het basisonderwijs Els Van Emelen (UCLL) toen die een stagiair in onze school begeleidde. Zij deed onderzoek naar het effect van rijke cognitieve schema’s bij leerlingen en zocht een school om de theorie in de praktijk om te zetten. Samen zetten we er onze schouders onder: weg met losse flodders in de wiskundeles.”

GEEN INVULBOEK

“De eerste stap was een jaarplan voor mijn klas, het zesde leerjaar. Tijdens de zomer doken we daarvoor in de eindtermen, methodes en literatuur over wiskundige didactiek. We waren op zoek naar hoe we de leerinhoud konden clusteren om de leerlingen een groter en betekenisvoller geheel te leren.”

“Daarna ontwikkelden we per onderwerp leerbogen die anderhalve tot twee weken overspannen. Denk weer aan de breuken: in één leerboog leren we zowel wat breuken zijn als hoe je ze gelijknamig maakt en er bewerkingen mee uitvoert. De opbouw moet ook logisch zijn. We delen de leerstof minder op.”

“Elke leerboog start met expliciete directe instructie: ik breng de theorie aan en modelleer. Luidop leg ik uit wat ik doe, waarom en wat het resultaat is. Daarna maken we samen oefeningen aan bord. Als de correcte bewerkingen er staan, schrijven de leerlingen die over in hun schrift. We kiezen niet voor invulboeken. Noteren tijdens de uitleg kan niet. We willen dat leerlingen hun aandacht richten en zelf verbanden proberen leggen. Daarna buigen de leerlingen zich individueel over oefeningen uit de bundel.”

“De tweede les herhalen we de theorie en bouwen we verder. Bij breuken bijvoorbeeld: zodra je weet hoe noemer en teller werken, kan je breuken gelijknamig maken. Tijdens een volgende les leren we breuken optellen. Daarna bouwen de leerlingen mee aan het schema om breuken af te trekken. Ik stel enorm veel vragen en laat de leerlingen zelf met mogelijke oplossingen komen.”

Wie is Kristof Saro?

• 15 jaar leraar zesde leerjaar in GBS De Hoeksteen in Beringen

• al 3 jaar de spil rond wiskunde in de bovenbouw

• legde vroeger als L.O.-leraar de lat ook hoog

“Weg met losse flodders in de wiskundeles”

“Elke leerling krijgt veel oefenmomenten omdat we differentiëren met een 1-2-3-systeem. Wie tijdens de theorieles al vlot weg is met de materie, krijgt uitdagende doelen. Andere leerlingen bouwen rustig op, de verwachtingen zijn voor iedereen hoog.”

“Alleen evalueren op het einde van een leerboog en die leerstof niet meer herhalen zet de kennis slechts gedeeltelijk vast, merkten we. We stuurden de aanpak bij: nu start elke wiskundeles met een herhalingsmoment. De leerlingen testen hun opgedane kennis in een korte reeks oefeningen uit de leerbogen die we al afwerkten. Zo activeren we voorkennis en koppelen we die aan een nieuwe leerboog. Een voorbeeld: om breuken gelijknamig te maken beheers je best goed je tafels. Dus maken we een reeks oefeningen op de tafels aan het begin van de les.”

IMPACT

“Na een jaartje testen in het zesde leerjaar verspreidden we de nieuwe aanpak in stapjes over de school. Vorig jaar vormden we de lessen in het vierde leerjaar om, dit jaar is het vijfde leerjaar aan de beurt. De directeur ondersteunt ons en roostert mij vier uur vrij om samen met mijn collega van het vijfde voorbereidingen te maken. Els blijft ook in de buurt: we kunnen voortdurend terecht voor nieuwe inzichten en bijsturingen.”

“Volgend schooljaar komen de leerlingen die de hele bovenbouw met leerbogen hebben gewerkt bij mij in de zesde klas. Dé kans om de resultaten van onze werking te ervaren. Ons team merkt al positieve effecten op in andere vakken: schema’s en samenvattingen maken tijdens W.O. gaat vlotter en grote gehelen verwerken in de les Frans schrikt hen niet meer af. Al die elementen sterken ons in het idee dat we op de goede weg zijn.”

Wie is Pris Van Overschelde?

• leraar derde kleuterklas in De Lettertuin in Opwijk

• verkozen tot Leraar van het Jaar 2024

• opent in Klasse Magazine vier keer haar dagboek

Trots op mijlpalen (van anderen) Het schooljaar van Pris

“Als mijn klas een soundtrack had, dan was het I Like to Move It. Op dat nummer – je kent het wel uit de film Madagascar – dansten we niet alleen op het grootouderfeest. Het is ook mijn lijflied. Het vat mijn manier van werken samen: niet stilzitten, blijven bewegen, vooruitgaan. Maar in de kleuterklas moet je kunnen schakelen. Want kleuters werken op verschillende snelheden.”

“Ga je mee in het tempo van de meerderheid? Of vertraag je voor dat ene kind dat meer experimenteertijd nodig heeft? En hoe zorg je er dan voor dat de koplopers niet indommelen? Het zijn dilemma’s waar ik thuis wakker van kon liggen. Tot ik van mijn collega’s leerde dat het oké is om af en toe los te laten. Dat ik best wat meer mag steunen op de focusondersteuner die twee keer per week in mijn klas komt. En dat switchen tussen snelheden niet betekent dat je stilstaat.”

“Mijn kleuters leerden me dan weer iets anders. Zij laten me elke dag zien hoe je trots mag zijn als je iets nieuws onder de knie hebt. Hun brede glimlach, dat enthousiaste ‘Kijk, juf, ik kan het!’ – altijd kippenvel. Oprecht fier zijn op onze eigen groei, op welke leeftijd spelen we dat kwijt? Toen een collega uit een andere school mijn lessen over klankbewustzijn observeerde, was ze diep onder de indruk van mijn aanpak met lees-, schrijf- én drukletters. In plaats van dat compliment te omarmen, dacht ik meteen: ‘Nee, eigen stoef stinkt.’”

“Typisch Pris, die reactie. Maar waarom die terughoudendheid? We leren onze leerlingen om trots te zijn op hun mijlpalen, maar wimpelen voor onszelf dat gevoel weg. Wat als wij onze eigen groei ook zouden vieren? Zoals het besef: ‘Vroeger stak ik uren voorbereiding in werken met lettervormen, nu zit het helemaal in mijn vingers.’ Dat is vooruitgang. Die kleine successen geven energie: ze houden ons in beweging. En ik wil blijven bewegen. Want I Like to Move It.”

Blik van buitenaf

“In

de klas maakt de waarheid wél een kans”

Hoe onderwijs ook in uitzichtloze omstandigheden weer hoop biedt. Waarom leraren in de frontlinie van de strijd voor waarheid staan. En hoe je een publiek bereikt dat liever wegkijkt. Oorlogsjournalist Rudi Vranckx: “Het is onze plicht om te blijven zoeken naar de bloemen in het puin.”

Tekst – Seppe Goossens
Foto – Thomas Sweertvaegher
“Wil je het hoofd van mensen bereiken, mik dan op hun hart”

Rudi Vranckx: “Ik zag het in de vluchtelingenkampen van Gaza, in de ondergrondse metro van Charkiv en tussen de brokstukken in Mosul: zodra mensen zich veilig voelen en hun honger gestild is, gaat de school weer open. Mensen hebben hoop nodig. En school staat voor alles wat ze hopen voor hun kinderen: een betere toekomst, een wereld die uit het puin verrijst. Onderwijs draagt altijd die belofte van verandering.”

Wat heeft onderwijs in jouw leven betekend?

Rudi Vranckx: “Mijn grootvader was nachtwaker aan de KU Leuven, mijn grootmoeder schoonmaakster. Amper twee generaties later wandelde ik als student door de gangen die hij ooit bewaakte en werkte ik als onderzoeker in de bureaus die mijn grootmoeder ooit poetste. Zoals zovelen van mijn generatie ben ik het bewijs dat onderwijs voor sociale mobiliteit kan zorgen.”

“Tegelijk zie ik vandaag een hoop jongeren struikelen. Vluchtelingen die als kind luidop droomden van een toekomst als advocaat of arts, halen vaak de meet niet. Scholen lijken wel óf superdivers óf opvallend wit: die kloof dichten, lukt ons blijkbaar niet.”

Kan een leraar daar in zijn eentje wat aan veranderen?

Rudi Vranckx: “Als ook maar één iemand oprecht in je gelooft, kan dat al het verschil maken. Jongeren hebben leraren nodig die hoge verwachtingen koesteren voor hen en hun interesses weten te triggeren. Zoals de bevlogen leraar geschiedenis die mij zo nieuwsgierig maakte dat ik zelf geschiedenis wilde gaan studeren.”

“Daar kiemde mijn keuze voor oorlogsjournalistiek. Omdat ik niet enkel wilde weten wat zich in het verleden afspeelde, maar van dichtbij wilde meemaken hoe die kronieken zich schrijven. Toen ik de eerste keer in een oorlog terechtkwam – de ondergang van de Roemeense dictator Ceaușescu in 1989 –, wist ik meteen: dit is wat ik hoor te doen, hier vind ik mijn stem.”

Omdat je aan de wereld kon vertellen wat er gebeurde?

Rudi Vranckx: “Als oorlogsjournalist mag je niet gewoon beschrijven wat er gebeurt. Journalistiek heeft drie lagen: informatie, duiding en reflectie. Als er een bom valt, vertel je daarover. Daarna bied je

context: wie zit hierachter, welk conflict broedt hier? En ten slotte probeer je bloot te leggen welke conclusies we daaruit kunnen trekken en ga je op zoek naar verklaringen.”

“Precies wat ook een leraar in zijn klas doet. Telkens opnieuw probeer ik uit te zoomen, stel ik me de vraag: hoe zal een geschiedenisleraar dit over vijftig jaar in zijn klas aanbrengen? En hoe zal die aan zijn leerlingen uitleggen dat wat hier gebeurt, ook zoveel jaren later relevant is?”

“Dat maakt het vak geschiedenis zo onmisbaar. Als je niet weet welke omwenteling de uitvinding van de boekdrukkunst teweegbracht, kan je niet inschatten wat de impact van sociale media of AI is. Wie de opgang van het nazisme niet leerde kennen, ziet de gevaren van polarisering niet. En wie niet vertrouwd is met propaganda, trapt met open ogen in de val van fake news.”

Hoe breng je zulke complexe onderwerpen over?

Rudi Vranckx: “Ik kan je van naaldje tot draadje uitleggen hoe het conflict tussen Israël en Palestina in elkaar zit. Maar dan merk ik hoe de meeste blikken glazig worden en mensen afhaken. Ooit volstond het om een boek te schrijven of een documentaire te draaien en iedereen slikte dat. Vandaag werkt dat niet meer. Niet in de journalistiek, niet in het onderwijs.”

“Want dat iedereen op het puntje van zijn stoel zit te luisteren naar wat jou wakker houdt? IJdele hoop. Dus moet je blijven zoeken. Ik was de eerste bij de VRT om Facebook en Instagram te benutten. We ontwikkelden podcasts, ik geef lezingen. Die zoektocht is een uitdaging. Maar wanneer je je verhaal telkens weer op een andere manier vertelt, steek je er zelf ook wat van op.”

Hoe bereik je een publiek dat je boodschap misschien liever niet hoort?

Rudi Vranckx: “Om mensen te raken, heb je verhalen nodig. Wil je het hoofd van mensen bereiken, mik dan op hun hart. De gruwel van het Taliban-regime kan je uitdrukken in cijfers waarvan je gaat duizelen. Maar hoe kunnen de jongeren voor wie ik een lezing geef zich daar wat bij voorstellen? Het verhaal van het meisje dat van de Taliban niet meer naar school mag en lijdzaam moet toezien hoe haar toekomst aan diggelen wordt geslagen: dat komt wel aan.”

Wie is Rudi Vranckx?

• 35 jaar oorlogsreporter in conflictgebied

• studeerde geschiedenis en rondde ook zijn lerarenopleiding af

• was de kleinste van zijn klas

“Onderwijs draagt altijd die belofte van verandering”

“Als journalist mag ik de harde realiteit niet verbloemen. Die grens is opgeschoven, we tonen veel meer dan vroeger. Maar het is telkens dansen op een slappe koord, je afvragen wat de relevantie is. Want is het leed te groot, dan wenden mensen hun blik af. Massagraven, verminkte lichamen, de ravage na een bombardement: ik kan die gruwel als journalist in de ogen kijken en er verslag over uitbrengen. Maar wat mij als mens het diepst blijft raken, zijn de verhalen van mensen. Die blijf ik vertellen.”

Hoe vermijd je dat die verhalen in twijfel getrokken worden?

Rudi Vranckx: “Leraren en journalisten staan in de frontlinie van de strijd voor waarheid. Door big tech hebben enkelingen de macht om de waarheid de nek om te wringen. In de loop van de geschiedenis zijn er altijd pogingen ondernomen om de media de mond te snoeren. Maar vandaag worden leugens als feiten verkocht. En wie op zoek gaat naar de waarheid en die leugens bestrijdt, wordt beticht van censuur: absurd is dat.”

“Zo’n ongelijke strijd kan een journalist in zijn eentje nooit winnen. Dat lukt enkel als we jongeren kritische zin meegeven. Met telkens weer de twee eenvoudige vragen die ik mezelf stel wanneer de waarheid geweld aangedaan wordt: wat is hier écht aan de hand? En wat wil die persoon met zijn uitspraak bereiken? Als leerlingen zich die vragen leren stellen in jouw klas, lever je enorm waardevol werk.”

“Op school heb je een belangrijke troef in handen: je kan met je klas in dialoog gaan, wantrouwen beluisteren en ongeloof doorprikken. Dat is de voorsprong die je als leraar hebt op de echokamers van sociale media. Net daarom doe ik vaak lezingen in scholen. Al is het maar een uur, al sta ik voor een overvolle turnzaal: je praat van mens tot mens. Dan maakt de waarheid een kans.”

“Soms voelt een positief verhaal als een nietige uitzondering, een aanfluiting van al het leed”

Wat hoop je dat leerlingen na dat gesprek mee naar huis nemen?

Rudi Vranckx: “Het besef dat we allemaal mensen zijn. Ik ben op zoveel plekken geweest, en ik kan je zeggen: uiteindelijk zijn we allemaal hetzelfde. Een man met een baard is geen terrorist. En iemand die op ons lijkt, kan de grootste ellende op zijn geweten hebben.”

“Terugkijken op het verleden is al te makkelijk. We vertellen het verhaal van de overwinnaar en scheiden zonder aarzelen goed van kwaad. Maar als de strijd voor onze ogen losbrandt, trilt ons kompas en is het veel lastiger om te zien wie het bij het rechte eind heeft. Ik heb mensen vreselijke dingen zien doen voor de goede zaak. En ik heb gezien hoe menselijk ook ‘de slechten’ zich plots konden tonen.”

“Dus vraag ik: oordeel niet te snel. Want als we elkaar niet meer als mens zien, vervliegt alle hoop. Wanneer jongeren me vragen hoe we een conflict zoals Israël-Palestina definitief oplossen, moet ik

bekennen dat ik het ook niet weet. Maar dat ik er wel zeker van ben dat het enkel zal lukken als we elkaar in de ogen blijven kijken.”

Hoe hou je de moed erin als je zo vaak getuige bent van onrecht?

Rudi Vranckx: “Het is mijn plicht om te blijven zoeken naar verhalen van hoop, naar de bloemen in het puin. Zoals de muzikanten die speelden op de ruïnes van Mosul. Die verhalen inspireren mensen en brengen hen weer dichter bij elkaar. Eerlijk? Soms lukt het me ook niet. De totale ontmenselijking van de Palestijnen in Gaza maakt me moedeloos. Als je dan een positief verhaal brengt, voelt dat soms als een nietige uitzondering, een aanfluiting van al het leed.”

“Als ik in een school een lezing over Israël-Palestina geef, vraag ik eerst: 'Wie is er kwaad over wat daar gebeurt?’ Dan gaan er zóveel handen in de lucht. Ook de mijne. Daar toon ik mijn verontwaardiging, meer dan voor de camera. En tegelijk blijf ik die verhalen van hoop delen. Zodat jongeren blijven zien dat we allemaal mens zijn.”

ADVERTENTIE

SOS-vraag Groepswerk

Tekst – Seppe Goossens Illustratie – Julie Poignie

“Eén leerling slooft zich uit, de rest leunt achterover: groepswerk is vaak een bron van frustratie, voor mij en mijn leerlingen. Hoe help ik de taken eerlijk te verdelen, hoe vermijd ik conflicten? En hoe evalueer ik die gezamenlijke inspanning? Tips welkom!”

leraar Sarah

antwoord door Jan T’Sas (UAntwerpen – Antwerp School of Education)

STEL GROEPEN SLIM SAMEN

“Voor kleinere opdrachten of veel spreekkansen beveel ik groepjes van drie aan. Voor grotere projecten of als je focust op sociale vaardigheden, verdeel je het werk beter over een viertal leerlingen. Nog grotere groepen? Dat werkt enkel als je deelteams vormt.”

“Zijn de groepsleden complementair? Laat je leerlingen vooraf elkaars kwaliteiten benoemen zodat ze zich bewust worden van die valkuilen. Wie schrijft goed, wie is een kei in presenteren? Durf ingrijpen op de samenstelling. Bij een eerste groepswerk kan het helpen als leerlingen mogen kiezen. Maar op de werkvloer moet je ook kunnen samenwerken als het niet klikt. Nog een tip: breng groepjes minstens een keer of vijf samen.”

MAAK TIJD VOOR OVERLEG

“Plan tijdens je les een vast overlegmoment, zo weet je sneller wat er speelt. Groepsleden nemen om de beurt de taak van voorzitter of verslaggever op zich. Met schriftelijke verslagen vang je een hoop vliegen in één klap. Je geeft leerlingen – zeker als je voor een sjabloon zorgt – een houvast om gestructureerd te overleggen. En leerlingen ontdekken hoe je verslag uitbrengt.”

“Op tijd ingrijpen, het probleem benoemen voor het escaleert en zoeken naar oplossingen: dat is jouw taak. Toon je leerlingen hoe ze constructief overleggen. Stem dus ook zelf goed af met collega’s. Niets zo vervelend voor je leerlingen als leraren die tegenstrijdige feedback geven.”

02.
01.

WAARDEER HARD WERK

“Geef naast het groepswerk altijd een taak waarop je een individueel cijfer kan geven, zoals eigen conclusies trekken of een examenvraag beantwoorden. De ene leerling legt de lat voor zichzelf hoger dan de andere. Als je die prestatie erkent, surfen gemakzuchtige leerlingen minder makkelijk mee op de werkkracht van anderen.”

“Geef leerlingen de kans om elkaar te evalueren. Voorwaarde: laat leerlingen met elkaar in dialoog gaan vóór ze elkaar cijfers toekennen. Feedback is belangrijker dan punten. Zo staan ze meer open voor kritiek en hebben ze minder de neiging om hun oordeel te verbloemen. Elkaar punten toekennen hou je beter anoniem.”

EVALUEER TRANSPARANT

“Hoe je evalueert, moet al bij de voorstelling van de opdracht duidelijk zijn. Wat moeten de leerlingen kennen en kunnen? Hoe beoordeel ik dat? Wat is de verhouding tussen proces- en productevaluatie? En welk gewicht krijgen peeren zelfevaluatie?”

“Bij projectwerk beoordeel je vaardigheden en complexe competenties. Rubrics of checklists met maximaal zeven elementen vormen een betrouwbaar instrument, op voorwaarde dat je de beheersingsniveaus helder uitwerkt. Bepaal vooraf hoe zwaar elk aspect doorweegt in de evaluatie. Je kan leerlingen ook zelf een rubric laten samenstellen. Zo begrijpen ze beter waarop je hen beoordeelt. Levert je rubric een cijfer op dat je niet lekker zit? Negeer je buikgevoel niet en herbekijk je kwaliteitscriteria.”

04.
03.

“Mijn klas hield me wakker”

Tekst

Na een geslaagde vuurdoop zit zij­instromer Hanne in haar tweede jaar met de handen in het haar. Het matcht niet met de klas waaraan ze elf uur lesgeeft. Langzaamaan keert ze het tij.

“Dat mijn tweede jaar als leraar zo pittig zou zijn, overviel me. Het eerste jaar had ik vrij goed doorzwommen met mijn klassen arbeidsfinaliteit. Over die doelgroep doen geregeld zware verhalen de ronde. Maar het lukte me om de leerlingen te boeien, we werkten een schooljaar lang mooi samen. Ik kan het, dacht ik in juni. Tot het zesde jaar Boekhouden-Informatica zich in september tegen me keert. Heftig, want ik ben klastitularis en sta elf uur voor die klas.”

“De omstandigheden zitten niet mee: twee gesplitste klassen die moeilijk door dezelfde deur kunnen, komen opnieuw samen. Bovendien hebben die tweeëntwintig leerlingen een sterke band met hun vorige leraar en houden ze van haar werkwijze. Oefeningen maken ze bij haar altijd klassikaal. Ik wil wat meer groepsopdrachten uitdelen en individueel werk invoeren. Met het oog op het hoger onderwijs laat ik de leerlingen zelfstandig noteren. En ik probeer hun basiskennis aan economische inzichten verder uit te breiden.”

“Een paar sterke karakters in de klas strubbelen tegen. Ze willen mijn lessen uittekenen: ‘Dit moet je zo aanpakken en we willen elke week over de stage praten.’ Het slaat de grond onder mijn voeten weg, ik begin aan alles te twijfelen. Soms hou ik het niet droog na de les. ’s Nachts lijdt mijn slaap eronder. Kan ik nog binnenstappen in die klas? Hoe zorg ik voor een ommekeer?”

Wie is Hanne Daniëls?

• leraar economie in GO! Atheneum in Sint-Truiden

• staat drie jaar voor de klas

PAAL EN PERK

“Gelukkig kan ik terugvallen op mijn collega’s, mijn aanvangsbegeleider en directieteam. Ik blijk niet de enige die de klas een uitdaging vindt. Collega’s delen wat bij hen werkt, zonder me iets op te leggen. Ze raden me aan om paal en perk te stellen, duidelijke afspraken te maken. Gedrag dat niet door de beugel kan, zoals verwijten of schelden, meld ik bij de leerlingbegeleider. Maar ik voel ook aan: als ik bij elke pietluttigheid met straf zwaai, ben ik nog verder van huis.”

“De directie zet mee de puntjes op de i tijdens een klasgesprek over de afspraken. Van hun kant uiten de leerlingen hun bezorgdheid. Kunnen we nog wel goede punten halen voor economie nu de lat hoger ligt? Daarover ga ik om de zoveel weken met hen in gesprek. Dat kost een beetje tijd, maar geeft mijn lessen daarna vaart.”

“Mijn co-klastitularis Linda gooit ook een stevige reddingslijn. Een paar mama’s van de luidste roepers in de klas vragen een afspraak bij haar op het oudercontact. ‘Zou het niet sterker zijn om samen naar hun bezorgdheden te luisteren’, stelt ze voor. Stress! Maar ergens ook opluchting: samen met die ouders nadenken over een oplossing, is een shortcut richting betere klassfeer.”

PUNTENSTRESS

“Ik moet opnieuw vertrouwen krijgen in mijn leerlingen en zij in mij. Dat ik stevige herhalingstoetsen geef, toont mijn hoge verwachtingen. Het is geen poging om ze – zonder begeleiding het leven zuur te maken. Ook het kerstexamen jaagt ze de stuipen op het lijf. Op de koop toe ben ik ziek tijdens het vragenuurtje. Dat ik al hun mails toch beantwoord, brengt rust.”

“Ik kijk op van hun resultaten: veel beter dan ik had gehoopt! Wat een opluchting. In de klas feliciteer ik hen: ‘Proficiat gasten, jullie waren goed voorbereid. De examens lagen in de lijn van de grote toetsen.’ Dit is het ideale moment om mijn aanpak te duiden. ‘In het hoger onderwijs zijn er geen kleine toetsen meer. Of je naar de les gaat of noteert, is je eigen zaak. Ik wil jullie niet meteen in het water duwen, we zetten samen stappen naar die zelfstandigheid.’”

“Een aantal leerlingen is snel mee. Maar wie niet goed is in economie en door de kleine toetsen net de helft van de punten scoorde, moet even over zijn paniek heen. Ik hou me aan drie of vier tussentoetsen en evalueer dan de grote brok nog eens. Daarnaast beoordeel ik groepswerk, een opzoekopdracht of een presentatie. Dat ligt bepaalde leerlingen beter. Door die ingrepen ebt hun angst geleidelijk weg.”

“In oktober botsen we, maar in mei vinden ze mijn studiekeuzeadvies belangrijk”

“Sta je elf uur voor dezelfde klas, dan frustreer je elkaar soms. Dat laat ik toe. Het zilveren randje: ik ken mijn klas heel goed, schat de sfeer snel in en groei in mijn klasmanagement. Een blok van zes lesuren op vrijdag? Dan hou ik luchtigere leerstof of zelfstandig werk voor het laatst. Hard werk beloon ik met wat vrijheid, met een quiz of een spel stuur ik hen het weekend in. Dat lijkt steeds beter te werken.”

HULP UIT ZWEDEN

“In april komt de grote kentering. We krijgen de Zweedse klas op bezoek waarmee we e-Twinnen. Mijn klas kijkt er al maanden naar uit: ze hebben workshops voorbereid, presenteren hun fictieve onderneming aan de Zweden. We maken een fietstocht, eten samen stoofvlees met frietjes. Mijn leerlingen krijgen een hechte band met hun Zweedse leeftijdsgenoten.”

“Tijdens de uitwisseling zien ze hoe betrokken de Zweden zijn. Die lopen de extra mijl omdat hun bedrijfje echt is, geen fictie zoals bij ons. En in groepjes samenwerken met iemand die je niet ligt, is voor hen geen taboe. Iedereen lijkt elkaars vriend. Dat inspireert mijn klas: leerlingen die normaal nooit met elkaar spreken, zoeken toenadering en zetten hun schouders samen onder een opdracht.”

“De Zweden bekrachtigen de aanpak die ik voor ogen had: niet altijd klassikaal oefeningen uit het handboek maken, meer in groepjes of zelfstandig werken. Mijn leerlingen boksen samen met hun Zweedse gasten een podcast in elkaar. Zelfs de leerling die in januari nog in tranen uitbarstte toen ze Engels moest spreken, doet mee. Tegen het einde van dat schooljaar lanceert ze ideetjes in het Engels voor een grote groep vijfdejaars. ‘Besef je wat je gedaan hebt’, zeg ik haar. Apetrots is ze. En ik ook, omdat ik de handdoek niet in de ring gooide.”

SAMEN IN DE PHOTOBOOTH

“Een goede band vraagt soms veel energie, maar maakt altijd een groot verschil. In oktober lagen we in de clinch, in mei stellen mijn leerlingen me vragen over hun studiekeuze. Ik mag hun raadgever zijn, een teken van vertrouwen. En ze dringen aan: ‘U komt toch ook naar het galabal, mevrouw?’ Natuurlijk wil ik hen in avondkledij zien. Die avond nemen we samen gekke foto’s in de photobooth. Maar de mooiste bekroning van ons uitdagende traject is hun proclamatie. Hen zo fier zien afstuderen met grote toekomstplannen op zak, ontroert me echt.”

“‘Vervelend gedrag is geen reactie tegen jou, want ze kennen je nog niet als persoon.’ Met dat inzicht uit een nascholing leg ik mijn schooljaar neer. Leerlingen willen gewoon grenzen aftasten. ‘Loslaten’, zei mijn aanvangsbegeleider toen het moeilijk liep. Misschien een cliché, maar ik kan het nu meer relativeren.”

“Mijn boodschap voor andere starters? Als je al van alles geprobeerd hebt, loert de wanhoop om de hoek. Leerlingen kunnen keihard zijn. Begin dan niet aan jezelf te twijfelen, zie het als een moeilijke periode waar iedere starter door moet spartelen. Pas kleine dingen aan, maar ga niet mee in alles wat de leerlingen voorstellen. Raadpleeg collega’s, maar bewaak ook jouw accenten rond didactiek en klasmanagement. En hou moed. De leerlingen die het moeilijkst waren in je klas, zwaaien je later vaak enthousiast toe op straat.”

ADVERTENTIE

Poortwachters

Geen schooldag die zonder hen begint. Nog voor de bel gaat, maken ze het verschil met een knipoog, een ‘goeiemorgen!’ of gewoon door er te zijn. Aan de schoolpoort vangen leraren, directeurs en zorgcoördinatoren verhalen op, lezen ze blikken en bouwen ze bruggen.

Foto – Alexandra Bertels
Tekst – Simon Verbist

RUIMTE OM TE LANDEN

“Als poortwachter leer je de leerlingen snel lezen. Het meisje dat elke ochtend enthousiast ‘goeiemorgen’ zegt, de stille jongen die altijd beleefd glimlacht, de puber die nog half slaapt en je vaak niet eens opmerkt. Wanneer er iets verandert in hun lichaamstaal, zie ik dat meteen. ‘Wat is er aan de hand?’ Soms hangt er een zware toets boven hun hoofd, soms spelen er problemen thuis en volgen de tranen. Blij dat ik hen dan even apart kan nemen en tot rust kan laten komen in de stille ruimte.”

Seher Turk – leraar techniek en zorgcoördinator in KA Berchem

HIGH-FIVE MET DE DIRECTEUR

“Vaak zien leerlingen en ouders de directeur alleen als er iets misgaat. Ik wil dat anders doen. Daarom sta ik hier elke dag, zowel ’s ochtends als in de namiddag. Niet alleen om problemen op te lossen, maar om écht aanwezig te zijn.

Voor een praatje, een high-five, een knipoog, of om op een koude ochtend lachend een muts wat dieper over een hoofd te trekken. Veel van onze leerlingen groeien op in kansarmoede. Ik wil dat onze school een houvast voor hen is. En dat ze iedere dag meteen voelen: hier ben je welkom.”

Barry Jespers – directeur in Eureka in Antwerpen

NIEUWE WERELD,

VERTROUWD GEZICHT

“Voor het eerst naar school komen, het is een grote stap voor mijn peuters. Alles is nieuw: de klas, de juf, de andere kindjes, het ritme van de dag. Aan de poort van dat onbekende avontuur wil ik een vertrouwd gezicht zijn. En valt het afscheid van mama of papa ’s ochtends toch zwaar? Dan draag ik hen met plezier naar binnen. Elk kind verdient die warme start.”

Lieselot Verstraete – kleuterleraar in De Regenboog in Ertvelde

WAPEN TEGEN SPIJBELEN

“Het beste wapen tegen spijbelen? Connectie met de school. Daarom staan we elke ochtend bij de poort om de leerlingen welkom te heten. ‘Fijn dat je er bent.’ Dat benoem ik letterlijk. Tegelijkertijd zie ik ook zoveel dat later van pas kan komen in een gesprek. Hebben ze hun boekentas bij? Rijden ze veilig? Zien ze er moe uit? Dragen ze dezelfde kleren als vorige week? Schooluitval terugdringen begint al aan de schoolpoort.”

Kurt

ALTIJD DIALOOG

“Elke woensdagochtend hoor ik buiten meteen wat er speelt: ‘Noor zag er vandaag tegenop om naar school te komen’, ‘Mila worstelt met die leesopdracht,’ of ‘Opa haalt Bas straks op.’ Aan de poort is er altijd dialoog, nooit eenrichtingsverkeer. Dat persoonlijke contact geeft me zoveel waardevolle informatie – vaak meer dan ik uit een boodschap in de agenda zou halen.”

Ine Christiaens – leraar derde leerjaar in Kobos De Kiem in Kapelle-op-den-Bos

Die ene ex-leerling

“We hadden niet veel woorden nodig”

Sommige leerlingen kleven net iets meer aan je vel. Jaren later vraag je je af hoe ze het stellen. Omdat ze een bijzondere gave hadden, omdat je iets van jezelf herkende of geen vat op hen kreeg. Vijftien jaar geleden kreeg Ann­Sofie een wel erg stil meisje in haar les. Ze wilde graag viool leren. Hoe gaat het nu met haar?

Laure: “Binnenstappen in de vioolklas van Ann-Sofie voelt als een warm dekentje dat over mij valt. Hier leerde ik veel meer dan viool spelen. Dit is de plek waar ik mezelf kon zijn, mijn echte ‘ik’ vond. Zo dankbaar dat ik Ann-Sofie leerde kennen.”

Ann­Sofie: “Laure was acht. Ze kwam hier binnen: stil, klein en bedeesd. De start was niet bijzonder vloeiend, de notenleer bleek een struikelblok, een goede vioolhouding aanleren kostte tijd.”

“Bovendien sprak Laure nauwelijks. Maar ik zag aan haar blik dat ze wel genoot van de een-op-een lessen. Ze stapte in mijn wereld van fantasie en we ontwikkelden onze eigen taal. ‘Strijk deze noot als een spindraad, speel deze fluittonen als een ijspegel, luister naar je vioolklank zoals een boswachter de geluiden in het bos observeert.’ Laure voelde waar ik naartoe wilde.”

Laure: “Ik leerde in kleurrijke adjectieven over nuances en gevoelens in de muziek. Ann-Sofies ruime fantasie voedde die van mij. Die taal begreep ik. Op school was ik heel stil. Daar voelde ik me meer dan eens een probleem: ik moest ‘veranderen’. Maar Ann-Sofie zag mijn overgevoeligheid als een kwaliteit. Ik kreeg de ruimte om anders te zijn. En bloeide daardoor open.”

Ann­Sofie: “Heel fijn om te zien hoe dat kleine, bedeesde meisje later stralend op het podium stond. Ik speelde vaak de tweede stem. Het bood haar veiligheid. De viool werd voor Laure een medium om zich uit te drukken en te verbinden met anderen. Ze praatte niet maar communiceerde via de muziek. Haar extra gevoeligheid zette ze in om haarscherp te intoneren, de subtiele nuances in klank waar te nemen. Laure heeft een bijzonder gevoel voor schoonheid.”

Laure: “Maar ik lag overhoop met de mi-snaar. Haar hoge frequentie kwam zo hard binnen en deed me fysiek zoveel pijn dat ik eraan dacht om te stoppen. Ann-Sofie stelde me gerust: ik kon overstappen naar de altviool. Maar dan kreeg ik een andere juf. Dus speelde ik die noot zachter en leerde Ann-Sofie me bij mi-klanken te denken aan vallende sterren.”

Ann­Sofie: “Ik heb Laure zien groeien van acht tot tweeëntwintig jaar. Dat is een voorrecht in het dko. Mijn passie voor de viool probeer ik door te geven door authentiek te zijn. En door de leraar te zijn die ik als kind nodig had. Ik denk dat het die oprechte manier van zijn is die Laure en ik voelden.”

Laure: “Ik heb mijn viool niet meer losgelaten. Ik werk in een voorziening voor volwassenen met een meervoudige beperking. Elke week neem ik mijn viool mee naar het werk. Sommige bewoners zijn diep in hun eigen wereld gekeerd, maar de muziek doet hen openbloeien. Dan voel ik weer diezelfde kracht die ik bij Ann-Sofie voelde.”

Wie is Ann-Sofie Vande Ginste?

• toen (en nu): leraar viool aan het Conservatorium aan Zee in Oostende

Wie is Laure Versluys?

• toen: leerling viool aan het Conservatorium aan Zee in Oostende

• nu: begeleider in een centrum voor volwassenen met een mentale beperking

Analyse

Wie is Kristin Vanlommel?

• bijzonder hoogleraar bij de master Opleidings- en onderwijswetenschappen van UAntwerpen

• lector bij het Kenniscentrum Leren en Innoveren van Hogeschool Utrecht

Wie is Barend Last?

• onderwijsmaker en auteur van o.a. ‘Chatten met Napoleon’

• expertise in professionalisering, innovatie en technologie

• staat opnieuw één dag per week in het basisonderwijs

Wie is Joke Jacobs?

• campusdirecteur in Heilig Graf in Turnhout

• opgeleid als historicus

• de school zet in op internationalisering, STEM en CLIL

Rijmt innovatie op frustratie?

Vernieuwing op school: aanvuren of afremmen? En helpt innovatiedrang ons onderwijs naar de vaantjes of worden scholen er sterker van? Experten Barend Last, Kristin Vanlommel en directeur Joke Jacobs over de moeilijke keuzes vóór en tijdens vernieuwingsprocessen.

Het Heilig Graf in Turnhout ademt met mooie, statige gevels traditie uit. Voeten diep in het verleden. Toch schetst de school zichzelf op haar website als innovatief. Ze pioniert al een decennium met STEM in de doorstroomrichtingen, trekt mee aan de kar van CLIL met sport- en geschiedenisleraren die in het Frans of Engels instructie geven en wijst de weg rond wereldburgerschap.

Campusdirecteur Joke Jacobs: “Achter onze oude gebouwen schuilt een blik op de toekomst. Die zat er altijd al. Ooit pionierden de zusters door fabriekskinderen onderwijs te geven. Tien jaar geleden – nog vóór de grote STEM-aandacht – voelden we bij leerlingen uit wetenschappelijke doorstroomrichtingen de nood aan technologie en engineering die verdergaan dan enkele fysicaproefjes. Die verdieping in lessenroosters gieten, kost ons extra energie. Maar dat hebben we ervoor over. Zeker als we zien hoe hard onze leerlingen zich ontwikkelen.”

KARIKATUREN

Innovatief: het Heilig Graf draagt die eigenschap met trots uit. Toch lijkt de term vandaag een beetje beladen. Zeker als die wordt genoemd als een van de krachten achter de kwaliteitsdaling in onderwijs.

Tekst – Bart De Wilde
Foto – Alexandra Bertels

Barend Last plaatst de kritiek op onderwijsinnovatie binnen het grote onderwijsdebat. “Dat grijpt geregeld naar karikaturen en geforceerde tegenstellingen. Denk aan kennis versus vaardigheden. Of aan ontdekkend leren versus directe instructie. De realiteit op scholen is gelukkig grijs. Iedereen wil kennis én vaardigheden meegeven. En we gooien leerlingen heus niet en masse zonder zwembandjes in het diepe, maar we binden hen ook niet overal en altijd vast op een stoel.”

“Onderwijsinnovatie raakte ook verstrikt in dat zwart-witdiscours. Lijnrecht tegenover traditie. Hippe hypes zonder wetenschappelijke grond krijgen terecht een veeg uit de pan. En lesmethodes doordrukken zonder de nodige achtergrondkennis te bezorgen – waardoor leraren leesstrategieën te rigide inzetten – dat doen we beter niet. Maar soms

mislukken vernieuwingen omdat we de voorwaarden niet creëerden. De innovatie krijgt dan ten onrechte de schuld, en niet de krakkemikkige invoering.”

“Open leerruimtes, bijvoorbeeld. Honderd kinderen die zich in een lawaaierige zaal op wiskundesommen moeten concentreren? Dat moet je gewoon niet doen. Het jammere is dat die foute uitzonderingen het nieuws halen. Maar wat je veel vaker ziet, komt niet aan bod. Drie klaslokalen met flexibele wanden om samenwerking te stimuleren, met leraren die de wand bewust sluiten en openen. Doordachte leerruimtes, met aangrenzende lokalen voor instructie en met aandacht voor akoestiek en zonering. Waarbij we altijd vertrekken vanuit didactische visie en doelen. Prima, toch?”

“Innovatie mislukt soms omdat we de voorwaarden voor succes zelf ondergraven”
Barend Last

VERBETERLUSSEN

Ook Kristin Vanlommel voelt de sfeer rond innovatie verschuiven. Ze stipt nog een aantal boosdoeners aan. “Vernieuwingen lossen elkaar op school veel te snel af. Daardoor denken we innovatie niet goed genoeg door, blijven de resultaten niet hangen en worden leraren verandermoe.”

“Bovendien gooien we alles op een hoop. Digiborden plaatsen is geen vernieuwing als er geen duidelijke visie achter zit. Dan is het een zichtbare en intuïtieve reactie op een probleem, maar biedt het nul garantie op betere lessen. Met een spuitbus over een roestige carrosserie gaan, verbetert de kwaliteit van je wagen niet. Het roest tast de lak binnen de kortste keren weer aan.”

“Hoe grijpen we snel in, wat doen we nu het best?

Korte verbeterlussen: die actiereflex heb je op school zeker nodig als je wc verstopt zit of als kinderen op de vuist gaan op de speelplaats. Maar als je ten gronde wil vernieuwen, moet je je uitgangspunten in vraag stellen en tijd maken voor onderzoek. Daarna moet je een traject uittekenen, want je toetsbeleid trek je niet recht op een vrijdag tussen 14.00 en 15.00 uur. Dat vraagt kennis van toetsen – die zit bij leraren –, maar ook van veranderingsprocessen – die missen we nog te vaak op school.”

NAAR DE KERN

Kan je resoluut kiezen voor traditie en je schoolpoort sluiten voor vernieuwing? Of ondergraaf je dan je kwaliteit en ontken je de maatschappelijke realiteit? Kristin en Barend zijn het roerend eens: innovatie kan je niet buitenhouden.

“Dat alles blijft zoals het is, vindt ons oeroude brein lekker veilig”, vertelt Kristin Vanlommel. “Maar elke

school moet haar kwaliteit ontwikkelen, dat lukt niet zonder gedoseerd te vernieuwen. De term ‘innovatie’ stamt van het Latijnse ‘in novo’ of ‘naar de kern’. Je vertrekt dus altijd van de vraag: hoe maakt het onze kern of onze onderwijsvisie beter? Het lijkt een open deur, maar scholen struikelen vaak over die vraag. Terwijl je leraren alleen écht meekrijgt als duidelijk wordt hoe een vernieuwing hun lessen versterkt.”

“Een goeie leraar is een volbloed innovator”, knikt Barend Last. “Die denkt voortdurend na hoe die zijn doelen beter kan bereiken. Vernieuwing draait dus om beter en anders, niet om mooier en hipper. Onderwijs moet geen voorloper zijn en als eerste meegaan in hypes of technologische vernieuwingen –een vertragende ingebouwde handrem is best oké – maar het mag ook niet hopeloos achterblijven. Toegegeven: niet simpel om naar de juiste versnelling te schakelen.”

BESTELBUSJES

Beslissen tussen de berg vernieuwingen en maatschappelijke tendensen start altijd vanuit je eigen visie op onderwijs. “Nieuwe (technologische) mogelijkheden van AI tot flexibel meubilair, rijden af en aan als bestelbusjes”, schetst Barend Last. “De pakketjes waarover je echt goed nagedacht hebt en een plan hebt, teken daar maar voor. Andere laat je beter passeren: als ze niet passen bij je schoolvisie, hol je beloftevolle innovatie zelf uit. Zie je bij blended leren alleen maar de digitale apparaten, dan werkt het niet. Zie je kansen om je onderwijs te variëren, dan zit er wél muziek in.”

“Goed. Soms komt er iets aanrijden waarvoor je de deur niet kan sluiten. Zoals AI, dat staat intussen in de Nederlandse eindtermen. Is dat beangstigend? Misschien wel. Maar tegelijkertijd biedt het een geweldige kans. Als team moet je intussen voorbij de principiële vraag zijn of je er als school iets mee moet of niet.”

Responsief vermogen is cruciaal om goede keuzes te maken, stelt Kristin Vanlommel. “Het is de gave om tussen alle prikkels uit de buitenwereld en van binnen je school te filteren. Niet elk idee van een leraar of elke vraag van ouders kan je oppakken. In een innovatie meegaan of niet? Dat kan allebei een goede beslissing zijn. Zolang je maar vertrekt vanuit duidelijke schooldoelen: wat willen we precies bereiken met die vernieuwing? Maar ook: welke onderbouwing bestaat er en hoe matchen we die met onze eigen ervaringen, praktijkkennis en context.”

“Soms is onderzoek kritisch voor een bepaalde innovatie. Maar misschien werkt die wel op jouw school omdat je iets anders nastreeft. Stel: je verlaagt met teamteaching de werkdruk en laat leraren meer van elkaar leren, moet je het dan afvoeren omdat onderzoek slechts een klein effect meet op de leerwinst? Nee, je doel ligt gewoon elders.”

“De sleutel tot vernieuwen leggen we in handen van onze lerarenteams”
Joke Jacobs

GROENE EN RODE BOLLEN

Barend Last stond jaren voor de klas en koos ook niet altijd goed. “Tien jaar geleden lanceerde ik mee het tabletonderwijs in mijn school. Van papieren rekenmethode ging het snel naar digitaal. Op een dashboard kon ik de vorderingen van mijn leerlingen volgen via groene en rode bolletjes. Maar ik vergaloppeerde me een beetje. Door voortdurend naar het scherm te turen, vergat ik genoeg contact te leggen met de leerlingen. Daar voelde ik me niet goed bij. Dus zocht ik naar een mooie balans: het dashboard liet ik wat meer los en ik ging weer vaker tussen de leerlingen door lopen.”

In het Heilig Graf wikken en wegen ze hun keuzes ook. “Soms horen we leraren zachtjes zuchten: springen we niet op te veel vernieuwing”, geeft Joke Jacobs toe. “Een belangrijk

signaal. Maar tegelijkertijd willen we niet stilstaan. We nemen de tijd om te onderzoeken welke innovatie het leren versterkt of versnelt en benutten expertise in onze school. Rond artificiële intelligentie bijvoorbeeld. Een van onze leraren heeft als zij-instromer een pak kennis over AI. Hij stippelt mee de weg uit voor onze school. En informeert in onze lezingenreeks ‘Knappe koppen’ ook ouders over die nieuwe technologie.”

FALIEKANT FALEN

Stel: je trechtert alle opties, kiest er één en uiteindelijk spring je. Hoe bouw je die innovatie duurzaam en effectief uit? Kristin Vanlommel: “Effectief betekent dat je je doelen bereikt. Dat vraagt naast heldere doelen ook meetbare resultaatsverwachtingen. In een laboratorium kan je alles in cijfers vangen, op school niet. Maar je kan ook werken met foto’s, observaties of gesprekken. Die helpen je om successen vast te pakken, te vieren, bij te sturen.”

“Duurzaam mikt op lengte, breedte en diepte. Concreet: is de verandering er over drie jaar nog, bereikt ze meer dan een groepje voortrekkers en veranderen ook onze opvattingen? Dat laatste is het moeilijkst. Maar als alleen je gedrag verandert en je blinde vlekken niet blootlegt, grijp je automatisch terug naar oude gewoontes zodra het even tegenzit.”

“Innovatie is dus evolutie, geen revolutie. Het is aan de directeur of externe begeleider om alle emoties tijdens dat proces een plek te geven en de energie te bewaken. Voor innovatie gelden de wetten van fysica: een stilstaand voorwerp in beweging krijgen, vraagt energie. Dat beseft iedereen. Maar ook daarna moet je energie blijven geven. Anders valt de innovatie stil.”

Barend Last verwijst graag naar onderzoek van Everett Rogers. “Hij somt vijf voorwaarden op die maken dat innovatie wel tot gedragsverandering leidt bij leraren. Je vernieuwing mag niet te moeilijk of te makkelijk zijn, je moet ze bij collega’s kunnen afkijken, ze moet matchen met je onderwijspraktijk, je moet ze kunnen testen en ze moet je iets opleveren. Daarnaast zijn er drie randvoorwaarden op schoolniveau: strategie, infrastructuur en support.”

“Helaas voldoen we negen keer op de tien niet aan die condities. Leraren krijgen dan een halve dag uitleg over een nieuw platform met driehonderd features of een school koopt digiborden maar niemand heeft ervaring en de wifi valt voortdurend uit. Zo brouw je eigenhandig het recept voor faliekant falen. Schadelijk neveneffect: dan rijmt innovatie op frustratie.”

“Veel nieuwigheden uitproberen, maakt je nog geen innovatievere school”

KWALITEITSTEAM

Om de slaagkans te verhogen, legt het Heilig Graf veel initiatief bij haar leraren. Joke Jacobs: “We groeperen onze leraren rond leerlingen in stabiele, kleine teams. De sleutel tot innovatie ligt in hun handen. Wil een team co-teachen of aan het evaluatiebeleid sleutelen, dan kan dat. Onze cel kwaliteitszorg bewaakt het kader, deelt de vragen die we ons altijd moeten stellen. Hoe past het binnen onze visie, wat zegt wetenschappelijk onderzoek en wat weten we uit onze praktijkervaring en context? We volgen projecten altijd op met de PDCA-cirkel en checken: zit daar iets in voor andere teams?”

“Die lerarenteams bouwen we zo divers mogelijk uit, met allerlei profielen en achtergronden. Om het niet meteen eens te zijn met elkaar. Als historicus geloof ik heilig dat sterke innovatie ontstaat op plekken waar verschillende mensen samenkomen en in discussie gaan. Zo ging het vroeger toen steden ontstonden

op handelsroutes, zo gaat het vandaag op school. Daarom willen we mensen die de wereld gezien hebben en collega’s die de buurt kennen. En zij-instromers met praktijkkennis samen met mensen die pakken onderwijservaring opgebouwd hebben.”

GEDRAGSVERANDERING

Nog enkele laatste meenemers voor schoolteams? Zodat ze anders denken over veranderen? “Je kan alleen veranderen als je stabiliteit hebt”, opent Barend Last. “Als je vandaag leraren tekortkomt, bestaat er maar één terechte focus: nieuw personeel vinden en iedereen ruimte geven om te ademen. De paradox is: doordacht toewerken naar die stabiliteit, mag je eigenlijk ook zien als verandering.”

“Dat je veel nieuwigheden uitprobeert, maakt je nog geen innovatievere school”, besluit Kristin Vanlommel. “Durf dus keuzes maken. Betrek ook eens je leerlingen. We praten veel over hen, te weinig met hen. Zij kunnen blinde vlekken aanwijzen bij veranderingsprocessen: over manieren van toetsen, over lesinhouden. Oordeel niet te snel dat leerlingen daarvoor hun schouders ophalen. Dat komt omdat ze het niet kennen. Pas als ze ervaren dat ze een rol kunnen spelen bij vernieuwing, gaan ze dat heel belangrijk vinden.”

“Tot slot: een veranderingsproces is geen stappenplan dat je flink moet volgen, maar wel een lineaire cyclus waarbij je nadenkt, onderzoekt, uitprobeert, bijstuurt. En denk niet dat je een verandering als een kant-en-klaar pakket kan verspreiden in onderwijs. Innovatie kopiëren omdat het bij de buren werkt? Vergeet het. Innovatie werkt pas als je er op school je eigen ding mee doet.”

ADVERTENTIE

Preteaching: een eerste trap in je voorleesroutine

“Elke kleuter meteen mee”

Voorlezen in de kring? Na twee bladzijden haakte een groepje kleuters af: blik op oneindig, weg concentratie. Tot juf Melissa en teamteacher Anne voor enkele kinderen preteaching beginnen in te zetten. “Het verschil: als we nu een vraag stellen, gaan alle vingers in de lucht.”

Melissa: “Een klassieker in de kleuterklas? Op maandagochtend trappen we een thema af met een verhaal. Maar hoe weloverwogen je je boek kiest en hoe goed je ook voorleest, toch speel je enkele kinderen kwijt. Een moeilijke term zorgt voor kortsluiting of ze verdwalen tussen twee zinnen omdat ze voorkennis of taalvaardigheden missen. Dat ik de prenten toon of extra uitleg geef, volstaat niet altijd om weer aan te haken.”

“Natuurlijk volgen we onze kleuters na het kringmoment op. Ten eerste duiken we drie weken in hetzelfde thema en hernemen we het verhaal geregeld, telkens met een andere focus. Ten tweede geven we kleuters die het nodig hebben veel individuele aandacht en zorg. We timmeren aan hun taal en kennis in de speelhoeken. Toch merken we: slecht begonnen is vaak half verloren. Die start op maandag is ontzettend belangrijk om echt mee te zijn in een thema.”

TEASEN

OP VRIJDAG

Anne: “Soms is een extra opstapje nodig, beseften we. Dat vonden we met preteaching. Dat houdt in dat je enkele kleuters vooraf al extra instructie geeft in

het nieuwe thema. Preteaching is intussen een vast onderdeel van onze voorleesroutine. Dat staat en valt – net als de hele themawerking – met doordachte keuzes. Woorden selecteren, start altijd vanuit het focusboek. Welke termen hebben kinderen nodig om de tekst echt te doorgronden? We vullen verder aan vanuit de focusdoelen rond taal en wiskunde die we aan het nieuwe thema kunnen koppelen.”

“Thema geselecteerd, boek gekozen, leerdoelen vastgelegd? Vóór we het verhaal op maandag klassikaal een eerste keer voorlezen, krijgen enkele kleuters op vrijdagochtend al een mooie primeur. In een aparte klas zonder omgevingslawaai tease ik een groepje van zes leerlingen. Een hijskraan of tangram: de klanken en illustraties uit het boek prikkelen hun nieuwsgierigheid. Maar wat betekenen die woorden echt? Ik zoek naar aanknopingspunten met voorkennis die ze wel al hebben.”

“De samenstelling van het vrijdaggroepje wisselt. In de klas kijken we welke kleuters onvoldoende woorden beheersen, lager scoren op verhaalbegrip of baat hebben bij dit extra voorbereidende leermoment. Afhankelijk van de insteek en het thema neem ik dus deels andere kinderen mee. Maar ook iets sterke klasgenoten sluiten aan: die tonen een juiste luisterhouding en stimuleren mee interactie. We noteren altijd alle namen om het overzicht te bewaren. Soms maakt een kind een sprong en heeft die het voorproefje op vrijdag niet meer nodig. Een paar jaar geleden hadden veel kinderen nood aan preteaching. Toen schoven we met zorguren en konden twee groepjes inrichten.”

VRAGEN OP MAANDAG

Anne: “‘Waarover zou dit boek gaan?’, zeg ik luidop als ik het boek vastneem. De kleuters zwijgen. ‘Ik denk dat het over een kat gaat. Maar die ziet er wel wat raar uit met

Tekst

Wie is Anne Vanderhaegen?

• zorgjuf en teamteacher van de derde kleuterklas in Basisschool Sint-Janscollege Visitatie in Sint-Amandsberg

• beleidsondersteuner voor alle kleuters

• 10 jaar ervaring in onderwijs

“Met een primeur op vrijdag hinkt geen enkele kleuter achterop”

Anne, teamteacher

“Voor elke nieuwe leerstof geldt: je grift ze pas in het geheugen als je veel herhaalt”

Melissa, klasjuf

al die hoekjes. Misschien ontdek ik nog meer op de achterflap. Een jongen maakt een kat van een tangram. Wat is een tangram? Ik zoek het even op mijn gsm op. Het is een puzzel. Zou dat dan een puzzelkat zijn?’ In het begin is het wel even wennen om die inkijk in je eigen hoofd te tonen en niet in interactie te gaan. Hardop denkend voorlezen of modelleren is een sterke techniek die hen later goed van pas komt bij begrijpend lezen.”

“Daarna lees ik het verhaal voor en stel ik mezelf hardop vragen. Stap voor stap komen de zeven puzzelstukken waaruit de figuren bestaan – zoals tangram, puzzel, vierkant, rechthoek en parallellogram – aan bod. Ook rangorde krijgt een plekje. Een werkpunt, merkten we in de KOALA-taalscreening. Aansluitend knippen en puzzelen de kleuters per twee de tangramkat: een uitdagend spel met veel kansen om actief spreken te stimuleren. Na vijftig minuten spreken we af wat we aan de klasgroep verklappen. We brengen één nieuw woord, het boek en een object mee. En de rest van het verhaal? Dat blijft geheim tot volgende week.”

Wie is Melissa Claeys?

• klasjuf van de derde kleuterklas in Basisschool Sint-Janscollege Visitatie in Sint-Amandsberg

• staat 10 jaar voor de klas

Melissa: “Als ik maandagochtend het verhaal voorlees aan de hele klas, stel ik bewust dezelfde vragen die Anne voorlegde tijdens het preteachen. Die vragen noteer ik op een spiekbriefje. Niet elke vraag is goed. Spontaan grijp ik meestal naar gesloten vragen. ‘Welke vorm is dit?’ checkt of een kleuter iets goed onthoudt. ‘Hoe zou jij het probleem oplossen?’ toetst hoe een kind het toepast. ‘Wat zou jij maken met de tangram om de poes te helpen?’ stimuleert de creativiteit. De taxonomie van Bloom inspireert ons om te variëren met vragen.”

“Het effect van preteaching op mijn klas? Meer focus en luistermotivatie. Kleuters die anders glazig kijken, vullen vooraf hun rugzakje met begrippen, rijke taal en zelfvertrouwen. Dat openen ze tijdens de voorleesbeurt. Alle vingers gaan in de lucht, want iedereen kan antwoorden. Daarna vliegen de weken voorbij en gaan we inhoudelijk echt ver. Met het boek Tangramkat voeden kleuters een kat op, herkennen ze vlakke figuren en bepalen ze rangordes.”

VIJFTIEN FOCUSWOORDEN

Melissa: “Bij elk boek selecteren we ook vijftien nieuwe focuswoorden. Een paar van die woorden geven we al mee aan het vrijdaggroepje. Elke ochtend staan onze kleuters te popelen van ongeduld om het woord van de dag te leren. Een prent licht al een tipje van de sluier op. ‘Wat zou het nieuwe woord zijn? Wie het weet, mag het zeggen.’ Of ik vertel er meer over: artiest, mijmeren, daverend applaus, meteoor, parallellogram? De moeilijkste woorden onthouden ze het best.”

“Met preteaching leggen we voor kleuters die het nodig hebben een extra tussenstapje richting kennis. Maar voor elke nieuwe leerstof geldt: je grift ze pas in het geheugen als je veel herhaalt. Daarom blinken het beeld, het lidwoord en de letters van de vijftien focuswoorden op onze weeklijn. Ook voor mij een visueel geheugensteuntje om ze geregeld boven te halen in de activiteiten en het hoekenwerk. En als we merken dat iemand ze nog niet helemaal vastheeft, nemen we samen de zorg op.”

“Verhalen capteren na één luisterbeurt? Uitdagend!"

Maxime Bultheel: “Relevante voorkennis is erg bepalend voor toekomstig leren. Om die gericht te selecteren en te activeren vertrek je best van een concreet leerdoel. Bijvoorbeeld: ‘de kleuter kan een verhaal navertellen of naspelen’. Start je met voorlezen over de zee? Best uitdagend om dat verhaal na één luisterbeurt te capteren. Zeker als een kleuter nog nooit zijn teen in het water stak, zandkastelen bouwde of schelpjes verzamelde. De kans is bijzonder klein dat die dan reageert op je vragen of met jou in interactie gaat. Gevolg: dat kind krijgt minder kans om de nieuwe leerstof te begrijpen en riskeert nog verder achterop te hinken.”

“Vóór je klassikale instructie geeft, kan je de verschillen in kennis en vaardigheden via preteaching verkleinen met advance organizers, voorkennis of kernbegrippen. Met een praatplaat over de zee bied je een kind meer inzicht in de concepten ‘zee’ en ‘strand’. Vertel wat je aan zee kan doen, waar ze ligt. Zo reik je een ‘kapstok’ aan die de kleuters helpt om het verhaal aan op te hangen. Benut daarnaast ook kansen op interactie.”

“Selecteer sleutelwoorden die essentieel zijn om het voorleesverhaal te snappen. Wees daarbij bewust ambitieus en kies ook termen die kleuters niet impliciet leren, zoals ‘branding’, ‘golfbreker’ of ‘getijden’. Zoek daarbij naar brugjes met leerstof die ze wel al kennen. Als je in de lagere school het bijvoeglijk naamwoord wil aanbrengen, is het handig om voorkennis rond woordsoorten op te frissen. Kinderen voelen door al die stapjes dat ze vooruitgaan en dat motiveert.”

“Structureel inzetten op preteaching? Dat vraagt creativiteit met het lessenrooster of delicate keuzes waarbij preteaching een deel van de andere lessen vervangt. In de kleuterklas lukt dat makkelijker dan in de lagere school. Daar zit de sleutel in het gespreid oefenen: drie momenten van twintig minuten. Nog belangrijk: afhankelijk van je doelen kan je groepssamenstelling variëren. En kies je thema’s niet lukraak. Stem ze goed op elkaar af binnen je eigen klas, maar ook over de kleuterklassen. Dan gaan collega’s door op elkaars inhouden, bouwen ze (voor)kennis systematisch op en kunnen ze preteaching efficiënter inzetten.”

Maxime Bultheel, Milou de Smet en Pieter Verachtert (Thomas More, Expertisecentrum Onderwijs en Leren) hertaalden voor Leerpunt de leidraad ‘Differentiatie, samen naar de meet’ met als focus: convergente differentiatie om onderwijsachterstanden weg te werken in het basisonderwijs.

LERAREN KAART

Op Lerarenkaart.be en in de Lerarenkaart­app jongleer je met meer dan 800 exclusieve voordelen via een handige zoektool. In dit magazine krijg je alvast een greep uit de nieuwe aanbiedingen, Lerarendagen en expo’s.

Tekst – Evy Ceusters & Vera Verdoodt Illustratie – Julie Poignie

Nieuwe voordelen

Oostduinkerke SUNPARKS OOSTDUINKERKE WEST COAST WELLNESS & AQUAFUN

15 of 20 procent korting met je Lerarenkaart

Zedelgem­Loppem KASTEEL VAN LOPPEM

2 euro korting met je Lerarenkaart

Abonnement DALTON.BE

7,50 euro korting met je Lerarenkaart

Webshop SVEA SOLAR

10 procent korting met je Lerarenkaart

Oostende 'T SPEELKOT

10 procent korting met je Lerarenkaart

Webshop ATELJEE G 15 procent korting met je Lerarenkaart

Brussel

CENTRALE FOR CONTEMPORARY ART

6 euro korting met je Lerarenkaart

Koksijde MUSEOS 1 euro korting met je Lerarenkaart

Antwerpen HETPALEIS

20 procent korting met je Lerarenkaart

Lerarendagen

SPEELGOEDMUSEUM MECHELEN

Speelgoedmuseum, Mechelen – 21 april 2025 vanaf 9.30 uur

Leraar in het basis- of secundair onderwijs? Ontdek het vernieuwde Speelgoedmuseum tijdens een interactieve rondleiding over spelen door de tijd en hoe je spelend kan groeien. Leer meer over de verschillende educatieve pakketten, les je dorst met een drankje en stil je honger naar meer met een goed gevulde goodiebag.

Gratis met je Lerarenkaart voor jezelf, een extra volwassene en max. 3 kinderen

BOBBEJAANLAND WORLD OF DINOS

Bobbejaanland, Lichtaart – 12, 13, 19 en 20 april 2025 vanaf 10 uur

Dino’s zetten het pretpark op stelten. Haal de archeoloog in je naar boven en leer meer dan 30 verschillende dinosaurussen kennen. Laat daarna de adrenaline stromen in een van de attracties. Je gaat als een ranger in spe weer naar huis om je klasuitstap voor te bereiden.

Gratis met je Lerarenkaart voor jezelf en een kortingstarief van 19,90 euro voor max. 4 personen

Expo’s

LEE MILLER IN PRINT

FOMU, Antwerpen – t.e.m. 8 juni 2025

De foto’s van de Amerikaanse portretfotograaf Lee Miller stonden in de jaren 30 op de cover van vele modebladen. In WOII staat ze haar mannetje als oorlogsverslaggever. Bestudeer haar oeuvre en ga haar met je klas achterna in een fotografieworkshop.

4 euro korting met je Lerarenkaart (8 euro i.p.v. 12 euro)

AMAZÔNIA

Tour & Taxis, Brussel – van 4 april t.e.m. 2 november 2025

Door de kracht van de beelden willen de Braziliaanse fotograaf Sebastião Salgado en zijn vrouw Lélia het bewustzijn en de acties voor de bescherming van het Amazonewoud bevorderen. Laat je verbazen door de foto’s, documentairefilms en geluidscreaties van dit kwetsbare ecosysteem en de inheemse bevolking.

1,50 euro korting met je Lerarenkaart (14 euro i.p.v. 15,50 euro op weekdagen of 16 euro i.p.v. 17,50 euro tijdens weekends/feestdagen/ schoolvakanties)

NIEUW MUSEUM: ABBY KORTRIJK

Abby Kortrijk – opening 29 maart 2025

In het nieuwe museum Abby Kortrijk in de historische abdijsite valt heel wat te beleven. Volg een rondleiding door een van de thematische expo’s met topstukken uit de beeldende kunsten. Verken de zestiende-eeuwse kapel en ondergrondse zalen of duik in het atelier voor een creatieve klasworkshop. Praat na met een drankje of een wandeling in de tuin.

4 euro korting met je Lerarenkaart (8 euro i.p.v. 12 euro)

COMPASSION

MAS, Antwerpen – t.e.m. 31 augustus 2025

Leer hoe mensen in verschillende talen en culturen via kunst, objecten en woorden hun medeleven of compassie tonen. En jij? Hoe toon jij medeleven? Beantwoord deze vraag van fotograaf Lieve Blancquaert op het einde van de expo.

Gratis met je Lerarenkaart i.p.v. 12 euro

Expo’s

© The Saul Steinberg Foundation, SABAM, Brussels, 2025

DRAWING ROOM

Stichting Folon, La Hulpe – t.e.m. 31 augustus 2025

Bewonder 130 werken van grote namen als Alechinsky, Glaser, Steinberg, Savignac en Bosc, uit de twintigste-eeuwse tekenkunst. Stichting Folon gidst je doorheen satire, poëzie, posters en cartoons. Dit is een expo over de mensheid, haar tekortkomingen en fantasieën.

9 euro korting met je Lerarenkaart (6 euro i.p.v. 15 euro)

COMMON GROUNDS

CID, Hornu – t.e.m. 24 augustus 2025

Er is een hoek af. Soms letterlijk. De Belgische designer Lucile Soufflet daagt je uit om met onverwachte vormen van objecten je relatie met de ruimte te analyseren. Ontdek haar creaties van keramiek en glas, maar ook maquettes en foto’s van haar ontwerpen voor Le Grand-Hornu en Brussel.

Gratis met je Lerarenkaart i.p.v. 10 euro

© Caroline Dethier

ADVERTENTIE

OP JE BORD

Klasse serveert je boeiende studiedagen, lesinspiratie, of leuke activiteiten met je leerlingen.

Tekst – Evy Ceusters & Charlotte Permentier Illustratie – Julie Poignie

SO

GeoGebra ONLINE KLASLOKAAL WISKUNDE

Wil je wat extra inspiratie voor je wiskundeles? Op het leerplatform GeoGebra creëer je interactieve lessen, maken je leerlingen oefeningen die jij kan opvolgen en vind je rekenmachines en apps.

Alg

Netwerk tegen Armoede ONDERWIJS IS GEEN LUXE

Schooluitstappen en andere schooluitgaven: hoe hou je de kosten zo laag mogelijk? En hoe ga je het gesprek aan met ouders van een leerling in armoede? Lees de goede praktijken van het Netwerk tegen Armoede.

BaO

Bebat OP SCHOOLUITSTAP NAAR VILLA PILA

Ontdek samen met je leerlingen van het derde tot zesde leerjaar het A tot Z van batterijen. Beleef gratis een spectaculaire show, bekijk een animatiefilm, doe mee aan de quiz en voer zelf proeven uit.

Epos ONLINE OPLEIDINGEN COMMUNICATIE

Wil jij creatieve opdrachten maken in Canva of slimmer schrijven met ChatGPT? Hoe ga je om met haatspraak en lastige reacties op sociale media? En hoe sluit je niemand uit in je communicatie? Volg een van de gratis opleidingen.

Alg

Het Archief voor Onderwijs KRITISCH KIJKEN NAAR AUDIO EN VIDEO

Hoe bepalen leerlingen of wat ze zien en horen in audiovisueel bronmateriaal ook echt klopt, zelfs als het lang voor hun tijd gemaakt is? Download het handige lespakket voor de derde graad lager onderwijs en eerste graad B-stroom.

Alg

MOS

24 APRIL: BUITENLESDAG

Trek erop uit met je leerlingen tijdens de Buitenlesdag. Niet enkel de speelplaats kan dienstdoen als buitenklas, ook in de schoolomgeving zijn er plekken die buiten leren mogelijk maken. Denk aan parkjes, sportterreinen of bossen.

SO

BELvue museum WORKSHOP KLIMAATBURGERSCHAP BELVILLE

Laat je leerlingen aan de hand van dilemma’s een toekomstbestendige stad bouwen. Hechten ze vooral belang aan het welzijn van de inwoners, bouwen ze een dure maar klimaatvriendelijke stad, of houden ze alles in balans? Alg

Mediawijs PODCAST 'MIJN SMARTPHONE LUISTERT MIJ AF’

Expert Karen Linten deelt in verschillende korte afleveringen praktische tips over online privacy, phishing, sexting, digitale balans en digitale inclusie.

BaO SO

Djapo SLUIKSTORT OF ZWERFAFVAL?

Geef een les of organiseer een hele projectweek rond zwerfvuil en sluikstort. Download de lessenreeks van Djapo en Mooimakers en scoor meteen een pak eindtermen.

Alg

Vlaams GebarentaalCentrum LEER GEBARENTAAL MET EEN ONLINE WOORDENBOEK

Wil jij visueel leren communiceren met een leerling die doof of slechthorend is? Leer via het online woordenboek de verschillende handvormen en dialecten.

SO

EDUbox VRT DE (ON)EINDIGE GRENZEN VAN MICROCHIPS

Chips zijn overal: van smartphones tot elektrische auto's. Deze EDUbox laat je leerlingen op een interactieve manier kennismaken met de mogelijkheden en uitdagingen van chiptechnologie.

BaO

Uitgeverij Lannoo KLEUTERS EN WISKUNDE

Ga met je kleuters op ontdekking in de wondere wereld van getallen, ruimtes, afstanden en volgordes. Het vertrekpunt van dit boek: wiskundige doelen en leerervaringen van kinderen.

WIN! 10x ‘Kleuters en wiskunde’ Waag je kans via klasse.be/win

BaO SO

Alg

AUGent WETENSCHAPSCAFÉ IN EEN PODCAST

Wetenschappers vertellen over zachte en harde wetenschappen in deze podcast op Spotify. Ze bespreken onder andere schoolmoeheid, de bouwstenen voor beter onderwijs, AI en hoogbegaafdheid.

Wikifin AL SPELEND GELD BEHEREN

Met de gratis spellen ABC van het Budget, Just’in Budget en budg€tPRET leer je je leerlingen van het eerste tot het zesde leerjaar lager onderwijs op een speelse en leerrijke manier wat geld is en wat je ermee kan doen.

SO OKAN

Kies Kleur tegen Pesten PESTEN

IN DE ONLINE WERELD

Waar pesten vroeger in real life gebeurde, is de arena nu uitgebreid naar de digitale wereld. Deze EDUbox biedt handvatten om te begrijpen wat online pesten is, hoe je cyberpesten kan herkennen en – vooral –voorkomen.

BaO

Leerpunt LEIDRADEN RICHTING ONDERWIJSKWALITEIT

Ga aan de slag met de aanbevelingen en activiteitenbundels uit de leidraden van Leerpunt. Lees de publicatie over hoge verwachtingen voor betere leerprestaties en die over differentiatie om onderwijsachterstanden weg te werken.

SO

Literatuurgeschiedenis.org

LITERAIRE TEKSTEN IN JE KLAS

Laat je leerlingen kennismaken met literaire teksten uit het verleden én een link leggen naar de actualiteit. Met de thematische lessenseries, filmpjes en lesbrieven maak je je les literatuurgeschiedenis nog interessanter.

VRAAG HET AAN OEHOE

Heb je een vraag over erfgoed, kunst of natuur? Stel ze dan voortaan aan Oehoe, de vriendelijke chatbot van de ErfgoedApp. Ook als je in de buurt bent van erfgoed, krijg je de verhalen van die plek in de app.

Vlaanderenleestdag 23 APRIL: KOM JE BUITEN LEZEN?

Vlaanderenleestdag en Buitenspeeldag vallen in 2025 samen. Ga met je klas buiten lezen, voorlezen of samen lezen. Doe inspiratie op voor activiteiten op de website.

YOUCA

LEERLINGEN TESTEN HUN DROOMJOB

Daag je leerlingen uit en schrijf je school in voor YOUCA Action Day. Op 16 oktober 2025 werken jouw leerlingen één dag in hun droomjob. Hun loon, zestig euro, wordt gebruikt om jongeren wereldwijd te ondersteunen.

BaO
Alg FARO
Alg

BaO

Natuurpunt BUITENPRET MET JE KLAS

Trek met je klas de natuur in met ‘Snuit’. Doe inspiratie op voor spel- en doetips of ga aan de slag met de lespakketten Vogelweekend, Paddenoverzet en Insectenzomer.

OKAN

Onderwijscentrum Gent PODCAST OPERATIE GESLAAGD

Luister naar experts, leraren en leerlingen over de moeilijke switch van de OKAN-klas naar het reguliere onderwijs. Wat kan er nog beter?

ADVERTENTIE

SO

Gezond Leven CREËER

EEN ROOKVRIJE

SCHOOL

Niet roken: kennen je leerlingen daarvan de voordelen? Ga in je les aan de slag met ‘De geschiedenis van roken’ en ontwikkel een Bullshit Free Generation. Alg

Kosmos Uitgevers THE LET THEM THEORY

Dit boek is een gids voor wie worstelt met verwachtingen van anderen en controledrang. Auteur Mel Robbins toont hoe die druk je geluk ondergraaft, en biedt tips om je te richten op wat echt belangrijk is.

WIN! 10x ‘The Let Them Theory’ Waag je kans via klasse.be/win

“Onze leerlingen moéten dromen”

Als zeventienjarige weten wat je na het secundair wil doen? Voor veel zesdejaars is dat niet evident. Leraar Isaura bokste daarom samen met collega’s het project ‘Droomdag’ in elkaar. Leerlingen testen een dag hun droomjob uit en keren met een heleboel ervaringen terug naar haar klas.

“Rond de paasvakantie zitten heel wat leerlingen met ‘laatstejaarsblues’. Ze zijn klaar voor een nieuwe fase, maar vinden het spannend om hun vertrouwde leven los te laten. De school is een veilige, voorspelbare bubbel met een vast en vertrouwd aanbod aan richtingen. Met het project Droomdag doorprikken we dat even en is alles mogelijk.”

“‘Mevrouw, ik mag mee in de cockpit!’ Een van mijn leerlingen vatte het groots op. Bij deze aspirant-piloot ging zowat elke vrije schoolopdracht al over vliegen, een verrassing was zijn keuze dus niet. Maar dat het hem ook zou lukken? Hij vloog mee met een lijnvlucht richting Berlijn en interviewde de piloot achteraf. De glimlach en energie waarmee hij daarna de klas binnenstapte, vergeet ik nooit meer.”

VEILIGHEID

“Als zeventienjarige zoeken naar je talenten, contact leggen met onbekenden, een of meerdere dagen meedraaien, kwetsbare vragen stellen: niet evident. Leren omgaan met teleurstelling al helemaal niet. Als

ze geen reactie krijgen op hun vraag. Of als ze niet de hele dag mogen meelopen om privacy- of veiligheidsredenen, zoals in een verloskwartier of psychologenpraktijk. Dan is mijn rol als leraar extra belangrijk. Hebben leerlingen geen groot netwerk? Dan zoeken we als team mee.”

“Voor leerlingen telt vooral die dag, voor mij de bespreking achteraf. Als een leerling ontgoocheld vertelt dat de job als apotheker wat ‘winkeltje spelen’ is, voedt dat een goed klasgesprek. Wat maakt dat je dat zo aanvoelde? Klopt dat beeld wel of zijn er leerlingen die andere ervaringen hebben? Wat vind je écht belangrijk in een job?”

“Als leraar Nederlands is zo’n authentiek groepsgesprek een dankbare spreekopdracht. In een veilige sfeer vieren we successen en stellen we kritische vragen. ‘We hoorden jou nooit vertellen over die toekomstrichting. Waarom proefde je dan die job?’ En ook teleurstellingen komen aan bod, zoals leerlingen die moeilijk een plekje vinden, soms door hun achternaam. Zo brengt elke Droomdag de hele klas nieuwe inzichten.”

NIEUWE OGEN

“In elke graad doen we inspanningen om leerlingen juist te oriënteren en informeren. Maar met de Droomdag draaien we het even om en nemen onze leerlingen de leiding. Soms verrassen ze zichzelf én het lerarenteam. Dan zien we zesdejaars echt met nieuwe ogen. Zoals die ene leerling bij wie we een vraagteken plaatsten: wat zou hij – eens afgezwaaid – gaan doen? In zijn motivatiebrief, het eerste onderdeel van

Wie is Isaura Vanden Berghe?

• leraar Nederlands en Engels in Atheneum Wispelberg in Gent

• draagt mee het slotstuk van de studieloopbaanbegeleiding op school

“De Droomdag vraagt creativiteit en doorzettingsvermogen, vaardigheden die we

hen graag meegeven voor later”

het project, schreef hij over een eigen kapperszaak. Op zijn

Droomdag mocht hij onder de vleugels van een zelfstandige kapper haren knippen. De sprankel waar we zo lang naar zochten, bleek daar te zitten.”

“Sommige leerlingen putten uit dit project nieuwe motivatie om de eindstreep van het secundair te halen. Voor anderen verdwijnt het laatste stukje mist rond hun toekomst. Maar voor elke leerling geldt: de Droomdag trekt ze uit hun comfortzone. Een dag meelopen met een burgemeester of op bezoek in een psychiatrische instelling of grote voetbalclub vraagt bijvoorbeeld creativiteit en doorzettingsvermogen. Vaardigheden die we hen graag meegeven voor later.”

“Hoe we het praktisch regelen? Tijdens vakanties of op de dag van de klassenraad zwermen onze leerlingen uit. Alleen in uitzonderlijke gevallen valt zo’n dag tijdens de lesuren en vraagt het wat flexibiliteit van ons team. Een Droomdag moet trouwens niet noodzakelijk richting Berlijn gaan om groots te zijn. Een meisje schaduwde mijn collega fysica en gaf les aan haar klasgenoten. Ik beleefde die dag een stukje mee tijdens mijn springuur. Ze was prima voorbereid en haalde er plezier uit om de relativiteitstheorie over te brengen. Niet enkel zij, ook wij stonden te blinken. Nog eentje die de droomjob van leraar heeft ontdekt.”

Sterkere lessen door routines, rust en een lege stoel

“Gek dat stilte op school zo hard opvalt”

Tekst – Bart De Wilde Foto – Kevin Faingnaert

Hoge verwachtingen en rust in alle klassen. Leraren die niet moeten roepen om aandacht en zich kunnen focussen op leerstof. Teamleider Rianne Baggermans van het Alfrinkcollege: “Een lege stoel in elk lokaal is snel gefikst. Maar die werkt alleen als iedereen zich vindt in teamafspraken en leren van elkaar.”

Iedereen staat in rijtjes in het Alfrinkcollege, een landelijke mavo-school in Noord-Brabant. Leerlingen om te wachten op hun volgende les, leraren om spontaan te solliciteren, onderzoekers om de succescode van zijn onderwijsaanpak te kraken. Voortdurend zoveel vreemde voeten over de vloer? De school ziet het als een groot compliment en een scherphouder voor het team. Dat de buitendeur net vóór dit interview blokkeert, is dus een sterk staaltje ironie. De reden: een foodtruck met hete chocomelk – verrassing voor de leerlingen – zuigt te veel elektriciteit. Een paar tellen later is de stroompanne weer opgelost.

In het splinternieuwe schoolgebouw loopt teamleider Rianne Baggermans de trappen op naar de klaslokalen. Wat opvalt: open deuren, stoelen en banken altijd in rijen, en leerlingen van twaalf tot zestien die niet opkijken als we het lokaal binnenstappen. “Een delegatie onderzoekers uit Vlaanderen of een schoolteam uit uithoek Urk? Iedereen is welkom. Als we achteraf vragen welk inzicht meegaat naar huis, antwoorden ze bijna unaniem ‘de rust’. Gek eigenlijk dat dat zo hard opvalt, dat we de stilte op school bijna vreemd zijn gaan vinden. Voor ons start goed onderwijs daar.”

“We stellen hoge verwachtingen rond gedrag. We vragen rust in de gangen en aandacht in de klaslokalen. Leraren staan aan hun klasdeur na een leswissel. De klas komt bij hen op bezoek, niet omgekeerd. In die sfeer kunnen onze leraren sterke lessen geven, gebaseerd op de EDI-principes met instructie, oefening en veel herhaling. Het logische gevolg: op de landelijke toetsen scoren we elk jaar ijzersterk.”

ELKE MINUUT TELT

Met een bibliotheekkarretje vol boeken trekt leraar Gert naar zijn klas. Op vrijdag leest hij een half uur luidop voor in het Engels. Gert staat al tien jaar in de school en kent de woelige voorgeschiedenis. “Dat de rust in onze school regeert, is vrij nieuw. Tien jaar geleden worstelden we met haantjesgedrag. We hadden klasgroepen waar leraren liever met een wijde bocht voorbijliepen. Startende collega’s werden neergesabeld in oudere klassen. Zo kon het niet verder, dat was duidelijk. Bovendien zaten we in een krimpregio. Ons leerlingenaantal ging de verkeerde richting uit.”

“De toenmalige directie voelde de nood om in te grijpen. Ze wilde beide problemen samen counteren met een onderwijsconcept dat leerlingen centraal stelt. Een groep leraren had twijfels en legde een alternatief op tafel dat vertrekt vanuit onderwijsonderzoek zoals Rosenshine, routines en hoge verwachtingen. Dat

overtuigde de leidinggevenden, mede omdat een bevlogen teamleider het idee prima verkocht.”

“In schuifjes brachten we rust en routines binnen op school. Het eerste leerjaar werd onze testcase. Een groepje voortrekkers las zich in, werkte alles uit en schaafde bij. Jaar na jaar schoof de aanpak op. Intussen kregen collega’s uit oudere jaren via interne leersessies de theorie mee. En omdat de praktijk vaak meer overredingskracht heeft, gooiden we onze deuren open. Zo kon iedereen de pioniers aan het werk zien. Dat we het zo makkelijk mogelijk maakten om aan te haken hielp: bijna iedereen stapte mee in het verhaal.”

“Het resultaat? Vandaag telt elke lesminuut. Met een startopdracht op het bord – een leesfragment, wiskundesom of vragen over de vorige les – zetten we leerlingen meteen aan het werk. Daarna houden we het tempo strak. Terwijl ze Chromebooks dichtklappen en schriften opdiepen, vraag ik onregelmatige werkwoorden op. Via het oorlogsgedicht ‘In Flanders Fields’ of een stukje Shakespeare dringen we de literatuurgeschiedenis binnen tot tegen het belsignaal. Niemand die vooraf z’n spullen wegstopt. Als een leerling dan vraagt of we de volgende les doorgaan op de vrouwen van Hendrik VIII, dan eindigt die de les helemaal in schoonheid.”

GEEN GEDOE

In het lokaal om de hoek overleggen leerlingen met hun buur. Plots steekt de leraar zijn vingers in de lucht en telt af. Eén, twee, drie! Gesprekken vallen plat, blikken draaien naar het bord. De leraar polst met een vraag of alle leerlingen mee zijn. Een tiener antwoordt, de rest van de klas reageert non-verbaal. Duim omhoog als ze het eens zijn, omlaag als ze het anders zien. En een molentje met de armen als ze het antwoord willen uitdiepen of aanvullen.

Rianne lacht: “Alle leraren zetten consequent dezelfde signalen in. En iedereen werkt volgens EDI, expliciete directe instructie. Die afspraken helpen leerlingen om zich te focussen en actief mee te werken. De bandbreedte van leraren gaat vooral naar leerstof, niet naar klasmanagement. Dat we die balans goed hebben, maakt de lessen fijner en inhoudelijk sterker. Bovendien blijven discussies achterwege. Huiswerk vergeten of je telefoon niet afgegeven? Leerlingen kennen de dril. Geen gedoe, je moet als leraar zelf geen sanctie bedenken en het wordt nooit persoonlijk.”

“Ook inhoudelijk stemmen we voortdurend af. Collega’s die hetzelfde vak geven, steken de koppen bij elkaar en gebruiken dezelfde termen van het eerste tot vierde jaar. Maar omdat vakken op elkaars terrein komen, zoeken we ook onderling één lijn. Wiskunde zit overal. Leerlingen meten in scheikunde, berekenen schalen in aardrijkskunde en gebruiken percentages in economie.”

Wie is Rianne Baggermans?

• teamleider bovenbouw

• staat 5 jaar in het Alfrinkcollege

“De bandbreedte van leraren moet vooral naar leerstof gaan, niet naar klasmanagement”

Rianne, teamleider

Wie is Gert Verbrugghen?

• leraar Engels en leerjaarcoördinator

• staat 21 jaar voor de klas

“Tien jaar geleden hadden we klassen waar leraren liever met een wijde bocht voorbijliepen”

Gert, leraar

• starter, staat 3 jaar voor de klas

“Routines en eenduidige afspraken geven me grond onder de voeten”

Willem, leraar

“Leraren leggen alles samen: hoe bereken jij percentages in economie? Hoe laat je je leerlingen de uitwerking noteren? De gedeelde keuzes drukken we op rekenkaarten. Met die uniforme didactiek kieperen we verwarring overboord. Zeker leerlingen die wat minder sterk zijn, hebben daar veel baat bij. En als leraar maak je meer snelheid omdat je verder borduurt op je collega’s.”

ONTWIKKELTIJD

“Op dinsdag zijn alle leraren op school. Die dag werken we met een verkort rooster: lessen duren slechts veertig minuten. Om 14 uur sturen we leerlingen naar huis en creëren we ontwikkeltijd, ruimte om te professionaliseren en te vergaderen. De ene keer leren we samen over instructieprincipes, de andere keer over warm en duidelijk reageren. Iedere keer neemt een teamlid met expertise rond dat thema de leiding.”

“Minstens even belangrijk om bij te leren zijn lesbezoeken. Die houden je op scherp. Want sluit je de klasdeur, dan sta je alleen in je koninkrijk en ga je afspraken onbewust lossen. Daarom plaatsen we achteraan in elk lokaal twee lege stoelen, een uitnodiging om lessen te observeren. Waardevol onder vakcollega’s. Maar net zo goed voor de techniek- of gymleraar die een les Nederlands volgt om tips te verzamelen. Of om vast te stellen: we zitten nog altijd op dezelfde lijn.”

“Vijftig of tien minuten op klasbezoek: allemaal prima. Die verwachting spreken we geregeld uit, zeker als het aantal bezoekjes wat terugloopt omdat die stapel toetsen dringender lijkt. Maar we leggen geen cijfers of lange digitale verslagen op. In de lerarenkamer kan je enkele ‘tops en tips’ noteren op een A4’tje. Kort napraten mag natuurlijk ook. ‘Prima les! Hoe je daar leerstof aanbracht, dat neem ik mee.’”

“Iedereen mag op die lege stoelen plaatsnemen. Ook ouders en collega’s uit andere scholen. Geregeld komt een leraar spontaan solliciteren. Ga wat klassen binnen, raden we aan. Dan kan je inschatten of onze werking bij je past. Want hou je van gesloten deuren of van leerlingen aan het stuur, dan vertrekt je brief beter naar een andere school. Hou je van structuur, van focus op leerstof en teamwerk, dan zit je hier goed.”

STARTERSBOEKJE

“Alle starters krijgen intense begeleiding. Van een startersboekje tot klasbezoeken en videocoaching. Rianne: “Je eerste jaar in onderwijs is altijd zwemmen. Een reputatie opbouwen doe je ook hier niet op een paar weken. Maar als starters hun klasmanagement helemaal zelf moeten uitzoeken of eigen sancties moeten verzinnen, maak je het hen extra lastig. Daar hebben scholen een taak. Door onze routines schuilen starters snel onder het team. Dat verdienen ze, we willen ze niet verdrinken.”

Wie is Willem De Vries?
gymleraar
“Iedereen mag op onze lege stoelen plaatsnemen, ook ouders en collega’s uit andere scholen”
Rianne, teamleider

In de sportzaal vuurt starter Willem zijn klas aan: “Klasmanagement was voor mij een leerpunt. Moeilijke klassen testen nieuwkomers en leggen meedogenloos de kwetsbare plekken van je aanpak bloot. Dan helpt het dat collega’s in de klas komen kijken en feedback geven. En dat leerlingen weten dat het hele team op dezelfde manier reageert.”

“Die eenduidigheid geeft me grond onder de voeten. De routines in de klas werken ook in de sportzaal. Tijdens mijn instructie zet ik leerlingen op de bank of op de grond. Geroezemoes? Dan tel ik tot drie. En na een theorievraag verwacht ik van iedereen reactie. ‘Wanneer scoor je een punt bij volleybal?’ Als iemand antwoordt: ‘Door de bal bij de tegenstander op de grond te slaan’, dan moeten alle klasgenoten met de hand aangeven of ze het eens of oneens zijn. Of iets kunnen aanvullen: ‘Als de tegenstander een bal uit mept of in het net, bijvoorbeeld.’”

“Af en toe halen jongens hun neus op voor een lesuur muziek en bewegen. Op dat moment val ik terug op de band die ik met hen heb. ‘Als een sport je minder ligt, verwacht ik toch inzet en de juiste attitude. Want loop je tijdens badminton wat te sloffen, dan verpest je de les voor een klasgenoot die wel graag pluimpjes slaat.’ Meestal draaien ze bij. Maar blijft hun gedrag ondermaats, dan deel ik een waarschuwing of demerit uit. Ook daarover hebben we duidelijke teamafspraken.”

STRAFFEN EN BELONEN

Demerits? Het Alfrinkcollege werkt met een eigen systeem van belonen en straffen. Zelf spreken ze consequent over merits en demerits. Rianne duidt de principes daarachter. “Iedereen deelt voor hetzelfde gedrag waarschuwingen uit. Met beloningen mag je wat meer spelen om leerlingen te verrassen. Alle collega’s streven naar een verhouding van 75 procent merits en 25 demerits. Deel je alleen maar beloningen uit, dan ben je misschien te lief. Zit je zwaar onder die 75 procent, dan ben je wellicht te streng en mis je kansen om leerlingen te motiveren.”

“Verzamelt een leerling veel merits dan staat daar iets moois tegenover: een gratis broodje, een boek of tien euro voor een zelfgekozen goed doel. Krijgt een tiener twee demerits op een dag? Dan moet die 25 minuten voor- of nablijven en maakt die huiswerk. We leggen dat moment bewust de volgende

dag zodat de leerling zich daarop kan instellen en ouders mee zijn. De klastitularis of mentor gaat altijd in gesprek met die leerling. Ze klaren samen alles uit en iedereen gaat de volgende les goed van start.”

Rust, routines en regels. En een strak systeem van straffen en belonen. Wordt het dan nooit koud op school? “Nee hoor”, zegt Juliëtte, leraar Nederlands en coördinator loopbaanbegeleiding. “We zijn een kleine school, staan dicht bij onze leerlingen, willen het beste voor hen. En zelfs als je moet straffen omdat een leerling door de klas blijft babbelen, kan dat warm en duidelijk. ‘Ik geef je een demerit, want je praat door mijn uitleg heen.’ Dat schaadt je relatie met leerlingen niet. Ontploffen, in discussie gaan en je eigen strafmaat opleggen wel.”

“Het systeem van straffen en belonen is ook een spiegel voor onszelf. In mijn moeilijkste klas, deelde ik op een bepaald moment veel demerits uit. Een helder signaal: als ik die negatieve spiraal niet buig, speel ik de klas kwijt. Nu geef ik bewust vaker positieve feedback. Zelfs onze oudste leerlingen die geregeld grenzen aftasten, zijn gevoelig voor beloningen.”

“Al onze afspraken en routines maken die fijne band met de klas net mogelijk. Leerlingen voelen dat ik graag met hen werk, ze veel wil bijbrengen. We gaan pas verder als tachtig procent de leerstof snapt, want we leren voor de lange termijn. Niet voor de toets van morgen. Grammatica op de planning volgende week? Niet als te veel leerlingen nog struikelen over spelling.”

“Soms volstaat de les niet voor een leerling. Dan laten we die niet los en wijken we uit naar onze maatwerkuren bij de start van de dag. Daar spijkeren we achterblijvers geduldig bij. Magisch als bij een leerling die sakkert op zinsontleding plots het licht aangaat. Die beseft dat de extra inspanning van de leraar mee het verschil maakt. En ik weet: hiervoor stap ik elk dag uit mijn bed.”

OUDERS

Hoge verwachtingen naar leerlingen en het team, kan dat zonder ouders? Rianne: “Alleen als die echt geloven in onze aanpak en dezelfde hoge verwachtingen hebben van hun kinderen, is onze school de juiste keuze. Heel soms zucht een ouder ‘zo streng’ als zijn kind met een straf thuiskomt. Dan zitten we samen en leggen we nog eens onze schoolvisie uit. En geven we het verhaal van de leraren mee: we reageren omdat we met de les verder willen, omdat leren centraal staat. Dan snappen ze dat onze hoge gedragsverwachtingen ten dienste staan van onze leerlingen, hun leerkansen en hun toekomst. En dan keert de rust – waar we zo trots op zijn – terug.”

ADVERTENTIE

Uitgesproken

Welk inzicht stuurt je aanpak? Of welke wijsheid helpt je het hele schooljaar?

“Onze

job: van problemen kansen maken”

“‘Wat deden we goed vandaag?’ Het werkblad netjes, iedereen zijn materiaal bij, goed samengewerkt: ik sluit mijn les altijd af met positieve feedback. Dan pas leg ik de werkpunten op tafel. Die volgorde doet ertoe. Want wie al te vaak op teleurstellingen botste, sluit zich sneller af voor mijn kritiek, uit zelfbescherming. Dan kan ik net zo goed tegen een muur praten.”

“‘Eerst gehakt, dan komt de rest’, peper ik mijn leerlingen Slagerij in. De kruiding, hoe grof of fijn je vermaalt: pas als dat goed zit, kunnen ze andere gerechten leren bereiden. De basis van mijn lessen? Respect. En een goede band. Ik luister, toon interesse. Als ik vraag wat ze gisteren thuis aten, leggen ze uit waarom de

merguez van hun oma de beste is. En voor je het weet, vertellen ze ook wat thuis moeilijk loopt of waar ze zelf mee worstelen.”

“Veel van onze leerlingen hebben een hobbelig parcours achter de rug. Ze groeien op in Brusselse wijken waar toekomstdromen zelden werkelijkheid worden. Hun zelfbeeld is laag, hun motivatie brandt vaak op een laag pitje. Elke dag opnieuw proberen we op school om van problemen kansen te maken. Zodat ze trots kunnen zijn op zichzelf. En de goesting vinden om bij te leren.”

“Sommigen kregen de beroepstrots van thuis mee. De meesten ontdekken hier pas wat het betekent

om fier te zijn op het resultaat van je werk. ‘Stel je eens in de plaats van de klant’, zeg ik dan. ‘Wat als jouw mama in ons schoolwinkeltje inkopen komt doen? Zet jij dan iets in de koeltoog wat niet lekker is? Niet netjes gepresenteerd? Er niet smakelijk uitziet?’”

“Stilaan groeit hun trots. Als hun bereidingen verkocht worden in onze winkel. Als ze thuis eens een eigen gerecht kunnen laten proeven. En later, als ze prijzen in de wacht slepen voor de beste pastei. Trots motiveert. En motivatie is aanstekelijk. Daarom smijt ik me elke dag. En duim ik dat ze in mijn lessen de moed vinden om hun toekomstdromen niet zomaar op te bergen.”

ADVERTENTIE

DOORLOPER

Het woord in de gele vakjes is je eerste stap richting één van onze vijf boekenpakketen.

Vond je het woord in de gele vakjes? Surf vóór 18 april 2025 naar klasse.be/win en waag je kans.

01. Een leerstoornis op het gebied van rekenen.

02. Deze kromme verkrijg je door in de driedimensionale ruimte een kegel te snijden met een vlak.

03. Film uit 2016 die het waargebeurde verhaal vertelt van drie wetenschappers die werkten als menselijke computers bij NASA.

04. Bij deze rij (niet-eindigende opeenvolging van reële getallen gescheiden door komma’s) is elke term de som van de twee vorige termen.

05. Welke groente is ook een wiskundig begrip?

06. Deze wiskundige ontwierp in de jaren 30 van de vorige eeuw een model van de computers die we vandaag allemaal gebruiken.

07. Het getal waarmee een ander getal tot een macht wordt verheven.

08. Als je twee of meerdere getallen met elkaar vermenigvuldigt, dan noem je die getallen ...

09. Internationaal vergelijkend onderzoek naar de prestaties van leerlingen voor wiskunde en wetenschappen.

10. Plaats waar Vlaanderen stond bij bovenstaand onderzoek in 2023, afgenomen bij leerlingen van het vierde leerjaar in 58 landen.

11. De wiskundige met wie de normale verdeling uit de statistiek geassocieerd wordt.

12. Deze uitroep deed Archimedes toen hij in bad zat.

13. Dit veelvlak in de ruimte heeft zes zijvlakken die allemaal een parallellogram zijn.

COLOFON

Klasse Magazine 039 – maart 2025 Magazine voor onderwijs in Vlaanderen, uitgegeven door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. Koning Albert IIlaan 15, Postbus 134, 1210 Brussel

Hoofdredacteur: Hans Vanderspikken Eindredactie Klasse Magazine: Bart De Wilde

Vormgeving: Tim Sels & Julie Poignie Cover: Jacques & Lise

Klasse is een team. Werken samen aan dit project: Michel Aerts, Nele Beerens, Alexander Callewaert, Evy Ceusters, Sabrina Claus, Tinne Deboes, Rebecca De Clerc, Laura De Kimpe, Robin De Vries, Hannah El Idrissi, Seppe Goossens, Tine Jellasics, Lotte Kerremans, Mieke Keymis, Laura Maes, Ann Nevens, Charlotte Permentier, Mieke Santermans, Klara Tesseur, Bram Truyens, Toon Van de Putte, Femke Van De Pontseele, Michel Van Laere, Linde Van Wonterghem, Simon Verbist, Vera Verdoodt en Berber Verpoest.

Klasse is een multimediaal communicatieproject dat onderwijsprofessionals, ouders en leerlingen versterkt en verbindt. Daarvoor gebruikt Klasse online kanalen, een magazine, acties en campagnes.

Klasse.be facebook.com/klasse instagram.com/klasse_be be.linkedin.com/company/klasse

Reageren op een artikel of heb je nieuws voor de redactie? 02 553 96 86 of redactie@klasse.be.

Een adreswijziging doorgeven? Of een vraag over je abonnement of Lerarenkaart? Mail secretariaat@klasse.be of bel 02 553 67 82.

Wil je adverteren in Klasse Magazine, op onze website of nieuwsbrieven? 02 553 96 94 of publiciteit@klasse.be.

Overname van artikels uit de publicaties van Klasse is geen probleem, als je de bron expliciet vermeldt. Foto’s en illustraties worden door het auteursrecht beschermd.

Verantwoordelijke uitgever: Ann Verhaegen, Departement Onderwijs en Vorming

OVER JE ABONNEMENT

Met Klasse Magazine willen we jou als leraar of onderwijsprofessional informeren, inspireren en versterken. Bedankt dat jij een abonnement nam! Daar horen enkele voorwaarden bij.

Een individueel abonnement nemen op Klasse Magazine – Je kan je abonneren via klasse.be/abonnementen. Een abonnement kost 10 euro (vrij van btw) en loopt gedurende 4 opeenvolgende nummers, ongeacht op welk moment in het jaar het abonnement is ingegaan. Bpost bezorgt elk nummer bij je thuis. Een abonnement is niet opzegbaar gedurende deze termijn en je kan ook geen gedeeltelijk abonnement nemen. Woon je in het buitenland? Dan kost een abonnement 20 euro.

Een abonnement nemen als school of organisatie – Als school of organisatie kan je voor meer abonnees gelijktijdig een bestelling plaatsen en betalen. Dat kan via secretariaat@klasse.be. De verantwoordelijke van de school geeft daarbij alle nodige gegevens door in het sjabloon dat Klasse ter beschikking stelt. Je kan ervoor kiezen om de nummers te laten leveren op de respectieve thuisadressen van de abonnees óf op het adres van de school. Bij levering op school worden alle nummers afzonderlijk naar de school verzonden, dus niet in één pakket. De school is verantwoordelijk voor de persoonlijke bezorging bij de abonnee.

Je abonnement verlengen – Je abonnement verlengen doe je telkens voor 4 opeenvolgende nummers. Als je niet kiest voor een abonnement dat automatisch hernieuwt, vind je bij het laatste nummer waar je recht op hebt een brief met alle nodige informatie om je abonnement te verlengen. Bij de overgang van een persoonlijk abonnement naar een abonnement dat wordt betaald door je school, neem je het best even contact op met secretariaat@klasse.be. Wanneer start je abonnement? – Een abonnement start pas zodra Klasse de betaling ontvangen heeft en geldt vanaf de verschijning van het eerstvolgende nummer. Abonnementen die betaald zijn nadat een nummer verschenen is, starten bij het daaropvolgende nummer en gelden voor 4 opeenvolgende nummers.

Wat als een nummer verloren gaat? – Als abonnee ben je verantwoordelijk voor het bezorgen van je correcte adres wanneer je inschrijft op een abonnement. Bij een groepsabonnement met meerdere adressen is de organisatie die de bestelling plaatst verantwoordelijk. Wanneer er ondanks een correcte adressering toch een nummer verloren gaat tijdens de verzending, zal de redactie in de mate van het mogelijke dat nummer nazenden. Zijn er geen exemplaren van het betreffende nummer meer voorradig, dan verlengt Klasse je abonnement met 1 nummer. Adreswijzigingen zijn op verantwoordelijkheid van de abonnee. Je kan ze bezorgen aan secretariaat@klasse.be of via je profiel op Klasse.be.

Acties en wedstrijden – Wanneer Klasse een speciale actie of een exclusief aanbod voor abonnees doet, geldt dit per abonneenummer. Wanneer 1 abonnee verschillende exemplaren van Klasse ontvangt, geldt het aanbod slechts voor 1 abonnement.

Contactgegevens – Klasse beheert de gegevens van abonnees met de grootste zorg en houdt deze enkel bij voor eigen gebruik. Klasse kan de contactgegevens van abonnees gebruiken om hen te contacteren met informatie over hun abonnement of andere diensten van Klasse.

Privacy – Klasse hecht veel waarde aan de bescherming van persoonsgegevens en respecteert de privacy van abonnees. We gebruiken je gegevens voor beheer en betaling van je abonnement, communicatie over magazines en andere diensten van Klasse. Wanneer je een abonnement neemt, maken we ook een profiel voor je aan op Klasse.be, zodat je je abonnement ook zelf kan beheren. Dit betekent dat je als abonnee ook akkoord gaat met de gebruiksvoorwaarden van Klasse.be. Meer info kan je vinden in onze privacyverklaring.

is onderwijs en vorming

Abonnementsvoorwaarden – Het intekenen op een abonnement houdt in dat je deze abonnementsvoorwaarden aanvaardt. Klasse kan indien nodig de abonnementsvoorwaarden wijzigen. Deze abonnementsvoorwaarden vernietigen en vervangen dan alle voorgaande abonnementsvoorwaarden.

ADVERTENTIE

Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Redactie Klasse – Koning Albert II-laan 15 – Postbus 134 – 1210 Brussel

Afgiftekantoor Brussel X – P-004699

Buitenblad

Niet alles haalt het magazine. Zoals deze inzichten tijdens een nagesprek of uitspraken die een beetje off topic zijn. Te mooi om te laten liggen, want ze tonen hoeveel wattages onderwijsmensen dagelijks trappen.

Leraar Jessica (p. 8): “‘Grijp je goed vast’, waarschuw ik mijn leerlingen. Bij het afscheid in juni hou ik het niet droog. Maar wat zo mooi is aan OKAN: onze leerlingen vergeten hun eerste school nooit. En via onze vervolgschoolcoach blijven we op de hoogte van al hun stappen in het secundair.”

Leraar Tinneke (p. 8): “De laatste stage in mijn kine­opleiding bracht me in het BUSO. Ik voelde meteen: dit wordt mijn plek. Zoveel voldoening als ik kinderen die het zwaar hebben met een goed gesprek kalmeer. En daarbij altijd kan rekenen op het team.”

Leraar Pris (p. 20): “Waar ze vroeger het liefst klauterden en renden, zitten ze nu met volle aandacht te knippen, tekenen en knutselen. Hun fijne motoriek groeit, het ‘kleuter­zijn’ is er bijna af. Elke dag zijn ze een beetje meer klaar om die grote stap naar het eerste leerjaar te zetten.” Klasse Magazine – driemaandelijks tijdschrift maart/april/mei 2025

Leraar Hanne (p. 30): “Niet elke klas loopt warm voor het thema ‘Jobs'. Dus leg ik mijn handboek Engels even opzij. ‘Fotografeer je werkplaats. Wat doe je daar?’ ‘Draaien, mevrouw’, zegt een leerling. ‘Maar wat is dat dan?’ Zo worden hun verhalen het perfecte haakje naar het onderdeel ‘Safety instructions’.”

Campusdirecteur Joke (p. 42): “Leren van collega’s start met kansen creëren om elkaar te zien. Daarom bouwen we lokalen met flexibele wanden, groeperen we leraren in kleine teams en maken we een talentenbank. Daarin stoppen we alles: van pure vakkennis tot buitenschoolse bezigheid.”

Leraar Gert (p. 64): “Leerstof herhalen saai?

Nee toch, dat is ontzettend leuk. Als je het slim ontwerpt – aftrappen met de makkelijkste vraag en daarna opbouwen – halen leerlingen met de vingers in de neus voorkennis op. De ideale opstap voor de volgende les.”

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.