1 minute read
VERHALEN OVER DE SCHEPPING
from In de gloria (3621)
by Kwintessens
De verhalen uit het boek Genesis hebben oude wortels. Steeds opnieuw zijn ze doorverteld, opgeschreven, aangepast en opnieuw doorverteld.
De verhalen over de schepping kregen mogelijk hun huidige vorm in de tijd van de Babylonische ballingschap, zo’n zes eeuwen voor Christus. Het land Israël was toen veroverd door de Babyloniërs en veel Israëlieten waren weggevoerd als ballingen. In het verre Babel vertelden ze elkaar over het begin, en terwijl ze dat deden vertelden ze tegelijkertijd over het heden en de toekomst. Want, zo geloofde Israël: de God die alles gemaakt heeft, kan opnieuw licht brengen in een donkere wereld.
Genesis betekent ‘wording’: het gaat over het ontstaan van de wereld en de mensen. Opvallend in het scheppingsverhaal is dat spreken er een belangrijke rol in speelt. Steeds als God spreekt, ontstaat er iets. Het verhaal van de schepping speelt zich af op zeven dagen. In zes dagen maakte God alles, en op de zevende dag rustte Hij uit. Dat ritme van zes dagen werken en een dag rusten, is een vast patroon in het jodendom en het christendom.
Toen God alles gemaakt had, zag Hij dat het goed was. Héél goed zelfs. Maar daar bleef het niet bij. De Bijbel vertelt niet alleen over een sprookjesachtige wereld waarin alles goed en mooi is. Al in Genesis 2 wordt verteld wat er mis kan gaan, als mensen net iets meer willen dan wat ze al hebben. Adam en Eva eten van de ‘weetboom’, de boom van de kennis van goed en kwaad. Vanaf dat moment kunnen ze niet langer in de paradijselijke tuin wonen die God voor hen heeft aangelegd. Maar God gaat wel met hen mee – Hij blijft trouw aan de mensen die Hij gemaakt heeft. Gods blijdschap over de wereld wordt niet alleen door Adam en Eva op de proef gesteld. In het verhaal over Noach horen we dat God verdriet heeft, omdat mensen verkeerde dingen doen. Hij moet de aarde schoonspoelen en geeft Noach de opdracht om een grote boot te maken. In die boot zullen mensen en dieren gered worden. Het regent zo hard en zo lang, dat de hele aarde onder water komt te staan. Het lijkt op de aarde van voor de schepping – overal water en chaos. Maar op de golven vaart de ark, met de dieren en mensen waarmee God een nieuw begin maakt.