Educatieheld

Page 1

EDITIE 2016

EDUCATIEHELD! MAGAZINE VOOR LERAREN EN DIRECTEUREN IN HET BASISONDERWIJS

Met diverse leuke extra’s!

INSPIRATIE OVER > BEGAAFDHEID > TAAL > REKENEN > MANAGEMENT > PEDAGOGIEK EN DIDACTIEK > VAKKEN > SOCIALE VAARDIGHEDEN


> REDACTIONEEL

ALSTUBLIEFT, een cadeautje voor u. Het magazine

Educatieheld! is speciaal voor u en uw collega’s gemaakt. U staat elke dag voor de klas en daarom bent u een educatieheld. Met dit magazine willen we u inspiratie geven voor 2016. In het blad staan artikelen, een overzicht van alle relevante producten en verschillende extra’s die u kunt gebruiken voor uw werk. U kunt ze uitknippen, ze zijn ook te downloaden. Iedere basisschool ontvangt een gratis exemplaar. Educatieheld! is niet te koop. Deel het dus vooral met uw collega’s. Wilt u het magazine online bekijken, dat kan via www.educatiehelden.nl/magazine. ELLEN GOMMERS, UITGEVER ONDERWIJS

2

> COLOFON Educatieheld! is een magazine voor leraren en directeuren in het basisonderwijs. Educatieheld! wordt gratis eenmalig verspreid op alle basisscholen. De digitale versie van het magazine is beschikbaar op: www.educatiehelden.nl/magazine. UITGEVER

Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum BV Postbus 43, 9400 AA Assen, (0592) 37 95 55 uitgeverij@vangorcum.nl www.vangorcum.nl

Jos van den Bergh, Cees Bos, Sanne Bruinsma, Charlotte Bruijn, Marijke van Dijk, Fitgaaf!, Rianne Hofma, Gertien Jaspers, Piet Hoogeveen, Tessa Kruijer, Nina Lathouwers, Henny Lodewijks, Ahmed Marcouch, Robert Marzano, Wietske Miedema, Irma Smegen, Harrie Sormani, Chiel van der Veen, Rob Verstegen, Irene Westeneng, Linda Willemsen, Jos Winkels, Mirjam Zevenboom. REDACTIE Jorine de Bruin tekstproducties GRAFISCH ONTWERP JUSTAR.nl PRODUCTIE Veldhuis Media MET DANK AAN

Deze uitgave is op zorgvuldige wijze samengesteld. De uitgever en auteurs kunnen op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van informatie. Prijswijzigingen voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen of gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. © 2016 Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum BV


> INHOUD > BEGAAFDHEID

Heeft uw school al een hoogbegaafdheidsspecialist? ....................... MIRJAM ZEVENBOOM

4

> TAAL

11 Spelen is taalbeleving.................................................................................... 14

Leer kleuters mindmappen.......................................................................... RIANNE HOFMA, CHIEL VAN DER VEEN EEN INTERVIEW MET IRMA SMEGEN

> REKENEN

Meten is nog geen weten ............................................................................ HARRIE SORMANI

19

> MANAGEMENT

21 Life Long Learning met pakkend passend onderwijs...................... 30 Aan de slag met beoordelingsgesprekken..........................................

CEES BOS

> PEDAGOGIEK EN DIDACTIEK

32 Leren in vijf dimensies ................................................................................... 37 Van snuffelen naar schrijven en presenteren ..................................... TESSA KRUIJER

ROBERT MARZANO, BEWERKT DOOR WIETSKE MIEDEMA

Foto Anna Bartels

IRENE WESTENENG

14 Educatieheld! online bekijken? Ga naar www.educatiehelden.nl/magazine

> VAKKEN

Maak kinderen blij met goed bewegingsonderwijs ......................... GERTIEN JASPERS

Ahmed Marcouch wil dat scholieren het verschil leren tussen een geloof en een ideologie ........................................... AHMED MARCOUCH

40 42

> SOCIALE VAARDIGHEDEN

46 Je wordt pas ik door de ander .................................................................. 48 Contact is de motor van alle communicatie ........................................ EEN INTERVIEW MET MARIJKE VAN DIJK ROB VERSTEGEN, HENNY LODEWIJKS

43

> LEUKE EXTRA’S

Praatplaat: Speel je Wijs ................................................................. 9 Prent: Het huisje dat verhuisde ............................................... 10 Rekenspelletjes: Ei van Columbus ................................... 17/18 13 tips: voeren van een beoordelingsgesprek ............... 25 PDCA cirkel: handig op een rijtje............................................. 26 Fitgaaf!: schouderklopjes....................................................... 27/28 Werkvorm: Wat-zou-er-gebeuren-spel .................................. 35 Schema: kwaliteiten van een goede leraar........................ 36 Praatplaat: De seizoenen van het leven .............................. 43 Lesidee: Yurls ...................................................................................... 44

> PRODUCTEN

Begaafdheid .......................................................................................... 7 Taal.............................................................................................................. 8 Rekenen ................................................................................................. 16 Management ....................................................................................... 29 Pedagogiek/didactiek..................................................................... 34 Vakken .................................................................................................... 39 Sociale vaardigheden..................................................................... 50 EDUCATIEHELD! 2016

3


> BEGAAFDHEID

HEEFT UW SCHOOL AL EEN HOOGBEGAAFDHEIDSSPECIALIST? Het is voor (hoog)begaafde leerlingen cruciaal dat de leerkracht of intern begeleider zijn behoeften (h)erkent. Daarom is het belangrijk dat een school over tenminste één specialist (hoog)begaafdheid beschikt. Een specialist die kan optreden als coördinator voor schoolbeleid, als mentor voor de leerlingen en als vraagbaak voor collega’s en ouders. DOOR: MIRJAM ZEVENBOOM

4

Mirjam Zevenboom is werkzaam als opleider, trainer, adviseur van Centrum Theo Thijssen van de HU. Daarvoor was ze lerares in het basisonderwijs, specialist Plusklassen in Amersfoort.

E

r zijn dit schooljaar 23 cursisten begonnen aan de nieuwe post-hbo opleiding Specialist Hoogbegaafdheid en Differentiatie van hogeschool Utrecht. Deze tweejarige opleiding is erop gericht om beleid voor hoogbegaafde leerlingen te ontwikkelen en succesvol in te voeren in de dagelijkse onderwijspraktijk. De schoolontwikkeling en de persoonlijke ontwikkeling van de cursist staan daarbij centraal. “Waar we met name de focus leggen binnen deze opleiding, is niet alleen het maken van beleid maar vooral het verantwoorden van de gemaakte keuzes”, vertelt docent Mirjam Zevenboom. “Wat we vaak zien, is dat men een beleidsplan maakt en dan stopt. Terwijl een beleidsplan nooit af is. Je praktijk en situatie veranderen immers continu. Dus zul je je beleid steeds moeten bijstellen.” Om het beleidsplan heen, wordt gedurende twee

jaar aandacht besteed aan thematieken als onderpresteren, leerproblematiek, compacten en verrijken, differentiatiemogelijkheden en klassenmanagement en de plusklas en het Leonardo concept, maar ook: de communicatie met ouders, leerkrachtgedrag en attitude en overtuigingen.

OPLEIDING OP NIVEAU

Zevenboom werkt sinds 2008 bij Centrum Theo Thijssen, waar al een soortgelijke, korte opleiding werd aangeboden: de opleiding hoogbegaafdheid- en differentiatiecoördinator. “Deze opleiding bestond uit tien bijeenkomsten. Na afloop hoorden we van veel cursisten dat zij goed op weg waren geholpen, maar dat ze graag meer wilden leren en meer begeleiding wensten. Daarom hebben wij de opleiding verder uitgediept. Het resultaat is de opleiding Specialist Hoogbegaafdheid en Differentiatie.”

De opleiding is in juli 2013 geaccrediteerd door Stichting Post-hbo. De beoordeling van de toetsingscommissie van het CPION (Centrum voor Post Initieel Onderwijs Nederland) luidde als volgt: ‘Het curriculum is inhoudelijk ‘op niveau’. Fraai aan deze opleiding is dat de deelnemer kan leren op zijn/haar eigen niveau, aangezien de opleiding de leerattitude en de groei van de student meet. Dit is een fraaie insteek die past bij de uitgangspunten en de doelen van de opleiding die beogen dat de studenten ook op die manier te werk gaan met hoogbegaafde kinderen. Ook de literatuurlijst laat niets te wensen over. Kortom: uitdagend, inspirerend, inhoudelijk goed op niveau. Het oordeel over


Foto Istockphoto, Imgorthand

deze opleiding is zonder voorbehoud positief.’

LEREN LOSLATEN

Het centrale thema van de opleiding is het leren loslaten van (soms foutieve) bestaande en vaak stereotype gedachten en handelingen, vertelt Zevenboom. “De cursisten leren vanuit een tweetal perspectieven denken en te handelen. Enerzijds is dat een nauwe focus, waarbij de aandacht op één aspect wordt gelegd, dat verder wordt uitgewerkt. Anderzijds leren de cursisten vanuit een helicopterview het uitgewerkte aspect te zien in een groter geheel. De wisselwerking tussen die twee perspectieven is ontzettend belangrijk. Wat wij regelmatig zien, is dat

mensen gebaseerd op kennis of overtuigingen een beleidsplan invullen. Hoogbegaafdheid wordt vaak heel zwartwit bekeken, zodat eenduidig kan worden gehandeld. Op zich goed, maar er zijn ook zoveel grijstinten. De truc van een goed beleidsplan is te zorgen voor eenduidig handelen, terwijl je tegelijkertijd recht doet aan deze grijstinten. In veel beleidsplannen worden prachtige theorieën weergegeven. Maar die theorieën lopen vaak niet synchroon met de daaropvolgende acties. Dan wordt bijvoorbeeld de theorie van Heller genoemd, maar wordt gesignaleerd op basis van Cito. Leerkrachten richten zich dan ineens alleen op de geleverde prestaties, terwijl

“EEN GOED BELEIDSPLAN IS DE BASIS, HET FUNDAMENT VOOR GOED ONDERWIJS. EEN SAMENHANGEND VERHAAL WAARIN THEORIE EN PRAKTIJK SAMENKOMEN.”

EDUCATIEHELD! 2016

5


Foto Nationale Beeldbank, Coenders

> BEGAAFDHEID

6

“HET GAAT UITEINDELIJK OM DE DOELSTELLINGEN DIE JE WILT BEHALEN. DAT MOET JE EERSTE VRAAG ZIJN.”

ontwikkeling veel meer omvat dan prestaties alleen. Dikwijls denken leerkrachten en begeleiders dat wanneer zij over de juiste materialen beschikken, zij de kinderen kunnen voorzien in hun behoefte. Maar het gaat uiteindelijk om de doelstellingen die je wilt behalen. Dat moet je eerste vraag zijn. Vervolgens kun je kijken met welke materialen je die doelstellingen kunt bereiken.”

BASIS EN VERDIEPING

De opleiding is opgesplitst in twee blokken van een jaar. In blok één staan het kind, de terminologie en een eerste aanzet tot het maken van beleid op school centraal. Er worden vragen beantwoord als: wat verstaan wij onder hoogbegaafdheid? Welke leerlingen behoren tot deze categorie? Wat kunnen wij deze hoogbegaafde kinderen bieden? Welke aanpak en didactiek is het meest geschikt voor de leerlingen? Hoe zorg je voor de differentiatie in de reguliere klas? Welke materialen zijn er? Hoe zet je die in? Wat doe je in de klas en wat zou je eventueel in een plusklas kunnen aanbieden? “Gedurende de bijeenkomsten wordt uitgebreid stilgestaan bij alle facetten van het beleidsplan”, aldus Zevenboom. “Want een goed beleidsplan is de basis, het fundament voor goed onderwijs. Een goed beleidsplan is een samenhangend verhaal waarin theorie en praktijk samenkomen. Dat is in één zin wel de crux. Je moet nadenken over de keuzes

die je als school maakt, zodat je je keuzes kunt verantwoorden, aan collega’s en ouders bijvoorbeeld.” In het tweede jaar wordt meer de diepte in gegaan. De focus wordt dan gelegd op het verbreden van de kennis over de beïnvloedingsmechanismen van de omgeving van het (hoogbegaafde) kind. Daarnaast wordt het in blok één gemaakte beleidsplan aangescherpt, bijgesteld en specifieker gemaakt. “Blok twee is meer gericht op leerkrachtgedrag, het ijsbergmodel, de persoonlijkheidskenmerken op leerling- en leerkrachtniveau en de invloeden van de omgeving. Want omgevingsfactoren beïnvloeden kinderen én volwassenen. Dus ook ouders. Hoe ga je daarmee om? Daarnaast leren we onze cursisten kijken naar hun eigen persoonlijkheid. Wat voor effect heeft hun persoonlijkheid op de kinderen? En welke consequenties heeft dit voor hun beleidsplan?”

LINK NAAR DE PRAKTIJK

Tijdens de opleiding wordt steeds de link naar de praktijk gezocht. “Cursisten krijgen theorie aangeboden via wetenschappelijke onderzoeken en literatuur. Het belangrijkste aspect is echter steeds de vraag: en nu? Hoe kunnen we hetgeen we geleerd hebben, toepassen in de praktijk? Die vertaalslag is onontbeerlijk.” Wanneer cursisten de twee jaar succesvol hebben afgerond, ontvangen zij een post-hbo diploma. “Maar daarmee houdt het niet op. De leerkrachten, intern begeleiders en directieleden zullen zich moeten blijven ontwikkelen. Een leven lang leren is op het gebied van hoogbegaafdheid en differentiatie essentieel. Daarom zijn we nu aan het kijken naar Alumni onderdelen die we kunnen gaan aanbieden, met bijvoorbeeld gastsprekers.” ● Meer lezen over begaafdheid: www.tijdschrifttalent.nl


> BEGAAFDHEID > PRODUCTEN

Meer informatie en een actueel overzicht? webwinkel.vangorcum.nl/basisonderwijs

MEER OVER BEGAAFDHEID DIGITAAL HANDELINGSPROTOCOL HOOGBEGAAFDHEID DHH biedt met de modules quickscan, signalering, diagnostiek, begeleiding en evaluatie een complete toolkit voor het herkennen en begeleiden van (hoog)begaafde leerlingen in groep 1 tot en met groep 8. Meer informatie op: www.dhh-po.nl

TALENT - Tijdschrift over hoogbegaafde kinderen Talent biedt leerkrachten verdieping, actuele kennis en achtergrondinformatie waarmee ze begaafde kinderen op een plezierige manier helpen de schoolcarrière te doorlopen. 6x per jaar | €57,50 | ISSN 1388-1809

Het eerste jaar met korting! Gebruik bij uw abonnementsaanvraag via www.tijdschrifttalent.nl de kortingscode HELD2016 en ontvang het eerste jaar €10,- korting.

Verschijnt in voorjaar 2016: WERKEN MET BEGAAFDE LEERLINGEN IN DE KLAS Pedagogische sensitiviteit als leidraad Anouke Bakx, Esther de Boer, Maartje van den Brand, Ton van Houtert 192 pagina’s | €24,95 | ISBN 978 90 232 5441 6

UITDAGEND ONDERWIJS AAN BEGAAFDE LEERLINGEN Verrijkingstrajecten met effect Els Schrover 2015 | 200 pagina’s | €32,50 ISBN 978 90 232 5129 3

DE BEGELEIDING VAN HOOGBEGAAFDE KINDEREN James T. Webb, Edward R. Amend, Janet L. Gore, Arlene R. DeVries 2e herziene druk | 2013 | 352 pagina’s | €39,95 ISBN 978 90 232 5126 2

MISDIAGNOSE VAN HOOGBEGAAFDEN Handreikingen voor passende hulp James T. Webb, Edward R. Amend, Jean Goerss & Nadia E. Webb 2013 | 252 pagina’s | €36,50 ISBN 978 90 232 5033 3

PASSEND ONDERWIJS VOOR BEGAAFDE LEERLINGEN Sylvia Drent, Eleonoor van Gerven 2012 | 152 pagina’s | €39,95 ISBN 978 90 232 4966 5

E-COLLEGE PASSEND ONDERWIJS Ook voor hoogbegaafde leerlingen Priscilla Keemans

E-COLLEGE HOOGBEGAAFDHEID IN DE KLAS Priscilla Keemans 2015 | €9,95

2015 | €9,95

HANDBOEK HOOGBEGAAFDHEID Eleonoor van Gerven (red.) 2009 | 280 pagina’s | €38,95 ISBN 978 90 232 4481 3

VERBORGEN HOOGBEGAAFDHEID Een gids voor leerkrachten Ben Daeter 2015 | 176 pagina’s | €14,95 ISBN 978 90 232 5209 2

HOOGBEGAAFDE KINDEREN MET STOORNISSEN Wat leerkrachten en ouders moeten weten Ben Daeter 2013 | 180 pagina’s | €14,95 ISBN 978 90 232 5127 9

EDUCATIEHELD! 2016

7


> PRODUCTEN > TAAL

Meer informatie en een actueel overzicht? webwinkel.vangorcum.nl/basisonderwijs

MEER OVER TAAL SPEEL JE WIJS ONLINE Met Speel je Wijs Online is het gemakkelijk om in de les meer aandacht te geven aan woordenschatontwikkeling. In het systeem kiest de leraar een onderwerp en selecteert hij een activiteit om te gebruiken in de klas. De beschikbare presentatie kan via het digibord worden opgeroepen. ‘Speel je Wijs’ is dé manier om leerlingen op een leuke en gemakkelijke manier in hun woordenschatontwikkeling te stimuleren. Meer informatie op: www.sjwonline.nl

MEERTAAL - Over de taalontwikkeling van kinderen in het onderwijs tot 12 jaar MeerTaal is een onafhankelijk tijdschrift over taal in het basisonderwijs en gaat over taaldidactiek in de breedste zin van het woord. 3x per jaar | €39,95 | ISSN 2214-5931

Het eerste jaar met korting! Gebruik bij uw abonnementsaanvraag via www.meertaal.vangorcum.nl de kortingscode HELD2016 en ontvang het eerste jaar €10,- korting

SET SPEEL JE WIJS WOORDENSCHAT Voor groep 1-4 primair onderwijs Irma Smegen

8

2014 | Boek + Map | €64,95 ISBN 978 90 232 5311 2

SPEEL JE WIJS Theater, drama en spel voor taalontwikkeling op de basisschool Irma Smegen 2012 | 250 pagina’s | €39,95 ISBN 978 90 232 5008 1

E-COLLEGE ONDERNEMEN LEREN MET DE KIDSBIEB Itie van de Berg 2015 | €9,95

TAAL LEREN OP EIGEN KRACHT Taalverwerving op school met behulp van de werkwijze van taalvorming Suzanne van Norden 3e druk | 2009 | 252 pagina’s | €14,95 ISBN 978 90 232 4020 4

THEMA’S EN TAAL Voor de bovenbouw Bea Pompert 2e druk | 2008 | 220 pagina’s | €14,95 ISBN 978 90 232 3901 7

E-COLLEGE LEZEN BELEVEN, MET THEATERLEZEN Itie van de Berg 2015 | €9,95


9

PRAATPLAAT 'SPEEL JE WIJS'

Deze praatplaat hoort bij ‘Speel je Wijs Woordenschat’ (www.sjwonline.nl) Deze praatplaat downloaden? www.educatiehelden.nl/magazine


10

Prent ‘HET HUISJE DAT VERHUISDE’

Deze prent hoort bij ‘Het prentenboek als invalshoek’ (www.prentenboek.vangorcum.nl) Deze prent downloaden? www.educatiehelden.nl/magazine


> TAAL

LEER KLEUTERS MINDMAPPEN Een mindmap lijkt op het eerste gezicht een warboel van woorden, aangevuld met gekleurde lijnen en afbeeldingen. Niets is minder waar. Anders dan bij een woordweb heeft de maker een gedegen denkproces doorlopen om de gegevens logisch te structuren en op papier weer te geven. “De informatie wordt daardoor beter onthouden”, zegt Tony Buzan, de ontwikkelaar van het mindmappen en daardoor wereldwijd bekend. DOOR RIANNE HOFMA EN CHIEL VAN DER VEEN

Rianne Hofma is leraar en mindmapspecialist op de Vensterschool in Noordwolde. Ze geeft workshops voor de Kleuteruniversiteit en het Kennisbureau van Comperio. (www.mindmappenmetkleuters.nl)

Chiel van der Veen is promovendus aan de Vrije Universiteit Amsterdam, afdeling Onderwijswetenschappen en Theoretische Pedagogiek. Hij doet onderzoek naar gespreksactiviteiten met kleuters. (www.chielvanderveen.com)

M

indmaps bieden een goede ondersteuning binnen de lessen begrijpend luisteren en woordenschat”, volgens Rianne Hofma, werkzaam op de Vensterschool in Noordwolde en enthousiast over het mindmappen met kleuters. “Het maken ervan is altijd een gezamenlijk proces.” Als leraar is Rianne de schakel tussen de informatie die leerlingen aandragen en de uitgewerkte mindmap. Rianne begeleidt de leerlingen in haar klas en stuurt hun denkprocessen aan. Daarnaast laat zij de kleuters hun gedachten verwoorden en geeft hen de ruimte om op elkaar te reageren. Het visualiseren van de gegevens in takken en sleutelwoorden, eventueel aangevuld met een schematische tekening, gebeurt in het bijzijn van de kleuters in een

conceptmindmap. Op die manier wordt het ook hún mindmap. Na schooltijd werkt Rianne de concept mindmap uit tot een definitieve mindmap, waarbij alle woorden worden voorzien van duidelijke afbeeldingen. Hierdoor kunnen kleuters de mindmaps zelf ‘lezen’ en gebruiken. Nadat deze mindmap met de groep besproken is, wordt deze in de leeshoek of bij een verteltafel opgehangen, zodat de kinderen er tijdens de speelwerkles gebruik van kunnen maken. Het is geweldig om te constateren dat leerlingen de mindmap tijdens hun spel als hulpmiddel gebruiken om bijvoorbeeld een verhaal na te vertellen en te spelen.

11

“HANDIG OM TE LEZEN HOE JE MET DEZE WERKWIJZE MEER TAALGEBIEDEN TEGELIJKERTIJD KAN HELPEN ONTWIKKELEN.” EDUCATIEHELD! 2016


> TAAL MINDMAPPEN EN BEGRIJPEND LUISTEREN

12

Binnen de lessen begrijpend luisteren kunnen mindmaps een instrument zijn om kinderen gerichter en kritischer te laten luisteren. De mindmaps worden steeds volgens een vaste structuur opgebouwd: over wie gaat het verhaal, waar speelt het verhaal zich af, wat is het probleem en hoe wordt het opgelost. Voor het maken van zo’n mindmap worden drie lessen uitgetrokken. Na deze lessen volgt een periode waarbij de mindmap tijdens de speelwerkles bij de verteltafel door de kinderen wordt gebruikt. Daarom wordt er gekozen voor een verhaal dat binnen een thema past en waar meerdere weken aan gewerkt wordt. Rianne: “Het prentenboek ‘Ik wil iets heel moois geven’ van Jonathan Emmets en Vanessa Cabban leent zich uitstekend voor het maken van een mindmap. Voor de conceptmindmap plak ik een afbeelding van het prentenboek op een groot vel papier. Vanuit het midden teken ik een hoofdtak waar ik het woord ‘wie?’ boven zet. Samen lezen we het verhaal. De kinderen luisteren goed en proberen te achterhalen welke personages in

“DEZE MANIER VAN WERKEN IS WEER EENS HEEL WAT ANDERS! IK MERK DAT VOORAL KINDEREN DIE ERG VISUEEL ZIJN INGESTELD SNELLER NIEUWE WOORDEN LEREN EN RELATIES LEREN ZIEN TUSSEN WOORDEN.”

wie?

waar?

het verhaal voorkomen. Hun reacties worden verwerkt in deze eerste hoofdtak.” Tijdens de tweede les leest Rianne het prentenboek opnieuw voor. De kinderen luisteren naar het verhaal met de volgende luistervraag in hun achterhoofd: ‘waar speelt het verhaal zich af?’ Bij dit prentenboek is dat ‘ondergronds’ en ‘bovengronds’. Dat wordt de eerste vertakking aan de hoofdtak. Vervolgens stelt Rianne vragen waardoor kleuters in hun beantwoording steeds gedetailleerder aangeven waar het verhaal zich afspeelt. De derde les is gereserveerd voor de hoofdtakken ‘probleem’ en ‘oplossing’. Het blijkt in de praktijk handig om deze onderwerpen in één les te behandelen. “Samen met de leerlingen vat ik samen welke problemen in het verhaal voorkomen en welke oplossingen hiervoor worden geboden. Dat is over het algemeen behoorlijk gecompliceerd. Ik help ze op weg door ze per personage het probleem vast te laten stellen.” Een mindmap van een prentenboek kan prima in een ander leerjaar opnieuw gebruikt worden, het verhaal verandert immers niet! Maar ook deze kinderen moeten begrijpen

hoe de mindmap tot stand komt. Daarom maakt Rianne een nieuwe conceptmindmap met deze leerlingen. Ze hangt de definitieve versie, zonder verdere instructie, na de eerste les op in de leeshoek. Er is volgens haar niets op tegen dat de kinderen de volgende takken vast proberen te ‘lezen’.

MINDMAPS EN WOORDENSCHATONTWIKKELING

Bij de start van een nieuw thema wordt vaak een woordweb gemaakt om vast te stellen wat leerlingen al over een bepaald onderwerp weten. De voorkennis van de kinderen kan verder worden verdiept en gestructureerd door het maken van een mindmap. Dit geeft inzicht en overzicht. Om van een woordweb een mindmap te maken, worden drie lesmomenten uitgetrokken. In de eerste les staat associatief denken centraal. Tijdens het thema ‘Herfst’, wisselen de leerlingen bijvoorbeeld in kleine groepjes woorden met elkaar uit. Om zoveel mogelijk woorden te genereren en iedere leerling actief aan dit proces deel te laten nemen, gebruikt Rianne coöperatieve werkvormen. Tijdens het thema ‘Herfst’ dragen de leerlingen


oplossing!

begrippen aan, die te maken hebben met flora, fauna, het weer en kleding. Rianne inventariseert de woorden met de bedoeling deze te visualiseren voor de volgende les. De tweede les staat in het teken van het ‘mindmap denken’. Voor de leerlingen van Rianne is dit inmiddels een bekend begrip. Het doel van deze les is leerlingen te laten verwoorden waarom bepaalde woorden bij elkaar horen en waarom deze woorden binnen een bepaalde categorie vallen. Rianne zorgt dat de verzamelde woorden gevisualiseerd zijn op gelamineerde woordkaartjes. Tijdens een kringgesprek verdeelt zij samen met de leerlingen de herfstwoorden in de vier hoofdonderwerpen. Om de clusters aan te duiden maakt zij gebruik van hoepels. Er wordt ook nagedacht of er binnen de clusters nog subonderwerpen mogelijk zijn. Rianne legt deze afbeeldingen bij elkaar en laat de kinderen sleutelwoorden bedenken. Na afloop van deze les maakt zij een mindmap, waarbij het voorgaande proces visueel wordt weergegeven. Tijdens de derde les wordt de mindmap besproken, dit kan zowel in de grote als de kleine kring.

Het doel is om een duidelijke link te leggen met het tweede lesmoment. Herkennen de kinderen wat eerder besproken is? Het streven is dat ze de opbouw van mindmaps begrijpen en zelfstandig kunnen ‘lezen’. De mindmap wordt in de leeshoek opgehangen waardoor de kinderen er tijdens de speelwerkles met elkaar over in gesprek kunnen gaan. De losse woordkaartjes en de mindmap worden ook regelmatig ingezet tijdens de verlengde instructie. Zowel Rianne als haar leerlingen zijn enthousiast over het mindmappen. “Gedurende het schooljaar maak ik samen met de kinderen meerdere mindmaps. Het is prachtig om te zien hoe de meeste kleuters al in groep 2 in staat zijn om zelfstandig een eenvoudige mindmap, voorzien van takken, woorden en tekeningen, te maken.” Een stapel tijdschriften en een deels opgezette mindmap, maakt het ook voor jongere kleuters mogelijk om al knippend en plakkend zelf een mindmap te maken. Rianne: “Sinds de invoering van het mindmappen in mijn klas, halen de kinderen hogere scores op het onderdeel kritisch luisteren van de

Cito Taal voor Kleuters. Dit is niet verwonderlijk. Uit het onderzoek naar effectieve strategieën voor begrijpend lezen, blijkt dat visualiseren een positief effect heeft op verhaalbegrip (Förrer, & Mortel, 2010; de Koning, & van der Schoot, 2013). Doordat kinderen de inhoud van een tekst of verhaal visualiseren in bijvoorbeeld een mindmap, leren zij begrippen met elkaar verbinden waardoor zij de teksten beter begrijpen. Je kunt daarom ook niet vroeg genoeg met mindmappen beginnen.”

Foto Istockphoto, Mike Mols

“KINDEREN KUNNEN OP DEZE CREATIEVE MANIER STAPPEN ZETTEN IN HET LEREN LEZEN ÉN ZE KRIJGEN EEN GROTERE WOORDENSCHAT. TWEE VLIEGEN IN ÉÉN KLAP.”

probleem?

13

TOEKOMSTMUZIEK

In dit artikel hebben wij laten zien wat de waarde kan zijn van mindmappen met kleuters. In de nabije toekomst hopen wij vervolgonderzoek te kunnen doen naar de effecten van mindmappen op de luistervaardigheid en woordenschat van kinderen. Het is onze ervaring en verwachting dat kleuters door mindmappen kritischer leren luisteren en een grotere woordenschat opbouwen. Daarnaast helpt mindmappen hen om verhalen beter te begrijpen. ● Meer lezen over taal: www.meertaal.vangorcum.nl EDUCATIEHELD! 2016


> TAAL

SPELEN IS TAALBELEVING Irma Smegen is dramadocent, leerkracht basisonderwijs en auteur van ‘Speel je Wijs’ en ‘Speel je Wijs woordenschat’. “Speel je Wijs wordt zelfs gebruikt op een school in Maleisië. Hoe mooi wil je het hebben.” DOOR JORINE DE BRUIN

Jorine de Bruin is tekstschrijver en journalist. www.jorinedebruin.nl

14

M

et ‘Speel je Wijs’ krijgt woordenschatontwikkeling voor kinderen op een speelse manier een stevige impuls. Volgens mij komt dat speelse in andere methodes veel te weinig naar voren. Wie veel woorden kent, kan gemakkelijker leren en een grote woordkennis is ook nauw verbonden met schoolsucces.” Irma merkt in haar dramalessen en workshops dat wanneer de creativiteit van kinderen verder ontwikkeld wordt, zij op hun beurt breder denken en nieuwe oplossingen voor problemen kunnen bedenken. In ‘Speel je Wijs’ vind je praktische, handige tips en inspirerende lesideeën om kinderen op elk niveau te ondersteunen in het uitbreiden van hun woordenschat. De lesmethode is als pilot ontwikkeld op de Brede School in De Krim. “Het project was daar zeer succesvol en wordt nu landelijk uitgegeven door Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum. Na de pilot is de methode ook op de andere Brede Scholen in de gemeente Hardenberg gebruikt.”

HOGER TAALNIVEAU

“Het ontwikkelen van een woordenschat is bij uitstek geschikt om te combineren met drama en spel”, vindt Irma. “Spelen is taalbeleving; een effectieve manier om woordenschatontwikkeling te stimuleren. Ik heb drama en spel verweven met taalontwikkeling. Spelen is een natuurlijke behoefte van kinderen om zich te ontwikkelen. Dramales voorziet in die behoefte. Spelen doe je voor je plezier. Spelen in de dramales kan variëren van een spelletje tot een dramatische spelvorm. Je begrijpt woorden beter als je ze daadwerkelijk beleeft omdat je niet alleen je hoofd gebruikt, maar je

hele lijf. Meerdere delen in je hersenen worden geactiveerd waardoor dat wat je leert beter beklijft. De leerlingen zijn altijd ontzettend enthousiast en geven ook aan dat de woorden op deze manier beter blijven hangen. Ik maak gebruik van verschillende werkvormen: pantomime, acteerspel, zintuigenspel, stemexpressie, reactiespel, vertelpantomime, expressie, schimmenspel, hoorspel, klankenspel, poppenspel, jabbertalk en bewegingsspel. In ‘Speel je Wijs’ zie je op welke manieren drama een effectief middel kan zijn om kinderen spelenderwijs te laten leren.” Het is het eerste Nederlandse boek


Foto Anna Bartels

15

dat drama vooral als didactisch middel inzet binnen andere vakgebieden. Drama als werkvorm om kinderen onderwijs letterlijk te laten beleven, staat dan ook op Irma’s website beschreven. “Daarnaast worden de kinderen ook gestimuleerd in het spelen van een rollenspel (theater) voor de klas. Een deel van de groep is het publiek. Dit maakt dat veel leerlingen het dan ook minder eng vinden om bijvoorbeeld een spreekbeurt te moeten doen. Ze zijn op een natuurlijke en speelse manier al gewend geraakt aan presenteren. Het taalniveau wordt daadwerkelijk naar een hoger plan getild.”

Irma Smegen geeft workshops, trainingen en lezingen over woordenschatonderwijs en de combinatiemogelijkheden met drama en spel. Irma is docent bij de pabo’s van Stenden Hogeschool. www. speeljewijs.com

MALEISIË

‘Speel je Wijs’ is geschreven voor iedereen die kinderen actief en op een creatieve manier wil ondersteunen en stimuleren in hun woordenschat- en spelontwikkeling; studenten, leerkrachten (speciaal) basisonderwijs, remedial teachers, dramadocenten, taaldocenten, logopedisten en natuurlijk niet te vergeten de ouders. Irma: “Zo woonde ik onlangs een ouderavond in het Drentse Emmer-Compascuum bij. De ouders wilden graag meer uitleg over ‘Speel je Wijs’ en we hebben ook meteen wat oefeningen gedaan. Na afloop kwam een vader naar mij toe en zei spontaan: ‘Als ik toch

vroeger op zo’n manier les zou hebben gekregen op school, was er misschien nog iets van mij terecht gekomen.’ Een groter compliment kan ik mij niet bedenken.” Speel je Wijs wordt op steeds meer scholen in Nederland gebruikt. “Ik ben inmiddels het overzicht qua aantal scholen kwijt, maar ik weet wel dat er zelfs een school in Maleisië is die gebruikmaakt van Speel je Wijs. Dit verloopt weer in samenwerking met de Stichting NOB (Nederlands Onderwijs in het Buitenland, red.). Dat vind ik toch zo bijzonder. Meer informatie: www.sjw-online.nl EDUCATIEHELD! 2016


> PRODUCTEN > REKENEN

Meer informatie en een actueel overzicht? webwinkel.vangorcum.nl/basisonderwijs

MEER OVER REKENEN VOLGENS BARTJENS - Tijdschrift voor reken-wiskunde onderwijs Met het tijdschrift Volgens Bartjens blijft u op de hoogte van alle ontwikkelingen op het gebied van reken-wiskundeonderwijs op de basisschool en krijgt u volledig toegang tot www.volgens-bartjens.nl met allerlei extra’s. 5x per jaar | €42,00 | ISSN 1574-3381

Het eerste jaar met korting! Gebruik bij uw abonnementsaanvraag via www.volgens-bartjens.nl de kortingscode HELD2016 en ontvang het eerste jaar €10,- korting.

Foto Nationale beeldbank, foto Klaske

16

LEREN REKENEN, OOK ALS HET MOEILIJK WORDT De modellen uit het protocol ERWD in de praktijk Cathe Notten, Bronja Versteeg, Lisanne Martens

PROTOCOL ERNSTIGE REKENWISKUNDIGEPROBLEMEN EN DYSCALCULIE BAO SBO SO Mieke van Groenestijn, Ceciel Borghouts, Christien Janssen

2014 | 128 pagina’s | €23,95 ISBN 978 90 232 5300 6

2011 | 244 pagina’s | €30,95 ISBN 978 90 232 4763 0


17

HET EI VAN COLUMBUS

Deze sommen komen uit ‘Het Ei van Columbus’ (www.volgens-bartjens.nl) Deze pagina’s downloaden? www.educatiehelden.nl/magazine


18

HET EI VAN COLUMBUS

Deze sommen komen uit ‘Het Ei van Columbus’ (www.volgens-bartjens.nl) Deze pagina’s downloaden? www.educatiehelden.nl/magazine


> REKENEN

METEN IS NOG GEEN WETEN ‘Meten is weten in het onderwijs’, lezen we in CITOtijd in alle kranten. Maar iedere nuance bij deze stelling ontbreekt. Meten is niet automatisch weten, het geeft slechts de mogelijkheid om meer te weten. Zo meet de Citotoets heel redelijk de kans van leerlingen om het vervolgonderwijs met succes af te leggen. DOOR HARRIE SORMANI

Harrie Sormani was docent bij Hogeschool Arnhem Nijmegen en was meer dan 20 jaar auteur van artikelen en de column ‘Wiskunde van de straat’ in Volgens Bartjens.

D

it is een belangrijke vaardigheid die later vast veel geld oplevert. Het blijkt dat kinderen met een hogere opleiding later meer gaan verdienen, gelukkiger zijn en zelfs een jaar of tien langer leven. Een goede Citotoets is zeker iets om moeite voor te doen.

TEXELSE AANPAK

Vroeger toen er geen Citotoets bestond en Johan Cruyff nog een vrije jongen was, werd dit pro-

19

bleem op een meer intuïtieve wijze opgelost. Schrijver, onderwijzer en natuurbeschermer Jac. P. Thijsse had in 1890 zijn eigen methoden om de leerlingen te beoordelen. Hij ging bijvoorbeeld in het voorjaar graag met de jongens mee op ‘eizoek’ schrijft hij in het album Texel: ‘Dat was heel goed, want zo kon ik ze beter begrijpen en beoordelen’. Deze ervaring relativeerde ook de toenmalige toetsresultaten getuige de volgende opmerking van een van de leerlingen: ‘Och mijnheer’, zei een leerling toen zijn Duitsche thema krioelde van de fouten, ‘als ik de marels en tjerken zo boven de school hoor roepen, dan moet ik

“ZE HEBBEN HELDERE KOPPEN DIE TEXELSE JONGENS, EN ZE ZIJN ALLEMAAL GOED TERECHT GEKOMEN.” EDUCATIEHELD! 2016


> REKENEN

1

2

“JAC. P. THIJSSE HAD EEN GOED GEVOEL VOOR MOOI WEER EN ZIJN LEERLINGEN WAARDEERDEN HET ALTIJD.”

20

wel eens minder goed opletten.’ Met het Duits is het achteraf goed gekomen en die vent is, volgens Thijsse, later nog millionaire geworden. ‘Ja, ze hebben heldere koppen die Texelse jongens, en ze zijn allemaal goed terecht gekomen.’ Wie nog een mannelijke partner zoekt, weet waar hij of zij bij het daten op moet letten. Een verklaring voor het maatschappelijke succes van de Texelse jongens ligt in de pedagogische aanpak van Thijsse. Hij had een goed gevoel voor mooi weer en zijn leerlingen waardeerden het altijd: ‘…als hij met hen het luchtig schooltje verliet om buiten te gaan tekenen, om waterwerken te maken aan de Fonteinsnol of aan het strand, of op de schaats heen en terug naar

1. Huismus 2. Koolmees 3. Merel 4. Pimpelmees 5. Vink 6. Kauw 7. Turkse tortel 8. Houtduif 9. Spreeuw

4

3

5

Cocksdorp te rijden.’ Met een dergelijke schooltijd word je voor het maatschappelijk succes in de wieg gelegd.

GECOMBINEERDE TELLING

Een moderne variant voor deze aanpak is deelname aan de jaarlijkse tuintelling van de Vogelbescherming. Bij deze activiteit gaat het om een echt probleem. Het is interessant om te weten hoeveel vogels er in je tuin zitten en het is ook niet zonder meer vast te stellen. Het tellen is aan duidelijke regels gebonden. Zo mag je alleen de vogels in je eigen tuin tellen en zijn de buurtbeesten voor de buren. Ook neem je als maximaal aantal vogels van een soort, het aantal vogels dat tegelijk aanwezig is. Als tien keer dezelfde mus aan-

6


Foto Wilbert van Woensel

vliegt mag je die niet voor tien tellen, maar slechts voor een streepje. Je moet ook een half uur achter elkaar tellen en dat aantal wordt dan als resultaat genomen. Dit maakt het ook eenvoudig de jaren met elkaar te vergelijken. Belangrijk is verder dat drie mussen gewoon genoteerd wordt als ‘3’ en niet zoals bij het CITO als 503. Op

7

“OP DEZE MANIER KAN HET NATUURONDERWIJS EN HET REKENEN GECOMBINEERD WORDEN.”

deze manier kan het natuuronderwijs en het rekenen gecombineerd worden en kan, naast de tafels, ook het herkennen van 25 tuinvogels in Nederland tot de basisvaardigheden gerekend worden. ●

Meer lezen over rekenen: www.volgens-bartjens.nl

8

9

EDUCATIEHELD! 2016

21


> MANAGEMENT

AAN DE SLAG MET BEOORDELINGSGESPREKKEN

H 22

et portret dat daarbij hoort luidt: Het beleid van de school om haar visie op de onderwijskwaliteit en ambities te realiseren is breed gedragen. Er is een grote bereidheid om gezamenlijk het onderwijs te verbeteren. Het bestuur en de schoolleiding vertonen onderwijskundig leiderschap en kwaliteitsbewustzijn. Er wordt gehandeld vanuit een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling. De schoolleiding en de leraren werken gezamenlijk aan een voortdurende verbetering van hun professionaliteit. Leraren en andere betrokkenen bij de school werken resultaatgericht, zijn aanspreekbaar op gemaakte afspraken en zijn zich bewust van de effecten van hun handelen op de onderwijskwaliteit en op de ontwikkeling van de leerlingen. De school werkt vanuit een transparante en integere cultuur waarin sprake is van zichtbaar zorgvuldig handelen. Wat opvalt is, dat de inspectie verwacht, dat de schoolleiding onderwijskundig leiderschap uitoefent. Wat houdt dat in? Kort gezegd, gaat het er om, dat de schoolleiding leiding geeft aan de ontwikkeling van het team en aan de ontwikkeling van de individuele teamleden. Dat de schoolleiding regie voert met betrekking tot de ontwikkeling van de medewerkers. Het dringt een beeld op van de schoolleiding als leraar van het team en de teamleden. Wat veronderstelt dat? In de eerste plaats dien je als schoolleiding dan scherp te hebben wat de leraren moeten kunnen. Voor on-

De pilot (2015) van de Inspectie van het Onderwijs richt zich op tien standaarden. Bij iedere standaard heeft de inspectie met behulp van een zogenaamd portret vastgesteld wat representatief is voor een goede school. Eén van de standaarden is: ‘Kwaliteitscultuur’. DOOR CEES BOS

Cees Bos is zelfstandig onderwijsconsultant en was jarenlang opleidingscoordinator bij CHE. Hij is auteur van Werken Met Kwaliteit en Mijnschoolplan.

derwijskundig leiderschap is een soort curriculum onontbeerlijk. In welke richting wil je ze ontwikkelen? Vertaald gaat het om een competentieset (competenties en criteria) die verheldert wat je van de leraren verwacht. In de tweede plaats zal de schoolleiding zich moeten afvragen: hoe zorgen we ervoor, dat de leraren zich in de gewenste richting ontwikkelen? Dat vraagt creatief leiderschap, dat vraagt om een schoolleiding die gezamenlijke leeractiviteiten organiseert om de leraren steeds een stapje verder te brengen. En tenslotte kom je uit bij de toetsing: hoe kom je te weten of de leraren inderdaad ‘beter’ worden? Het werkt net als bij een leraar. De juf van groep 4 weet dat ze de leerlingen de tafels moet aanleren (curriculum). Ze verzint werkvormen (leeractiviteiten) en ze toets (Cito-toetsen), of de leerlingen de tafels beheersen.

ONTWIKKELING LERAREN

Voor de schoolleiding zal stap 1 helder zijn: ontwikkel –vanuit een consistente missie en visie- een competentieset die richting geeft aan de ontwikkeling van de leraren.

Wie vlot een curriculum wil vaststellen, kan gebruik maken van de CAO-criteria voor startbekwame, basisbekwame en vakbekwame leraren. Zie overzicht op de rechterpagina.

BEHEERSEN COMPETENTIESET

Na het vaststellen van de ‘richting’ (zie de criteria), is het zaak om (stap 2) werkvormen en leeractiviteiten te bedenken die garanderen, dat de leraren de criteria zoals opgenomen in de competentieset steeds beter gaan beheersen. Maar dan –tenslotte– de controle. Hoe ga je na of het lukt? Of de mate van beheersing toeneemt? Dat kan op de volgende manieren: ► Laat leraren zichzelf beoordelen en laat ze de uitkomsten bespreken met een maatje ► Laat ze op basis van de zelfevaluatie een plan van aanpak opstellen ► Ga op groepsbezoek en gebruik de competentieset (de criteria) ► Vergelijk de uitkomsten van de leraar met je eigen bevindingen ► Voer een nagesprek over de overeenkomsten en verschillen ► Voer een functioneringsgesprek


CAO-CRITERIA

Foto Wilbert van Woensel

STARTBEKWAAM

en bespreek als onderdeel de competentieset (de criteria) ► Voer een beoordelingsgesprek en beoordeel leraren o.a. op de competentieset (op de criteria) Groepsbezoeken en functioneringsgesprekken worden in de meeste gevallen frequent afgelegd c.q. gevoerd. Maar beoordelingsgesprekken … Meer dan eens begrijp ik, dat het nog altijd geen usance is om b-gesprekken te voeren. In de CAO primair onderwijs staat het hoofdstuk Professionalisering met daarin de paragraaf Gesprekkencyclus de volgende tekst: (1) De werkgever stelt in overleg met de PGMR en regeling vast waarin het doel, de onderwerpen, de procedure en de frequentie van de gesprekkencyclus zijn vastgelegd. Hierin is in ieder geval geregeld dat voorafgaand aan een beoordeling functioneringsgesprekken hebben plaatsgevonden. (2) Door of namens de werkgever worden periodiek met elke werknemer gesprekken gevoerd over het (toekomstig) functioneren van de werknemer. Dit gebeurt door middel van een professionele gesprekkencyclus bestaande uit loopbaan-

gesprekken, functioneringsgesprekken, beoordelingsgesprekken en/of andersoortige gesprekken die hetzelfde beogen. Aan een beoordeling van een medewerker kunnen rechtspositionele gevolgen worden verbonden. De Regeling Beoordelingsgesprekken bevat in ieder geval het doel van b-gesprekken. In de standaardregeling staat (bijvoorbeeld): Met een beoordelingsgesprek wordt beoogd inzicht te verschaffen in de functievervulling van de werknemer. Het beoordelingsgesprek is tevens bedoeld om inzicht te verschaffen inzake de mogelijkheid c.q. de noodzaak tot het treffen van waarderende of disciplinaire maatregelen. Het betreft hier rechtspositionele en/of arbeidsvoorwaardelijke consequenties. Daarnaast geeft de Regeling de onderwerpen. Primair gaat het daarbij om de inhoud van de vastgestelde competentieset (de criteria), maar daarnaast kan gedacht worden aan het bespreken (beoordelen) van de uitvoer van het POP, de afspraken die tijdens het functioneringsgesprek zijn gemaakt, de wijze waarop de taken worden verricht, de sa-

► toont in gedrag en taalgebruik respect voor leerlingen ► Geeft duidelijke uitleg van de leerstof ► Zorgt voor een ontspannen sfeer ► Ondersteunt het zelfvertrouwen van de leerlingen ► Geeft feedback aan de leerlingen ► Zorgt voor een ordelijk verloop van de les ► Zorgt voor wederzijds respect ► Zorgt voor doelmatig klassenmanagement ► Geeft goed gestructureerd les ► Bevordert dat de leerlingen hun best doen ► Gebruikt de leertijd efficiënt ► Gaat tijdens de verwerking na of de leerlingen de opdrachten goed uitvoeren ► Stelt vragen die leerlingen aanzetten tot nadenken ► Betrekt alle leerlingen bij de les ► Verduidelijkt bij de aanvang van de les de lesdoelen ► Gaat na of de lesdoelen werden bereikt

BASISBEKWAAM

► Hanteert werkvormen die leerlingen activeren ► Geeft duidelijke uitleg van didactische hulpmiddelen en opdrachten ► Stimuleert leerlingen om over oplossingen na te denken ► Gaat tijdens de instructie na of de leerlingen de leerstof hebben begrepen ► Stimuleert het zelfvertrouwen van zwakke leerlingen ► Zorgt voor interactieve instructie ► Moedigt het kritisch denken van de leerlingen aan ► Bevordert het toepassen van het geleerde ► Laat de leerlingen hardop denken ► Leert de leerlingen hoe complexe problemen te vereenvoudigen ► Stimuleert het gebruik van controleactiviteiten ► Leert de leerlingen oplossingen controleren

VAKBEKWAAM

► Stemt de instructie af op relevante verschillen tussen de leerlingen ► Vraagt de leerlingen na te denken over strategieën bij de aanpak ► Biedt de zwakke leerlingen extra leeren instructietijd ► Stemt de verwerking van de leerstof af op verschillen tussen de leerlingen EDUCATIEHELD! 2016

23


> MANAGEMENT men. Stel zaken niet uit tot je een b-gesprek voert. Geef positieve aspecten en verbeterpunten in een eerder stadium aan.

Foto Wilbert van Woensel

VALKUILEN

24

menwerking met en het functioneren binnen het team, de samenwerking met de directie (leidinggevenden) en de samenwerking/contacten met ouders/verzorgers van de leerlingen. Kortom: in de Regeling wordt aangegeven wat er wordt beoordeeld. Tijdens het beoordelingsgesprek geeft de leidinggevende een oordeel over het functioneren van de medewerker in de afgelopen periode (bijvoorbeeld twee jaar als de b-gesprekken om de twee jaar georganiseerd worden). Anders dan bij het functioneringsgesprek is het vooral eenrichtingsverkeer. De leidinggevende is het meest aan het woord. Hij vertelt hoe hij aankijkt tegen het functioneren van de medewerker. Dat betekent niet, dat de medewerker niet mag reageren, maar haar mening heeft geen invloed op de beoordeling en de eventuele consequenties. In beginsel willen medewerkers graag horen hoe de lei-

"WIE DURFT ZAL ZIEN DAT DE PRAKTIJK MEEVALT." dinggevende tegen hun functioneren aankijkt. Wie goed oog houdt op de relatie kan ook zaken aan de orde stellen die wat minder positief zijn. Medewerkers horen uiteraard liever wat ze goed doen (en vertel ze dat ook), maar meestal zijn ze ook ontvankelijk voor aandachtspunten; ze willen ook weten wat ze kunnen verbeteren. Voor de leidinggevende is het b-gesprek een moment om de medewerker te motiveren en/of bij te sturen. Een topjuf kun je uitgebreid prijzen en een meester waar je wat zorgen over hebt, kun je bijsturen. Het is wel zaak om verrassingen te voorko-

Leidinggevenden die een beoordelingsgesprek gaan voeren, krijgen ook zonder twijfel te maken met een aantal valkuilen. Enkele veelvoorkomende valkuilen zijn: ► Het recentheidseffect: recente gebeurtenissen hebben een grotere invloed op de beoordeling. Het helpt als je gedurende het jaar aantekeningen maakt over iemands functioneren. ► Het 10 procent-90 procent effect: 90 procent van de gesprekstijd gaat over 10 procent van de taken waarin de werknemer slecht functioneert. Besteed dus ook aandacht aan de positieve aspecten. Dat stimuleert. ► Het halo-effect: een positief aspect in het functioneren heeft zoveel impact dat de meer negatieve aspecten onderbelicht blijven. ► Het omgekeerde (horn-effect) komt ook voor. Zorg voor een juiste balans. ► Iedereen wordt gekleurd door voorkeuren, vooroordelen, sympathieën en antipathieën. Het scheelt als je je daarvan bewust bent. De schoolleider die zich bewust is, van de mogelijke valkuilen en die zich kan inleven in het effect van een beoordeling, beschikken met het beoordelingsgesprek een prachtig instrument voor integraal personeelsbeleid. Het vereist soms even wat durf om over te gaan op het voeren van een b-gesprekken, maar wie durft zal zien, dat de praktijk meevalt. In verreweg de meeste gevallen, krijgt de medewerker een positieve beoordeling (en daarmee een good feeling) en in uitzonderlijke gevallen komt eindelijk een keer aan de orde dat er twijfel is over het effectief functioneren van een medewerker. ● Meer informatie: www.wmkpo.nl


13 tips

bij het voeren van een beoordelingsgesprek

1 Aankondigen en go

ed

voorbereiden Kondig het gespre k ruim van tevoren aan. Maak keuzes wat je wilt vertelle in n en pak de afges proken doelen en resultaten erbij. De nk alvast na over de boodschap va het gesprek. Word n t het een lastig ge sprek? Denk vast hoe je gaat reager na en op de emoties van de medewerke Reserveer minimaa r. l een uur en houd rekening met ‘uitlooptijd’.

2 Op tijd uitnodigen

van tevoren he t

formulier in Vul van tevoren he t beoordelingsform ulier in, en denk goed na over de kwalificaties die je toekent. Een leraa denkt ook goed na r voordat hij het rap port voor een kin opmaakt. d

4 Creëer een prettige

sf

eer Zorg dat de mede werker zich op zij n gemak voelt. Ne de tijd en kies ee em n rustige plek. Bree k het ijs en begin een paar informe met le vragen. Start he t officiële gedeelt de beoordeling en e met werk daarna je be oordeling uit.

5 Niet tegenover elk

aa

r zitten Let op hoe jullie ga an zitten. Ga niet recht tegenover elk zitten, maar bijvoor aar beeld op een hoek , schuin naast elk aar.

6 Persoonlijke doelst

el

lingen Om te kunnen be oordelen of bepa alde doelen zijn be heb je -als het go reikt, ed is- aan het begin van het jaar SMART-geformule erde afspraken ge maakt met de medewerker. Zorg dat je die paraat he bt en refereer daaraan.

7 Functiedoelstelling

en

e

9 Zorg voor tweerich

ti

Nodig de medewe rker minimaal een week van te vore n uit. Vul

3

8 Nadruk op positiev

punten Benoem de sterke punten en spreek je waardering uit. Alles wat aandac ht krijgt groeit, en da t geldt zeker als je positieve aandac ht geeft. Bespreek oo k met klem de ‘mindere’ prestaties . Als je medewerke r zic h bewust wordt van zijn zwaktes, kan hij er immers aan werken.

Als je vooraf geen persoonlijke doels tellingen hebt vastgesteld, geef dan aan in hoever re je medewerker de doelstellingen va n zijn functie heeft gerealiseerd.

ngsverkeer Betrek ook de me ning van anderen bij je beoordeling Door wie laat je je . nog meer informe ren? Zorg voor tweerichtingsverke er. Ook de medewe rker heeft een verhaal over wat wel en niet goed ga at en hoe dat kan verbeteren. Houd wel vast aan je oo rd ee l. De medewerke hoeft het niet per r se met je eens te zijn.

10 Geen onverwacht e

beoordeling Een negatieve be oordeling mag nie t uit de lucht kome vallen; mogelijke n verbeterpunten kw amen al eerder ter sprake bij het fun ctioneringsgesprek . Geef daarom regelmatig je menin g. Spreek het direc t uit als iets niet goed gaat en geef complimenten als je tevreden bent.

11 Luister goed

Ook al is dit een be oordelingsgesprek , luister ook naar feedback van je me de dewerker. Gebruik zijn kritiek om je ro als manager of als l organisatie te verb eteren.

12 Toon begrip bij ee n beoordeling

slechte

Meld slecht nieuw s direct duidelijk en zonder uitgebreid toelichting. Toon e hierbij begrip en bie d ruimte voor emoties. Als de em oties te heftig zijn, maak je een vervolgafspraak om de praktische cons equenties te bespreken.

13 Goed samenvatten

en afronden Rond het gesprek goed af en vat de belangrijkste afspraken samen en vraag hoe de medewerker het gesprek ervaren heeft. Licht eventue le consequenties het gesprek toe. Ein van dig het gesprek po sitief, het liefst me een welgemeend t compliment.

TIPS BEOORDELINGSGESPREKKEN

Deze tips zijn van Cees Bos, auteur van Werken Met Kwaliteit (www.wmkpo.nl) en Mijnschoolplan (www.mijnschoolplan.nl) De uitgebreide versie van deze tips downloaden? www.educatiehelden.nl/magazine

25


Handig op een rijtje

PDCA cirkel

welke stap hoort ook al weer waar? TO

PLAN

► Uitgangssituatie beschrijven (bijvoorbeeld SWOT-analyse) ► Visie en missie ontwikkelen ► Breed draagvlak creëren ► Doelbepaling - prioritering ► Formuleren van meetbare doelen (prestatie-indicatoren) ► Planning van een interne en/of externe audit ► Ontwikkelen van een functionele communicatiestructuur ► Planning inzet van middelen en personeel TO

► Planning evaluatiemomenten

ACT

► Opname in monitorsysteem

26

TO

► Verbredingtoepassingsgebied

DO

► Stimuleren van inhoudelijk leiderschap

► Standaardisering inzet personeel en materieel

► Inzet op beleid en strategie

► Standaardisering routine in procedures

► Stimuleren van een professionele cultuur

► Toepassing checks op falen ► Toepassen specifieke maatregelen voor borging ► Inzet op accreditatie

► Inzet op professionalisering ► Toepassen van functionele communicatie ► Toepassen activiteitenplan

► Richtlijnen voor de start van een nieuwe cyclus

► Feitelijk uitvoeringstraject ► lnterne en externe communicatie

TO

CHECK

► Feitelijke evaluatiemomenten ► Betrokkenheid bij evaluatie (intern) ► Betrokkenheid bij evaluatie (extern) ► Feitelijke monitoring en toepassen van procedures ► Analyse van evaluatiegegevens ► Evaluatie: hanteren van norm- en/of prestatie-indicatoren ► Analyse van tevredenheid met verbetering ► Rapportage intern en extern (over evaluatiegegevens)

CIRKEL VAN DEMING

De PDCA cirkel downloaden? www.educatiehelden.nl/magazine


27

SCHOUDERKLOPJES

Deze schouderklopjes downloaden? www.educatiehelden.nl/magazine


28

SCHOUDERKLOPJES

Deze schouderklopjes downloaden? www.educatiehelden.nl/magazine


> MANAGEMENT > PRODUCTEN

Meer informatie en een actueel overzicht? webwinkel.vangorcum.nl/basisonderwijs

MEER OVER MANAGEMENT WERKEN MET KWALITEIT Werken met Kwaliteit (WMK) is een compleet instrument voor kwaliteitszorg in de basisschool. Het legt een basis voor goede kwaliteitszorg en integraal personeelsbeleid. WMK is ontwikkeld door Cees Bos en voldoet altijd aan de laatste inspectie-eisen. Meer informatie op: www.wmkpo.nl

MIJNSCHOOLPLAN Met Mijnschoolplan maakt u heel eenvoudig in een paar stappen uw schoolplan en de daaruit voortvloeiende jaarplannen. Mijnschoolplan is ontwikkeld door Cees Bos op basis van de laatste inspectie-eisen. Zo maakt u een schoolplan dat u ook echt gebruikt. Meer informatie op: www.mijnschoolplan.nl

Foto Nationale beeldbank, Guido Koppes

29 E-COLLEGE PAKKEND PASSEND ONDERWIJS Halfjaarlijks onderwijssysteem Irene Westeneng

E-COLLEGE PAKKEND PASSEND ONDERWIJS Direct toepasbare methodes Irene Westeneng

2015 | €9,95

2015 | €9,95

EXPANSIEF LEREN VAN EEN SCHOOLORGANISATIE Een activiteitstheoretisch model voor de basisschool Hans Bakker 2014 | 304 pagina’s | €42,95 ISBN 978 90 232 5237 5

PAKKEND PASSEND ONDERWIJS Opbrengst en ontwikkelingsgericht werken, hand in hand Irene Westeneng 2014 | 120 pagina’s | €19,95 ISBN 978 90 232 5256 6

EDUCATIEHELD! 2016


> MANAGEMENT

LIFE LONG LEARNING MET PAKKEND PASSEND ONDERWIJS Leren met het hoofd, hart en handen, passend bij jouw leerstijl, talenten en (on)mogelijkheden. Dit is de start en de basis voor PPO (Pakkend Passend Onderwijs). Dan heb je de wereld in je handen. DOOR IRENE WESTENENG

30

Z

o voelt een mens zich heel, doet hij ertoe, voelt hij zich van waarde met al zijn talenten en (on) mogelijkheden. Hij levert een bijdrage aan de samenleving op een manier die bij hem past. PPO stelt telkens vanuit haar visie de vraag: Waarom doe ik wat ik doe? Welke betekenis wil ik hebben? Hoe maak ik het verschil voor het kind, voor de samenleving?

INTRINSIEKE MOTIVATIE

Kinderen willen zich van nature ontwikkelen. Als het goed is, leren kinderen met vallen en opstaan lopen, praten en veel meer. Het is leren van én voor het leven. Ontwikkeling is opbrengst, passend bij het kind. Het ene kind gaat met elf maanden lopen, het andere kind met veertien maanden. We maken ons pas zorgen als het ver uit de pas loopt. Het kind mag en kan zijn eigen tijd bepalen, hier en daar met wat uitdaging en steun van de ouder.

Irene Westeneng is zelfstandig onderwijsontwerper en (kinder)coach. Zij is de auteur van ‘Pakkend passend onderwijs’. Hiervoor was zij intern begeleider op een basisschool.

Als een kind naar school gaat, ligt de manier en het moment van leren veelal vast. Vaak leren kinderen voor de leerkracht in plaats van voor zichzelf. PPO speelt in op de intrinsieke motivatie van kinderen zodat zij eruit willen halen wat erin zit, ten volle willen gaan voor het ontwikkelen en ontdekken van al hun talenten en mogelijkheden.

TALENT STIMULEREN

We hebben talenten gekregen voor onszelf en voor elkaar. Alle mensen hebben talenten gekregen. Wij vullen elkaar aan met deze diversiteit. Ik help jou, jij helpt mij. Wij hebben elkaar nodig. Diverse rollen zijn mogelijk. In een bepaalde situatie ben je meerwetend. In de volgende situatie coach, trainer, mentor en/of begeleider. Wij leren van elkaar. De 360 graden feedback bij het leren

is essentieel voor kinderen; school, ouders en kind hebben hun eigen inbreng en expertise. PPO stimuleert het leren van en met elkaar. Leerkrachten zijn expert in het geven van goed en passend onderwijs. Ouders zijn de expert over hun kind.

DIVERSITEIT AANBIEDEN

Er zijn diverse manieren van leren. Sommige leren door te doen, anderen door te denken. Sommige leren het beste samen, anderen leren het beste alleen. Ontdekken, experimenten, lezen, bekijken; er zijn allerlei vormen van leren. Het aanleren van vaardigheden en vergroten van talenten komt maximaal tot ontplooiing als er een diversiteit aan invalshoeken en leerstijlen wordt aangeboden. PPO reikt kinderen en leerkrachten


Foto Nationale beeldbank, Koos Busters

mogelijkheden aan om in te spelen op de diverse leerstijlen en talenten. De sociaal emotionele basisgroepen en het halfjaarlijks instructiemodel ondersteunen hierbij.

ERVARING LEERT

We leren voor en van het leven. Ervaren doet leren. Leren is mogelijk op diverse plaatsen en ruimtes. Een uitdagende, betekenisvolle en betekenisvolle leeromgeving daagt kinderen uit. PPO werkt met het thematisch werken als paraplu over het onderwijssysteem. Er wordt met grote regelmaat gesproken over de 21e -eeuwse vaardigheden. Deze zijn nodig voor de banen in 2032. Flexibiliteit, samenwerkend vermogen, creativiteit, oplossend vermogen; gelukkig waren Einstein, de uitvinder van de stoomlocomotief, de auto en de lamp ver voor hun tijd.

Nieuw aan te leren vaardigheden? Kinderen hebben zeer zeker deze vaardigheden nodig; zij zijn nuttig en noodzakelijk. Leren van het verleden voor het heden zorgt voor een rijke leeromgeving. Goede methodieken en werkwijzen zijn ontwikkeld. Daarnaast geeft een nieuwe zienswijze ons extra informatie. Tijden zijn veranderd. PPO behoudt wat goed is, verandert wat moet veranderen in het onderwijs en gaat uit van het zeer goed beheersen van de basisvaardigheden en het ontdekken, ontwikkelen en ontplooien van talenten. PPO wil het verschil maken; voor het kind, voor de samenleving van vandaag en morgen. ● Meer lezen over concrete ervaringen? Lees het artikel op www.educatiehelden.nl/magazine

“WIJ VULLEN ELKAAR AAN MET ONZE TALENTEN. IK HELP JOU, JIJ HELPT MIJ. WIJ HEBBEN ELKAAR NODIG.”

Meer informatie: www.pakkendpassendonderwijs.nl EDUCATIEHELD! 2016

31


> PEDAGOGIEK EN DIDACTIEK

VAN SNUFFELEN NAAR SCHRIJVEN EN PRESENTEREN

I

n de kleutergroepen gaan leerlingen al aan de slag met het voorspellen met behulp van een illustratie of het maken van een woordveld. In groep 3-4 van de Julianaschool in Schagen zijn de kinderen onder andere aan de slag gegaan met snuffellezen, informatieteksten schrijven, een presentatie van een muurkrant en het bijhouden van een dagboek.

32

SNUFFELLEZEN

Tijdens het eerste thema over dieren is er veel aan snuffellezen gedaan. Al snel komt het idee dat we onze eigen dierentuin willen bouwen. Om dit uiteindelijk voor elkaar te krijgen moeten we hier eerst onderzoek naar doen. Eén van de dingen die gedaan wordt tijdens dit

Lezen en schrijven doen we de hele dag. Vaak bewust bij geplande lees- en schrijfactiviteiten. We hebben dan een les-, een lees- of een schrijfdoel. Alle leesen schrijfactiviteiten en de daaraan verbonden strategieën worden vanaf groep 1-2 opgebouwd. DOOR TESSA KRUIJER

Tessa Kruijer is leerkracht van groep 3-4 op de Julianaschool in Schagen.

thema is een onderzoek naar alle dieren. In de klas zijn informatieboeken van verschillende niveaus uitgestald. De kinderen kiezen een eigen dier om onderzoek naar te doen. Een groepje nog niet lezende kinderen komt in een groepje terecht dat gezamenlijk met mij onderzoek gaat doen. Hoe ziet mijn dier eruit? Waar woont mijn dier? Wat eet mijn dier? Na elke vraag kan er weer een stukje van de dierentuin gebouwd worden.

ZELFSTANDIG SNUFFELEN

We zijn bij het beantwoorden van elke vraag steeds gestart met het snuffelen in de boeken. Waar kan ik iets over mijn vraag vinden? Aan het begin heb ik veel gemodeld. Ik doe dit aan de hand van de olifant. Het dier waar ook het gezamenlijke groepje kinderen onderzoek naar doet: Ik wil weten hoe de olifant eruit ziet. Belangrijke dingen die ik tegenkom worden op een post-it genoteerd. Langzamerhand kunnen de kinderen het steeds zelfstandiger. Eerst nemen we nog alle stappen door en verwoorden we wat we gaan doen. Bij de laatste vraag kan iedereen bij het woord snuffelen meteen aan de slag.

KASTEELLEVEN

Tijdens het thema ’Leven op het kasteel’ hebben we ons eigen ridder-, prinsessen- of jonkvrouwenuitrusting ontworpen. Zo kunnen we als ridder, prinses of jonkvrouw in de themahoek het ‘kasteel’’ spelen. Voordat we aan de slag kunnen moeten we eerst goed weten wat er allemaal bij de uitrusting hoort. Een ridder heeft natuurlijk een helm met helmteken. Met de kernwoorden zijn we goede zinnen en uiteindelijk goede teksten gaan maken. Eerst door veel voor te doen (modellen) en over te schrijven. Vervolgens door hardop te denken en ideeën uit te wisselen. Langzamerhand worden er door steeds meer kinderen eigen zinnen en teksten geschreven. Steeds weer hebben we kritisch naar onze eigen tekst en elkaar teksten gekeken. Na elk stukje onderzoek kunnen we weer een stukje van onze uitrusting maken. Zo wordt het rollenspel in het kasteel steeds echter.

PRESENTEREN

Met het thema over sport hebben we onderzoek naar verschillende sporten gedaan. Veelal de eigen


Foto's Hanneke Verkleij

sport van het kind om het dicht bij de ervaringswereld te houden. Het snuffelen, noteren van de kernwoorden en maken van teksten kunnen we weer inzetten bij het maken van een muurposter over sport. Er worden gezamenlijk bedachte onderzoeksvragen over de sport en eigen vragen beantwoord. Aan het eind van het thema heeft elk kind een presentatie van zijn muurposter over een eigen gekozen sport gehouden. Het presenteren hebben we langzaam opgebouwd. Door groep 4 wordt er een criterialijst gemaakt. Wat is belangrijk bij een presentatie? Waar moeten we op letten. Denk bijvoorbeeld aan oogcontact met het publiek, rustig praten en duidelijk te verstaan zijn. Deze lijst kunnen we gebruiken bij het oefenen voor de presentatie, maar ook bij het kijken naar de presentaties. We beginnen met het teruglezen van de stukjes. Het eerste stukje op de poster gaat over de beno-

digdheden bij je sport. Wat zijn de kernwoorden in het stukje? Deze woorden moeten in ieder geval gebruikt worden bij het presenteren. De kernwoorden worden op de muurposter gemarkeerd en eventueel op een spiekbrief geschreven.

TUINDAGBOEK

In dit thema over de schooltuin gaan we aan de slag met de eigen ervaringen van de kinderen en het schrijven van eigen verhalen. Het gebruiken van gevonden en gelezen informatie blijft belangrijk, maar het wordt meer gekoppeld aan de ervaringen van kinderen. We gaan een dagboek bijhouden van het werk in de schooltuin. Alles wat de kinderen meemaken in de tuin wordt genoteerd. Alle eerder opgedane ervaring met snuffelen in boeken, opzoeken, vinden van kernwoorden, maken van mooie zinnen et cetera, is hierbij mooi meegenomen. Dit kunnen we toepassen in ons dagboek.

“WE ZIJN BIJ HET BEANTWOORDEN VAN ELKE VRAAG STEEDS GESTART MET HET SNUFFELEN IN DE BOEKEN.” Regelmatig worden er stukjes voorgelezen. Dat levert weer mooie gesprekken en input voor volgende verhalen op. Door deze manier van werken ontstaat er continuïteit in het taalaanbod in mijn klas. Er is steeds sprake van integratie tussen taalaspecten en verbindingen met de betekenisvolle activiteiten en thema’s in de klas. Continuïteit door samenhang. ● Meer lezen over spelend leren: www.tijdschriftzone.nl EDUCATIEHELD! 2016

33


> PRODUCTEN > PEDAGOGIEK EN DIDACTIEK

Meer informatie en een actueel overzicht? webwinkel.vangorcum.nl/basisonderwijs

MEER OVER PEDAGOGIEK EN DIDACTIEK HANDELINGSGERICHT OBSERVEREN, REGISTREREN EN EVALUEREN VAN BASISONTWIKKELING HOREB bevat de aanwijzingen en instrumenten waarmee leerkrachten ontwikkelingsgericht kunnen werken. Meer informatie op: www.horeb-po.nl

ZONE Voor spelend en onderzoekend leren Tijdschrift Zone is een grote informatie- inspiratiebron voor spelend en onderzoekend leren. 4x per jaar | €37,50 | ISSN 1569-6952

Het eerste jaar met korting! Gebruik bij uw abonnementsaanvraag via www.tijdschriftzone.nl de kortingscode HELD2016 en ontvang het eerste jaar €10,- korting.

HET DIDACTISCHE WERKVORMENBOEK Variatie en differentiatie in de praktijk Jos Winkels, Piet Hoogeveen 11e herziene druk | 2014 | 376 pagina’s | €39,95 ISBN 978 90 232 5276 4

34 LEREN IN VIJF DIMENSIES Moderne didactiek voor het primair onderwijs Robert Marzano, Wietske Miedema 2014 | 272 pagina’s | €32,95 ISBN 978 90 232 5165 1

50 LESIDEEËN VOOR DE ONDERBOUW Linda Willemsen 2013 | 176 pagina’s | €26,50 ISBN 978 90 232 5078 4

VAKKEN EN VORMING IN ONDERZOEK Ontwikkelingsgericht onderwijs in de bovenbouw Lorien de Koning 2013 | 160 pagina’s | €28,50 ISBN 978 90 232 5101 9

BASISONTWIKKELING Voor peuters en de onderbouw Frea Janssen-Vos 2008 | 176 pagina’s | €35,50 ISBN 978 90 232 4387 8

E-COLLEGE LEREN MET INTERACTIEVE MEDIA Leraren en ICT Antoine van den Beemt

E-COLLEGE LEREN MET INTERACTIEVE MEDIA Sociale media in de klas Antoine van den Beemt

2015 | €9,95

2015 | €9,95

LEREN MET INTERACTIEVE MEDIA Antoine van den Beemt 2013 | 168 pagina’s | €24,95 978 90 232 5102 6

SPEL EN ONTWIKKELING Spelen en leren in de onderbouw Frea Janssen-Vos 3e druk | 2009 | 200 pagina’s | €32,95 ISBN 978 90 232 4003 7

HET MATERIALENBOEK Een rijke leeromgeving in de onderbouw Frea Janssen-Vos, Barbara Nellestijn 3e druk | 2009 | 172 pagina’s | €33,50 ISBN 978 90 232 4116 4


Werkvorm

Wat-zou-er-gebeuren-spel

D

e stoelen en banken worden in een kring gezet. In het midden ligt een aantal ‘wat-zou-er-gebeuren’kaarten. De docent wijst een leerling aan die een kaart mag pakken. Deze wijst een andere leerling aan, die een reactie op de kaart moet geven. De kaart wordt gepakt en hardop voorgelezen en de aangewezen leerling vertelt wat hem invalt. De andere leerlingen mogen

erop reageren. Daarna wordt door degene die net geantwoord heeft zelf een kaart getrokken, hij wijst iemand aan die moet reageren, enzovoort. Om veel leerlingen een beurt te geven, kan het wenselijk zijn de klas te splitsen in groepen. De vragen moeten concreet zijn en aansluiten bij de belevings- en ervaringswereld van leerlingen. Voorbeelden van vragen zijn: ‘Wat zou er gebeuren als… scholen een jaar lang gesloten zouden worden …?

‘Wat zou er gebeuren als… docenten voor langere tijd zouden staken …?

‘Wat zou er gebeuren als… ‘Wat zou er gebeuren als… de proefwerken en examens in het onderwijs afgeschaft zouden worden …?

je zelf zou mogen kiezen wat je doet op school …?

Proces Docent en leerlingen worden het tijdens een gesprek eens over het waarom, wat en hoe van deze werkvorm. Leerlingen worden gestimuleerd om in groepjes een aantal ‘wat-zou-er-gebeuren-als’-kaarten te maken; de vragen worden op de kaarten gezet; ► uit alle kaarten wordt een steekproef getrokken en deze kaarten worden in de kring gelegd met de onbedrukte kant naar boven; ► vervolgens wordt het spel gespeeld (zie hierboven); ► evaluatie en nabespreking: -- waren de vragen zinvol en goed te beantwoorden? -- probeerde iedereen serieus mee te doen? -- wat hebben we geleerd?

WERKVORM

Voorwaarden Voor de overzichtelijkheid kan de klas niet veel groter zijn dan 25 leerlingen. Het spel duurt 15 minuten tot een uur. De voorbereiding bestaat uit de maken en klaarleggen van de lege kaarten (eventueel zelf vragen maken, circa 30 minuten).

Deze werkvorm komt uit het boek ‘Het didactische werkvormenboek’ (ISBN 9789023252764) Deze werkvorm downloaden? www.educatiehelden.nl/magazine

35


De kwaliteiten van

een goede leraar

36

Goede leraar in ‘gewone’ systeem

Goede leraar in het 'actief en zelfstandig leren' systeem doet ook nog:

1. kan goed lesgeven

1. stimuleert zelfstandig werken en leren

► presenteert de leerstof helder en duidelijk ► oriënteert op nieuwe stof ► formuleert aan het begin van de les het doel ► kan goed uitleggen ► behandelt de leerstof in kleine stappen ► brengt structuur aan in de stof ► accentueert de kernideeën ► werkt met overzichten

► geeft activerende leertaken ► geeft oriëntatieopdrachten ► laat ook leerlingen leerdoelen en beoordelingscriteria formuleren ► licht moeilijke stukjes stof toe ► geeft opdracht tot schematiseren ► geeft opdracht tot hoofd- en bijzaken ► laat leerlingen overzichten maken ► begeleidt bij deze opdrachten

2. is taakgericht

2. stimuleert taakgericht gedrag

► controleert het huiswerk klassikaal of formuleert hiertoe groepsopdrachten ► stelt hoge eisen aan het werk van leerlingen ► uit hoge verwachtingen ► behandelt de noodzakelijke leerstof

► ontwikkelt grotere activerende opdrachten ► leert leerlingen hoge verwachtingen te hebben en zichzelf eisen te stellen ► leert leerlingen proces in de gaten te houden ► deelt verantwoordelijkheid met leerlingen

3. kan goed vragen stellen

3. leert leerlingen vragen stellen

► stelt kennis- en denkvragen ► geeft denkpauzes ► geeft hints ► stelt vragen over aanpak

► leert leerlingen zich kennis/denkvragen te stellen ► leert leerlingen denkpauzes te nemen ► leert leerlingen elkaar hints te geven ► leert leerlingen verslag te doen over aanpak

4. kan goed orde houden

4. deelt de zorg voor een ordelijke omgeving

► zorgt voor een goed werkklimaat ► handhaaft vlot tempo ► heeft overzicht ► spreidt aandacht

► deelt verantwoordelijkheid voor werkklimaat ► laat leerlingen zelf tempo in de gaten houden ► heeft overzicht ► spreidt aandacht

5. zorgt voor een veilig leerklimaat

5. deelt de zorg voor veilig klimaat

► is een duidelijk voorbeeld voor leerlingen ► dwingt respect af ► geeft geen sterk negatieve kritiek ► is enthousiast en wekt enthousiasme ► stimuleert leerlingen naar elkaar te luisteren en samen te werken ► stimuleert zelfvertrouwen

► is een duidelijk voorbeeld voor leerlingen ► stimuleert onderling respect ► leert leerlingen elkaar feedback geven ► is enthousiast en bespreekt belang van enthousiasme ► geeft samenwerkingsopdrachten ► deelt met leerlingen verantwoordelijkheid voor lokaal, materiaal, enz. ► stimuleert zelfvertrouwen o.a. door vaardighedenonderwijs

6. stimuleert de leerlingen

6. stimuleert leerlingen

► varieert lesactiviteiten ► bevordert eigen ideeën bij leerlingen ► zorgt voor aansluiting nieuwe kennis ► anticipeert op te verwachten moeilijkheden ► geeft indien nodig extra hulp

► neemt gevarieerde opdrachten op in studiewijzer ► leert leerlingen gebruik te maken van elkaars ideeën ► leert leerlingen verband met nieuwe kennis te leggen ► geeft klassikaal les over de verwachte moeilijkheden ► benut klassikale les voor vaardighedenonderwijs

DE KWALITEITEN VAN EEN GOEDE LERAAR

Dit schema komt uit het boek ‘Leren in vijf dimensies’ (ISBN 9789023251651) Dit schema downloaden? www.educatiehelden.nl/magazine


> PEDAGOGIEK EN DIDACTIEK

LEREN IN VIJF DIMENSIES

Leren in vijf dimensies is de praktische uitwerking van het paradigma van de actieve en meer en meer zelfstandig lerende leerling. DOOR ROBERT MARZANO (BEWERKT DOOR WIETSKE MIEDEMA)

Robert Marzano is dé specialist op het gebied van leertheorie en met name bekend vanwege zijn vertaling van onderzoek en theorie naar praktische toepassingen in de klas.

R

obert Marzano speelde een belangrijke rol bij de toegenomen kennis van leerprocessen. Hij ontwierp een praktisch model: Dimensions of learning. Daarmee kunnen leerkrachten lessen geven met activerende didactische werkvormen. Het model berust op de volgende uitgangspunten: ► Onderwijs moet de allerbeste kennis over leren weerspiegelen. ► Het leren bestaat uit onderling afhankelijke, samenhangende manieren van denken: de vijf dimensies. ► Op basis van de moderne leerpsychologie ziet het er naar uit dat het leren het meest wordt gestimuleerd als het is ingebed in (liefst interdisciplinaire) inhoudelijke thema’s en domeinen. ► Het onderwijs dient expliciet aandacht te besteden aan leren leren. ► Het onderwijs omvat altijd leerkracht gestuurde èn leerling- gestuurde taken. ► Beoordeling zou meer gericht moeten zijn op assessment: wat doen leerlingen met kennis in plaats van toetsen van onthouden informatie.

De aandacht voor de relatie tussen onderwijzen en leren is van recente datum. Het model ‘Leren in vijf dimensies’ is ontstaan als een praktijkvertaling van de kennis die de leerpsychologie de laatste dertig à veertig jaar bij elkaar gebracht heeft. In ‘Dimensies van leren’ worden vijf verschillende, onderling afhankelijke manieren van denken en leren van mensen onderscheiden.

DIMENSIES

Dimensie 1. Motivatie: een positieve houding ten opzichte van school en leren Onze manier van kijken en onze houding kleurt elke ervaring. Als leerlingen zin hebben in leren zijn ze gemotiveerd. Zin in leren creëer je samen: leerkrachten en leerlingen. Als iets het leren hindert is er geen motivatie en wordt er ook niet geleerd. Hoe leerlingen de school zien en hoe zij zich op school voelen, zijn factoren die meer dan wat dan ook het leerresultaat bepalen. De eerste dimensie ziet het als een gedeelde verantwoordelijkheid van leerkrachten en leerlingen om een positieve houding ten opzichte van school en leren ontwikkelen en dus een negatieve houding om te buigen.

Dimensie 2. Nieuwe kennis verwerven en integreren Kennis wordt onderscheiden in denken (inhoudelijke kennis) en in doen (vaardigheden). Inhoudelijke kennis is kennis die je moet weten en begrijpen: feiten, verbanden, begrippen en theorieen. Vaardigheden horen bij een heel ander soort kennis: het zijn motorische of mentale handelingen. Vaardigheden kennen een systematische opbouw in de tijd: er is een volgorde waarin een aantal stappen wordt gezet. De manier waarop mensen inhoudelijke kennis leren, is totaal verschillend van de manier waarop mensen vaardigheden leren. Leren is nooit passief. Passief opnemen van informatie bestaat niet: leren is het actief opbouwen van kennis. Nieuwe kennis wordt vanuit eerdere ervaringen en voorkennis geïnterpreteerd. Dat gaat voor een deel vanzelf: het langetermijngeheugen scant als het ware alle nieuwe informatie op herkenning. Met behulp daarvan wordt de nieuwe informatie geïnterpreteerd. Het begrijpen van nieuwe kennis is eigenlijk niet meer dan die verbinding tussen oud en nieuw tot stand brengen.

37

EDUCATIEHELD! 2016


> PEDAGOGIEK EN DIDACTIEK Reflectie Onderzoek doen Kennis verbreden en verdiepen Nieuwe kennis verwerven en integreren

motivatie

38

Bij het leren van vaardigheden gaat het er anders aan toe: de manier waarop leerlingen vaardigheden leren, wordt het driefasenmodel genoemd. Daarna gaat de leerling alle stappen van die vaardigheid uitproberen: is elke stap logisch? Is elke stap voor jou uit te voeren? Zou je het anders willen doen? Dit is de fase waarin je de vaardigheid op eventuele problemen onderzoekt en zelf tot oplossingen komt. Je bent de vaardigheid naar eigen inzicht aan het vormgeven. Ten slotte ga je net zo lang oefenen totdat je de vaardigheid hebt ingeslepen, of geautomatiseerd. Dimensie 3. Bestaande kennis verbreden en verdiepen Kennis kan niet zomaar in het geheugen worden opgeborgen om er daarna weer naar believen letterlijk uit opgehaald te worden. Kennis is niet statisch en blijft nooit hetzelfde, zelfs niet als we iets onthouden of geautomatiseerd hebben. We zijn constant bezig kennis uit te breiden en te verdiepen. Kennis wordt daardoor steeds anders. Zo wordt kennis wendbaar en kan het gebruikt worden in de wereld om ons heen. Dimensie 3 werkt met denkvaardigheden die algemeen in het onderwijs worden erkend. Het zoeken naar overeenkomsten en verschillen bleek in Marzano’s metastudie (2001) de meest effectieve didactische strategie. Al deze denkvaardigheden worden aangeleerd volgens het driefasen-

model: eerst het stappenplan achterhalen, dan stap voor stap de vaardigheid uitproberen, dan door heel veel te oefenen automatiseren. Dat zal een hele tijd duren. Je kunt leerlingen deze denkvaardigheden nooit in een beperkte tijd aanleren. Vooral het inslijpen vergt veel tijd. Dimensie 4. Onderzoek doen: het toepassen van kennis in levensechte situaties Wat heb je aan kennis die je niet kunt gebruiken? Leerlingen kunnen hun kennis toepassen door de wereld om hen heen te onderzoeken. Onderzoekend leren staat hoog in het vaandel van de school met de actieve en zelfstandige leerling. Het motiveert, creëert betrokkenheid, is vaak leerling-gestuurd en wordt zelfstandig, vaak samen met anderen, uitgevoerd. Leerlingen ervaren dat het om hun ‘eigen’ onderzoek gaat: zij zijn zelf verantwoordelijk voor een positief eindresultaat. Zij maken keuzes. De taak en het resultaat ‘zijn’ van hen. Dimensie 4-taken kunnen, net als dimensie 3-taken overigens, dienen als een vervanging van of een aanvulling op de traditionele toets. Maar een dimensie 5 taak kan ook gewoon dienen als middel om het denken te bevorderen. Dimensie 5. Reflectie: het ontwikkelen van reflectieve denkgewoontes Dimensie 5 is de laatste vorm van denken die leerlingen ontwikkelen met behulp van het Leren in vijf dimensies. Het gaat hier om het ontwikkelen van denkgewoontes die, net als dimensie 1 (zin hebben in leren, motivatie), eigenlijk altijd op de achtergrond in het leerproces aanwezig zijn. Leerlingen die zich bewust zijn van hun leren en nadenken over wat ze aan het doen zijn, zijn betere leerders dan leerlingen die nooit naar binnen, maar alleen naar buiten kijken. Deze leerders denken bijvoorbeeld wellicht dat een taak te moeilijk is, in plaats van dat ze nadenken over hun ei-

“KENNIS KAN NIET ZOMAAR IN HET GEHEUGEN WORDEN OPGEBORGEN OM ER DAARNA WEER NAAR BELIEVEN LETTERLIJK UIT OPGEHAALD TE WORDEN.” gen aanpak om die vervolgens bij te stellen. Denkgewoontes maken het leren efficiënt en effectief. Goede denkgewoontes maken de leerling ‘intelligent’. Leerlingen leren dan van hun eigen (manier van) leren en van hun fouten.

KRACHTIG MODEL

Leren in vijf dimensies is allesbehalve een lineair schema. Je doet niet eerst 1, dan 2. Dimensie 1 en 5 zijn altijd op de achtergrond van het leerproces aanwezig. Dimensie 2, 3 en 4 zijn voor de kracht van het model denken uit elkaar gehaald, maar in de werkelijkheid zijn ze nooit zo scherp te scheiden. Dit wordt visueel uitgedrukt door het model van Leren in vijf dimensies. Gegeven de motivatie en de denkgewoontes van leerlingen, zullen zij eerst met nieuwe kennis (2) aan de slag gaan. Door hiermee bezig te zijn, wordt die kennis verbreed en verdiept (3). Het uiteindelijke doel is kennis te gebruiken (4). Bij het gebruiken van kennis (4) wordt kennis opnieuw verdiept (3). Ook wordt dan nieuwe kennis verworven of zelfs gecreëerd (2).

Deze dimensies staan uitgebreider en met toepassingen beschreven in het boek ‘Leren in vijf dimensies voor het primair onderwijs’ (ISBN 978 90 232 5165 1).

Met Leren in vijf dimensies heeft de school een leerpsychologisch model in handen, dat een rol kan spelen in leerplanontwikkeling, lesvoorbereiding en beoordeling. Als we het zo zien, kan het ons, leerkrachten, een dienst bewijzen wanneer we leerlingen leren te leren en te denken. Dè voorwaarde voor de actieve en zelfstandige leerling. ●


Meer informatie en een actueel overzicht? webwinkel.vangorcum.nl/basisonderwijs

> VAKKEN > PRODUCTEN

MEER OVER VAKKEN ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE VOOR LEERKRACHTEN BASISONDERWIJS T. Hooijmaaijers, T. Stokhof, F. Verhulst 3e herziene druk | 284 pagina's | €34,95 ISBN 978 90 232 5434 8

NATUUR EN TECHNIEK GEVEN Praktische vakdidactiek voor het basisonderwijs Herman de Jongh, Frans van Bussel, Mart Ottenheim 2e herziene druk | 2015 | 296 pagina’s €39,95 | ISBN 978 90 232 5217 7

NO-NONSENSE BEWEGINGSONDERWIJS Opbouw en variaties Gertien Jasper & Mignon Hekkema 2015 | 176 pagina’s | €29,95 ISBN 978 90 232 5349 5

HET PRENTENBOEK ALS INVALSHOEK Werken met prentenboeken in het basisonderwijs Christiane Nieuwmeijer 2008 | 184 pagina’s | €14,95 ISBN 978 90 232 4316 8

GEESTELIJKE STROMINGEN GEVEN Jezelf verstaan, elkaar zien staan Jos van Remundt, Marleen Boon-Jansen 2015 | 240 pagina’s | €39,95 ISBN 978 90 232 5308 2

IN GOEDE HANDEN Handboek levensbeschouwelijke communicatie en identiteit Jos van Remundt, Simon Deen 2e herziene druk | 2014 | 172 pagina’s €24,95 | ISBN 978 90 232 5307 5

GESCHIEDENIS GEVEN Praktische vakdidactiek voor het basisonderwijs Ron de Bruin, Meereke Bosua

JONGENS & MEISJES Zoek de verschillen?! Carolien Gravesteijn, René Diekstra (hoofdredactie) 2013 | 152 pagina’s | €14,95 ISBN 978 90 232 5095 1

39

OPNIEUW DE GELUKKIGE KLAS Handboek voor stagiaires en beginnende leerkrachten in het basisonderwijs Marja Veen, Renée Olman 2012 | 164 pagina’s | €24,95 ISBN 978 90 232 5077 7

Foto Nationale beeldbank, Brigitte van Berkel

3e herziene druk | 2013 | 380 pagina’s €59,95 | ISBN 978 90 232 5010 4

ERFGOEDONDERWIJS Op de basisschool Merel Thomése 2008 | 120 pagina’s | €14,95 ISBN 978 90 232 4420 2

EDUCATIEHELD! 2016


> VAKKEN

MAAK KINDEREN BLIJ MET GOED BEWEGINGSONDERWIJS Is bewegingsonderwijs een vak apart? Goede vraag. Want is bijvoorbeeld rekenen en taal hetzelfde? Het leren, je bepaalde vaardigheden eigen maken. Zoals kinderen moeten leren optellen, delen en spellen, zo moeten ze ook leren bewegingen op een bepaalde manier uit te voeren. DOOR GERTIEN JASPER

Gertien Jasper is docent ALO en Pedagogische academie bij de Hanzehogeschool in Groningen en is samen met Mignon Hekkema auteur van ‘No-nonsense bewegingsonderwijs’

40

N

et zoals bij de zaakvakken gaat dat de een gemakkelijk af en de ander heeft daar meer moeite mee. Maar wat maakt het een ander vak? Voornamelijk de dynamiek, de ruimte, de drukte en de kans op ongelukjes. En dan zijn er nog de vele bewegingen met ook nog meerdere uitvoeringsmogelijkheden. Een flinke klus om daar je weg in te vinden. Veel leerkrachten vinden het dan ook lastig hoe en wat ze kinderen aan bewegen, behalve door ze te laten spelen, kunnen en moeten leren.

Als een kind in groep 3 al heel goed kan lezen dan mag het snel door naar een volgend, hoger niveau. Kan een kind in groep 7 niet op groep 7 niveau lezen, dan wordt er een boekje op een lager niveau aangereikt. Bij rekenen zijn er verdiepingsopdrachten, die in een methode beschreven staan. Hoe zit dat nu bij bewegingsonder-

wijs? Daar worden ook methoden gebruikt. Die bieden de leerkrachten handvatten om de les zo goed mogelijk te geven en zorgen ervoor dat de kinderen op (gemiddeld) niveau kunnen werken en leren. Sommige methoden geven aanwijzingen voor differentiatie.

GOEDE VOORBEREIDING

Ik word blij als ik zie dat de groepsleerkrachten de les degelijk voorbereiden en met veel plezier in het gymlokaal staan. Maar ik word verdrietig als ik zie dat groepsleerkrachten maar weer eens een bal uit de kast halen en trefbal, blokje/ kegelvoetbal of slagbal met de kinderen gaan doen. Zo jammer. Ik realiseer me terdege dat groepsleerkrachten het verschrikkelijk druk hebben en weinig tijd kunnen besteden aan het voorbereiden van een les bewegingsonderwijs.

Misschien lukt dat nog wel op de grote lijnen, maar op individueel vlak wordt het moeilijker. Gelukkig is daarvoor een goed boek verkrijgbaar: het Basisdocument bewegingsonderwijs. Daar is een indeling gemaakt in 12 leerlijnen. Voorbeelden hiervan: zwaaien, springen, balanceren, mikken. Om het nog overzichtelijker te maken zijn er ook ‘tussendoelen’ aan toegevoegd. Wat zou een kind aan het eind van groep 4 eigenlijk aan bewegen moeten kunnen? En wat als een kind dat niveau niet beheerst? Of juist boven het niveau uitstijgt? Op die vragen wordt een antwoord gegeven. Omdat er zo ontzettend veel mogelijkheden zijn om kinderen te laten bewegen hebben ze begrijpelijkerwijs maar een kleine selectie kunnen behandelen. Mignon Hekkema en ik (Gertien Jasper), zijn pure ‘vakgekken’, we


Foto Nationale beeldbank, M. van de Boogaerdt

hebben allebei heel veel ervaring als vakleerkracht bewegingsonderwijs. En we zijn nog altijd onder de indruk van de mogelijkheden en de ‘leerkracht’ van de kinderen om zich snel en goed in bewegingtechnisch opzicht te ontwikkelen.

BREDE VARIATIE

Op basis van de leerlijnen hebben we een boek gemaakt waarin we meer bewegingen en veel meer mogelijkheden en variaties aanbieden. Het geschreven deel is kort en krachtig, er wordt veel beeldmateriaal gebruikt om bepaalde situaties te verduidelijken. Differentiatie is gemakkelijk te doen omdat er bij iedere leerlijn een ‘opbouw ‘ van het bewegingsthema is. Het wordt aangegeven met ‘makkelijker’ en ‘moeilijker’. ‘Tips voor de veiligheid’ komen ook waar nodig aan bod. Uitdaging is prima en fijn, maar het moet wel

veilig blijven. Ook zijn er ‘tips voor de techniek’ om kinderen een beweging goed uit te laten voeren. Het is een mooie praktische uitgave, bedoeld om mee de gymzaal in te nemen en daar ter plekke inspiratie op te kunnen doen. Maak kinderen blij! ●

“DIFFERENTIATIE IS GEMAKKELIJK TE DOEN OMDAT ER BIJ IEDERE LEERLIJN EEN ‘OPBOUW’ VAN HET BEWEGINGSTHEMA IS.”

VOORBEELD DIFFERENTIATIE BALANCEREN: Makkelijker

Moeilijker

Met hulp van een ander kind

Zelfstandig, zonder hulp

Zonder meenemen van materialen

Met meenemen van materialen

Balanceren op een breed vlak

Balanceren op een smal vlak

Balanceren op een stabiel vlak

Balanceren op een instabiel vlak

Balanceren op een rechthoekig vlak

Balanceren op een rond vlak

Balanceren in je eentje

Balanceren met zijn tweeën, voor en achteruit

Balanceren zonder trucs

Balanceren met trucs, bv draaien, elkaar passeren

Balanceren op een horizontaal vlak

Balanceren op een schuin vlak

Balanceren op een vlak zonder obstakels

Balanceren op een vlak met obstakels

Balanceren op een laag vlak

Balanceren op een hoger vlak EDUCATIEHELD! 2016

41


Foto: Lex Draijer (www.lexdraijer.nl)

> VAKKEN

42

“IK WIL DAT SCHOLIEREN HET VERSCHIL LEREN TUSSEN EEN GELOOF EN EEN IDEOLOGIE” Toespraak van Ahmed Marcouch, Tweede Kamerlid voor de PvdA, op het ‘Symposium Geestelijke Stromingen geven’ van de Stichting Echelon op 5 juni 2015 op de Saxion Hogeschool te Deventer.

G

eweldig om hier te zijn met zoveel onderwijsmensen om mij heen. Ik zie dat velen van jullie ervaring voor de klas hebben: de schrijvers van het boek, de docenten bij Saxion en de mensen bij de uitgever. Ik wil beginnen met jullie een beetje te leren kennen. Wie van jullie volgt het reilen en zeilen van de moslims anno 2015 in Nederland? Wie van jullie weet het verschil tussen orthodox en fundamentalistisch? Wie van jullie heeft moslims in je vriendenkring? Voel je niet opgelaten, ik loop zelf de deur ook niet plat bij Hollandse vrienden. Ik heb nog meer gemeen met jullie. Weinig mensen weten dat ik zelf docent maatschappijleer ben. Vandaag wil ik daar een bekentenis aan toevoegen. Deze opleiding besloot ik te gaan doen terwijl ik al leerling-agent was. Voor het geval de politie mij niet in vaste dienst zou nemen. Want ik was aangenomen in het allochtonenklasje en je weet het maar nooit. Stel dat mijn toekomstige politiechef mij niet tot mijn recht zou laten komen. Of stel dat het politieteam mij niet zag zitten. Dit is onzekerheid. Per slot van rekening kregen mijn collega’s trai-

ningen ‘omgaan met allochtone agenten’. Als ze met mij spraken, zeiden ze soms: ‘Je reageert anders dan ik geleerd heb op de cursus.’ En dat in een tijd dat de politie de allochtone leerlingen wel aannam, maar niet welkom heette en al die allochtone agenten in spé met dezelfde vaart weer vertrokken. Ik ging daar niet op wachten, ik ging er voor de zekerheid een nieuw beroep bij leren.“

EIGEN IDENTITEIT

“Zo zie je maar, onzekerheid kost tijd; Het is heel goed dat het vak ‘Geestelijke stromingen’ ondermeer het ontwikkelen van je eigen identiteit tot doel heeft, in relatie tot anderen. Het was goed geweest als ik als tienjarige jongetje, vers in de klas, op school bij het vak ‘Geestelijke stromingen’ geleerd had ik in Amsterdam, vooral tussen ex-gelovigen en andere ‘afvalligen’ leefde. Ik begrijp dus al met al hoe belangrijk en inspannend de functie van de leraar is. En zeker nu. Iedereen is op dit moment op zoek naar de leraar die leerlingen kan leren om te gaan met hun eigen identiteit in een pluriforme samenleving, waarin veel vragen naar eer-

lijkheid gesteld worden en er veel achterdocht is over een dubbele maat. Met waaromvragen als: waarom heeft Wilders wél vrijheid van meningsuiting en Appa niet? Waarom betreuren wij de doden in Parijs en niet de doden in de Gazastrook? Hier ligt een methode die eerst de vragen stelt en daarna pas de antwoorden geeft. En die er competenties aan verbindt. Ik wil jullie een veelzeggend schoolverhaal vertellen over een competentie die bij de vrijheid van meningsuiting hoort. “

LEREN DEBATTEREN

“De eerste zaterdag na de aanvallen in Parijs gaf ik les op de weekendschool, een Amsterdams initiatief om leerlingen bij te spijkeren. Ik ging hen leren debatteren. Zoals een goed docent betaamt, begon ik met het startniveau: wat weten ze en wat kunnen ze. Zoals ook deze toespraak begon. Dus ik vroeg: wat is erger, beledigen of geweld plegen? ‘Beledigen is erger dan geweld, meester’ zeiden de leerlingen eensgezind. Al snel bleek dat zij de cartoons van Charlie Hebdo zagen als pesten. Op Lees verder op pagina 45 >


43

DE SEIZOENEN VAN HET LEVEN

Deze praatplaat hoort bij het boek ‘Geestelijke stromingen geven’ (ISBN 9789023253082) Deze praatplaat helemaal downloaden? www.educatiehelden.nl/magazine


Yurls Er zijn veel sites met lesideeën waar leraren inspiratie uit kunnen halen. Daarnaast zijn er websites waar kinderen spellen kunnen spelen om zo de lesstof nog eens te oefenen. Om overzicht van al je favoriete websites te houden, is Yurls handig.

Hoe doe je dat? 44

Stap 1 Ga naar www.yurls.nl en maak een account aan. Je kunt een account maken op je eigen naam, maar je kunt ook een account voor je groep maken.

Stap 2 Wanneer je veel websites wilt bewaren kun je deze onderverdelen in pagina’s. Zo houd je goed het overzicht. Voor de naam van de pagina komt een slotje te staan. Door er op te klikken wordt de pagina openbaar gemaakt. Anderen kunnen nu op deze pagina komen. Soms is het handig om een pagina voor jezelf te houden. Hier hoeven de kinderen niet op te komen, dus deze pagina kun je dicht laten.

Stap 3 Nu kun je de pagina vullen met websites. Dit doe je door een nieuwe box aan te maken. Je kunt een rubriek aanmaken met links, met een afbeelding of door een filmpje toe te voegen.

Stap 4 Nadat je Yurls klaar is kun je de kinderen hiermee laten kennismaken. Een groot voordeel is dat de kinderen ook heel goed thuis de spelletjes op jouw Yurls kunnen spelen.

LESIDEE 'YURLS'

Dit lesidee komt uit het boek ’50 lesideeën voor de onderbouw’ (ISBN 9789023250784) Dit lesidee downloaden? www.educatiehelden.nl/magazine


> VAKKEN > Vervolg van pagina 42

zich een kwestie van empathie. Als zij zelf als puber op Facebook zouden worden vastgelegd met lange neuzen, puisten en uitstekende ogen, zouden zij voor eeuwig gegoogeld kunnen worden met gezichten zo lelijk als de profeet Mohamed in Charlie. Pesten is erger dan geslagen worden, zeiden ze dus. Want slaan stopt en pesten blijft. Ze stellen, met de hardvochtige eerlijkheid van de puber, dat de cartoonisten van Charlie Hebdo erom gevraagd hebben. Daar sta je dan, als docent. Wat zou jullie nieuwe boek daarover zeggen? Als docenten weten wij: hier moet het startpunt van mijn les liggen. Beste kids, wat doe je als je beledigd wordt met een lelijke tekening? Je komt met een bétere. Met een beledigende mening? Je komt met een bétere. Met een denigrerend idee? Je komt met een béter idee. Beste kids, wij vechten met een pennetje, niet met een mes. Geweld is zó erg, dat de rechter niet eens meer kijkt naar de belediging. Voor de straf kijkt de rechter uitsluitend naar het geweld. En hoe doe je dat dan, winnen met ideeën? Het idee dat de meeste stemmen krijgt, wint. Dat is democratie. En je krijgt de meeste stemmen als je met jouw woorden en argumenten anderen kunt overtuigen. Dat is een debat. Ideeën bestrijdt je met ideeën, niet met bommen en granaten.”

ZWARTE WIJKEN VERSUS BLANKE DORPEN

“Dat gebeurt je met moslimkinderen in de klas, op de scholen in de zwarte wijken. Maar ik kreeg ook mails van docenten uit blanke dorpen. Daar proberen docenten hun leerlingen uit te leggen dat normale moslims geen jihadstrijders zijn. Docenten schrijven mij, citaat: ‘Net op het moment dat ik het idee krijg dat mijn leerlingen dit inzien, volgt er weer een aanslag of ander

schrikbeeld. Hoe zorg ik ervoor dat mijn leerlingen niet angstig raken of de Islam enkel met geweld associëren?’ Het is belangrijk dat scholieren het verschil leren tussen een geloof en een ideologie. Terwijl gelovigen uitkijken naar een paradijs waar iedereen eerlijk en gelijkwaardig in vrede leven kan, streven ideologen naar macht, vaak met geweld, om een Islamitische staat te realiseren waarin alleen plaats is voor mensen zoals zij. Wij moeten ideologieën bestrijden, geen religies. Na de ouders, zijn docenten de eersten die de kinderen educatie bieden, hen opvoeden tot kritische geesten. Dat kunnen jullie alleen als de kinderen zich innerlijk veilig voelen. De school is de eerste confrontatie met de Westerse samenleving. Als ouders hun kinderen altijd hebben verteld dat ze hier niet horen, hebben jullie heel wat werk te verzetten. Docenten moeten dus oprecht geïnteresseerd zijn in het brein van het kind. Dat kan niet zonder gesprekken met de ouders: wie zijn jullie, hoe denken jullie over opvoeding. De kans is groot dat ouders zich niet volledig uitspreken. Ik ben benieuwd of ik in dit nieuwe boek ook kan lezen hoe de docenten de ouders betrekken bij de lesstof, bij de verwerking van de leerstof en bij de oefeningen in empathie, tolerantie en zelfvertrouwen. De kloof tussen thuis en school is veel te groot. De gemeenschappelijke opdracht om het kind groot te brengen, betekent dat je een relatie aangaat met de ouders. Op vierjarige leeftijd, wanneer de ouders het kind inschrijven, komt de docent er als derde partner bij. Dat moet intiem zijn, want ouders praten anders niet over wat hen bezielt. Je komt er dan bijvoorbeeld ook achter dat de Islam waar de ouders in geloven, niet de islam is die je googelt. Wie googelt of Fa-

“BESTE KIDS, WAT DOE JE ALS JE BELEDIGD WORDT MET EEN LELIJKE TEKENING? JE KOMT MET EEN BÉTERE. MET EEN BELEDIGENDE MENING? JE KOMT MET EEN BÉTERE.” cebookaccounts volgt, komt vrijwel altijd terecht bij het geïmporteerde Salafisme uit het Midden-Oosten. Daar zit het geld om teksten te vertalen, websites te produceren en video’s van predikers te verspreiden. De theologen die de Marokkaanse islam tekst en uitleg geven, zitten in Marokko. De ouders van onze huidige generatie moslims en de grootouders van onze kleintjes op de basisschool, kwamen als arbeidsmigrant naar Nederland, de theologen bleven in Marokko. De ouders hier in Nederland hebben hun kinderen geen vaste religieuze grond onder de voeten gegeven. De imams dan? Ja, daarom vind ik het zo belangrijk dat onze Marokkaanse imams zich bijscholen in de wijze doordachte en verder ontwikkelende theologie aan de grote imamopleidingen in Marokko, een islam die zich veel beter verhoudt tot waarden als ‘heb uw naaste lief als u zelf’ en ‘leer, ontwikkel je zelf’ dan het gepolitiseerde gewelddadige Salafisme uit het Midden-Oosten.

45

Deze toespraak werd gegeven tijdens de boekpresentatie van ‘Geestelijke stromingen geven’ (ISBN 979 90 232 5308 2).

U kunt de hele toespraak lezen op www.educatiehelden.nl/magazine EDUCATIEHELD! 2016


> SOCIALE VAARDIGHEDEN

NON-VERBALE COMMUNICATIE TIJDENS HET OUDERGESPREK

CONTACT IS DE MOTOR VAN ALLE COMMUNICATIE Voor trainer, spreker, auteur, coach en medeoprichter van het Centrum voor Co-actieve Communicatie Marijke van Dijk speelt non-verbaal contact een belangrijke rol in het dagelijks leven. Door dit consequent toe te passen zorgt ze voor een beter welbevinden en grotere prestaties. “Contact is de motor van alle communicatie.” DOOR JORINE DE BRUIN

Jorine de Bruin is tekstschrijver en journalist. www.jorinedebruin.nl

LICHAAMSTAAL

46

M

arijke van Dijk: “In deze tijd waarin er steeds meer tegenstellingen lijken te zijn tussen groepen mensen, lijkt het een grote uitdaging om contact te blijven maken en dit te houden. Contact is de motor van alle communicatie. Communicatie kan alleen maar succesvol zijn als mensen een verbinding aangaan met elkaar. Als leerkracht ben je de hele dag bezig contact te maken. Met een kind op het schoolplein, met de groep tijdens rekenles, met een bezorgde ouder, met een collega tijdens de pauze. Maar ook tijdens een oudergesprek. Het is dan ook erg belangrijk te blijven werken aan je vaardigheden om contact te maken. Ook tijdens zo’n gesprek met ouders. Want het is de sfeer na een gesprek dat de ouders het meeste bij blijft. Niet de inhoud.”

“Wanneer je je als leerkracht tijdens een oudergesprek focust op lichaamstaal, kun je zoveel bereiken. Veel leerkrachten bereiden hun woorden goed voor, maar vergeten daarbij hun lichaamstaal, terwijl dat bij de meeste mensen binnenkomt. Een introvert persoon hoeft zich natuurlijk niet meteen extrovert te gedragen, maar ga stap voor stap oefenen. Oefenen kun je namelijk overal. In de klas, op het schoolplein, met een collega, maar natuurlijk ook gewoon thuis. Je zult zien dat je in het begin bewust over alle situaties aan het nadenken bent, maar al snel ga je het als een automatisme ervaren en als vanzelf toepassen. Daarna kun je dan weer een volgende stap zetten. Het oefenen en toepassen van non-verbale communicatie kan, naast ontspanning, ook nare situaties voorkomen tijdens een oudergesprek. Het gaat dan niet meer alleen over hoe brutaal het kind in de klas is of dat de prestaties achterblijven, maar er wordt samen rustig naar een passende oplossing gezocht.

Co-actief communiceren blijft open, respectvol en veilig, terwijl de leerkrachten daarbij meer zelfverzekerd mogen optreden. En op deze manier voorkom je tevens dat de leerkracht door de ouders als schuldige wordt aangewezen.”

NAAR JEZELF KIJKEN

“Je kunt deze manier van communiceren eigenlijk alleen maar bereiken, wanneer leerkrachten ook bereid zijn naar hun eigen gedrag

Marijke van Dijk heeft, samen met Tom Boves, het boek ‘Contact maken in het primair onderwijs’ geschreven. Een mooie start voor professionals die zich meer willen richten op communicatie in het onderwijs. Het boek helpt je om een geliefde, gezaghebbende en zelfverzekerde leerkracht te worden. Je leert professioneel om te gaan met kinderen en volwassenen. (ISBN 978 90 232 5218 4)


Foto Nationale beeldbank, Stoverfoto

of veronderstellingen te kijken. Welk gedrag is effectief in een professionele schoolcultuur? Goed om daarbij naar de juiste woorden, jouw denkbeelden of ideeën te kijken, maar ook naar de juiste lichaamstaal. Als je als leerkracht tijdens een oudergesprek de spanning in de lucht voelt hangen, gaat dat vaak gepaard met spanning in je eigen lijf, in je spieren en in je gezicht. Deze spanning draagt ongewild bij aan de spanning tijdens het oudergesprek. Door je bewust te ontspannen, zend je ontspanning uit naar de ouders. Dit kan soms goed helpen. En ontspannen kun je leren. Het is belangrijk om je zo te presenteren dat anderen zich veilig bij je voelen, vinden dat je open bent en dat je respect uitstraalt. Ook dat kun je leren door aan je buitenkant, je lichaamstaal, en aan je binnenkant, je mindset, te werken. Let tijdens het gesprek ook op je stem. Je kunt een hoge of een lage stem opzetten. Door met een natuurlijk lage stem te spreken en in een rustig tempo, straal je vertrouwen en tegelijkertijd autoriteit

uit. Probeer dit maar eens uit voor de klas en tijdens een oudergesprek.”

DO’S / DON’TS OUDERGESPREK

“Laten we beginnen met de do’s. Bereid het gesprek met de ouders voor. Wat is belangrijk, oefen alvast met een rustige ademhaling en visualiseer het gesprek. Voor jou is het een van de leerlingen die besproken wordt, voor de ouders gaat het over hun alles. Een kind is immers het dierbaarste bezit van een ouder. Als vader of moeder sta je er anders in. Als je je dit realiseert als leerkracht, begrijp je hun reactie(s) vaak ook beter. En natuurlijk: luister. Luister goed naar de ouders tijdens het gesprek. Veel vaders en moeders voelen zich vaak niet gehoord en door goed te luisteren, kun je al veel moeilijkheden voorkomen. De don’ts spreken eigenlijk voor zich. Vergeet niet het oudergesprek grondig voor te bereiden, want dan begin je verbaal meteen al verkeert. Maar voel je daarnaast als leerkracht ook nooit verheven boven de ander. Natuurlijk ben je

“HET IS BELANGRIJK OM JE ZO TE PRESENTEREN DAT ANDEREN ZICH VEILIG BIJ JE VOELEN, VINDEN DAT JE OPEN BENT EN DAT JE RESPECT UITSTRAALT.”

als leerkracht de professional, maar als mens ben je gelijk. Praat niet tegen de ouders, maar met de ouders. En last but not least, voel je als leerkracht nooit persoonlijk aangevallen. Een oudergesprek gaat over het vlees en bloed van de ouders, maar over een leerling van jou. Lichaam en stem spelen een belangrijke rol bij succesvol contact maken. Het levert je dan ook veel op om daarin verbeteringen aan te brengen.” ● Meer informatie: www.co-actief.nl EDUCATIEHELD! 2016

47


> SOCIALE VAARDIGHEDEN

JE WORDT PAS IK DOOR DE ANDER

Interactiewijzer is een instrument om beter met ‘lastige’ leerlingen om te kunnen gaan én ze te helpen. Toch zien we nog regelmatig leraren voor wie de interactionele benadering moeilijk of zelfs onbekend is. DOOR ROB VERSTEGEN & HENNY LODEWIJKS

Henny Lodewijks (l) en Rob Verstegen (r) zijn klinisch psycholoog en psychotherapeut en hebben ervaring binnen het speciaal onderwijs. Beiden zijn auteurs van het boek ‘Interactiewijzer’

48

V

ooral het basisprincipe dat je eerst naar je eigen rol kijkt in een interactieprobleem, wil nog wel eens lastig zijn. Interactiewijzer is dan ook géén gemakkelijk instrument. Er wordt vooral een beroep gedaan op systematische en professionele zelfreflectie van de leerkracht op zijn pedagogische houding. Ook komt goede samenwerking met collega’s aan bod om een andere houding op te kunnen brengen naar een leerling met specifieke omgangsproblemen. Daarnaast oefent de ‘problematische leerling’ ook zélf sociale vaardigheden. Met behulp van Interactiewijzer worden specifieke vaardigheden zo gekozen dat ze de omgangsproblemen van die leerling met zijn klasgenoten verminderen. Die vaardigheden worden geoefend in de schoolpraktijk van alledag, waarbij ook de klasgenoten worden betrokken.

PROBLEMATISCHE INTERACTIES TUSSEN LERAAR EN LEERLING

‘Waarom heeft deze leerling juist met mij deze omgangsproblemen?’ Die zelfreflectievraag is een belangrijke pijler onder Interactiewijzer.

Systematische reflectie op de eigen pedagogische stijl levert vanuit de interactietheorie vaak verrassende, nieuwe aanknopingspunten op om met gedragsproblemen van leerlingen om te gaan. Interactiewijzer beperkt zich daarbij niet alleen tot gedragsproblemen van oppositionele of opstandige aard, maar bestrijkt het hele gedragsspectrum. Elke leraar heeft in zijn groep leerlingen die min of meer ‘geluk’ hebben met zijn of haar pedagogische stijl, maar er zijn ook kinderen die met diezelfde stijl ‘pech’ hebben. Zo kan een pittige, actieve leerkracht er met Interactiewijzer achter komen dat zijn pedagogische stijl een bepaalde leerling juist afhankelijk maakt of angstig houdt. Terwijl de meeste andere leerlingen met deze leraar goed kunnen opschieten…. Interactiewijzer stelt reflectievragen voor elk uniek problematisch interactieprofiel tussen leraar en leerling. Bijvoorbeeld:

... Is dit gedrag van het kind niet een terechte reactie op een of andere (subtiele) vorm van miskenning door jou? Wanneer dat het geval is, zul je moeten beginnen het kind op die gebieden waar het ook werkelijk jouw erkenning verdient meer aan zijn trekken te laten komen. Zijn terechte trots is door jou gekrenkt. Aansluitend worden voorbeelden gegeven die direct toepasbaar zijn in de praktijk. ... Begin eens met het op-een-rijzetten van alle gedragsaspecten die jij bij dit kind als negatief ervaart, en zet daarnaast liefst evenveel positieve aspecten die je kunt bedenken. Ga na of je deze positieve aspecten voldoende benoemt en waardeert in je contact met het kind. Leg daarvoor een ‘turfkaartje’ op je bureau. Verplicht jezelf, bijvoorbeeld minstens vier keer per dag, de naam van het kind te noemen in neutraal of positief verband. Zoek oogcontact in die situaties.


PROBLEMATISCHE INTERACTIES TUSSEN DE LEERLING EN ANDERE LEERLINGEN

"IS DIT GEDRAG VAN HET KIND NIET EEN TERECHTE REACTIE OP EEN OF ANDERE (SUBTIELE) VORM VAN MISKENNING DOOR JOU?"

Een volgende pijler onder de Interactiewijzer is het systematisch analyseren en aanpakken van een problematische positie van een leerling in de groep. De sociale vaardigheden van het kind en reacties van de andere leerlingen worden in kaart gebracht in een ‘interactiewiel’. Leraar en kind kunnen dat doen middels BOTS-vragenlijsten.

Een te ‘volgzaam’ kind dat voortaan vaker als eerste zijn mening moet geven, kan zich daardoor minder afhankelijk blijven opstellen van de mening van anderen.

BOTS-VRAGENLIJSTEN

Met behulp van de wetenschappelijk onderbouwde BOTS-vragenlijs-

illustratie uit boek Interactiewijzer

In het boek worden zo ruim vierhonderd voorbeelden en tips beschreven waarmee leraren bij leerlingen met soortgelijke problematiek eerder succesvol waren.

49

ten kan elk interactieprofiel van leraar-leerling en leerling-groep fijnmazig in kaart worden gebracht, zowel handmatig als met een computerprogramma. Vanuit de gevonden interactiewielen volgen leraar en leerling een systematisch plan om tot goede concrete vervolgstappen te komen.

Dat interactiewiel levert vanuit de onderliggende interactionele theorie logische aanwijzingen op hoe deze leerling specifieke zwakke sociale vaardigheden -bij voorkeur in de klas- kan oefenen en hoe andere leerlingen daarbij kunnen worden ingeschakeld. Ook daarvan worden veel praktijkvoorbeelden gegeven. ...Kan deze leerlinge wekelijks de muziek top-10 van de groep samenstellen? Zij moet daarbij rekening houden met de voorkeuren van de groepsgenoten. …Kan dit kind nieuwe leerlingen rondleiden, wegwijs maken of opvangen tijdens een pauze?

Systematisch uitbreiden van gewenste sociale vaardigheden zorgt voor vermindering van omgangsproblemen met andere leerlingen. Zo kan een ‘bazige’ leerling die zich beter leert terugtrekken uit escalerende situaties, op dat moment niet tegelijkertijd de baas in de groep blijven spelen.

Met de Interactiewijzer kan een leraar een leerling in al zijn unieke eigenheid beter begrijpen en helpen. Voor zowel leraar als leerling geldt daarbij het interactionele devies: “Je wordt pas ik door de ander!”. Meer informatie: www.interactiewijzer.nl EDUCATIEHELD! 2016


> SOCIALE VAARDIGHEDEN > PRODUCTEN

Meer informatie en een actueel overzicht? webwinkel.vangorcum.nl/basisonderwijs

MEER OVER SOCIALE VAARDIGHEDEN Verschijnt in voorjaar 2016: VOOR DE LEEUWEN! Over leerlingen, hun heftige hersens en trefzeker lesgeven Mark Mieras, Jan Bart Dieperink, Marijke van Dijk voorjaar 2016 | 168 pagina’s | €24,95 9789023254423

CONTACT MAKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS Effectief communiceren met kinderen en hun ouders Tom Boves, Marijke van Dijk

E-COLLEGE CONTACT MAKEN Verbale communicatie Tom Boves 2015 | €9,95

E-COLLEGE CONTACT MAKEN Verbale en non-verbale communicatie Marijke van Dijk 2015 | €9,95

3e herziene druk | 2014 | 192 pagina’s | €29,95 ISBN 978 90 232 5218 4

BESCHERMJASSEN OP SCHOOL Aandacht voor verschil in het onderwijs Kitlyn Tjin A Djie, Irene Zwaan

INTERACTIEWIJZER Analyse en aanpak van interactieproblemen in professionele opvoedingssituaties Rob Verstegen, Henny Lodewijks 9e herziene druk | 2014 | 288 pagina’s | €34,50 ISBN 978 90 232 5156 9

PESTEN AANPAKKEN Lessenserie voor groep 4-8 van het regulier en speciaal onderwijs Kirsten Barkmeijer, Johan Brokken 2013 | 96 pagina’s | €14,95 ISBN 978 90 232 5152 1

PUBERS Ontwikkeling en problemen Willem Heuves 2e druk| 2008 | 124 pagina’s | €14,95 ISBN 978 90 232 4164 5

Foto Shutterstock

50

2015 | 112 pagina’s | €17,95 ISBN 978 90 232 5365 5


Koninklijke Van Gorcum wenst alle EDUCATIEHELDEN voor 2016-2017

veel

inspiratie!


De online editie van dit magazine bekijken? www.educatiehelden.nl/magazine Uitgeverij Koninklijke Van Gorcum BV Postbus 43 9400 AA Assen (0592) 37 95 55 uitgeverij@vangorcum.nl www.vangorcum.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.