Kunstschrift 2016/3 Art Nouveau

Page 1

€ 10,75

Art Nouveau


kunstschrift is een tweemaandelijkse uitgave van Kunst en Schrijven bv, Amsterdam/Zutphen 60ste jaargang, nr 3 juni/juli 2016 redactie

hoofdredactie Mariëtte Haveman eindredactie Annemiek Overbeek beeldredactie Andrea Müller-Schirmer redactieraad Paul van den Akker Ann-Sophie Lehmann

26

Nieuwe Kunst en Art Nouveau: hetzelfde of toch anders

vormgeving

Omar Saiid Saiid & Smale, Amsterdam redactieadres

ook voor informatie over uw abonnement, het bestellen van losse nummers, opzeggingen, adreswijzigingen en plaatsen van advertenties Kunstschrift Postbus 10859 1001 EW Amsterdam 020-6251607 0575-431182 info@kunstschrift.nl kunstschrift@xs4all.nl www.kunstschrift.nl lithografie en druk

Wilco Art Books, Amersfoort aanmelden en vragen abonnement

Abonnementenland Postbus 20, 1910 AA Uitgeest 0900-226 52 63 klantenservice@aboland.nl • jaarabonnement (6 nummers) € 56,00 • studenten en 65+ € 52,50 • buiten benelux € 68,00 korting van  1,50 bij betaling met automatische incasso • proefabonnement (3 nummers) € 27,50 • losse nummers € 10,75 (exclusief verzendkosten) • linnen bewaar­band € 17,50 (inclusief verzendkosten) Om het abonnement op te zeggen hanteren wij een opzegtermijn van twee maanden. Adreswijzigingen ontvangen wij graag drie weken van tevoren op het mailadres info@kunstschrift.nl. issn

0166-7297

afbeelding omslag

Lamp met libelmotief, ontworpen door Emile Gallé, ca. 1904 • particuliere collectie (foto Scala, Florence) afbeelding inhoudspagina

Illustratie met de door Hector Guimard ontworpen entree van Castel Beranger in Parijs, ca. 1895 • Bibliothèque des Arts Décoratifs, Parijs (foto Bridgeman, Londen) • zie ook afb. 11 Kunstschrift is ook te volgen op facebook. Wilt u iets vragen of meedelen, en op de hoogte gehouden worden, zoek ons dan op www.facebook.com/kunstschrift

2

Mienke Simon Thomas

Leven en lot van de sierlijke lijn

De affiches

Mariëtte Haveman

Mienke Simon Thomas

10

34

32

‘Hat Goethe nicht schon gesagt...’

De huizen van Victor Horta

Paul van den Akker

Ad Habets

14

49

De keus van Kunstschrift

52

Kijk hier eens naar 3 een serie van Maaike Dirkx

54

Het oog van de liefhebber: Leonard Blussé

38

Kleine geschiedenis van de Art Nouveau

Een Horta voor de halve prijs

Gerard van Wezel

Ad Habets

De zwierige stijl Art Nouveau, Nieuwe kunst, Jugendstil: wisselende benamingen voor een fenomeen dat zich tussen 1890 en 1910 over heel Europa verspreidde. Een kunst voor iedereen, vrij van de neerbuigende associaties met het neoclassicisme of de religieuze neogotiek. Dat was het ideaal. De natuur, democratisch en universeel, was het voorbeeld. Het beginsel droeg de kiem van zijn eigen ondergang in zich.



Leven en lot van de sierlijke lijn M A R I E T T E H AV E M A N

1 Fernand Khnopff L’Offrande (Het offer), 1891 • pastel, grafiet en krijt op papier, 35 x 75 cm • The Metropolitan Museum of Art, New York >2 Eugène Atget

Trappenhuis in het Hôtel de Brinvilliers, rue Charles V, Parijs, 1900 • albuminedruk, 22 x 17,8 cm • J. Paul Getty Museum, Los Angeles De sierlijke stijl van de achttiende-eeuwse stadspaleizen vormde een belangrijke bron van inspiratie voor de Franse Art Nouveau.

2

Er waren voortekenen, maar tussen 1890 en 1900 gebeurde het: een explosie aan meesterwerken in het teken van de pure schoonheid. Victor Horta bouwde zijn Hôtel Tassel en Hôtel Solvay in Brussel, Fernand Khnopff schilderde L’Offrande [1], Jan Toorop ontwierp zijn affiche voor de Delftse slaolie en maakte fijnzinnige tekeningen en boekomslagen met eindeloze lijnen [22-24, 27]. Overal in Europa ontstonden kunstenaarsverenigingen die min of meer hetzelfde nastreefden: een kunst die hiërarchie noch grenzen respecteerde, en waar je gelukkig van werd. In Parijs had je Siegfried Bing, de grote impresario die met zijn Maison Bing de l’Art Nouveau een markt creëerde voor de nieuwe kunst. Meubilair van Henry van de Velde en smeedwerk van Eugène Gaillard, sieraden, vazen, wanden, kasten, schilderijen, alles, van de nok van een gebouw tot de nederigste deurknop verdiende het om mooi te zijn. En alles verdiende het te vallen onder de grote paraplu van

de kunst. Weg met het onderscheid tussen kunst en kunstnijverheid, weg met de imponeertaal van het neoclassicisme. Grote kunst was decoratief, en grote decoratie verdiende de naam kunst. In België werd dit ideaal vooral belichaamd door de ongelooflijk talentvolle schoenmakerszoon Victor Horta [53-58]. Hij werd de grootmeester van het zweepslagmotief en de vertaling daarvan in ijzer en glas, op grote schaal toegepast in zijn ontwerp voor het Brusselse Volkshuis [7], dat in 1965 moest wijken voor de Zaveltoren, een van die monstergebouwen die Brussel sinds de jaren zestig hebben verminkt. Deze gebeurtenis tekent het lot van de sierlijke stijl. Al kort na en feitelijk al tijdens haar bloei zijn grote delen van deze kunst verpletterd onder de hamer van het rechtlijnigheidsdenken; het rationalisme, zoals veel van zijn aanhangers het zelf noemden, alsof er een diepere redelijkheid schuilt in de


rechte lijn ten opzichte van de gebogen. Kijkend naar foto’s uit de bloeitijd van de Art Nouveau voel je je in een verdwenen landschap, een Atlantis van licht, schoonheid en speelsheid dat heel kort heeft bestaan voor het onder de sloophamer verdween. Onderdelen van het Brusselse Volkshuis zijn nog een tijdlang opgeslagen in Tervuren, en daarna langzaam verspreid geraakt; verdeeld, verpatst, gepikt of simpelweg vermolmd. De kunstgeschiedenis kent haar eigen dieptepunten, en dit is er een van.

Anders dan de sfeer van sier en luxe op die oude foto’s doet vermoeden is de Art Nouveau van begin af aan sterk verbonden geweest met maatschappelijke idealen. In België was de Nieuwe Kunst het antwoord op een ideaal van kunst voor iedereen. Zo schreef de invloedrijke Waalse cultuurcriticus en dichter Jules Destrée in 1896 de brochure Art et Socialisme voor de Parti Ouvrier Belge, waarin hij kunstenaars en politici opriep om zich in te spannen voor het collectieve schoonheidsideaal. Van postzegel tot post-

3


Alles, van de nok van een gebouw tot de nederigste deurknop verdiende het om mooi te zijn. En alles verdiende het te vallen onder de grote paraplu van de kunst. 4


KUNSTSCHRIFT 3/2016 ART NOUVEAU

kantoor, overal moest de kunst zich over ontfermen en zo meewerken aan een betere wereld. Horta’s Brusselse Volkshuis was de belichaming van het grote, tevens kortstondige succes van dit ideaal. In Frankrijk sloot de nieuwe esthetiek vooral aan bij de zoektocht naar een eigentijds patrimoine. Siegfried Bing propageerde in zijn Pavillon l’Art Nouveau op de Parijse Wereldtentoonstelling van 1900 een modern ideaal van ‘Fransheid’. Onbelast door de neerbuigende deftigheid van de neostijlen en vereenvoudigd met behulp van de mode voor Japanse prenten, bood het nieuwe voeding voor de nationale wortels. Licht, moest de moderne stijl zijn, en naturel. En zo ontstond in korte tijd een hele industrie van verfijnde en geraffineerde producten volgens een simpel algemeen recept: volg de natuur. De natuurlijke metafoor was op de Wereldtentoonstelling van 1889 al gevierd en gepropageerd door een grote Exposition de la Plante: rijen levende planten in bloembedden, nota bene in de Galerie des Machines. Verderop waren vazen te zien van de grote Franse glaskunstenaar Emile Gallé, botanicus en industrieel, die tevens in 1877 was gekozen als secretaris-generaal van de Société centrale d’horticulture de Nancy [omslag, 5]. Een universele esthetiek langs natuurlijke lijnen: niet alleen in Frankrijk, maar in heel Europa sloeg deze gedachte in het tijdperk van de zware industrie enorm aan. Het is een sfeer die sterk doet denken aan de hedendaagse cultus van duurzaamheid in alles. Boeken, pamfletten, sieraden, stoelen, deur-

knoppen, gevels en poëzie, in korte tijd was de natuurlijke metafoor alomtegenwoordig. Op kunstnijverheidsscholen werd lesgegeven langs de lijnen van Ernst Haeckels Kunstformen der Natur, de bioloog die zijn werk illustreerde, en die ook een universeel toepasselijke theorie uitdroeg over groei, bloei en verval [9]. Daarin, en in zijn gebruik van illustraties, onderscheidde Haeckel zich van Darwin. Het was een theorie die in de negentiende eeuw enorm aansloeg omdat ze moderniteit voorzag van een vleug wetenschappelijkheid, en omdat ze de belofte van bevrijding van het historicisme en de lelijke kanten van de industriële revolutie in zich droeg. De verbinding tussen kunst en ideologie is mooi zolang de positieve krachten het voor het zeggen hebben, maar heeft een keerzijde, die in dit geval heel snel de kop opstak en het lot van de nieuwe zwier bezegelde. En hier ligt iets dat de grote tragiek van de Art Nouveau genoemd mag worden. Ik heb dat nergens gelezen, maar het is zo overduidelijk: het feest van natuurlijke schoonheid en maatschappelijk idealisme kweekte de kiem van zijn eigen ondergang. Dat gebeurde in de vorm van een bijproduct van de

<3 Alfons Maria Mucha

Glas-in-loodraam in een appartement in Art Nouveau- en neostijl • Musée des Arts Decoratifs, Parijs (foto Scala, Florence) 4 Louis Comfort Tiffany

Glas-in-lood met hibiscus en papegaaien, ca. 19101920 • 66 x 45 cm • The Metropolitan Museum of Art, New York 5 Emile Gallé Vaas met

eikenbladmotief, ca. 1895 • geslepen en geëtst glas, 25,3 x 15,2 cm • Victoria and Albert Museum, Londen

5


6 Hector Guimard

Ingang van het Parijse metrostation Porte Dauphine, ontwerp uit 1900 7 Victor Horta Maison

du Peuple (Volkshuis) aan het Vanderveldeplein in Brussel, gebouwd in 1896-1898; afgebroken in 1965 om plaats te maken voor de Zaveltoren 8 Gerrit Willem Dijsselhof Boekband

voor Kunst en Samenleving, Amsterdam 1893, vertaling van Walter Cranes Claims of Decorative Arts uit 1892

6

cultus van de natuur: het geloof in een universeel werkzame cirkelgang. De cyclische metafoor zat diep verankerd in de denkbeelden van Haeckel, en kwam tot volle wasdom in het boek Entartung van Max Nordau dat in 1892 verscheen, een polemisch geschrift waarin het estheticisme, het symbolisme, de vervrouwelijking van de cultuur en homoseksualiteit allemaal als varianten van dezelfde ontwikkeling onder de lens van de natuurlijke metafoor werden gelegd, en diep bedenkelijk bevonden. Verval! De kunst was bezig in schoonheid te sterven! Nordau benoemde de sierdrift van zijn eigen tijd als een pestepidemie, en hij riep de politiek op om die ontwikkeling een halt toe te roepen. En zo werd ‘degeneratie’ een modebegrip, dat ook in Nederland aansloeg.

In Nederland was de verstandhouding met de Art Nouveau van meet af aan gecompliceerd. Essentieel is de rol van Jan Toorop, die het Belgische gemeenschapsideaal in de jaren negentig importeerde en zelf boekbanden, affiches en schalen begon te decoreren [22 - 24]. Toorop en in mindere mate Thorn Prikker waren van groot belang in de ontwikkeling van een overtuigende Nederlandse Art Nouveau [32, 46]. Beide kunstenaars ontwierpen ook de gevels van twee Haagse kunsthandels, die onmiddellijk en met succes werden kapotgeschreven door de vaderlandse kritiek (‘architectonische misgeboorte’). Het is fascinerend én deprimerend welke argumenten in Nederland werden ingezet in de beoordeling van de flamboyante stijl. ‘Schoonheid werd een standpunt’, schreef Petra Brouwer in haar essay in Kunstschrift 2/2010, over de terugkeer van het ornament. En dat is zacht uitgedrukt. In Frankrijk was de Art Nouveau een manifest van ultieme Fransheid. In België was het de kunst van het volk. In Duitsland was het de stijl van de jeugd, naar het tijdschrift Jugend waaraan het zijn naam ontleende, gelieerd aan het opkomende expressionisme. En in Nederland stond het al spoedig gelijk aan bedwelming, decadentie, cultureel verval à la Haeckel en Nordau, wars van de gezonde Hollandse aard. De sfeer was agressief en semiracistische argumenten werden niet geschuwd. Veel vakbroeders preekten geheelonthouding waar het ging om de gevaarlijke, asymmetrische krul. Sommigen praktiseerden de schoonheid terwijl ze zich in theorie aansloten bij de hetze tegen de feestelijke arabesk. Eén criticus manifesteerde zijn behoefte om het hele brekebenige zootje in elkaar te trappen. Tegenstemmen tegen de propaganda voor Hollandse soberheid waren er ook: Jan Eisenloeffel, die in 1903 heel succesvol was met eenvoudige en strakke theeserviezen en bestek, schreef: ‘Eenvoud dreigt synoniem te worden met droogheid, dor- of nuchterheid, met geestloosheid, gemis aan fantazie.’ Onder al het lawaai door bleven beide stijlen, de flamboyante en de rechtlijnige, tussen 1890 en 1910 naast elkaar bestaan en zelfs afwisselend beoefend


KUNSTSCHRIFT 3/2016 ART NOUVEAU

door dezelfde kunstenaars. In de binnenhuisarchitectuur was, vertelt Mienke Simon Thomas in haar proefschrift De leer van het ornament, in deze roerige periode universeel sprake van een toename in luxueuze ornamentering, met dure houtsoorten en profiellijsten die al dan niet pasten in een Hollandse traditie. Berlage was, met Semper en Haeckel onder de arm, de meest manifeste tegenstander van de Art Nouveau, maar ook hij was niet per se tegen decoratie. Alleen diende de menselijke zucht tot versiering te worden gedisciplineerd en ontfeminiseerd om niet tot de gevreesde decadentie te leiden. En zo legde de zoete krul het ten slotte toch af tegen de strenge streep. Dat gebeurde via een religieus gehanteerd onderscheid tussen eerste- en tweederangs ornament: het eerste constructief, mannelijk en passend als de Beurs van Berlage, het tweede oppervlakkig, week en verwijfd als de gevel van Victor Horta’s Brusselse Hôtels. In de Nederlandse straten bleef de feestelijke ornamentiek nog een tijdlang in zwang, zoals te zien aan de fijne voorbeelden daarvan die bewaard zijn gebleven. De namen van de architecten komen in de overzichtsboeken niet voor, maar vandaag behoren ze nog steeds tot de meest gewilde sector op Funda. Op dit terrein liggen prin-

cipes en werkelijkheid al een eeuw lang ver uiteen. Menig modern architect uit de school van glas en staal had al in de jaren zeventig van de vorige eeuw, toen ze nog betaalbaar waren, voor zichzelf zo’n prachtig pand bemachtigd. In het bouwonderwijs wonnen de principes en het duurde niet lang of het ornament was uit de leerboeken voor moderne bouwkunst en kunstnijverheid weggezuiverd. Het tijdperk van Le Corbusier brak aan. Overal in Europa werden de gevels strak en kaal. De krul trok zich terug in circustenten, poffertjeskramen en kleine nutsgebouwtjes zoals de Amsterdamse urinoirs. Mariëtte Haveman is hoofdredacteur van Kunstschrift

9 Ernst Haeckel Discomedusae, plaat 88 in Kunstformen der Natur, Leipzig 1904 10 H.P. Berlage Ontwerp voor een kroon voor elektrisch licht, geïnspireerd op de Discomedusae uit Haeckels Kunstformen der Natur • aquarel op papier • NAi, Rotterdam >afbeelding op pp. 8-9 11 Hector Guimard Entree

van Castel Béranger, rue de la Fontaine, Parijs, ontworpen in 1895-1898 • foto Scala, Florence

7




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.