F DE EE RS T
VER B IN D I NG
2
Bij het afscheid van Eric van der Bilt Ali Edelenbosch
4
Geschiedenis en toekomst van het Drentse cultuurlandschap Tjalling Waterbolk
8 Als je wilt dat heide heide blijft 10 Met verwondering en een praktische instelling kom je een heel eind 12 Berend Groen, Oude meander Hunzedal 14 Tussen Reest en Hunze, een nieuwe kijk op de Drentse beken Melle Buruma 18 Water dat leven brengt en een toekomst geeft 20 Op ontdekkingstocht door een nieuwe wereld 22 Han van Hagen, Simon en Sonatine 24 De monumenten van het Landschap Bertus Boivin 28 De eerste natuurorganisatie met een eigen boerderij 30 Beeldenpark De Havixhorst 32 Koploper in erfgoedzorg, een pleidooi voor een integrale historisch-ecologische aanpak Theo Spek 36 De natuur krijgt de tijd in het bos 38 Siemen Dijkstra, Bongeveen 40 Het Land en onland in het politieke krachtenveld Marga Kool 44 Meer steun, meer draagvlak, meer resultaat 46 Rutger Kopland, Beek
Dit speciale nummer van het Kwartaalblad van Het Drentse Landschap verschijnt bij het afscheid van Eric van der Bilt op 26 mei 2016. Eric gaat met pensioen. Hij is dan 37 jaar in dienst van de stichting, de afgelopen twintig jaar als directeur. Zijn afscheid is het Feest der verbinding, ook dit blad hebben we zo genoemd. Het Drentse Landschap is geworden tot wat ze nu is door anderen op te zoeken en van elkaars kracht gebruik te maken. Door steeds de verbinding te zoeken met mensen en organisaties waar je verder mee kunt. Dit Feest der verbinding geeft een impressie van belangrijke ontwikkelingen in ruim 35 jaar Het Drentse Landschap. Ontwikkelingen waaraan de naam Eric van der Bilt onlosmakelijk verbonden blijft.
Bij het afscheid van Eric van der Bilt
2
Twintig jaar geleden liepen Eric van der Bilt en ik samen over het Scharreveld bij Westerbork. Het regende en waaide en die middag hield het niet op met regenen en waaien. De paden waren nauwelijks begaanbaar, ze liepen als slootjes door de heide. In de natte verlatenheid van het Scharreveld zei Eric iets wat ik nooit vergeten zal: ‘Hoe slechter het weer, hoe intenser de beleving van de natuur’. Liefde voor de natuur en betrokkenheid bij het landschap zijn steeds zijn drijfveren geweest. Vanuit die instelling heeft Eric van der Bilt 37 jaar zijn beste krachten aan Stichting Het Drentse Landschap gegeven. Sinds 1995 gaf hij als directeur richting aan de organisatie. Eric wist precies waar hij naartoe wilde. De organisatie ging mee. De buitenwereld ging mee. Niet zelden waren er in het begin reserves bij de anderen. Achteraf had hij altijd gelijk, moet je nu bij zijn afscheid constateren. Wat op het eerste gezicht een wild plan leek, was binnen de kortste keren een serieuze aangelegenheid. Het Hunzeproject is er een mooi voorbeeld van. Eric lanceerde zijn Hunzevisie: geef de Hunze weer de ruimte en kijk wat er gebeurt. Hij wist iedereen van zijn plannen te overtuigen. Nu kun je je er alleen maar over verbazen hoeveel er in twintig jaar tijd in het Hunzedal bereikt werd. In Drenthe hebben we een lange traditie om samen met elkaar zaken aan te pakken. Ook in het Hunzeproject pakten we het op zijn Drents aan. Via bijvoorbeeld de gebiedscommissies zijn alle partijen zoveel mogelijk bij het project betrokken. Samen hebben we ervoor gezorgd dat niet iedereen op jacht ging om voor de volle honderd procent zijn of haar zin te krijgen. Het zou onvermijdelijk leiden tot starre posities en patstellingen. Hier een beetje geven, daar wat nemen en in Drenthe weten we dan dat op het eind iedereen gelukkig is. Brabander Eric van der Bilt heeft zich deze Drentse traditie in korte tijd eigen gemaakt en ook in het Hunzedal vriend en vijand voor zijn plannen weten te winnen. Wel was hij zich er altijd van bewust waar de grenzen lagen. Tot zover gaan we, want als Het Drentse Landschap zullen we onze doelstelling nooit verloochenen. In veertig jaar tijd is Het Drentse Landschap veranderd van ‘strenge’ natuurorganisatie in een club die open staat voor de buitenwereld en volop meedoet. De verandering heeft zijn vorm gevonden in Het Drentse Landschap als trustorganisatie. Ik beschouw dit als de belangrijkste verdienste van Eric van der Bilt. Hij liet ons zien dat je betrokkenheid bij natuur en landschap het beste bevordert door het zelf te beleven. Zelfs op een regenachtige middag op het Scharreveld.
Ali Edelenbosch Voorzitter Stichting Het Drentse Landschap
3
Tjalling Waterbolk pleit er al vele jaren voor dat natuurontwikkeling niet ten koste mag gaan van de structuur van het historische cultuur landschap. Aanvankelijk zorgde dit nogal eens voor discussie tussen archeoloog Waterbolk en bioloog Van der Bilt. Tot ze zagen dat ze vanuit hun verschillende uitgangspunten steeds op dezelfde plek uitkwamen.
Geschiedenis en toekomst van het Drentse cultuurlandschap Met de inzet van Schotse hooglanders bij het beheer van
natuurlijke grenzen. Huizen, erven en akkerland zijn meestal
natuurterreinen in 1987 was Eric van der Bilt één van de
in particulier bezit, de overige delen van het dorpsgebied
pioniers in ons land. In het begin had ik mijn twijfels. Het
worden dan collectief beheerd. De historische markeorganisa-
was de tijd dat de ‘Oostvaardersplassen-bioloog’ Frans Vera
tie in Drenthe is er een goed voorbeeld van.
verkondigde dat hier vóór de komst van boeren veel grote grazers hadden geleefd die de bossen open hielden. Dat was
Van dorpen als Peelo, Hijken, Wijster en Pesse kennen we
echter onzin. Verder werd ons in 1989 in een regeringsnota
door opgravingen en vondsten reeksen voorgangers die
een ‘ecologische hoofdstructuur’ opgedrongen. Maar die was
rechtstreeks teruggaan tot in de bronstijd rond 1000 v.Chr.
zwak gefundeerd en hield geen rekening met cultuurhisto-
Als nederzettingen zich verplaatsten, was dat altijd over korte
rische waarden. Daarom eerst iets over wat ik eerder wel de
afstanden in vergelijking met de afstand tot de buurdorpen.
‘cultuurhistorische hoofdstructuur’ heb genoemd.
De archeologie heeft ons ook geleerd dat er binnen de kerngewesten een grote mate van homogeniteit bestond in huizen-
Cultuurhistorische hoofdstructuur
bouw, aardewerk, werktuigen, verbouwde gewassen, grafvor-
Alle oude agrarische streken op de zandgronden van Noord-
men enzovoort. Er waren natuurlijk ook wel verschillen, zowel
west-Europa bestaan uit groepen dorpsgebieden, zogeheten
binnen de dorpen wat betreft rijkdom en aanzien, als tussen
‘kerngewesten’. In elk dorpsgebied vinden we een nederzet-
de nederzettingen wat betreft grootte en functie.
ting, een grafveld, akkers, groenlanden, wegen, bossen en
Naast deze dorpsgebieden kende men ‘centrale plaatsen’ met
woeste gronden. De gebieden worden van elkaar gescheiden
een bijzondere functie op politiek of religieus gebied. Denk
door beekdalen of hoogvenen, maar ook wel door niet-
aan het Grollerholt, de Ballerkuil en de middeleeuwse kerken.
4
5
In oudere perioden kunnen bijzondere vondsten daarop wijzen, zoals de grote gebouwen van Angelslo uit de bronstijd en de goudschat van Beilen uit 400 na Chr. Groei van het aantal bewoners kon leiden tot de aanleg van dochternederzettingen of zelfs tot splitsing van dorpsgebieden. Door de groei van het hoogveen gingen er echter ook nederzettingen verloren. De hoofdstructuur zoals die ontstaan moet zijn bij het begin van de permanente agrarische bewoning, bleef echter intact. Dat zal wel de tijd van de hunebedden zijn geweest, zo’n 6000 jaar geleden. Die eerste boeren kwamen van de door de zeespiegelstijging overstromende oevers van Vecht, IJssel en Eems. Daar had men geleefd van jacht en visserij, met een groeiend aandeel van akkerbouw en veeteelt, zoals onder andere de opgravingen in de Flevopolders ons hebben geleerd. In de prehistorische tijd veranderden het klimaat en dus ook de planten- en dierenwereld. Stuifmeelonderzoek van venen of meerafzettingen en het determineren van dierlijke resten en plantenzaden bij opgravingen geven ons daarvan een beeld. Zo weten we dat de hoge gronden vóór de komst van de hunebedbouwers bedekt waren met een gemengd loofbos van eiken, iepen, linden, essen en hazelaars. Beuken en haagbeuken verschenen pas in de ijzertijd. Runderen, schapen en geiten waren met de eerste boeren meegekomen, evenals tarwe en gerst. Rogge en haver kwamen hier pas veel later. In de door veeteelt en akkerbouw ontstane open ruimten in
lijk in de hakhoutbosjes in de buurt, die er nu niet meer zijn.
het bos vestigden zich planten en dieren uit gebieden die
We vonden grutto-eieren in de hooilanden van het Meeuwen-
van nature open waren, zoals veenmoerassen, kustduinen,
veen, achter de boerderij van een buurman. In de heide bij
steppen en hooggebergten. Bij veranderingen in de exploi-
de hunebedden groeiden welriekende nachtorchis, wolverlei,
tatie kwamen er nieuwe soorten. Waar het bos helemaal was
cypreswolfsklauw en knollathyrus. De dennenorchis was toen
verdwenen, ontstonden al in de ijzertijd zandverstuivingen.
nog algemeen in de dennenbossen. Ik werd enthousiast lid van de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie en in mijn
Achteruitgang natuur
studententijd trokken we in NJN-verband vanuit Groningen
Als ik terugdenk aan mijn jeugd in Havelte in de jaren dertig,
naar het Eexterveld. Daar lagen in de heide smalle banen
dan hoor ik vanuit ons erf de korhoenders bolderen op de
blauwgrasland, met onder meer parnassia, klein glidkruid,
heideontginningen. Soms zongen wel vier nachtegalen tege-
Spaanse ruiter en allerlei zeldzame zeggen.
6
dat men door allerlei vormen van beheer probeert om in de natuurgebieden zoveel mogelijk van de oude rijkdom te handhaven of terug te krijgen, en dat men ook ‘nieuwe natuur’ ontwikkelt op terreinen die beschikbaar komen. Begrazing kan daarbij noodzakelijk zijn als men het gebied open wil houden. Landschap van de toekomst Dat brengt ons weer bij het cultuurlandschap dat net als de natuur zijn eigen geschiedenis kent van oude en nieuwe elementen, elk met een eigen karakteristieke verkaveling en bebouwing. Naast de esdorpen hebben we esgehuchten, onder andere in het dal van de Reest, streekdorpen langs de lage randen van het plateau, zoals Wapserveen en Gieterveen, heideontginningsdorpen als Veenhuizen en Frederiksoord, veenkolonies als Smilde en Hollandscheveld en landgoederen als Mensinge bij Roden. Het zijn vooral dit soort structuren waarop we moeten letten bij het landschap van de toekomst. Daarbij is de studie van de verkaveling onmisbaar. Alleen zo kunnen nieuwe landschappen op harmonische wijze met het bestaande worden verbonden en kan de ‘cultuurhistorische hoofdstructuur’ van Drenthe en daarmee haar identiteit intact blijven. In de afgelopen decennia is Het Drentse Landschap uitgegroeid tot een organisatie die met veel succes zorgt voor Nu zijn korhoen, parnassia en dennenorchis verdwenen uit
zowel het natuurhistorische als het cultuurhistorische erfgoed
Drenthe en zijn wolverlei, grutto en nachtegaal er zeldzaam
in onze provincie. Eric van der Bilt heeft in die ontwikkeling
geworden. Die vroegere rijkdom kan mede het gevolg zijn van
een doorslaggevende rol gespeeld!
het feit dat de heide sinds het begin van de vorige eeuw niet meer intensief geëxploiteerd werd. Verder betekenden de eerste ontginningen en bosplantages ook een verrijking van het milieu. Het korhoen profiteerde er bijvoorbeeld van en de dennenorchis kon zich in de nieuwe naaldbossen vestigen. Ondanks planologische maatregelen en alle aankopen door
Prof. dr. H.Tj. Waterbolk is archeoloog, hij was vele jaren directeur van het Biologisch-Archaeologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen en is ere-lid van Stichting Het Drentse Landschap.
natuurorganisaties zijn de flora en fauna in Drenthe in de vorige eeuw enorm achteruitgegaan. Het is te begrijpen
7
Als je wilt dat heide heide blijft
8
In de jaren zestig en zeventig werden de heidevelden die aan de ontginning ontsnapt waren, vaak nog traditioneel beheerd door ze regelmatig in de brand te steken. Op die manier kon je het dichtgroeien van de heide voorkomen. Vroeger pasten de schaapherders deze methode ook regelmatig toe om ervoor te zorgen dat de heide heide bleef. Vooral de luchtvervuiling, die steeds sterker werd, zorgde ervoor dat deze oude remedie niet meer werkte. Vaak was het resultaat het tegenovergestelde: de vergrassing werd eerder meer dan minder. Teddy Bezuijen over heidebeheer, begrazing, Begin jaren tachtig was Het Drentse Landschap één van de eerste
schapen en Schotse hooglanders
natuurorganisaties die met schapenbegrazing begon om het dichtgroeien van de heide een halt toe te roepen. Het Drouwenerzand en het Uffelter Binnenveld waren de eerste terreinen die schapen kregen. Eigenlijk waren het twee vliegen in één klap, want het was goed voor de heide én het was goed voor de schapen zelf. Door hen in te schakelen bij het heidebeheer kon Het Drentse Landschap bijdragen aan de instandhouding van het Drentse heideschaap en het Schoonebeker heideschaap, de twee oude Drentse schapenrassen. Al snel werd duidelijk dat het schapen alleen niet lukte om de vergrassing van de heidevelden te stoppen. Daarom werden naast de schapen ook runderen ingezet. Als eerste gebeurde het op het Doldersummerveld dat na een grote brand in één grote grassteppe was veranderd. Nederlands vee was niet geschikt om het hele jaar buten te leven. Eric van der Bilt bedacht dat Schotse hooglanders veel beter waren toegerust om de winter op het veld door te brengen. Met hulp van het Schotse Stamboek kocht hij op veilingen en bij boeren een twintigtal dieren en liet ze naar Drenthe komen. Inmiddels zijn de hooglanders niet meer weg te denken uit ons heidebeheer. Het aantal dieren is gegroeid tot 250 stuks die er op verschillende terreinen voor zorgen dat het beheer op orde blijft.
9
Met verwondering en een praktische instelling kom je een heel eind
10
Zo’n 35 jaar begon Eric van der Bilt de manier vorm te geven waarop Het Drentse Landschap haar terreinen wil beheren. Hoe ga je om met bossen op landgoederen? Welke uitgangspunten hanteren we voor heidebeheer? Op welke manier kun je schraallanden het beste beheren? Welke rol kan begrazing spelen in het terreinbeheer? Dit beleid werd per terrein vastgelegd in beheerplannen. De bibliotheek van Het Drentse Landschap heeft er tientallen op de plank staan. Alle exemplaren dragen de sporen van intensief gebruik. Uko Vegter over de ontwikkeling van de visie van
Op grond van terreinonderzoek en een diepgaande analyse van
Het Drentse Landschap op natuurbeheer
de gebieden legden de plannen het beheer voor de korte en de lange termijn vast. In de langetermijnvisies werd niet zelden een ruime blik gehanteerd waar het ging om toekomstige omvang van terreinen en de gedroomde inrichting. Op deze manier kwamen er beheerplannen voor vrijwel alle terreinen, waarin Hester Heinemeijer ook een fors aandeel had. In notities op hoofdlijnen ging Eric van der Bilt in op het gewenste bos-, heide- en graslandbeheer. In deze notities vertaalde hij de stand van het wetenschappelijk onderzoek in concrete algemene lijnen voor beheer van de terreinen van Het Drentse Landschap. Soms werden in de plannen afwijkende, maar altijd goed beargumenteerde keuzen gemaakt. Een mooi voorbeeld zijn de kersenbomen op het Hijkerveld langs het fietspad van de Leemdijk naar het Oranjekanaal. De opdracht was hier geen productiebos, maar een duurzaam te beheren bos in te planten waarin niet hoeft te worden gekapt. Er werd gekozen voor een zo gevarieerd mogelijke bossamenstelling. Waarom dan geen kersenbomen die elk voorjaar zo prachtig bloeien‌ Met de verwondering over de natuur als basis en met een heldere visie op inrichting en beheer hebben de terreinen van Het Drentse Landschap zich in de afgelopen decennia ontwikkeld tot Drentse parels van een grote schoonheid.
11
Als een boer leeft Berend Groen van het land. Hij schildert het. Hij leeft van zijn talent dat hij met noeste arbeid op het doek uitdraagt. Zijn landschap is leeg, wijds en zweeft tussen licht en mist. Vaak zijn de vormen gereduceerd tot een soort glaciale soberheid. Door het te schilderen leidt Berend ons binnen in de essentie van het landschap. Voor Het Drentse Landschap heeft Berend Groen een oude meander van de Hunze bij Spijkerboor vereeuwigd. Een ode aan de oude Hunze en onze inspanningen om van het Hunzedal weer het natuurlijke landschap te maken dat het ooit is geweest. Met zijn schilderij heeft Berend de kleur van ons kantoor aan de Kloosterstraat veranderd. Een hart verschaft. Eric van der Bilt (in een bijdrage aan Berend Groen – In de ruimte is te wezen, Zwolle/Assen, 2002)
Berend Groen Oude meander Hunzedal 2001 – olieverf 90 x 90 cm
12
Melle Buruma en Eric van der Bilt werken meer dan 35 jaar samen bij Het Drentse Landschap. Aan de hand van de plannen en ontwikkelingen in het Reestdal en het Hunzedal tot nu toe laat Melle Buruma zien dat je voor natuurontwikkeling méér nodig hebt dan inzet alleen. Goede ideeën om mee te beginnen.
Tussen Reest en Hunze, een nieuwe kijk op Drentse beken Begin vorige eeuw brachten de grootschalige heideontgin-
overheid meer aandacht voor de bijzondere waarden van dit
ningen de Drentse natuurbeschermers tot het inzicht dat de
deel van het Drentse cultuurlandschap.
aankoop van terreinen de enige manier was om waardevolle gebieden te behouden. De volgende stap in de metamorfose
Onvermijdelijke keuze
van het Drentse cultuurlandschap speelde zich vooral in de
De strijd die rond de Reest vanaf het midden van de jaren
beekdalen af. Hier had de natuur eeuwenlang haar beperkin-
zeventig ontbrandde, is medebepalend geweest voor de iden-
gen aan de agrarische ontwikkelingen opgelegd, want het
titeit van Het Drentse Landschap: het Reestdal moest geen
land bleef nat en schraal. Nieuwe technische mogelijkheden
landbouwgebied blijven, maar moest natuurgebied worden.
en subsidiestromen zorgden er echter na de oorlog voor dat
Dit was de wereld waarin Eric van der Bilt en ik vanaf 1981
ook in de beekdalen economische vooruitgang kon komen.
werden losgelaten, een periode die ook ons gevormd heeft.
De kanalisatie, ontwatering en egalisatie die daarvoor nodig
Maar het geldt ook andersom: Eric van der Bilt heeft ook zijn
waren, eisten echter hun tol. Voor de Drentse landbouw was
stempel gedrukt op de discussie rond de Drentse beekdalen.
dit de toekomst, voor de natuurwaarden betekende het een
Eén van de meest ingrijpende gebeurtenissen was het afstem-
ongekende nivellering.
men van de Ruilverkaveling Zuidwolde in 1983. De overheid
Voor natuurbescherming op het boerenland leek geen ruimte
stond voor een belangrijke keuze: welk deel van het Reestdal
meer. Pas rond de laatste twee overgebleven Drentse beken,
bleef landbouw en welk deel werd natuur. De keuze leek
de Drentsche Aa en de Reest, ontstond een strijd tussen land-
onvermijdelijk: de lage delen natuur en de hoge delen land-
bouw en natuurbescherming. Op dat moment kreeg ook de
bouw. Feitelijk bleven landbouw en natuur de jaren daarop tot
14
15
elkaar veroordeeld. Rond het plan van het waterschap voor
in Noorderbreedte vast. Op dat moment werden de hoge
het verbeteren van de waterhuishouding van de Reest liepen
gronden door de landbouw fors bemest en deze voedingsstof-
de emoties kort daarna opnieuw hoog op. Zowel de landbouw-
fen stroomden via het grondwater naar de hooilanden met
organisaties als de natuurorganisaties gingen door tot de
een natuurfunctie.
Raad van State om dit plan te voorkomen. Het was een bijzondere ervaring om mee te maken dat de Raad van State in 1989
Traditioneel beheer
het plan, dat het eindresultaat was van jarenlang overheids-
De opgave voor de natuurbescherming in het Reestdal was
beleid en vergaderen, in één zitting onderuit haalde…
feitelijk niet meer en minder dan het behoud van een oud cultuurlandschap met alle bijbehorende waarden. Hoe zou
Brede blik
dat anders kunnen dan door het voortzetten van een vorm
Op instigatie van Eric van der Bilt verscheen in 1983 een
van agrarisch gebruik? In het Noorderbreedte-artikel stelden
artikel over het Reestdal in Noorderbreedte. Na 35 jaar blijkt
we vast dat landbouw en natuurbeheer vooral verschillen in
de boodschap nog verrassend actueel. Het behoud van de
productie per hectare. De landbouw streeft om economische
rijkdom van de hooilanden zou alleen mogelijk zijn wanneer
redenen naar een zo hoog mogelijke productie met als gevolg
we voldoende inzicht hadden in het waterhuishoudkundige
dat er uiteindelijk geen ruimte voor andere planten- en dier-
systeem van het beekdal. Natuurbeschermers moesten letter-
soorten overblijft. Voor een natuurorganisatie is landbouw
lijk veel breder kijken, niet alleen naar de lage landen langs
geen doel, maar een middel om een oud cultuurlandschap
de beek, maar ook naar de hogere gronden op de flanken. We
met zijn soortenrijkdom te behouden.
zouden niet alleen moeten kijken naar het peil en de stroming
Deze redenering heeft uiteindelijk geleid tot de eerste
van de beek, maar juist ook naar het vanaf de hogere gronden
beheerboerderij van Het Drentse Landschap in Rabbinge: we
toestromende grondwater dat in de lage delen weer omhoog
maaien het hooiland, we beweiden de hogere gronden en we
kwelde. Deze beweging was juist de essentie voor de bijzon-
verbouwen graan op de oude essen. In dit oude extensieve
dere plantengroei in de Reestlanden, stelden de auteurs
landbouwsysteem is het vee de verbindende schakel. Door
16
de productie over een groter oppervlakte te spreiden kan de
ervaringen van het Reestdal hier andersom toegepast. Op dat
productie per hectare worden verlaagd. Op deze manier kun
moment stroomde het schone kwelwater van de Hondsrug
je natuurwaarden behouden en verder ontwikkelen.
ondergronds naar het Hunzedal om daar een landbouwkundig
Een eigen beheerboerderij was in die tijd een ongebruikelijke
probleem te veroorzaken. Alleen door een stelsel van drai-
stap voor een natuurbeschermingsorganisatie. In essentie
nage, sloten en diepe waterschapsleidingen was er moderne
ging het om de ontdekking hoe je een beekdal als een oud
landbouw mogelijk. De Hunzevisie constateerde in 1995
Drents cultuurlandschap een toekomst als natuurgebied
dat er nog steeds grondwater van goede kwaliteit vanaf de
kunt geven. Denken in systemen, hydrologische analyse,
Hondsrug richting de Hunze stroomde en dat dit een kansrijk
ecologische afwegingen en praktijkoplossingen op basis van
uitgangspunt was voor natuurontwikkeling. Pogingen om de
boerenverstand. Verrassende gedachten voor een natuur
overheden voor deze visie te winnen leken in eerste instantie
beschermer…
moeizaam te verlopen, maar uiteindelijk werd het Hunzedal één van de belangrijkste nieuwe gebieden in het natuurbeleid
Hunzevisie
van de provincie Drenthe.
Zo’n twee decennia later greep Het Drentse Landschap
Twee decennia later liggen er grote natuurgebieden langs de
de kans om de natuur in een ander Drents beekdal aan te
Hunze en kan een groot deel van de beek weer vrij meande-
pakken. Het Hunzedal was een door natuurbeschermers
ren. De nieuwe gebieden maken nu naast de landbouw deel
vergeten beekdal. Aan de voet van de Hondsrug was alleen
uit van de plattelandseconomie met hun rol voor waterber-
nog maar ruimte voor grootschalige veenkoloniale landbouw.
ging en recreatie en ze worden omarmd door de plaatselijke
De natuur was hier lang geleden uit beeld verdwenen.
bevolking. De natuur herneemt haar plek in het Hunzedal op
Het denken over natuurontwikkeling kreeg in 1990 een impuls
een wijze en een schaal die we bij de start van het project niet
door het Natuurbeleidsplan van de rijksoverheid. Niet lang
voor mogelijk hadden gehouden.
daarna verraste Eric van der Bilt vriend en vijand met zijn ideeën over de kansen van het Hunzedal. Feitelijk werden de
Visionair Twee uitersten onder de Drentse beekdalen. Natuurontwikkeling in het beekdal van de Hunze waar geen natuurwaarden meer leken te zijn en het behoud van een waardevol beekdal van de Reest waar gevochten moest worden voor de natuur. Zeker, het resultaat van de inzet van velen, maar eerst is er wel iemand nodig met een visioen en een voortrekker. Iemand als Eric van der Bilt. De natuur getuigt ervan.
M. Buruma is rentmeester van Stichting Het Drentse Landschap.
Water dat leven brengt en een toekomst geeft
18
Systematisch onderzoek in het Drentsche Aa-gebied maakte in de jaren tachtig duidelijk dat niet alleen het fysieke beheer van natuurterreinen bepalend was voor de natuurwaarden. Ook de waterhuishouding en de bodemopbouw bleken van grote invloed op het voorkomen van bepaalde planten en dieren. Het Drentse Landschap pikte de boodschap snel op. Mede op aandringen van Eric van der Bilt kwam in het Reestdal een hydrologisch en landschaps-ecologisch onderzoek dat in 1991 verscheen onder de titel Hydro-ecologie van het Reestdal. Niet lang daarna werden dergelijke onderzoeken ook uitgevoerd in het Uko Vegter over water als sturende factor bij
Hunzedal en het beekdalletje Hondstong en op de landgoederen
natuurbeheer en natuurontwikkeling
Vossenberg en Rheebruggen. Steeds konden duidelijke relaties tussen waterhuishouding en natuurbeheer, maar ook kansen voor natuurontwikkeling in beeld worden gebracht. De onderzoeken gaven Het Drentse Landschap gerichte aanbevelingen voor het water- en natuurbeheer in en rond de terreinen en het duurde niet lang of de eerste resultaten werden zichtbaar. Zo heeft de nieuwe aanpak in het Reestdal de afgelopen twee decennia tot een wezenlijke verbetering van moeras- en hooilandvegetaties geleid. Uit inventarisaties bleek bijvoorbeeld dat draadzegge en moerasviooltje er steeds vaker voorkwamen. Een opvallend resultaat daarvan was dat een zeldzame vlinder als de zilveren maan duidelijk van de toename van het moerasviooltje profiteerde‌ In het Hunzedal wierp hydro-ecologisch onderzoek nieuw licht op het watersysteem en daarmee op de potenties voor natuurontwikkeling die vervolgens de basis vormden van de Hunzevisie. Vandaag de dag zien we in het Hunzegebied wat inrichting en beheer in korte tijd al aan een enorme natuurrijkdom heeft opgeleverd met water als onmiskenbare sturende factor.
19
Op ontdekkingstocht door een nieuwe wereld
20
De natuurontwikkelingsprojecten langs de Hunze hebben geleid tot vestiging van allerlei diersoorten die het gebied herontdekten. Zo hebben kwartelkoning, kluut, waterspitsmuis, zwarte stern en witwangstern zich de afgelopen jaren spontaan gevestigd in het Hunzedal of ze zijn flink in aantallen uitgebreid. Ook de otter rammelt ondertussen al aan de deur. Verse territoriummarkeringen in de vorm van zogeheten spraints, zeg maar otter-uitwerpselen worden nu al vrij regelmatig bij de Hunze aangetroffen. Opvallende nieuwkomers in het Hunzedal zijn de bevers. Bij hun Bertil Zoer over terugkeer en herintroductie
herintroductie hebben we ze een handje geholpen. Vanaf 2008
van nieuwe diersoorten in het Hunzedal
zijn op initiatief van Het Drentse Landschap en Het Groninger Landschap enkele beverfamilies langs de Hunze en het Zuidlaardermeer uitgezet. In totaal ging het om zo’n 25 dieren. Op dit moment zwemmen er naar schatting al honderd bevers in het stroomgebied van de Hunze. Verreweg het grootste deel is dus al een geboren Drent of Groninger. De meeste jonge dieren kunnen nog steeds een plekje ergens langs de Hunze vinden als ze na twee jaar op zichzelf gaan wonen. De dichtheid aan beverburchten langs de beek neemt echter gestaag toe en heel af en toe beproeft een jonge bever zijn geluk al buiten het Hunzedal. De verwachting is dat dit de komende jaren steeds vaker zal gebeuren, omdat het meest geschikte leefgebied langs de Hunze zo langzamerhand gekoloniseerd raakt. Elders langs de Groninger en Drentse beken is voor de bevers echter nog volop geschikt leefgebied beschikbaar.
21
Mag ik ze even aan u voorstellen? Simon XII en Sonatine van de Zwarte Kaat. EĂŠn van de horens stond scheef op de kop van Simon. Dat was geen gezicht. Ik heb hem in de juiste stand getekend. Samen vormen ze een echt paar. Sonatine heeft de wereld vele kalfjes geschonken dankzij de input van Simon. Ze leidden hun leventje in de Zwarte Kaat, een dwaalgebiedje in het Reestdal. Niet alleen voor wandelaars, maar zeker ook voor een schare vierpotige landlopers en voor al die vogels die er huizen. Stichting Het Drentse Landschap maakt het allemaal mogelijk. Hulde! Han van Hagen
Han van Hagen Simon en Sonatine 2005 - lijnets 153 x 243 mm
22
23
Bertus Boivin laat zien hoe het erfgoed vanaf de jaren zeventig een steeds belangrijker plek ging innemen in het beleid en de organisatie van Het Drentse Landschap. Eric van der Bilt veranderde een ouderwetse natuurbeschermingsorganisatie in een moderne erfgoedorganisatie.
De monumenten van het Landschap Destijds ging het om de zorg voor de natuur, of beter gezegd:
Bijvangst
bezorgdheid over het verdwijnen van de natuur. In het
Tientallen jaren waren er niet aflatende pogingen om te
Drenthe van vóór en vlak na de oorlog was het aan de orde
redden wat er te redden viel en de Drentse natuurmonumen-
van de dag. Ontginningen, ruilverkavelingen en beeknorma-
ten van een wisse ondergang te redden. Pas in de jaren zestig
lisaties dreigden het Drentse natuurschoon in snel tempo
kwamen de aankopen van terreinen goed op gang.
letterlijk onder te spitten.
Dat er bij de aankoop van deze bedreigde plekken af en toe een boerderij of een ander gebouw verworven moest worden,
Sinds de oprichting van Het Drentse Landschap in 1934
werd als een soort ‘bijvangst’ beschouwd. Doorgaans was
bepaalde de zorg voor de natuur meer dan een halve eeuw
de eerste gedachte bij het nieuw verworven onroerend goed
lang het blikveld van de stichting. Aanvankelijk zag het eruit
dat zo’n smet op de kostbare Drentse natuur zo snel mogelijk
als onbegonnen werk. Illustratief voor dat beeld van natuur
verwijderd zou moeten worden.
in nood was de actie van de Hoogeveense biologieleraar
De eerste keer dat Het Drentse Landschap serieus met monu-
Brandsma toen het Kremboongbos in 1936 gekapt werd om
menten van steen en hout te maken kreeg, was in 1972 toen
het gebied voor de tweede keer te kunnen ontginnen. Protes-
ze Landgoed Rheebruggen bij Ansen met vier monumentale
ten van Het Drentse Landschap haalden niets uit. Met fiets-
boerderijen wist te verwerven. Het bestuur haastte zich
tassen vol verliet Brandsma de kale vlakte om het zeldzame
dr. Heringa te vragen een verhaal in het jaarverslag te schrij-
Linnaeusklokje te redden door het naar elders te verhuizen.
ven om deze op het eerste gezicht onbezonnen actie van een degelijk inhoudelijk fundament te voorzien.
24
25
Mensenwerk
en Staatsbosbeheer door zich nadrukkelijk als Drentse organi-
In de jaren tachtig veranderde het denken over de Drentse
satie te profileren. Het verschafte de organisatie het recht, nee
natuur en landschap. Er werden steeds meer en steeds andere
het verplichtte haar zich met het erfgoed in de meest brede zin
vragen gesteld. Bijvoorbeeld hoeveel invloed de mens in het
bezig te houden. De betrokkenheid van Het Drentse Landschap
verleden op zijn omgeving heeft uitgeoefend. Het standaard-
bij het behoud van het Schepershuisje in Westerbork, het
werk Geschiedenis van Drenthe verscheen in 1985 met een
Kleinste Huisje in Stuifzand en het keuterijtje van Berend Spie-
uitgebreid hoofdstuk van prof. Bouwer over de ontwikkeling
gelaar bij de hunebedden van Midlaren vormde de opmaat voor
van het cultuurlandschap. Twee jaar later liet Jan Bieleman
een rijke oogst aan verwervingen en overdrachten.
in zijn dissertatie met een ongelooflijke precisie zien hoe de
De nieuweling in monumentenland bleek er onorthodoxe
Drentse boeren eeuwenlang de natuur naar hun hand hadden
opvattingen op na te houden. Van der Bilt huldigde steeds
weten te zetten om zich op het Drentse zand van een redelijk
de opvatting dat monumenten niet alleen een kostbaar verle-
bestaan verzekerd te weten.
den hadden, maar ook een toekomst dienden te hebben. Het
Als landschap grotendeels mensenwerk blijkt, kun je onmo-
Kleinste Huisje van ‘Olde Grietie’ Linde van de ondergang
gelijk vasthouden aan de stelling dat de invloed van de mens
redden was één ding, het inrichten als een comfortabele
bij voorkeur onzichtbaar moet blijven. Dat het Het Drentse
vakantiewoning maakte dat het voortaan in zijn eigen levens-
Landschap in dit opzicht ernst werd, bewijst haar verwerving
onderhoud kon voorzien.
in 1981 van landgoed De Havixhorst: een indrukwekkende achttiende-eeuwse havezate met bijgebouwen, drie boerde-
Met de groei van het aantal monumentale gebouwen steeg
rijen plus bossen, akkers, weiland en schraallanden. Er zijn
de waardering van de buitenwereld voor haar succesvolle
bescheidener manieren denkbaar om een nieuwe weg in te
aanpak. Toen Stichting Orvelte in 1997 in ernstige financiële
slaan...
problemen kwam, polsten provincie en gemeente Het Drentse Landschap of ze iets voor Orvelte zouden kunnen betekenen.
De Havixhorst maakte binnen de organisatie van Het Drentse
Eric van der Bilt zei er achteraf over: ‘We waren er echt best
Landschap duidelijk dat het beheer van monumentaal onroe-
trots op dat ze bij ons kwamen. Bovendien paste zo’n mooi
rend goed heel andere inspanningen vroeg dan natuurbeheer.
oud dorp prachtig in ons nieuwe beleid om van een pure
Bij het laatste ging het er doorgaans vooral om de natuur haar
natuurorganisatie ook een erfgoedorganisatie te worden.’ In
werk te kunnen laten doen, een aanpak die bij oude gebou-
1999 nam Het Drentse Landschap 64 panden in het dorp over.
wen veel minder vruchten afwerpt. Bovendien: hoe kom je aan
Het jaar daarop kwamen de 21 hunebedden van de provincie
huurders die brood zien in zo’n oud gebouw...
onder de hoede van Het Drentse Landschap. De komst van Orvelte en de hunebedden maakten Het Drentse
Succesvolle aanpak
Landschap tot erfgoedorganisatie. De gebouwen en monu-
Rond 1990 had Het Drentse Landschap al negentig gebou-
menten hadden directe gevolgen voor de eigen organisatie,
wen in eigendom en zette ze de volgende stappen richting
maar er gebeurde meer, vertelde Eric van der Bilt in 2009 bij
erfgoedorganisatie. De benoeming van Eric van der Bilt in 1995
het 75-jarig jubileum van de stichting: ‘Het Drentse Landschap
tot directeur van de stichting versnelde die ontwikkeling in
kwam na 1999 in een stroomversnelling terecht. We waren
verschillende opzichten. Het Drentse Landschap koos ervoor
niet langer die sombere club die de wereld van de ondergang
zich te onderscheiden van de collega’s van Natuurmonumenten
redde door overal hekken omheen zetten. We gingen leuke
26
dingen doen... We maakten bijvoorbeeld van oude huisjes vakantieappartementen en gingen die verhuren. We kwamen een stuk dichter bij de mensen te staan. Een gevoel dat duidelijk wederzijds was, sinds 1999 ging het aantal begunstigers omhoog van zesduizend naar zestienduizend.’ Het is met name aan de ideeÍn van Eric van der Bilt te danken dat Het Drentse Landschap de afgelopen twintig jaar niet alleen meer voor de belangen van natuur en landschap staat, maar dat ze opkomt voor het cultureel erfgoed en de Drentse plattelandseconomie. De notitie Toevertrouwd aan Het Drentse Landschap stelde in 2013 voor de organisatie om te vormen tot een provinciale trust die naast zijn rol als natuurorganisatie en erfgoedorganisatie ook moest optreden als belangenbehartiger om de samenleving te laten zien hoe belangrijk regionale identiteit is. Er wacht een mooie taak voor iedereen die op het erfgoed van Van der Bilt gaat passen.
Drs. L. Boivin is historicus. Hij werkt als zelfstandig tekstschrijver en publiceert met name over landschap en erfgoed.
De eerste natuurorganisatie met een eigen boerderij
28
Ruim 35 jaar werkt Gerrit Schuurhuis voor Het Drentse Landschap en woont hij op de Uilenburcht bij Rabbinge. Hij werd aangenomen omdat hij ervaring had met vee, Het Drentse Landschap ging boeren… Eric van der Bilt had bedacht dat je om het oude cultuurlandschap van het Reestdal in stand te houden het beste hetzelfde kon doen als de boeren daar al eeuwen gedaan hadden. Hij maakte een plan voor een beheerboerderij met graan op de akkers en hooi van de Reestlanden. Je zet vee in de wei en op de potstal, je hebt mest voor de akkers en vlees voor de slager en de natuur doet de rest. Gerrit Schuurhuis kijkt terug naar de beginjaren: ‘We hebben alles moeten leren, de theorie was een stuk simpeler dan de praktijk. Hoeveel vee hou je per hectare, hoe rijk bemest je de akkers, hoeveel voer je de dieren ’s winters en wat, enzovoort. We leerden het met vallen en opstaan.’ In 1984 kwamen de eerste Limousins op de Uilenburcht. Tegenwoordig heeft Schuurhuis een kudde van 40 volwassen koeien onder zijn hoede en 28 hectare graanakker. Behalve deze beheerboerderij in het Reestdal heeft Het Drentse Landschap de Sophiahoeve op het Doldersummerveld en Veldzicht op Rheebruggen. De laatste boerderij heeft sinds kort een nieuwe stal waar 150 dieren kunnen staan. Gerrit Schuurhuis: ‘Ik ben blij dat we als club zo hebben kunnen werken, hebben mógen werken. Niemand had de wijsheid in
Gerrit Schuurhuis over de beheerboerderijen van
pacht, we hebben het samen een beetje in de vingers gekregen.
Het Drentse Landschap
Nu runnen we een boerenbedrijf dat voor ons als natuurorganisatie prima presteert en door steeds goed alert te blijven op de kosten is het een manier van boeren die acceptabel is voor ons als natuurbeschermingsorganisatie.’ Om er niet zonder trots aan toe te voegen: ‘We waren de eerste natuurorganisatie met een eigen boerderij. Daarna heeft bijna iedereen het geprobeerd, maar we zijn als Het Drentse Landschap de enigen die het nog steeds doen.’
29
Eddy Roos
Willem Lenssinck
Liesbeth Taurus Magnus
30
Vanaf 2005 zijn we in de weer om Beeldenpark De Havixhorst te verwezenlijken. Dankzij een ingeving van Eric van der Bilt om in de gerestaureerde tuinen van De Havixhorst beelden neer te zetten. Het beeld Liesbeth van Eddy Roos was destijds één van de eerste beelden. Museum Beelden aan Zee in Scheveningen en het Drents Museum in Assen participeren in het bestuur van Beeldenpark De Havixhorst. Na meer dan tien jaar tentoonstellingen kijken we vooral vooruit. Het beeldenpark staat op poten, dankzij de inzet van vele vrijwilligers. ‘Op poten’ heet ook de tentoonstelling van 2016. Taurus Magnus van Willem Lenssinck is een ‘kanjer’ van een icoon voor deze expositie. Zijn machtige gestalte imponeert een ieder op het voorplein van De Havixhorst. Het beeldenpark is een parel aan de kroon van Stichting Het Drentse Landschap. Han van Hagen
Theo Spek schrijft over de voortrekkersrol van Het Drentse Landschap van Eric van der Bilt door een verbinding aan te brengen tussen natuurbeheer en erfgoedzorg. Weinig natuurorganisaties hebben de afgelopen decennia zo’n doordachte en consequent uitgevoerde vorm van integraal landschapsbeheer toegepast, aldus Spek.
Koploper in erfgoedzorg een pleidooi voor een integrale historisch-ecologische aanpak
Het was in het najaar van 2004. Na een hectische periode
boerderijen, eenmans-esjes op biologische wijze beheerd,
waarin ik aan de Wageningse universiteit promoveerde op
hooilandvegetaties van topkwaliteit en als klap op de vuur-
mijn veel te dikke proefschrift over het Drentse esdorpenland-
pijl het verbluffend goed gelukte heideherstelproject bij
schap, reed ik op een vrijdagmorgen met mijn uitgever naar
Takkenhoogte waar tal van zeldzame soorten binnen tien
het stille Reestdal. We zouden er gaan wandelen met Eric
jaar terugkeerden. Hier gingen erfgoedzorg en natuurbeheer
van der Bilt en Sonja van der Meer omdat we iets te vieren
overtuigend hand in hand. In de woorden van Eric van der Bilt:
hadden.
‘Kies een helder referentiebeeld, ontwikkel een visie en voer
Tien maanden eerder waren we ook al naar Drenthe gereden
deze consequent uit. Zo is in het oude Reestdal het esgehuch-
voor een ontmoeting met Eric van der Bilt. Zou Het Drentse
tenlandschap van de negentiende eeuw bepalend, terwijl het
Landschap misschien geïnteresseerd om dit onmogelijk uit
in het vernieuwde Hunzedal gaat om de natuurlijke processen
te geven boek toch te laten verschijnen? Na mijn uitgebreide
die spontaan ontstaan.’ Het resultaat was meer dan overtui-
pleidooi keek Eric mij kort aan. Zonder een spoor van twijfel
gend.
zegde hij het bedrag toe dat we nodig hadden. Hij geloofde in ons project.
De afgelopen twintig jaar heeft Het Drentse Landschap zich onder de bezielende leiding van Eric van der Bilt ontwik-
Landschapsherstel
keld tot de provinciale trustorganisatie zoals die drie jaar
Op die herfstige dag in 2004 liet Eric ons zíjn project zien: het
geleden is geschetst in de nota Toevertrouwd aan Het Drentse
indrukwekkende landschapsherstel dat Het Drentse Land-
Landschap. Naast meer dan 8000 hectare natuurgebied en
schap in het Reestdal had uitgevoerd: fraai gerestaureerde
oud cultuurlandschap beheert de stichting onder andere
32
33
270 gebouwen, 22 hunebedden, 18 grafheuvels en 3 historische schansen. Sinds 2013 is havezate Oldengaerde bij Dwingeloo een nieuwe parel aan deze kroon. Zoals bij veel bezittingen gaan ook hier rood en groen hand in hand: cultuurhistorie en natuur horen bij elkaar, juist ook in Drenthe. Het Drentse Landschap voelt dit uitstekend aan. Nieuwe uitdagingen De komende decennia is er nog veel te doen. Alleen al het kostendekkend exploiteren van de monumenten die in de afgelopen twintig jaar zijn verkregen, vormt een uitdaging op zich. Niet voor niets hebben eigenaren hun monumenten afgestaan. Vaak zijn ze voor particulieren niet te bekostigen. Verkrijgen is één ding, langjarig duurzaam beheer de volgende uitdaging. Zullen de huidige verdienmodellen ook in de toekomst blijven werken? Met de creativiteit die Het Drentse Landschap in de afgelopen decennia heeft laten zien, moet dit wel goed komen, maar voortgaande innovatie blijft ook op dit punt noodzakelijk. Een tweede uitdaging is het gericht uitbouwen van het bezit aan historische cultuurlandschappen, archeologische objecten en gebouwde monumenten tot een nog representatiever Drents erfgoedbestand. Hoewel spontaan opdoemende kansen en praktische argumenten bij de verwerving van nieuw erfgoed de boventoon zullen blijven voeren, kan het zeker geen kwaad om de lacunes in de eigen voorraad in het achterhoofd te houden. Zo kan worden verder gebouwd aan een uniek ensemble van Drents erfgoed. De voortgaande integratie van wetenschappelijke kennis en praktische ervaringskennis in beleid, beheer en educatie levert een derde uitdaging op. Toen Het Drentse Landschap enige jaren geleden het beroemde middeleeuwse steenhuis Ter Hansouwe bij Peize aankocht, liet men vóór de restauratie uitgebreid onderzoek verrichten naar de geschiedenis en de landschappelijke waarden van dit unieke pand. Met de
resultaten kon de verbouwing goed ‘gefundeerd’ ter hand worden genomen en kon ook een mooi publieksboek worden gemaakt voor alle liefhebbers van dit erfgoed. Maar ook in andere projecten heeft Het Drentse Landschap haar werk altijd uitstekend onderbouwd met kennis, een traditie die het waard is om voort te zetten. Behoud van erfgoed vraagt om vernieuwing en daarvoor is kennis één van de pijlers. Historisch-ecologische aanpak Natuurbeheer en erfgoedzorg kun je nooit als twee afzonderlijke activiteiten zien, waarbij de ene activiteit op de ene plek wordt ingezet en de andere op de andere plek. Elk terrein en elk monument dienen steeds vanuit beide perspectieven bekeken en behandeld te worden. Een integrale historisch-ecologische aanpak vormt daarbij de grote uitdaging. Het is een terrein waarop nog veel vorderingen gemaakt kunnen worden. Natuurontwikkelingsprojecten zoals in het Hunzedal vragen om een nog grotere aandacht voor de aanwezige cultuurhistorische waarden. En ook voor de reguliere natuurterreinen is het belangrijk om de historische ecosystemen en gebiedsspecifieke processen beter in beeld te krijgen. Dat maakt het mogelijk om tot een werkelijk integrale aanpak te komen en de potenties van elk terrein optimaal tot hun recht te doen komen. Een directeur gaat. Ik neem mijn hoed af voor zijn inzet, wijsheid, collegialiteit en consequent beleid. Een nieuwe directeur komt. Ik wens hem en zijn organisatie een historisch gefundeerd en toekomstbestendig beleid toe dat ervoor zorgt dat Het Drentse Landschap koploper blijft in de verbinding van natuurbeheer en erfgoedzorg.
Prof. Dr. Ir. M. Spek is hoogleraar Landschapsgeschiedenis en hoofd van het Kenniscentrum Landschap van de Rijksuniversiteit Groningen.
*
De natuur krijgt de tijd in het bos
36
Hoewel er nog hele oude bossen zijn zoals het Norgerholt en het Gastersche Holt, zijn de meeste Drentse bossen begin twintigste eeuw aangeplant. Veelal werden ze aangelegd om op de schrale zandgronden zandverstuivingen tegen te gaan of als ‘bomenakker’ voor de houtproductie. Ook de meeste bossen van Het Drentse Landschap hebben een dergelijke cultuurhistorische achtergrond. Indertijd werden ze beheerd op basis van productienormen. Alles draaide immers om de houtopbrengst. Halverwege de jaren tachtig werden alle Nederlandse bossen Teddy Bezuijen over bosbeheer
geïnventariseerd voor de zogeheten Model-86 regeling. Iedere
en natuurlijke processen
eigenaar moest aangeven hoe hij het beheer wilde aanpakken zodat de beheerbijdrage van de overheid hierop afgestemd kon worden. De inventarisatie was voor Eric van der Bilt aanleiding om in 1987 de Bosnotitie te schrijven voor de bossen van Het Drentse Landschap. Bijna dertig jaar na dato wordt de notitie nog steeds gehanteerd bij het maken van keuzes voor het bosbeheer en het opstellen van de beheerplannen. Essentie van de Bosnotitie is dat de bosbouwkundige benadering losgelaten is en dat er meer gestuurd wordt op natuurlijke processen. De omvorming van de vrij monotone naaldhoutbossen naar meer natuurlijke loofhoutbossen is daarmee destijds op een heel geleidelijke manier in gang gezet. Kaalkap en herplant vinden in de bossen van Het Drentse Landschap niet meer plaats. Wel biedt het beleid de mogelijkheid om (zeer extensief) hout te blijven oogsten. De natuur krijgt alle tijd in de bossen van Het Drentse Landschap. Bosverjonging gebeurt er gefaseerd in tijd en qua soortensamenstelling. In vrijwel alle bossen van Het Drentse Landschap zijn de resultaten van dit beleid zichtbaar. Eric van der Bilt kan vergenoegd in zo’n stuk bos staan en zeggen: ‘Hier hoop ik niets meer aan te hoeven doen’.
37
Siemen Dijkstra Bongeveen 2009 - kleurenhoutsnede 24 x 83 cm
38
Plekken in het landschap vastleggen waar ik me mee verbonden voel, daar draait het in mijn werk om. Op het eerste gezicht lijken het verloren hoekjes, vergeten door de mens. Dat klopt natuurlijk niet, want alle Nederlandse landschappen zijn uitgebreid in kaart gebracht en overal hebben we plannen mee. Natuurontwikkeling zou altijd als doel moeten hebben om de diversiteit van flora en fauna te herstellen. Het Bongeveen is daar een mooi voorbeeld van. Er waren ingrepen nodig om de landbouwgronden eromheen te verschralen. Het veentje moest uitgediept worden om de dophei een kans te geven. Bij het Bongeveen ligt een prachtig gagelbosje waar je moeilijk bij kunt komen. Gelukkig maar! Siemen Dijkstra
Marga Kool schetst de positie van Het Drentse Landschap in het politieke en maatschappelijke krachtenveld. De stichting wist een alom gewaardeerde plek in te nemen in de Drentse samenleving. Volgens Marga Kool heeft Het Drentse Landschap dat voor een groot deel aan de persoon van Eric van der Bilt te danken.
Land en onland in het politieke krachtenveld Land en Onland. Zo leek Drenthe ooit geschapen. Weliswaar
In navolging van Jac. P. Thijsse, die met zijn Natuurmonumen-
beide met schoonheid, al kun je van smaak verschillen. Maar
ten het Naardermeer redde, wordt in 1934 ook in Drenthe een
ontegenzeggelijk kon je met land de kost verdienen, hoe karig
particuliere natuurbeschermingsorganisatie opgericht: Stich-
soms ook. En onland was waardeloos. Daar legt een mens,
ting Het Drentse Landschap.
laat staan een politicus, zich natuurlijk niet bij neer. Er is dan ook eeuwenlang weinig maatschappelijke en politieke
Onder de vleugels van de provincie
weerstand tegen het ontginnen van het onland. Integendeel!
Ik ben nog een kind als rond vaders boerderij de modernise-
Drooglegging, turfwinning, omzetting in bruikbare landbouw-
ring, rationalisering en mechanisering van de landbouw hun
grond worden lange tijd door particulier en politiek bevorderd
tol eisen. Schaalvergroting vraagt ruimte. Ruilverkavelingen,
en toegejuicht. Ontwikkeling! Welvaart!
rechttrekken van beken, ontwatering van drassig gebied en ontginning van laatste resten onland. Intensivering van land-
Toch merk je begin 1900 al de kiem van spijt. Dichters zijn
bouwproductie. Verlies van natuur- en landschapswaarden.
vaak de eerste vertolkers van een nieuw maatschappelijk
Maatschappelijke en dus ook politieke reacties kunnen niet
gevoel. De Drentse dichter Roessingh dicht in die dagen:
uitblijven. Ik weet het uit verhalen. Hoe voormalig ambtenaar
‘Ja, krek alles weur hier offerd;
Hoogervorst van de Drentse Provinciale Planologische Dienst
Brede wegen, heid’en heerd,
in 1959 een nota voor Gedeputeerde Staten schrijft die de
Strubben, wal en zaandverstoeving,
feitelijke doorstart van Het Drentse Landschap bewerkstelligt.
Ales weur verliekedeerd.’
De op dat moment bijna slapende natuurorganisatie wordt het vehikel waarmee de politiek de waarden van het onland veilig-
40
41
stelt. Drijvende kracht is gedeputeerde Londo. Hij en de voorzitter van Het Drentse Landschap, oud-gedeputeerde Homan, kennen elkaar goed en kennen bovendien het klappen van de politieke zweep. De stichting heeft geen personeel, provinciale ambtenaren doen het feitelijke werk: grondaankopen, beheeradviezen, secretariaatswerk en het voorbereiden van de bestuursvergaderingen. In die jaren gaat de begroting van Het Drentse Landschap enkele keren over de kop. Er wordt aangekocht en nog eens aangekocht. De stichting wordt verzelfstandigd, maar er blijven personele unies. Het Drentse Landschap blijft het meest geliefde kind in het gezin van de provincie. Eigen weg Het politieke krachtenspel is een hachelijk gebeuren met zijn wisselende coalities en de wisselende lobbykracht. Als raadslid in Zuidwolde maak ik mee hoe Het Drentse Landschap in 1983 door de provincie de schuld in de schoenen geschoven krijgt van het afstemmen van de plaatselijke ruilverkaveling. Volstrekt onterecht, naar later blijkt. In een schimmig spel hebben Gedeputeerde Staten gekozen voor een stemgedrag, afwijkend van eerdere ruilverkavelingen. Drenthe is in alle staten over Het Drentse Landschap, het provinciebestuur voorop. Het lievelingskind blijkt volwassen geworden en het gaat zijn eigen weg. Voegde Het Drentse Landschap zich eerder vooral naar het provinciale beleid, in de jaren tachtig toont de stichting eigen strategische visievorming. En inspiratiekracht! Het rapport Nieuwe Kijk op het Oude Diep blijkt uiteindelijk de drager voor gebiedsgericht beekherstel. Juist de wisselwerking tussen mensen van het Landschap, de provincie en het waterschap levert mooie projecten op, leert de praktijk. Maatschappelijk draagvlak Waar door schaalvergroting het gemengde bedrijf met zijn kenmerkende landschapsstructuur verdwijnt en de biodiversiteit door monocultuur navenant afneemt, richt Het Drentse
Landschap zich met haar beheerboerderijen in het Reestdal,
Gerespecteerd en vertrouwd
op Rheebruggen en op het Doldersummerveld op het traditi-
Rond 2010 komen er donkere wolken: economische crisis,
onele boerenbedrijf dat hier een symbiose van landbouw en
minder belastinggeld, een sterke landbouwlobby en staats-
natuur heeft bewerkstelligd. De keuze voor deze eigen weg
secretaris Bleker… Natuurbeleid wordt gedecentraliseerd
levert weliswaar een dure vorm van beheer op, maar het blijkt
naar de provincies, maar met minder geld. Reeds verworven
wél een aanpak die naast natuurbelang ook het belang van
gronden moeten weer op de markt gebracht worden om de
cultuurhistorie en landschap dient. En niet te vergeten van de
nieuwe Ecologische Hoofdstructuur te financieren.
recreatiesector, Deze wint in de loop der tijd steeds meer aan
In Drenthe overheersen vooral schrik, ongeloof en boosheid.
economische betekenis. De stichting verovert zich ook met
Natuurlijk, natuurontwikkeling en Natura 2000 hebben ook
andere recreatieve activiteiten voor inwoners én toeristen een
hier bij veel landbouwers afgunst gewekt en kwaad bloed
groot maatschappelijk en daarmee ook politiek draagvlak.
gezet, maar het is in Drenthe minder heftig dan elders. Waar overal in Nederland landbouw en natuurorganisaties al jaren
Als bestuurder ben ik getuige van gouden jaren voor Het
over elkaar heen buitelen, ondertekenen ze hier samen met
Drentse Landschap. De politiek heeft Haags en Europees
de provincie in de persoon van gedeputeerde Rein Munniksma
geld beschikbaar en veel ambities op het terrein van natuur-
een gezamenlijk Groenmanifest. Het is kenmerkend voor de
beheer, recreatie en plattelandsontwikkeling. Dat geeft de
constructieve onderlinge relaties in Drenthe!
natuurorganisaties enorme kansen om hun doelstellingen van
Ongetwijfeld is dat voor een groot deel te danken aan de
ontsnippering en aaneensluiten van gebieden te realiseren.
persoon van directeur Eric van der Bilt! Betrouwbaar, recht
Landinrichtingen, kavelruilen en integratie in gebiedsgerichte
door zee en principieel, maar in redelijkheid. Gepassioneerd,
projecten van waterschappen op het gebied van beekherstel,
maar bereid tot geven en nemen. Behendig manoeuvrerend,
anti-verdroging en het realiseren van waterberging geven
maar met open vizier. De houding kenmerkt decennialang de
Het Drentse Landschap vleugels. Hectare na hectare wordt
directie van Het Drentse Landschap. Hoe je in Drenthe ook
verworven.
denkt over land en onland, Eric wordt alom gewaardeerd,
En waar veel cultuur- en welzijnsorganisaties zuchten onder
gerespecteerd en vertrouwd.
periodiek aan- en afrollende golven van provinciale bezuini-
Het Drentse Landschap zou Het Drentse Landschap niet zijn
gingen, blijken die voor Het Drentse Landschap uiteindelijk
als men zich na de periode Bleker niet zou herpakken: ‘Als het
altijd te overzien.
niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan.’ Denk bijvoorbeeld aan de Natura 2000-beheerplannen en het
Zelf mag ik in 1999 als gedeputeerde de basis leggen voor onder-
meeliften met nog niet afgeronde gebiedsontwikkeling door
brenging van de Stichting Orvelte bij Het Drentse Landschap.
waterschappen in beekdalen. Voor een creatieve organisatie
Ook dit wordt door de politiek gedragen. Het wordt de stichting
zijn er kansen genoeg! Voortbouwend op het werk van Eric van
niet alleen toevertrouwd, maar ook politiek gegund. Door over-
der Bilt zal Het Drentse Landschap in het politieke krachtenveld
name van de provinciale hunebedden positioneert Het Drentse
ongetwijfeld de balans blijven bewaken tussen land en onland,
Landschap zich op het terrein van archeologie. Door verwerving
binnen dat Drentse landschap waarvan zij vaandeldrager is.
en restauratie van landgoederen en landhuizen, grote boerderijen en keuterijen, kerken, molens en ander erfgoed ontwikkelt
Mevr. M. Kool was gedeputeerde van Drenthe en dijkgraaf van Waterschap Reest en Wieden. Daarnaast is ze dichter en schrijver.
de stichting zich tot de Drentse ‘National Trust’.
43
Meer steun, meer draagvlak, meer resultaat
44
In de jaren negentig begon Het Drentse Landschap zich steeds meer te profileren als organisatie die opkomt voor de natuur, het landschap en het erfgoed in Drenthe. Tot dan toe was het een sterk intern gerichte organisatie geweest, voortaan zochten we steeds vaker het publieke domein op om het draagvlak voor ons werk te vergroten. De komst in 1995 van Eric van der Bilt als directeur van Het Drentse Landschap markeert deze omslag in denken en doen. Om haar gezicht beter aan de buitenwereld te kunnen laten zien kwamen er excursies, lezingen en andere activiteiten. In 1993 kwam het Kwartaalblad om de begunstigers te informeren en hen zo meer aan de organisatie te binden. Er volgde een bonte reeks communicatiemiddelen: boeken, educatieve programma’s, festivals, folders, informatiecentra, informatiepanelen, sociale media, terreinborden, wandel- en fietsroutes, website, webwinkel enzovoort. Dagelijks communiceert Het Drentse Landschap met heel veel mensen over heel veel uiteenlopende onderwerpen. Net als aankoop en onderhoud van natuurterreinen en gebouwen is communicatie tegenwoordig een taak die een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het werk van de stichting. Hoeveel moet of mag je uitgeven om voldoende draagvlak te krijgen? Het Drentse Landschap vindt het belangrijk om daar voor haar werk in te investeren, maar tegelijkertijd zijn we altijd kritisch over de uitgaven voor communicatie. ‘Wat wordt de natuur er uiteindelijk beter van’, is een gevleugelde uitdrukking van Eric van der Bilt die we in de toekomst nog vaak zullen citeren. Het Drentse Landschap heeft op dit moment in Drenthe een naamsbekendheid van ruim 80 procent. Maar liefst 13 procent van de Drentse bevolking steunt ons werk. Onze achterban waardeert ons met een dikke 8. Cijfers als deze liegen er niet om. Je haalt ze natuurlijk niet zo maar. Daar is heel veel communicatiewerk aan vooraf gegaan, maar het was vooral de visie van halverwege de jaren negentig dat we een verbinding moesten leggen met de samenleving. Het Drentse Land-
Sonja van der Meer over de rol van communicatie in het
schap wilde de buitenwereld laten zien dat haar werk bijdraagt aan
werk van Het Drentse Landschap
een mooiere omgeving en dat het dus de moeite waard is om onze stichting daarin te steunen. De komende jaren zetten we in op nóg meer steun vanuit de samenleving. Draagvlak en betrokkenheid dragen bij aan de waardering voor de Drentse natuur, haar landschap en erfgoed. De afgelopen twintig jaar hebben laten zien dat zo’n investering loont...
45
Beek Je staat ergens, aan de oever van een beek, om je heen een paradijselijk dal, wallen met kleine eiken, uitbundig bloeiend gras, en aan je voeten gaat het water, oud, heel stil water – zo langzaam, het is alsof het aarzelt, niet wil dat het voorbij gaat. Rutger Kopland
Uit de bundel Over het verlangen naar een sigaret (Amsterdam, 2001)
47
48
Dit speciale nummer bij het afscheid van Eric van der Bilt is een uitgave van Stichting Het Drentse Landschap.
Idee Bertus Boivin, Sake Elzinga, Sonja van der Meer en Albert Rademaker Bijdragen Teddy Bezuijen, Bertus Boivin, Melle Buruma, Siemen Dijkstra, Han van Hagen, Marga Kool, Sonja van der Meer, Gerrit Schuurhuis, Theo Spek, Uko Vegter, Tjalling Waterbolk en Bertil Zoer Beeldverantwoording Harry Cock (pag. 41), Sake Elzinga (pag. 5, 15, 16, 25, 27, 28, 33, 34, 42), Joop van de Merbel (pag. 2, 36, 48), Albert Rademaker (cover), Karin Schouwenburg (pag. 46), Edwin Smit (pag. 44), Geert de Vries (pag. 8, 1o, 18, 20), Eric Wanders (pag. 6). Organisatie Sonja van der Meer Eindredactie Bertus Boivin Tekstcorrectie Joan D.D. Hofman Vormgeving Albert Rademaker Grafische productie Van Gorcum BV, Assen
F