vuistregels maken je oudercontact beter
“Ons pestactieplan moeten we zelden bovenhalen”
vuistregels maken je oudercontact beter
“Ons pestactieplan moeten we zelden bovenhalen”
24.
BLIK VAN BUITENAF:
Econoom Stijn Baert: “Het secundair was een zware periode”
38.
KLASPRAKTIJK: Waarom leraar Gertjan voor pen en papier kiest
64.
DOOR DE SCHOOL: Directeur Sofie: “We proberen niet in oude gewoontes te vervallen”
05. EDITO: Met plezier uit bed
06. LERARENPRAAT
08. Wat blijft elk schooljaar moeilijk?
10. DOSSIER: Het ABC van motivatie
16. DOSSIER: “De les gewoon uitzitten? Kan niet.”
22. BLOG: “Een schooljaar vol spreekkansen”
30. SOS-VRAAG: Het oudercontact: minder stress, meer impact
32. BEELDREPORTAGE: Vijf starters over hun vuurdoop
42. DIE ENE EX- LEERLING: “Een harde werker gun je alle kansen”
44. ANALYSE: Meer kennis in de kleuterklas?
54. LERARENKAART: Lerarendagen en expo’s
60. OP JE BORD: Lesinspiratie
71. UITGESPROKEN: “De meeste leerlingen deugen”
CADEAUTJE!
Speciaal voor jou, beste abonnee: een markeerstift. Omdat trouwe lezers een (kleurrijk) streepje voor mogen hebben.
Seppe Goossens redacteur Klasse – seppe@klasse.be
“Hij móet willen, meneer!” Voor me zit de papa van Yassine. Boos en teleurgesteld. Radeloos ook, wanneer ik hem voorzichtig vertel dat Yassine dit echt niet wil. ‘Dit’ is de richting Handel – nu Bedrijfswetenschappen – in de school waar ik Nederlands gaf voor ik bij Klasse aan de slag ging. En dus laat Yassine het afweten. Zijn papa begrijpt dat niet. Want Yassine krijgt de kansen waar zijn vader als tiener enkel van kon dromen. Yassine heeft de jobs voor het uitkiezen en kan er een eerlijk loon voor krijgen. Als hij nu maar even dat vijfde jaar Handel haalt.
“Moeten en willen, dat gaat niet in één zin.” Ik probeer de papa van Yassine uit te leggen dat wat hij probeert, niet werkt. Yassine kijkt intussen naar de grond. Met de ondoorgrondelijke blik die hij me zo vaak gaf wanneer ik op hem probeerde in te praten. Soms heb ik Yassine mee tijdens de les. Maar nog voor ik die glimp van interesse kan vangen, moffelt hij die vakkundig weg. Had ik hem meer moeten uitdagen, kreeg hij wel de kans om te tonen wat hij kon? Of moest ik hem net strenger aanpakken als hij weer eens te laat kwam?
“Blijf switchen tussen loslaten en ondersteunen”, raadt motivatiepsycholoog Maarten Vansteenkiste aan wanneer ik hem interview voor dit magazine. Als leraar heb je meer impact op de motivatie van je leerlingen dan je soms denkt, leer ik. Als je hun ABC van autonomie, verbinding en competentie ondersteunt. Zodat ze leren doorzetten, ook als ze even geen zin hebben. Omdat ze weten dat wat jij hen leert, ertoe doet.
Hoe het afliep met Yassine? Dat lees ik tot mijn verrassing in de krant. Nadat hij in onze school op een dood spoor belandde, haalde hij in een andere school gelukkig wel zijn diploma. En intussen is hij een succesvol acteur. Die na Ketnet- en andere VRT-reeksen ook Netflix verovert aan de zijde van Adil El Arbi en Bilall Fallah. Ik ontdek onthutst hoe graag Yassine in boeken verdwijnt. Stel bedremmeld vast dat hij intussen een pak belezener is dan ik. En sla me voor het hoofd. Want waarom spotte ik als leraar Nederlands dat talent niet? Het zat goed verstopt, hou ik me voor. En tegelijk vraag ik me af: had ik meer kunnen doen voor hem, en voor andere leerlingen die afhaakten?
Onderaan het interview staan de woorden waarop ik hoopte. Hoe de papa van Yassine trots is op zijn zoon sinds die met acteren zijn brood verdient. Het stelt me gerust. Want of ze nu acteur, metser of leraar worden: je schept moed als je hoort dat het goed komt met je leerlingen. Als ze iets ontdekken dat hen ligt, iets waarvoor ze elke dag met plezier uit bed komen.
Hier, een positieve roddelrubriek-met-tips!
Want wees maar zeker: er verschijnt véél schoons en strafs over, voor en door leraren.
Bij Klasse én daarbuiten. Laat het binnenkomen!
Tekst – Nele Beerens
BOEKENJUF
VAN HOREN ZEGGEN
“De samenleving beseft niet half hoe groot de maatschappelijke relevantie van leraren is”
Els De Latter is klasleraar van de tweedegraadsklas in Freinetschool De Loods in Gent. Op Instagram vertelt ze als Boekenjuf 2024 hoe elk nieuw boek in haar klas een meter of peter krijgt.
Stand-upcomedian en presentator Kamal Kharmach – zelf docent in het hoger onderwijs – benadrukt in de 1 septemberspecial van Vrede op Aarde (VRT) hoe heftig het lerarenberoep is: “Je bent elke dag bezig met jonge mensen die heel hard aan het groeien zijn, cognitief, maar ook emotioneel”.
WERKMODUS
Deze tips kan je vast heel september nog gebruiken. Net als de reactie van leraar Annelies: “Probeer je de 10.000 wachtwoorden te herinneren die je nodig hebt om overal in te loggen.”
Heb jij de sprankel van Beyoncé, het charisma van Harry Styles of ben je even veelzijdig als Nafi Thiam? Doe de test via de QR-code en ontdek als welke superster jij lesgeeft.
25%
Een op de vier leerlingen heeft volgens een enquête van de Nederlandse Maag-, Lever-, Darmstichting gezondheidsklachten doordat ze niet naar het toilet durven gaan op school. Te vies, te weinig privacy. Specialisten benadrukken om leerlingen niet te verplichten te wachten tot de speeltijd.
MEEST GELEZEN OP KLASSE.BE
WEBINAR
Hoe hou je een oudergesprek constructief, ook bij moeilijke boodschappen? Trek voorbereid naar dat eerste oudercontact en schrijf je nu al in voor de webinar met specialist Rik Prenen (UCLL) op woensdag 2 oktober.
1. HOE MAAK JE EEN HECHTE KLAS? BENUT DE ‘GOUDEN WEKEN’
2. WAT VERANDERT ER OP 1 SEPTEMBER 2024?
3. “KLEUTERONDERWIJS WORDT VAAKST ONDERSCHAT”
4. LERAAR-IN-OPLEIDING: ZO OVERLEEF JE EERSTE JAAR IN HET ONDERWIJS
5. “ALS TEAM GELOVEN IN JE IMPACT: GOED VOOR ONDERWIJS ÉN WERKGELUK”
Klasse legt drie onderwijsmensen met uiteenlopende functies dezelfde vraag voor. Waar vinden leraar Jens, technisch adviseur Nick en zorgcoördinator Sinaida nog altijd geen pasklaar antwoord op?
“Leerlingen klaarstomen tot lasser, loodgieter of tuinmedewerker? Dat lukt alleen als je investeert in een professionele aanpak en werkplek. Zelfs met 25 jaar ervaring op de teller blijft het elk schooljaar opnieuw een uitdaging om rond te komen met het werkingsbudget.”
“Ons team to the rescue. Dankzij onze gedrevenheid en creativiteit, bedenken we zinvolle acties die een duit in het zakje doen. We klussen voor de buurt: een fiets repareren, een auto poetsen of herstellen, een tuintje onderhouden. Die praktijkkans is een win-win voor iedereen. Tevreden klanten, gemotiveerde leerlingen, trotse leraren én extra budget voor onze school.”
Nick Crombé – technisch adviseur, Buso Schoolhuis in Opwijk
“School en privé lopen kriskras door elkaar, zeker als je vriendin ook leraar is. Minstens één dag van ons weekend bereiden we lessen voor of test ik apps uit om taal of rekenen nog boeiender over te brengen. Zes jaar lesgeven? Het voelt nog steeds als starten. Moeilijk om je wild enthousiasme te temperen en je tijd voldoende af te bakenen.”
“Gelukkig kan ik als co-teacher rekenen op mijn collega. We maken goede afspraken, verdelen taken, pingpongen over de lesinhoud. Echt fijn als ieder zijn talenten kan inzetten. En zo blijft er toch wat tijd voor familie en vrienden of een potje padel. Mijn hoofd eens leegmaken: het is essentieel om dat van mijn leerlingen in de klas goed te vullen.”
Jens Merckaert – leraar, BS Klim Op in Lembeek
“Leerlingen met een rugzakje: niet simpel om hun vertrouwen te winnen. Hun zware verhalen laten je niet onberoerd. Soms zie jij oplossingen, wil je met het team eerste stappen zetten. Tot de leerling stop roept: tot hier en niet verder. Best heftig om die keuze te respecteren. Door schaamte of loyaliteit naar ouders kan je niet iedereen een mooie, veilige context geven.”
“Vertrouwen groeit bovendien langzaam, maar knakt snel. ‘Ga je ons écht helpen? Dat zeggen ze allemaal!’ flapte een ouder er ongecensureerd uit. Steun van collega’s maakt dan het verschil om zo’n reactie niet persoonlijk te nemen. In dat gezin stapelden veel negatieve ervaringen zich op. Door samen te werken keerden we het tij. Intussen voelt de leerling zich wel goed op school.”
Sinaida Vanex – zorgcoördinator, MS Vijverbeek in Asse
Illustratie
Foto – Eva
Moet je leerlingen elke dag op sleeptouw nemen? Of nemen ze zelf het voortouw? Motivatiepsycholoog Maarten Vansteenkiste doet het ABC uit de doeken. Leraren Kim, Lars en Heleen vertellen hoe zij hun leerlingen in beweging krijgen.
Is intrinsieke motivatie beter dan extrinsieke? Is straf een motivatiekiller? En moet een leerling zich goed voelen vóór die kan presteren? Niet de vragen die we ons moeten stellen, als het aan motivatiepsycholoog Maarten Vansteenkiste ligt: “Focus liever op voldoende autonomie én structuur in je klas. Dan stijgt de motivatie van je leerlingen.”
Beloon goed gedrag, ontmoedig slecht gedrag: de overtuiging dat je met wortel en stok het gedrag van mensen stuurt, staat sterk sinds de industriële revolutie. Arbeiders werden radertjes in een geheel die je met de juiste triggers op volle snelheid kon laten draaien. Een aanpak die erg efficiënt bleek. Tot dat niet meer zo was.
Maarten Vansteenkiste: “Al in de jaren zeventig van de vorige eeuw wezen experimenten erop dat een mechanistische kijk op mensen – alsof we poppetjes zijn die je kan bedienen –gaten vertoonde. Mensen zoeken uitdagingen op, willen taken tot een goed einde brengen en hun potentieel ontwikkelen vanuit een innerlijke drive. Die vorm van motivatie is veel krachtiger dan verlangen naar een beloning, of een straf willen vermijden. Toen Deci en Ryan met hun zelfdeterminatietheorie – ook gekend als het ABC van motivatie – op de proppen kwamen, betekende dat een revolutie voor onze kijk op motivatie: een mechanistische kijk maakte plaats voor een groeigerichte visie.”
“Vandaag verwachten we dat werknemers veel meer zijn dan een radertje in het geheel. Bedrijven willen dat mensen meedenken en initiatief nemen. Dat doen ze veel meer wanneer ze autonoom gemotiveerd zijn om hun werk goed te doen. Logisch dat die verfrissende kijk op motivatie zich ook in de klas laat voelen.”
Is het ABC van motivatie dan een axioma dat niemand in vraag stelt?
Maarten Vansteenkiste: “De idee van psychologische basisbehoeftes is breed aanvaard in de academische wereld. Tegelijk hoor je soms kritische geluiden over het ABC van autonomie, verbondenheid en competentie. De oorzaak? Uiteenlopende invullingen. Zo gaat de A van autonomie over de ervaring van psychologische vrijheid, keuzes en authenticiteit. Wat iets heel anders is dan leerlingen aan hun lot overlaten en alles in hun eentje laten doen. Die leerlingen ervaren geen keuze, maar verplichting. Ze voelen zich gedwongen om zelfstandig te leren, want ze hebben je hulp broodnodig. Enkel met gepaste ondersteuning die je stap voor stap afbouwt, versterk je hun autonomie en competentie.”
“De B staat voor verbondenheid, de band tussen de leerling, zijn klasgenoten en de leraar. Een term die ik liever gebruik dan betrokkenheid, omdat die verwijst naar de link tussen de
leerling, de leerstof en het leerproces. Leerlingen zijn meer gemotiveerd in een warm en veilig klasklimaat: een plek waar leraren zorgzaam omspringen met leerlingen en oog hebben voor de klasdynamiek. Waar leerlingen zich aanvaard voelen door de leraar en door klasgenoten.”
“De C doelt op competentie. Dat je gelooft in je eigen kunnen en opgewassen bent tegen de moeilijkheden die op je pad komen. En dat je voldoende uitgedaagd wordt. Staan leerlingen te zwaar onder druk of bied je ze te weinig ondersteuning, dan laten ze de moed zakken. Daag je ze te weinig uit, dan brengen ze hun taken wel tot een goed einde maar ontwikkelen ze hun potentieel onvoldoende.”
“Leraren weten hoe belangrijk dat ABC is. Voor leerlingen, maar net zo goed voor jezelf: ook in je rol als leraar wil je voldoende autonomie, een goede professionele band met collega’s en de directeur, en een omgeving waarin je je vaardigheden en kennis kan benutten en ontwikkelen.”
Maak werk van het ABC en je leerlingen zijn niet langer extrinsiek maar intrinsiek gemotiveerd?
Maarten Vansteenkiste: “Die tweedeling van motivatie is verouderd. Waarom? Ze ziet intrinsiek als de heilige graal. Leerlingen die leren uit interesse en gebeten zijn door de leerinhoud. Met als tegenhanger extrinsieke motivatie als wat je absoluut wil vermijden. Daardoor lijkt het alsof je leerlingen enkel kan motiveren voor wat ze leuk vinden. En komt de kritiek dat die visie naïef is, omdat leerlingen onmogelijk alles even boeiend kunnen vinden.”
“Een indeling waar we meer aan hebben? Autonome motivatie tegenover gecontroleerde motivatie – wat ik ook moet-ivatie noem. Leerlingen die een taak maken omdat ze zich anders schuldig voelen, schrik hebben voor slechte punten of kritiek thuis: dat is gecontroleerde motivatie. Leerlingen die doorzetten bij een moeilijke of zelfs vervelende klus, omdat ze weten dat die zinvol is: dat valt – net als intrinsieke motivatie – onder autonome motivatie. Elk kind, elke tiener enthousiast maken voor je leerstof is zeker niet vanzelfsprekend. Maar aantonen waarom die moeilijke som, de verbes irréguliers of de Habsburgse dynastie van tel zijn: dat kan je als leraar wel.”
Wie is Maarten Vansteenkiste?
• hoogleraar motivatie- en ontwikkelingspsychologie UGent
• legt zich toe op de zelfdeterminatietheorie
‘Waarom moeten we dat leren’: de belangrijkste vraag in je les?
Maarten Vansteenkiste: “We moeten niet naïef zijn: soms stellen leerlingen die vraag louter om je van je lesonderwerp af te leiden. Maar eigenlijk is het de meest pertinente vraag die je kan krijgen als leraar. De vraag die jij je al zou moeten stellen terwijl je je les voorbereidt. Want als zelfs jij niet weet waarom je lesgeeft over het cytoplasma of drogargumenten, kan je toch onmogelijk je leerlingen de meerwaarde ervan tonen en ze begeesteren?”
“Nog een vraag die leerlingen vaak stellen: ‘Is dat voor punten?’ Leraren vinden het terecht frustrerend als de focus verschuift van feedback naar cijfers, van proces naar prestatie. Maar kijken we zelf wel voldoende kritisch naar hoe we evalueren? Net zoals het voor zich spreekt dat je leerstof zinvol moet zijn, is het logisch dat ook cijfers een duidelijk doel moeten hebben.”
Zijn cijfers nefast voor de motivatie?
Maarten Vansteenkiste: “Punten zijn een erg efficiënte manier om een leerling te tonen waar die staat. En een toets of examen kan absoluut motiverend werken voor leerlingen. Je stelt haalbare tussentijdse doelen, maar vooral: je leerlingen verwerven de leerstof diepgaander, ervaren succes en leren iets uit hun fouten.”
“Tegelijk groeit gras niet door er een meetlat naast te houden. Net zoals leerlingen niet noodzakelijk sterker worden omdat hun cijfer vertelt dat het beter moet.
Belangrijker dan cijfers: feedback. Heel precies benoemen wat goed lukt en wat beter kan. Geen goednieuwsshow, maar naast de positieve punten ook op tekorten wijzen en de lat hoger leggen. En leerlingen aanmoedigen om zelf de volgende stap te zetten.”
“Uit PISA blijkt dat Vlaamse leerlingen slecht scoren voor intrinsieke motivatie én voor prestatiemotivatie, de wil om hoge scores te halen. Reden te meer om motivatie bovenaan de onderwijsagenda te zetten, als je het mij vraagt. Groei en excellentie volgen als je inzet op het ABC van je leerlingen. Niet door nog meer belang aan hoge cijfers te hechten.”
Versterkt die boodschap niet de ‘zesjescultuur’?
Maarten Vansteenkiste: “Die term helpt ons onderwijs niet vooruit. Natuurlijk moeten we de lat zo hoog mogelijk leggen. Maar een hoge lat heeft enkel nut als leraren weten hoe ze leerlingen kunnen motiveren om die lat effectief te halen. Prestatiemotivatie kan omslaan in prestatiedruk als leerlingen hoge cijfers moeten halen om hun ouders of leraren te plezieren, of om hun eigenwaarde te versterken. Faalangst loert om de hoek, en bij een tegenslag droogt de motivatie op.”
“Prestatiemotivatie wordt gezonde ambitie wanneer een leerling een innerlijke drive heeft om beter te worden. Als een leerling goede cijfers nastreeft om later geneeskunde te studeren, dan bijt die op moeilijke momenten wél door.”
“Het ABC van je leerlingen ondersteunen kost tijd en moeite. En een toverformule om elke leerling voor jouw vak te motiveren, is er helaas niet. Maar voortdurend controleren of ze hun werk wel doen door op alles een cijfer te zetten, bezorgt
je bergen werk en legt onnodig veel druk op leerlingen. Vaak worden ze bijna elke dag geëvalueerd. Werkt dat motiverend, of verlammend?”
Hoe bepalend is je eigen enthousiasme voor de motivatie van je leerlingen?
Maarten Vansteenkiste: “Enorm bepalend. Ten eerste trigger je hun motivatie door de passie voor je vak. Door uit te stralen: hier ben ik helemaal gek van. Spreek dat uit, inspireer je leerlingen. Daarnaast telt ook de passie voor lesgeven. De drive om leerlingen verder te brengen, aanvaarden dat falen bij een leerproces hoort, en dat jonge mensen niet altijd voorspelbaar zijn.”
“Geef je zelf graag les, dan kan je anders gaan kijken naar een leerling die de klas op stelten zet, zich verzet of afhaakt. Dan zie je dat gedrag als hindernissen onderweg waarvoor je samen een oplossing vindt. Met voldoende ruimte voor autonomie, zodat ze het zelf kunnen uitzoeken. En voldoende ondersteuning om die zoektocht te laten slagen.”
Hoe kan je autonomie ondersteunen en tegelijk structuur bieden in je klas?
Maarten Vansteenkiste: “Dat is experimenteren en zoeken, je aanpak voortdurend bijsturen. Geef ik leerlingen voldoende inspraak, ga ik in dialoog? Of sla ik door in chaos omdat ik te afwachtend ben en te laat ingrijp? De autonomie die je bij projectwerk biedt, kan heel motiverend werken voor je leerlingen. Maar een leerling met een tekort op de kerstexamens, laat je niet zonder begeleiding een inhaaltaak maken onder het mom van misplaatste autonomie. Nee: die bewees net dat hij extra structuur nodig had van jou.”
“Bied ik leerlingen voldoende duidelijkheid, krijgen ze de gepaste hulp en volg ik goed op? Of word ik soms te controlerend en missen leerlingen de kans om hun leerproces zelf in handen te nemen? Een duidelijke instructie is erg efficiënt om leerstof over te brengen en kan de competentie van je leerlingen boosten. Maar net zo goed betuttelend overkomen en hun autonomie inperken, als je te veel voorkauwt.”
“De kunst bestaat erin om de noden van je leerlingen correct in te schatten en op het juiste moment te beslissen of je extra inzet op autonomie of structuur. En vooral niet door te slaan in chaos of controle.”
Met de juiste aanpak motiveer je elke leerling en moet je nooit naar sancties grijpen: is dat niet naïef?
Maarten Vansteenkiste: “Soms escaleert de situatie. Een leerling weigert mee te werken, je structureert meer, je dreigt, de leerling verzet zich, en uiteindelijk
“We zien intrinsieke motivatie vaak als de heilige graal. Ten onrechte.”
deel je straf uit. Kan gebeuren. De valkuil is vooral: je ziet het positieve effect van je eigen gedrag op de korte termijn. Jij straft, het gedrag stopt. De verleiding is dan groot om dat middel keer op keer in te zetten. Duidelijke grenzen zijn nodig, maar grijp je keer op keer naar dwang, dan voelt dat voor leerlingen als louter vergelding en kelder je hun motivatie.”
“Geen enkele leerling stelt dag na dag storend gedrag omdat die daarvan geniet. Maar het is wel een duidelijk signaal: met die leerling moet ik in gesprek. Het is een symptoom van onderliggende ABC-frustratie. Misschien eist de thuissituatie alle bandbreedte op, misschien is dat kind gewoon snel afgeleid. Of maakte die leerling een verkeerde studiekeuze, tegen eigen sterktes en interesses in.”
Hoe groot is de impact van een gedemotiveerde leerling op de klas?
Maarten Vansteenkiste: “Demotivatie is net zo besmettelijk als motivatie. Eén gedemotiveerde leerling kan je hele klas het gevoel geven dat de les zinloos is. Dat gevoel klassikaal kenteren is erg lastig. Daarom vind ik individuele groeigesprekken zo belangrijk. In een ideale wereld besteden we die niet uit aan de leerlingbegeleider maar maken we daar tijd voor op school. Op regelmatige basis, zodat je ook preventief kan werken. En los van cijfers: wat doe je graag? Wat kan je goed? Krijg je voldoende ondersteuning? Mis je inspraak? Wat wil je graag beter kunnen, wat heb je daarvoor nodig? Hoe voel je je binnen de klasgroep? Wat zijn je dromen?”
“Ga maar na: zelf vind je het ook motiverend als je directeur tijd voor je vrijmaakt en peilt naar jouw gevoel van autonomie, verbondenheid en competentie. Stel je de impact voor op jongeren die veel meer dan jij nog steun en erkenning zoeken. Soms zuchten leerlingen, haken ze af, doen ze niet wat je vraagt. Maar net zo goed zijn ze plots helemaal mee met wat je vertelt en gaan ze vol enthousiasme aan de slag.”
“Al zie je niet elke dag resultaat van je inspanningen, jouw impact op de motivatie van je leerlingen is enorm. En al blijft het telkens zoeken naar hoe je hun ABC kan voeden: die zoektocht is absoluut de moeite waard.”
Wie
•
•
“Tieners op het puntje van hun stoel: die maken mijn dag”
Een arsenaal aan werkvormen, Spotify en de liefde voor Napoleon: Lars haalt alles uit de kast om zijn leerlingen uit de dubbele en arbeidsfinaliteit te motiveren. En ze stap voor stap meer autonomie te geven.
“De eighties-hits van Toto en Bowie of de heavy metal van Sabaton: terwijl mijn leerlingen het lokaal binnenwandelen en hun materiaal nemen, speel ik altijd een nummer uit mijn historische playlist af. De link met de geschiedenisles? Soms raden ze die zelf. Soms verklap ik die aan het einde van de les. Of licht ik halfweg een tip van de sluier. Wat ik ook vaak doe om de boog van mijn leerlingen vijftig minuten te spannen: een denkvraag bij de start van de les. Waarop ze straks het juiste antwoord moeten geven vóór ze de klas mogen verlaten.”
“Mijn geschiedenislokaal is een rariteitenkabinet. Een stukje Berlijnse Muur, een koninklijke koekjesdoos of een lege fles gin uit WO I: de buit van mijn wekelijkse speurtocht in de kringloopwinkel staat kriskras door elkaar. Dan start ik mijn les met een tinnen soldaatje dat daar stilletjes staat te blinken. Of vragen mijn leerlingen zélf wat erachter zit. Ze zien er de grap van in, gaven me een 3D-print van een Napoleonbuste. Want ja: de kleine generaal komt vaak voorbij in mijn lessen. Inclusief de pikante details uit zijn liefdesleven. Alles uit de kast om de interesse voor mijn vak aan te wakkeren.”
“Dat moment waarop de passie voor je vak overslaat, is onbetaalbaar. Maar van de liefde voor geschiedenis kunnen mijn leerlingen niet leven. Als leraar moet je ook gebeten zijn door lesgeven an sich. Mijn publiek staat vaak niet te trappelen voor een lesuur PAV of geschiedenis. Toch vecht ik voor elk greintje enthousiasme, blijf ik zoeken naar elke kans om ze bij mijn les te betrekken. Ik leg mezelf de beroepsernst op om mijn aanpak telkens weer kritisch te bekijken. En iedere dag opnieuw probeer ik een betere leraar te worden.”
“Elk paralleluur geschiedenis een doorslagje van de vorige les: het klinkt als aanlokkelijke tijdswinst. Maar als je moet trekken en sleuren, vreten die uren energie. Dus durf ik in elke klas mijn aanpak omgooien. Worden mijn leerlingen Industriele Wetenschappen te druk of zakken ze in? Dan zet ik de hele klas aan het bord. Actief bezig zijn, de les mee vormgeven, motiveert hen. Akkoord, in een klassieke klasopstelling kan ik mijn leerlingen Bouw prima uitleggen hoe ze een domiciliering aanmaken. Maar als ze grote witte bladen aan de muur zien hangen en merken dat er geen stoelen meer staan om in te ploffen, kunnen ze niet gewoon de les uitzitten.”
“‘Waarom moeten we dat leren, meneer?’ ‘Wat denk je zelf?’ kaats ik terug. Zo koop ik mezelf wat tijd. Want er is altijd een goeie reden om te leren wat we leren. Natúúrlijk is een tekst lezen en samenvatten geen plezierritje. Maar als je uitlegt dat ze er zonder een duidelijk schema niet in slagen om die kennis van hun werkgeheugen naar hun langetermijngeheugen over te zetten, aanvaarden ze dat wel.”
“Ik aanvaard van mezelf dat het niet elke les bingo is”
“Ik blijf experimenteren met werkvormen. Want hoe meer ik uittest, hoe beter ik zie wat werkt. En wat niet, want geflopte lessen horen erbij. Dan stuur ik de klas ’s avonds een mailtje. Met de vaststelling dat de les tegenviel en we iets anders moeten proberen. Ik nodig ze uit om mee te denken. Waar liep het fout? Wat kunnen we veranderen?”
“Ik benoem wat ik doe, ook tijdens de les. Ik leg uit waarom ik dat groepswerk weer aan de kant schuif, de regie neem en ervoor kies om de leerstof klassikaal te verwerken. Dat je ze betrekt bij je denkproces, vinden leerlingen verfrissend. En ze leren eruit. ‘Meneer, aan de bank kan ik me niet concentreren. Ik ga effe alleen zitten om dat uit te schrijven’: kleine stapjes voor jongens van zestien, maar het toont wel hoe ze zichzelf leren bijsturen.”
“Stap voor stap geef ik ze meer autonomie. Om soms al heel snel te merken: dat lukt hier niet zonder mij. Ik leer veel uit de een-op-eengesprekken die ik als klastitularis voer. ‘Mijn ideale job? Zet me op een stoel en laat me met rust’: verontrustend als een bouwvakker in spe dat laat optekenen. Of als je merkt hoe ze zelfs tijdens hun lessen praktijk knikkebollen. En hun baantje als pizzakoerier – ‘Mocht ik geld krijgen om in de les te zitten, ik zou vaker mijn best doen’ – voorrang krijgt.”
“Soms sta je machteloos en raak je niet door de muur die ze optrekken. Dan hangen enkelingen het zo uit dat ik ze keer op keer uit de les moet zetten met een taak over de leerstof. Om hen te pesten, grommelen ze. Omdat ik weiger hen op te geven, weten ze hopelijk vanbinnen. Soms stellen ze je zo op de proef dat je tóch uitvliegt en je controlerend opstelt. Maar eens de stoom ontsnapt is, zoek ik verder. Waar liep het fout? Wat kan anders? Hoe krijg ik ze misschien tóch mee?”
“Een pasklare oplossing om elke leerling te motiveren is er niet, helaas. Maar ik aanvaard van mezelf dat het niet elke keer bingo is, trek ook lessen uit die frustrerende momenten. En de tieners die het lesuur erna wél op het puntje van hun stoel zitten, maken mijn dag helemaal goed.”
Wie is Kim De Saeger?
• staat 9 jaar voor de klas
• leraar in het vijfde leerjaar in de Sint-Jansschool, centrum Leuven
“Eeuwige zoektocht: hou ik ze bij de hand of laat ik ze los?”
Hoe leraar Kim haar levendige vijfdeklassers gemotiveerd houdt? Met contractwerk, groeigesprekken en voorzichtig loslaten: “Bouw ik de ondersteuning af, dan stijgt hun verantwoordelijkheidsgevoel.”
“Het tempo omhoog, Frans erbij en de leerstof pittiger: het vijfde leerjaar is voor veel van mijn leerlingen een stevige sprong. Moet ook wel, als we ze willen voorbereiden op de uitdagingen van het secundair, waar je na school in je eentje aan de slag moet met taken en toetsen. We voeren de hoeveelheid contractwerk mondjesmaat op. Maandagochtend plannen ze hun taken voor de werkmomenten van die week zelf in. Een beperkte dosis leerstof in september zodat we kunnen focussen op afspraken, structuur en gedrag. Stilaan meer, zodat ze in juni in staat zijn om grotere gehelen zelfstandig te tackelen.”
“Wie zijn taken in de klas niet rond krijgt, zet ze in de agenda voor thuis. De dag daarna verbeteren we. En duiden mijn leerlingen aan: groen wat prima lukt, oranje wat moeilijk was, rood wat bleef liggen. In september spot ik zelden oranje, al weet ik heel zeker dat ze het nog niet in de vingers hebben. ‘Super dat je zélf aangeeft dat je hier nog hulp nodig hebt’: halen ze oranje toch boven, dan moedig ik die zelfkritische houding bewust aan.”
“Tijdens individuele groeigesprekken doorheen het schooljaar reflecteren we. Wat ging goed, waaraan wil je werken en hoe pakken we dat samen aan? Leerlingen bereiden dat gesprek in hun eentje voor. In het begin komen sommigen niet verder dan een schuchtere kweenie. Gaandeweg leren ze onder woorden brengen wat (niet) lukt én wat ze daarvoor nodig hebben.”
“Een rustige werkplek thuis is een gemis voor veel van onze kinderen. En vaak de verklaring voor de rood gemarkeerde taken die ze in hun agenda blijven meeslepen. Wat je misschien niet zou verwachten: in de klas zijn net die kinderen de hardste werkers. Omdat ze beseffen dat het dan en daar moet gebeuren. Daarom richten we vanaf dit schooljaar een huiswerkklas in, een half uurtje dat aansluit op de laatste les. Daar kunnen ze in stilte werken. En er is een leraar in de buurt om te ondersteunen.”
STRAK PLAN
“De meeste motivatieproblemen spot ik bij cognitief sterke leerlingen. Ze huppelen fluitend door de leerstof, maar leren nooit omgaan met een mislukking. Wanneer ze op een bepaald moment botsen, zien ze dat als persoonlijk falen en haken ze liever af dan hulp te vragen. Daarom bieden we ze extra uitdagingen aan, zodat ze leren dat het helemaal oké is als iets niet vanzelf gaat.”
“Enkele lessen Pools, de marketingstrategie van onze zelfgemaakte kaarsen of kleuters observeren wanneer ze de ontwikkeling van het kind bestuderen: belangrijker dan die extra leerstof zijn de praktische vragen waarvoor ze staan. Zoals de observatiemomenten plannen bij de kleuterjuffen, op eigen houtje de gemiste lessen inhalen – soms zelfs een stukje nieuwe leerstof – en hun contractwerk op minder tijd inplannen.”
“Als starter durfde ik de controle onvoldoende te lossen”
“In elke klas zit wel een leerling die ter plaatse trappelt en zijn werk niet gepland krijgt. Dan ga ik in gesprek met de ouders, leg ik uit hoe belangrijk die vaardigheid wordt in de middelbare school. Natuurlijk verwacht ik niet dat ouders het huiswerk samen met hun kind maken. Komt hun kind met een vraag over de leerstof, dan markeren ze die oefening en neem ik die de volgende dag op. Maar de agenda mee in de gaten houden, bij hun kind polsen hoe het huiswerk vlot: als ook van thuis het signaal komt dat school belangrijk is, slaag ik er beter in om mijn leerlingen te motiveren.”
LATEN LOPEN
“Hoe lang hou ik ze bij de hand, wanneer laat ik ze los? Dat evenwicht is voor mij een eeuwige zoektocht. Elke zomer haal ik me mijn nieuwe klas voor de geest en vraag ik me af wat ik anders kan doen. Zoals die keer dat ik een erg levendige groep kreeg en de looplijnen in mijn lokaal herbekeek. Waar zet ik het knutselmateriaal, hoe vermijd ik dat ze elkaar duwen of voor de grap voetje haken in het gangpad?”
“In september start ik sowieso met erg veel structuur. In mijn eerste jaren voor de klas durfde ik daarna te weinig te lossen, kauwde ik te veel voor en reageerde ik soms verkrampt: een reflex uit de opleiding, waar je elke stageles in een strak scenario giet. En dus voelde loslaten te vaak als falen. Natuurlijk kan de ene klasgroep meer verantwoordelijkheid aan dan de andere. En soms kan je niet anders dan de teugels strak houden. Maar met de jaren leerde ik vaker lossen, werd ik milder voor mezelf als de les eens in de soep draaide. En merkte ik: hoe meer keuzevrijheid ik mijn leerlingen bied, hoe groter hun verantwoordelijkheidsgevoel.”
Van goed gestuurd groepswerk tot winst in een scholenwedstrijd: leraar elektriciteit Heleen probeert haar OV4-leerlingen op verschillende vlakken te prikkelen. “Hun motivatie stijgt met de juiste uitdaging: niet te simpel, niet te complex.”
“Ieder jaar stromen leerlingen van verschillende niveaus mijn klas in. Hun voorkennis en interesse variëren sterk. Leren doen ze elk op hun eigen tempo. Iedereen gemotiveerd houden, is niet altijd simpel. Sommigen wil je niet overbelasten, anderen moet je net extra uitdagen of ze dommelen in.”
“Zonder motivatie krijg je kortsluiting. Daarom daag ik de koplopers geregeld uit met zelfstandig werk. Ploeteren ze op die uitbreidingsoefening? Dan beseffen ze: we lopen geen mijlen voor op de rest. Lukt het toch om die complexe schakeling alleen te maken? Dan is de voldoening des te groter.”
“Daartegenover staan leerlingen die bij het minste je hulp inschakelen. Vaak uit onzekerheid of faalangst. De eerste maanden hebben ze je nabijheid en wat succeservaringen nodig. En al is het verleidelijk om leerlingen met autisme veilige structuur te blijven geven, toch bouw ik de ondersteuning stap voor stap af.”
“Geloof in je eigen potentieel is een krachtige motivator, de brandstof die leerlingen nodig hebben om obstakels te overwinnen. Daarom maken we een simpele afspraak in de klas: wanneer je vastloopt, probeer je eerst zélf een oplossing te zoeken. Bijvoorbeeld door een eerdere schakeling te herbekijken. Die fase beperken we in tijd:
maximaal vijf minuten. Daarna vraag je hulp aan een klasgenoot. Het enthousiasme van een buddy is vaak besmettelijk. Pas als ze er samen niet uitkomen, kom ik helpen.”
“Mijn ondersteuning varieert, maar mijn verwachtingen blijven voor elke leerling even hoog. Leerlingen die in het begin wat meer uitleg nodig hebben, eindigen soms het sterkst. Wie hard heeft moeten vechten om iets te begrijpen, vergeet het minder snel dan wie overal vlotjes doorfietst.”
“Motivatie stijgt bij de juiste uitdaging: niet te simpel, niet te complex. Maar om te durven toegeven dat ze iets niet begrijpen – of omgekeerd, dat een opdracht te makkelijk is – moeten leerlingen zich wel op hun gemak voelen in de klas. Dat begint bij goede afspraken. Lachen met tics, vragen, kledij, kleur of gewicht, dat tolereer ik niet. Ook al was het ‘maar voor de grap’. Elke leerling moet zichzelf kunnen zijn, daar hamer ik vanaf de eerste les sterk op.”
“Ook bij groepswerk let ik erop dat niemand buitengesloten wordt. Daar bestaan trucjes voor. Door de indeling zelf in handen te nemen, voorkom je dat steeds dezelfde leerling achterblijft. Verlegen leerlingen geef ik soms een duwtje in de rug door ze tot ‘werfleider van de week’ te benoemen. Zo leert de klas dat een goede leider geen roeper hoeft te zijn die enkel commandeert. In stilte een ladder halen zodat het team verder kan werken, dat is minstens even krachtig.”
‘MAAR’ BUSO
“Onze jongeren trots maken op wat ze al kunnen en honger naar meer creëren. Dat is mijn missie. Een scholenwedstrijd leent zich daar perfect toe. Maar toen de school ons inschreef voor de Elektro Challenge, hoorde ik eerst wat weerstand in de klas: ‘Wij zijn buso, mevrouw, wij gaan die wedstrijd toch niet winnen.’ Een domper op de motivatie die ik meteen doorprik: ‘In OV4 mikken we op dezelfde doelen als in het reguliere onderwijs, jullie doen echt niet onder voor de rest.’”
“Meteen ook een kans om maatschappelijke stigma’s op tafel te gooien. Een goede elektricien is goud waard. Eigenlijk is het paradoxaal: de arbeidsmarkt schreeuwt om vakmensen, maar de samenleving kijkt nog te vaak neer op die beroepen. De klas is voor mij de ideale plek om zulke vooroordelen te tackelen. In het praktijklokaal liggen elke week nieuwe kansen om te schitteren.”
“Deelnemers van de Elektro Challenge moesten een elektrische wagen op afstandsbediening bouwen die hindernissen kon overbruggen. Mijn klas Elektriciteit werkte daarvoor samen met leeftijdsgenoten uit de OV3-richting Mobiliteit. Terwijl
Wie is Heleen Van den Wijngaert?
• leraar elektriciteit in BA
De Beemden in Mechelen
• ruilde 4 jaar geleden de bouwsector in voor de klas
• geeft les aan leerlingen met autisme (OV4)
die handige harry’s een laadmodel lasten en hun hoofd braken over de juiste tandwielverhouding, sloten wij de elektrische componenten aan.”
“Wie bestuurt de wagen? Wie staat er op de trappers om onze eigen energie op te wekken? En welke mondige leerlingen verdedigen ons model voor de jury? Snel werd het duidelijk hoeveel talenten onze groep telde. Met de finale in zicht groeide ook het zelfvertrouwen. Toen onze wagen als winnaar over de streep kwam, zorgde dat voor een stroomstoot. Een pluim op de hoed van het buitengewoon onderwijs. En een opsteker voor alle leerlingen: wat we doen, doen we goed.”
“Onze wagen als winnaar over de streep: dat zorgde voor een stroomstoot”
Tekst – Simon Verbist Foto – Debby Termonia
“Deze zomervakantie heb ik mijn wandelschoenen versleten met een duidelijk doel voor ogen: de Dodentocht uitstappen. 100 kilometer door Klein-Brabant. Meer dan genoeg tijd om op het ritme van mijn passen na te denken over het nieuwe schooljaar. Eentje met vijftien kleuters in mijn klas. Zo klein is de groep nog nooit geweest. Geen klagen hier: meer tijd voor ieder kind, meer ruimte om net dat tikkeltje dichterbij te staan.”
“Uiteraard zijn er dingen die ik dit jaar anders wil aanpakken. ‘Welke dag is het vandaag? Hoe wordt het weer? En wat gaan we deze week allemaal doen?’ Die vragen beantwoordden we vorig jaar klassikaal tijdens het onthaalmoment. Het nadeel: vaak namen dezelfde, meest mondige kleuters er het woord. Dit jaar focus ik me op een groepje van drie, terwijl de rest van de klas andere opdrachten krijgt. Zo krijgen ook de stillere kinderen meer spreekkansen.”
“Onze vertrouwde klaspop Kaatje Klank is dan weer een blijvertje. Daarmee beleven we samen opnieuw klank-, letter- en schrijfavonturen. Wel nieuw dit schooljaar is het digibord. De les voor iedereen visueel maken, vergroot de interactie. Nog een voordeel: heel wat oude borden, posters en tekeningen kunnen nu van de muur. Minder prikkels en afleiding, meer rust en overzicht.”
“Een andere nieuwkomer dit jaar in de klas: Leo, mijn eigen zoontje. Toegegeven, ongewild heb ik de neiging om strenger te zijn voor hem. Het is dus nog wat zoeken naar een evenwicht. Gelukkig kan ik rekenen op mijn partner en collega’s: zij houden mij geregeld een spiegel voor en helpen me mijn grenzen te bewaken. School is school en thuis is thuis. Tijdens het weekend blijven die extra werkblaadjes dus veilig opgeborgen, ook al heeft Leo een oefening nog niet helemaal onder de knie.”
“Terwijl ik de laatste kilometers in Bornem aflegde, begon het al te kriebelen in mijn buik. Daar was ze: de goesting om er opnieuw aan te beginnen. Ik ben blij met de rust die de structuur van de schooldagen met zich meebrengt. Met de goeie babbels met ouders en collega’s. Met die vijftien karaktertjes die ik mee mag vormen. Stap voor stap komen we er wel. Zo gaat-ie goed. Zo gaat-ie beter. Alweer een kilometer!”
Wie is Pris Van Overschelde?
• leraar derde kleuterklas in De Lettertuin in Opwijk
• verkozen tot Leraar van het Jaar 2024
• opent in Klasse Magazine vier keer haar dagboek
“School is een plek waar je opgroeit, samen leert en ontdekt wat je gelukkig maakt. Daarop mogen we nooit enkel een arbeidsmarktlogica loslaten.” Een gesprek met professor Stijn Baert over introverte leerlingen, cijferdruk en studiekeuze.
Of we in zijn vroegere basisschool Ruiter in Waasmunster kunnen afspreken, stelt Stijn Baert voor. Hij komt er met veel plezier terug. En ook al kreeg hij nog turnles waar nu het zesde leerjaar zit, toch verdwaalt Stijn meteen in nostalgie.
“Deze kleine school bracht voor mij de intellectuele prikkels die ik nodig had, zonder zorg en geborgenheid te verwaarlozen. Meesters Patrick, Jan en Hugo, juf Lieve: stuk voor stuk leraren met een sterke persoonlijkheid. Ze stonden met een groot hart voor de klas. Leerlingen waren geen passanten maar individuen die ze op weg wilden zetten naar een stralende toekomst. Ik dacht toen al: ooit wil ik zelf lesgeven.”
Hoe liep je schooltijd?
Stijn Baert: “Als kind legde ik mezelf erg veel druk op. In het derde leerjaar kregen we dagelijks een toets. Elke reünie vertellen mijn klasgenoten van toen hoe ik huilde als ik twee dagen na elkaar een negen haalde. Ik herlas ook mijn antwoorden opnieuw en opnieuw tot de tijd helemaal om was: de druk om het flinke kind te zijn. ‘Zeer goed gewerkt, maar zeg soms eens foert’, schreven leraren op mijn rapport. Een catch 22 vond ik dat.”
“Tegelijk was ik als kind ook een verstrooide professor. Ik was toen al introvert en gevoelig, vaak verzonken in gedachten. Dat de basisschool klein en geborgen was, compenseerde mijn introversie en de druk. Als ik me goed voelde, vertelde ik honderduit. Later in het secundair was dat anders. Ik had het zwaar als tiener en worstelde met mezelf.”
“Ik startte ambitieus in het college, wilde mezelf graag bewijzen. Mijn autonome motivatie draaide op volle toeren. Maar net daarom was de harde klemtoon op resultaten meer een vloek dan een zegen. Het idee dat er ieder lesuur een test kon volgen en dat een slecht cijfer je achtervolgt, overspoelde me met stress. Bovendien maakten mooie resultaten en correcte antwoorden me niet populair bij andere pubers.”
Je praat open over die moeilijke tijd en je introversie. Waarom?
Stijn Baert: “Ik wind geen doekjes om de gevechten die ik met mezelf heb gevoerd in mijn jeugd. Misschien helpt mijn geschiedenis jongeren om te zien dat je ondanks alle angsten, piekergedachten en twijfels gelukkig kan worden. Dat je een mooi leven bij elkaar kan bouwen met een partner, met vrienden en een job die je uitdaagt. Als iemand me die spiegel had voorgehouden in het secundair, had ik meer grond onder mijn voeten gevoeld. Net als de boodschap dat je buiten de
Wie is Stijn Baert?
• professor arbeidseconomie aan UGent
• onderzoekt de overgang van school naar werk en discriminatie op de arbeidsmarkt
“Hopelijk vinden leerlingen met angsten of twijfels nu sneller de weg naar hulp”
lijntjes of stereotypen mag kleuren. Een professor die op Instagram toont dat hij houdt van FC De Kampioenen, steak friet en mooie maatpakken, waarom niet?”
Zou je graag zelf lesgeven aan Stijn?
Stijn Baert: “Dat denk ik wel. Al moet ik toegeven: als prof hou ik ook wel van studenten die zonder veel omkijken hun ding doen en hun mening geven. Met die open leerlingen leg je gewoon iets makkelijker contact. Maar ik probeer ook mijn introverte studenten echt te zien. Nodig, want de maatschappij lijkt toch vooral fan van extraversie. Al keert dat gelukkig stilaan.”
“In het secundair gaf ik goeie antwoorden als de leraar een vraag in de klas gooide. Maar ik was zeker geen tafelspringer die het hoge woord voerde. Eerlijk: ik weet niet of ik elke Stijn voldoende opmerk. Stille leerlingen mogen op school niet verdwijnen tussen de plooien. En als je een kind dat bang is voor afwijzing nooit aanspreekt, versterk je die gevoelens.”
“Goed dat er op school vandaag meer oog voor welbevinden is. Meer oor voor hulpkreten ook. Ik wist zelf niet waar ik terecht kon met mijn angsten, droeg ze te lang op m’n eentje. Hopelijk vinden leerlingen nu makkelijker de weg. En weten ze dat het oké is om te signaleren dat je niet goed in je vel zit.”
Je bent professor arbeidseconomie, zie je onderwijs vooral als een voorbereiding op werk?
Stijn Baert: “Als je puur vanuit de arbeidsmarktlogica denkt, dan zou je in het onderwijs volop kunnen inzetten op wat de markt nodig heeft. Je schrapt inschrijvingsgelden voor richtingen als Verpleegkunde en Metselaar of keert premies uit voor wie die knelpuntstudies afmaakt. Tegelijk leg je quota op aan richtingen die veel studenten trekken voor te weinig jobs. Maar dat gaat voorbij aan waar onderwijs wezenlijk over moet gaan: zelfontplooiing. School is een plek waar je opgroeit en samen leert, waar je uitzoekt wat je gelukkig maakt. Daarop mogen we nooit enkel een arbeidsmarktlogica loslaten.”
“Heb je als student drie interesses, drie studierichtingen waar je denkt echt gelukkig van te worden? Dan is het verstandig om te kijken bij welke je goed je boterham kan verdienen. Maar dan vertrek je nog altijd vanuit je eigen interesse. Ik geloof sterk in de wisselwerking tussen welbevinden en presteren. Ze maken elkaar beter.”
Hoe stimuleer jij studenten tot topprestaties?
Stijn Baert: “Als assistent beloonde ik de student die het snelst een oude examenvraag oploste met taart.
“Als we alle jongeren twee procent beter kunnen opleiden, heeft dat effect op onze welvaart”
Nu stuur ik een e-mail met felicitaties naar de beste studenten en bied ik ze een excellentieparcours aan. Dat zijn bijkomende, uitdagende opdrachten boven op het gewone curriculum. Die tellen mee op het examen. Jammer genoeg is dat geen onverdeeld succes. Nog te weinig studenten lopen daarvoor warm. Vaak overtuigen we slechts een of twee studenten en kunnen we onvoldoende met elkaar in discussie gaan over economische vraagstukken.”
“Mijn aandacht voor sterke presteerders gaat niet ten koste van studenten die het moeilijker hebben. Die neem ik bij de hand door de cursus economie met kennisclips aan te vullen. De bieden extra uitleg bij de leerinhouden. Maar ook door opdrachten te differentiëren naar interesse en niveau.”
“Onze grondstof is ons menselijk kapitaal. Als we alle jongeren twee procent beter kunnen opleiden, heeft dat effect op onze pensioenen, welvaart én gezondheidszorg. Daar winnen de leerlingen en de maatschappij bij. Inzetten op een goede basisopleiding is dus één ding. Daarnaast moeten we leerlingen stimuleren om hun limieten op te zoeken en ook de toppers intellectueel blijven uitdagen.”
Welk onderzoekscijfer moet elke onderwijsprofessional kennen?
Stijn Baert: “Slechts 47% van al wie in ons land tussen de 25 en 64 jaar is en uitstroomde zonder diploma secundair onderwijs, is aan het werk. Dat cijfer stijgt naar 80% voor wie het diploma wel heeft.”
“Als leraar moet je dat weten. Want met een goede opleiding schep jij toekomst. Elke leerling die je aan een diploma helpt, heeft meer kans op werk, een mooi inkomen en een goed leven. De opkomst van AI maakt een diploma nog belangrijker. Die evolutie bedreigt vooral de jobs van laaggeschoolden. Voor hoger opgeleiden komen er meer arbeidsplaatsen. Als je leerlingen kan overtuigen om door te bijten en extra kilometers te maken zodat ze dat diploma binnenhalen, heeft dat een enorme impact op hun leven.”
Is dat voor jou een belangrijke drijfveer om les te geven?
Stijn Baert: “Ja. Ik wil graag de bandbreedte van mijn studenten vergroten. De begeestering waarmee sommige leraren aan mij lesgaven, inspireert me vandaag nog altijd. Lesgeven aan het eerste leerjaar, dat lijkt me een droom. Daar zet je zoveel vensters open. Kinderen leren er lezen, schrijven en rekenen. Kennis en vaardigheden mogen aanbieden die hun wereld uitbreiden, hoe heerlijk is dat. Mijn pad loopt nu anders, maar zeg nooit nooit.”
“Toen ik assistent aan de universiteit werd, koos ik bewust voor een opdracht waarin ik veel vakken kon geven. Ik wil impact op het leven van jonge mensen, niet enkel door hun economische kennis te maxima-
liseren. Ik hoop dat mijn studenten zien dat ik met passie mijn vak geef. Maar ook dat ze openheid ervaren. Dat ik heb kunnen meegeven dat het is oké om beschaafd van mening te verschillen. Als ze daarnaast oppikken hoe je een lastig probleem aanpakt, hoe je in stappen kan werken en impliciet hoe je iets helder uitlegt, dan ben ik een gelukkige prof.”
Beschik jij over het stappenplan om het lerarentekort op te lossen?
Stijn Baert: “Ik dook onlangs voor een lezing in studies over hoe onze buurlanden het beroep aantrekkelijker maken. Natuurlijk start veel bij financiële voorwaarden: loon naar werken is voor iedereen belangrijk. Essentieel in het onderwijs is ook dat leraren zich kunnen blijven professionaliseren. Directeurs die geconfronteerd worden met tekorten schrappen misschien in het nascholingsaanbod want anders
“Als jij je school uitdraagt, neemt de buurt dat over”
heb je weer niemand voor de klas. Maar dat heeft het omgekeerde effect. Door te investeren in nascholing koop je een wissel op de toekomst. Leraren die kansen krijgen om te groeien in hun vakgebied of in hun job staan blijer en beter voor de klas. Daardoor blijven ze langer in onderwijs.”
“Een derde pijler is goed leiderschap. Directeurs die zich professionaliseren, ruimte krijgen om waarden en visie uit te bouwen, houden meer mensen in hun school. Cijfers laten wel zien dat de strijd tegen het lerarentekort nog even aanhoudt. Onderwijs voelt dezelfde druk als andere sectoren: voor elke 100 Belgen die de arbeidsmarkt verlaten door hun pensioen, stromen er maar 80 uit de schoolbanken.”
Mogen leraren trotser zijn op hun job?
Stijn Baert: “Zeker. Op hun job en op de organisatie waarvoor ze werken. Zoek de school die bij je past, die waarden heeft waarmee je jezelf graag verbindt. Ambassadeur zijn van je instelling is ontzettend krachtig. Als jij je school uitdraagt, neemt de buurt dat over. Afgestudeerden zijn trotser, ouders praten positiever en toekomstige collega’s worden nieuwsgierig.”
“Het aanzien van de job van leraar is in een recordtempo veranderd. Dat is niet makkelijk om mee om te gaan. Je moet het maar doen: een lijst maatschappelijke verwachtingen combineren met de lacherige uitspraken over de vele vakanties. Maar je impact is geen spat veranderd. Bijdragen aan de persoonlijke ontwikkeling van jonge mensen is zo waardevol en mooi. Daarmee leg je de fundamenten voor hun toekomst en geluk.”
Tekst – Seppe Goossens
Illustratie – Julie Poignie
“Een oudercontact? Stress tot in mijn kleine teen. Komt mijn boodschap wel binnen, lopen we vast in een welles-nietesdiscussie en hoe rond ik na een kwartier af? Een paar vuistregels, iemand?”
leraar Marlies
Antwoord door Maurits Wysmans, voormalig opleidingshoofd Sociale Readaptatiewetenschappen UCLL en Rik Prenen, docent UCLL en voormalig coördinator bij VCLB-Limburg. Samen schreven ze ‘Praten met ouders’.
HET SPEELVELD SCHETSEN
“Het oudercontact is een professioneel gesprek. Ook als die ouder toevallig je collega of buurvrouw is. Ouders verwachten dat jij de regie neemt. ‘En, hoe is Flo thuis?’: die opener is veel te vrijblijvend. Studiekeuze, houding in de klas of welbevinden: zeg wat jij wil bespreken. En nodig ouders uit om vanuit hun expertise en verwachtingen mee te denken. Zo toon je duidelijk dat je ze als evenwaardige partners ziet.”
“Door de agenda te zetten, bepaal je samen de doelen van je gesprek. Het fijne is dat iedereen het daarmee meestal eens is. Net zoals jij hebben ouders het beste voor met hun kind. Hoe de leerling het doel bereikt, daarover kan de kijk van school en thuis vaker verschillen.”
“Eerst relatie, dan informatie. Dat is de basis van een goed gesprek. Met een gesprek over hun kind raak je aan de diepste emoties van ouders. Hoe je iets vertelt en welke non-verbale signalen je stuurt, is dan minstens zo belangrijk als wat je wil vertellen. Met oprechte interesse en authenticiteit heb je gelukkig een grote kans dat je de juiste non-verbale signalen uitzendt.”
“In het ideale gesprek ben jij een derde van de tijd aan het woord, de ouders twee derde. Nodig ze daarom expliciet uit om te vertellen. ‘Ik kan me voorstellen dat er nu vanalles door uw hoofd gaat. Vertel eens?’ Stiltes hoeven niet ongemakkelijk te zijn. In die pauze ligt de ongedwongen uitnodiging om meer te vertellen.”
“Een goed gesprek vertrekt met open vragen. Geen stuurloze ‘En, hoe gaat het met Evin’, maar ‘Vertelt Evin thuis iets over de klasgroep?’ Pas als het gesprek concreter wordt, kan je gesloten vragen inzetten: ‘Heeft u de indruk dat de werkdruk te hoog ligt voor Jonas?’ Weet dat je op gesloten vragen meestal een gesloten antwoord krijgt.”
“Probeer je vragen heel bewust te formuleren. Vertrek vanuit wat je zelf ziet. ‘Ik merk dat Billie soms slaperig is tijdens de les. Herkent u dat van thuis?’ Hoe je zelf reageert op antwoorden van ouders is vaak veelzeggend. Een snelle ‘ja, maar’ is vaak de krachtigste ontkenning. Probeer samen te vatten wat ouders vertellen: ‘Begrijp ik goed dat ...’ en benoem non-verbale signalen: ‘Ik zie u fronsen, ziet u dat anders?’”
“Een gesprek is pas geslaagd met duidelijke afspraken. Som samen op waarin je elkaar vindt, tot welke afspraken je komt, wie wat voor zijn rekening neemt en hoe je verder afspreekt. Voorzie daarvoor tijd aan het einde van het oudercontact. Merk je dat het gesprek nog niet is afgerond is? Leg dan meteen een nieuwe afspraak vast.”
“Op tijd afsluiten kan erg lastig zijn. De techniek van de zelfonthulling helpt. ‘Wat ik nu ga doen, vind ik zelf heel vervelend. Maar ik moet hier afronden. Anders ga ik hopeloos overtijd.’ Wacht na een oudercontact niet te lang om conclusies te vertalen naar acties. En registreer die. Zo merken ouders dat je doet wat je belooft en stijgt hun bereidheid om zelf ook die inspanning te leveren.”
Tekst – Seppe Goosssens Foto – Kevin Faingnaert
Beperken leerlingen zich tijdens de les tot kernwoorden in invulboeken schrijven?
Niet bij leraar Gertjan. Op de bank van zijn leerlingen liggen enkel pen, papier en een bronnenboek. “Ik vertel en stel vragen, mijn leerlingen noteren. Zo verwerken ze de leerstof actiever.”
“Vanaf het derde jaar laten we leerlingen zelfstandig notities nemen tijdens de lessen geschiedenis. Een complexe vaardigheid die ze niet van de ene op de andere dag in de vingers hebben. Dus duik ik in september niet op volle snelheid in de middeleeuwen maar haak ik eerst met een pak vragen in op voorkennis: leerstof over het Romeinse Rijk die ze nog herkennen van het jaar tevoren. Ik schets de neergang van de Romeinen, bouw op naar de breuklijnen die de middeleeuwen inleiden en leg zo het brugje naar de politieke chaos in de periode die volgt. Een houvast zodat ze nog bandbreedte vrij hebben om zelfstandig te leren noteren.”
“Ik modelleer die eerste lessen heel bewust: ik noteer mee aan mijn krijtbord, de leerlingen volgen mijn structuur en tempo. Met afspraken over bladspiegel, kleuren, de nummering van titels. Ik toon sterke en minder sterke voorbeelden van de voorbije jaren en laat leerlingen hun notities naast elkaar leggen. Wat is duidelijk, wat niet? Samen destilleren we afspraken die voor iedereen werken.”
“In oktober bouw ik die ondersteuning af. Definities dicteer ik nog, de opbouw van de les noteren mijn leerlingen stilaan zonder hulp. Na elke les vraag ik
van twee leerlingen de notities op en geef ik een cijfer. Hun aantekeningen tot in de puntjes aanvullen is niet haalbaar. Met potlood duid ik aan wat niet klopt of waar iets ontbreekt. Ze proberen eerst zelf te vervolledigen. Daarvoor kunnen ze spieken bij klasgenoten.”
“Snel een kopietje of een screenshot van de primus van de klas? Volstaat niet. Ook wie afwezig was, schrijft met de hand over. Zo kopiëren ze hopelijk niet hersenloos maar verwerken ze de lesinhoud een eerste keer. En intussen krijgen ze ook een prima voorbeeld onder de neus geschoven waar ze wat van opsteken.”
“Voor startende leraren is deze aanpak veel gevraagd, lijkt me. Want als je leerlingen zoveel verantwoordelijkheid geeft, moet je als leraar natuurlijk zelf veel structuur bieden. Met een eigen cursus waarvan de grote en minder grote lijnen op 1 september klaarliggen.”
“Onze cursus bestaat uit een eigen bronnenboek en een PowerPointpresentatie. In het boek staan hoofdzakelijk afbeeldingen, de presentatie vat de structuur van de les. En tegenwoordig integreer ik een kleine print van de bronnen zelfs in de slides: hoe meer ik info op één plek aanbied, hoe kleiner de kans dat mijn leerlingen in de war zijn.”
“Cruciaal zijn de nummering en de titels: identiek voor de inhoudsopgave, de slides en het bronnenboek. Ook in hun notities hanteren leerlingen die indeling. Vroeger boden we ons bronnenboek enkel digitaal aan en keken leerlingen op hun laptop mee. Dat bleek niet handig: iets noteren in de kantlijn kon niet, en leerlingen moesten voortdurend switchen tussen hun scherm en het blad.”
“In één beweging schoven we de laptops in de lessen geschiedenis aan de kant. Enerzijds omdat ze voor ongewenste afleiding zorgden. Anderzijds omdat tikken sneller lukt dan schrijven, en leerlingen er met een laptop in slagen om werkelijk álles te noteren. Dat klinkt goed, maar is het niet.
“Wie niet de tijd heeft om elk woord neer te pennen, móet wel bevattelijk noteren”
Want wie niet de tijd heeft om elk woord neer te pennen, móet wel bevattelijk noteren. En is dus al tijdens de les bezig om de leerstof actief te verwerken.”
“Derdejaars denken wel vaker: als ik alles opschrijf, zit het ook in mijn hoofd. Ze streven naar volledigheid, vragen je om de haverklap te herhalen wat je net zei en halen zo het tempo uit de les. Dan wijs ik hen erop dat het weinig zin heeft om alles te noteren wat al op de slides staat. En leren ze stilaan om in te korten en de kern te vatten.”
VOGELPERSPECTIEF
“Ik vertel, mijn leerlingen noteren: op het eerste gezicht lijkt dat eenrichtingsonderwijs. Maar omdat zelf noteren zo uitdagend is, neemt de interactie net toe. Wie niet
mee is, beseft dat meteen en stelt vragen. Want een gedachtegang op papier zetten die je zelf niet snapt, is onbegonnen werk. Met een invulboek heb je als leraar niet in de gaten wanneer leerlingen afhaken. En leerlingen zijn zelf ook niet gealarmeerd zolang elk vakje gevuld raakt.”
“Het klassieke onderwijsleergesprek blijft een van de meest effectieve instrumenten die je als leraar in handen hebt. Dus bouw ik mijn les altijd samen met mijn leerlingen op. Leg ik een link naar eerdere leerstof en vindt niemand het antwoord? Dan laat ik ze on the spot hun notities uitpluizen. En ontdekken mijn vierdes dat Karel V er niet in slaagde om de macht van de protestanten in te perken, terwijl Louis XIV ze wél aan de deur kon zetten en zijn macht groeide. Als leerlingen
“Opvallend verband: wie goed noteert, scoort vaak ook goed op de toets”
dat contrast zelf blootleggen, blijft het langer hangen. En terwijl ze vanuit vogelperspectief bladeren, schatten ze de kwaliteit van hun notities in. Duurt het even voor de klas met een antwoord komt? Dat is het wachten meer dan waard.”
“Het juiste lestempo is voor elke klasgroep anders. Ga ik te snel, dan verliezen leerlingen de moed en haken ze af. Vorder ik te traag, dan noteren ze woord voor woord wat ik vertel. Structuur helpt: wie even de draad kwijt is, kan dankzij de strikte nummering weer inpikken. En als ik een zijsprongetje maak om een vraag uit de klas te beantwoorden, dan geef ik dat duidelijk aan. Elke leerling moet de kans krijgen om met goede notities de klas te verlaten. Want opvallend verband: wie goed noteert, scoort vaak ook goed op de toets.”
“Soms moet ik op mijn tanden bijten in het derde jaar. Leerlingen raken in paniek, ouders worden ongerust. En hier en daar gaan bij het kerstexamen alarmbellen af. Die leerlingen verplicht ik om vaker hun notities in te dienen. Ze wennen stilaan, en ik weet: in juni wordt het beter. Mijn collega’s en ik bekijken leren noteren als een graadproject en mikken erop dat leerlingen er vóór de overstap naar het vijfde jaar weg mee zijn. Wie in het vierde nog struikelt, volgen we korter op.”
“Mijn collega geschiedenis in de derde graad bouwt verder en ziet de progressie. Hoe leerlingen met steeds minder hulp sterke notities maken, een eigen aanpak ontwikkelen. En hoe ze steeds beter verbanden leggen. Elke leraar kent de harde werkers die erin slagen om je formulering uit de les letterlijk te reproduceren op de toets. Tot en met het voorbeeld dat je gaf. Dat papegaaienwerk maakt stilaan plaats voor antwoorden die tonen dat leerlingen zich de leerstof echt eigen maakten.”
“Zowel tijdens de les als na de uren investeer ik heel wat tijd in leren noteren. Maar het loont: leerlingen verwerken de leerstof diepgaander. En ze oefenen een vaardigheid die hen nog vaak van pas zal komen in het hoger onderwijs. Alle vertrouwen dat ze zich over een paar jaar tijdens hoorcolleges uit de slag trekken.”
Wie is Gertjan Vermeulen?
• staat 7 jaar voor de klas in de Abdijschool van Zevenkerken
• geeft geschiedenis en economie in de tweede graad
Welke bouwstenen Gertjan inzet om zijn leerlingen zelfstandig te leren noteren?
01. Activeer relevante voorkennis: Gertjan start vanuit vertrouwde leerstof.
02. Bouw ondersteuning op het juiste moment af: Gertjan noteert steeds minder mee.
03. Werk met voorbeelden: Gertjan toont aan het bord hoe het moet, bezorgt goede voorbeelden van voorbije jaren en laat leerlingen onderling hun notities vergelijken.
04. Actieve verwerking: door beknopte notities te vragen, stimuleert Gertjan leerlingen om over de leerstof na te denken. En tijdens de les zoeken ze naar verbanden tussen verschillende leerstofonderdelen.
05. Feedback die aan het denken zet: Gertjan duidt aan wat ontbreekt in notities, maar vult niet in.
Drie jaar geleden vertelden enkele pas afgestudeerde leraren in Klasse Magazine over hun grote dromen en kleine twijfels. Vandaag klopt Klasse opnieuw bij hen aan. Hoe vaak is het een klasdeur die opengaat?
Myriam Mounir (38, zij-instromer Frans en haarzorg)
“Ik verhuisde als tiener door een moeilijke gezinssituatie van Brussel naar een instelling op het platteland. Wat een schok. Een aantal leraren heeft me er toen doorgeholpen. Nu wil ik zelf lesgeven. Tieners een vak leren, ze opvangen als ze diep zitten, samen hun plek in de maatschappij zoeken.”
“Dankbaar voor de tips van collega’s”
Myriam Mounir (41, derde schooljaar als leraar in GO! atheneum Oudenaarde)
“Ik kon meteen vol aan de bak: een fulltime tussen geweldige collega’s die altijd klaar staan. Geruststellend als zij-instromer. Want mijn vakkennis staat stevig, maar soms zoek ik nog: hoe breng ik bepaalde leerstof het beste over? Dan leen ik dankbaar hun ervaring en waardevolle tips. Mijn topmoment? Toen mijn leerlingen me evalueerden. Dat ik mijn taak als klascoach heel erg ter harte neem, kwam er bjvoorbeeld uit. Ze voelen dat we niet alleen werken aan een betere kennis Frans maar ook hun totale ontwikkeling. En ik weet: als ik over veertig jaar over straat schuifel, zeggen die gasten me nog altijd goeiedag. Misschien zelfs in het Frans.”
Arne Desmedt (21, studeert af als leraar lager onderwijs)
“Ik wil de L.O.-leraar zijn die drempels wegneemt door mee te dansen met de jongens, te voetballen met het meisjesteam. Dan vertel ik dat alle kampioenen ooit tegen de grond gingen. Maar ze kropen altijd recht en leerden uit hun foutjes.”
Arne Desmedt (24, wisselde tussen scholen in dezelfde scholengroep)
“Tijdens mijn sollicitaties speelde ik mijn polyvalentie uit. L.O.- of klasleraar? Ik zie het allebei zitten. Dat rendeerde. Ik werk al drie jaar lang in dezelfde scholengroep. Luxe! Want ik ken ook vrienden die brokkeljobs verzamelen. Bovendien mag ik met al mijn vragen aankloppen bij mijn aanvangsbegeleider. Die controleert me niet, maar staat naast me. Het moeilijkste als starter? Dat je je job perfect wil doen. En dat je diezelfde totale overgave ook in je relatie – voor het eerst samenwonen – en sportieve ambities wil steken. Ik botste op mijn fysieke en mentale limieten. Minder uren gymnastiek, was de enige optie. Daarom sta ik niet meer zelf op de mat, maar als coach ernaast.”
”Perfectie is soms een valkuil”
Laure Vandewalle (22, studeert af als leraar lager onderwijs)
“Kinderen groot zien worden, een lach toveren op hun gezicht, ervoor zorgen dat ze met plezier naar school komen. Die persoonlijke band: daar doe ik het voor. In 2019 verloor ik mijn papa. Mijn verdriet stimuleerde me om mijn bachelorproef te maken over hoe je kinderen in rouw kan begeleiden.”
Laure Vandewalle (25, vierde schooljaar als leraar in het tweede leerjaar van GLS Ruiter in Waasmunster)
“Twee gelukjes had ik: meteen voltijds werk én een kleine klas. Amper zeventien leerlingen, dat eerste jaar. Het volgende jaar dertig, en daarna een stevige klas met vooral jongens. Meer labels, meer drukte, meer beweging. Gelukkig kon ik daar al een tikkeltje ervaring, zelfgemaakt materiaal en behulpzame collega’s tegenover zetten. Ik investeer in de band met mijn leerlingen. ’s Ochtends sta ik aan mijn klasdeur. Kinderen kiezen hoe we elkaar begroeten: van handjeklap tot knuffel. En ze stoppen elke dag een papier in de klasrugzak: hoe voel jij je? Blij als een kip, eenzaam als een egel? Die briefjes halen we op vrijdag boven om te bespreken.”
“Starten in een kleine klas: heerlijk”
Nikola Balogova (25, studeert af als kleuterleraar)
“Mijn Roma-roots zorgden vroeger soms voor confronterende reacties: ‘Dat zijn toch die bedelaars’ of ‘die zigeuners die liegen en stelen’. Maar vooral geven ze me extra antennes voor wie het wat moeilijk heeft. Daarnaast wil ik kinderen inspireren: welke afkomst je ook hebt, je kan leraar worden.”
Nikola Balogova (28, stapte uit het onderwijs na één schooljaar)
“Ik vond meteen werk, maar vulde op school vooral tijdelijke gaatjes: zorg, tweede leerjaar, kleuterklas. Van die wissels en onzekerheid liepen mijn batterijen langzaam leeg. Maar wat me echt genekt heeft: een telefoon midden juni. Een van mijn kleuters was tijdens het weekend overleden. Ik wist: ik moet er zijn voor mijn kinderen. Maar die lege stoel, de achtergebleven knutselwerkjes: ze deden zoveel pijn. Mijn tranen stroomden non-stop. Ik besloot om mijn contract niet te verlengen. Vandaag werk ik als recruiter bij Planet Group, beter te combineren met mijn jonge gezin. Maar de deur naar onderwijs zit zeker niet op slot. Ooit duw ik ze weer open.”
“Die lege stoel deed zoveel pijn”
Brandon Roelandt (22, studeert af als leraar PAV en handel-burotica)
“Dat onderwijs niet noodzakelijk stopt na 7 bso, wil ik mijn leerlingen meegeven door hun talenten te spotten. Mijn eigen traject liep ook via Kantoor naar de lerarenopleiding. Ik verlang nu al naar de blik in hun ogen als we samen een project tot een goed einde brengen.”
◀◀ 2021
“Aan mijn meter mag ik alles vragen”
Brandon Roelandt (25, derde schooljaar als leraar in het Sint-Augustinusinstituut in Aalst)
“Een stapeltje sollicitatiebrieven leverde snel werk op. Mijn opdracht wisselde de voorbije jaren – altijd PAV, soms wat godsdienst –, maar mijn school niet. Dat ik veel vertrouwen krijg van het hele team is goud waard. Net als mijn meter aan wie ik werkelijk alles mag vragen. Hoe organiseer ik een tweedaagse, hoe vul ik mijn rol als contactleraar in: dat heb je de eerste jaren nog niet in de vingers. Mijn leerlingen kennen mijn voortraject. ‘Tien jaar geleden zat ik op jullie plaats’, vertrouw ik ze toe. Moe van de school en de vooroordelen over bso, op zoek naar uitdaging. Daarom haal ik kranten en politiek boven in de les. Maar vooral: elke dag vertel ik dat ze veel talent hebben en dat doorbijten op school hen ergens brengt.”
Tekst – Femke Van De Pontseele Foto – Tine Schoemaker
Sommige leerlingen kleven net iets meer aan je vel. Jaren later vraag je je af hoe ze het stellen. Omdat ze een bijzondere gave hadden, omdat je iets van jezelf herkende of geen vat op hen kreeg. Tien jaar geleden kwam Joppe uit het buitengewoon onderwijs in het vierde leerjaar van meester Ian terecht. Waar staat hij nu?
Joppe: “Hier joeg meester Ian de wesp weg die me net had gestoken (wijst op de speelplaats een plekje tegen de muur aan). Die eerste dag in het vierde leerjaar was ik bloednerveus. Zou het wel lukken na drie jaar in het buitengewoon onderwijs waar ik extra ondersteuning kreeg voor mijn ADHD-symptomen en dyslexie?”
Ian: “Ook in mijn hoofd stormde het. Kon ik dat wel, een kind met extra noden goed opvangen in mijn klas? Ik herinnerde me hoe beweeglijk ik zelf was als kind. De juf tekende destijds een cirkel rond mijn bank waar ik niet buiten mocht. Wat de druk nog opdreef, natuurlijk. Ik wilde hem niet meteen afstraffen als hij zat te wiebelen op zijn stoel.”
“De drempel bleek minder hoog dan ik vreesde. In het buitengewoon onderwijs had Joppe trucjes geleerd om met zijn ADHD-symptomen om te gaan. Alleen slaapproblemen speelden hem nog parten. Zijn gon-begeleider Eva gaf me tips en ik verdiepte me in cirkelrekenen, een
methode die Joppe leerde in het buitengewoon onderwijs. Die gebruik ik sindsdien ook bij andere kinderen die worstelen met wiskunde. Joppe lachte om mijn grapjes, we hadden meteen een klik. De jaren erop zag ik hem alleen maar groeien.”
Joppe: “Ik voelde me meteen heel welkom bij meester Ian. Hij kon streng zijn, maar had ook massa’s humor. We lachten om zijn achternaam Lux, om Billy, het klasskelet. Vroegen we hem waarom hij zo’n rode kleur had, dan deed hij er nog een schepje bovenop: hij hield zijn adem in en werd nog roder. Als Chiroleider probeer ik nu ook zo te reageren op kattenkwaad. Spuiten kinderen hun bord vol mayonaise, dan zeg ik: ‘Beetje weinig, hier ontbreekt nog wat.’”
“Ik moest dezelfde doelen halen als alle andere leerlingen, maar meester Ian liet soms hulpmiddelen toe. Nieuwjaarsbrieven mocht ik als enige op de computer typen. Handig als je een grote familie hebt. Maar waar ik Ian nog het meeste dankbaar voor ben: dankzij hem trok ik naar het tso. Hij schreef zelfs in een brief aan mijn ouders dat ik dat aankon.”
Ian: “Joppe schreef hier in het lager onderwijs een succesverhaal. Zijn denkprocessen zaten goed én hij stak graag de handen uit de mouwen. Toch twijfelden zijn ouders: was technisch onderwijs de logische stap na zijn voorgeschiedenis in het buitengewoon onderwijs? Ik geloofde van wel. Iemand die zo hard werkt als Joppe, gun je alle kansen.”
Joppe: “Toen ik vorig jaar mijn diploma van 6 Elektromechanica in handen had, was ik supertrots. Nu ben ik bezig met integralen in plaats van cirkelrekenen. Dit schooljaar volg ik het tweede jaar Ontwerp- en Productietechnologie aan de hogeschool. En ik droom nog altijd groot: bij NASA iets met satellieten doen, zou fantastisch zijn. Dat je boven jezelf mag uitstijgen en dat in kleine stappen kan waarmaken, heb ik hier op de Johannesschool geleerd. Dat vertrouwen heeft meester Ian mij geschonken.”
Wie is Ian Lux?
• toen: leraar vierde leerjaar in Johannesschool in Wilrijk
• nu: pedagogisch ICT-coördinator
Wie is Joppe Hagendorens?
• toen: nieuwkomer in het vierde leerjaar
• nu: student Ontwerp- en Productietechnologie
Wie is Eva Dierickx?
• onderzoeker Kenniscentrum Educatie Innovatie en lerarenopleider aan AP Hogeschool Antwerpen
• schreef mee aan ‘Kleuterleerkracht’ (2021)
Wie is Katrijn Denies?
• onderwijsonderzoeker aan KU Leuven
• coördinator van de eerste internationale vergelijkende studie in het kleuteronderwijs (IELS). De resultaten verschijnen voorjaar 2026
Wie is Sofie Schyvens?
• kleuterleraar in De Schatkist in Berchem en lerarenopleider aan AP Hogeschool Antwerpen
• opent haar klasdeur op het Instagram-account Kinderkopje
Tekst – Bart De Wilde
Foto – Jens Mollenvanger
De roep om meer kennis in de kleuterklas klinkt even krachtig als vaak. Wat nu? Klasse zoekt het uit, samen met experten Eva Dierickx, Katrijn Denies en leraar Sofie Schyvens.
In het debat over kennisrijk onderwijs komt steeds vaker de kleuterklas in het vizier. In vurige pleidooien voor meer kennis verwijzen experten geregeld naar ‘vijfjarigen die met pretlichtjes in de ogen de namen van dinosaurussen opsommen’. In het Latijn zowaar. Maar hoe kijken kleuteronderzoekers en -leraren naar dat kennisdebat? Kent lerarenopleider Eva Dierickx (AP Antwerpen) die kleuters ook?
“Ja hoor”, lacht Eva. “Die bestaan. Sterker nog: veel kleuterleraren zullen meteen terugdenken aan een kind dat vlotjes een rijtje dinonamen opdreunt. Welk terecht punt dat voorbeeld maakt: kleuters zijn leergierig en kunnen een pak nieuwe kennis aan. Meer nog: de meeste halen plezier uit kennis en leren. Soms weten ze zelfs dat de tyrannosaurus in het juratijdperk leefde. Bij die periode kunnen ze zich amper iets voorstellen, maar ze leggen daarmee wel een bouwsteentje voor later. Toch vraagt het voorbeeld ook voorzichtigheid: een fascinerend thema als uitgestorven dieren leent zich tot hyperfocus. Maar zetten kinderen diezelfde dosis kennishonger zomaar over op bergketens of Romeinse keizers?”
ACHTERUITKIJKSPIEGEL
Hoeveel kennis mogen we verwachten? Welke kennis schotelen we kleuters voor? En hoe blijft die het best hangen? Cruciale vragen. Maar eerst vat krijgen op de timing. Onderzoeker Katrijn Denies (KU Leuven)
leidde in 2021 het Vlaamse luik van PIRLS. Dat meet hoe goed tienjarigen zijn in begrijpend lezen. Het resultaat viel tegen. Is het toeval dat de roep om kennisrijker kleuteronderwijs sindsdien luider klinkt? “Nee. Als leerlingen zwakker presteren op PIRLS, PISA en andere toetsen dan zoekt iedereen naar verklaringen. Daarbij kijken we achterom: welke bouwblokken moeten we verstevigen?”
“Zo komt ook de kleuterklas – en zelfs de crèche – in beeld. Dat houdt steek: ons onderwijs bereikt meer twee- tot vijfjarigen dan andere landen. Dat kan ons een mooi voordeel opleveren. Maar volgens directeurs lijken Vlaamse kinderen bij de start in het eerste leerjaar minder basisgeletterd dan leeftijdsgenoten uit vergelijkingslanden. En de kloof tussen leerlingen blijft groot.
Geen kleuterleraar die de schouders ophaalt en denkt: het zij zo. Daarvoor vinden ze hun toekomst te belangrijk. Ze weten: ik leg de fundamenten. En kennis speelt daarbij zeker een belangrijke rol.”
Ter voorbereiding op dit interview bevroeg Eva kleuterleraren in haar netwerk. Een groot deel maakt zich zorgen. Mag een kleuter nog kleuter zijn? Mogen we de druk nog even weghouden? Eva snapt hun bedenkingen: “De kleuterschool is meer dan een voorbereiding op het eerste leerjaar met leren lezen, schrijven en rekenen. Het kleuteronderwijs heeft
ook waarde op zichzelf. Het huidige debat legt soms zoveel focus op kennis, leren en instructie dat we zorg, spel, muzische en sociaal-emotionele vaardigheden riskeren te onderwaarderen. Alsof die principes elkaar tegenspreken. Dat klopt niet: ze kunnen elkaar aanvullen en versterken.”
“Kleuters ontwikkelen zich bovendien niet in een mooie rechte lijn maar met stevige tussensprinten. Dat maakt eindtermen bepalen zo complex: hoe leg je een gemeenschappelijke lat met al die individuele verschillen? Kleuters moeten voldoende tijd krijgen om te groeien.”
Katrijn vult aan: “Als sommige kleuterleraren de hakken in het zand zetten, komt dat wellicht omdat ze het doembeeld van Britse kostscholen zien. Met vooral frontaal onderwijs en kleuters die hun leraren aanspreken bij de achternaam. Dat gaat tien bruggen te ver. Onze kleuters hebben leraren nodig die dikke knuffels geven, die huiselijkheid creëren. Geen enkele studie stelt dat kilometers afstand tussen leraar en kind betere leerresultaten oplevert.”
“Maar tegelijkertijd mag je de leerdrang van kleuters niet miskennen. Ze ontploffen van de interesse. Na een dagje school vragen ze thuis: ‘Weet jij dat farao’s in sarcofagen liggen?’ Hoge ambities en kennis meegeven versus kleuters die kleuters mogen zijn: dat is een valse tegenstelling.”
De discussie over kennisrijkere kleuterklassen roept ook een andere vraag op: weten we genoeg over kleuteronderwijs? Over wat er in de klassen gebeurt, over welke kennis zinvol is, over welke leerprincipes werken?
Een teer punt, stelt Katrijn. “De kleuterklas kreeg lang nauwelijks wetenschappelijke aandacht, maar nu is er een kentering. Geen steen naar de kleuterleraren: hun deur stond open, wij liepen er als Vlaamse onderzoekers te vaak voorbij. Vandaag niet meer. Collega’s verdiepen zich in interactief voorlezen, aanvankelijk rekenen en executieve functies. Recent werd het onderzoek over kwaliteitsvol inspirerend kleuteronderwijs afgerond. En we nemen voor het eerst deel aan het internationale onderzoek IIELS om te kijken hoe kinderen groeien in taal, wiskunde, executieve functies en sociaal-emotionele vaardigheden. Die studies zijn nodig. Want als we hoge verwachtingen stellen aan de kleuterklas, moeten we weten wat daar effectief werkt en leraren vragen wat ze nodig hebben om elk kind mee te krijgen.”
“Achter onze opdrachten zitten ambitieuze leerdoelen die de buitenwereld ontgaan”
Sofie
Schyvens, kleuterleraar
Ook ouders miskijken zich geregeld, weet kleuterleraar Sofie Schyvens. “Leren verpakken als spel, daar ligt onze superkracht. Maar de ambitieuze leerdoelen achter onze opdrachten ontgaan de buitenwereld. Daar ligt een taak voor ons: onze doelen vaker verwoorden. Zo counteren we de misvatting dat kleuters zomaar prentjes kleuren of spelen tot ze zelf een inzicht oprapen. Spinnetjes knutselen? Daarmee prikkel ik wiskundebegrip omdat ze rechte lijnen leren trekken. En achter een slakkenkroon zitten vele uren onzichtbare maar doelgerichte schrijfmotoriek die ze in het eerste leerjaar keihard nodig hebben.”
Een blik op Leerpunt bevestigt Katrijns punt. De kleutertoolbox telt minder onderzoeken dan zijn grote broer die effectieve leerstrategieën voor basis- en secundair onderwijs bundelt. Meer onderzoek naar de jongste leerlingen zit eraan te komen. Maar dat betekent niet dat we niets weten over kleuteronderwijs. Wat zeker werkt: kleuters kennis van de wereld en woordenschat bijbrengen, speels inzetten op voorbereidend rekenen en kwaliteitsvolle interacties. En universele leerprincipes zoals modelling, gepaste ondersteuning en herhaling: je begeleiding als kleuterleraar is cruciaal.
Dat het aanbod in een aantal kleuterklassen nog wat rijker mag zijn, daarin vinden Eva en Katrijn elkaar. Maar daarvoor moeten kleuterleraren hun aanpak niet radicaal omgooien, stelt Eva. “Leraren koppelen leerdoelen al doordacht aan spel, lezen boeken voor en steken hoekenwerk in gang waarbij kinderen verder aan de slag gaan met taal en wiskundige begrippen. De voorbije jaren zie ik daarbij steeds meer leraren kiezen voor diepgang. Een inzicht dat verspreid wordt door onderzoekers. Niet: elke week een nieuw thema aanraken, maar enkele weken doorgaan. Daardoor slijpen ze diepere kennis en vaardigheden in.”
“Diepgang vraagt vertraging. Dat is niet contradictorisch. Dat we kinderen nog te vaak gesloten en kennisarme vragen toegooien, komt wellicht mee door ons streven naar tempo en efficiëntie. Maar wie inhouden uitdiept, neemt tijd om in gesprek te gaan met kleuters en lokt daarbij steeds complexere antwoorden uit. In de leeskring, maar ook in het spel. Als leraar meespelen lijkt misschien frivool, maar die momenten bieden rijke kansen om gericht aan kennis en taal te werken.”
Kleuterleraar Sofie kiest dagelijks voor diepgang in haar klas. “Elke week een andere themadoos openen? Nee, aan die versnippering doe ik niet mee. Wat houdt kinderen bezig? Mijn thema’s starten meestal bij de actualiteit of hun leefwereld. Dat kan klein zijn: een aangespoelde walvis, een cocon in onze pannenkoekenplant, een storm. Daarna maken we samen een woordspin: wat weten jullie al? Die levert in mijn classe unique – kleuters van 2,5 tot 6 jaar – altijd rijke input. Zo brengt een instappertje met een rijke woordenschat voortdurend begrippen aan en voegt een vijfjarige uit een Turks bergdorp die nog nooit op school zat via prenten ook zijn deel toe.”
“Subtiel stuur ik hun verwondering nog verder naar intrigerende onderzoeksvragen. Hoe weven spinnen hun web, hoe eten motjes? Daaraan kan ik veel leerdoelen koppelen en weken verwondering mee opwekken met brugjes naar gerelateerde thema’s. En ik leg een lijst streefwoorden op: termen die de kinderen zeker moeten kennen. Betuttelende woorden schrap ik: geen ‘fruitje’ maar ‘een stuk fruit’.”
“Ontwerp een thema eens met je collega’s.
Zo kan je samen een logische lijn uitbouwen.”
Eva
Dierickx, onderzoeker
“Maar ik ga nog veel verder. In het thema ‘storm’ onderscheiden we bijvoorbeeld grijstinten en weerbeelden, en stop ik de term ‘petrichor’: de magische geur van verse regen op asfalt. Heerlijk vinden ze dat: een woord kennen waarop de helft van de volwassenen struikelt. Terwijl het voor de kleuters niet anders aanvoelt dan een woord als ‘boekentas’ aanleren. En omdat het vaak regent tijdens de middagpauze liggen er kansen genoeg om de term te herhalen.”
Nieuwe vraag: beperken veel kleuterleraren zich tot thema’s als ‘herfst’, ‘carnaval’ en ‘de zee?’ Pleitbezorgers voor rijkere kennis kijken met grote ogen naar onze buurlanden die een stapje verder staan in kennisrijke curricula. Waarom lukt het in Nederland of Groot-Brittannië wel om kleuters mee te nemen in thema’s als ‘DNA’, ‘mythologie’ en ‘klimaat’, zonder moeilijke termen te schuwen?
Eva trapt zacht op de rem: “Ook hier waagt een groeiende groep kleuterleraren zich buiten platgetreden paden of vult ze klassieke thema’s uitdagender in. Dat zie ik op klasbezoeken en stimuleren we ook in onze opleiding. Tegelijkertijd mogen we ons niet vergalopperen in een opbod aan exotische of abstracte inhouden. Je mag als leraar geen stappen overslaan. Ik grijp graag naar de concepten ‘spiegels’ en ‘vensters’. Kleuters hebben die allebei nodig. Door inhouden aan te bieden die vertrekken uit de eigen achtergrond, cultuur en emoties van kinderen – spiegels – versterk je niet alleen hun zelfbeeld, maar help je ze ook relevante en nabije kennis verankeren. Mooie leerdoelen voor de jongste kleuters. Tegelijk trek je met nieuwe kennis, ervaringen en vaardigheden vensters open en verbreed je hun leefwereld.”
“Inzetten op kennis is niet elitair, maar supersociaal”
Katrijn Denies, onderzoeker
“Een voorbeeld? Lanceer het thema ‘huizen’ vanuit hun eigen straat, dorp of stad. Wat zien we? Appartementen en villa’s, steenwegen en steegjes? In de tweede en derde kleuterklas kan je het thema herhalen – een ijzersterk leerprincipe – maar zoom je uit. Hoe wonen mensen elders in de wereld? Ontwerp een thema eens met je collega’s. Zo kan je samen een logische lijn uitbouwen. Misschien eindigt het thema ‘huizen’ in de ruimte? Waarbij vijfjarigen de volgorde, grootte en kleuren van de planeten leren. Waarbij je het begrip zwaartekracht ontleedt en samen kritisch nadenkt over commerciële ruimtereizen.”
Ook Katrijn ziet een gouden kenniskans in thema’s breed aanpakken. “Als je uitwaaiert – van het thema ‘vlinders’ naar andere bestuivers en de opwarming van de aarde –, komen er bovendien meer kansen om ouders te betrekken. Ook zij spelen een belangrijke rol in dit kennisverhaal. Thuis én in de klas. Misschien leert een fervent tuinier je kleuters composteren of komt een aardrijkskundeleraar na een buitenlandse aardbeving uitleggen hoe aardplaten werken. En stelt die de kinderen gerust: de breuklijnen lopen niet onder ons land.”
Sofie geeft les in Antwerpen. Niet alle kinderen krijgen er thuis dezelfde leerkansen. Hoe breed hun wereld is, verschilt sterk. “Voor wie in een kwetsbaar gezin opgroeit, telt de kleuterschool dubbel. Als leraar voel ik me 200 procent verantwoordelijk voor mijn leerlingen. Hier in de klas leggen we de basis. Als je dan niet verder gaat dan wat leerlingen zelf aandragen, vergroot je ongewild de ongelijkheid.”
Hoe je dat praktisch doet? Eva grijpt terug naar het thema ‘huizen’: “Slechts een handvol kleuters trekt in de zomer naar de Loire. De rest zit thuis. Bezoek daarom eerst met de hele klas een kasteel in de buurt. Alle kleuters krijgen een rijke impressie, nemen deel
aan een verbindende activiteit en planten hetzelfde beeld van een ophaalbrug in hun hoofd. Ideaal voor sterkere interacties in het hoekenwerk. Bij de kleuters met wat achterstand veranker je de woorden nog eens via een prentenboek of vertelplaat. Je bekijkt wat blijven hangen is en welke achtergrondkennis je moet opfrissen. Dat kan ook door met die kleuters een kasteel te bouwen of je samen te verkleden.”
“Inzetten op kennis is niet elitair, maar supersociaal”, concludeert Katrijn. “Sla doelen nooit over met argumenten als ‘die kleuter is nog te speels’ of ‘dat kind mist taal’. Loopt een kind vast op een complexe of open vraag? Zet stapjes terug tot de trede waar het wel opspringt en herhaal. Dan stapelt een kleuter langzaam maar zeker kennis en ervaringen op. Zo neem je die mee, vul je zijn rugzak zonder je verwachtingen te laten zakken. En lanceer je dat kind voor een heel leven.”
Op Lerarenkaart.be jongleer je met meer dan 800 exclusieve voordelen via een handige zoektool. Hier krijg je een greep uit die nieuwe aanbiedingen, lerarendagen en expo’s. Haal je kaart al maar boven!
Tekst – Evy Ceusters
Illustratie – Julie Poignie
Meerdere locaties
DOBBER SUP & KAJAK
20 procent korting op je bestelling met je Lerarenkaart
Webshop ABONNEMENT CINEMEMBER 50 procent korting per 3 maanden met je Lerarenkaart
Sint-Niklaas FIETSEN FOUBERT
6 procent korting met je Lerarenkaart
Brühl (Duitsland) PHANTASIALAND variabele korting tot 40 procent met je Lerarenkaart
Webshop NEXTSUPPLIES
10 procent korting met je Lerarenkaart
Webshop ILLUSTRA’LIES 10 procent korting met je Lerarenkaart
Geel KARLINE FOTOGRAFIE 10 procent korting met je Lerarenkaart
Klerken FIETSEN AELBRECHT 10 procent korting met je Lerarenkaart
Webshop ABONNEMENT CENTRE DU FILM SUR L’ART 10 euro korting voor 1 jaar met je Lerarenkaart
M Leuven – 31 oktober 2024, vanaf 13.30 uur
Geef je ogen de kost met werken van oude meesters en hedendaagse makers. De stukken in de nieuwe collectie van M leggen een verband met actuele maatschappelijke vraagstukken. Reserveer en volg de rondleiding zoals ze gegeven wordt aan je klas. Praat vervolgens na bij een stukje taart. Gezinnen met jonge kinderen kunnen in de aansluitende workshop zelf aan de slag met portretten.
Gratis met je Lerarenkaart voor jezelf, 1 extra volwassene en max. 2 kinderen
Kinepolis Antwerpen, Brugge, Hasselt, Leuven, Gent –1 december 2024, vanaf 11 uur
Schrijf je in en geniet in avant-première van de geprezen debuutfilm Young Hearts van Anthony Schatteman. Die vertelt het verhaal van de 14-jarige Elias die verliefd wordt op zijn buurjongen Alexander. Elias gaat op zoek naar zijn identiteit en wordt geconfronteerd met zijn omgeving en de typische vragen van een opgroeiende tiener.
Gratis met je Lerarenkaart voor jezelf en 1 extra persoon, inclusief Q&A met de regisseur in Gent
Antwerpen
Het Rubenshuis heropent de deuren met de Rubens Experience. Je staat er oog in oog met de meester. Kruip met je klas in de huid van Rubens met een audiovisuele show en interactieve toepassingen. Of duik er in zijn archieven in de bibliotheek en wandel door zijn kleurrijke baroktuin met 17.500 planten en bomen.
Gratis met je Lerarenkaart i.p.v. 12 euro voor de Rubens Experience en tuin
Huis van Alijn, Gent – t.e.m. 27 april 2025
We willen allemaal lang, gezond en gelukkig leven en gaan op zoek naar allerlei wondermiddeltjes, voedingstips en sportieve uitdagingen. Al twee eeuwen lang beïnvloeden wetenschap, media, reclame en de overheid ons. Maar wat je echt nodig hebt om fysiek en mentaal gezond te blijven, ontdek je in het Huis van Alijn.
1 euro korting met je Lerarenkaart (8 euro i.p.v. 9 euro)
MARGARETHA. KEIZERSDOCHTER TUSSEN MACHT EN IMAGO
MOU, Oudenaarde – t.e.m. 5 januari 2025
Portretten en prachtobjecten die Margaretha van Parma koesterde of waarvoor zij de opdracht gaf, komen voor het eerst in 500 jaar weer samen. Wist je dat ze in Oudenaarde geboren is? Fotograaf Lieve Blancquaert brengt moderne Margaretha’s in beeld en luitist Floris De Rycker laat haar hof weerklinken in een soundscape.
4 euro korting met je Lerarenkaart (14 euro i.p.v. 18 euro)
WESTFRONT.NIEUWPOORT Nieuwpoort
Ervaar de Groote Oorlog als nooit tevoren in het vernieuwde Westfront.Nieuwpoort. Ellie, Juul en Rosa – oftewel Maaike Cafmeyer, Sebastien Dewaele en Axelle Red – begeleiden je met de audiogids doorheen de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog en de Onderwaterzetting.
3,50 euro korting met je Lerarenkaart (6 euro i.p.v. 9,50 euro)
MULTITUDE: CARVING MEMORIES IN THE DIGITAL AGE
MIMA, Sint-Jans-Molenbeek – t.e.m. 5 januari 2025
Wat is onze relatie met de stad? Alexandre Farto alias Vhils duikt in het verleden en heden van samenlevingen door zijn houtsnijwerk van stadslandschappen, patronen en gezichten. Het is een confrontatie met de overvloed aan informatie in dit digitale tijdperk.
8,50 korting met je Lerarenkaart
(5 euro i.p.v. 13,50 euro)
Villa Empain, Brussel – t.e.m. 3 november 2024
Lijnen zijn onmisbaar voor vele beroepen. Je kan ermee experimenteren in vorm en kleur. Verschillende kunstenaars tonen je elk hun lijnenspel. In landschappen of geometrie, vrij dan wel repetitief, op een sokkel, ingelijst of rechtstreeks op de muur gecreëerd.
4 euro korting met je Lerarenkaart (8 euro i.p.v. 12 euro)
Klasse serveert je boeiende studiedagen, lesinspiratie, of leuke activiteiten met je leerlingen.
Tekst – Evy Ceusters, Charlotte Permentier & Vera Verdoodt
Illustratie – Julie Poignie
SO
Dialectloket
Het Dialectloket biedt een ruime collectie informatieve teksten en audiovisueel materiaal, inclusief kant-en-klare lespakketten, over taalvariatie in het Nederlands. Als leraar geschiedenis kan je via de ‘Stemmen uit het Verleden’ het twintigste-eeuwse Vlaanderen tot leven brengen.
SO
VRT
De EDUbox Burgerschap maakt jongeren in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen in oktober bewust van de rol die ze zelf kunnen spelen. Ze kunnen via de tool hun eigen ideeën aan lokale beleidsmakers pitchen en de verschillende standpunten vergelijken.
BaO SO
Oxfam België
Doe tijdens de Week van de Fair Trade (2-12 oktober) mee met de scholenactie van Oxfam België en kom op voor een klimaatbeleid dat boeren in het Zuiden veerkrachtiger maakt. Registreer je actie en bestel plaktattoos en lesmateriaal.
SO OKAN
Vlaams Talenplatform
DUIK IN TAAL!
Wil jij jouw leerlingen motiveren om een talenopleiding te volgen? Duik in taal! is een campagne van het Vlaams Talenplatform en biedt taallessen en opleidingsinformatie op een lerarenplatform aan.
VO
Taalunie
NEDERLANDS VOOR
ANDERSTALIGEN
Anderstalige volwassenen leren Nederlands sneller en beter als ze de leerstof ook direct in hun dagelijks leven kunnen toepassen. Taalunie biedt met ‘De doos op rollen’ inspiratie en advies om maatwerk aan te bieden dat gebaseerd is op de NT2-leerdoelen.
Alg
Het aantal kinderen en jongeren dat hun gendervariante gevoelens uit, stijgt. De brochure van KLIQ vzw biedt antwoorden op de meest gestelde vragen over trans leerlingen waar je als leraar mee geconfronteerd kan worden. Of volg een van de vormingen voor het onderwijs.
Agentschap Natuur en Bos WEEK VAN HET BOS
Trek erop uit tussen 6 en 13 oktober en ga met het educatief pakket spelenderwijs aan de slag met biodiversiteit. Speurneus Spitsmuis en Pia de Pissebed trekken mee op onderzoek. Doe ook mee aan de wedstrijd en win gadgets!
SO
Belgischer Germanisten- und Deutschlehrerverband WEEK VAN HET DUITS
Van 14 tot 20 oktober schijnen de spots op de Duitse taal en cultuur. Neem met je klas of als leraar deel aan activiteiten en workshops op verschillende locaties.
SO
11.11.11
KLIMAATRECHTVAARDIGHEID OP SCHOOL
Geef je leerlingen van het vierde, vijfde of zesde jaar secundair onderwijs inzicht in de oorzaken en gevolgen van de klimaatcrisis. Ga aan de slag met educatieve tools rond ‘klimaat & gender’ en ‘klimaat & migratie’.
Saved by the bell IEDEREEN GOED ONDERWIJS
Wereldwijd konden 250 miljoen kinderen afgelopen jaar geen les volgen. Laat op 4 oktober, de Internationale Dag van de Leraar, de schoolbel extra rinkelen voor beter onderwijs. Bekijk ook de lessuggesties van Studio Globo.
Voka Talentcenter
STUDIEKEUZE OP BASIS
VAN TALENTEN
Plan met je klas een bezoek aan een Voka Talentcenter. Daar maken leerlingen tussen 12 en 14 jaar een talentenrapport op. Dat helpt ze om een studiekeuze te maken die aansluit bij hun talenten en interesses.
Uitgeverij Pica DE LERAAR: VAKMANSCHAP IN ONDERWIJS
In dit boek van Paul A. Kirschner en Tine Hoof vind je een rijke verzameling van wetenschappelijke inzichten die in de dagelijkse onderwijspraktijk het verschil kunnen maken voor de leerling én de leraar.
WIN! 10 x ‘De leraar: vakmanschap in onderwijs.’ Waag je kans via klasse.be/win
SO
Departement Zorg
EDUCATIEF LESPAKKET
AIR@SCHOOL
Je leerlingen leren over het belang van een goede lucht op school en wat de luchtkwaliteit beïnvloedt. Via metingen ontdekken ze hoe het gesteld is met de luchtkwaliteit in de klas en informeren ze hun medeleerlingen over gezonde binnenlucht.
Alg
Scholierenkoepel FEEDBACK OVER JE LESSEN
Wil jij graag betrouwbare en zinvolle feedback van je leerlingen over je lessen? De Vlaamse Scholierenkoepel heeft een wetenschappelijk onderbouwde methodiek om je aanpak te toetsen met een gratis feedbacktool.
BaO
Kunstendag voor Kinderen DOMPEL KINDEREN ONDER IN KUNST
Tijdens de Kunstendag voor Kinderen op 17 november toveren kinderen tot 12 jaar met theater, film, muziek, dans en beeldende kunst. Dit jaar in het thema ‘Zot van Kunst’. Doe mee met de wedstrijd of ga in de klas aan de slag met leuke opdrachten.
SO
Science Bar
DEBAT IN DE SCIENCE BAR
Leerlingen van het vierde, vijfde en zesde secundair gaan in debat met 2 onderzoekers over een maatschappelijk relevant thema. Een moderator leidt het gesprek met 5 prikkelende stellingen en lokt leerlingen uit hun kot. Schrijf je klas in voor een boeiende namiddag.
Het Archief voor Onderwijs MEDIAWIJSHEID
Opdrachten koppelen aan audiovisueel materiaal? Er is nu ook voor leerlingen basisonderwijs toegang tot Het Archief voor Onderwijs via LeerID of Smartschool. Laat ze zelfstandig kijken, luisteren en opdrachten maken bij video’s en luisterfragmenten.
SO
IJkingstoets GOED VOORBEREID OP DE STARTTOETSEN
85% van de leraren vindt het hun taak om leerlingen te informeren over de start- en ijkingstoetsen, maar heeft te weinig informatie. Kom er als leraar of studiekeuzebegeleider alles over te weten via een handig e-book en draag je steentje bij aan het studiesucces van je leerlingen.
SO
kaBOEM PODCAST KABOEM!
In de podcastreeks Kaboem!, over en voor het onderwijs in de B-stroom, lichten onderzoekers en leraren toe hoe je effectief inzet op klasmanagement, hoge verwachtingen en sterke instructies. Beluister de podcasts via de website of Spotify.
SO
Europees Parlement VOOR 1 DAG EUROPARLEMENTSLID
Laat je leerlingen in een stoomcursus kennismaken met de Europese wetgeving. Ze worden verdeeld in fracties en debatteren over actuele thema’s. Ze geven voor één dag mee vorm aan de toekomst van Europa.
VIA Don Bosco
KWALITATIEF ONDERWIJS
VOOR IEDEREEN
School 4 School laat leerlingen via spel en verhalen wereldwijde onrechtvaardigheid ervaren en actie ondernemen. Download het gratis lesmateriaal en werk met je leerlingen een fondsenwervende actie uit voor leeftijdsgenoten in Afrika en Latijns-Amerika.
OKAN
Wablieft
RIJKE TEKSTEN VOOR OKAN
Wablieft breidt het aantal geschikte leesteksten voor jongeren in OKAN-klassen uit met meer dan 50 verhalen en gedichten. Je kan bij elke tekst een lesfiche en een didactische handleiding gratis downloaden.
BaO SO
JEF
LES IN BEELD
Les in beeld is een handig platform vol thematische opdrachten en kortfilms voor in de klas. Meer dan 200 opdrachten helpen je om thema’s op een speelse en interactieve manier te brengen.
BaO
Veilig in het Verkeer FLUOHESJES VAN RUBE EN RUTJE
Meer zichtbaar zijn in het verkeer? Met de fluohesjes van Rube en Rutje stappen of fietsen kinderen veilig naar school. En jij kan er zo eentje winnen!
WIN! 15 x ‘Fluohesje van Rube en Rutje’. Waag je kans via klasse.be/win
Wie is Isabelle Verheyen?
• zorgcoördinator in basisschool Helibel in St.-Huibrechts-Lille
• stond 20 jaar in het eerste leerjaar
• ondersteunt haar werking met klasdoorbrekende activiteiten en sociogrammen
Hoe leer je kinderen kijken naar elkaar, hoe leer je hen wat ze kunnen betekenen voor elkaar? Hoe creëer je dus goede verbindingen in je klas en school? Even belangrijk als rekenen en taal, vinden zorgcoördinator Isabelle en haar collega’s.
“Van scheldpartijen langs de sportvelden tot drones die woonblokken aanvallen: onze wereld toont elke dag hoe lastig het is om naar elkaar te kijken en rekening te houden met elkaar. Cruciale vaardigheden, maar ook moeilijke: je leert ze niet vanzelf. De school is daar een ideale plaats voor. Met kleine activiteiten die nauwelijks lestijd opeten, proberen we die vaardigheden elke dag te stimuleren. Want het is leuk om te leren in een fijne school en te leven in een warme wereld.”
“De gouden weken in september zijn daarvoor een uitgelezen start. In een fijne sfeer kennismaken met iedereen en samen klas- en speelplaatsafspraken afstemmen. Wat heb ik als leraar nodig? En wat vinden jullie belangrijk? Wie daar werk van maakt, wint voor de rest van het schooljaar. Al onze collega’s ondersteunen elkaar daarin. Belangrijk dat leraren goed in hun vel zitten, dat ze van elkaar weten wat iedereen nodig heeft en graag samenwerken. Daarom investeren we ook in teambuilding.”
SOCIOGRAM
“Leraren hebben meestal een fijne neus voor wat in hun klas gebeurt. In oktober verrijk ik hun beeld met een sociogram. Via een online formulier vertellen kinderen met wie ze het liefste spelen en met wie liever niet. Ook
met wie ze graag samenwerken en met wie niet. Kinderen worden niet verplicht om die niet-vraag te beantwoorden. De matrix toont welke kinderen rood kleuren (minder geliefd) of wat ‘onzichtbaar’ zijn en welke groen (geliefd, populair).”
“We bespreken het resultaat op de klassenraad. Klopt wat we in de matrix zien met wat de klasleraren aanvoelen? Wat kunnen we in de klas doen met de signalen die we krijgen? Kan ik als zorgjuf iets betekenen? Neem nu Onno, erg druk, trekt overal het laken naar zich toe, dringt zich op en luistert niet naar anderen. Bijna normaal dat weinig kinderen met hem willen spelen of samenwerken in een groepje. Hoe pakken we dat samen aan? Maar ook: hoe verdelen we de groepjes bij een opdracht, moeten we op de speelplaats wat extra dingen in het oog houden?”
“Op onze school werken we met een jaarthema en maandopeners. Dan staan we met z’n allen op de speelplaats, leidt een toneeltje het thema in en doen we een ochtend klasdoorbrekende activiteiten. In een familiesysteem dragen kinderen van het vijfde en zesde leerjaar zorg voor de kleinsten. Met thema’s als ‘goeiedag zeggen’, ‘complimentjes geven’ en ‘elkaar helpen’, richt je leerlingen op elkaar: hoe zie ik jou en wat kan ik voor jou betekenen?”
“Diezelfde familiesysteempjes zie je op dinsdagvoormiddag. Tijdens de speeltijd sporten en spelen leerlingen van het zesde leerjaar in kleine groepjes met de kinderen van de onderbouw. Geen tijd meer om op de speelplaats ruzie te maken. En de kleintjes leren spelletjes die ze achteraf ook zelf gaan spelen.”
“Die verantwoordelijkheid voor anderen nemen de oudsten ook in de leerlingenraad. Ze kijken en luisteren naar anderen: wat leeft er, wat kan er gebeuren, hoe pakken we dat aan?
Zo vonden ze dat er een plekje op school moest zijn waar je
"Onze zesdejaars leren de kleintjes tijdens de speeltijd spelletjes aan die ze achteraf zelf gaan spelen"
naartoe kan als je ruzie hebt of je je niet goed voelt. Het resultaat: een ‘goedmaakbankje’ en een ‘nadenkstoel’. Als er ruzie is, stimuleren we kinderen om op het goedmaakbankje te kijken naar zichzelf en elkaar: hoe zie ik/jij die ruzie, wat voel ik/jij, wat hebben jij en ik nodig om het weer goed te maken? Op de nadenkstoel kijken ze naar zichzelf. Wat maakt dat ik overprikkeld ben geraakt? Maar vooral ook voelen ze: ik mag het even moeilijk hebben.”
“In de buurt van de school liggen een dagcentrum voor mensen met een mentale handicap en een woonzorgcentrum. Door je school daarvoor open te zetten, trek je de blik van kinderen verder open. Zo komt Peter, een jongen met downsyndroom, elke woensdag op onze school ‘werken’: papier versnipperen, kralen sorteren, potloden slijpen. Tijdens de pauze speelt hij mee met de bovenbouw. Ze zien hem graag en knuffelen zelfs. Wedden dat onze leerlingen dankzij Peter buiten de
school niet de straat oversteken als ze iemand met een handicap in hun richting zien komen?”
“De jongeren uit het dagcentrum vaardigen enkele spelers af op ons voetbaltoernooi. En ze komen kijken naar de generale repetitie van onze kerstmusical. Voor onze leerlingen horen ze er gewoon bij. Kinderen van het vierde leerjaar draaien er jaarlijks een dag mee en hebben samen met de gasten een zinvolle dagbesteding. Elke donderdag lezen de kinderen van het tweede leerjaar in kleine groepjes met de bewoners van het woonzorgcentrum. Om de beurt nemen ze luidop een pagina voor hun rekening. Ook de kleuters gaan er eens samen puzzelen of kralen rijgen. Er liggen veel kansen in de omgeving van een school: die moeten we grijpen.”
“Ik zeg niet dat er op onze school niet gepest wordt. Maar we voelen dat al die activiteiten de beste preventie zijn tegen pesten. Ons pestactieplan moeten we zelden gebruiken. Of hoe een verzameling van kleine acties leerlingen naar elkaar leert kijken en in verbinding gaan. En dat vinden we even belangrijk als leren rekenen en schrijven.”
Hoe een team van werkpunten sterktes maakt
Tekst – Bart De Wilde Foto – Kevin Faingnaert
Geen gedragen visie, werkpunten uit een inspectieverslag die nog niet aangepakt werden: basisschool De Glimlach boekte weinig vooruitgang. Tot een nieuwe directeur het team en verticale leerlijnen voorop plaatste. Een boost voor de kwaliteit en de schoolreputatie. Klasse trok mee door de school.
Basisschool De Glimlach: dat zijn een hoop vrijstaande gebouwen verspreid in het groen. Het is even speuren naar directeur Sofie op dit middaguur. “Sofie luncht in de lerarenkamer”, lacht kleuterleraar Tessa, die snel een printopdracht geeft aan het kopieerapparaat. Intussen dribbelt een kleuter binnen. Aan zijn hand volgt een klasgenoot met een schram op z’n vinger. Of juf Tessa een pleister heeft? Daarna deelt de hulpvaardige kleuter een vuistje uit aan mij. De eerste drie minuten zeggen veel over de sfeer op school: even warm als een late zomerdag.
Vier jaar geleden – toen de barometer minder goed stond – nam Sofie de ‘directeurssjerp’ op school over. Zo ziet ze leidinggeven voor zichzelf: een ambtstermijn waarbij je het team op sleeptouw neemt naar gedeeld leiderschap. Waarbij je samen werkpunten wegwerkt, borgt wat goed loopt en slim bijstuurt. Waarbij een directeur zichzelf beetje bij beetje overbodig maakt. Tot het misschien tijd is voor een paar frisse leidersogen.
Een van Sofies allereerste acties, naast vliegensvlug alle leerlingennamen memoriseren? Een oud inspectierapport opsnorren. “Rond de werkpunten bleef het te lang windstil”, licht Sofie toe. “De vraag naar een duidelijke leerlijn voor lichamelijke opvoeding? Als de vroegere directeur de kar niet trok, veranderde er weinig. Leraren met een specifieke opleiding L.O. had de school niet, echt eigenaarschap over het vak ontbrak ook. Zowel de kwaliteit van de lessen als de leerlijn schoot erbij in. Dat snap ik: niet elke klasleraar knoopt even graag de veters zijn sportschoenen dicht of legt soepel een achterwaartse koprol op de mat.”
“L.O. werd ons eerste verandertraject. Op pedagogische studiedagen legden we het leerplan naast de werkpunten. Daarna stemden we doelen logisch op elkaar af en beslisten we wie welke leerstof voor zijn rekening zou nemen. De nieuwe aanpak evalueerden we cyclisch: wat loopt goed, wat vraagt een aanpassing? Twee jaar geleden konden we dankzij het groeiende aantal leerlingen specifieke L.O.-leraren aantrekken. Die brengen extra bewegingsexpertise binnen en halen een ‘verplicht nummertje’ van de schouders bij sommige klasleraren.”
Dat inspectierapport was voor het beleidsteam een van de parameters om een totaalbeeld te krijgen van de kwaliteit die de school levert. Om zicht te krijgen
Wie is Sofie Kerckhove?
• directeur van basisschool De Glimlach in Zedelgem
• verdiende de voorbije 20 jaar haar strepen als directeur al in 2 andere basisscholen
• behaalde 2 jaar geleden de banaba schoolontwikkeling
“De directeur in de klas was nieuw. Maar ik verzekerde: klasbezoeken zijn geen evaluaties maar spiegels.”
Directeur Sofie
“Vanuit een prentenboek formuleren we onderzoeksvragen over de wereld”
Leraar Tessa
Wie is Tessa Compernolle?
• leraar van de peuterklas in basisschool De Glimlach
• staat 11 jaar voor de klas
op andere groeipunten, trokken de directeur en de zorgcoördinator de klassen binnen. Sofie lacht: “De directeur in je klas, dat was nieuw. Maar ik verzekerde iedereen dat die klasbezoeken geen evaluaties zouden zijn. Wel kansen om ontwikkelingsgerichte feedback te krijgen, om te groeien en te excelleren in je job. En we pakken de klasbezoeken mild aan: eerst met kleine spiegels. Pas als die comfortabel voelen, gaan we voor iets grotere spiegels staan.”
“Intussen keerde het beleidsteam elke bladzijde van outputverslagen en feedbackrapporten van algemene toetsen om. Het totaalplaatje: veel zaken waar het team trots op mag zijn, maar ook enkele werkpunten. Onder het geruststellende cijfer voor lezen zat toch een probleem. Gemiddeld scoren met een kansrijk leerlingenpubliek? De enige eerlijke analyse is dan dat je onder de verwachtingen blijft. En je leerlingen dus onvoldoende sterkt in een vaardigheid voor het leven. Als vakman handleidingen interpreteren of als student cursussen blokken: tekstbegrip zullen ze allemaal keihard nodig hebben.”
“Omdat ook onze leesaanpak die sterke verticale lijn miste, staken we de koppen opnieuw samen. Met het vertrouwen van het L.O.-traject als gangmaker, en met de belofte van oefentijd als rustbrenger. We doorliepen een tweejarig traject bij de pedagogische begeleidingsdienst. Technisch en begrijpend lezen werden onze focuspunten. Sindsdien ruilden we niveaulezen in voor de LIST-methodiek. Dat is een effectieve totaalaanpak rond aanvankelijk lezen met veel aandacht voor leesmotivatie, effectieve leestijd en tekstkeuzes, maar ook voor woordenschat, interactie en klankherkenning. En we volgen de progressie van leerlingen korter op, om nog meer kinderen naar – of boven – het gewenste niveau te tillen.”
We steken samen door naar het kleuterblok. Op zoek naar de instapklas van leraar Tessa. Elke leerlijn vertrekt daar. Kort na de middag staat voorlezen ingepland. Dagelijks: zo biedt ze meer uren taal aan dan vroeger. Bovendien razen de kleuterjuffen niet langer elke week door een nieuw boek, maar lezen ze hetzelfde verhaal meermaals voor. “Dat helpt om meer woordenschat aan te reiken en rijkere gesprekken uit te lokken. Vanuit dat prentenboek formuleren we onderzoeksvragen over de wereld. Tegelijkertijd check ik vooraf altijd welke rekenkansen elk boek biedt.”
Een veranderingstraject rond taal heeft ontzettend veel tentakels. Alles klikt aan elkaar: van planning tot eva-
luatie, van klasinrichting tot remediëring, van routines tot hoeken verrijken. Krijg je dat op twee jaar gefikst? Tessa zoekt nog een beetje, geeft ze toe. “Ik kan best onzeker zijn over het voorlezen. Zijn mijn bijvragen goed genoeg, breng ik voldoende nieuwe woorden aan, herformuleer ik niet te weinig? Maar als zorgcoördinator Ilse een les bijwoont en een compliment uitdeelt – hoe het hele kleuterteam vandaag kwaliteitsvolle interacties inzet, maakt haar ontzettend trots –, weet ik dat ik op de goede weg ben.”
“Doordat we met alle kleuterleraren dezelfde aanpak delen, vermijden we dat leerlingen als ze in september overstappen het gevoel krijgen dat ze in een andere school zitten. Belangrijk voor onze brede basiszorg. Sommige klassiekers uit de kleuterklas trekken we zelfs door naar het lager onderwijs. Zoals de visuele daglijn: wat doen we wanneer? Waar zitten we al? Structuur bieden werkt ook voor jonge tieners.”
STRUCTUUR
Verticale leerlijnen en structuur, die termen vallen voortdurend. Leraar Vanessa van het zesde leerjaar breit er in haar lokaal op door. Ze staat al vijfentwintig jaar in basisschool De Glimlach. “We werkten vroeger ook met hart en ziel. Maar vandaag hanteren we allemaal dezelfde aanpak en weten we veel beter wie welke doelen behaalt. We wisselden wat individuele keuzes in voor meer afspraak en inspraak. Geen verlies voor ons, wel winst voor onze leerlingen. We dragen samen de verantwoordelijkheid voor hen. De resultaten van de OVSG-toetsen komen niet langer op het conto van de leraar die toevallig in het zesde staat, maar van ons allemaal. En ziet iemand verbeterkansen bij onze nieuwe leesaanpak? Dan komen die op tafel. Samen school maken, zijn geen holle woorden. Dat voelen we elke dag.”
Die gedeelde schoolkeuzes legt de school vast in digitale afsprakenfiches. “Als iedereen die volgt, krijg je een school vol structuur, rust en diepgang”, stelt Vanessa. “Je kan intenser met je leerlingen en de leerstof bezig zijn als je zeker bent van je lesaanpak. Modelleren neemt vandaag een grotere hap van mijn lestijd in als ik leerstof aanbreng en laat toepassen. Net als bij mijn collega’s. Je kan immers niet verwachten dat leerlingen zonder jouw voorbeeld de correcte denkstappen zetten of theorie goed toepassen in de oefeningen.”
Wat opvalt als we door de gebouwen lopen: de rust zit ook in de infrastructuur. Geen schreeuwerige muren, weinig wandplaten, kasten op kinderhoogte. “Een breuk met vroeger”, vertelt Vanessa. “In mijn
prikkelarme klas hangt alleen een tijdsband op. De poster met vervoegingen van Franse werkwoorden verschijnt enkel tijdens die specifieke les. Daarna berg ik hem weer op. Ook de gangen houden we sober: onze boekenkasten krijgen daar alle aandacht. En om 16 uur eindigen we met lege kapstokken. Geen zwemzakken, fluohesjes of reserveschoenen die op school de nacht doorsteken.”
AFSPRAKEN OP FICHES
Terug in het bureau van de directeur, gaat Sofie dieper in op de digitale afsprakenfiches. “Hoe evalueren we, hoe geven we op een effectieve manier instructie, hoe structureren we een leesles, hoe en wanneer activeer je voorkennis? Die fiches geven leraren houvast. En ze voorkomen dat teambeslissingen verwateren. Want borgen is de achilleshiel van verandertrajecten: dingen omgooien is simpel, maar als je ze niet opvolgt, verval je snel in oude gewoontes.”
“De afsprakenfiches sluiten we af met leestips. Van online artikel tot de toolboxen van Leerpunt: wie graag meer weet, krijgt de kans om door te klikken. We zien dat als een extra professionaliseringsprikje. Net als onderwijsliteratuur in de lerarenkamer of kansen om elders te hospiteren wanneer je de enige peuterleraar op school bent.”
Het nieuwe verhaal van vaker samen en meer structuur, voelde dat voor niemand bedreigend? Sofie geeft toe: “Voor een enkeling is dat lastig. Kiest een van onze leraren daarom voor een andere school? Hoed af voor het reflectieve vermogen. Maar de meeste collega’s weten: structuur betekent niet dat we leraren en leerlingen in een keurslijf duwen, dat we hun karakter en kleur verdunnen. Integendeel: hopelijk komen die nog meer tot hun recht.”
“We weten waar we samen naartoe willen”, besluit directeur Sofie. “Elk kind verdient een school waarin streven naar kwaliteit in grote letters bovenaan de visietekst staat. Daar slagen we steeds beter in. Onze leerlingen scoren sterker op taaltoetsen, de inspectie roemde de weg die we insloegen en we tellen vandaag vijftig procent meer kinderen dan vijf jaar geleden.”
“Ouders merken de energie in ons team ook. Ze weten: kwaliteit en duidelijke keuzes zijn niet koud. Want we bieden veel zorg, we staan allemaal aan de schoolpoort om ouders aan te spreken, we zien hun kinderen ontzettend graag. Het gevolg: ze praten vaker over onze school. Hun mond-tot-mondreclame bereikt toekomstige ouders. Onze reputatie wordt steeds beter. Dan ondervond ik opnieuw toen een oma me uit het niets verraste met een telefoon: ‘Chapeau aan je team: hoe jullie school maken, ontzettend knap!’”
Wie is Vanessa Tanghe?
• leraar van het zesde leerjaar in basisschool De Glimlach
• staat 27 jaar in het onderwijs
Het kernprofiel schoolleiderschap in het Vlaamse onderwijs telt vijf leiderschapspraktijken. Professor Geert Devos licht telkens één facet uit dat in De Glimlach sterk aanwezig is.
01. Richting geven: Sofie draagt met haar collega’s de schoolvisie en hoge verwachtingen uit.
02. Ontwikkelen en motiveren van mensen in een lerende organisatie: de school werkt aan een feedbackcultuur en coacht waarderend.
03. Ontwerpen en ontwikkelen van de schoolorganisatie: het beleidsteam stimuleert samenwerking, kennisdeling en gedeelde besluitvorming.
04. Bouwen en ontwikkelen van externe relaties en netwerken: Sofie en haar team zetten in op goede relaties met ouders.
05. Ontwikkelen van de kwaliteit van onderwijs: de school evalueert het gevoerde beleid op uitkomsten.
Welk inzicht stuurt je aanpak? Of welke wijsheid helpt je het hele schooljaar?
“De meeste
Johan Huygelen, leraar
“Een meisje uit La Strada, de dagbesteding van jeugdzorg Emmaüs, verscheurde mijn lesvoorbereiding. ‘Ruim je de snippers op?’ Na de eerste forse nee, wist ik: dat gevecht win ik vandaag niet. Dus vroeg ik haar om een briefje met excuses te schrijven voor de poetsvrouw. Ze deed het, een beetje van haar melk. Achter haar rug gooide ik de snippers zelf in de vuilnisbak.”
“Testen, testen, testen. Om te kijken: blijft die volwassene staan of breekt die? Zeker jongeren met een hechtingsproblematiek doen dat. Pas na vier maanden vertrouwde dat meisje me en keerde haar houding.”
“Gedrag is communicatie. Achter stoere façades zitten jongeren die grond en steunfiguren missen. Hun foute reacties verbergen faalangst. ‘Dat doe ik niet’ is beter voor hun zelfwaarde dan de zoveelste mislukte taak. Het risico op straf of schorsing nemen ze erbij.”
“Als leraar in de ziekenhuisschool en La Strada ken ik de luxe van de lage aantallen. Nooit 25 gasten in mijn klas. Maar toch: een leerling buitengooien is haast nooit een goed idee. Soms trekt een volgende school met een sterk zorgbeleid veel recht. Maar even vaak haken leerlingen na een nieuw incident af, zonder diploma. Dan zijn ze een vogel voor de kat. Levenslang.”
“Hoe je als leraar het verschil maakt voor die leerlingen? Door in te zetten op verbinding. Dat is zelfs met het zwaarste leerplan nooit verloren tijd. Door gedrag te veroordelen, maar de mens te sparen. Ze anticiperen op afwijzing, dat kennen ze. Dat je ze niet loslaat, vinden ze eerst lastig. Daarna smelten ze beetje bij beetje.”
“De meeste mensen deugen, stelt auteur Rutger Bregman. Die vaststelling geldt extra voor jongeren. Geven we daarom tieners met het labeltje ‘lastig’ dit schooljaar een extra kans?
Dan doen we hen en de samenleving een groot cadeau.”
Ons kruiswoordraadsel is een wit blad, wachtend op oplossingen.
Een tip: de cijfers tussen de haakjes verklappen de lengte van de woorden.
Het woord in de gele vakjes is je eerste stap richting één van onze vijf boekenpakketen.
Vond je het woord in de gele vakjes? Surf vóór 4 november 2024 naar klasse.be/ win en waag je kans.
01. Velen denken het, niemand is het (13)
02. Apenkoning in The Jungle Book (5) / Zweeds bedrijf (3) / Vlaamse zangeres (voornaam, 5)
03. Voorzetsel (2) / over (Duits, 4) / Braziliaans voetballer (4) / Nederlandse stad (3)
04. Frequentiemodulatie (afk., 2) / Beatle (5) / gebedshuisje (6)
05. Schip vol aardgas (13)
06. Nimmer (5) / domkop (6) / vennootschapsvorm (afk., 2)
07. Muziekinstrument (7) / jongedame (6)
08. Elkander (6) / valies (7)
09. Voorzetsel (2) / leegte (Engels, 6) / nieuw (3) / symbool voor neptunium (2)
10. “Witte sneeuw” is een ... (13-letterwoord invullen) uitdrukking (13)
11. Was een stier (2) / symbool voor rutherfordium (2) / vaak (Duits, 3) / krabbel (Duits, 6)
12. Kapen (7) / volledige werk van een schrijver (6)
13. Het woord dat jullie zoeken (moet je zijn om dit op te lossen) (13)
01. Uitwerpselen van Dumbo (13)
02. Kloosterlinge (3) / bekende Chinees (3) / Real Life (afk., 2) / daarna (5)
03. Geeft rook (4) / vuur geeft ... (4) / meeteenheid (5)
04. Elke vogel legt het (2) / symbool voor bismut (2) / plaats in Spanje (4) / maan van Jupiter (2) / soort hoed (3)
05. Hert (3) / Nederlandse Gebarentaal (afk., 3) / draait rond ons (4) / Deense munteenheid (3)
06. Hierrond worden plannen gesmeed (13)
07. Plaats in Israël (4) / één zonnedag op Mars (3) / kalmte (4) / namiddag (afk., 2)
08. Ongeklede (6) / drek (4) / rund (3)
09. Gouverneur-Generaal (afk., 2) / papegaai (3) / meisjesnaam (5) / ankerplaats (3)
10. Hoort bij biefstuk-friet (13)
11. Assistent in opleiding (afk., 3) / mannen met witte puntmutsen (3) / voorraad (5) / vertical tab (afk., 2)
12. Bijl (3) / meisjesnaam (3) / Britse digitale kunstenares (7)
13. Kijkt vanop de bank naar de match (13)
Klasse Magazine 037 – september 2024 Magazine voor onderwijs in Vlaanderen, uitgegeven door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming. Koning Albert IIlaan 15, Postbus 134, 1210 Brussel
Hoofdredacteur: Hans Vanderspikken Eindredactie Klasse Magazine: Bart De Wilde
Vormgeving: Tim Sels en Liesbeth De Backer Cover: Lucia Lenders
Klasse is een team. Werken samen aan dit project: Michel Aerts, Nele Beerens, Alexander Callewaert, Evy Ceusters, Sabrina Claus, Tinne Deboes, Patrick De Busscher, Rebecca De Clerc, Laura De Kimpe, Robin De Vries, Hannah El Idrissi, Seppe Goossens, Tine Jellasics, Lotte Kerremans, Mieke Keymis, Laura Maes, Ann Nevens, Charlotte Permentier, Julie Poignie, Mieke Santermans, Klara Tesseur, Bram Truyens, Toon Van de Putte, Femke Van De Pontseele, Michel Van Laere, Linde Van Wonterghem, Simon Verbist, Vera Verdoodt en Berber Verpoest.
Klasse is een multimediaal communicatieproject dat onderwijsprofessionals, ouders en leerlingen versterkt en verbindt. Daarvoor gebruikt Klasse online kanalen, een magazine, acties en campagnes.
Klasse.be facebook.com/klasse x.com/klasse_be instagram.com/klasse_be
Reageren op een artikel of heb je nieuws voor de redactie? 02 553 96 86 of redactie@klasse.be.
Een adreswijziging doorgeven? Of een vraag over je abonnement of Lerarenkaart? Mail secretariaat@klasse.be of bel 02 553 67 82.
Wil je adverteren in Klasse Magazine, op onze website of nieuwsbrieven? 02 553 96 94 of publiciteit@klasse.be.
Overname van artikels uit de publicaties van Klasse is geen probleem, als je de bron expliciet vermeldt. Foto’s en illustraties worden door het auteursrecht beschermd.
Verantwoordelijke uitgever: Ann Verhaegen, Departement Onderwijs en Vorming
Met Klasse Magazine willen we jou als leraar of onderwijsprofessional informeren, inspireren en versterken. Bedankt dat jij een abonnement nam! Daar horen enkele voorwaarden bij.
Een individueel abonnement nemen op Klasse Magazine – Je kan je abonneren via klasse.be/abonnementen. Een abonnement kost 10 euro (vrij van btw) en loopt gedurende 4 opeenvolgende nummers, ongeacht op welk moment in het jaar het abonnement is ingegaan. Bpost bezorgt elk nummer bij je thuis. Een abonnement is niet opzegbaar gedurende deze termijn en je kan ook geen gedeeltelijk abonnement nemen. Woon je in het buitenland? Dan kost een abonnement 20 euro.
Een abonnement nemen als school of organisatie – Als school of organisatie kan je voor meer abonnees gelijktijdig een bestelling plaatsen en betalen. Dat kan via secretariaat@klasse.be. De verantwoordelijke van de school geeft daarbij alle nodige gegevens door in het sjabloon dat Klasse ter beschikking stelt. Je kan ervoor kiezen om de nummers te laten leveren op de respectieve thuisadressen van de abonnees óf op het adres van de school. Bij levering op school worden alle nummers afzonderlijk naar de school verzonden, dus niet in één pakket. De school is verantwoordelijk voor de persoonlijke bezorging bij de abonnee.
Je abonnement verlengen – Je abonnement verlengen doe je telkens voor 4 opeenvolgende nummers. Als je niet kiest voor een abonnement dat automatisch hernieuwt, vind je bij het laatste nummer waar je recht op hebt een brief met alle nodige informatie om je abonnement te verlengen. Bij de overgang van een persoonlijk abonnement naar een abonnement dat wordt betaald door je school, neem je het best even contact op met secretariaat@klasse.be. Wanneer start je abonnement? – Een abonnement start pas zodra Klasse de betaling ontvangen heeft en geldt vanaf de verschijning van het eerstvolgende nummer. Abonnementen die betaald zijn nadat een nummer verschenen is, starten bij het daaropvolgende nummer en gelden voor 4 opeenvolgende nummers.
Wat als een nummer verloren gaat? – Als abonnee ben je verantwoordelijk voor het bezorgen van je correcte adres wanneer je inschrijft op een abonnement. Bij een groepsabonnement met meerdere adressen is de organisatie die de bestelling plaatst verantwoordelijk. Wanneer er ondanks een correcte adressering toch een nummer verloren gaat tijdens de verzending, zal de redactie in de mate van het mogelijke dat nummer nazenden. Zijn er geen exemplaren van het betreffende nummer meer voorradig, dan verlengt Klasse je abonnement met 1 nummer. Adreswijzigingen zijn op verantwoordelijkheid van de abonnee. Je kan ze bezorgen aan secretariaat@klasse.be of via je profiel op Klasse.be.
Acties en wedstrijden – Wanneer Klasse een speciale actie of een exclusief aanbod voor abonnees doet, geldt dit per abonneenummer. Wanneer 1 abonnee verschillende exemplaren van Klasse ontvangt, geldt het aanbod slechts voor 1 abonnement.
Contactgegevens – Klasse beheert de gegevens van abonnees met de grootste zorg en houdt deze enkel bij voor eigen gebruik. Klasse kan de contactgegevens van abonnees gebruiken om hen te contacteren met informatie over hun abonnement of andere diensten van Klasse.
Privacy – Klasse hecht veel waarde aan de bescherming van persoonsgegevens en respecteert de privacy van abonnees. We gebruiken je gegevens voor beheer en betaling van je abonnement, communicatie over magazines en andere diensten van Klasse. Wanneer je een abonnement neemt, maken we ook een profiel voor je aan op Klasse.be, zodat je je abonnement ook zelf kan beheren. Dit betekent dat je als abonnee ook akkoord gaat met de gebruiksvoorwaarden van Klasse.be. Meer info kan je vinden in onze privacyverklaring.
is onderwijs en vorming
Abonnementsvoorwaarden – Het intekenen op een abonnement houdt in dat je deze abonnementsvoorwaarden aanvaardt. Klasse kan indien nodig de abonnementsvoorwaarden wijzigen. Deze abonnementsvoorwaarden vernietigen en vervangen dan alle voorgaande abonnementsvoorwaarden.
Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Redactie Klasse – Koning Albert II-laan 15 – Postbus 134 – 1210 Brussel
Afgiftekantoor Brussel X – P-004699
Dit magazine kijkt binnen bij zestien leraren, twee zorgcoördinatoren en een directeur. Dat levert altijd fijne nagesprekken op. Met inzichten of uitspraken die het interview niet halen, maar te mooi zijn om te laten liggen.
Zorgcoördinator Sinaida (p. 8): “‘Lesgeven is magisch, Sinaida’. Mijn grootvader vertelde honderduit over zijn lessen mechanica. En al waren mijn spreekbeurten in het lager onderwijs behoorlijk rampzalig, toch groeide ik door tot die mooie job. Waar je houding, inzet en passie het verschil maakt voor elke leerling.”
Leraar Lars (p. 16): “‘Ik vind geschiedenis zó saai’, schreef een leerling op de toets. De volgende les haalde ik alles uit de kast: een uur met als titel ‘de penis van Napoleon’. En alle weetjes over de driften van de Kleine Generaal. Als die leerling na de uren naar een film over Napoleon trekt, weet je: deze veldslag win ik.”
Leraar Heleen (p. 20): “Dit schooljaar maar één meisje in mijn klas elektriciteit. Vorig jaar dezelfde balans. Helaas wegen genderverwachtingen nog altijd door bij de studiekeuze. Al ben ik ervan overtuigd dat talent voor techniek los van gender staat. En dat je ver geraakt als je je passie volgt.”
Starter Arne (p. 36): “Het mooiste moment na drie jaar lesgeven? Eind juni: als mijn leerlingen na een jaar stevig zwoegen helemaal klaar zijn voor het secundair. En ook fijn: de schouderklopjes van hun ouders. ‘Niet veranderen. Je doet het uitstekend.’ Daar groeit elke leraar ter plekke van.”
Zij-instromer Sofie (p. 44): “Een ondernemende directeur belde me op uit het niets. ‘Sofie, ik volg je op Pinterest en merk dat je naar onderwijs wil overstappen. Onze instapklas wacht op je.’ Dat werd mijn eerste ervaring als leraar. En ik was meteen verkocht aan het kleuteronderwijs.”
Leraar Vanessa (p. 64): “Een leerling met dyslexie sukkelt haar hele schoolloopbaan al met lezen. Boeken zijn steile, grimmige bergen. En dan vinden we in het zesde leerjaar het poortje via Harry Potter. Die romans leest ze in één ruk uit. Hongerig naar meer. Kippenvel.”