MELKVEEHOUDER IN DE SPAGAAT
Ook voorop lopen? Veel van jouw collega’s gingen je voor!
Benieuwd wat Denkamilk voor jouw kalveren kan betekenen? Onze specialisten lichten het graag toe!
Ook voorop lopen? Veel van jouw collega’s gingen je voor!
Benieuwd wat Denkamilk voor jouw kalveren kan betekenen? Onze specialisten lichten het graag toe!
6-7-9 10-11 12-13 16-17 19 20-21 22-23-24-25 26-27 28-29 34-35-37 38-39 42-43-45 46-47 48-49 50-51 52-53 56-57 58-59 62-63 64-65 68-69 70-71-73 74
Deze uitgave van Melk van het Noorden is gemaakt in samenwerking met een aantal bedrijven. Te weten: Agriland Assurantieadvies, Agri Vastgoed, Broekens Mechanisatie, Denkavit, GGI Holland, Hoogland BV, Landbouwstart.nl, Lely Centers Heerenveen; Zuidwolde; Bunschoten & Maassluis, Luimstra LoonGrondverzet- en Transportbedrijf, Melkcontrole Nijland, Middendorp Montage, Niscoo, Nutrilab Agro, PAS Mestopslagsystemen, Silobags, Speerstra Feed Ingredients, Accountantskantoor Van der Veen & Kromhout, W.H. van der Heide Voedertransport en Opslagsystemen en Ynsigt.
‘MINDEREN’ KAN BESTE STRATEGIE ZIJN BIJ AFBOUW DEROGATIE ‘TIJD IS RIJP OM LUZERNETEELT SERIEUS TE PROBEREN’
‘WEET JE HOE VERTERING WERKT, DAN WEET JE HOE TE VOEREN’ ‘ONVOORSTELBAAR DAT JE JE KOEIEN NIET VERZEKERT’
BOEREN ZIJN INWISSELBAAR GEWORDEN BROERS SWART SPREIDEN HUN KANSEN TERUG NAAR ALLEEN GRAS WORDT STEEDS LUCRATIEVER MELK VAN HET NOORDEN ON TOUR: STUDIEREIS NAAR ZUID-ZWEDEN ROERIGE BEDRIJFSVERPLAATSING OP EIGEN GROND ‘WACHT NOG EVEN MET RENTE VASTZETTEN’ KOM NAAR HET MELK VAN HET NOORDEN-PLEIN IN LEEUWARDEN EXTENSIEVE RFC-LEDEN HEKELEN NIEUWE CO ₂ -PREMIESTELSEL FAMILIE NOORDMAN ZET ROEMEENS AVONTUUR VOORT ‘LELY SPHERE GESCHIKT VOOR HEEL VERSCHILLENDE BEDRIJVEN’
‘BIJZONDER OM ZO LAAT IN HET JAAR IN TE KUILEN’ ‘TERUG NAAR 155 GRAM RUW EIWIT MOET HAALBAAR ZIJN’ KOERSEN OP 6 MILJOEN KILO MELK ‘KANS OP TEKORT AAN KALI IN GRAS STEEDS GROTER’ SCHERPER OP DIERGEZONDHEID MET VETZUURMETING
RENZE BROEKENS: ‘JE ONTKOMT NIET AAN PRECISIELANDBOUW’ ‘WE WILLEN LANGE TERMIJN REGELGEVING’ ‘BANKEN BEOORDELEN ANDERS, LEER DAAROP TE ANTICIPEREN’ STRIJD TUSSEN IDEALEN EN GELD VERDIENEN
• Uitgever: Persbureau Langs de Melkweg
• Adres uitgever: Persbureau Langs de Melkweg, Lorentzstraat 21-A, 8606 JP Sneek Telefoon: 0515-429876
E-mail: redactie@langsdemelkweg.nl
• Redactie: Sjoerd Hofstee en Jelle Feenstra
• Verder werkten mee: Sanne Postma, Bouke Poelsma, Peter van Houweling, Berrie Klein Swormink, Jorg Tönjes, Niels van der Boom, Landpixel, Niels de Vries, en Rens Hooyenga
• Vormgeving: Houssam Diab
• Druk: Senefelder Misset Doetinchem
• ISSN-Nummer: 2667-2642
• Verspreiding: Dit magazine wordt door PostNL verspreid onder melkveehouders en agribusiness in Drenthe, Groningen, Friesland, Flevoland, het overgrote deel van Noord-Holland en de bovenste helft van Overijssel.
Wilt u dit magazine bij een volgende uitgave niet meer ontvangen dan kunt u dat aangeven bij de uitgever via redactie@langsdemelkweg.nl
Overname van artikelen is alleen toegestaan na toestemming van de redactie. Hoewel aan de samenstelling van de inhoud de meeste zorg is besteed, kan de redactie geen aansprakelijkheid aanvaarden voor mogelijke onjuistheden of onvolledigheden. Alle auteursrechten en overige intellectuele eigendomsrechten ten aanzien van (de inhoud van) deze uitgave worden nadrukkelijk voorbehouden. Deze rechten behoren bij Persbureau Langs de Melkweg c.q de betreffende fotograaf. Artikelen uit deze uitgave mogen uitsluitend verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt na schriftelijke toestemming van Persbureau Langs de Melkweg.
Vind alle artikelen én meer nieuws op www.melkvanhetnoorden.nl
Wie niet al te lenig is, wil het wel laten om in een spagaat te gaan zitten. Figuurlijk gezien moeten veel melkveehouders er toch aan geloven. Want welke kant moet je nu met je benen op, links of rechts?
Een voorbeeld. FrieslandCampina en Arla introduceren vanaf komend jaar een premiestelsel waarin sturen op CO₂-armere melk flink wordt beloond. Of de melk inderdaad CO₂-armer is, wordt berekend per kilo melk. Daarmee wordt een intensieve bedrijfsvoering duidelijk bevoordeeld en gestimuleerd. Dat is opmerkelijk, omdat de hele politieke en maatschappelijke beweging in Nederland, maar ook in veel andere landen, de andere kant op is. De roep om extensivering wordt groter en stapje voor stapje wordt daar ook voor betaald. Onder andere het nieuwe GLB speelt hier aantoonbaar op in met tal van vergoedingen voor extensivering.
Is het niet ook de taak van de grote boerencoöperaties om daar bij aan te sluiten, de boer bij de hand te nemen en hem het nieuwe tijdperk in te leiden? Begrijp me goed, er is niks mis mee dat FrieslandCampina een dikke premie zet op CO₂-armere melk, als het denkt daar flink geld mee uit de markt te halen. Maar is het ook niet de taak van FrieslandCampina om te zorgen dat melkveehouders volop bewegen richting maatschappelijk gewenst? Dat er ook een fatsoenlijke premie wordt betaald aan melkveehouders die hun dure grasland beschikbaar stellen voor weidevogels en biodiversiteit? ‘Doen we toch’, zegt FrieslandCampina. Ja, 0,10 cent voor de extensieve weidevogelboeren en 1,50 voor de intensieve CO₂-boeren. Dat verschil is veel te groot.
Nog zo’n voorbeeld. De Rabobank heeft de mond vol van duurzaamheid, transitie en het boeren een nieuw tijdperk in helpen. Maar doen ze dat ook in de praktijk? ‘Melkveehouders die weinig geld lenen en proberen de weg van de ‘low-input’ te gaan, worden afgestraft met een hoog rentepercentage. Zij betalen procentueel meer rente dan melkveebedrijven die een financiering van boven de € 1 miljoen hebben. Dat vind ik raar wanneer je als bank zegt dat je een koerswijziging of transitie van de landbouw ten volle ondersteunt’, constateert melkveehouder Foppe Nijboer in het verhaal ‘Terug naar gras wordt steeds lucratiever’. Te lezen in dit magazine vanaf pagina 22.
Landbouwminister Piet Adema zal de agribusiness hier de komende maanden ongetwijfeld op aanspreken, in de discussie over hun bijdrage aan de transitie. Hij zal daarbij ook naar zichzelf moeten kijken, want de politiek doet volop mee om boeren de spagaat in te drukken. Kringlooplandbouw prediken, maar ondertussen het zover laten komen dat de derogatie eraf is. Waardoor veel boeren, zeker als ze flink gefinancierd zijn, zich gedwongen voelen meer waardevolle eigen mest af te voeren, extra kunstmest aan moeten kopen en minder grond gaan ruilen met akkerbouwers. Opnieuw een maatregel die de intensivering stimuleert. De boeren blijven achter, in spagaat en verwarring.
Verlies van derogatie is een klap met fikse impact op de melkveehouderij. Wat weten we nu al en waar kun of moet je als melkveehouder op inspelen? Met de rekenmachine in de hand blijkt: grond aankopen is de duurste optie, terwijl minderen in aantal koeien voor heel wat melkveehouders als ‘voordeligste’ optie uit de bus komt.
De zaal stroomt vol begin oktober in Wirdum. Stoelen worden uit alle hoeken erbij gesleept en bijna over elkaar heen buitelend vinden de laatste jonge boeren ook een plekje in de zaal. Agendapunt: ‘Wat betekent boeren zonder derogatie vanaf 2026 voor jouw bedrijf’. Dit thema, op dat moment net twee weken bekend, raakt duidelijk een snaar want de opkomst is enorm bij de bijeenkomst georganiseerd door de
Agrarische Jongeren Friesland. Inleider is Bas Bassa, die onder andere studiegroepen begeleidt vanuit Netwerk Praktijkbedrijven. Hij windt er geen doekjes om: ‘Ik wil jullie niet op ideeën brengen, maar eerlijk gezegd had ik verwacht dat voor het afnemen van 30% mestplaatsingsruimte de trekkers wel weer de straat op zouden gaan. 30% minder mest mogen plaatsen, heeft echt een heel grote impact op alle
melkveebedrijven. En het lijkt definitief te zijn. Dat is echt ingrijpend.’ Bassa bakt geen zoete broodjes en houdt zijn jonge publiek voor in kaart te brengen waar hun percelen liggen. ‘Percelen dicht tegen een Natura-2000 gebied vallen vanaf 2023, komend jaar dus al, buiten de derogatie. Hetzelfde geldt voor grondwaterwinningsgebieden. Die heb je ook in Noord-Nederland…’ Hij waarschuwt daarbij voor een belangrijke bijzin in de derogatiebeschikking. Daarin staat dat per 2024 ook percelen in een bufferzone rond dit soort gebieden, buiten de derogatie gaan vallen. ‘Hoe groot is die bufferzone? Dat weten we nog niet. Net zoals we niet weten of het dan om enkele percelen gaat of je hele bedrijf dat buiten de derogatie gaat vallen. Wie hiermee te maken heeft,
doet er goed aan om met bijvoorbeeld de bank tijdig het gesprek aan te gaan. Dat is niet leuk en makkelijk, maar waarschijnlijk wel nodig. Want reken maar dat de bank ook deze nieuwe situatie scherp in de gaten houdt en meeweegt. En als je ervan uitgaat dat je straks meer grond nodig hebt, vraag ik mij af of je al vriendjes bent geworden met één of meerdere akkerbouwers. Zo niet, dan zou ik daar maar rap werk van maken.’
Hoe drijfmest aanwenden Minder drijfmest mogen aanwenden heeft voor de dagelijkse bedrijfsvoering natuurlijk ook de nodige impact. ‘Reken je met 4 kilo N per kuub mest dan zit je dicht bij de werkelijkheid. Als je in 2026 nog maar 170 kilo N uit dierlijke mest mag verdelen, betekent dat je nog
maar 42,5 kuub drijfmest per hectare per jaar hebt te benutten. Een weider zelfs nog maar circa 35 kuub. Hoe ga je dat straks zo goed mogelijk verdelen en benutten? Dat is iets om goed over na te denken.’
Hetzelfde geldt volgens Bassa voor het vernieuwen van grasland. Zeker bij scheuren is een extra drijfmestgift vaak erg welkom. ‘Straks heb je die drijfmest nog veel minder beschikbaar. Wil je percelen per se scheuren, dan is het naar voren halen van zo’n actie wellicht raadzaam.’
Hij houdt zijn toehoorders vervolgens voor dat het hele probleem ook op te lossen is door ‘gewoon’ 30% minder dieren te gaan houden. ‘Dat wil bijna niemand horen, maar zo is het wel.’
Vier opties doorgerekend
Die laatste optie namen Arend Hoekstra en Fokke Overzet van accountantskantoor Van der Veen & Kromhout wel mee. Op verzoek van Melk van het Noorden berekenden zij de impact van de afbouw van derogatie aan de hand van vier mogelijke richtingen om het verlies te compenseren.
Als uitgangsituatie is genomen een bedrijf van honderd melkkoeien, dertig pinken en dertig kalveren. De jaarproductie is 850.000 kilo melk. Dit bedrijf heeft nu 50 hectare grasland en 10 hectare snijmais. Daarmee is de veedichtheid 2,04 GVE en de intensiviteitsgraad 14.167 kilo melk per hectare. Hiermee valt het bedrijf net binnen de grenzen van 250 kilo N uit dierlijke mest, de norm die tot dit jaar op de meeste gronden nog geldt. ‘In Noord-Nederland zijn nog altijd
veel melkveebedrijven die zich hiermee redelijk kunnen identificeren en vergelijken’, stelt Hoekstra. Verder is gerekend met een melkprijs van 44 cent. De gemiddelde prijs van FrieslandCampina over 2021. Vanzelfsprekend kan ook die melkprijs de komende jaren afwijken en daarmee de uitkomsten van de berekening beïnvloeden.
Vier opties zijn in kaart gebracht (zie tabel) en doorgerekend: 1) Mest afvoeren en het verlies aan te benutten stikstof aanvullen met kunstmest; 2) Minder dieren gaan houden; 3) Extra grond aankopen. 4) Extra grond pachten.
Optie 3, extra grond aankopen, komt
veruit als minst interessante optie uit de bus. Gerekend is met een grondprijs van gemiddeld € 50.000, 30 jaar aflossen en 4% rente. ‘Je kunt er tegen inbrengen dat het rentepercentage wellicht te hoog is, maar net zo goed dat de € 50.000 per hectare te laag is. Met een som van € 97.620 in 2026 is deze optie bijna vijfmaal zo duur dan ander opties in deze voorbeeldberekening’, licht Hoekstra toe. ‘Het verschil is dus substantieel en daarmee duidelijk dat het niet loont om het verlies van derogatie volledig te willen opvangen door aankoop van meer hectares.’
Inzet op volledig land bijpachten, komt beter uit de bus. Dat zou in 2026 een extra kostenpost van € 26.624 opleveren. Dit is berekend op basis van een pachtprijs van € 1.000. ‘Bij het vergaren van extra grond, door koop of pacht, kan een melkveehouder waarschijnlijk het verlies drukken door extra aan agrarisch natuurbeheer te doen, uit het GLB meer geld te verkrijgen of anderzijds enige extra inkomsten vergaren die gepaard gaan met extensivering’, vult Hoekstra aan. ‘Die mogelijke extra inkomsten zijn in dit voorbeeld niet meegerekend. Daarvoor is het te ongewis en te verschillend per individueel bedrijf. Bovendien zal dit niet snel het hele verlies compenseren.’ Het meest ‘voordelig’ komen optie 1 en 2 uit de bus. Bij optie 1 wordt mest afgevoerd voor € 15 per kuub en kunstmest in de vorm van KAS voor € 60 per 100 kilo aangekocht. De extra kosten lopen dan in 2026, als iedereen op 170 kilo N uit dierlijke mest zit, op tot € 21.499.
Nog minder extra kosten maakt de melkveehouder die minder koeien gaat houden. In deze berekening komt die het gunstigste uit met € 19.444 aan extra kosten in 2026. ‘De opbrengstderving in melk is berekend op basis van het gemiddelde saldo per koe. In de praktijk zullen vooral koeien weggaan die het minste melk produceren’, licht Overzet toe. ‘Bij deze categorie is echter de
Wat het verlies van derogatie betekent voor de prijsontwikkeling van mestafzet, is nog volledig gissen. Dat stelt Hans Verkerk van Cumela, de brancheorganisatie van onder andere mesttransporteurs. ‘Dit hele verhaal kent in de basis louter verliezers. Het milieu is er niet bij gebaat, veehouders niet en alle andere spelers in de keten ook niet. Positieve bijkomstigheid is dat de afbouw van derogatie gefaseerd gaat. Anders was het paniek geweest en gingen de prijzen voor mestafzet door het dak. Nu verwacht ik dat de markt er in 2023 en 2024 aan kan wennen en we in 2025 en 2026 pas echte stijgingen zullen zien.’
In het veld is waar te nemen dat sommige transporteurs al druk bezig zijn met uitbreiding van het wagenpark omdat zij meer mesttransporten verwachten. Maar de effecten zijn nog te lastig in te schatten om er goed op te kunnen anticiperen, meent Verkerk. De vraag naar rundveemest door akkerbouwers zal wel toenemen, is zijn verwachting. ‘Akkerbouwers hebben rundveedrijfmest, mits het homogeen is, ook liever. Het bevat gemiddeld toch wat meer nutriënten.’
Het gevolg zal zijn dat er vooral meer varkensdrijfmest moet worden verwerkt. ‘Nu wordt circa 1/3 van de Nederlandse markt aan varkensdrijfmest verwerkt’, weet Verkerk. ‘Dat aandeel zal sterk toenemen en voor het overgrote deel naar het buitenland vertrekken. Hoogwaardige verwerkingscapaciteit vlot bijbouwen is een utopie, want vergunningen krijgen gaat erg traag of lukt helemaal niet. Het zullen dus kwalitatief mindere mestproducten zijn die de grens overgaan welke ook nog eens qua transport duurder zijn. Hoe dan ook heeft dat een prijsopdrijvend effect voor alle mest die in Nederland straks wordt afgezet.’
factor arbeid, net als bij de andere opties, niet meegewogen. In veel gevallen zal minder arbeid, zeker voor melkveehouders die deze optie kiezen, ook een financieel voordeel opleveren.’
‘Wat past bij mij’ Het is een opvallende uitkomst te noemen: een gemiddeld bedrijf maakt
de minste extra kosten door minder koeien te gaan melken. Hoekstra beaamt dat, maar verwacht toch niet dat veel melkveehouders echt voor deze strategie kiezen. ‘Het begint met mind-set. Minder koeien gaan melken, wordt door veel melkveehouders nog altijd gezien als achteruitboeren. Daar komt momenteel, ingegeven door de onzekerheid vanwege overheidsbeleid, de angst bij voor nieuwe referentiedata. Wij merken dat veel boeren uit die angst momenteel extra vee aanhouden.’
De adviseur benadrukt ook te balen van de wettelijke beslissing om de derogatie af te bouwen. En dat hij niemand een krimpscenario aan wil praten. ‘Maar deze politieke ontwikkeling dwingt je om nog eens wat vaker en beter na te denken wat je zelf wilt als melkveehouder. En kijk dan niet alleen naar het geld, maar vooral naar wat bij jou en jouw bedrijf past. Als het met arbeid nu al knelt en de gebouwen eigenlijk wat te vol zitten, is een lichte krimp in de veebezetting wellicht helemaal niet zo’n rare stap. Er zijn verschillende voorbeelden van bedrijven waar de resultaten per koe beter werden nadat de bezetting in de stal afnam en de ondernemer iets meer tijd kreeg.’
‘Prijseffect mestafzet pas in 2025 goed in te schatten’
Meerdere jaren op rij zag Wilco Jensma zijn buurmanakkerbouwer succesvol luzerne telen. Nu acht hij de tijd rijp het ook zelf te gaan proberen. ‘Het gewas past goed in ons rantsoen en het helpt mij om goud te scoren in het nieuwe GLB. Maar de grootste trigger was de hoge kunstmestprijs.’
Sjoerd HofsteeWilco Jensma melkt in Toornwerd op de Groninger klei zo’n 160 koeien. Voor jongvee heeft hij te weinig fosfaatruimte, deze fokt hij daarom niet zelf op. ‘Ik wil dat waarschijnlijk wel weer zelf doen, maar naast de fosfaatrechten is ook arbeid een knellende factor.’
De melkveehouder heeft ruim 72 hectare in gebruik. Op 7 hectare staan suikerbieten en jaarlijks wordt 15 tot 20 hectare grond geruild met een naastgelegen akkerbouwer voor aardappelteelt. ‘Ons areaal bestaat daardoor voor een groot deel uit jong gras. Dat geeft veel opbrengst, energie en een hoge verteerbaarheid, maar relatief weinig ruw eiwit en structuur. Ik weid de koeien niet, maar in de zomer zetten we vol in op vers gras doormiddel van stalvoedering’, vertelt Jensma. ‘Reed ik afgelopen zomer met
de trekker met opraapwagen over het betonpad, dan zag ik vaak de luzerne van de buurman er geweldig bijstaan. Toen ik hem laatst sprak, vertelde hij mij dat het de laatste twee jaar 18 ton aan drogestof per jaar opleverde.’
Het zette Jensma meer en meer aan het denken. Inzetten op vlinderbloemingen deed hij de laatste jaren al mondjesmaat via de teelt van rode klaver samen met gras. ‘Zeker in de laatste droge jaren was ik erg tevreden over de opbrengst van de klavers.’
Daarbij worden de contouren van het nieuwe GLB steeds duidelijker en daarin zijn eiwitrijke gewassen echte ‘puntenpakkers’, zo redeneerde Jensma. Hij sloot zich aan bij een studieclub Vruchtbare Kringloop Noord-
Nederland en dat deed dit inzicht versterken (zie kader). Daarop sloeg hij aan het rekenen wat resulteerde in een duidelijke aanpassing van het bouwplan.
De percelen die afgelopen groeiseizoen nog aardappelen droegen, zijn nu ingezaaid met gras/klaver. En dan niet 3 tot 5 kilo zoals eerder gewoonte was, maar 10 kilo per hectare en een combinatie van rode en witte klaver. ‘Ik heb mij laten informeren over de kwaliteit van witte klavers en die lijkt echt sterk verbeterd qua opbrengend vermogen’, licht Jensma toe.
‘Daarnaast moet de 10 kilo klaver per hectare genoeg zijn voor minimaal 25% klaverdekking in een perceel, de eis die in het nieuwe GLB geldt. Omdat wij na vier jaar de grond weer ruilen voor aardappelteelt, hoeven de klavers ook maar drie jaar op rij te groeien.’
Luzerne tussen gras/klaver Dit najaar is er 15 hectare gras/klaver gezaaid. In totaal groeit er komend jaar 27 hectare bij Jensma aan tijdelijk grasland met gras/klaver. Daarnaast krijgt luzerne dus een kans. Vooreerst op 5 hectare. De melkveehouder sprak erover met zijn ruwvoeradviseur
Siebrand Veenstra van Hoogland BV die ook gecharmeerd is van het uitproberen van deze teelt. ‘Hij en ik geloven beide dat dit gewas ook goed in ons rantsoen past. Door het vele jonge gras dat wij telen en oogsten, heb ik normaal moeite om 150 gram ruw eiwit in de graskuil te krijgen. Luzerne levert al snel een ruw eiwitgehalte van 200 en stuwt dat dus. Alleen is het ook een moeilijke teelt. Bij droogte gedijt het goed, maar we kunnen natuurlijk komend jaar ook best weer eens een nat jaar krijgen. Dan is de opbrengst lager en het gewas ook veel lastiger goed in te kuilen.’
Om die reden wordt gestart met niet meer dan 5 hectare en zijn de kopakkers om het perceel heen ruim aangehouden met gras/klaver. ‘Luzerne is erg gevoelig voor structuurschade. Overal waar je extra met de trekker en wagen overheen rijdt, probeer ik dus geen luzerne te telen.’
Als het weer het toelaat, bemest Jensma de luzerne samen met het gras in het voorjaar met de sleepslang. Kunstmest is daarna niet meer nodig.
Om de hoogste vergoeding uit het nieuwe GLB te kunnen verkrijgen, moet een agrariër op vijf onderdelen, betitelt als eco-regelingen, het minimaal gesteld aantal punten scoren. Die onderdelen zijn Klimaat; Bodem & Lucht; Water; Landschap en Biodiversiteit. Wie hieraan voldoet, komt in de categorie Goud en krijgt de hoogste vergoeding uitgekeerd. In het geval van Wilco Jensma gaat het om een bedrag van € 13.600 in totaal per jaar. Dat komt bovenop een bedrag van € 17.100 dat volgend jaar nog als basisvergoeding overblijft en wordt uitgekeerd. Hierbij moet onder andere worden aangetekend dat de weging en deling van bufferstroken en sloten nog ongewis is. Als Jensma inderdaad aan de eisen voldoet, en daar wijst alles op, kan de exacte vergoeding nog iets verschuiven. ‘De teelt van luzerne en klavers helpen mij om voldoende punten te scoren’, licht Jensma toe. ‘Teelde ik deze gewassen niet, dan scoorde ik voor de onderdelen Klimaat en Bodem & Lucht lang niet voldoende punten. Voor het onderdeel Water helpen deze teelten niet, maar doordat ik onder mijn suikerbieten een groenbemester zaai en 11 hectare blijvend grasland heb, kom ik op dit onderdeel exact uit op het benodigde aantal punten. Dit bewijst dat het best de moeite waard is om samen met je adviseur hiernaar te kijken en aan te rekenen. Val ik net buiten de categorie ‘Goud’ dan ontvang ik één klap € 6.800 minder GLB-geld en is het investeren in duur zaaizaad al snel minder interessant.’
Zijn ruwvoeradviseur Siebrand Veenstra van Hoogland BV onderstreept die conclusie: ‘Bij Wilco Jensma past luzerne goed in zijn bouwplan en rantsoen. Bij andere melkveehouders kan bijvoorbeeld een teelt als veldbonen kansen bieden. Daarvan zien we de laatste jaren ook goede resultaten. Zo’n teelt vraagt gemiddeld gezien nog wel wat begeleiding, meer dan bij luzerne. Maar kansen liggen er zeker. Voor meerdere melkveehouders nemen wij bijvoorbeeld de veldbonen na de oogst in om ze te drogen en walsen in onze fabriek, om deze vervolgens in een premix terug te leveren. Dit zijn voorbeelden van hoe je mogelijkheden binnen het nieuwe GLB optimaler kunt benutten binnen je bedrijfsvoering.’
‘De kunstmestgift die bij de luzerne wordt bespaard, kunnen wij bij ons jonge gras wel goed gebruiken. Bovendien rijzen de kosten daarvan de pan uit. Ik verwacht dat dat volgend jaar nog zo is en elke kilo kunstmest die ik niet hoef te strooien, maakt dus al snel wat uit in de kosten en het saldo. Eerlijk gezegd is die hoge kunstmestprijs de reden die mij over de streep duwde om dit jaar luzerne eindelijk echt zelf te gaan proberen.’
Hoewel hij de teelt als uitdagend betitelt, ziet Jensma het wel zitten. Hij werkte anderhalf jaar in Canada bij een melkveehouder die luzerne als hoofdgewas teelde en er prima van molk. ‘Daar leerde ik al dat je de blaadjes heel voorzichtig moet behandelen. Luzerne is een gevoelig gewas. We moeten echt, meer dan met
gras, spelen met de natuur.’
Jensma blijft daarmee benadrukken dat de nabije toekomst nog moet leren hoe de luzerneteelt daadwerkelijk uitpakt bij hem en tempert te hoge verwachtingen. ‘Het advies is om luzerne uiterlijk begin augustus in te zaaien of in het voorjaar omdat het tijd en warmte nodig heeft goed te ontkiemen. Wij hebben 15 september toch gezaaid en nu hielp de warme oktobermaand ons enorm. Wat voor ons ook een voordeel is, is dat wij veel met eigen materiaal kunnen doen. De grondbewerking en het zaaien doen we zelf. Alleen voor het hakselen komt de loonwerker. Het maaien van de luzerne gaat als het goed is straks in vier of vijf snedes en in één en dezelfde loop mee met het gras. Dat is een verschil met andere vlinderbloemigen. Maar met € 10,30 per kilo zaaizaad is luzerne ook niet goedkoop. De hoop en de verwachting is dat extra inkomsten uit het nieuwe GLB dat gaan compenseren.’
Begrijpen hoe kalveren melk in hun lebmaag krijgen en hoe ze het verteren, is van belang bij het voeren van jongvee. Gert van Trierum en Ydo Homma van Denkavit geven daar graag uitleg over. ‘Want als je begrijpt hoe het werkt, dan snap je hoe je moet voeren.’
Een beetje extra aandacht voor het op de juiste manier kalvermelk geven aan het jongvee, kan geen kwaad, dacht jongveespecialist Ydo Homma van Denkavit. Daarom gaf hij in juni, tijdens de Dag van Melk van het Noorden in Leeuwarden, veehouders uitleg over hoe kalvermelk z’n weg vindt door de kalvermaag. Voor de bezoekers was het een stukje technische en praktische kennis dat ze meenamen naar huis. In het laboratorium van Denkavit kan Homma het nog wat mooier laten zien. Zijn collega Gert van Trierum sluit als productmanager in de kalvermelk aan om nog meer kennis toe te voegen. ‘De samenstelling van een melkproduct moet altijd toegespitst zijn op de behoeftes en verteringscapaciteit van het dier. In dat licht zijn de kwaliteit en het niveau aan eiwit zeer belangrijk’,
stelt Homma. Eiwitbronnen in kalvermelken zijn op basis van mager melkpoeder of weipoeder. Beide grondstoffen komen beschikbaar na de verwerking van melk. Van Trierum legt uit dat het magere melkpoeder overblijft, nadat er boter van de melk gemaakt is. Wei is juist een bijproduct van de kaasmakerij. De basis van kalvermelk is daarmee al rijk aan eiwit en andere voedingsstoffen, maar niet voldoende voor een goede kalvermelk. ‘Wij vullen die basis aan met plantaardige vetten en eiwitten en met toevoegingen die het product en daarmee het kalf gezonder maken.’ De basis van de kalvermelk wordt uitvoerig geanalyseerd op kwaliteit. Iedere grondstof is anders en alleen door het monitoren weet je precies wat er in welke batch aan grondstoffen zit. Op
deze manier worden de kalvermelken aangevuld met andere ingrediënten die zorgen voor gezondheid, veiligheid en groei bij het kalf.
Stremming van melk
Een product op basis van magere melkpoeder (MMP) moet stremmen in de lebmaag, zodat het kalf het kan verteren. Als de magere melkpoeder als grondstof bijvoorbeeld verkeerd of te heet gedroogd is, werkt het stremmen van de melk (caseïne) niet meer. Dat dat zo belangrijk is, leggen Van Trierum en Homma uit aan de hand van de kalvermagen. De laatste in de rij van de vier magen die herkauwers hebben, is de lebmaag. Het enzym renine dat daarin voorkomt, zorgt voor stremming bij het bereiden van kaas voor menselijke consumptie, maar in het kalf heeft die maag dezelfde functie. Van Trierum: ‘In die maag vormt zich een soort kaasje (‘mozarella’), dat vervolgens langzaam voorverteert, waarna het vanuit de dunne darm het kalf voeding geeft. Als dat niet gebeurt, kan de niet-voorverteerde melk direct in de darm komen. Daar zijn geen enzymen die deze eiwitten kunnen
verteren. Het gevolg is dan dat het snel doorgeschoven wordt en dat kalveren het luxe eiwit onvoldoende benutten, diarree krijgen en indirect een grotere kans lopen op infecties.’
Homma wil daarom twee boodschappen meegeven aan melkveehouders: ‘Voer kwalitatief goed
de kalvermelk. Daarbij zorgt de lebmaag voor de voorvertering. Later neemt de rol van de andere magen toe, als het dier meer ruwvoer en krachtvoer gaat verwerken. Het bijzondere is dat de melk die het kalf drinkt direct naar de lebmaag gaat. Dat gebeurt dankzij de slokdarmsleufreflex. Die sluit het kanaaltje van slokdarm naar lebmaag. Om de reflex te activeren moet het dier zuigen aan een speen of de drinktemperatuur van de melk moet minimaal lichaamstemperatuur zijn. Beide is nog mooier. Homma: ‘Valt de reflex weg, dan moet de temperatuur dus sowieso goed zijn.’
melkpoeder, opgelost in water en het enzym renine op 41 graden, een kaasje. Ter vergelijking laat hij zien wat er gebeurt als de stremming niet werkt: een waterig resultaat. ‘We sturen geregeld vrachtauto’s terug’, zegt Van Trierum. ‘We blijven altijd testen, bij iedere vracht, ook bij een vertrouwde leverancier’, vult Homma aan. Tests voor alle grondstoffen die binnenkomen bij Denkavit bestaan uit analyses op inhoud, maar ook uit het ruiken aan, kijken naar of proeven van de grondstoffen. De kalvermelk moet goed in oplossing blijven, stabiel zijn. Onoplosbare deeltjes in zuivelgrondstoffen zijn ongewenst, omdat ze ook slecht verteerbaar zijn voor het dier.
en zorg voor een goede bereiding en voertemperatuur. Als producent monsteren wij intensief iedere vracht grondstof die binnenkomt om de kwaliteit van producten te garanderen. Daarna is het aan de melkveehouder om zorgvuldig om te gaan met het product, want anders mist het kalf waardevolle voeding.’
Bij een jong kalf is de lebmaag relatief groot ten opzichte van pens, boekmaag en netmaag. Eerst krijgt het dier de biest en daarna volgt
Als de veehouder de kalvermelk verstrekt, is het daarom passend om dat met speenemmers te doen. En als het in gewone emmers verstrekt wordt, moet die warm genoeg zijn. ‘De geadviseerde drinktemperatuur is 41 graden, om zeker te zijn dat het direct naar de lebmaag gaat. Voor het beste mengresultaat en om het laatste kalf dat je voert ook nog op de juiste temperatuur te voeren, raden we aan met iets warmer water te mengen.’
In het laboratorium wordt de melk getest op ruim 25 parameters, zo laat Van Trierum zien, waarna hij de stremmingstest aanwijst. Die moet na enkele minuten al stremming tonen in de vorm van kleine kernen die coalguleren ofwel stollen. In een klein halfuurtje vormt zich uit het magere
Goede voeding van de dieren is van belang voor de bedrijfsresultaten en het dierenwelzijn. Naast jongdiervoederproducent is Denkavit ook zelf kalverhouder. Homma noemt het dan ook van belang voor Denkavit dat de kalvermelk goed is. Van Trierum: ‘Naast het laboratorium hebben we een uitgebreid onderzoekscentrum met 2.900 kalveren. Kwaliteit en onderzoek is erg belangrijk voor ons.’
Slechts een klein percentage van de melkveehouders heeft een rundveeverzekering. Prijs is vaak de reden om deze verzekering niet af te sluiten. ‘Ik vind dat onvoorstelbaar. De koeien zijn voor een melkveehouder het belangrijkste kapitaal’, zegt veterinair schade-expert Jasper Simons.
Sjoerd Hofstee Rens HooyengaAls veterinair schade-expert wordt Jasper Simons van Reijneveld Agrarische Expertise door verzekeringsmaatschappijen ingeschakeld als er schade door ziekte of sterfte is op een veebedrijf. Ook worden hij en zijn collega’s door verzekeringsagenten gevraagd melkveebedrijven te ‘screenen’ wanneer die een rundveeverzekering willen aangaan. Cijfers laten echter zien dat het
grootste deel van de melkveehouders geen rundveeverzekering heeft. ‘Ongeveer 85%’, schat Wilco de Boer van Agriland Assurantieadvies, die mee aanschuift voor het gesprek met Simons. ‘Vaak is de hoogte van de premie een struikelblok. En ook het argument dat het wel heel raar moet lopen voordat de gehele veestapel ernstig ziek wordt of sterft’, licht de Boer toe.
Simons knikt, maar zegt de indruk
te hebben dat verzekeringsagenten soms ook niet goed weten uit te leggen wat de voordelen van een rundveeverzekering kunnen zijn. ‘Ik bedoel dat beslist niet als verwijt, maar dat merk ik in de praktijk. Persoonlijk heb ik absoluut geen moeite om melkveehouders uit te leggen waarom ze er goed aan doen zo’n verzekering af te sluiten.’
‘Als je trekker het niet doet, is dat lastig en kan dat ook serieus geld kosten, maar met je koeien verdien je elke dag opnieuw je geld. Voor een gemiddeld bedrijf met circa 100 koeien en bijbehorend jongvee bedraagt de jaarlijkse premie ongeveer € 1.000. Dus als je dertig jaar boer bent, heb je voor € 30.000 je hele carrière je belangrijkste kapitaal verzekerd. Anders gezegd:
dat is nog geen € 10 per koe per jaar; veel minder dan de melkopbrengst van één dag. Ik vind dat niet duur. Zeker gezien de risico’s die je daar mee afdekt. En als een melkveehouder, zeker een jonge boer, 10 of 20% van zijn veestapel verliest door ziekte, is dat een enorme strop. Dat overkomt elk jaar meerdere melkveehouders in Nederland. Een extreem voorbeeld hiervan is botulisme. Als dat in je drinkwater zit, kun je ervan uitgaan dat een groot deel van je veestapel het niet overleeft. Gelukkig is het jaarlijks hooguit een enkele melkveehouder in Nederland waar dat plaats vindt, maar het zal je maar overkomen. Zonder een rundveeverzekering is dat catastrofaal.’
Wat zijn minder extreme gevallen die toch veel impact hebben?
Daar zijn meerdere voorbeelden van, maar infecties met de Mannheimiabacterie is een actuele. Dat komt de laatste jaren steeds vaker voor. Als melkveehouder zie je dan ’s avonds nog gezonde koeien en de volgende ochtend kan een aantal dieren al dood zijn en verschillende andere ziek. De ziekte is te behandelen, maar het kost vaak verschillende dieren het leven en veroorzaakt een sterke daling in de melkgift.’
Juist het verzekeren van dat soort schades, bijvoorbeeld door uiergezondheid en kreupelheid als gevolg van een eerdere infectie of bacterie, is toch vaak een twistpunt en wordt niet altijd uitgekeerd? ‘Het klopt dat uiergezondheidsproblemen en kreupelheid in principe niet meeverzekerd zijn. Dat is ook begrijpelijk: in de meeste gevallen ligt er een managementoorzaak aan ten grondslag. Als wij echter een ziekte vaststellen binnen de koppel, waar klauw- of uierproblemen een logisch en verklaarbaar gevolg van zijn, dan kan dat wel worden meegerekend en zal schade gecompenseerd worden door de verzekeringsmaatschappij. Maatschappijen gaan daar echter wel verschillend mee om. Net zoals het feit dat er altijd een grijs gebied blijft waar
de oorzaak van een probleem ligt en het vaststellen dat schade door een extern ingetreden ziekte veroorzaakt is.’
De melkveehouder met schade trekt in zo’n geval dus vaak aan het kortste eind?
‘Dat valt niet uit te sluiten, maar is gelukkig vaak niet het geval. Neem het voorbeeld van een mycoplasmabesmetting. Door deze bacterie kunnen uiers, luchtwegen en klauwen worden aangetast. Als wij aantonen dat mycoplasma op een bedrijf deze problemen veroorzaakt, valt de schade vaak onder de dekking van de verzekering en wordt de schade uitgekeerd. Een ander voorbeeld is Klebsiella. Vanwege meerdere, soms ernstige uitbraken van Klebsiella, hebben wij overleg gehad met verzekeringsmaatschappijen. Dat
heeft er mede toe geleid dat sommige verzekeringsmaatschappijen nu wel dekking geven voor schade ten gevolge van deze bacterie. Het is namelijk niet per se een managementfout als jij als melkveehouder zaagsel gebruikt dat besmet blijkt met de Klebsiellabacterie. Let op: ik geef natuurlijk geen garantie dat een maatschappij in dit soort voorbeelden sowieso de geleden schade compenseert, maar gelukkig is dat ook beslist niet per se uitgesloten. In goed overleg met je agent en maatschappij is er vaak best veel wel mogelijk.’
Wilco de Boer vult Simons aan: ‘Vaak is de achterliggende bedrijfsschade, bijvoorbeeld melkproductieverlies, ook een serieuze kostenpost. Daarvoor kun je je bijverzekeren voor 10 tot 30% van de totale schade. Is het schadebedrag in totaal € 10.000 en je hebt 20%
bedrijfsschade meeverzekerd, dan kan daar nog € 2.000 voor uitgekeerd worden.’
Wanneer komt u als veterinair schade-expert in actie en hoe gaat u te werk?
‘Wij komen in actie nadat een partij zoals Agriland ons benadert. In dat geval is er voor kortere of langere tijd sprake van ziekte, en meestal sterfte, onder het vee. Ik bel dan meteen de getroffen melkveehouder. Afhankelijk van de urgentie kom ik meteen naar het melkveebedrijf of na enige dagen. Het liefst spreek ik gelijktijdig af met de eigen dierenarts. Die heeft vaak al de nodige onderzoeken uitgevoerd en is een vaste gesprekspartner van de getroffen veehouder. Samen met de melkveehouder, zijn dierenarts en eventuele verdere vertrouwelingen, bespreek ik de situatie en samen stellen we een plan van aanpak op. Daarbij benadruk ik dat onze aanpak niet stopt voordat er echt resultaat is geboekt. Dat kan logisch lijken, maar bedenk je wel dat bijvoorbeeld een salmonella-uitbraak voor veel schade kan zorgen en dat het soms meerdere jaren in beslag kan nemen om het helemaal op te lossen.’
Waar kun of moet je als melkveehouder zelf verder nog rekening mee houden? ‘Omdat je altijd met een eigen risico van circa 3% te maken hebt, kost schade door ziekte altijd geld. Nooit alles is verzekerd. Preventief werken is en blijft daarom belangrijk. Ook kunnen verzekeringsmaatschappijen verschillend omgaan met het verrekenen van het eigen risico. Vooral wanneer trajecten, voor het oplossen van de problemen, lang duren. Dit is iets om vooraf goed met je agent te bespreken. Actueel is verder de waarde waarvoor de koeien zijn verzekerd. Wij zien namelijk nog wel eens een maximale verzekerde waarde van € 2.000 per dier. De laatste anderhalf jaar zijn koeien echter zoveel duurder geworden dat ook dit iets is voor melkveehouders om, in samenspraak met je agent, te bekijken en te herijken.’
Bezoek je ons ook op de Landbouwbeurs?
We zien je graag bij stand 4082 en 4171.
Hé techneut, kom jij werken bij Lely Center Heerenveen?
Als monteur bij Lely ben je de aanpakker die snapt hoe het werkt op een melkveebedrijf. De vakman die een probleem altijd fixt. De techneut die onze Lely-apparatuur aan de gang houdt. Wat jij presteert is legendairy. Word jij enthousiast van techniek, uitdagend werk en het boerenbedrijf? Dan leren we jou graag kennen. Kom in beweging en meld je bij Lely! Make it legendairy
Op twitter las ik een bericht over boeren die werden gehuldigd met een ‘waarde-ring’ voor hun inspanningen om de boer-burger-verbinding te verbeteren. Alle lof voor de mensen die hier hun nek voor uitsteken. Maar met het herfstachtige weer, en de toch al niet al te florissante vooruitzichten, houd ik een onbevredigend gevoel. Ik voel mij niet verbonden en ik ervaar de verbinding vanaf de andere kant ook niet.
In die twijfel sta ik niet alleen. Kranten staan vol over het thema en zelfs Remkes memoreerde uitvoerig over de kloof tussen stad en platteland. Onze kersverse minister van landbouw doet er een schepje bovenop en zegt: ‘Boeren willen zich weer gewaardeerd voelen’. Natuurlijk klopt dat. Maar de woorden voelen voor mij net alsof ik in mijn broek plas. Op het moment dat ik ze hoor, voelt het warm en genoeglijk. Zodra we wat verder in de tijd komen, realiseer ik mij dat het koud en vervelend wordt. Want van enige verbinding en echte waardering is in de huidige samenleving en politiek beleid nauwelijks sprake. Verder dan mooie woorden en een ‘waarde-ring’ komen we niet.
Voorheen was die verbinding veel sterker. Omdat er een direct belang was bij de landbouw, de samenleving was er van afhankelijk. Eten was schaars, landbouw vertegenwoordigde een groot aandeel van de werkgelegenheid en iedereen wist hoe voedsel geproduceerd werd. Maar de tijden zijn veranderd. Slechts 1% van de bevolking produceert het voedsel. Voedsel is niet langer schaars, mits je genoeg te besteden hebt. Het aandeel in het BBP is meer dan gehalveerd en er zijn weinig die zich aangetrokken voelen tot een baan in de landbouw. Kortom: de samenleving is minder afhankelijk geworden van de landbouw. De voedselproducenten van Nederland zijn inwisselbaar geworden.
Conclusie: de wederkerigheid tussen boer en samenleving is stuk. Het resultaat is zichtbaar. Terwijl de aandacht wordt afgeleid door te praten over een verdienmodel, wordt er gewerkt aan een koude sanering. Er wordt niks opgelost, de landbouw wordt gesaneerd en de rest kan op de bestaande voet verder. De enige weg naar lijfsbehoud is dat we de systeemverandering als boeren zelf initiëren en de wederkerigheid opnieuw laden. Dit lijkt onmogelijk, maar dat is het niet. De landbouw heeft daarvoor met de bodem een unieke troef in handen.
Afgelopen week ging de documentaire ‘Holy shit’ in première. In de kern is de boodschap dat we als samenleving veel opgaves, zoals het stikstofdossier, CO₂ en grondschaarste kunnen tackelen. Door ons systeem weer circulair te maken en onze poep terug te brengen naar de landbouw. Je kunt natuurlijk alle bezwaren opsommen van het gebruik van poep en plas, maar denk eens heel even aan de positie die landbouw hierdoor krijgt in de samenleving: ‘Ik lever voedsel, maar heb uw nutriënten weer nodig om dit te kunnen blijven leveren.’ Als jij wat van mij wilt, moet ik wat van jou. Wederkerigheid. Landbouw als recyclingmachine en nutriëntenmanager van de samenleving. Met de bodem als enige orgaan op de wereld waar dit mogelijk is. Een unieke onderhandelingspositie.
Om deze kans te verzilveren, moeten we onszelf wel organiseren. Nu nog roepen we voortdurend dat we niet meer samen kunnen werken. Maar voor mij is het wel duidelijk dat dit inmiddels geen kwestie meer is van kunnen, maar van moeten.
De broers Leo, Erjan en Christian Swart boerden tot 2018 op verschillende locaties. Tot ze in 2018 de melkveetak samenvoegden in het Drentse dorp Zeijen. Met 360 melk- en kalfskoeien en 200 stuks jongvee is het een bovengemiddeld groot bedrijf. ‘Het belangrijkste daarbij is dat je met personeel om kan gaan’, stelt melkveehouder Leo Swart.
Sanne Postma Rens Hooyenga & eigen fotoVanaf de weg is het een prachtig bedrijf om te zien, de ‘Cremerhoeve’ zoals op de woning staat vermeld. Niet voor niets een rijksmonument. De oorsprong van de melkveehouderij dateert uit het jaar 1902 in Zeijerveld. In 1915 is het besluit genomen om de bedrijfsactiviteiten te verplaatsen naar de ontginningsboerderij ’De Cremerhoeve’ in Zeijen. De boerderij vormde toen het slotstuk van de ontginningsactiviteiten op het Zeijerveld. In de loop van de jaren zijn door de familie Swart meerdere melkveelocaties bijgekocht. Op een tweede locatie in Tynaarlo was het jongvee. Een derde locatie is er in Ubbena, daar werden 55 koeien gemolken. In 2018 zijn de bedrijven samengevoegd na renovatie
van de bedrijfsgebouwen op de locatie in Zeijen. Bestaande stallen werden gesloopt. ‘Die waren aan vervanging toe, de stal was van 1971,’ vertelt Leo Swart. Er kwamen twee ligboxenstallen voor in de plaats. Deze twee stallen zijn uitgerust met een luchtwasinstallatie om zo de uitstoot van ammoniak terug te dringen naar vrijwel nul. De mest die vrijkomt uit de stallen wordt direct verwerkt in de biogasinstallatie op de locatie Tynaarlo (zie kader). Het digestaat komt weer terug vanuit de biogasinstallatie in een van de twee mestsilo’s die aanwezig zijn op de locatie in Zeijen. Deze mestsilo’s hebben elk een inhoud van 5.880 m3.
3.600 zonnepanelen
Op dit moment heeft het bedrijf 360 melk- en kalfskoeien, 200 stuks jongvee met daarbij 280 hectare grond in eigendom. Het grootste deel hiervan is grasland, daarnaast mais, voederbieten en aardappelen. Ook wordt een gedeelte verhuurd voor lelies en asperges. Het voer wordt voor de koeien samengesteld in de voermengwagen. ‘Momenteel bestaat dit mengsel uit gras, mais, krulpulp, gemalen tarwe en tarwegistconcentraat’, vertelt Leo. Ook werd tot ver in het najaar veel vers gras bijgevoerd door middel van stalvoeren. ‘Het jongvee gaat hier naar buiten maar de koeien niet, dat is op deze lemige grond niet te doen’, volgens Leo. De koeien worden gemolken in een Boumatic 2x16 Xpressway melkstal. Gemiddeld is de melkproductie 9.500 kilo melk per koe per jaar. Met gehalten daarbij van 4,25% vet en 3,60% eiwit is Leo tevreden: ‘Maar het mag altijd hoger. Dat gebeurt straks ook als de voederbieten bij het rantsoen inkomen, daar kunnen we het mee bijsturen.’ Bij de bouw van de nieuwe stallen zijn er op het bedrijf gelijk
zonnepanelen geplaatst. In totaal liggen op het bedrijf in Zeijen en het bedrijf in Tynaarlo 3.600 zonnepanelen. Op beide locaties goed voor een capaciteit van 1 MegaWatt.
Om een optimaal veebeslag te behouden, komt Johan Mulder van Kompleet Fokkerij Begeleiding 2 á 3 keer per jaar langs om het vee te beoordelen. ‘Hij brengt de beperkingen van de pinken en vaarzen in beeld en zoekt daar een geschikte stier bij. Wij hebben goede ervaringen met stieren van GGI-Holland en daardoor gebruiken we de laatste tijd vooral stieren als Campen, First, Zarino, Sakai, Canum en Marpon en op het ondereind
houden de activiteiten bij lange na niet mee op. Naast het melkveebedrijf runnen de broers ook takken van loonwerk, biogas, mestverwerking en mesttransport. In totaal zijn er twintig personen werkzaam. Voor een bedrijf van deze grootte zijn zeker ook aanpassingen nodig in het
management. ‘Het belangrijkste is dat je met personeel om kan gaan’, zegt Leo. ‘Zelf denk je soms dat je het beter kan, of dat je het zelf op een andere manier zou doen. Dat moet je los kunnen laten. Hier gaat het met de medewerkers heel goed, ik mag niet klagen. Zo voert onze parttime medewerker Annemiek ten Brink de dieradministratie van het melkveebedrijf uit. Daarnaast is Mathijs Haveman fulltime op het bedrijf aan het werk en verantwoordelijk voor diergezondheid en fokkerij. Ze weten wat ze moeten doen en dat verloopt goed.’
Er is veel gaande in de melkveesector. De broers maken zich daar ook zorgen over. ‘Maar wij vragen in ieder geval toch al geen derogatie aan. Met de biovergister zijn we dit gelukkig ook niet nodig. Verder gaan we eerst op dezelfde voet verder. Hoe het verder precies komt in de sector, weet toch niemand.’
van de veestapel gebruiken wij een Belgische wit-blauwe: Istanbul.’ Deze stieren worden ingezet op de vaarzen of oudere koeien, want bij de pinken loopt een natuurlijk dekkende stier. ‘Voorheen werden ook de pinken wel geïnsemineerd, maar dit beviel ons niet. Ze zijn maar heel kort tochtig en dat kan je niet steeds in de gaten houden. Je mist dan teveel. Daarom kiezen we nu voor natuurlijke dekking bij die categorie.’
Samenwerking van belang Swart-Tynaarlo is in aantallen dieren al groot in omvang, maar daar
Waar Leo Swart verantwoordelijk is voor het melkveebedrijf in Zeijen, zijn zijn broers Erjan en Christian dat op de locatie in Tynaarlo. Hier wordt gewerkt met een biogasinstallatie en wordt er loonwerk en mesttransport uitgevoerd. In 2008 kwam de biovergister erbij. Aanleiding hiervoor was de slechte prijs voor mais in die tijd. ‘We wilden de mais daarom gaan vergisten, maar uiteindelijk kwam het daar niet van. We waren jaren bezig met de vergunning. Toen de vergister gerealiseerd was, waren de maisprijzen inmiddels weer gestegen en kon verkoop daarvan weer uit’, vertelt Leo Swart. ‘Tot op heden vergisten wij in de biovergister restproducten uit de agrarische sector. Hierbij kun je denken aan tarra uien, witlof, wortelen en aardappelen.’ Broer Erjan legt uit hoe er gewerkt wordt met de vergister; ‘De restproducten en verschillende soorten mest die onze vergister ingaan, worden vergist. Na dit proces wordt de mest gehygieniseerd en gescheiden in een dikke en een dunne fractie doormiddel van een decanter. De dikke fractie wordt geëxporteerd naar Duitsland en Frankrijk. De dunne fractie wordt gebruikt voor bemesting op eigen land en op het land van collega-akkerbouwers in de omgeving. De gewassen uit de akkerbouw worden vervolgens verkocht voor consumptie of gebruikt voor veevoer. Het vee produceert hierdoor mest, deze mest halen wij op met onze eigen transportmiddelen. En net als de restproducten wat niet geschikt is voor consumptie wordt dit alles verwerkt in onze vergister. Hierdoor ontstaat er een kringloop.’
Bij de vergisting komt ook biogas vrij, van deze biogas wordt stroom opgewekt. Hiervan worden 8.500 huishoudens voorzien van groene stroom. Ook wordt 30.000 m2 aspergeveld verwarmd wat gelegen is naast de biogasinstallatie. Met de vergister kan tegenwoordig ook digestaat (de dunne fractie) gestript worden. ‘Hierdoor wordt het ammoniakdeel uit de mest gehaald en is er minder emissie en uitspoeling. Het zorgt voor een goede verhouding tussen fosfaat en stikstof en zo maken we de mest beter op maat voor de akkerbouw. Daarnaast houd je ammoniumsulfaat over, een relatief nieuw product dat kunstmest vervangt. Dit proces, en het niet meer hoeven te gebruiken van traditionele kunstmest, maakt dat onze productie minder belastend is geworden voor het milieu.’
Drive tot aan Tokyo
Steeds meer melkveehouders vinden van wel. Ze hoeven op verjaardagvisites niet meer in de verdediging, verdienen een meer dan prima inkomen en voelen zich maatschappelijk gewaardeerd.
Jelle Feenstra Frans Mulder en Marcel van KammenMaximaal geld voor de melk proberen te krijgen en aan de andere kant zo weinig mogelijk proberen uit te geven. Dat is al jaren de strategie van melkveehouder Sytse Gerritsma (37) in Elahuizen. Zijn koeien doen het op uitsluitend gras en graskuil uitstekend en agrarische dienstverleners komen nog maar sporadisch langs. Ze zijn niet meer
nodig. Zo lukte het Gerritsma in 2020 om met 79 koeien een resultaat te halen van bijna 28 cent per 100 kilogram melk. Daarmee haalt hij een meer dan prima gezinsinkomen (zie ook tabel op pagina 24). Dit jaar is het resultaat nog beter. De melkprijs van 58 cent in 2020 steeg naar 72 cent in 2022, terwijl de kosten amper toenamen. Want: amper input.
De basis voor z’n strategie ligt in 2008, toen hij zonder boerenachtergrond boer werd. Zijn drive lag tot aan Tokyo. ‘Eén ding wist ik zeker: deze jongen rijdt niet dagelijks met z’n broodtrommeltje naar een baas. Ik moest en zou boer worden.’ Die kans kreeg hij via Sierd Deinum en Joke Ensing in Sondel, wiens bijzondere verhaal inmiddels bekend mag zijn. In maatschapsverband met hen bouwde hij aan zijn eigen bedrijf. Dat werd in 2014 realiteit. Anno 2022 staat er een onderneming met 80 koeien en ruim 80 hectare grasland - inclusief beheersland - waarvan de helft eigendom. ‘Geldhonger maakt scherp’, zegt hij. Er was niks, dus er moest geld komen. ‘Ik heb de nadruk dus echt gelegd op zo weinig mogelijk uitgeven en zo veel mogelijk verdienen.’ Sytse Gerritsma levert biologisch-dynamische melk die antibioticavrij gecertificeerd is. Met een voorjaarsafkalvende veestapel (FH x Fries x British Frisian) en intensieve begrazing in kruidenrijk grasland, realiseert hij een productie van 6.000 kilo melk per koe. De enige toevoeging is 500
Loont het? De koeien alleen nog maar gras laten vreten en het leger aan erfbetreders bedanken voor bewezen diensten?Melkveehouder Sytse Gerritsma: ‘Een productie van 6.000 liter melk per koe, puur uit gras, is echt een enorme uitdaging.’
gram per koe per dag aan zemelen, als lokkertje om de koeien de melkstal in te krijgen.
6.000 kilo melk puur uit gras ‘Een productie van 6.000 liter melk per koe, puur uit gras, is echt een enorme uitdaging’, vertelt hij. Gerritsma stelt dat het juist met dit bedrijfssysteem erg op vakmanschap aankomt. ‘Leuk als je zuinig bent, maar als de koeien het haar recht op de rug hebben staan vanwege energietekorten, piep je wel anders. Het is voortdurend zoeken naar balans.’ Wat hem daarbij helpt is de samenwerking met een akkerbouwer in de Noordoostpolder, waardoor hij beschikt over vier maaisneden van 6 hectare. Hier maakt hij baaltjes van. ‘Met de baaltjes stuur ik jaarrond bij op wat er in het weidegras of sneden van eigen land te weinig of juist te veel zit.’ Doordat er jaarlijks goed geld overblijft, kan Gerritsma flink aflossen op zijn grondaankopen van de afgelopen jaren. Ook probeert hij het bedrijf en de gebouwen up-to-date te houden. Het vraagt wel om discipline. ‘Als je gaat verdienen, zit de wereld stampvol verleidingen, trekkers van € 200.000 en zo.’ Met het huidige melkprijsniveau denkt hij dat zijn bedrijfssysteem ook voor veel gangbare boeren aantrekkelijk kan zijn. Zijn tip? ‘Ga eens kijken bij iemand die hier al volop mee bezig is. Waar loopt zo’n boer nu tegen aan? Daar leer je meer van dan wat er in de vakbladen staat of wat adviseurs zeggen.’
Goede boterham op puur gras Tijdens een studiedag van Living Lab natuurinclusieve landbouw Fryslân op 11 oktober in het Friese Warten werden de resultaten gepresenteerd van het project Onder de Streep, een studie naar de kosten en baten van regeneratieve melkveehouderij (zie tabel op pagina 25). De studie is opgezet door partners Wij.land, Living Lab Fryslân, De Natuurverdubbelaars en Alan Accountants & Adviseurs. De belangrijkste conclusie van het project is dat natuurinclusieve melkveebedrijven met veel kruidenrijkgras en weinig inputs een meer dan prima inkomen kunnen halen. Bij elf van de dertien
bestudeerde melkveebedrijven ligt het inkomen hoger dan het landelijk gemiddelde van gangbare bedrijven. ‘Op basis van deze kleine steekproef mag je niet concluderen dat natuurinclusieve melkveehouders het economisch beter doen, maar het toont wel aan dat er een goede boterham mogelijk is voor melkveehouders die hun input vergaand verlagen’, stelt Daan Groot. Hij is als directeur van De Natuurverdubbelaars nauw betrokken
geweest bij het onderzoek en noemt de resultaten ‘extra bemoedigend’ omdat het onderzoek aantoont dat het betere inkomen van de natuurinclusieve boeren ook zonder neventak wordt gehaald.
Feit is echter ook dat elf van de dertien melkveebedrijven die meededen aan het onderzoek biologisch of biologisch-dynamisch boeren. Daaruit mag je concluderen dat een goed verdienmodel met een sterk vereenvoudigde bedrijfsvoering eigenlijk alleen haalbaar is als je biologisch of biologisch-dynamisch gaat boeren. Dat wordt enerzijds onderstreept door de cijfers in de tabel. Anderzijds ook door de melkveehouders die in de algemene media opduiken als ‘bewijsmateriaal’ dat het anders kan. Dan komen namen als Welmoed Deinum, Peter Oosterhof, Renze Roorda en uiteindelijk ook Sytse Gerritsma, voorbij. Stuk voor stuk melkveehouders die het hartstikke goed doen met de fikse omslag die ze maakten, maar uiteindelijk allemaal ook doorschakelden naar een biologische of biologisch-dynamische bedrijfsvoering. De vraag is dan ook: kan het voor een gangbaar melkveebedrijf, dat teruggaat naar een bedrijfsvoering met amper inputs, ook lonen om terug te schakelen naar een bedrijfsvoering waarin de
koeien hoofdzakelijk nog gras krijgen? De twee gangbare melkveebedrijven in de tabel op pagina 25 laten zien dat zij met hun inkomen heel goed meedoen. Navraag leert echter ook dat deze twee melkveebedrijven een dusdanige input van krachtvoer in hun bedrijfsvoering hebben dat zij niet representatief zijn voor een vrijwel puur op grasbasis gevoerd melkveebedrijf. Hun resultaten kunnen daarom niet bevestigen dat een overstap naar een eenvoudige bedrijfsvoering loont voor gangbare melkveebedrijven.
Groot werpt daar tegenin dat rigoureus minderen voor gangbare melkveebedrijven op basis van de melkprijs van 2022 wel degelijk kan lonen. ‘De melkprijs van gangbare melkveebedrijven kroop dit jaar dicht tegen het niveau van de melkprijs op biologisch melkveebedrijven aan. Er zit weinig verschil meer tussen. Ons onderzoek is gedaan in 2020, toen het verschil in melkprijs veel groter was.’
In 2017 had ik een interview met Foppe Nijboer, melkveehouder in Boelenslaan en destijds voorzitter van Netwerk Grondig, de belangenorganisatie voor grondgebonden boeren. Hij bestempelde de route met veel krachtvoer en kunstmest als een doodlopende weg. ‘Vanwege de milieudruk, omdat je het moet doen in een maatschappij die je niet pruimt en omdat het boeren creëert die slaaf zijn van hun werk en van de bank.’ Nijboer pleitte voor een heel nieuwe route: eentje zonder mestoverschotten, met koeien in de wei, kringlooplandbouw, weidevogelbeheer, bodemvruchtbaarheid, een aantrekkelijk landschap, maatschappelijk gewenst en een eerlijke melkprijs voor grondgebonden melk. Het interview verliep als volgt:
Dat klinkt als een sprookje, Maar hoe ga je dat realiseren, vooral die eerlijke melkprijs?
‘Om toekomst te houden, moet de melkveesector natuurlijker gaan boeren, zich aanpassen aan de natuurlijke omstandigheden. Het woord natuurinclusieve landbouw is nu hip, boeren
zijn zoekende hoe ze dat nu weer moeten invullen. Maar natuur-inclusief boeren is eigenlijk heel simpel: je zet de kwaliteiten van de natuur in voor het produceren van melk en maakt daarmee die natuur automatisch sterker.’
Automatisch sterker? Hoe bedoelt u dat?
‘Nou gewoon, door je koeien voornamelijk gras te voeren, alleen nog mest van je eigen bedrijf te gebruiken, oud grasland niet meer te scheuren, het waterpeil weer wat omhoog te brengen, kortom je bedrijf stap voor stap terugbrengen naar natuurlijke omstandigheden en tegelijkertijd zoveel mogelijk gaan strepen in wat je aanvoert. Zo ontstaat er als vanzelf een nieuw ecologisch systeem. Een systeem met een gezondere bodem, meer biodiversiteit en veel lagere kosten voor de boer. Deze manier van boeren geeft garantie op biodiversiteit en de financiële opbrengsten worden uiteindelijk ook hoger. Je wordt als melkveebedrijf robuuster, kunt tegen een stootje in tijden van lage melkprijzen. Als ik naar ons bedrijf kijk: met 70 koeien en bijbehorend jongvee en 60 hectare land halen we een inkomen waar mijn vrouw en ik en onze zoon, die op zichzelf woont en in het
bedrijf zit, prima van kunnen leven.’
Maar u boert biologisch, dat is voor lang iedereen weggelegd. ‘Maar ons bedrijf maakt zoveel minder kosten dat we ook als gangbaar melkveebedrijf met deze omvang een toekomst zouden hebben. Als je het aantal koeien zo afstemt op de grond dat je geen mest meer hoeft af te voeren en weinig middelen van buitenaf nodig hebt, levert je dat meer geld, minder stress en veel meer maatschappelijke acceptatie op.’
Wat is het potentieel aan melkveehouders die deze stap kunnen maken?
‘Best groot. Er zijn 18.000 melkveebedrijven in Nederland. Ruwweg zo’n 5.000 zijn helemaal grondgebonden en zo’n 5.000 intensief tot zeer intensief. Dan is er een grote tussengroep van zo’n 8.000 melkveebedrijven die rond de 2,8 GVE per hectare zit. Een relatief groot deel van die groep heeft nog een keus om terug te gaan naar 2,3 GVE per hectare en kiezen voor een adaptieve manier van melkvee houden.’
Hoe realistisch is die keus met een dikke schuld bij de bank?
‘Als je net fors hebt geïnvesteerd in een
nieuwe stal, zal die keus moeilijk zijn. Maar er is in die middengroep ook een flinke categorie die onbewust al adaptief aan het boeren zijn. Als ze nog een paar knoppen meer omzetten, zijn ze er al. Ik ben ervan overtuigd dat veel boeren deze stap naar minder koeien, minder kosten en een redelijk saldo graag willen maken. Maar ze zitten vast in een systeem, waar retailers, leveranciers van machines, zaad, voer, kunstmest en bestrijdingsmiddelen baat hebben om het in stand te houden. Zo verdienen veel schakels aan voedsel, maar is de melkveehouder de sluitpost op de begroting. Dat kan anders. Maar dan zal er bij de politiek, de banken en in de hele keten een flinke omslag in denken gemaakt moeten worden. De tijd lijkt er – als je ziet hoe we zijn vastgelopen –meer dan rijp voor.’
De woorden van Foppe Nijboer van vijf jaar geleden zijn actueler dan ooit. Het is exact de discussie die momenteel op landelijk en provinciaal niveau gaande is. Toch hebben nog maar weinig melkveehouders de stap genomen. Frank Verhoeven, met zijn bureau Boerenverstand een vooraanstaand adviseur in de melkveehouderijsector, weet wel waarom. ‘Het heeft te maken met mind-set. Neem mijn buurman.
Zijn koeien lopen in ridderzuringland waar veel collega’s de neus voor ophalen. Maar hij verkoopt heerlijk boerenijs en verdient er een meer dan prima boterham mee. Dat z’n koeien niet veel melk produceren, kan hem niks schelen. Het is een omslag in het hoofd die hij heeft gemaakt. Veel boeren kunnen dat niet, ook omdat de omgeving er wat van vindt. Ze zijn zo opgevoed.’
Prima inkomen kan Verhoeven hoopt toch dat meer boeren de knop durven om te zetten. ‘Diverse kringloopboeren, biologische maar ook gangbare, laten al jaren zien dat er veel effectievere en goedkopere oplossingen zijn om de stikstofuitstoot aan te pakken. Zij voeren fors minder krachtvoer en kunstmest aan en realiseren net zo goed een prima inkomen, met een betere verhouding tussen inspanning en resultaat.’ Hoe? ‘Door beter boerenvakmanschap en meer zorg voor de bodem.’ Hij denkt dat de werkwijze interessant kan zijn voor een categorie afbouwende melkveehouders zonder schulden. ‘Maar je ziet ook een nieuwe generatie jonge melkveehouders op staan die juist heel bewust kiest voor deze manier van boeren.’ Verhoeven is ervan overtuigd dat er op de ongeveer 1 miljoen hectare grasland die er nog is in Nederland het mogelijk is om zonder gebruik van krachtvoer en kunstmest 10 miljard liter melk te maken. ‘Tel daar nog de reststromen vanuit de
voedingsmiddelenindustrie bij op, zoals bietenpulp, aardappelpersvezel en bierbostel, dan zouden we zelfs zonder kunstmest en krachtvoer dicht in de buurt van ons huidige niveau van melkproductie - een kleine 14 miljard liter - kunnen komen.’
Derogatie weg, wat nu Terug naar Foppe Nijboer. Ik vraag hem of hij nog achter zijn woorden van vijf jaar geleden staat. ‘Meer dan’, zegt hij. ‘Nu derogatie wegvalt, zullen nog meer melkveehouders de overweging
dat deze bank precies het omgekeerde doet. Melkveehouders die weinig geld lenen en proberen de weg van de ‘low-input’ te gaan, worden afgestraft met een hoog rentepercentage. Zij betalen procentueel meer rente dan alle melkveebedrijven die een financiering van boven de € 1 miljoen hebben. Dat vind ik raar wanneer je als bank zegt dat je een koerswijziging of transitie van de landbouw ten volle ondersteunt.’
maken: koop ik grond aan of doe ik een paar koeien weg en ga ik snijden in alles dat ik aanvoer? Geloof me, de kosten van ‘de inputs’ gaan alleen maar omhoog. Fors snijden daarin is niet alleen financieel, maar ook sociaaleconomisch het overwegen waard. Op alle fronten krijg je meer balans.’ Nijboer ziet dat het tegengas voor deze route vooral komt uit de hoek van de erfbetreders. ‘Zij zien inkomsten wegvallen. Neem de Rabobank. Die preekt overal de weg van duurzaamheid, maar in de praktijk zie je
De stelling dat het voor melkveehouders interessant kan zijn om terug gaan naar een vrijwel puur op grasbasis gevoerd melkveebedrijf klopt. De verhalen en cijfers die er zijn, wijzen echter ook uit dat vrijwel alle bedrijven die deze stap maakten, omschakelden naar biologisch of biologisch-dynamisch. Dat is vanwege de meerprijs voor de melk die ze er voor dezelfde jnspanning bij kunnen krijgen. Van de ruim 15.251 melkveebedrijven die Nederland nog telt, zijn er echter maar 500 biologisch. Dat is 3,3%. Je moet dus wat geluk hebben dat je op die markt terecht kunt. Dit jaar is het verschil tussen de gangbare en biologische melkprijs voor het eerst kleiner dan ooit. Zeker als je kijkt naar de huidige melkprijs voor speciale melkstromen. Als dat zo blijft, kan de stap naar ‘grassbased’, voor steeds meer gangbare melkveehouders een serieuze overweging worden. Zeker nu de derogatie wegvalt (zie pagina 6 tot en met 9).
Met natuur-inclusief boeren kun je een goed inkomen halen, blijkt uit deze cijfers van het project Onder de Streep. De studie is opgezet door partners Wij.land, Living Lab Fryslân, De Natuurverdubbelaars en Alan Accountants & Adviseurs. De belangrijkste conclusie van het project is dat natuurinclusieve melkveebedrijven met kruidenrijkgras en weinig inputs een meer dan prima inkomen kunnen halen. Bij elf van de dertien bestudeerde melkveebedrijven
Boeren
Aantal koeien
Aantal ha’s
Koeien/ha
Melkproductie/koe Gangbaar/biologisch/bd Saldo per 100 kg melk (in €) Resultaat per 100 kg melk (in €) Bedrijfsinkomen (in €) Aantal aje Inkomen in € uit bedrijf per oaje
1 81 80 1,02 4.613 bio 53,17 4,11 20.735 1,00 20.735
2 78 85 0,92 5.963 bd 51,27 29,13 161.232 3,00 53.744
3 79 71 1,11 5.906 bd 58,63 27,87 137.755 1,50 91.837
4 106 97 1,10 6.037 bio 42,50 12,92 82.470 1,00 82.470
5 118 86 1,37 7.640 bio 37,45 16,49 103.280 2,00 51.640
ligt het inkomen per onbetaalde arbeidsjaareenheid (oaje) hoger dan het landelijk gemiddelde. De melkveebedrijven opereren in Noord-Nederland en het Zuid-Hollandse veenweidegebied. Elf van de dertien zijn biologisch of biologisch-dynamisch. De twee gangbare melkveebedrijven hebben een dusdanige input van krachtvoer dat zij niet representatief zijn voor een vrijwel puur op grasbasis gevoerd melkveebedrijf.
6 100 40 2,50 7.383 bio 33,68 12,50 72.166 1,50 48.111
7 180 101 1,79 9.816 g 20,72 7,61 124.000 2,00 62.000
8 196 125 1,57 9.808 g 25,01 3,37 110.318 2,00 55.159
9 60 40 1,50 5.284 bio 41,99 18,35 58.884 1,00 58.884
10 145 253 0,57 5.810 bio 52,37 13,55 164.352 2,00 82.176
11 120 70 1,73 3.501 bio 60,25 30,12 172.564 2,00 86.282
12 50 53 0,94 5.667 bio 62,06 22,38 87.166 2,00 43.583
13 66 94 0,70 4.757 bio 49,92 16,01 43.646 1,80 24.941
Gemiddelde 106,1 91,8 1,30 6.322 45,31 16,49 102.967 1,80 58.582
‘IN NEDERLAND IS HET MOGELIJK OM ZONDER KRACHTVOER EN KUNSTMEST BIJNA 14 MILJARD KILO MELK TE PRODUCEREN’
28 t/m 31 maart 2023
Melk van het Noorden organiseert een 4-daagse studiereis naar Zuid-Zweden. Deze reis per touringcar start op dinsdagmiddag 28 maart vanuit Heerenveen en eindigt vrijdagmiddag 31 maart 2023. Op deze reis bezoekt u verschillende melkveebedrijven en ondernemers met uiteenlopende visies en bedrijfsvoeringen. Bedrijven die onder andere op het programma staan:
- Sander en Janet Dijkstra in Tomellila; 140 koeien op twee melkrobots die gemiddeld bijna 40 kilo per dag produceren. De ondernemers zijn lid van een melkleveranciersvereniging die de melk levert aan Skånemejerier. Deze fabriek is sinds 2012 in handen van Lactatis.
- Vankiva Farm van Kristoffer Johansson. Melkt 700 koeien in een zeer moderne stal die drie jaar geleden in gebruik is genomen. In een 50-stands carrousel wordt de veestapel gemolken die ruim 11.000 kilo melk produceren.
- Piebe Wester en Petra Waiboer in Laholm. Groeiden afgelopen jaar van 120 naar 180 melkkoeien die in een gloednieuwe melkstal worden gemolken na afscheid te hebben genomen van melkrobots.
- Familie Terwel in Falkenberg; Begonnen in 2008 op pachtbedrijf en hebben nu grootste deel van 300 hectare in eigendom. Melken 300 koeien met vijf Lely-melkrobots.
De organisatie behoudt zich het recht voor de reis te annuleren. Onder andere als de dan geldende coronamaatregelen daar aanleiding toe geven.
Vertrekken uit de dorpskern van Jutrijp om 500 meter verderop het bedrijf voort te zetten. Anne en Maaike Huitema namen de stap. In 2017 kwamen de plannen op gang, sinds juni dit jaar boeren zij in het buitengebied van Jutrijp. ‘In het dorp was er voor ons geen toekomst.’
In de dorpskern van Jutrijp lag tot voor kort het melkveebedrijf van Anne Huitema. Hier werkte en woonde hij, met zijn vrouw Maaike en hun drie dochters. In 1978 kwam de familie Huitema naar deze plek vanwege de ruilverkaveling, in de tijd dat Anne’s vader nog boer was. Nu, ruim 45 jaar later, is het bedrijf opnieuw verplaatst. Anne en Maaike zien de verplaatsing als een onontkoombare beslissing. ‘Op de huidige plek was geen toekomst, daar konden we niet nog dertig jaar verder’ zegt Maaike. ‘Er was renovatie nodig’, vult haar man aan. ‘We molken in een 2x4 melkstal, het vee liep in verschillende stallen en ruimte was er niet. In het dorp konden we geen kant op.’ Nu, zo’n vijf jaar na de eerste plannen
voor een verplaatsing, zitten we aan de keukentafel op de nieuwe bedrijfslocatie. ‘Deze plek was voor ons logisch, het is gerealiseerd op een stuk land dat al bij onze boerderij hoorde’, licht Anne toe. ‘We konden de bedrijfswoning en stallen dus bouwen op ons eigen grondareaal.’
In 2017 begon het balletje te rollen. ‘We konden het land van de buurman aankopen waardoor we op circa 60 hectare grond in eigendom kwamen. Dit ging onder goede begeleiding van Eelke Turkstra, destijds zelfstandige en nu werkzaam bij Agri Vastgoed.’ Turkstra stond Anne ook bij om de rechten van de buurman over te kopen waardoor er ruimte kwam om 143
koeien te melken. ‘Op dat moment hadden we 70 koeien.’ De mogelijkheid om uit te breiden, in combinatie met de wens om te renoveren, zorgde uiteindelijk voor de verplaatsing. ‘Er kwamen gesprekken met de bank. Die stond positief tegenover de verplaatsing en adviseerde ons de aanvraag gelijk te regelen. Achteraf zijn we blij dat we gelijk doorgepakt hebben.’
Het hele proces heeft zo’n vijf jaar geduurd. ‘In de nieuwe buurt was niet iedereen blij met de komst van ons bedrijf. Dat heeft helaas voor veel vertraging gezorgd. Maar we wisten dat we in ons recht stonden’, zegt Maaike. ‘We hebben daarom steeds gedacht dat het wel goed kwam en dat kwam het gelukkig ook. We wisten dat we de instanties op de hand hadden. De gemeente zag ons milieutechnisch als knelpunt in de dorpskern. Voor het dorp was onze verplaatsing om die reden ook een voordeel, oordeelde de gemeente.’
Het hele proces vroeg een grote
zorgvuldigheid. ‘We moesten alles correct aanleveren en alles werd heel precies gecontroleerd. Dat koste veel tijd maar is ook logisch.’ Uiteindelijk ging in mei 2021 de schep de grond in op de nieuwe locatie. Daarmee was het nog niet klaar. Ook toen kwamen zaken aan het licht die de boel ophielden. Begin december 2021 zou er stroom en water zijn op de nieuwe locatie. Echter gebeurde dit niet en dat zorgde voor frustratie. Anne: ‘Het werd meerdere malen uitgesteld, soms zelfs zonder dat wij ervan op de hoogte waren. Op een gegeven moment was de projectleider niet eens meer bereikbaar.’ In het voorjaar van 2022 was het voor Anne klaar en belde hij de provincie op. De melkveehouder werd teruggebeld door gedeputeerde Sietske Poepjes. ‘Zij gaf aan dat het zo echt niet kon, toen kwam er eindelijk actie.’ Er bleken problemen te zijn op de voorgenomen route van de kabels. Met spoed is een kabel vanaf de andere kant van de boerderij aangelegd. Begin juni van dit jaar was er dan eindelijk stroom en water. Toen kon de verhuizing in gang worden gezet. Als eerste ging het jongvee naar de nieuwe locatie. Een dag later gingen Maaike en de kinderen over. Anne zelf kwam later. ‘We zaten net in de tweede snee dus we waren druk met maaien en kuilen.’ Een paar dagen later zijn de koeien door het land naar hun nieuwe thuis gewandeld. ‘Dat ging goed en ze werden gelijk gemolken.’ Anne kwam toen ook naar de nieuwe locatie en het oude stek werd als woonboerderij via AnderzWonen verkocht. Dit is een makelaarskantoor in landelijk wonen.
Opzet van nieuwe locatie Anne en Maaike hadden goed voor ogen hoe de nieuwe locatie ingericht moest worden. Een bedrijfswoning, een ligboxstal voor de 143 melkkoeien, twee melkrobots, ruimte voor jongvee, een loods en kuilplaten. ‘Met natuurlijk de tuin op de zonkant en geen uitzicht op de kuilbulten’, voegt Maaike toe. Onder begeleiding van De Nije Pleats werd het plan opgezet. ‘Dit plan hebben we toen aan de keukentafel besproken met verschillende partijen; de landschapsarchitect, gemeente en provincie. De plannen waren zo gelijk
voor iedereen duidelijk en we konden door.’
Nog niet alles is al afgerond. Zo wordt een loods nog gebouwd en moet een onderdeel van het erf nog bestraat worden. ‘Als dat klaar is kunnen de koeien volgende zomer vanuit de robot gelijk naar buiten en moeten ze via een
waren dat 60 tot 65. ‘We hebben nu een vergunning voor 143 melkkoeien. Op dit moment zitten we op 97. We groeien door ons eigen jongvee aan te houden, vooral om dierziektes door insleep te voorkomen.’
andere deur weer naar binnen. Ook is het de bedoeling dat er nog meer beplanting op het erf komt.’
Koeien zijn gezond Het is nu zo’n vijf maanden geleden dat het bedrijf overging. Anne is tevreden over hoe het gaat. ‘Het melken met robots bespaart veel tijd. Waar ik voorheen 5 uur uit bed ging en rond tienen aan koffie toe was, kan ik nu een uur later beginnen en ben ik een keer zo vlot klaar met de ochtendronde. De koeien waren snel gewend aan de robots en zijn gezond. Ze hebben veel ruimte waardoor de klauwen in een betere conditie zijn. Ook geven de koeien goed melk. Nu 29 liter daags, maar de vele vaarzen trekken het gemiddelde wat naar beneden. We zitten met de gehalten op 4.35% vet en 3.60% eiwit.’
Op de oude locatie werden op het laatst 75 koeien gemolken, eerder
Toekomstbestendig De stikstofdiscussie, de afbouw van derogatie, Anne en Maaike zien het net als veel boeren als een onzekere tijd. ‘Toen we in 2017 begonnen aan dit traject speelde de stikstofdiscussie nog niet’, zegt Anne. ‘Als we nu weer moesten, weet ik niet wat we gedaan hadden. Maar op de oude locatie was ook geen toekomst. Hier hopen we wel door te kunnen. We hebben net op tijd alle vergunningen kunnen regelen. Nu is het afwachten.’
Afwachten of niet, de jonge melkveehouders proberen actief in te zetten op duurzaamheid. Ze werken met het Milk2Heat systeem. ‘Dat zorgt voor een energiezuinige melkkoeling. Door het systeem worden vier boilers voorverwarmd. Twee in de melkstal voor de robots en de reiniging van de melktank. En twee in de woning, met de warmte van de melk verwarmen we ons huis en zijn we helemaal gasvrij.’ Daarnaast zijn er heatpipes en worden er nog zonnepanelen aangelegd. Met een regenput onder de melkstal, hergebruiken ze het regenwater. ‘Dit drinken onze koeien en we maken de vloer van de melkrobots ermee schoon. We hopen dat mede door deze innovaties ons bedrijf toekomstbestendig is.’
Hoge gasprijzen en energieschaarste vergroten de kansen voor mestvergisting. Vergisting kan ook helpen bij het halen van klimaatdoelstellingen en het verkleinen van stikstofverliezen. Maar er zijn veel hobbels te nemen.
Berrie Klein Swormink BioValueNaar schatting gaat minder dan vijf procent van alle op Nederlandse melkveebedrijven geproduceerde mest door een vergister. In de loop der jaren zijn er wel diverse ondernemers geweest die investeerden in vergistingsinstallaties. Dit ging met golfbewegingen. Na een investeringsgolf in de jaren ‘80 en ‘90 van de vorige eeuw, kwam mestvergisting vanaf ongeveer 2005 weer volop in de belangstelling te staan. De techniek van de vergisters was verbeterd en de overheid kwam met nieuwe subsidieregelingen. Ondernemers kozen in de meeste gevallen voor installaties waarbij sprake is van co-vergisting. Je voegt producten als mais, graan of reststromen uit de voedingsmiddelenindustrie toe aan de beschikbare mest om te komen
tot een hogere gasproductie. Veel van de vergisters uit het begin van de 21-ste eeuw zijn niet meer in gebruik. Onder meer dalende energieprijzen en stijgende prijzen van de co-producten haalden het verdienmodel onderuit.
Subsidie als bodem
De laatste jaren is er in de melkveehouderij vooral aandacht voor monovergisting. Een voordeel is dat je daarbij niet afhankelijk bent van marktprijzen van co-producten. En eventueel gedoe rond de aanvoer van die producten. Wel geldt dat je met monovergisting per kuub mest minder gas overhoudt. Het verdienmodel van monomestvergisting was tot nu toe dan ook niet overvloedig. Alleen met ondersteuning van SDE++ subsidie lukt het ondernemers om een investering in een monomestvergister rond te
rekenen. Proefboerderij De Marke in Hengelo (Gld.) heeft al bijna twintig jaar ervaring met vergisting van de geproduceerde mest. Zwier van de Vegte, projectmanager agro bij De Marke, is voorzichtig met het aanprijzen van mestvergisting als aantrekkelijke investering. ‘Dat de aardgasprijzen nu pieken, speelt vergisting in de kaart, maar is niet doorslaggevend. Bij het berekenen van het verwachtte rendement, ga je uit van meerjarige opbrengstprijzen van het geproduceerde groene gas’, zegt Van der Vegte. ‘De afgelopen jaren vormde de subsidie via de SDE-regeling een soort bodem in het verdienmodel. Als de marktprijs van groen gas stijgt, neemt de SDE-subsidie af. Door de torenhoge gasprijzen van dit moment zijn er melkveehouders met een vergister die lekker verdienen. We merken dat onder meer aan een toenemende hoeveelheid vragen van andere melkveehouders die ook aan mestvergisting beginnen te denken.’
Verdienmodel blijft schraal Ondanks gewijzigde marktomstandigheden, is investeren in
‘Zowel bij het realiseren van klimaatdoelstellingen, als het verminderen van stikstofverliezen, kan mestvergisting een positieve rol spelen.’
mestvergisting voor melkveehouders nog niet zo makkelijk rendabel te rekenen. Het verdienmodel blijft schraal. Van de Vegte van De Marke gaat uit van een minimale bedrijfsomvang van 200 koeien. ‘In het verleden hebben we ook wel lagere aantallen genoemd, maar dan hoeft er maar weinig tegen te zitten, bijvoorbeeld technische problemen of tegenvallende prijzen en de installatie is verliesgevend.’ Andere deskundigen noemen een nog grotere bedrijfsomvang. Zo gaat BioValue in Sint Nicolaasga (Fr.) uit van minimaal 300 koeien (zie kader). ‘Met een samenwerkingsverband van een aantal melkveebedrijven kun je ook de noodzakelijke schaalgrootte bereiken. In Gelderland en Overijssel zien we daar momenteel voorbeelden van’, zegt Van de Vegte. Yke Roelevink van BioValue: ‘Schaalgrootte is momenteel niet het enige issue. Enorm stijgende kosten om de installatie te kunnen financieren en terug te verdienen, drukken momenteel ook op het verdienmodel. Adviesbedrijven tuimelen over elkaar heen om melkveehouders te vertellen hoe interessant vergisten kan zijn. Dat klopt op lange termijn ook wel, daar ben ik van overtuigd. En de hoge gasprijs helpt nu zeker ook, maar het eerlijke verhaal vandaag de dag is ook dat de investering een stuk hoger ligt dan kort geleden. Die hogere investering blijft, maar de hoge gasprijzen liggen naar verwachting binnen twee jaar weer onder het SDEniveau.’
Voeden met verse mest Voor een zo hoog mogelijke biogasproductie is het gewenst om de vergister te voeden met verse mest. Een bijkomend voordeel is dat je daarmee de methaanuitstoot in de stal verder verlaagt.
Maar verse mest naar de vergister pompen, is in veel situaties makkelijker gezegd dan gedaan. In de meeste melkveestallen komt de mest in een mestkelder onder de stal terecht. En als er sprake is van een emissiearme stalvloer, dan mag je die niet zomaar aanpassen. Dat kan ten koste gaan van de toegekende emissiefactor en daarmee je vergunning. Stallen met een traditionele roostervloer zijn wel aan te
Voor melkveehouders die zich vooral willen blijven toeleggen op het melken van koeien, is het concept Mono+ van het Friese BioValue wellicht interessant. Dit bedrijf houdt zich bezig met het bouwen en exploiteren van biogasinstallaties. Mono+ is een aanpak waarbij de melkveehouder alleen mest hoeft te leveren en moet zorgen voor een plek waar BioValue een biogasinstallatie kan plaatsen. Zelf mee-investeren in de installatie behoort tot de mogelijkheden. Met Mono+ richt BioValue zich op melkveebedrijven met minstens 300 koeien, waarbij er maximaal tot 20% aan co-producten wordt toegevoegd. Daarnaast heeft BioValue een nieuw concept in ontwikkeling dat vanaf 120 koeien rendabel moet zijn. Begin volgend jaar wordt een pilot hiervoor gestart.
passen door de roosters te bedekken met bijvoorbeeld een rubberen vloer, waarbij een mestschuif regelmatig de mest verwijdert. ‘De beschikbaarheid van dagverse mest blijft essentieel om de installatie rendabel te maken’, zegt Yke Roelevink ‘Stel dat je met een monovergister met dagverse mest in staat bent om 35 kuub gas uit een kuub mest te winnen. Dan is dat al gauw 30 tot 40 procent minder dan wanneer je niet met verse mest kunt werken. En meestal is het verdienmodel te dun om dat op te kunnen vangen.’
Rendement onder druk Ook andere factoren hebben veel invloed op het rendement van een biogasinstallatie. ‘Denk bijvoorbeeld aan weidegang. Dat heeft rechtstreeks
bij melkveehouders die denken aan mestvergisting. En daar komt bij dat ondernemers die wel stappen willen zetten, vaak hindernissen tegenkomen bij het verwerven van de benodigde vergunningen. ‘In veel gemeenten biedt het bestemmingsplan geen ruimte voor een biogasinstallatie op een agrarisch bedrijf. En de bereidheid bij gemeenten om daar vlot verandering in te brengen, valt tegen’, aldus Roelevink. Ook Van de Vegte vindt het jammer dat het niet makkelijk is om mestvergisting van de grond te krijgen. ‘Zowel bij het realiseren van klimaatdoelstellingen, als het verminderen van stikstofverliezen, kan mestvergisting een positieve rol spelen.’
gevolgen voor de hoeveelheid mest die naar de vergister gaat. Ook beleidsmaatregelen om de emissies van stikstof en methaan te verminderen, kunnen veel effect hebben. Zo wordt er soms gesuggereerd om stalvloeren volop te spoelen met water. Dat zal ongetwijfeld gunstig zijn voor het verkleinen van de ammoniakuitstoot, maar de waterrijke mest die je dan krijgt, kan niet zonder meer de vergister in.’ Roelevink constateert dat onzekerheid over toekomstige beleidsmaatregelen, zorgt voor een afwachtende houding
Mestkwaliteit blijft goed Onderzoek op De Marke heeft laten zien dat mestvergisting waarschijnlijk geen negatieve gevolgen heeft voor de bemestingswaarde van de mest die door de vergister gaat. ‘Je raakt weliswaar wat organische stof kwijt door vergisting, maar dat is makkelijk afbreekbare organische stof die niet bijdraagt aan de opbouw van organische stof in de bodem. Door de jaren heen zien we op de percelen van De Marke het organische stofgehalte licht toenemen. Wat we nog niet precies weten, is in hoeverre de makkelijk afbreekbare organische stof die je door vergisting kwijtraakt, van belang is als voeding voor het bodemleven. Onze verwachting is dat het bij grasland waarschijnlijk weinig uitmaakt. Daar is volop organische stof aanwezig. Misschien ligt het bij schraal bouwland anders.’
De inflatie vlakt wel af, maar blijft de komende jaren met 2 tot 5% relatief hoog. Dat voorspellen de economen Edin Mujagić en Jaap Bouma. Ook de rentes op de kapitaalmarkt blijven hoger dan we tot vorig jaar gewend waren. Wat wel gunstig is: deze rentestijging lijkt de piek voorbij. ‘Nu de rente op leningen voor meerdere jaren vastzetten, is waarschijnlijk niet verstandig.’
Sjoerd Hofstee Landpixel, OHV & OptimixEdin Mujagić, hoofdeconoom bij OHV Vermogensbeheer, was in november 2019 te gast bij kenniscoöperatie Niscoo in Heerenveen. Hij voorspelde toen dat de rentes voor vele jaren laag
zouden blijven en we binnen de kortste keren in een recessie zouden belanden. Precies drie jaar laten was hij weer aanwezig op een avond van Niscoo in Heerenveen en ligt de financiële wereld
er compleet anders bij. ‘Ik heb toen ook gezegd dat de situatie altijd drastisch kan veranderen door onverwachte extreme omstandigheden’, zegt hij nu. ‘En dat is met de coronapandemie precies wat er is gebeurd. Overheden pompten enorme hoeveelheden geld in de economie. Dat heeft een recessie uitgesteld, maar inmiddels is die mijns inzien echt onontkoombaar of zitten we er zelfs al middenin.’
Daarover later meer. Eerst terug naar de sterk gestegen rentes. ‘Je moet onderscheid maken tussen twee soorten rente. De kortlopende is waar de centrale banken, onder andere de Europese Centrale Bank (ECB),
De inflatie en rentes op de kapitaalmarkt zijn fors gestegen. Ze dalen weer, maar niet snel naar niveaus van de laatste jaren, voorspellen Mujagić en Bouma.
mee werkt. En de langlopende rente is de rente op de kapitaalmarkt. Dit is de rente die de bank aan u berekent wanneer u een lening aanvraagt of wilt verlengen. De eerste, kortlopende rente, is waar ik drie jaar geleden op doelde en welke nog steeds laag is. De ECB verhoogde deze het afgelopen jaar wel van 0,5% naar 1,5%, maar dat is bij lange na nog niet genoeg. Het doel van de ECB om deze rente te verhogen, is namelijk om de inflatie te beteugelen. Voor een gezonde economie moet die maximaal rond de 2% liggen. Om dat te bereiken, zo is uit onderzoek gebleken, moet de ECB deze kortlopende rente minimaal naar een niveau van tussen de 2,5 en 4% tillen. Alle signalen die ik zie, maakt dat de ECB nog wel de kortlopende rente wat verder verhoogt, maar niet naar een hoger niveau dan 2 tot 2,5%. Ik blijf daarom achter mijn woorden staan: de rente is laag en blijft laag. Helaas is het gevolg wel dat de huidige hoge inflatie daarmee onvoldoende wordt aangepakt en maar langzaam zal dalen.’
‘Neem voorbeeld aan VS’ Jaap Bouma is senior portefeuillebeheerder bij vermogensbeheerder Optimix. Hij beheert onder andere de beleggingsportefeuille van Niscoo en volgt de financiële markten op de voet.
Bouma verwacht dat de ECB de rente wel moet verhogen naar 3% of meer en dat ook gaat doen. Hij wijst op het voorbeeld uit de VS. ‘Wij zijn hier geneigd vooral door een Europese bril te kijken, maar op de financiële markten is Europa slechts voor 20% bepalend en de VS voor 65%. Ook daar greep de FED, de Amerikaanse centrale bank, pas heel laat in om de inflatie terug te dringen. Toen ze bij de FED eenmaal wakker werden, pakten ze wel direct stevig door. Een paar maanden geleden was de korte rente daar nog negatief, nu is die in een aantal sprongen opgelopen tot inmiddels 3,75%. Het effect op de inflatie daar is nog niet volledig zichtbaar, maar de signalen zijn duidelijk dat het werkt: de olieprijzen zijn gedaald net als bijvoorbeeld de prijzen voor containers en koopwoningen. Dit zijn allemaal belangrijke trends in de markt die aantonen dat de inflatie in de VS komend jaar weer op een acceptabel niveau komt.’
Dat de ECB veel minder stevig haar rente verhoogt, komt volgens Bouma door vrees voor betalingsproblemen in de zuidelijke lidstaten van de EU. ‘Het piept en het kraakt in veel EU-landen, maar om de economie te stabiliseren moet de inflatie omlaag en kan de ECB volgens mij niets anders doen dan haar rente toch echt verder optrekken en een voorbeeld nemen aan de VS.’
ECB kan leningen opkopen Edin Mujagić deelt de opvatting dat de ECB vooral vreest dat zuidelijke
lidstaten in de problemen komen bij een stevige verhoging van de kortlopende rente. ‘Landen met de hoogste schulden zijn het meest kwetsbaar voor een hogere rente. Je kunt wel zeggen: ‘waarom verhoogt die ECB niet gewoon haar rente’. Maar de mensen die daar werken en aan de touwtjes trekken, zijn natuurlijk ook niet dom. Zij zien dat het een heel kwetsbaar spel is wat gespeeld moet
worden. Natuurlijk moeten en willen zij de inflatie zo vlot mogelijk terugdringen, maar ze zien ook dat de rentes op de kapitaalmarkt sterk zijn gestegen en dat dat verder kan oplopen als zij hun korte rente in rap tempo opschroeven. Om die reden heeft de ECB het TPIsysteem ontwikkeld. Hiermee stelt zij zichzelf in staat om leningen op te kopen uit de markt als de rentes in de markt te veel en te snel stijgen. Om zo economieën te beschermen. Je kunt het vergelijken met het opkopen van melk door de EU om de markt tegen een te grote prijsval van zuivel te beschermen. Ik verwacht dat de ECB haar eigen rentes voorzichtig iets verhoogt in de komende weken en daarbij de rente op de kapitaalmarkt sterk in de gaten houdt. Indien ze dit nodig acht, kopen ze leningen op om zo die kapitaalmarktrente te drukken en hopelijk ook de inflatie. Maar de inflatie blijft voor langere tijd hoger dan wij jarenlang gewend waren. Naast de ‘angst’ van de ECB om harder in te grijpen, komt dit doordat de arbeidsmarkt krap is en blijft. En omdat Europa - onder druk van het klimaatdossier - fossiele brandstoffen duurder maakt, maar de alternatieven uit wind en zon dit nog onvoldoende kunnen compenseren.’
Jaap Bouma deelt die laatste opvatting en vult aan: ‘De historie leert dat na een periode van hyperinflatie, wat we nu
meemaken, het altijd wel een paar jaar duurt voordat je weer stabiel terug bent op een niveau van rond de 2%.’
Banken voorzichtiger Het is al genoemd: de kapitaalrente is sterk gestegen. Waar een ondernemer tot een jaar geleden met de bank over rentepercentages van rond de 1% sprak, ligt die nu al rond de 5%. Afhankelijk onder andere van de looptijd. Dat die rente op de kapitaalmarkt zo sterk gestegen is, komt doordat uitleners van geld proberen in te schatten wat de inflatie doet. ‘Verwachten zij dat die hoog blijft, dan rekenen ze ook een hogere rente. En dat is dus precies wat momenteel speelt’, licht Mujagić toe. ‘Een tweede oorzaak is dat de banken verwachten dat we door een recessie gaan en dat de risico’s voor hen daardoor, zeker op de korte termijn, groter zijn. En een derde reden is dat de toezichthouders vanuit de ECB veel strenger toekijken op de commerciële banken. Dat vertaalt zich onder andere in de verplichting aan banken om veel meer geld in kas te moeten houden. Dat geld kunnen ze niet uitlenen en dus niets op verdienen. Dat alles met elkaar verklaart de huidige situatie waarbij een ondernemer een veel hogere rente moet betalen voor een nieuwe lening dan vorig jaar het geval was.’
Of deze situatie ook een voorbode is van een naderende recessie? Volgens Mujagić wel en is de kans reëel dat we in Europa al in een recessie zitten. ‘Als de krantenkoppen stellen dat we officieel in een recessie verkeren, weet je bijna zeker dat we er al weer uitkruipen. Dit soort nieuws hobbelt altijd achter de realiteit aan. Een recessie betekent niets anders dan dat wij met elkaar minder spenderen dan we een kwartaal eerder deden.’
Hij verwacht echter niet dat deze recessie ook resulteert in een hoge werkloosheid. ‘Het grote verschil nu met de afgelopen decennia, wanneer er recessies plaatsvonden, is dat de arbeidsbevolking niet meer groeit. De vergrijzing is niet langer iets wat nadert, maar waar we al volop mee te maken hebben. Arbeid blijft schaars en lonen zullen daardoor stevig blijven stijgen de komende jaren.’
Sneller aflossen Mujagić noemt dit meteen als een
Mocht de rente op de kapitaalmarkt weer duidelijk dalen, dan is langer vastzetten wellicht aantrekkelijk. Financieel experts Dick Bijlsma en Johannes Wassenaar van Ynsigt waarschuwen daarbij voor een belangrijk relatief nieuw fenomeen: banken werken tegenwoordig met korte looptijden bij nieuwe leningen. Dat varieert van vijf tot tien jaar. Dit betekent dat de lening dan al na vjif jaar moet worden geherfinancierd. Het herfinancieringsrisico, oftewel: wil een bank de lening überhaupt wel verlengen, is hierdoor fors toegenomen. ‘Als jij bijvoorbeeld een jaar voor het aflopen van die lening denkt de rente opnieuw voor 10 jaar vast te kunnen zetten, kom je meestal bedrogen uit. Die lening moet eerst opnieuw worden beoordeeld. De kans is groot dat je in tijden als deze wordt geconfronteerd met hele andere leningsvoorwaarden zoals hogere rente- of aflossingscondities. In het uiterste geval moet de lening worden afgelost’, stelt Wassenaar. ‘Het is zaak dat je goed in kaart hebt welke leningen je hebt lopen en tot wanneer. Liefst ga je drie jaar voor het aflopen van een lening al met de bank in gesprek over verlenging en onder welke condities. Door die termijn houd je regie en speelruimte.’ Bijlsma vult aan: ‘Als je wacht tot het laatste moment en je hebt net een slecht jaar achter de rug, zal de bank veel moeilijker doen of in ieder geval een veel minder gunstig voorstel voorleggen. Tijdig anticiperen als ondernemer op welke leningen je hebt lopen en welke je moet verlengen, is echt onderbelicht op veel agrarische bedrijven.’
punt waarop je kunt anticiperen als ondernemer: ‘Personeel krijgen wordt alleen maar lastiger, dus zorg dat je voorwaarden creëert om je goede mensen te behouden. En daarbij mag je ervan uitgaan dat de tijd van goedkoop lenen vooreerst voorbij is. Ik zou daarom als ondernemer scherp kijken naar de hoeveelheid vreemd vermogen dat ik in het bedrijf heb zitten. Dat maakt je kwetsbaarder bij hogere rentes. Sneller aflossen kan een goede strategie zijn.’
Jaap Bouma verwacht dat de kapitaalrente niet verder stijgt, maar komend jaar eerder licht daalt. ‘Alle extra kosten en risico’s van banken zijn er de laatste maande al in verdisconteerd. Inclusief de inschatting dat de ECB de kortlopende rente verder verhoogt. Als je nu een lening moet aangaan, zou ik niet snel kiezen voor vastzetten van 5 of 10 jaar. Ik acht de kans vrij reëel dat je over een jaar een beter voorstel krijgt.’
‘Leningen
Van 7 tot en met 9 december 2022 vindt de Landbouwbeurs Leeuwarden plaats. Een groep partners van Melk van het Noorden vormt een groot gezamenlijk plein. De standhouders gaan graag met u in gesprek en bieden u iets te drinken aan. Ook kunt u een weekendje weg voor twee personen, inclusief een melkersbon, winnen!
Het Nederlands Elftal bivakkeert in Quatar, maar u kunt zelf een balletje trappen op het Melk van het Noorden-Plein. Laat zien dat u minstens zo goed penalty’s schiet als de mannen van Louis van Gaal. Ook kunt u onder andere plaatsnemen in een vrachtwagensimulator. U vindt het Melk van het Noorden-Plein achterin de Frankenhal. Op bijgaande plattegrond ziet u hoe de gezamenlijke partijen zich hier presenteren. Dat gebeurt rond een eigen horecaplein waar de gezamenlijke partners u graag wat te drinken aanbieden en verder bijpraten over wat zij voor u kunnen betekenen.
13.00 en 9 december 20.00!
Het voorgestelde nieuwe premiestelsel op CO₂armere melk van FrieslandCampina (RFC) wordt vooral door veel extensieve leden niet met joechei ontvangen. Terecht, RFC wil een lage CO₂-uitstoot per kilo melk sterk belonen, maar bagatelliseert andere duurzaamheidsdoelen en ‘vergeet’ de opslag van CO₂ in gras mee te rekenen.
Sjoerd Hofstee Marcel van KammenHet moesten grotendeels goednieuwsshows worden: de najaarsbijeenkomsten voor de RFCleden. De melkprijs ligt immers nog altijd op een torenhoog niveau en inmiddels mogen de leden ook hopen op een fatsoenlijke prestatietoeslag. Tenminste, die verwachting werd de afgelopen weken gewekt door verschillende hoofdbestuursleden. Zij prediken dat de huidige ruim 9 miljard kilo melk die RFC verwerkt, momenteel volledig positief kan worden verwaard. Als dat echt klopt, is dat topnieuws voor de leden-melkveehouders.
Een paar jaar op rij
werd zeker 30% van de melk niet winstgevend afgezet en nu zou dat, na de nodige krimp in volume van bijna 11 naar circa 9 à 9,5 miljard kilo, wel volledig lukken. Het kan niet anders dan dat de onderneming dan ook weer serieus winst maakt en dus komend
jaar boven op de garantieprijs ook een fatsoenlijke nabetaling uitkeert. Als dat echt het geval is, kan dat ook een mooie financiële injectie opleveren voor duurzaamheidsdoelen die bij de coöperatie nu bijna volledig lijken onder te sneeuwen.
Duurzaamheid voor een duppie Want dat is wat er aan de hand is bij FrieslandCampina en wat veel leden tegen de borst stuit. Aanleiding: het vernieuwde systeem om inzet op duurzaamheid te belonen. Als melkveehouder van RFC is het daarbij leuk om je in te zetten voor een hogere levensduur; betere kalveropfok, een betere stikstofbalans, minder ammoniakuitstoot, meer eiwit van eigen land, meer blijvend grasland of meer natuurland, maar het levert allemaal per onderdeel maximaal € 0,10 per 100 kilo melk
op.
De inzet op weidegang is blijkbaar genoeg ingeburgerd want de premie daarvoor gaat van € 1,50 naar € 1,30 per 100 kilo melk. Door een coöperatieve inhouding van € 0,60 voor ieder lid, houdt een weider zonder extra scores op de andere punten netto dus nog slechts € 0,70 premie over voor het buiten laten grazen van zijn dieren. Het zijn echter vooral de melkveehouders die wél extra inzet tonen, die zich in het hemd voelen gezet door hun eigen coöperatie. Want hoewel bijvoorbeeld inzet op weidevogelbeheer maatschappelijk hoog gewaardeerd en inmiddels ook beloond wordt, heeft RFC er dus maar een duppie voor over.
En waarom? Omdat een serieuze premie vanaf 2023 alleen nog maar weggelegd is voor inzet op een lage CO₂-uitstoot. Wie er in slaagt om minder dan 900 gram CO₂equivalenten per kilo melk uit te stoten, krijgt de maximale premie van 1,5 cent per kilo melk. Wie tussen de 1.250 en
900 gram scoort, krijgt naar rato een lagere premie.
Grote en belangrijke klanten van RFC, de Nestle’s en Danones van deze wereld, vragen RFC om hier extra inzet op te plegen. Zij betalen meer, of alleen maar, voor melk met een lage
CO₂-voetafdruk. Bijkomende reden is dat ook RFC zich aan internationale standaarden voor het verlagen van de CO₂-footprint heeft gecommitteerd en dat met deze inzet hoopt te verwezenlijken.
CO₂-opslag telt niet
Ervaring leert echter dat de intensieve melkveehouder veel eenvoudiger een lage CO₂-uitstoot realiseert dan
een extensieve. Tenminste, als je de CO₂-uitstoot berekent zoals dat vanuit de kringloopwijzer wordt gedaan. En hier wringt de schoen opnieuw. Want binnen de CO₂-berekening in de kringloopwijzer is pensfermentatie een belangrijk onderdeel. Wie veel snelle energierijke grondstoffen aan het rantsoen toevoegt, zal gemiddeld gezien een veel hogere pensfermentatie scoren dan de boer die vooral gras laat opnemen door zijn koeien. Zelfs een biologische melkveehouder die al zijn apparatuur elektrisch aandrijft en maximale weidegang toepast, scoort via de huidige methode nog een hoge CO₂-uitstoot. De reden hiervoor is dat de kringloopwijzer een koemodel is. En dat terwijl een melkveebedrijf op het gebied van CO₂ iets fundamenteels meer kan en doet dan elk ander bedrijf: het bindt CO₂ in het gras. Gras dat vervolgens door de pens van de koe gaat en wordt gefermenteerd. Deze CO₂-opslag in het gewas wordt op geen enkele manier ingerekend in het huidige model.
Veel leden noemen dit een fout en een gemiste kans. Zij stellen dat het RFC de opzet van de CO₂-berekening, nu daar een premie aan wordt gekoppeld, moeten herzien en zodanig aanpassen dat het recht doet aan wat leden doen op hun bedrijven: CO₂-uitstoten én CO₂-vastleggen. Dit ‘unique selling point’ mag naar hun mening niet compleet worden overgeslagen. RFC weerlegt deze kritiek onder andere door te stellen dat het bedrijf zich committeert aan internationale standaarden voor CO₂-berekeningen. Het klopt dat die standaarden en rekenmethodes aansluiten bij het huidige model uit de kringloopwijzer. Maar als het model niet klopt of onvolledig is, kun je er als coöperatie ook voor kiezen om wél een kloppend model op te tuigen.
Het nieuwe premiesysteem zoals het nu is gepresenteerd, bevoordeelt dus vooral de intensievere leden. En dat terwijl de politiek en maatschappij zich juist richten op een extensivering van de sector. Met dan laatste kun je het als coöperatie en onderneming - net als een individueel lid - niet eens zijn, maar het is de realiteit. In het nieuwe GLB vertaalt zich dat vanaf komend jaar al. Net als dat ook de afbouw van derogatie na enkele jaren uiteindelijk in extensivering van de sector zal resulteren.
Ook is te verwachten dat criticasters van de sector, met het huidige CO₂model, melkveehouders nog steeds als grote vervuilers te kijk zetten. Terwijl bij een model, waarin ook de CO₂-opslag wordt ingerekend, juist dit kritiekpunt grotendeels de kop wordt ingedrukt. RFC prevaleert met deze aanpak het korte termijn voordeel op de markt boven de maatschappelijke en politieke
Het vastleggen van koolstof (CO₂) heft hooguit een paar procent van de emissies op, stelt Royal FrieslandCampina (RFC) in een schriftelijke reactie op dit artikel. Desondanks werkt de onderneming naar eigen zeggen hard aan een systeem om dit verantwoord mee te kunnen wegen in het model.
RFC benadrukt verder dat het voorgestelde nieuwe premievoorstel nog een voorstel is en dat het bij goedkeuring voor drie jaar geldt om daarna opnieuw te evalueren.
Daarbij komt dit voorstel volgens RFC juist voort uit het luisteren naar de leden op de voorjaars- en themabijeenkomsten. Daaruit werden drie punten geventileerd: 1) Meer financiële impuls; in totaal meer geld naar het boerenerf. 2) Behoefte aan focus op onderdelen waar waarde uit gehaald kan worden. 3) Inzicht vooraf. Op basis daarvan is het nieuwe premiestelsel opgesteld. RFC stelt ook dat de emissiemodellen en de Kringloopwijzer onafhankelijk en wetenschappelijk onderbouwd zijn. En dat uit eigen analyse van het bedrijf blijkt dat intensiviteit van bedrijfsvoering en klimaatscores nauwelijks een verband hebben.
trend. En om de grotere en intensievere melkveehouders tevreden te stellen en binnenboord te houden. Het is een risicovolle strategie. Bijvoorbeeld omdat er steeds meer signalen komen dat Brussel het beschermen van de weidevogelstand heel serieus neemt.
Als die verder achteruit loopt, dreigt de EU met maatregelen als verplichte uitgestelde maaidata.
Als RFC haar leden wil stimuleren melk te produceren met minder CO₂-uitstoot én een toekomstgerichte koers niet in de weg wil staan, doet ze er goed aan eerst eens goed te kijken wie ze
op welke wijze beloont. De coöperatie zou lef tonen als niet louter een berekende lage CO₂-uitstoot per kilo meetmelk goed wordt beloond, maar ook de CO₂-opslag meeweegt in de berekening. Om daarnaast doelen die extensieve leden echt serieuze premies opleveren én aansluiten bij de wens uit politiek en maatschappij, beter te belonen. Want die politiek zal binnenkort ook de leiders van RFC het rapport van Johan Remkes onder de neus houden waarin hij schreef: ‘Ook van de agribusiness mag meer inzet worden verwacht’. Voor de korte termijn lonken de marktkansen voor CO₂-armere melk en lijkt het stoer om een koers te varen die vooral grotere intensieve leden binnenboord houdt. Maar als aan die koers een onvolledige rekenmethode ten grondslag ligt, het weidevogelboeren doet opspatten én afdrijft van de koers die Den Haag en Brussel varen, helpt de coöperatie voor de middellange en lange termijn haar leden en zichzelf daarmee niet vooruit.
Wie van avontuurlijk boeren houdt, is in Roemenië op de goede plek. Dat beamen Michel en Miranda Noordman. In zeventien jaar tijd bouwden ze er een eigendomsbedrijf met 170 melkkoeien en 100 hectare grond op. ‘Melk is ook hier erg gewild en de grond is prima. Maar je moet hier meer zelf doen en zelf regelen.’
Sjoerd Hofstee Familie Noordman‘Wanneer komen jullie weer terug, die vijf jaar zitten er al lang op.’ Deze opmerking kregen Michel en Miranda Noordman de laatste jaren meer dan eens van familie en vrienden te horen. In 2005 gingen ze avontuur proeven in Roemenië, met de intentie om na een jaren of vijf weer terug te komen naar Nederland. Inmiddels zijn er zeventien jaren om en plannen om terug te komen, heeft het stel al lang niet meer. Boerenzoon Michel wilde het in Roemenië wel eens proberen, een paar jaar boeren. Ook zijn vriendin Miranda zag dat na het afronden van haar WUR-studie wel zitten. Na vijf jaar zouden ze wel zien hoe ver ze waren. Ze vertrokken uit Wijthmen en huurden
een schuur ten noorden van de stad Ludus. Op de markt kochten ze tien melkkoeien die ze het eerste halfjaar met de hand molken. De start was dus enigszins primitief, maar de keuze voor Roemenië goed doordacht: ‘We wilden niet té ver weg bij familie en vrienden en we hadden weinig geld. Daarom paste dit land’, zegt Michel. ‘Daar komt bij dat je hier de optie had om grond te kopen, waar dat in andere Oost-Europese landen niet zo is of was. Wilden we wel langer blijven, dan was dat een belangrijke voorwaarde’, licht hij toe. ‘Ook is de afzet van melk in Roemenië relatief goed geregeld en stond het land toen op de drempel toe te treden tot de EU. Dat creëert stabiliteit en voordelen
Niet verder groeien Een jaar na de start in de eerste schuur werd opgeschaald op een tweede huurbedrijf. Na vijf jaar hadden ze voldoende gespaard om een eigendomsbedrijf te kopen. Het is de locatie waar ze nu al zo’n twaalf jaar boeren. ‘In het begin dachten we wellicht slechts enkele jaren te blijven, maar het avontuur en ondernemersklimaat bevielen zo goed dat we niet teruggingen, maar hier ons leven verder hebben opgebouwd.’
Bedrijfsmatig betekent dat inmiddels zo’n 170 melkkoeien en eigen jongvee. Daarmee zitten de gebouwen aardig vol. Nadat ze vorig jaar 30 hectare konden bijkopen, hebben ze inmiddels 100 hectare in eigendom en gebruik en daarmee ook voldoende grond om grotendeels zelfvoorzienend in de voerbehoefte te zijn. ‘Met deze omvang hebben we meer dan voldoende werk te verzetten en het verdienvermogen is prima. De druk en drive van verder groeien is er nu af’, zegt Michel.
hakselaar.’
De melkproductie lag de laatste maanden op 32 kilo per koe per dag gemiddeld. ‘Dat is voor ons heel hoog. De afgelopen jaren was dat meest gemiddeld 27 kilo’, licht Michel toe.
De melk gaat naar FrieslandCampina die, net als verschillende andere grote zuivelondernemingen, ook in Roemenië
kennis hier is erg beperkt.’
Bemesten van de grond wordt met kunstmest en vooral met drijfmest gedaan. Roemenië valt onder de EUregels en dus geldt ook het maximum van 170 kilo N uit dierlijke mest. ‘Controles zijn hier wel, maar niet veel. Op papier moet het wel kloppen. Daar moet je goed voor zorgen’, benadrukt Michel.
Michel en Miranda wonen met hun kinderen Atlas (12), Ayla (10), Luxor (7) en Laryssa (4) circa 8 kilometer ten noorden van de plaats Ludus, in de heuvels tussen berggebied de Karpaten. Ze ontvangen vaak vrienden en familie en reizen zelf ook nog met regelmaat naar Nederland. De intensieve contacten met Nederland vinden ze fijn en waardevol. ‘Ik denk dat ik veel vrienden nu vaker spreek dan wanneer ik in Nederland woonde en daar werkte’, zegt Michel. ‘Het contact is op deze wijze ook intensiever.’ Dat heeft ook te maken met het sociale leven in Roemenië. ‘Dat is gewoon veel minder. Niet zoals wij dat gewend waren en wensen’, zegt Miranda. ‘We hebben hier veel en prima contacten, maar Roemenen maken amper tot geen echte vrienden. De cultuur is daarin echt anders.’
Gras telen lastig
De veestapel krijgt jaarrond een rantsoen voorgeschoteld dat voor een groot deel uit snijmais bestaat. Dit wordt onder andere aangevuld met luzerne dat ook op eigen grond wordt verbouwd. ‘We hebben wel raaigras geprobeerd te telen, maar door het klimaat hier en lange periodes van droogte, viel dat tegen’, zegt Michel. ‘We experimenteren nu wel met soedangras. Dat kun je drie keer maaien of laten uitgroeien en dan aan het einde van het seizoen hakselen. Beide opties passen we toe, dat levert een aardig product op dat ook structuur toevoegt.’
Met het hoge aandeel snijmais in het rantsoen, dat aangevuld wordt met bierbostel, raapschroot en krachtvoer in brokvorm, is voldoende structuur soms een aandachtspunt. ‘Om die reden hakselen wij de mais hier vrij grof en droog, op 37 tot 39% drogestof. De helft van de messen halen we uit de
actief is. ‘Onze melkprijs schommelde jaren rond de 30 cent per kilo of net daarboven, maar inmiddels ontvangen we 57 cent kilo gebaseerd op 3,7% vet. Dat is natuurlijk een hele beste prijs. Grond is in onze regio niet veel en vaak te koop, lukt dat wel dan betaal je er inmiddels tussen de € 6.000 en € 8.000 per hectare voor.’
Weinig fysieke controles
Terug naar het rantsoen voor de melkkoeien. Het samenstellen daarvan doet Michel op basis van ervaring en gevoel. ‘Ik probeer ook wel kennis uit Nederland op te halen, maar het klimaat en daarmee het gewas is hier toch anders. Dat maakt het lastig. Je moet veel zelf uitvogelen want de
Hetzelfde geldt een beetje voor de opslag van de drijfmest. Nu nog wordt dit uit de stal geschoven en aan de rand van een perceel of in een grote kuil opgeslagen. ‘Dat wordt nog gedoogd, maar de vraag is hoe lang nog. Bovendien is deze situatie voor onszelf niet ideaal. In de herfst en winter wordt het snel een bende. Om die reden heb ik onlangs in Nederland, bij PAS Mestopslag in Drachten, een foliebassin aangeschaft. Zo’n bassin is relatief niet zo duur en kunnen we hier goed en ruim neerleggen.’
Bijkomende reden om nu toch te kiezen voor opslag in een foliebassin, is dat Michel vreest dat op termijn de toeslagrechten er anders onder lijden. ‘Ik draai er niet omheen: de EU-subsidies zijn hier een belangrijk onderdeel van het inkomen. Daar moet je dus zuinig op zijn. Dat is ook een van de redenen om met dat soedangras te experimenteren. Door dat te doen, kunnen we makkelijker aan de 70/20/10 regel van gewasrotatie voldoen.’
Dichterbij de natuur
Een andere reden is dat ze graag een hogere zelfvoorzieningsgraad realiseren en willen toewerken naar minder spuiten van gewasbeschermingsmiddelen. ‘Het staat ons steeds meer tegen om middelen te gebruiken die jezelf ook niet wilt inademen. We denken zelfs wel na over biologisch, maar die markt stelt hier echt niets voor dus dat lijkt vooreerst nog niet realistisch.’ De discussie omtrent een landbouwtransitie leeft in Roemenië ook minder dan in Nederland. ‘De meeste dorpsbewoners hier hebben zelf nog een varken in de tuin lopen die ze eigenhandig slachten. De mensen leven nog wat dichterbij de natuur.’
‘RAAIGRAS TELEN VALT IN ONS KLIMAAT TEGEN’
Tijdens de stikstofcrisis is er veel aandacht voor de Lely Sphere. Met dit circulaire stalsysteem moet het lukken om de ammoniakemissie uit de stal tot 70% terug te dringen, claimt Lely. De eerste Sphere in NoordNederland laat nog even op zich wachten, zo laat Farm Management Specialist Ellen Schmeitz weten.
Bouke Poelsma LelyDe Lely Sphere staat volop in de schijnwerpers. Tijdens de Rundvee Mechanisatie Vakdagen in Hardenberg sleepte Lely met de Sphere eind oktober de Innovatie Award Publieksprijs in de wacht. De stikstofcrisis heeft de belangstelling voor het circulaire stalsysteem aangewakkerd. Met de Sphere is het mogelijk de ammoniakemissie in de stal tot 70% te reduceren, zo is gebleken in RAV-teststallen. Op de zogenoemde RAV-lijst (Regeling Ammoniak Veehouderij) heeft het systeem in 2021 een voorlopige emissiefactor van 3,6 NH3 per dierplaats per jaar gekregen. ‘Het is wachten op publicatie van de definitieve emissiefactor’, vertelt Ellen Schmeitz, Farm Management Specialist Lely Sphere. Schmeitz hoopt dat de definitieve emissiefactor binnen
enkele maanden wordt gepubliceerd.
Project met 96 Spheres
Volgens de laatste tussenstand (begin november) draait de Lely Sphere inmiddels op 22 melkveebedrijven. Er zijn vier systemen in aanbouw. Het gros van de installaties draait in Zuid-Holland en Noord-Brabant, nabij de productielocatie in Maassluis. FrieslandCampina, Rabobank en Lely maakten afgelopen zomer bekend dat zij er samen voor willen zorgen dat er versneld 96 Lely Spheres gaan draaien in Nederland. De melkveehouders die aanhaken bij de gezamenlijke ambitie van FrieslandCampina, Rabobank en Lely kunnen rekenen op gunstige levervoorwaarden. Lely geeft korting op de aanschaf, FrieslandCampina
zorgt voor een plus op de melkprijs en Rabobank stelt een gunstig leningsvoorwaardenpakket samen. Over hoe die gunstige voorwaarden er exact uitzien, laten de drie partijen zich nog niet concreter uit. Wel moge duidelijk zijn dat onder melkveehouders veel interesse bestaat in het circulaire stalsysteem van Lely, zegt Ellen Schmeitz. ‘We hebben zo’n 600 aanmeldingen binnengekregen.’ Schmeitz laat desgevraagd weten dat het om uiteenlopende bedrijven gaat, van intensief tot extensief en variërend in grootte van 40 koeien tot 500 koeien. En dat zijn melkveebedrijven verspreid over heel Nederland. Schmeitz: ‘Het is nog niet bekend met welke bedrijven we in zee gaan. Iedereen heeft gelijke kansen.’ Volgens de productspecialist – zelf afkomstig van een melkveebedrijf in Limburg –dragen melkveehouders verschillende redenen aan om te investeren in de Sphere. ‘De één zet duidelijk in op het terugdringen van emissies, terwijl de ander juist meerwaarde wil creëren
met verschillende meststromen. Ik ben zelf ook wel benieuwd wat de invloed is van het frissere stalklimaat op de diergezondheid en de productie.’
Noorden terughoudender Lely heeft ook aanmeldingen van melkveehouders uit het Noorden binnen zien komen. Op dit moment zijn er nog geen Spheres in de Noordelijke provincies geïnstalleerd. Lely ziet dat provincies verschillend reageren op aanvragen voor de Lely Sphere. Waar de ene provincie het circulaire stalsysteem met enthousiasme ontvangt en vergunningen verleent, is men in andere delen van Nederland juist wat meer afwachtend, zo ziet Schmeitz. ‘Boeren zijn gebaat bij duidelijkheid en willen de garantie dat zij met dit systeem vooruit kunnen.’ Tijdens de drukbezochte open dag van familie Noordzigt in het Friese Sint Jacobiparochie organiseerde Lely onlangs een mini-symposium over de werking en toepassing van de Sphere. Zeker veertig geïnteresseerde melkveehouders uit Noord-Nederland waren daarbij aanwezig. ‘Zij zijn zich aan het oriënteren en verkennen de mogelijkheden’, aldus Schmeitz.
Drie meststromen
Een Lely Sphere kan eenvoudig in nieuwe stallen worden geïmplementeerd, maar leent zich volgens de leverancier ook uitstekend voor bestaande stallen met roostervloeren. De roostervloeren worden in zo’n geval voorzien van separatiestrips. Die maken het mogelijk dat de mest en de urine van elkaar worden gescheiden. De urine gaat naar de kelder terwijl de mest wordt weggehaald door de Lely Discovery Collector, die onderdeel uitmaakt van het totaalconcept Lely Sphere. ‘In sommige gevallen is het nodig om verouderde roostervloeren te vervangen voor een nieuwe vloer. De mest gaat naar een afstortput. Het is soms even puzzelen met de meststromen. We hebben gezien dat bijna geen enkele stal precies volgens tekening is gebouwd’, aldus Schmeitz, die aangeeft dat het afhankelijk van de bedrijfsspecifieke situatie zes weken
tot enkele maanden duurt voordat Lely Sphere volledig startklaar is.
De Lely Sphere omvat meer dan enkel het scheiden van urine en mest. Het is een actief systeem, met verschillende componenten. Naast de stal staan zogenoemde N-Capture afzuigunits die de lucht onder en vlak boven de roosters afzuigen.
De ammoniak in deze lucht wordt gebonden met zwavelzuur en omgezet in een vloeibare meststof. Zo ontstaan drie mest(mineralen)stromen: een
vastere, verpompbare mestfractie met fosfaat en organische stikstof, een dunne fractie (urine) met vooral kalium en stikstof en dus nog een zwavelstikstofmeststof. Met een managementsysteem worden diverse parameters nauwlettend in de gaten gehouden, bijvoorbeeld hoeveel kilo stikstof er wordt gewassen. ‘Daarmee is de werking van het systeem ook te borgen’, zegt Schmeitz.
Bemestingsproeven Afgelopen zomer zijn bemestingsproeven gedaan met de meststromen die overblijven na de behandeling met Lely Sphere. Schmeitz vindt het nog te vroeg om daar uitspraken over te doen. ‘We hebben
een droge zomer achter de rug. Pas na meerdere seizoenen kan je echt uitsluitsel geven. We zijn de resultaten van de afgelopen maanden bovendien nog aan het verwerken.’
Zij vervolgt dat Lely al enkele jaren heeft ingezet op de ontwikkeling van dit circulaire systeem. ‘Nog voordat we in een stikstofcrisis belandden. Met verschillende meststromen kun je de aanwezige mineralen beter benutten. Precisiebemesting geeft een hoger rendement’, aldus Schmeitz, die de ontwikkelingen in Brussel over kunstmestvervangers met bovengemiddelde interesse volgt. ‘Ik hoop echt dat dit nu los begint te komen. Toekenning van stikstofrijke circulaire meststof en eventueel urine als kunstmestvervanger zou een grote stap voorwaarts betekenen.’
Kosten en subsidiemogelijkheden De investering in de Lely Sphere verschilt per bedrijf en is afhankelijk van de situatie. Lely communiceert een richtprijs van € 1.300 tot € 1.400 per koe. Melkveehouders die investeren in Lely Sphere doen er goed aan te informeren naar subsidiemogelijkheden. Die verschillen per provincie. In sommige provincies kunnen melkveehouders profiteren van de POP3-subsidie. Ook komen onderdelen van Lely Sphere – zoals de Collector – in aanmerking voor Milieu-investeringsaftrek en Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (MIA en Vamil).
Vaak is het niet voorgekomen: in oktober nog volop gras aan de bult rijden. ‘Er is geen jaar gelijk, maar dit was een bijzondere herfst’, zegt ook Durk Galama uit Schettens. Net als veel collega’s kuilde hij in oktober nog volop gras in. Voor Galama was dat op 12 oktober de laatste keer van dit jaar. De grasoogst op de foto dateert van net daarvoor, 6 oktober. Die dag werd nog 20 hectare ingekuild voor de circa 180-koppige veestapel. ‘De kwaliteit lijkt goed. In totaal hebben we wel iets minder gras geoogst en de 2e snede was erg droog, maar over het hele seizoen gezien zijn we tevreden.’
153 melkveehouders werken binnen het project Koe en Eiwit aan het terugdringen van het ruw eiwitgehalte (RE) in het rantsoen. 155 gram als maximum is de stip op de horizon. Of dat realistisch is, is nog de vraag. De eerste signalen zijn hoopvol.
‘Scherp voeren en goed boeren’. Die leus prijkt pontificaal op de website Koeeneiwit.nl. Begin dit jaar zijn 153 Nederlandse melkveehouders begonnen aan de 4-jarige praktijkpilot Koe en Eiwit. De deelnemers hebben zichzelf ten doel gesteld om het rantsoen van hun veestapel te optimaliseren. Verlaging van het ruw eiwitgehalte tot 155 gram ruw eiwit per kilo drogestof geldt daarbij als stip op de horizon. Minder eiwit in het rantsoen is een van de managementmaatregelen waarmee melkveehouders de stikstofefficiëntie op hun bedrijf kunnen verbeteren. Koe en Eiwit is een initiatief van de werkgroep ‘Stikstof en Veevoer’
en het landbouwministerie. De werkgroep bestaat uit LTO, NAJK, Biohuis, BoerenNatuur, Netwerk GRONDig, Nevedi, Rabobank en NZO. De praktijkpilot wordt gefinancierd door LNV. Paul Galama is namens Wageningen Livestock Research aangesteld als projectleider. ‘Vorig jaar hebben we kandidaten geworven. Uiteindelijk hadden we zo’n 200 aanmeldingen voor het project. We hebben geloot en zijn met 153 melkveehouders gestart’, vertelt Galama. De melkveehouders zijn gekoppeld aan 45 begeleiders, die fungeren als procesbegeleider en soms als voerspecialist. ‘Het gaat om begeleiders die samen met de eigen
voerspecialist van de melkveehouder zorgen dat het doel wordt gehaald. Deze begeleiders zijn werkzaam vanuit onafhankelijke adviesbureaus of de mengvoerindustrie’, legt Galama uit.
De praktijkbegeleiders brengen iedere twee maanden een bezoek aan de deelnemende melkveebedrijven. Samen met de vaste voeradviseur van de melkveehouder wordt een plan opgesteld voor het finetunen en monitoren van het rantsoen. ‘We kijken goed naar de totale voergift en de samenstelling van het rantsoen. De deelnemers vullen een tool in, zodat we goed kunnen zien hoeveel er van welk voedermiddel wordt gevoerd’, zegt Galama, die met de deskundigengroep een strakke regie hanteert. ‘Naast de tweemaandelijkse bedrijfsbezoeken zijn er jaarlijks drie groepsbijeenkomsten en organiseren we webinars. We delen cijfers en ervaringen.’
Binnen het project worden in hoofdlijnen zes voersoorten onderscheiden: vers
Het mes snijdt aan twee kanten als het gaat over het terugdringen van het ruw eiwitgehalte in het rantsoen. ‘Het leidt niet alleen tot het terugdringen van emissies, je doet koeien er bovendien een plezier mee. Een teveel aan ruw eiwit kan belastend zijn’, zegt Jan Pool van Speerstra Feed Ingredients. Bij de doelstelling om het ruw eiwitgehalte terug te dringen, kunnen additieven een belangrijke rol spelen om de gezondheid en productie op peil te houden, stelt Pool. Hij noemt als voorbeeld het additief ProtiSpar, een combinatie van etherische oliën die de groei van specifieke eiwit-afbrekende bacteriën in de pens remt. ‘Daardoor wordt een deel van het aanwezige eiwit in de pens bestendiger en is er een hogere microbiële eiwitvorming.’ Een betere eiwitbenutting leidt tot een lager ureumgehalte, vervolgt hij. ‘Op een bedrijf met 100 koeien leidt het verlagen van het ureumgehalte met 1 punt tot 30 kuub minder mest. Wanneer het lukt om 4 punten te zakken dan praat je over 120 kuub, een substantieel deel.’ De dagelijkse aanbevolen hoeveelheid van Protispar is 20 gram per koe per dag. Dat is een lastig bij te mengen hoeveelheid. Het product kan in een mineralenmengsel worden verstrekt. Dan gaat het om 120 gram per koe per dag en kost het 6 cent per koe per dag.
gras, graskuil, maiskuil, overig ruwvoer, natte bijproducten en krachtvoer. Projectleider Galama merkt dat melkveehouders vooral inzetten op het verminderen van eiwit in krachtvoer en eiwit in vers gras en graskuil. ‘Dat zijn de meest gekozen draaiknoppen.’ Binnen het project wordt gekeken naar het totale graslandmanagement en wordt ingezoomd op onderdelen. ‘Hoe weid je, hoe bemest je, wanneer oogst je, hoe benut je herfstgras en hoe krijg je het gewenste eiwitniveau in de kuil? Welke gevolgen heeft het afbouwen van de derogatie voor je graslandmanagement?’
Uitdaging grootst op veengrond Voor melkveehouders op veengrond ligt de zwaarste uitdaging. Melkveehouders op zandgrond lukt het gemiddeld genomen eenvoudiger het ruw eiwitgehalte te verminderen, zo blijkt uit de eerste resultaten. Parallel aan de doelstelling om het ruw eiwit in het rantsoen te verminderen, streven de melkveehouders ernaar om de productie en diergezondheid op peil te houden. ‘Diergezondheid speelt een belangrijke rol binnen het project. Bij twintig deelnemende bedrijven wordt de diergezondheid intensief gemonitord door dierenartsen’, vertelt Galama.
Te vroeg voor conclusies Galama vindt het na driekwartjaar nog te vroeg om in te gaan op de gevolgen van het verminderen van het ruw eiwitgehalte voor productie en diergezondheid. ‘Terug naar 155 gram ruw eiwit moet haalbaar zijn om
op niveau te blijven. Onder de 15% eiwit wordt het kritisch. Ga je richting 14% dan komt de productie in het geding’, zegt Galama, op basis van een presentatie van een collega tijdens een webinar. Binnen het project Koe en Eiwit wordt ook met leveranciers van additieven en bijproducten gekeken naar de impact van een lager
eiwitniveau. ‘Wat betekent dat voor de koe en ontstaat er niet een tekort aan aminozuren? We kijken ook naar de gevolgen voor kalveren. Wat doet een lager ruw eiwitgehalte met de biestkwaliteit?’
Galama is benieuwd hoe de deelnemende bedrijven scoren in de Kringloopwijzer. Met 10 tot 15% minder ruw eiwit in het rantsoen kun je de emissie van ammoniak met 10 tot 15% reduceren, zo stelt hij. ‘Het is interessant om te kijken wat we met management kunnen doen om de emissies te verminderen.’
Melkveehouders Henk en Jannie van der Veen nemen deel aan het project Koe en Eiwit. ‘Het is een interessant project, waarbij je ook boeren uit andere provincies spreekt’, zo vertelt Van der Veen, die is ingedeeld in de groep zand/ gemiddeld. ‘Melkveehouders uit onze groep lukt het verhoudingsgewijs goed om de doelstelling te behalen’, zo merkt Van der Veen, die nu zelf op 15,5% ruw eiwit zit. ‘We moeten niet onder 15% komen. Anders gaat het ten koste van de productie en de gezondheid van de koeien.’ Henk en Jannie van der Veen houden in het Friese Surhuizum 100 melk- en kalfkoeien en bijbehorend jongvee op 59 hectare. Van der Veen voert een relatief eenvoudig rantsoen met kuilgras, aardappelvezels en een mengsel van gerst en raap, aangevuld met ProtiSpar. ‘Ik typeer ons als een lagekostenbedrijf’, zegt Van der Veen. Het ureumgehalte in de melk is 15 op het bedrijf. Dat wijst op een efficiënte eiwit- en stikstofbenutting. De melkveehouder weidt de koeien overdag en voert ’s avonds het eiwitarme rantsoen bij. ‘Met dag en nacht weidegang heb je te weinig sturing’, aldus Van der Veen. Met zijn deelname aan het project wil de melkveehouder aantonen dat de ammoniakemissie met managementmaatregelen met 30 tot 40% terug te dringen is. ‘Dat is zeker onze drijfveer. We zetten in op weidegang, het aanlengen van mest met water en eiwitarmer voeren. Daarbij houdt een mestrobot onze vloer goed schoon. In mijn ogen scheelt dat meer dan het type vloer wat je hebt.’
‘Je doet koe een plezier met terugdringen ruw eiwitgehalte’
‘Met
Voor agrariërs is De Landbouwbeurs Leeuwarden dé vakbeurs om kennis en ideeën op te doen, je te oriënteren en elkaar te ontmoeten. Ontdek bij honderden exposanten de nieuwste trends, machines en producten. Word wijzer door aan te sluiten bij lezingen over onder andere waterbeheer, stikstof (Van hoofdpijndossier naar geld in de portemonnee!), het nieuwe GLB en nitraatbeleid en nog veel meer. Doe inspiratie op op het ‘Melk van het Noorden’ Plein, bewonder de sterkste merken en de kalveren van K&L of oriënteer je in de ‘Werken en leren in de Landbouw’ straat. Ben je benieuwd hoe de toekomst van de agrarische sector eruitziet? Breng dan een bezoek aan De Landbouwbeurs Leeuwarden!
Familie Jongsma melkt in het Friese Oudehorne op twee nabijgelegen locaties. Op de thuislocatie wordt dit jaar een flinke optimalisatieslag doorgevoerd. Volgend jaar hopen de melkveehouders de grens van 6 miljoen kilo melk te passeren.
Het is maandagochtend 14 november als er op het melkveebedrijf van familie Jongsma in Oudehorne hard wordt gewerkt aan het inpassen van zes nieuwe Lely A5-melkrobots. De huidige vijf A2-robots – die nu nog in een tijdelijke opstelling op de roostervloer staan – worden vervangen. De zes nieuwe melkrobots staan in een ‘treintje’ opgesteld. Het is een indrukwekkend gezicht. Op dat moment is de planning de robots rond 1 december dit jaar in gebruik te nemen. Twee weken voorafgaande daaraan wordt in de lange robotstraat de coating op de vloer aangebracht. De koeien krijgen tijdens het melken twee soorten brok aangeboden. Met tijdelijk liefst elf melkrobots in de stal zijn er op vele tientallen meters voervijzels geïnstalleerd, waarvan een deel in bruikleen is afgegeven. Bij het zien van de grote wirwar aan vijzels begint het bijna te duizelen. Dankzij een fraai staaltje vakwerk van W.H. Van der Heide Voedertransport en
Opslagsystemen vindt het krachtvoer z’n weg naar de robots. In verband met de beperkte hoogte is gekozen voor een uitgekiend schroefvijzelsysteem. De robots zijn allemaal uitgerust met een sensor, zodat ze altijd gegarandeerd voorzien zijn van brok.
Over op robots na ruiming bedrijf Familie Jongsma stapte al in 1999 over op robotmelken. De 28-stands
driehoekmelkstal – die dan nog maar negen jaar oud is – maakte plaats voor drie melkrobots. In 2005 volgde de vierde robot, waarna in 2017 de vijfde robot in gebruik werd genomen. ‘Robotmelken lokte ons aan, maar we hadden nooit gedacht dat we toen al zo snel de overstap zouden maken’, blikt Fedde Jongsma terug.
In 1998 wordt het melkveebedrijf van de Jongsma’s zwaar getroffen door de IBR-affaire. ‘Het IBR-vaccin van Bayer bleek vervuild en ons hele bedrijf moest worden geruimd’, vertelt Fedde Jongsma. De melkveehouders krijgen uiteindelijk 80% van de geleden schade vergoed. Ze zien op dat moment geen heil in een juridische strijd om volledige compensatie te eisen. ‘Dat
de looplijnen een stuk verbeterd. Een tekening van Vetvice vormt de basis voor de gekozen routing. ‘We waren in oude situatie altijd veel tijd kwijt met het omjagen van vee. We hadden geen vaste plek voor het behandelen van dieren’, vertelt Olke Jongsma. Met een separatieruimte achter de robotstraat is het veel makkelijker om koeien te separeren en te behandelen. Met een extra melkrobot gaat de bezetting straks terug van 65 naar 55 koeien per robot. Het aantal melkbeurten gaat daarmee van ruim 2,5 naar bijna 3, zo is de verwachting. De melkveehouders willen in de nieuwe situatie doorgroeien naar 6 miljoen kilo melk op jaarbasis. De verwachte productie van dit jaar is 5,5 miljoen kilo melk.
was uitgelopen op een langjarig gevecht. Daar pasten we voor’, zegt Fedde Jongsma. Samen met zijn broers besloot hij in die periode om de melkstal te vervangen voor de eerste melkrobots.
De inpassing van zes nieuwe melkrobots gaat gepaard met een flinke optimalisatieslag. De bestaande stal wordt in feite helemaal opnieuw ingericht. ‘We hebben roosters vervangen, nieuwe ligboxen geplaatst en het strohok in het midden van de stal vervangen voor een nieuwe separatieruimte’, somt Arjen op. Zijn oom Olke Jongsma vult aan: ‘En bij mij op de jongveelocatie hebben we een nieuwe mestsilo geplaatst.’ De Jongsma’s investeerden € 1 miljoen in de aanpassingen. ‘Met veel eigen arbeid hebben we veel geld bespaard’, zegt Olke Jongsma.
De koeien worden straks gehouden in twee groepen, met drie robots per groep. ‘Voorheen werkten we met vier groepen’, vertelt Arjen Jongsma. Olke Jongsma: ‘We kunnen een eventuele robotstoring nu gemakkelijker opvangen. Voorheen moest er direct iemand langskomen, om te voorkomen dat een hele groep stillag.’
Met het aanpassen van de indeling zijn
De melkveehouders besteden het voeren uit. Het landwerk doen ze zelf, uitgezonderd mais hakselen en spuiten. ‘Arbeid is bij ons geen probleem. Dat is de kracht van ons bedrijf’, zegt Olke Jongsma. De melk van de Jongsma’s gaat naar
A-ware. Op de thuislocatie leveren de melkveehouders VLOG-melk. De koeien op de andere locatie worden geweid. De melk gaat daar mee in de AH-melkstroom. Richting de toekomst overwegen de melkveehouders op termijn de melkstal op die locatie ook
‘MET EIGEN ARBEID HEBBEN WE VEEL GELD BESPAARD’te vervangen voor melkrobots. ‘Het zou dan om vier robots gaan, zoals het nu lijkt. Maar dat is niet iets wat op korte termijn staat te gebeuren’, aldus Arjen Jongsma, die erop wijst dat de optimalisatieslag volgend jaar wordt doorgezet met het vervangen van roostervloeren en het plaatsen van een ventilatiegordijn in de zijwand van de stal. De melkveehouders willen dan het zomerstalvoeren ook weer oppakken. Vanwege de hectiek in de stal hebben ze dat dit jaar overgeslagen.
Tot een paar jaar geleden wordt het bedrijf gerund door vijf broers Jongsma: Jelle, Jochem, Fedde, Olke en Hans. Jelle (3 jaar geleden) en Jochem (vorig jaar) hebben inmiddels een stap terug gedaan. Intussen staat de volgende generatie klaar om het bedrijf voort te zetten. Linda Jongsma (38, dochter van Fedde) en haar neef Arjen Jongsma (26, zoon van Hans) gaan op termijn samen het bedrijf runnen. In 2017 sorteerden de melkveehouders voor op de toekomst. Ze kochten het bedrijf van de buurman en hebben er daarmee plots 100 hectare en 180 melk- en kalfkoeien bij. Na een avontuur in Zweden besluit Linda Jongsma in die periode terug te keren naar Friesland. ‘Linda en haar vriendin Bettina runden in Zweden hun eigen melkveebedrijf. Ze hielden 70 melk- en kalfkoeien op een grupstal’, vertelt Fedde Jongsma namens zijn dochter die tijdens het gesprek niet aanwezig is.
De Jongsma’s houden op dit moment 580 melk- en kalfkoeien en bijbehorend jongvee op drie locaties. Het rollend jaargemiddelde is 9.500 liter, met 4,20% vet en 3,57% eiwit. Bij het bedrijf hoort 319 hectare. Er wordt op twee locaties gemolken. Het jongvee wordt gehouden op de boerderij van Olke Jongsma. In de praktijk komt het er op neer dat Linda het overgenomen bedrijf van de buurman runt. Daar worden nu 220 koeien gemolken in een traditionele melkstal (2x12). Arjen Jongsma focust zich op het familiebedrijf op de thuislocatie.
Olke Jongsma heeft geen opvolger en zet straks een stapje opzij. Zijn broers Hans en Fedde gaan voorlopig nog wel even door. ‘We zetten het werk met meerdere mensen rond’, vertelt Arjen Jongsma, wiens broertje Jurjen op de loonlijst staat. Datzelfde geldt ook voor Bettina, de vriendin van Linda. Ook zzp’er Leon Huisman werkt mee op het bedrijf.
Voor melkveehouders is er veel te winnen als ze meer doen met de informatie die bodemanalyses bieden. Het gaat om het begrijpen van de cijfertjes en er daarna gericht mee aan de slag gaan. In alle gevallen is het belangrijk om eerst te zorgen voor een goede pH, stellen specialisten.
‘Ja, er is nog veel te winnen’, roepen Gerard Abbink van Groeikracht BV en Jan van der Weijden van Nutrilab Agro in koor. De specialisten vinden dat ook logisch. Voor de meeste melkveehouders ligt hun hart bij de koeien. Dat houdt hen dagelijks bezig. Bodem en bemesting niet. Veel veehouders zien de bodemanalyses als een verplicht nummer voor het bemestingsplan voor derogatie, constateert Van der Weijden.
‘Er gebeurt vaak te weinig mee.’
Daar zit een gevaar in, waarschuwt hij. ‘Bemestingniveaus van bodems dalen. In het verleden kon je dat met een extra stikstofgift verbloemen. Nu niet meer.’
‘Waslijst aan papier’
Maar veel melkveehouders weten niet goed wat ze met alle cijfers kunnen. Als ze bodemanalyses laten maken van meerdere percelen krijgen ze gelijk ‘een hele waslijst aan papier, zegt
Abbink. Bodemanalyses bevatten eigenlijk teveel detailinformatie, vindt hij. ‘Reageer niet als een dolle op lage cijfertjes. Het gaat om het totaal. Hoe komt het dat cijfers hoog of laag zijn? Is dat erg voor jouw gewas? Kijk hoe het perceel reageert op meststoffen. Produceert het lang door, of moet je vaak bijplussen? Is het een vroege starter of koude grond? Koude grond heeft bijvoorbeeld vaak een lage fosfaatbeschikbaarheid.’
Van der Weijden deelt die visie en stelt dat Nutrilab Agro juist hierom, om het voor veehouders eenvoudiger te maken, alle cijfers verwerkt in een Bodem Index. Hierin krijgt elk perceel een rapportcijfer en een beoordeling van vier factoren: het vermogen om mineralen te binden, het vermogen om stikstof te minimaliseren, de directe
moet de pH minimaal 5.6 zijn, legt Abbink uit: ‘Soms zaaien veehouders zulke mengsels op een perceel met een lagere pH. Ze zijn dan verbaasd dat het niet lukt, maar dat is logisch.’ Voor zulke mengsels moet ook het stikstofleverend vermogen (NLV) niet te hoog zijn, vult hij aan. ‘Eigenlijk kun je klaver en kruidenrijk grasland alleen bij wisselbouw zaaien, bijvoorbeeld na snijmais. Dan is de NLV meestal lager.’ Mais is gevoeliger voor een te lage pH dan gras. ‘Het is bij mais nog belangrijker dan bij gras dat de kalktoestand van de grond op orde is’, zegt Van der Weijden ‘Een te lage pH heeft bij mais veel eerder een negatief effect.’
CEC laag in het noorden
Een belangrijke indicator voor de bodemvruchtbaarheid is de CEC. Een hoge CEC betekent dat de bodem veel nutriënten vasthoudt en kan teruggeven aan het gewas. Voedingsstoffen die niet gebonden zijn, spoelen uit en gaan verloren.
Klei heeft meestal een hogere CEC dan zand. Bij zandgronden wordt de CEC voor het overgrote deel gevormd door organische stof. Zandgronden met weinig organische stof houden weinig mineralen vast. De bindingscapaciteit van gronddeeltjes hangt ook af van de pH. Grond met een lage pH houdt minder nutriënten vast.
een bedrijf met relatief veel mais of met veel landruil met akkerbouwers.’
Steeds minder kali Fosfaat en kali zijn twee belangrijke mineralen. Bij een bouwplan met veel gras, is de kalitoestand van de bodem meestal ruim voldoende, legt Abbink uit. Van der Weijden constateert dat de overdaad aan kali nu wel aan het verdwijnen is, als gevolg van de dalende aanwendingsnormen en lagere veebezettingen.
Als de kalitoestand te laag is, kan het beste vóór de eerste snede extra
beschikbaarheid van basisnutriënten en de bodemstructuur.
Eerst de pH op orde Beide specialisten benadrukken dat een goede pH de basis is van een goede bodemkwaliteit. Abbink: ‘Als die niet op orde is, is de beschikbaarheid van mineralen als calcium en fosfaat ook niet op orde, ook al zitten die elementen wel voldoende in de bodem. Met bekalken kun je simpel de pH weer op orde krijgen.’
Hij geeft aan dat voor grasland de pH voor ijzerhoudende gronden minimaal 5.2 moet zijn. Voor kalkrijke gronden is een pH tussen 5.5 en 6.7 optimaal. Boven de 6.7 gaat calcium het fosfaat binden. De beschikbaarheid van fosfaat neemt dan af.
Voor klaver of kruidenrijk grasland
Een lage CEC-bezetting kost dus opbrengst. Op veel Nederlandse bodems is de CEC lager dan wenselijk. Onder andere in Friesland, Groningen en Drenthe is de CEC-bezetting vaak aan de lage kant.
Als uit grondonderzoek blijkt dat de CEC laag is, zijn er verschillende teeltmaatregelen mogelijk. Als eerste bekalken. Maar als de pH al 7 of hoger is, is het beter om niet meer te bekalken. Dan is gips een betere keus. Dat verhoogt niet de pH, maar draagt er wel aan bij dat er meer calcium en magnesium wordt gebonden aan het CEC.
Een tweede maatregel is het verhogen van het gehalte organische stof, legt Van der Weijden uit. ‘Op een weidebedrijf met veel gras ontstaat niet zo snel een tekort aan organische stof in de bodem. Dat gebeurt eerder op
kali gegeven worden, ook als er met de drijfmest al voldoende kali op het land komt, stelt Abbink. ‘Kali heeft gelijk effect op de eerste snede. Dat is de belangrijkste snede. Omdat het niet uitspoelt, heb je er het hele groeiseizoen profijt van.’
Bij een tekort aan kali kan er een neerwaartse spiraal optreden: te weinig kali in de bodem zorgt voor te weinig kali in het gras en dat komt terug in de mest die ook armer is aan kali.
Abbink verwacht dat bij het verdwijnen van de derogatie kali wel ‘een dingetje’ kan worden, omdat dan minder drijfmest en dus minder kali op het land komt. ‘Dat gaat gevolgen hebben voor de gewasopbrengsten, voorspelt hij. Er zijn dan nog diverse mogelijkheden om het kaligehalte op peil te houden. De meest effectieve is de teelt van MKS. Dat laat heel veel kalium achter. Kalium zit vooral in het blad, dat bij MKS op het land achterblijft.
Van der Weijden benadrukt tot slot dat het belangrijk is dat de mineralen in een goede verhouding in de grond zitten. ‘Als er van één een tekort is, kan het gewas vaak ook niet voldoende van de andere mineralen benutten. Als de verhouding optimaal is, is de graskwaliteit beter en daardoor ook het rantsoen van koeien. En daar draait het uiteindelijk om.’
Bij Royal A-ware verwerken we melk tot de beste kaas, verse zuivel, room, melkpoeder en andere foodproducten voor klanten wereldwijd. Dankzij kansen in de markt, assortimentsontwikkelingen en recente overnames, hebben we groeimogelijkheden voor onze eigen melkveehouders en ruimte voor nieuwe melkveehouders.
We vinden het belangrijk om samen met onze melkveehouders te ondernemen en zijn op zoek naar melkveehouders die:
• Net als wij een gezonde ambitie hebben om te groeien
• Gericht zijn op ondernemerschap en stabiliteit
• De juiste balans nastreven tussen ondernemersvrijheid en zekerheid
• Samen met ons streven naar continuïteit en een goede melkprijs op korte en lange termijn.
Meer informatie over het leveren van melk?
We informeren u graag over de mogelijkheden. Neem contact op met onze afdeling Melkzaken via melkveehouder@royal-aware.com of telefonisch via 088 738 1678.
Scan de QR-code hiernaast om direct naar het contactformulier op mijnroyalaware.nl te gaan.
Royal A-ware | www.mijnroyalaware.nl
Met gepaste trots laat Sybren Nauta zijn ‘wall of fame’ zien. De goedlachse melkveehouder uit het Friese Itens geniet dagelijks van de vijf fraaie borden aan de muur van zijn kantoor/kantine in de skybox van de ligboxenstal. De wanddecoraties verwijzen naar de vijf 100.000 liter koeien die maatschap Nauta-Miedema de afgelopen jaren fokte. ‘We hebben de wandborden gekregen van Melkcontrole Nijland. De borden worden geschonken bij alle honderdtonners en koeien die 10.000 kilo vet en eiwit hebben gehaald.’ Begin 2021 passeerden liefst drie koeien vrijwel gelijktijdig de magische productiegrens. De prestaties van Astro Henki 71, Astro Brigitte 5 en Himster Ageeth 49 staan niet op zich. Ze zijn het resultaat van de tomeloze inzet van Sybren. ‘Op dit moment hebben we weer drie koeien die tegen de grens van 100.000 liter aanzitten’, vertelt de melkveehouder eind oktober. Sybren is graag tussen de koeien te
vinden. Hij is fokkerijliefhebber en kent alle koeien bij naam. De melkveehouder fokt op standaard productiekenmerken, waarbij hij uitsluitend betrouwbare stieren inzet. ‘Daarbij vind ik ook het aanhoudingspercentage van groot belang.’ De koeien op zijn bedrijf worden gemiddeld 7 jaar en 6 maanden oud en zijn in die periode goed voor gemiddeld 52.286 kilo melk. ‘Wij passen goed op onze dieren, ook al worden we in de media als boeren soms in een kwaad daglicht gesteld.’
De gedreven en enthousiaste melkveehouder laat zijn goede humeur niet verpesten door negatieve berichtgeving. ‘Je hebt er toch weinig invloed op.’ Hij focust zich liever op zaken waar hij wel energie uit haalt en invloed op heeft. ‘Ik volg alle ontwikkelingen op afstand. Natuurlijk wordt het er niet leuker op met de stikstofperikelen en de afschaffing van
de derogatie.’
Extra melkbeurt Sinds 1 juni wordt er bij maatschap Nauta-Miedema driemaal daags gemolken ‘Ik was eigenlijk al wat langer van plan om dat te gaan doen. Dit jaar was de tijd er rijp voor. De melkprijs is goed, mijn energieprijs ligt voor langere tijd vast én er was een melker beschikbaar’, zo vertelt Sybren, die ’s ochtends en ’s avonds melkt. ’s Middags komt er een melker van AB Vakwerk. De melktijden zijn 05.00, 13.00 en 20.00 uur. ‘In 2020 hebben we de melkstal uitgebreid van 2x6 naar een
Sybren Nauta (35) heeft in maatschap met zijn vrouw Elbrich Miedema – die werkzaam is als IC-verpleegkundige in het Leeuwarder ziekenhuis MCL –een melkveebedrijf in het Friese Itens. Ze houden 110 melk- en kalfkoeien met bijbehorend jongvee. Het rollend jaargemiddelde op het bedrijf zit nu op 10.914 liter, met 4,14% vet en 3,57% eiwit. Ze hebben 55 hectare in gebruik. Sinds vier jaar krijgen de koeien weidegang. De melk gaat naar FrieslandCampina. Dit jaar verwachten ze 1,2 miljoen kilo melk af te leveren.
wat weggezakt naar 3,77%, maar het eiwit blijft wel op niveau met 3,71%. ‘Het loopt gewoon goed. Ik sta graag in de melkstal en met een opdrijfhek en goede selectiemogelijkheden is het fijn werken.’
het betreffende dier te behandelen. Sybren selecteert dieren met een te hoge NEFA-waarde direct uit en behandelt hen met propyleenglycol. ‘Gedurende drie à vier dagen krijgen deze koeien tweemaal daags 300 milliliter toegediend.’
2x10 zij-aan-zij, zodat de melkbeurten vlotter verlopen. Dat is niet onbelangrijk als je drie keer daags gaat melken.’ Na een paar maanden is het wat Sybren betreft nog te vroeg om de overstap van tweemaal naar driemaal daags melken goed te evalueren. Wel ziet hij duidelijke pluspunten als het gaat over diergezondheid en productie. ‘De uiergezondheid is verbeterd. Voorheen zag ik vaak uitliggers in de boxen. Daar is nu geen sprake meer van.’ Ook is de productie met 13% gestegen. Vanwege de extra melkbeurt zit de productie momenteel op 38 kilo melk per koe. Het percentage vet is inmiddels wel
Meer grip op diergezondheid Sybren houdt de gezondheid van zijn dieren doorlopend in de gaten. Hij dacht goed na over de looplijnen in de stal. De bekapbox bevindt zich op een vaste plek. Iedere 80 tot 100 dagen gaat hij tot actie over. ‘Voorkomen is beter dan genezen. Ik doe m’n oorkleppen op en zet een muziekje aan. Naast het bekappen is de vruchtbaarheid natuurlijk een belangrijk onderdeel. Ik heb iedere 14 dagen drachtcontrole. Zo zitten we er bovenop’, vertelt Sybren, die alle koeien ook tweewekelijks door een voetbad laat gaan. ‘Dat is preventief, maar ik ben er wel heel consequent in.’ De conditie (BCS) van de koeien wordt voorafgaand aan de droogstand beoordeeld door de dierenarts. Op basis daarvan bepaalt Sybren de lengte van de droogstand. ‘Tijdens de droogstand krijgen de koeien smakelijk natuurhooi en brok. Van broei is geen sprake, dus de voeropname is goed. Daarbij is het ook weinig werk.’
Sturen via de melk Sybren ziet zijn koeien dagelijks meerdere keren voorbijkomen. Hij doet veel op het blote oog. Hij maakt geen gebruik van stappentellers of activiteitsmeting. Sinds vorig jaar laat hij door Melkcontrole Nijland de vetzuren NEFA en DeNovo meten. De uitslagen zijn voor hem een waardevolle toevoeging aan zijn bedrijfsvoering. Bij een NEFA-waarde hoger dan 800 milliequivalent per liter is er sprake van slepende melkziekte en is het zaak om
Een laag percentage DeNovo (nieuw gevormde vetzuren) kan wijzen op een te lage voeropname. Bij waarden onder
18% is er een sterk verhoogde kans op het ontstaan van lebmaagdraaiing. ‘Vaak zijn de uitslagen een bevestiging van datgene wat je al weet, maar sommige dingen zie je gewoon niet altijd. Dan word je toch even verrast. Ik ben er best fanatiek mee bezig. Het houdt me scherp.’
De extra kosten van € 1 per koe per jaar zijn volgens hem te verwaarlozen. ‘Daar hoef je niks voor te doen. Die ene euro haal je er zo uit. De uitslagen zijn snel binnen, zodat ik indien nodig ook snel kan handelen.’
Sturen op koesaldo
In 2012 zette Sybren met de bouw van een jongveestal een flinke stap voorwaarts. ‘Met die extra stal hebben we vijf zaken aangepakt: mestopslag, jongveeopfok, droogstand, overbezetting en looplijnen.’
De bedrijfsvoering van de Friese melkveehouder is met het oog op de toekomst niet zozeer gericht op groeien. Hij zet in op optimaliseren en stuurt op het verhogen van het koesaldo. ‘Iedere koe moet hier raak zijn.’
‘DIESybren selecteert dieren met een te hoge NEFA-waarde direct uit en behandelt hen met propyleenglycol.
Broekens is al bijna 170 jaar actief in de landbouwmechanistiesector. Veerkracht is volgens medeeigenaar Renze Gerrit Broekens de sleutel tot succes. Vandaag de dag is die meer nodig dan ooit. We spraken hem over landbouwbeurzen, waterstoftrekkers, schaalvergroting, precisielandbouw en meer.
Landbouwbeurs Leeuwarden staat voor de deur. Hoe belangrijk is dit evenement voor jullie? Er is immers ook de ATH. ‘De Agrotechniek Holland (ATH) en Groentechniek Holland GTH) in Biddinghuizen zijn vakbeurzen waar fabrikanten zelf hun nieuws presenteren. Landbouwbeurs Leeuwarden is meer een relatiebeurs waar wij zelfstandig vertegenwoordigd zijn. In een korte tijd kun je veel klanten spreken, wensen inventariseren en techniek laten zien. Dat blijft zeker meerwaarde bieden.’
We hebben een wildgroei aan regionale beurzen gezien. Waar doen jullie wel of juist niet aan mee?
‘Het klopt dat er veel veranderd is. Ik ben van mening dat de markt dit uiteindelijk zelf oplost. De bezoeker bepaalt zelf waar hij wel of niet naartoe gaat. Voor ons staat één landelijke vakbeurs centraal met daaromheen regionale beurzen. Het tijdstip van de ATH blijft een ding. Wat dat betreft is de Noord-Nederlandse beurs perfect getimed. In jaren dat er geen of minder beurzen zijn, blijven we zelf open dagen organiseren.’
In het verleden kwamen
klanten voor nieuws op een beurs. Nu hebben ze alles al op internet gelezen, merken jullie dat?
‘In de jaren zestig en zeventig, toen mijn vader en oom nog actief waren, lag het kennisniveau van de klant lager. Je was als dealer ook boodschapper en daar werd vaak blind op vertrouwd. Die vakkennis – mede door een hoger opleidingsniveau – is nu veel groter. Dat merk je ook bij het inruilen. Een klant weet vooraf ongeveer wel de waarde. De wereld is transparanter geworden en dat is positief. Onze vertegenwoordigers praten nu vooral mee over de details met de klant, de rest weten ze al.’
Verandert dit ook het verkoopproces voor jullie omdat je later in beeld komt?
‘Het heeft voor- en nadelen. Het betekent dat je tijdens het aanvangsproces meer in beeld moet zijn op internet en sociale media. Het biedt ook kansen. Je spreekt mensen buiten je vaste klantenkring waar je anders nooit contact mee zou hebben. Klanten worden gemiddeld genomen iets zakelijker, maar de goede relatie blijft het belangrijkste.’
Broekens is actief in de melkveehouderij, akkerbouw, loonwerk en grondverzet. Verschuiven die percentages qua omzet?
‘Dat wisselt per jaar. Melkveehouders zijn verreweg de grootste klantengroep, maar dit wisselt per vestiging. Daarnaast zien we een gestage schaalvergroting plaatsvinden. Meer hectares en meer liters melk van minder bedrijven. Om voldoende klanten te behouden breiden we ons werkgebied uit. Dat is niks nieuws. In 1854 zijn we in Anjum begonnen en hebben sindsdien steeds het werkgebied uitgebreid.’
Broekens heeft nu vier vestigingen; worden dit er onvermijdelijk meer? ‘We zijn tevreden met onze huidige omvang, maar in de toekomst kijken blijft lastig. Groei mag nooit ten koste gaan van je relatie met de klant is mijn filosofie. Bij een grote dealerorganisatie
loop je dat risico wel. Bovendien is het belangrijk dat het personeel zich betrokken blijft voelen. Het saamhorigheidsgevoel is ons zeer dierbaar. Het feit dat we momenteel weinig vacatures hebben, zegt genoeg. Vandaar dat we voorlopig alleen binnen Friesland groeien.’
Sommige trekkermerken hebben flinke ambities. Laat New Holland jullie vrij in die keuze? ‘New Holland ziet zelf ook dat sterke regionale spelers efficiënter opereren en hun klanten beter kennen dan één of twee landelijk opererende spelers. Er zijn negen key-dealers in Nederland, waar wij er één van zijn. Wanneer ik met een schuin oog naar de auto- en vrachtwagenwereld kijk, hoop ik niet dat we ooit die kant op gaan. Ik ben
meer precisielandbouw-apparatuur verkopen of zelfs robots?
‘Ik denk dat we nu aan de vooravond van autonomie staan. New Holland heeft dit jaar een pasklare oplossing gepresenteerd. Na de overname van Raven (voorheen SBG) is dit in eigen huis beschikbaar. Wij zijn mede daarom Raven-dealer geworden. Of het nu gaat om drijfmest, (groene) kunstmest of gewasbeschermingsmiddelen, alles moet exacter worden toegediend en in lagere doseringen. Je ontkomt niet aan precisielandbouw. Door nu al de kennis en ondersteuning in huis te hebben, hopen we klanten daarbij te helpen. Daar is door ons veel in geïnvesteerd.’
New Holland verkoopt trekkers op methaangas of waterstof. Zijn die ook voor de noordelijke boer bedoeld?
ook voorzitter van de New Holland dealervereniging. Gelukkig zitten we allemaal op één lijn en staat er momenteel een solide organisatie.’
U noemde al schaalvergroting, is dat ook merkbaar in de verkoop en serviceverlening?
‘Je ziet het duidelijk bij melkveehouders. Een bedrijf met 200 tot 300 koeien en 150 hectare land is geen uitzondering. Dit soort bedrijven heeft vaak verschillende personeelsleden en neemt meer werk in eigen hand. Zo verkopen we tegenwoordig zelfs sleepslangbemesters aan veehouders. Dat was voorheen ondenkbaar. Sinds enkele jaren specialiseren we ons in Elahuizen op hakseltechniek. Er zijn meer melkveehouders die zelf hakselen. Hoe groter het bedrijf, des te minder afhankelijk ze willen zijn. Akkerbouwers zijn daar vaak al verder in. Die hebben al veel eigen mechanisatie in huis.’
Gaan jullie naar verwachting ook
‘We hebben onze eerste waterstoftrekker verkocht aan een grondverzetbedrijf. In die sector is het soms verplicht. Je merkt dat New Holland zoekt naar de beste oplossing. Die is nog niet altijd gevonden. Met mestvergisting, windmolens en zonnepanelen hebben boeren kansen om zelf energie op te wekken. Siloking heeft een elektrische voermengwagen in het programma en Schäffer elektrische minishovels. Dat segment breidt verder uit. Op kleinere machines kun je beter met accu’s uit de voeten dan op een 200 pk trekker.’
Hoe loopt het verkoopseizoen, hebben klanten vertrouwen om te investeren?
‘Ik ben van nature geen pessimist. De melkprijzen zijn goed en dat vertaalt zich normaal terug in meer verkoop. Wat de gevolgen van de stikstofwetgeving zijn, blijft afwachten. Dit is sterk regioafhankelijk. De prijsstijgingen voor alle machines baren me wel zorgen. Kijk ik naar het recente verleden, dan hebben we vaker voor grote uitdagingen gestaan. De landbouw is enorm krachtig en in staat zich aan te passen. We moeten het in Nederland mét elkaar doen en dat besef komt er steeds meer. Daarom ben ik positief over de toekomst.’
‘NU VERKOPEN WE ZELFS COMPLETE SLEEPSLANGSYSTEMEN AAN MELKVEEHOUDERS’
Met vier stallen op rij, midden in het open gebied nabij Tjerkgaast, valt het bedrijf van maatschap SemploniusDe Jong op. Waar vader Willem zich steeds meer terugtrekt uit het bedrijf, willen de zoons Tjitze en AnneJan niets liever dan doorontwikkelen. ‘Daarvoor hebben we regelgeving voor de lange termijn nodig. Dan kunnen we resultaten ook behalen,’ meent Tjitze.
Sanne PostmaGelegen tussen het Tjeukemeer en het Slotermeer ligt het melkveebedrijf van de families Semplonius en De Jong. Het bedrijf telt 175 melkkoeien en ongeveer 130 stuks jongvee. Hierbij hoort 108 hectare grond, waarvan 20 hectare mais en de rest is grasland. ‘Al ons land ligt rondom het erf, slechts bij twee percelen moeten de koeien over de weg om ze te kunnen weiden’, vertelt Anne-Jan. Met zijn broer Tjitze, ouders Willem en Jannie en oom Oane Semplonius, zit hij in de maatschap. Tjitze woont met zijn vrouw en twee kinderen in de boerderijwoning, Anne-Jan en zijn ouders wonen ook op het bedrijf in een woning ernaast. Oom Oane woont enkele kilometers verderop in Doniaga. Vanuit daar komt hij, zeven dagen in de week, tweemaal daags de koeien melken. En zo heeft iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid op het bedrijf: Tjitze zorgt ervoor dat al het vee genoeg voer heeft en verzorgt de boekhouding. Anne-Jan is verantwoordelijk voor de kalveren en het onderhoud van alle machines. Het landwerk wordt door de broers zelf uitgevoerd. ‘Dat kan ook omdat we met voldoende mensen zijn’ zegt Tjitze.
Ruim honderd jaar Hun vader Willem heeft zich de laatste jaren al wat teruggetrokken. Hij verricht hand-en-spandiensten en springt bij waar nodig. Zijn vrouw Jannie heeft op het bedrijf geen specifieke taak, zij werkt drie dagen per week buiten de deur. In 1985 kwam Willem op het melkveebedrijf bij Jannie’s vader en haar broer Oane. ‘Zelf kom ik ook van een boerenbedrijf in Vegelinsoord, daar is mijn broer destijds mee verder gegaan’, licht Willem toe. Nu zijn we een generatie verder en gaan Willems zonen door met het bedrijf. ‘Mijn dochter heeft ook een poos in de maatschap gezeten, toen ze trouwde met een melkveehouder uit Oudwoude is ze op dat bedrijf verdergegaan.’
De opvallende vier stallen op een rij komen voort uit verschillende uitbreidingen door de jaren heen.
De eerste stal dateert uit 1976. Toen Willem in 1985 bij het bedrijf in kwam, is er een tweede stal naast gebouwd. De derde kwam er aan de andere kant naast in 1992. In 2013 wilde oom Oane een melkcarrousel realiseren.
‘Hij had zich hierin verdiept en bij een aantal bedrijven meegekeken, het leek hem mooi en efficiënt werken’, vertelt Tjitze. Om daar ruimte voor te creëren, is een vierde stal bijgebouwd waar de melkcarrousel gelijk een plaats kreeg. In deze vierde stal zit ook nog een deel van de melkkoeien. In de andere twee stallen zitten ook melkkoeien en een gedeelte jongvee en droge koeien. Dan is er nog de laatste stal met alleen jongvee. De stallen zijn open aan de zijkanten waardoor je in elke stal doorkijkt naar de andere stallen. ‘De melkkoeien komen hier slalommend bij de melkcarrousel. Dat loopt vlot en ze kunnen mooi van binnenuit de stal in de carrousel komen en ook terug blijven ze volledig onder dak’, licht Anne-Jan toe.
Gemengd rantsoen met water
De koeien krijgen vers voer op stal. Met een mengwagen wordt het vee een deels TMR-rantsoen voorgereden. Alle behoeften van de dieren voor eiwit, aminozuren, energie en mineralen worden gedekt in dit rantsoen. Het bestaat momenteel uit kuil, mais, bierbostel, krachtvoer. Aangelengd met water om selectie te minimaliseren. In de zomerperiode weiden de koeien. ‘Vaak gaan de koeien midden april naar buiten’, vertelt Tjitze. ‘Voor de weidepremie moeten ze minimaal dan 120 dagen, 720 uren naar buiten. Als dit behaalt is, houden we de koeien weer binnen. Dit jaar liepen de dieren in augustus weer volledig binnen.’
Van de droogte hadden ze in Tjerkgaast geen last. ‘We hebben wel genoeg voer van het land kunnen halen, we zitten hier tussen twee meren dus het is een vochtig gebied’, vertelt Willem. De totale melkproductie ligt op 1,5 miljoen kilo per jaar. Omgerekend is dit ruim 8.500 kilo melk gemiddeld per koe per jaar. De broers zijn daarmee tevreden, ook gezien de goede melkprijs nu. ‘Het mag natuurlijk altijd meer’, zegt Tjitze. ‘Maar dat zal iedereen zeggen’, lacht broer Anne-Jan. Gemiddeld over het jaar zijn de gehalten 4,48% vet en 3,62% eiwit. De melk wordt geleverd aan DOC Kaas.
De broers Tjitze en Anne-Jan zetten vooreerst niet in op groei. ‘Het een en ander automatiseren staat wel op de wensenlijst’, zegt Anne-Jan. Ook moeten nog twee stallen voorzien worden van een nieuw dak. Op één stal is voor de zomer al een nieuw
dak gekomen. ‘Dat was nodig’, vertelt Willem, ‘Er lag asbest op het dak en het begon te lekken.’ Middendorp Montage heeft het nieuwe dak gerealiseerd met aan één kant ventilatie. ‘Er zit nu een lichtnok op en het dak is geïsoleerd, dat scheelt in zomer en winter qua stalklimaat’,
stelt Anne-Jan. Daarnaast zijn er ook drie nieuwe gevels geplaatst. ‘Alles is volgens afspraak gebeurd en het was in een week klaar.’ Als de andere twee daken ook nog vervangen worden, is het een mooi geheel.’
Lange termijn regels
De regelgeving van bovenaf en de veranderingen op het gebied van
stikstof en derogatie zit de mannen niet lekker. Tjitze: ‘Het is jammer dat de regels telkens weer veranderen. Er is geen peil op te trekken en dat maakt het onmogelijk om erop in te spelen.’ Met de derogatie heeft de familie nu nog geluk. In de zin dat ze die voor dit jaar tenminste nog kunnen aanvragen. ‘Voor de buurman verderop geldt dat al niet meer’, zegt Willem wijzend naar een geel bord vlak voorbij hun land. Waterwingebied staat erop. ‘Als je in zo’n gebied zit, mag je nu al niet meer derogatie aanvragen’, weten de melkveehouders. ‘De afbouw van derogatie is een ramp voor boeren’, stelt Tjitze. ‘Straks voeren we onze eigen mest af om vervolgens meer kunstmest aan te voeren. Zeer bijzonder dat dat zo kan. Het is het om zeep helpen van de kringloop.’ Waar de jonge broers behoefte aan hebben? Tjitze is stellig: ‘Regelgeving voor langere tijd, zodat het ook realistisch is om resultaten te halen.’
Het is niet zo dat banken niets meer willen in de melkveehouderij, maar moeilijker is het zeker wel geworden. En anders ook, stellen financieel experts Dick Bijlsma en Johannes Wassenaar van Ynsigt. ‘Lever je je jaarcijfers niet tijdig aan of benut je je kredietlimiet veel en vaak, dan beïnvloedt dat tegenwoordig de kans op een nieuwe lening én het rentepercentage.’
Sjoerd Hofstee LandpixelHet is een terugkerend verhaal onder melkveehouders: de bank hoef je niet eens meer te bellen, want die wil helemaal niets meer. ‘En voor de Rabo geldt dat nog het meest’, wordt er dan veelvuldig bij gezegd.
Hardnekkig is ook het verhaal dat de Rabobank actief werkt aan het verkleinen van haar Nederlandse melkveehouderij-portefeuille. De reden zou zijn dat de AFM (Autoriteit Financiële Markten) de Rabobank
op de vingers tikte en opdroeg eens goed naar de portefeuille te kijken. Omdat deze zo groot en daarmee risicovol is wanneer de melkveesector in zwaar weer komt of zelfs failliet gaat. De Rabobank zelf ontkent in alle toonaarden dat het uit is op het afbouwen van hun financieringsaandeel in de melkveehouderij (zie kader op pagina 73).
Bijlsma en Wassenaar, die dagelijks agrariërs bijstaan bij onder andere complexe financieringsaanvragen, kennen de verhalen. ‘Voor de Rabobank speelt ook dat zij vanuit de glastuinbouw een aantal jaren geleden al de harde les leerden dat
risico’s spreiden nodig is’, zegt Bijlsma. ‘En net als elke bank moeten ook zij aan veel strengere eisen voldoen door Basel-akkoorden die de laatste jaren vastgesteld. Daardoor zitten de Europese toezichthouders hun meer en eerder op de huid. Tel daarbij op het huidige stikstofdossier en je snapt ook wel in wat voor lastig parket de bank zit.’
Dit alles resulteert wel in een hardere en zakelijkere opstelling van de banken. ‘Dat valt niet te ontkennen en daar moet je als melkveehouder bewust van zijn’, stelt Wassenaar. ‘Tot een jaar of vijf geleden werd er, als je bij de bank aanklopte of de bank bij jou, ook nog wel gekeken naar hoe je bedrijf voorheen draaide. Die tijd is voorbij. Je moet nu steeds voldoende goede cijfers laten zien. Als dat even niet lukt en de bank trekt aan de bel, heb je vaak maximaal twee tot drie jaar om te bewijzen dat je bedrijf weer voldoende goede resultaten boekt. Die tijd moet je ook echt meteen benutten anders is het over en sluiten.’
Zijn collega Bijlsma vult hem aan: ‘Dat bedrijven eerder in Intensief Beheer worden geplaatst, speelt al langer. Maar onder invloed van de Basel-regels, zitten banken er veel strakker op. Je mag nu echt maar een beperkte periode van twee tot drie jaar in Intensief Beheer blijven. Om die reden zien we de laatste jaren ook een versnelling opkomen dat bedrijven naar een andere bank toe moeten voor hun financieringen, maar dat lukt helaas niet altijd.’
De financieel adviseurs benadrukken dat melkveehouders ook niet per se en altijd zenuwachtig hoeven te worden van de term Intensief Beheer. Banken passen het eerder toe en meer dan eens lukt het een melkveehouder, vaak met de juiste begeleiding, om er vlot weer uit te komen. ‘Ook wel binnen een half jaar, dat komt zeker ook voor’, zegt Wassenaar.
Blijft overeind dat het verkrijgen van financieringen lastiger is geworden. In sommige gevallen zelfs veel lastiger.
Dat de Rabobank de melkveesector als kwetsbaar heeft aangemerkt, versterkt die situatie.
‘Wij komen situaties tegen die op basis van de resultaten, de ratio’s die een ondernemer scoort, prima een financiering kan worden verschaft voor de plannen die gepresenteerd worden. Maar toch komt het geld dan niet’, vertelt Wassenaar. ‘Daarbij is duidelijk te merken dat het stikstofkaartje nog steeds een rol speelt, net als die term ‘kwetsbare sector’. Elke financieringsaanvraag die bij de Rabobank binnenkomt, gaat eerst naar een stikstoftafel. Alles wordt gecheckt, vooral ook welke vergunningen er wel en niet aanwezig zijn. Op basis daarvan wordt gekeken of er überhaupt een kans op het verstrekken van een lening is. Pas daarna wordt de financierbaarheid van het voorstel getoetst.’
Bijlsma vult aan dat de onzekerheid in de sector, door overheidsbeleid, enorm groot is. ‘Dat geldt ook voor banken en zeker voor de Rabobank. Naar hen wordt steeds gewezen. Hun imago staat maatschappelijk en politiek breed onder druk. Van daaruit is hun terughoudendheid en voorzichtigheid wel te verklaren.’
De financieel specialisten stellen dat dit niet betekent dat andere banken veel makkelijker zijn of helemaal niet het stikstofdossier meenemen in hun beoordelingen. ‘Als je geen NBvergunning hebt, hoef je ook bij de ABN Amro of ING niet aan te bellen met een financieringsverzoek. Alleen staan zij vaak wel meer open voor ‘gewone’ verzoeken om de aankoop van een paar hectare grond op een paar kilometer afstand te financieren.’
Het is volgens de experts duidelijk dat naast dat banken strenger zijn geworden, zij ook zoekende zijn. Een grote onzekerheid is onder andere de opbrengstprijzen en kosten in de sector. Die liggen dit jaar veel hoger dan eerder. ‘Financiers kijken vaak naar de historie, maar ik denk dat de melkveehouderij in een nieuwe werkelijkheid zit. Een werkelijkheid waarin zowel de opbrengsten als
kosten structureel en substantieel hoger liggen dan we altijd gewend waren’, zegt Wassenaar. ‘Presenteren wij nu een voorstel voor een melkveehouder bij de bank, dan rekent deze nog met een melkprijs van 35 tot 38 cent voor de komende jaren. Is dat reëel? Ik weet dat ook niet zeker, maar denk het niet.’
Hij licht toe dat dit nieuwe plannen doorrekenen en gefinancierd krijgen, bemoeilijkt. Maar dat een ander onderdeel daarop een nog veel groter effect heeft: de stijgende rente. ‘Waar banken voorheen vooral stuurden op reserveringscapaciteit, wordt nu met name gekeken naar marges en betalingscapaciteit. Door de stijgende rente op de kapitaalmarkt, gaan melkveehouders ook hogere rentes betalen op hun leningen. Dat verslechtert de liquiditeitsmarge en maakt ook dat je bij een verlenging van een lening of een nieuwe leningsaanvraag met hogere rentepercentages wordt geconfronteerd. Daarnaast is de rekenrente, de rente die de bank berekent in nieuwe voorstellen die je als
ondernemer indient, duidelijk gestegen doordat de rente op de kapitaalmarkt dit jaar fors is gestegen. Dat maakt het er niet makkelijker op om een financiering rond te krijgen en zeker niet met passend voorwaarden erbij. Dat is vervelend, maar de realiteit waar we mee moeten dealen.’
Signaal gedreven Wassenaar en Bijlsma benadrukken daarbij dat de systematiek bij banken, bij het beoordelen van nieuwe aanvragen en verlengingen van leningen, verandert. Ze schetsen dat de bank elk jaar alle financieringen tegen het licht houdt. Wie de rekeningen betaalt, rente en aflossing tijdig afdraagt en vooral een positieve marge draait, zal niet snel tegen een
probleem aanlopen. Maar ook deze ondernemers moeten zich bewust zijn van hun gedrag. ‘Onlangs werd een melkveehouder door zijn bank op de vingers getikt’, schetst Bijlsma een voorbeeld. ‘Het bedrijf draait prima en hij voldoet ruimschoots aan zijn verplichtingen. De aankoop van extra fosfaatrechten betaalde hij uit eigen middelen waardoor hij telkens tegen zijn kredietlimiet aan zit. Voorheen was dat nooit een probleem, maar nu gingen de ‘spreekwoordelijke’ alarmbellen af. Er lopen algoritmes in het bankensysteem die vaststellen dat deze ondernemer opvallend vaak een aanzienlijk kredietruimte gebruikt en daarmee krijgt hij een minnetje in zijn dossier. Dit betekent minder makkelijk een nieuwe lening en waarschijnlijk een iets hogere rente bij verlenging van leningen dan anders het geval was geweest.’
Zijn collega stelt dat je dit onterecht kunt noemen of hier kwaad om kunt worden, maar dat helpt niet veel.
nog wel kans maar uitbreiding is lastig in meerdere regio’s. Zo eerlijk moet je zijn.’
‘Hetzelfde geldt wanneer jij de afspraak hebt gemaakt om je jaarcijfers voor een bepaalde datum in te leveren. Ben je daar te laat mee, of zet je per ongeluk een paar vinkjes verkeerd bij een online aanvraag, dan krijg je een aantekening in het dossier. Dit verhoogt je risicoprofiel en de rente die jij als ondernemer toegerekend krijgt. Alles bij de bank werkt tegenwoordig signaalgedreven. Veel melkveehouders weten dat niet of zijn zich er niet van bewust. Tegen hen zeggen wij: welkom in de nieuwe realiteit.’
Uitbreiding erg lastig Het is daarbij volgens Wassenaar en Bijlsma niet zo dat banken helemaal niets meer willen, maar lastiger is het wel. En zeker in gebieden dichtbij Natura 2000-gebieden. ‘Wie daarbij in de buurt boert, hoeft niet om financiering voor uitbreiding bij een bank aan te kloppen. Vervanging van gebouwen, als het bedrijf gezond is en goede resultaten laat zien, maakt
Als zelfs voor vervangingen de bank toch de hand op de knip houdt dan is er nog de mogelijkheid te kijken naar andere routes. ‘Grond in erfpacht doen kan een optie zijn, maar wij adviseren dat niet snel’, vertelt Wassenaar. ‘Particuliere beleggers kunnen vaker passende kansen bieden. Maar let
op: dat moet je als aanvulling op je bankfinanciering zien. Een heel plan baseren op geld van particuliere beleggers is te risicovol en daarom niet verstandig. Bovendien, als je dichtbij een Natura 2000-gebied zit, doe je er zelf ook verstandig aan goed te kijken wat het perspectief is en hoe dat zich tot een financiersaanvraag verhoudt. Ook hiervoor geldt: zo eerlijk moeten wij, en de ondernemer zelf, zijn.’
Rabobank is gevraagd om een reactie op dit artikel. Via woordvoerster Daniëlle Brouwer laat de bank het volgende weten: ‘Het is grote onzin dat ons doel zou zijn om de portefeuille te verkleinen. Wij willen juist al onze klanten helpen, of ze nu willen verduurzamen, innoveren, stoppen, extensiveren of verplaatsen. Daar is er wel helder overheidsbeleid voor nodig, zodat wij onze rol als financier goed kunnen uitvoeren.’
‘De stikstofproblematiek roept veel emotie op bij onze klanten. Terecht vragen zij ook van ons als bank helderheid wanneer wij wel of niet financieren. Maar door gebrek aan duidelijkheid wat de kabinetsplannen precies betekenen voor individuele agrarisch ondernemers, is daar helaas geen eenduidig antwoord op te geven. Voorop staat dat wij elke financieringsaanvraag individueel blijven beoordelen: leningen die we verstrekken moeten bijdragen aan het perspectief en het verdienmodel van een ondernemer en de verduurzaming van zijn of haar onderneming. Het mag duidelijk zijn dat we in belang van ondernemer en maatschappij intensiever met elkaar in gesprek gaan en strenger toetsen in geval van piekbelasters en bedrijvigheid nabij Natura 2000-gebieden.’
‘Het feit dat de melkveehouderij is aangemerkt als kwetsbare sector heeft geen enkel effect op de individuele ondernemer. Het is louter een voorlopige classificatie op papier, totdat er meer duidelijk is wat de stikstofplannen precies betekenen voor de melkveehouderij.’
Op 10 juni 2022 heeft minister Van der Wal middels een kaart laten zien dat het platteland opnieuw moet worden ingericht. Nu met natuur als basis waarop alles zich tot moet verhouden. Na de Tweede Wereldoorlog heeft Mansholt precies hetzelfde gedaan, maar dan met de landbouw als basis. Het tijdperk van de natuur is aangebroken. Dat geeft de overheid en natuurorganisaties wel de plicht na te denken over de impact hiervan op een leefbaar platteland.
Natuur is binnen onze wetgeving een bastion vol beschermde planten en dieren. Wat goede natuur is, rekenen we af op één getal: de Kritische Depositie Waarde (KDW). De impact van deze KDW centraal stellen in de wetgeving is enorm voor het platteland. Vooral als beleidsmakers daar onverstandig mee omgaan. De kaart van minister Van der Wal liet dat duidelijk zien. De acties en de omgekeerde vlaggen geven aan dat veel mensen op het platteland het natuurbeleid niet meer begrijpen en waarderen. Remkes heeft deze kaart niet voor niets naar de eeuwige jachtvelden verzonden en aangegeven dat er meer is tussen hemel en aarde dan stikstof. De KDW moet uit de wet en hiervoor moet het kabinet samen met de sectorpartijen een alternatief bedenken, aldus Remkes.
Een ander knelpunt is het beheer van de natuur en de gevolgen hiervan op de omgeving. Dieren die op natuurgrondgebied behoren, mogen nu overal lopen en schade aanrichten. Wanneer de schade is aangericht, dan staat hier slechts een kleine vergoeding tegenover. In mijn provincie Drenthe is de wolf een heel groot probleem aan het worden. De natuurgebieden in Drenthe kennen geen hekken, dus de wolf is niet gebonden aan één gebied. Daardoor kan hij veel schade aanrichten op het platteland. Niet alleen bij boerenbedrijven, maar ook bij burgers die toevallig een paar schapen hebben. Dan is ineens het devies vanuit onze natuurvrienden: zorg dat je hekken rondom het vee zo goed zijn dat de wolf er niet bij kan. Minister Van der Wal wil daarnaast eerst een maatschappelijk debat voeren over de wolf voordat ze nadere actie onderneemt. Als koeien doormiddel van ammoniakuitstoot schade geven aan de natuur moet de boer in rap tempo van alles doen om dit te voorkomen. Als wolven schade aanrichten, hoeft dat niet. Dan wordt er vanuit natuurbeheer niet ingegrepen, want dit hoort zo.
Makers en uitvoerders van natuurbeleid en –beheer, lijken niet te snappen dat dit type beleid veel irritatie oproept en plattelandsbewoners een gevoel van machteloosheid bezorgt. Het kabinet moet deze steeds sterker wordende patstelling, samen met natuurorganisaties en boerenbelangenbehartigers, in rap tempo oplossen. Door gezamenlijk vast te stellen wat wel en niet kan. In zowel de landbouw als de natuur. In een wereld waarin geld verdiend moet worden om idealen te realiseren. En niet andersom.
Roy MeijerKi-code: 780986
Zeer goede uiers en beste benen
Goede uiergezondheid en vruchtbaarheid
Pinkenstier
Ook gesekst beschikbaar aAa 342516
Ki-code: 769821
Top producties, zeer persistente dochters
Hoog voor gezondheid en levensduur
Bewezen pinkenstier
aAa 432561, A2A2 en BB
Gesekst beschikbaar
ALLROUND BROWN SWISS MET VEEL BREEDTE
Ki-code: 783549
Melk met goede persistentie en laatrijpheid en hoge levensduur
Goede melkbaarheid en uiergezondheid
Ook gesekst beschikbaar aAa 561423
Kappa Caseïne BB en Beta CaseΪne A2A2
Ki-code: 783213
Voortreffelijke uiers en zeer goede benen
Hoog voor vruchtbaarheid, levensduur en gezondheid
Pinkenstier
Gesekst beschikbaar aAa 531462 & A2A2
Nederland: GGI-Holland BV
Bosjessteeg 2 • 8271 RK IJsselmuiden Tel. 038-3333 670 Internet: www.ggi.nl • E-mail: info@ggi.nl