zolang jongeren de gevangenis verlaten zonder enige hoop of perspectief
zo lang zullen wij strijden.
Scan de QR-code om onze organisatievideo met ons merkverhaal te bekijken.
RED HOT RELIGION
ls je een probleem aanpakt dat je in je eigen leven kunt oplossen, dan denk je te klein. Dat vond in elk geval Alida Bosshardt. In 1948, toen ze het eerste Kerstfeest op de Wallen organiseerde, zei ze: ‘Moet ik me verbeelden dat ik de problemen van prostitutie kan bestrijden? Geen sprake van. Ik probeer deze vrouwen de helpende hand zo vaak toe te steken, zodat zij op het moment dat ze hem grijpen willen, hem ook kunnen grijpen.’
Ik denk graag dat majoor Bosshardt haar werk precies zo uitvoerde als William Booth, de stichter van het Leger des Heils, het voor ogen had. Booth sprak van red hot religion: ‘harten met liefde voor God, liefde voor verloren zielen, edele arbeid en al het goeds dat man en vrouw op aarde en in de hemel kunnen doen.’
Doen wat je kunt, voor hen die dat nodig hebben. Keer op keer. Kans op kans.
Majoor Bosshardt was een prachtig voorbeeld van onbaatzuchtigheid en van naastenliefde, maar ze staat – gelukkigniet alleen in haar goede werk. Duizenden medewerkers binnen onze organisatie proberen elke dag het verschil te maken in het leven van anderen. Zij blijven doorgaan, geven niemand op. Als Leger
des Heils geloven wij dat God de wereld en iedereen daarin liefheeft. Wij mensen geven die liefde in feite gewoon door.
Er zijn vandaag nog altijd vele plekken zoals de rosse buurt in de tijd van de majoor. De wereld heeft nog steeds behoefte aan red hot religion. Er is zoveel duisternis, er is zoveel pijn, afwijzing en wanhoop, vlak voor onze deur. Laten we een voorbeeld nemen aan allen die vechten tegen onrecht en geen genoegen nemen met misstanden. Laten we hoop putten uit het feit dat er steeds nieuwe majoors opstaan. En laten we zelf die helpende hand zo vaak mogelijk uitsteken, zodat anderen hem kunnen grijpen.
14 De kunst van Thomas
/ Robin de Puy20 COVER Angela heeft meer met dieren dan met mensen 22 Lees-, kijk- en luistertips 23 Alles wat je moet weten over majoor Bosshardt 31 De chauffeur van de majoor vertelt 35 WANDELEN OVER DE WALLEN Veldwerk in de rosse buurt 39 Een dag in de Domus van Helmond 53 EEN ROBOT ALS HUISGENOOT Beschermd Wonen met hulp van zorgrobot Tiny Tessa 57 WINTERVERHAAL Het meisje en de majoor 61 DUBBELPORTRET Ramon woont op zichzelf en viert feest 77 FOTOSERIE Majoors van nu 82 ReShare en de Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid 88 COLUMN Lucy Schipstra 89 Colofon 90 De spulletjes van de majoor
‘Gelukkig laten ze me hier in mijn waarde’
Lucien raakte verwikkeld in de wereld van drugssmokkel. Ternauwernood kon hij ontsnappen aan de druk van dealers, door zich semibewust te laten oppakken. Dankzij het woontrainingsprogramma Vast en Verder lacht het leven zonder drugs hem weer toe, hoewel de verleiding altijd op de loer ligt. “Op straat moet ik steeds nee zeggen, totdat ik een keer bezwijk.”
tekst/Wilfred Hermans beeld/Lin Woldendorp
Lucien Boussousa (25) stapt zijn huis uit om me gastvrij te ontvangen. Samen lopen we een paar huizen verder, naar het kantoor van Vast en Verder. Daar wordt Lucien vrolijk begroet door zijn begeleiders, die ons voor het interview een lege kamer toewijzen. Lucien gaat zitten en wacht met een kauwgompje tussen de tanden ietwat gespannen af wat komen gaat. Normaliter werkt hij fulltime bij McDonald’s, maar nu heeft-ie vakantie. Alle rust dus om terug te blikken op zijn roerige leven.
Goed opgevangen
Bij Vast en Verder heeft Lucien het goed, begint hij. “Nadat ik in 2020 psychotisch raakte – door cannabis – hebben ze me goed ondersteund. Ze gaven me een kans, ook al dacht ik daar geen recht op te hebben. Hoe zo’n psychose eruitziet? Ik zit dan in een totaal andere wereld; moeilijk te omschrijven, ik dénk dan heel anders. Helemaal weg gaat het niet, maar medicatie dempt het wel, waardoor ik ermee kan leven. Toen ik medicatie ging afbouwen, begon ik weer te blowen; ik stopte en begon wéér. Nu was ik bijna twee jaar clean, maar recent heb ik toch weer een kleine terugval gehad. Dat komt vooral door mijn omgeving; ik ken veel mensen, en op straat moet ik steeds nee zeggen, totdat ik een keer bezwijk.”
Bolletjes
Lucien wordt geboren in Frans-Guyana en groeit op in Suriname en Curaçao. Als hij
één jaar oud is, overlijdt zijn moeder. In 2003 overlijdt zijn vader, Lucien is dan zes. Op z’n zestiende komt hij naar Nederland, met zijn tante en stiefvader. Vanwege slaapproblemen maakt Lucien zijn mbo-opleiding Verkoop & Detailhandel niet af. “In 2015 woonde ik net in Nederland en kende de regels niet. Een vriendin kwam met het idee om geld te verdienen door drugs te smokkelen, ze zou mij erbij helpen. Ik slikte bolletjes, dóódeng. Halverwege de reis werd ik opgepakt, in Frankrijk. Achteraf vond ik de situatie verdacht, alsof het een set-up was: zij gaf mij een kleine hoeveelheid en liet me oppakken, zodat ze zelf met een grote hoeveelheid door kon lopen.”
Dakloos
Na zijn straf probeert Lucien z’n leven weer op te pakken, wat mondjesmaat lukt. “Ik verdiende nauwelijks geld en zou gaan trouwen, maar die relatie liep stuk; daardoor viel ik weer van het geloof af, terwijl ik het net probeerde op te pakken. Omdat ik niet meer naar de kerk ging en de regels aan m’n laars lapte, zetten mijn pleegouders me uit huis. Ik raakte dakloos, moest met mannen daten om een slaapplek te hebben. Ik heb in die periode onder
‘Ik slikte bolletjes, dóódeng’
‘Inmiddels zijn mijn pleegouders trots’
druk van dealers nog een paar keer drugs gesmokkeld, maar ik kreeg vaak veel minder geld dan werd beloofd.”
Laatste deal
Op een dag besluit Lucien nog één laatste deal te doen. Hij is klaar met het leven onder druk en hoopt na deze laatste keer van lastige dealers af te zijn. Hij zou vijftienhonderd euro krijgen voor een tripje via Frankrijk naar Suriname, maar wordt opgepakt. “Eigenlijk was ik daar blij om. Ik voelde me ziek omdat ik dat weekend MDMA had gedaan. Ik had cocaïne in een sok gedaan en die in m’n broek gestopt. Ik dacht: prima als ik gepakt word. Ik had alleen een rugtas bij me – veel te verdacht voor zo’n lange reis, maar ik had schijt aan alles. Toen ik naar een kamertje werd gebracht, gaf ik ze niet eens de kans me te fouilleren; ik haalde alles direct uit m’n broek en legde het op tafel. Ik kreeg achttien maanden gevangenisstraf, waar ze zeven maanden
vanaf haalden omdat ik naar een psychiater ging. Omdat ik na mijn celstraf nergens terechtkon, vingen m’n pleegouders me weer op. Inmiddels hebben we goed contact, ze zijn trots.”
Wc delen
Nu Lucien klaar is met drugs, heeft hij relatieve rust gevonden. Alleen zit het hem nog dwars dat ‘ie weer wiet en sigaretten rookt, want daar was hij net mee gestopt. Zijn huisje geeft hem de stabiliteit waar hij naar snakt. “De begeleiders hier hebben me goed geholpen. Ze praten met me en we doen leuke dingen, zoals samen Netflix kijken of mijn haar vlechten. En ze ondersteunen me tijdens gesprekken met de psychiater.”
“Je hebt drie fases: in de eerste twee fases eet je samen, in de derde fase – waar ik in zit – krijg je weekgeld en moet je zelf koken.” Lucien kijkt er nog niet bepaald naar uit om Vast en Verder achter zich te laten. “Ik zit te stressen hoe dat gaat zijn, man. Straks moet ik mijn wc met iemand delen, en je weet niet hoe hygiënisch diegene is.”
In waarde laten Vanwege zijn fulltimebaan heeft Lucien niet veel vrije tijd, maar in de schaarse uurtjes danst en zingt hij graag. “Ik zong ook in de kerk, maar daar kom ik niet meer. M’n geaardheid zit me in de weg. Ik voel me daar niet geaccepteerd. Gelukkig laten ze me hier, bij Vast en Verder, in m’n waarde. Voordat ik hier kwam, ging ik stressen; misschien zouden bewoners me wel mishandelen. Maar iedereen heeft me altijd goed behandeld.” Verder vindt Lucien het maar een ingewikkeld onderwerp om over te praten. Een beetje eenzaam is hij wel, geeft hij schoorvoetend toe. Het is even stil. Dan: “Weet je wat het probleem is: ik wil best nieuwe mensen leren kennen, maar iedereen met wie ik een klik heb, rookt. Zo kom ik steeds in verleiding, dus houd ik ze maar op afstand.”
‘SCHILDEREN HELPT MIJ EEN PLAATJE TE MAKEN VAN EEN WERELD DIE IK VOOR ME
ZIE, OF ALTIJD GRAAG HAD WILLEN
ZIEN’
Thomas’ hoofd gaat snel, “met 200 kilometer per uur!” Wie met hem praat, gaat daar vanzelf in mee, je kunt er niks aan doen. Ons gesprek waaiert uit langs John Cleese, volksverhuizingen in China, Noorse mythologie, een bomaanslag van de IRA die hij van dichtbij meemaakte en die keer dat hij een hele middag met Rutger Hauer zat te kletsen. Maar eh… waar hadden we het ook alweer over?
‘Schilderen is de enige manier om op een gestructureerde manier de chaos in mijn hoofd te ventileren’
Thomas Musvit is 37 jaar en doorloopt het Werken-Wonen Traject van het Leger des Heils in Dordrecht.
tekst en beeld/Elske Verdoorn
Thomas heeft ADHD. Hij wist zich er lang mee staande te houden. Hij doorliep het mbo en rondde daarna tot zijn eigen verbazing ook een hbo-opleiding af. Maar toen hij op zichzelf ging wonen, werd het moeilijk. Thomas: “Ik begreep niet wat ‘op jezelf wonen’ eigenlijk inhield. Gemeentebelasting? Nooit van gehoord!” Hij verloor het overzicht over zijn administratie volledig, en werd uiteindelijk op straat gezet. Hij zwierf zo’n twee jaar rond en belandde in een vreemd schemergebied. “Je komt in een vacuüm, omdat niemand je ziet. Ik had steeds meer het idee dat ik gewoon nergens thuishoorde… waar dan ook.”
Toen hij drie jaar geleden bij de opvang van het Leger des Heils terechtkwam, werd hij door begeleider Roseline en een vriend aangemoedigd om naar het schilderatelier in zijn woonlocatie te gaan. Hoewel hij eerst weinig zin had in de adviezen die begeleiders Aard en Ingeborg hem daar gaven, begon hij in te zien dat hun technische kennis het verschil maakt. Nu schildert hij elke dag. “Het is de enige manier om op een gestructureerde manier de chaos te ventileren. Het is fijn om te merken dat ik ergens ononderbroken mijn aandacht bij kan houden.”
De wereld die hij schept op het canvas, ontstaat zonder schetsen of vooropgezet plan. Het groeit vanzelf, vanuit een gevoel. “Schilderen helpt me een plaatje te maken van een wereld die ik voor me zie, of altijd graag had willen zien… Doordat ik die binnenwereld nu zichtbaar kan maken, heb ik ook het gevoel dat mensen mij beter begrijpen.” Zijn schilderijen tonen ongerepte natuur, sfeervol licht, een bijna mystieke sfeer. Het zijn kleine avonturen in onontdekte werelden waar ik maar wat graag in verdwaal. Kennelijk hebben meer mensen dat, want Thomas verkoopt regelmatig schilderijen. Ze hangen zelfs al in Amerika.
Thomas vond zichzelf de afgelopen jaren terug, of eigenlijk werd hij “een fundamenteel ander persoon”. Zijn administratie zit keurig in een ordner, zijn schulden zijn afbetaald. Het ultieme bewijs dat hij weer kan navigeren in de samenleving vindt hij zijn museumjaarkaart. “Een museumbezoek… dat geeft een compleet gevoel. Het is er ook zo lekker rustig!”
tekst/Elian Yahye beeld/Marleen Kuipers
ANGELA HEEFT MEER MET DIEREN
Angela is net terug van vakantie. Dit jaar gingen de bewoners van de Leidsche Maan, een 24-uursopvang van het Leger des Heils in Utrecht, naar Center Parcs. “Ik kwam helemaal tot rust in Friesland”, vertelt ze op de binnenplaats van de opvang. Het hoogtepunt: de eendjes die ze elke dag voerde, en die geregeld haar bungalow in kwamen waggelen. “Ik heb staan huilen toen we weggingen.”
Ze staat op, loopt een rondje en gaat weer zitten. Vrolijk begint ze te vertellen over haar drie katten – Kiddy (zie foto), Kerel en Meissie. En over Koki de valkparkiet, die ooit onder mysterieuze omstandigheden verdwenen is. Angela is een dierenvriend pur sang. “Ik heb eigenlijk meer met dieren dan met mensen.” Ze zou iemand dus ook nooit ‘zo dom als het achtereind van een varken’ noemen. “Dat is eigenlijk een compliment. Varkens zijn heel intelligent.”
Ook op spiritueel vlak heeft het dierenrijk meer te bieden. Ze heeft zich vijf jaar geleden laten dopen, maar de beloofde resultaten van haar onderdompeling bleven helaas uit. Sindsdien is alles “alleen maar meer naar de tering gegaan.” Tegenwoordig voert ze op zondag liever de eendjes. De slootjes en de vijvers in de wijk zijn nu haar kerk. Over het bestaan van een hiernamaals
heeft ze haar twijfels, maar in reïncarnatie gelooft ze wel. “In een vorig leven ben ik een kangoeroe geweest. Want die kunnen ook nooit stil zitten.”
Emigratie
Angela wil zo snel mogelijk weg uit de opvang. Ze heeft alles bereikt wat er te bereiken valt. Met bingo (“een ouwewijvensport”) mag ze niet meer meedoen. “Omdat ik altijd alles won.” Daar kan zij ook niets aan doen, ze heeft er nou eenmaal veel talent voor. En nu ze als covergirl op de voorkant van de Soelaas gestaan heeft, is het tijd om haar horizon te verleggen. “Maar ik ben nooit naast mijn schoenen gaan lopen hoor.”
Het liefst zou ze naar het buitenland emigreren. Dat was jaren geleden ook al eens het plan geweest, maar een onbetrouwbaar vriendje gooide op het laatste moment roet in het eten. Griekenland en Spanje staan bovenaan het lijstje van bestemmingen. Al zou elk land eigenlijk prima zijn. “Ik wil alleen niet naar China, daar is het al te vol.”
Soapserie
Bewoners en begeleiders komen tijdens het interview om de beurt langs om een praatje te maken. Allemaal worden ze getrakteerd op een toffee. Voordat ze uit de opvang vertrekt, wil Angela eigenlijk nog een soapserie opnemen over haar leven in Leidsche Maan. Werktitel: “De Floddertokkies.” Twee bewoners grinniken. Ze heeft haar gevoel voor humor altijd behouden. “Hoeveel verdriet ik ook heb, ik kan mensen altijd laten lachen.” En verdriet heeft ze vaak, vertelt ze. Verslaving heeft veel kapot gemaakt. “Ik zeg altijd: het kan de beste mensen overkomen.” Helaas beseft niet iedereen dat. Als ze boodschappen doet, behandelen supermarktmanagers haar soms met argwaan. Dokters nemen haar lichamelijke klachten vaak niet serieus. Ze fronst haar wenkbrauwen. “Je hebt meteen een stempel. Alleen omdat je eruitziet als een junkie.” Wat dat betreft kunnen mensen nog veel van dieren leren. “Die houden tenminste van je – wie je ook bent.”
‘Je hebt meteen een stempel. Alleen omdat je eruitziet als een junkie’
DAN MET MENSEN
LUISTEREN
Krijgen we steeds meer trauma?
Onbehaarde apen is een wekelijkse wetenschapspodcast van NRC. De makers bespreken op luchtige wijze interessante en innovatieve theorieën. In deze aflevering hebben ze het over het begrip ‘trauma’. Trauma is als stoornis niet zuiver mentaal en niet zuiver psychiatrisch, maar hoe zit het dan wél?
Het begrip ‘trauma’ wordt steeds vaker gebruikt; betekent dit dan ook dat wij steeds gevoeliger worden?
Succes met uw verdere
leven
Herman van Lunen, reclasseringsmedewerker bij Reclassering Nederland, geeft met zijn boek Wij wensen u veel succes met uw verdere leven een uniek inkijkje in de onbekende wereld van de reclassering. Het boek bevat tien soms ontluisterende, soms ronduit schokkende en soms droogkomische verhalen over het leven na een confrontatie met justitie. Ook laat hij op empathische wijze de mens achter het delict zien.
WIJ WENSEN U VEEL SUCCES MET UW VERDERE LEVEN • HERMAN VAN LUNEN • € 23,99 • ISBN 9789400408296
Will is niet verward
De documentaire Verward is door Wills ogen (letterlijk door een camera op zijn buik) geschoten. Will is één van de duizenden ‘verwarde’ mensen in Nederland waarmee de politie zich de afgelopen tijd moest bemoeien. Zelf vindt Will niet dat hij verward is. Hij wil met de documentaire juist bewijzen dat hij slachtoffer is van stalking. Jos de Jager, de maker van de film, wil met ‘Verward’ een poging doen om het debat over een goede omgang met verwarde mensen te ontwarren.
Alles wat je moet weten over majoor
beeld/ Lucas van Hapert
WIE IS MAJOOR BOSSHARDT?
Alida Margaretha Bosshardt wordt in 1913 in Utrecht geboren. Als ze achttien is, komt ze tot geloof. Vanaf haar negentiende wijdt ze haar leven helemaal aan God en aan het Leger des Heils: ze wordt heilssoldaat en later heilsofficier. Tot haar dood in 2007 betekent ze veel voor kwetsbare mensen: dak- en thuisloze mensen, kinderen uit arme gezinnen en mensen in de prostitutie. Ze werkt vooral in Amsterdam.
WAT TYPEERT DE MAJOOR?
Het motto van majoor Bosshardt is ‘God dienen is mensen dienen’. Ze heeft een ‘niet lullen maar poetsen’-mentaliteit en laat zich niet gemakkelijk uit het veld slaan door tegenslagen of ongemakkelijke situaties. Meestal draagt ze het uniform van het Leger des Heils, met de twee herkenbare S’en (van salvation, heil) op haar revers.
WAAROM WORDT ZE ‘DE MAJOOR’ GENOEMD?
Majoor Bosshardt is lid van het Leger des Heils. Binnen het Leger des Heils bestaan rangen, net als in een militair leger. Je krijgt een hogere rang naarmate je langer officier bent. De titel ‘majoor’ krijg je na vijftien jaar als officier bij het Leger. In de stad Amsterdam is Bosshardt op den duur zo bekend dat mensen haar kennen als ‘de majoor’, ook al is ze later nog bevorderd tot luitenant-kolonel.
Majoor Bosshardt is vooral bekend van haar goodwillwerk in Amsterdam, onder andere op de Wallen. Op 15 april 1959 is zij de hoofdpersoon in het televisieprogramma ‘Anders dan anderen’. In 1965 gaat ze een avond Amsterdam in met prinses Beatrix om haar te laten zien hoe het leven op straat eraan toegaat. Een paparazzifotograaf betrapt ze en maakt een foto. Zo wordt zij in de tweede helft van de twintigste eeuw hét gezicht van het Leger des Heils in Nederland.
Waar kennen we majoor Bosshardt van?
WAT VOOR WERK DOET MAJOOR BOSSHARDT PRECIES?
Het werk van de majoor wordt vaak ‘goodwillwerk’ genoemd. Ze heeft vanaf 1951 een pand aan de Oudezijds Voorburgwal waar ze dit goodwillwerk doet: het is een centrum waar mensen terecht kunnen die worstelen met maatschappelijke of geestelijke problemen, zoals armoede of verslaving.
WAT HEEFT MAJOOR BOSSHARDT MET DE WALLEN TE MAKEN?
Het huis van waaruit majoor Bosshardt haar goodwillwerk doet, staat op de Wallen, op de Oudezijds Voorburgwal 14. Vandaag de dag is hier het Majoor Bosshardthuis gevestigd. In de tijd van de majoor overnachten hier wel eens prostituees of andere mensen die een dak boven hun hoofd nodig hebben. De majoor deelt op de Wallen ook vaak de Strijdkreet uit, het toenmalige evangelisatieblad van het Leger des Heils.
WAAROM ZET MAJOOR BOSSHARDT ZICH IN VOOR HET WELZIJN VAN MENSEN IN DE PROSTITUTIE?
Hierover zegt ze zelf: “Moet ik me verbeelden dat ik de prostitutie kan bestrijden? Geen sprake van! Ik probeer deze vrouwen de helpende hand zó vaak toe te steken dat ze op het ogenblik dat ze hem grijpen willen, hem ook kúnnen grijpen.
Deze meisjes en vrouwen accepteren we zoals ze zijn, in hun situatie. Ik had er in wezen ook kunnen zitten.”
WAT IS DE STRIJDKREET?
De Strijdkreet is heel lang hét blad van het Leger des Heils. Majoor Bosshardt loopt avonden lang door Amsterdam om dit blad uit te delen, bijvoorbeeld in cafés. Het is voor haar en vele andere heilssoldaten een manier om het goede nieuws van het geloof te verspreiden.
WAAR VIND JE MAJOOR BOSSHARDT NU NOG TERUG?
Er zijn een heleboel mensen bij het Leger des Heils te vinden die leven en werken ‘in de geest’ van majoor Bosshardt: ze zetten zich in voor kwetsbare mensen en dienen daarmee God. Er zijn twee standbeelden van de majoor in Amsterdam: een bij hotel Krasnapolsky en een op de Oudezijds Voorburgwal. Vlak bij het Majoor Bosshardthuis is ook de Majoor Bosshardtbrug, tussen de Oudekennissteeg en de Molensteeg.
WELKE ONDERSCHEIDINGEN EN PRIJZEN KRIJGT MAJOOR BOSSHARDT?
In 2004 ontvangt majoor Bosshardt de eretitel Rechtvaardige onder de Volkeren van het Israëlische Holocaustcentrum Yad Vashem, omdat ze in de oorlog Joodse kinderen in bescherming nam. Ze is ook Officier in de Orde van Oranje-Nassau en heeft een zilveren eremedaille van de stad Amsterdam.
BOSSHARDT •SPECIAL
BOSSHARDT• MAJOOR BOSSHARDT
Het Majoor Bosshardthuis
Alida Bosshardt komt in Utrecht ter wereld en groeit daar ook op. Ze woont rond haar negentiende een jaar in Rotterdam en vertrekt daarna naar Amsterdam, waar ze in 1951 een eigen pand betrekt aan de Oudezijds Voorburgwal. Op deze plaats bevindt zich nu het Majoor Bosshardthuis, een museum over haar leven. Tot haar dood in 2007 blijft ze in de hoofdstad wonen.
Kom een kijkje nemen
Het Majoor Bosshardthuis is een huis van beleving: een experience center. In het Majoor Bosshardthuis ervaar je hoe het leven van de majoor was, hoe zij er voor anderen was en hoe het Leger des Heils er nog steeds is voor mensen die hulp nodig hebben. Bezoekers worden geïnspireerd om er ook te zijn voor de ander. Er worden wisselende tentoonstellingen georganiseerd. Ook is de werkplek van de majoor in jaren ’70 stijl te bezichtigen.
Elke donderdag en vrijdag zijn er twee rondleidingen door het voormalige thuis van de majoor. Tijdens de rondleiding word je geïnspireerd door haar levensverhaal en krijg je een uniek inkijkje in een van de oudste panden van Amsterdam.
Boek je gratis rondleiding met de QR-code!
Word vrijwilliger
Voor het Majoor Bosshardthuis zoeken we nog verschillende gidsen en gastvrouwen en -heren, die elk een paar uur per maand beschikbaar zijn. Weet jij als geen ander hoe je onze gasten van harte welkom heet of ben jij een enthousiaste verhalenverteller? Vind je het leuk om professioneel getraind te worden als gids en onderdeel uit te maken van een bevlogen team? Dan zoeken we jou! De functie is vrijwillig, maar je ontvangt wel een vrijwilligersvergoeding. Scan de QR-code voor meer informatie.
Kunstenaar Marius van Dokkum is beroemd om zijn schilderijen en pentekeningen. Maar sinds de coronatijd heeft hij zich ook toegelegd op het maken van beeldhouwwerken. Zo heeft hij ook borstbeeld van majoor Bosshardt gemaakt. Een bronzen afgietsel daarvan staat in het Majoor Bosshardthuis. Van Dokkum heeft het borstbeeld geschonken aan het Leger des Heils.
INTERVIEW
De chauffeur van de majoor
Jan Oosterdijk werkte als chauffeur voor majoor Bosshardt. Samen reden ze uren over de Nederlandse wegen. “Je bent jarenlang met elkaar onderweg. In mijn ogen was de majoor een mevrouw die hoger stond dan ik. Later is dat weggeëbd. Ze behandelde mij nooit als de chauffeur.”
“De rijvaardigheid van de Majoor was niet om over naar huis te schrijven. Ze heeft nooit een aanrijding gehad, maar iedereen maakte zich daar zorgen over. We hebben toen een groepje opgezet om haar om de beurt rond te toeren. De eerste ontmoeting in 1985 herinner ik me heel duidelijk. We gingen naar Limburg, ze gaf een avondlezing. De majoor zei: ‘Kom maar op tijd, dan kunnen we even praten. Je krijgt eerst een kopje thee van me, en onderweg gaan we lekker eten.’ Het diner dat ze me had voorgesteld, was een frikandel en een beetje patat bij de snackbar. Daarna heb ik altijd twee pakjes van vier boterhammen met pindakaas meegenomen. Een overlevingspakket noemden we dat. Als het niet opkwam, gaf de majoor de rest aan de vogeltjes.”
Wc tussen de koeien “De majoor kende overal wel mensen die ze wilde bezoeken. We maakten
tekst/Ans Boersma beeld/Mona van den Berg
IN DE FIAT VAN DE MAJOOR LEERDE JAN DE MENS ACHTER HET UNIFORM KENNEN
volle dagen, want ze koppelde lezingen aan bezoekjes. We kwamen in Friesland bij een dame die ze kende van vroeger, het was een beetje een wonderlijke dame. Op den duur zei de majoor: ‘Jan, moet je nog naar het toilet?’
Ik dacht: dat vraagt ze nooit, er is iets aan de knikker. Dus ik liep een gang door en kwam op de deel. De wc bestond uit niets meer dan een pot, en daaromheen liepen koeien rond. Haha!”
“Op de terugweg ’s avonds was ze altijd moe. We praatten dan nog eventjes na over de avond, er gebeurde altijd wel iets geks. Zo waren we in Groningen bij een vrouwenvereniging. Iedereen nam daar haar eigen koffiekopje mee. De voorzitter had er twee mee: een voor de majoor en een voor zichzelf, maar niet voor mij. We konden daar smakelijk om lachen. Ze noteerde in de auto wat de collecte had opgebracht en hoeveel boekjes er waren verkocht. Dan zei ze: ‘Zie zo, hè hè, dat hebben we weer gehad. Op naar de volgende.’ En dan sliep ze meestal. Ze kon het loslaten.”
“Ze was 55 toen ze haar rijbewijs haalde. Ze heeft altijd in een Fiat gereden, ze kocht haar auto’s zelf. Bij de gemeente haalde ze twee stickers met het wapen
van Amsterdam erop. Die plakte ze op de beide deuren. Iedereen wist dat het haar auto was. Als ze Strijdkreten ging uitdelen en ze moest even de kroeg in, dan parkeerde ze haar auto, hop, op de stoep en zette haar alarmlichten aan. De politie liet het gaan als ze zagen dat zij het was.”
‘De majoor zei altijd: de enige plek waar ik vrede heb en tot rust kom, is aan mijn eigen tafel thuis’
Jan is 71 en werkt nog altijd voor het Leger des Heils. Hij is korpssergeantmajoor in Amsterdam-West.
Rust aan de keukentafel “In haar eenvoud en onschuld wist de majoor de harten van mensen te raken. Als je haar beter leerde kennen, was ze in haar diepste wezen een heel eenzame vrouw. Ze kon bij iedereen binnenkomen, aan tafel zitten, overnachten. Maar ze zei altijd: de enige plek waar ik vrede heb en tot rust kom, is aan mijn eigen tafel thuis. Ze was een bekende Nederlander en iedereen wist wie de majoor was. Ze was nooit vrij, ze werd door iedereen aangehouden.”
“We hebben nooit pech gehad onderweg. Ze vroeg weleens aan me: ‘Als ik nou doodga onderweg, wat doe je dan?’ Ik zei: ‘Dan rijden we snel naar het ziekenhuis in Amsterdam. Ik laat je gewoon zitten, dan doe ik toch niks meer’. Zo ver is het gelukkig nooit gekomen.”
“Voor de majoor was iedereen hetzelfde. En ze had een groot vertrouwen in God de Schepper. ‘Als ik het niet kan, helpt God’, zei ze. Daar heb ik van geleerd. Ze had een heel simpel geloof, een bijna kinderlijk geloof. Ze was zo vol van de liefde van God. Dat hij zelfs haar wilde gebruiken, was voor haar heel bijzonder.”
Mens achter uniform “Je bent jarenlang met elkaar onderweg. In mijn ogen was ze een mevrouw die hoger stond dan ik. Later is dat weggeëbd. Dan blijk je hetzelfde te zijn, we werkten voor hetzelfde doel. Maar zij was en bleef wel de majoor. Ik heb geleerd om mezelf te blijven. Ze behandelde mij nooit als de chauffeur.”
“Ze deed altijd zelf de boodschappen, in uniform. Als ze dat niet aan had, zei de bakker: ‘Mag je niet meer in je pakkie lopen?’ Ik heb de mens achter het uniform van de majoor leren kennen. Daar vergroei je mee. Als je het over majoor hebt, zeggen mensen weleens: de majoor was heilig. Dan denk ik: hallo, ik ken de majoor ook privé. Maar ik laat mensen dat geloven. Ik heb er een waardevolle vriendin aan overgehouden.”
‘Ze parkeerde haar auto, hop, op de stoep en zette haar alarmlichten aan. De politie liet het gaan als ze zagen dat zij het was’
tekst/Willemijn de Jong beeld/Daphna Kato
Wandelen over de Wallen
De thee en koffie zijn klaar. Weronika Trawicka (24) giet de warme drank in thermoskannen. Deze kannen gaan mee in de rieten tassen die in de keuken op de grond staan. Samen met een bus koekjes, chocolaatjes en papieren bekertjes. We staan in de ruime keuken van een ‘huiskamer voor mensen in de prostitutie’, midden op de Wallen in Amsterdam. Weronika is hier coördinator van vrijwilligers die met deze rieten tassen met koffie en thee rondes doen langs de prostitutieramen. “Wat wij doen, lijkt precies op wat majoor Bosshardt deed, we zetten haar werk nog steeds voort.”
*De namen van Angela en Maria zijn gefingeerd.
Het is een doordeweekse namiddag. Het is rustig op het ‘Meeting Point’ - zoals deze huiskamer officieel heet. Je komt ook niet zomaar naar binnen. Als er wordt aangebeld vanaf de Oudezijds Achterburgwal, kijkt één van de medewerkers van het kantoor eerst op de camera wie er voor de deur staat. Meestal zijn het vrouwen, die voor of na hun werk achter een roodverlicht raam even bij het Meeting Point langsgaan. Voor een gesprek, voor maatschappelijke hulp, om producten te kopen, of gewoon voor een kopje thee. “Op deze locatie bieden we psychosociale hulp die breder is dan voor mensen in de prostitutie”, vertelt Weronika. Hier werken bijvoorbeeld ook collega’s van Recht in Zicht. Zij bieden sociaal juridische begeleiding aan ongedocumenteerde slachtoffers van mensenhandel. Verder zijn er uitstapcoaches; zij ondersteunen mensen die uit de prostitutie willen stappen, of dat overwegen. Dat kan nogal lastig zijn namelijk. We hebben veel vrijwilligers maar ook professionals die Spaans en bijvoorbeeld Roemeens spreken. Dat maakt voor veel mensen wel verschil. We werken verder veel samen met andere organisaties in deze buurt.”
Naast het kantoor bevindt zich in het oude grachtenpand ook een gezellige huiskamer. Er staat een boekenkast, een rek met allerlei mooie tweedehandse kleding en schoenen en een grote make-upspiegel. “We hebben hier ook een winkeltje. Tegen hele lage prijzen kunnen vrouwen mooie kleding kopen. Of producten als condooms, glijmiddel of een verfspray.” Verfspray? “Ja, als je die op je aanvaller spuit, krijgt hij de verf er niet zomaar af. Op die manier zijn daders makkelijker op te sporen voor de politie.”
Oplichtende ogen
Het is duidelijk dat dit niet zomaar een
huiskamer voor de buurt is. “Het moet hierbinnen veilig zijn voor de vrouwen. Het is namelijk niet altijd veilig op de Wallen zelf. Dat zul je zo wel merken als we ons rondje langs de ramen doen. De sfeer kan, zeker ’s avonds, grimmig zijn.” Weronika stopt nog wat flyers in de rieten manden. Op de flyers staat een uitnodiging om langs te komen bij het Meeting Point. Ook is erop te lezen welke hulp er door het Leger des Heils wordt geboden. Met een route naar het gebouw, en een prijslijst van het winkeltje. Vijftig condooms voor vijf euro. “Daar komen ook veel mensen op af. De huur van een raam is hoog. En klanten geven zo’n vijftig euro uit. Je moet best wat klanten krijgen om er iets aan over te houden. En van dat geld onderhouden ze vaak ook nog familie in het land van herkomst.”
Met de rieten tassen onder de arm en een herkenbaar Leger des Heils-bloesje aan, vertrekken we uit de huiskamer. Het is rustig op de Wallen. Er lopen wat toeristen door de smalle straatjes met roodverlichte ramen. Veel ramen hebben dichtgetrokken gordijnen en grote stickers die duidelijk maken dat fotograferen hier verboden is. Af en toe is een raam bemand door een vrouw. Veel vrouwen herkennen Weronika als ze langsloopt. Dan lichten hun ogen op. Weronika begroet elke vrouw met een opgestoken hand, en gebaart dan of ze zin hebben in een koffie of thee. Meestal schudden de dames hun hoofd, maar groeten ze wel vriendelijk terug. Om daarna weer naar de langslopende toeristen te kijken, of op hun telefoon.
Geen goede dag
Af en toe wordt er snel een raam open gedaan. Zo ook door Angela*, een vrouw uit Zuid-Amerika. Ze heeft na al haar jaren in Nederland de taal goed onder de knie. “Hoe is je dag?” vraagt Weronika. “Het is rustig... Geen goede dag”, antwoordt Angela.
‘Ik voel heel sterk dat ik hier moet zijn’
De koffie wil ze wel, met een hoop suiker erin. We kletsen een tijdje. Over dat er weinig klanten zijn de laatste tijd, dat ze zich maar verveelt. En dat ze in december terug hoopt te gaan naar haar thuisland, voor een maandje. Daar ziet ze erg naar uit. Terwijl we praten, komen er twee jongemannen naast ons staan. We zeggen gedag en lopen een stukje door, ervan uitgaand dat dit dan de klanten zijn waar Angela op wacht. Maar de mannen lopen zonder iets te zeggen weer bij het raam weg. Als we even later teruglopen, zien we ze weer, postend tegenover het raam van Angela. Het zijn geen klanten. “Dat zijn haar pooiers, denk ik”, zegt Weronika. Ze vertelt dat ze dit nog niet eerder heeft meegemaakt tijdens haar rondes langs de ramen.
Beschikbaar zijn
Even later komen we via een smal steegje in een donkere, overdekte gang met flauw paars licht. We schuifelen langs een enkele man die een rondje langs de ramen loopt. Ook hier zijn de meeste gordijnen dicht. De dames die achter de ramen staan, hoeven geen koffie of thee. Met hen allemaal gaat het goed, vertellen ze kort.
Zodra we vanuit de donkerte weer terug in het steegje zijn, vertelt Weronika: “Ook als we geen gesprekje hebben, is het belangrijk dat we hier lopen. Het gaat erom dat wij er zijn, en dat de vrouwen weten dat wij betrouwbaar en beschikbaar zijn. Dat als er iets is, of als ze hulp nodig hebben, ze bij ons terecht
kunnen. Die thee en koffie zijn een middel. Uiteindelijk hopen we natuurlijk dat ze de weg weten te vinden naar onze huiskamer wanneer ze ons nodig hebben. Het is een eenzame, harde wereld. Wij bieden een veilige plek.” Een paar ramen verder staat Maria*. “Jammer dat jullie geen cappuccino hebben, zeg.” Maar Maria is blij met het praatje en de flyer. Na haar shift komt ze misschien nog even langs bij het Meeting Point.
Chocolaatje en praatje Op de terugweg vraag ik aan Weronika wat dit werk met haar doet. “Er zijn leukere buurten om rond te lopen. Maar ik voel ook heel sterk dat ik hier móet zijn. Dat dat ene praatje, dat chocolaatje, die knuffel soms – deze buurt kan daar niet zonder. En we kunnen ook regelmatig vrouwen helpen die uit willen stappen. Dat is niet ons doel, we willen er allereerst gewoon zíjn voor ze, maar als ze hulp nodig hebben, dan bieden wij die graag.
Wil je meer weten over wat er op het Meeting Point gebeurt?
Scan de QR-code om naar de website te gaan.
‘Het is een eenzame, harde wereld. Wij bieden een veilige plek’
‘Kees heeft hier drie jaar gewoond en nu heeft hij een eigen flatje, een vriendin en zijn vrachtwagenrijbewijs weer terug. Dat soort verhalen geven hoop.’
Meike op pagina 43.
DIT IS DOMUS HELMOND:
Een scheldpartij en een aai over je wang
tekst/Geke van Wijnen beeld/Marleen Kuipers
HET IS EEN RUSTIGE, WARME MAANDAGOCHTEND IN DE DOMUS VAN HET LEGER DES HEILS IN HELMOND. DE 27 MENSEN DIE HIER WONEN, ZOUDEN ZONDER DEZE WOONVORM OP STRAAT ZIJN BELAND. DE DOMUS BIEDT MENSEN MET COMPLEXE PROBLEMEN EEN DAK BOVEN HUN HOOFD. BEWONER NOUD: “DAT IK NOG WIL LEVEN, DAT KOMT DOOR HIER.”
De namen van de deelnemers in dit verhaal zijn gefingeerd.
Een deel van de Domusbewoners is naar het werk deze maandagochtend, een ander deel is wakker aan het worden. Afdelingsmanager Meike en woonbegeleider Bob zitten met een uitzendkracht in de kantoorruimte op de begane grond van de Domus. Af en toe werpt een van de drie medewerkers een blik op de camerabeelden van de voorkant van het gebouw. Op een stoel ligt een van de twee Domuskatten lekker te slapen. Als je hem benadert, rolt hij meteen op zijn rug om over zijn buik geaaid te worden. “Het Leger des Heils is er voor alle daklozen, ook voor straatkatten”, lacht Meike.
HET HART VAN DE DOMUS
Op de binnenplaats van de Domus zitten twee mannen te kletsen. Noud voert het hoogste woord, Luc kijkt hem van onder zijn oogleden aan en zegt soms iets onverstaanbaars terug. De binnenplaats is in de zomer het hart van deze Domus, vertelt manager Meike. Dit is de plek waar bewoners elkaar ontmoeten, een krantje lezen of iets naar elkaar schreeuwen. “Dat schreeuwen is vriendschappelijk hoor”, zegt Meike, “dat is gewoon hoe Helmonders met elkaar omgaan. Ze zijn niet op hun mondje gevallen.” Rondom de binnenplaats staan twee gebouwen die samen de Domus vormen: 27 woonplekken plus een crisisbed.
ACCEPTEREN OF AFKICKEN
In de Domus wonen drie soorten bewoners, legt Meike uit. Sommige bewoners leven al zo lang met hun verslaving en alle problemen die daaruit voortkomen, dat ze die, voor nu, geaccepteerd hebben. Het is niet anders. Anderen proberen hun drugsgebruik te verminderen en richting afkicken te gaan. Een klein deel van de groep heeft eigenlijk teveel psychiatrische problemen en zou naar een ggz-instelling moeten.
STRIJD
Bewoner Wesley wil minderen in gebruik en uiteindelijk afkicken. Vroeger was hij schilder. Eigenlijk is hij dat nog steeds: toen hij in dit appartementje kwam wonen, is hij begonnen het helemaal te schilderen. De muren waar zijn hoekbank tegenaan staat, zijn nu netjes wit, de rest moet nog. Wesley heeft een eigen badkamer en een slaapkamer met een poster van een mooie dame op de kledingkast. De keuken gebruikt hij niet veel, zegt hij, maar voor de foto wil hij best even iets afwassen. Dat ziet er dan wel weer geroutineerd uit. Wesley woont nu ongeveer anderhalf jaar in de Domus. “Het is wel goed hier. Ik kan alleen niet zelf kiezen wat ik eet, dat is een nadeel. Maar ik heb geen strijd”, zegt hij. “Hier mag ik gebruiken, ik word niet op straat gezet. Toen ik nog bij m’n ouders woonde, had ik altijd strijd over mijn verslaving. Ze hadden wel een punt, natuurlijk.”
HOOP
Binnenkort wil Wesley dus proberen af te kicken. “Ik ben het beu. Door die verslaving is alles naar de klote. Ik heb geen contact met mijn zus meer, een vriend is overleden aan zijn verslaving, en die diefstallen – zo ben ik niet. Ik ben al gestopt met heroïne, nu de coke nog. Misschien kan ik dan mijn rijbewijs weer terugkrijgen, net als Kees.”
De Kees aan wie Wesley refereert, is het succesverhaal van deze Domus, vertelt Meike: “Kees heeft hier drie jaar gewoond en nu heeft hij een eigen flatje, een vriendin en zijn vrachtwagenrijbewijs weer terug. Dat soort verhalen geven hoop, aan medewerkers en aan deelnemers.”
PROBLEMEN NEMEN TOE
Meike vertelt later dat het aantal gezondheidsproblemen bij bewoners toeneemt. De coronamaatregelen waren, zoals voor alle Nederlanders, zwaar voor de bewoners. Ze zijn gewend om veel op
‘Ik ben al gestopt met heroïne, nu de coke nog’ Wesley
Wesley
straat te zijn, maar nu konden ze geen kant op en hadden ze niets te doen. Ze zagen geen vrienden en hadden wekenlang geen werk of dagbesteding. Daardoor nam het drugsgebruik behoorlijk toe. Nieuwe mensen die in de Domus komen wonen, hebben meer problemen, ziet Meike. Mensen raken steeds jonger ernstig verslaafd, hebben zwaardere psychiatrische problematiek en meer lichamelijke klachten.
AFSPRAKEN
Meike: “Als iemand zowel psychische als lichamelijke problemen heeft, kunnen ze niet goed zelf naar de huisarts of naar een ziekenhuisafspraak. Deelnemers komen vaak niet op tijd of ze komen helemaal niet opdagen bij afspraken. Daarnaast begrijpen ze niet altijd wat er gezegd wordt of waarom een behandeling nodig is. Tegenover artsen schamen ze zich soms voor hun gebruik en zijn er daarom niet altijd eerlijk over. Terwijl dat voor zo’n arts wel belangrijke informatie is. Daarom moeten wij bij het merendeel van de deelnemers mee naar dit soort afspraken.”
FAMILIE EN VRIENDEN
De meeste mensen zouden een partner, familielid of vriend meenemen naar ziekenhuisafspraken, maar sommige Domusbewoners hebben geen familie of vrienden meer. Dit geldt niet voor iedereen, gelukkig. Zo heeft Patrick bezoek vandaag, maar we mogen er best even bij komen zitten, hoor “Ik ben nu drie jaar hier. In de jaren ’80 ben ik bodyguard geweest van André Hazes als-ie concerten hier in de buurt had. Ik ben ook een tijdje portier in disco’s geweest. Ik deed aan boksen, dus als er iets gebeurde, had ik dat zo opgelost: vechtpartijen trok ik uit elkaar en dan gooide ik de onruststokers naar buiten. Ja, je maakte wat mee hoor. Er is ook een keer een collega doodgeschoten.” Het ging bergafwaarts met Patrick toen hij verslaafd raakte aan drugs en schulden kreeg. In welke volgorde dat
gebeurde, is niet helemaal duidelijk. Maar, vertelt hij trots, “nu ben ik schuldenvrij.”
KOKEN VOOR DE SOEPBUS
Patrick zorgt zelf voor de vogel in zijn appartement. “Hij kookt ook vaak”, vertelt Meike. “Vier keer in de week voor de Domus en op dinsdag en donderdag ook voor de soepbus.” De soepbus in Helmond deelt soep, een boterham, koffie en thee uit aan Helmonders die op straat leven of krap bij kas zitten. Soms verwijzen medewerkers of vrijwilligers van de bus mensen door naar bijvoorbeeld maatschappelijke opvang, verslavingszorg of de sociale dienst.
TIME-OUT
“Sommige mensen worden van de ene naar de andere instantie gestuurd en leven tussendoor op straat”, vertelt Meike. Dat zijn schrijnende verhalen. “Het gebeurt wel eens dat ik een Domusbewoner op straat moet zetten. Als iemand in de Domus een incident heeft veroorzaakt, heeft diegene een time-out nodig, bijvoorbeeld na een scheldpartij tegen een medewerker. Onze medewerkers kunnen veel hebben, maar soms wordt er een grens bereikt. Een enkele keer moet ik de keuze maken om de zorg te beëindigen, bijvoorbeeld als een medewerker fysiek wordt aangevallen. Het moet wel veilig blijven op de Domus.”
BESTE VRIENDEN
“De groep in deze Domus is behoorlijk sociaal”, zegt Meike. “Er is een handjevol bewoners dat niet vaak buiten de kamer komt en weinig contact maakt met de rest. Soms is dat omdat ze willen minderen in gebruik en dan worden ze getriggerd door bewoners die veel gebruiken. Maar andere bewoners zijn juist vrienden met elkaar.” Bewoner Noud heeft bijvoorbeeld een bakje kwark en een ontbijtkoek voor de slaapkamerdeur van zijn vriend en
‘Ik kan hier niet zelf kiezen wat ik eet, dat is een nadeel’
medebewoner Vincenzo gelegd, omdat die nog lag te slapen tijdens het ontbijt. Noud is blij met de Domus en de vriendschappen: “Dat ik nog wil leven, dat komt door hier.”
ROOIE KNOL
Een paar uur later is Vincenzo wel wakker en vertelt hij zijn levensverhaal. “Ik heb een keer een overval meegemaakt. Daardoor kreeg ik nachtmerries, dus ik vroeg bij de huisarts om hulp. Die heeft me Rohypnol voorgeschreven om goed te slapen en toen dat niet hielp ook nog wat valium voor overdag. Het eindigde ermee dat ze mij met vier man een gevangeniscel moesten binnendragen. Achteraf wist ik er niets meer van.” Volgens verslavingszorginstantie Jellinek is Rohypnol geestelijk en lichamelijk verslavend en werd ‘rooie knol’ ook een tijd gebruikt in de harddrugsscene. Tegenwoordig wordt het nauwelijks meer voorgeschreven vanwege het verslavingsrisico.
DE HEROÏNE TACKELEN
Vincenzo is een tijd clean geweest, vertelt hij. “Ik heb alle drugs teruggebracht. Mijn vrouw bleef ook wakker (clean, red.) en ik was blij dat ik het leven weer helder zag.” Toen de relatie met zijn vrouw strandde, ging het mis. “Nu zit ik op tien milligram methadon, dat was eerst dertig”, vertelt de bewoner. Methadon is een medicijn dat veel wordt gebruikt om harddrugsgebruikers te helpen ontwennen. “Ik gebruik ook nog een beetje coke af en toe. Eigenlijk wil ik daar ook mee stoppen, maar we moeten eerst de heroïne tackelen.”
AAI OVER DE WANG
Inmiddels is het lunchtijd. De bewoners die vanochtend moesten werken, zijn weer thuisgebracht. Sommigen lopen meteen door naar de gezamenlijke ruimte om te lunchen, anderen gaan naar hun kamer. Een bewoner poseert voor de fotograaf. Twee anderen zitten te eten en zijn ondertussen met elkaar in gesprek. “Houd je mond!”, schreeuwt de een tegen de ander en geeft hem daarna meteen een aai over zijn wang: “Ik meende het niet hoor.”
Wat is een Domus?
Een Domus is een beschermde woonvorm voor mensen die dak- en thuisloos zijn geweest. Hoe lang zij in de Domus verblijven, varieert. Vaak hebben bewoners al een lange geschiedenis in de hulpverlening en kampen ze met een combinatie van problemen, zoals verslaving, psychische problemen, schulden, een klein of ontbrekend sociaal netwerk en/of een verleden met justitie. In de Domus vinden deze mensen een thuis en kunnen ze eindelijk tot rust komen. Er zijn enkele tientallen Domussen in heel Nederland. Lees vanaf pagina 66 hoe deze opvangvorm is ontstaan en waarom het Leger des Heils met Domus-locaties werkt.
ik nog wil leven, dat komt door hier’
‘Dat
‘IK WIL MEDEMENSELIJKHEID TERUGBRENGEN IN WET- EN REGELGEVING’
tekst/Jasper van den Bovenkamp beeld/Lieke JanssenOm haar plannen ter bestrijding van armoede tot een succes te maken, is de hulp van velen nodig. Ook die van het Leger des Heils, zegt minister Carola Schouten. “Ik kan armoede niet in m’n eentje uitbannen.”
Afgelopen zomer presenteerde minister Carola Schouten voor Armoedebeleid haar aanpak van geldzorgen, armoede en schulden. Het totaalpakket aan maatregelen, waarmee ze armoede en problematische schulden acuut probeert te bestrijden en in 2030 beoogt te halveren, bevat maar liefst 47 acties. Denk aan een verhoging van het minimumloon, betere financiële opvoeding voor kinderen en jongeren, één regeling bij de rijksoverheid voor
betalingsachterstanden en meer inzet van vrijwilligers.
Steeds meer mensen, zo zei ze bij de presentatie van haar eerste nota over armoedebestrijding, hebben moeite het hoofd boven water te houden. Die armoede werkt op alle terreinen van het leven door: gezondheid, onderwijs, wonen, werk en opvoeding.
Voor een specifieke groep, namelijk de mensen die door het Leger des Heils ambulant worden begeleid, zijn de gevolgen van de inflatie (17,1 procent in september) al duidelijk merkbaar. Sommigen kunnen de verwarming bijvoorbeeld niet meer aanzetten. Het
Leger opent voor deze mensen de komende maanden zoveel mogelijk buurtlocaties, als ‘een deken van warme kamers over heel Nederland’.”
Komen de maatregelen voor hen niet te laat? “Er is een fors pakket maatregelen afgesproken dat in 2023 van kracht wordt, maar we weten dat de komende maanden al zwaar zullen worden. Dat is ook de reden waarom we een aantal zaken al eerder aanpakken. Denk aan de tussenvariant van het prijsplafond voor gas en elektra, die per 1 november ingaat. Ook hebben we met energieleveranciers afgesproken dat ze komende winter geen mensen mogen afsluiten van het gas. Deze maatregelen gaan voor de energierekening echt wel wat betekenen. Daarnaast hebben we voor de rest van dit jaar 35 miljoen euro extra beschikbaar gesteld aan
gemeenten, zodat zij nu al beter in staat worden gesteld te helpen bij armoede. Maar het belangrijkst vind ik het om te blijven werken aan het herwinnen van vertrouwen.”
Hoe bedoelt u?
“Er zijn mensen die vanwege wantrouwen jegens de overheid geen aanspraak maken op regelingen die voor hen gelden. Ze vragen zich af of ze wel iets kunnen aanvragen, zonder dat ze er last mee krijgen. Juist voor deze mensen is samenwerking met een organisatie als het Leger des Heils van onschatbare waarde, omdat zijn medewerkers dit soort drempels kunnen wegnemen. Armoedebestrijding is niet iets van ‘een regeling hier’ of ‘een regeling daar’; je moet je met een netwerk van partijen gezamenlijk inzetten om mensen te benaderen en te vertellen waar ze recht op hebben. Zij die alsnog tussen wal en schip vallen, moeten gewezen worden op de hulp die gemeenten bieden, of organisaties als het Leger des Heils.”
Op de jubileumbijeenkomst van het Leger des Heils zei u dat de overheid er veel te lang vanuit is gegaan dat de burger het allemaal wel snapt. Ze richt zich op de rationele burger die feilloos de weg vindt in alle departementen en regelingen, en weet waar hij hulp kan krijgen of welke regelingen voor hem gelden, zei u. Mensen
die hulp krijgen van het Leger kennen deze weg niet. Om ook hen te bereiken, is een cultuuromslag vereist, gaf u aan. Hoe gaat die cultuuromslag eruitzien?
“Dat zit ‘m allereerst in hoe je wet- en regelgeving maakt. Ik ben nu bijvoorbeeld bezig met aanpassingen aan de Participatiewet. Deze wet had twee grote mankementen: ze ging uit van burgers die het allemaal begrepen én ze bemoeilijkte het om naar elkaar om te zien. Ik ben direct met die wet aan de slag gegaan, door regels aan te passen die ervoor zorgen dat je wél giften mag ontvangen, dat je onbezorgd boodschappen kunt doen met je mantelzorger en dat je bij een fout niet direct als een fraudeur wordt aangemerkt. Dat is een goed voorbeeld van hoe ik het medemenselijke weer terug wil brengen in de wet- en regelgeving.”
Is dat een proces van jaren, of kan het snel zijn geregeld?
“Dit gaat over een structurele verandering die het denken van de overheid over mensen in kwetsbare posities wil veranderen. De vertrouwenscijfers van de overheid zijn laag; dan moet je als overheid goed uitzoeken hoe dat komt. Een terugkerende analyse is dat de overheid veel verwacht van burgers en in sommige gevallen bij fouten hardvochtig optreedt. We hebben voorbeelden gezien van hoe slecht dat kan uitpakken. Het is niet eens zo dat de overheid bewust wantrouwend naar burgers is, maar veel wetten en regels staan zo strak afgesteld dat het vaak wel zo uitpakt. Het is daarom zaak ons denken en handelen te veranderen, om het menselijke aspect in de wet- en regelgeving in te brengen. Ik hoop natuurlijk dat die omslag duurzaam zal zijn.”
‘Het is niet eens zo dat de overheid bewust wantrouwend naar burgers is, maar veel wetten en regels staan zo strak afgesteld dat het vaak wel zo uitpakt’
U wilt het verzuim van burgers om aanspraak te maken op financiële ondersteuning onder andere tegengaan door plekken te benutten waar mensen vaker komen, of door het inschakelen van degenen met wie ze al in contact staan. Daarbij hebt u bijzondere aandacht voor werkenden met een laag inkomen. Het Leger is groot voorstander van deze zogenoemde vindplaatsgerichte aanpak. Welke rol kan het Leger spelen?
“Ik denk dan vooral aan het meekijken met mensen op welke regelingen ze recht hebben. Dat verzuim is zo jammer. Je kunt hier juist een goede eerste slag slaan door mensen meer financiële ruimte te geven. Daarnaast denk ik aan het concreet meehelpen bij de benodigde aanvragen of het invullen van de Voorzieningenwijzer, waarin mensen kunnen zien op welke regelingen ze recht hebben. De hulpverleners van het Leger worden vertrouwd; mensen nemen van hen eerder iets aan dan wanneer ik het
zeg. Ten slotte moeten we om mensen heen staan. Sociale armoede is minstens zo erg als financiële armoede.”
U gaat dit najaar een zogenoemde ‘coalitie tegen armoede’ lanceren. Wat verwacht u daarvan?
“Armoede is een veelkoppig monster. De bestrijding ervan is dan ook geen zaak van even op een paar knoppen drukken en voilà. Was het maar zo simpel. Nee, er spelen vaak allemaal zaken tegelijk. Iemand met psychosociale problematiek heeft heel andere hulp nodig dan iemand die net z’n baan heeft verloren. We willen dat een groot netwerk van partijen de handen ineenslaat in de strijd tegen armoede, die dus op veel fronten speelt. Als minister kan ik armoede niet in m’n eentje oplossen. Wél kan ik de talrijke initiatieven die er zijn ondersteunen. Ik zie het als mijn taak om de maatschappelijke rol die mensen op zich willen nemen in het omzien naar elkaar beter te faciliteren, en daarnaast om initiatieven met elkaar in contact te brengen. Daar is die coalitie op gericht.”
De kritiek op het kabinet in het algemeen is dat er veel aan crisisbestrijding wordt gedaan, in plaats van dat er aan langetermijnoplossingen wordt gewerkt. “Ruim een jaar geleden was de problematiek van de hoge energieprijzen nauwelijks voorstelbaar, maar nu is het voor veel mensen een concrete werkelijkheid. Als ik nu zeg ‘sorry, ik ben met m’n langetermijnaanpak bezig, ik ga niks aan de crisis doen’, dan denk ik dat niet heel veel mensen dat zouden begrijpen, en terecht. Daarbij: er lígt met mijn nota een langetermijnaanpak en daar werken we aan door, ook nu.”
Welke maatregel van het actieplan is voor u persoonlijk het belangrijkst? “Dat zit ‘m niet in één onderdeel. Het gaat mij erom: zijn we als overheid in staat om in alles wat wij doen het vertrouwen van de burger te herwinnen? Als dat mij gelukt is aan het eind van m’n kabinetsperiode, dan hebben we de goede dingen gedaan.”
‘Als ik nu zeg ‘sorry, ik ben met m’n langetermijnaanpak bezig, ik ga niks aan de energiecrisis doen’, dan denk ik dat niet heel veel mensen dat zouden begrijpen’
Een als robot
huisgenoot
tekst/Carolien Drijfhout beeld/Folkert Koelewijn Een houten bloempot met ogen, jasje aan en plantje op de kruin, die je ’s morgens wakker maakt, aan je afspraken herinnert en vraagt hoe je je voelt. Is zorgrobotje Tiny Tessa een go of een no-go? Deelnemers in de Beschermd Wonen-locatie in Groningen proberen het uit. “Je houdt van Tessa, of je houdt niet van Tessa.”
‘Pli-pla-plong, het is nu twaalf uur. Over een uur is je afspraak in het ziekenhuis. Zorg je dat je op tijd weggaat?’, klinkt een heldere vrouwenstem in de kamer van George. Het is robotje Tessa, die in de kast staat te knipperen met haar lichtgevende ogen. Ze staat er uitgestald als een pronkstuk, in een hoekje van de plank, voor Mona Lisa en naast het kindeke Jezus. George klapt zijn map met ziekenhuispapieren dicht. Hij zal zich eens klaar gaan maken.
Pratende bloempot Op de Beschermd Wonen-locatie van het Leger des Heils in Groningen is Tessa, Tiny Tessa voluit, inmiddels een redelijk bekend gezicht. Letterlijk, want veel meer dan een gezicht heeft de robot niet. Met haar twee grote, ronde ogen, dopneusje, blauw-gele kraag, bijpassend hoedje en plantje op haar kruin ziet ze er op een bepaalde manier schattig uit. “Net een baby zo, vind je niet?”, lacht pedagogisch medewerker Maurits terwijl hij een Tessa in zijn armen houdt. Een jaar geleden haalde Maurits een paar Tessa’s naar de woonlocatie. Om eens kennis te maken met deze zorgrobot die vooral in de wijkverpleging al hoge ogen gooide. “Binnen Beschermd Wonen is de inzet van zorgrobots nog vrij nieuw. Maar een tijdje geleden is er een budget beschikbaar gesteld voor onze nieuwe locatie waarmee we innovatieve dingen kunnen proberen. De robot kan een mooie rol spelen in het behouden of terugpakken van de eigen regie van onze
deelnemers. Daar zagen we een mogelijke meerwaarde. Al was ik ook wel sceptisch hoor, of zo’n pratende bloempot niet een beetje te kinderachtig zou zijn voor onze bewoners.”
Ze noemt me Jube
Tiny Tessa, ontwikkeld door Tinybots, is bedoeld om de levenskwaliteit van zorgcliënten te vergroten en hen te helpen zoveel mogelijk eigen regie en zelfstandigheid te behouden. En zo tegelijk de zorgvraag te verminderen. Zo heeft de robot een wekdienst, herinnert ze je aan afspraken en helpt ze je op tijd je medicatie in te nemen. Deelnemer George was één van de eersten op de locatie in Groningen die daar wel oren naar had. “Tessa staat nu bijna een jaar bij mij in de woning”, zegt de 43-jarige deelnemer terwijl hij haast liefkozend haar jasje rechttrekt. “Ik ben er echt blij mee. Ze zorgt dat ik niets vergeet.”
Zo maakt ze George elke morgen wakker en herinnert ze hem aan zijn medicatie. Op een fijnere manier dan een alarm, vindt George. “Tessa praat gewoon tegen me. ‘Jube, het is 8 uur. Je moet je medicijnen nemen’, zegt ze dan. Ja, ze noemt me Jube, zoals mijn familie doet. Jube is mijn naam binnen mijn tribe in Sudan. Ik wilde dat ze die naam gebruikt, want ze woont tenslotte bij me in huis.”
Zelf in charge
“Ze ziet er ook nog grappig uit, vind je niet?”, grinnikt George, die zich voorzichtig op de bank laat zakken. Vanaf de bank heeft hij goed zicht op Tessa. Hij heeft haar eigenhandig nog een beetje gepimpt, met glinsterende kerstballen als oorbellen en een hoedje op haar hoofd. “De hoed bewaart ze voor me. Als ik de deur uitga, zet ik hem zelf weer op.”
‘Ze noemt me ‘Jube’, zoals mijn familie doet’
George revalideert momenteel van een gebroken rug, waarvoor hij regelmatig in het ziekenhuis moet zijn. Voor die afspraken komt hij altijd op tijd, en daar is hij de robot dankbaar voor. “Vroeger was dat wel anders geweest. Soms slaap ik overdag of vergeet ik dat ik een afspraak heb. Nu herinnert Tessa me daaraan. Dat geeft me een gerust gevoel. Ik vind het ook fijn dat ik niet steeds aan de begeleiding hoef te vragen wanneer iets is. Ik ben zelf in charge.”
Het enige minpuntje vindt George dat hij de afspraken niet zelf kan instellen; dat moet samen met Maurits of een andere begeleider. “Dat kan wel anders hoor George, daar kunnen we best naartoe werken”, verzekert Maurits hem ter plekke. George ziet mogelijkheden: “Dan kan ik ook grappige dingen programmeren”, lacht hij. “Zodat ze in de loop van de dag nog eens iets leuks tegen me zegt.”
Wantrouwend
Niet iedereen is zo enthousiast als George. Sterker nog, van de veertig deelnemers hebben er op dit moment maar vier een Tessa in gebruik. “Er zijn net een paar mensen doorgestoomd die er één hadden, iemand is met vakantie, iemand zit in detentie”, legt Maurits uit. Maar
daarnaast is Tessa ook gewoon niet voor iedereen weggelegd. Er zijn deelnemers die hem gewoon niet nodig hebben én deelnemers die er simpelweg niet voor openstaan. “Een heel aantal bewoners is wantrouwend. Vooral wanneer er sprake is van verslavingsproblematiek. Tessa bespioneert niet; ze kan alleen de antwoorden ‘ja’ en ‘nee’ ontvangen. Maar toch zijn bewoners bang voor wat ‘dat ding’ misschien wel allemaal opneemt en doorgeeft. Het geeft hun het gevoel bespied te worden.”
Bemoeial
Het is herkenbaar voor Axel. De 27-jarige bewoner met een licht verstandelijke beperking zette Tessa een maandje geleden de deur uit. In eerste instantie was hij nog wel positief. Tessa, in die tijd ietwat verdekt opgesteld, schuin achter zijn televisie, hielp hem op tijd wakker te worden en aan het werk te gaan. “Daar
was ik wel blij mee”, zegt Axel, die iedere ochtend de keuken en de gangen van de locatie schoonmaakt.
Maar bij zijn tweede persoonlijke doel, het netjes houden van zijn kamer, maakte Tessa een onvergeeflijke fout.
Elke middag vertelde ze Axel dat het tijd was zijn kamer op te ruimen en schoon te maken. “Ze bemoeide zich te veel.
Daar werd ik helemaal zat van. Zeker toen ze op een dag zei dat ik mijn kamer moest schoonmaken terwijl ik het nét had gedaan. Toen heb ik de stekker eruit getrokken en Maurits gezegd dat hij haar op moest komen halen.”
Toch heeft ze haar dienst bewezen, want nog elke dag staat Axel op tijd op. Tessa hielp hem in het ritme te komen
en overtuigde hem ervan dat een wekker zetten zo gek nog niet is.
Politieagentje
Dit resultaat is niet alleen prettig voor Axel, die op deze manier rustig op kan starten, maar ook voor zijn hulpverleners, want die hoeven minder politieagentje te spelen. Maurits heeft het dit afgelopen testjaar vaker geconstateerd: waar Tessa op de afspraken let, komt er in het contact tussen deelnemer en begeleider meer ruimte voor een goede verstandhouding. Maurits: “Ik ben minder de boeman die steeds aan de deur staat te zeuren, of achter mensen aan zit voor afspraken of medicatie.”
De robot is binnen Beschermd Wonen niet bedoeld als vervanging van menselijk contact. Maar efficiënter werken, waardoor er meer ruimte ontstaat voor goed contact en zinvolle gesprekken, is natuurlijk wel hele mooie winst. “De robot zorgt ervoor dat wij in onze tijd met de deelnemers meer ‘op de relatie’ kunnen zitten.”
‘Ik heb Tessa de deur uitgezet; ze bemoeide zich te veel’
Het meisje en de majoor
tekst/Menno de Boer beeld/Zeloot
Knierp, knierp, knierp, knierp, deed de sneeuw onder Willems schoenen. Knierp, knierp. Foei wat was het koud! Hij liep over de Kloveniersburgwal en verveelde zich een beetje. Hij stak de brug over en liep de Joodse wijk in. “Hei mannetje! Moet jij niet naar school?”, klonk het vanuit een openstaande winkeldeur. Een grote werkman stapelde kratten op elkaar. “Dicht”, antwoordde Willem. “Rotoorlog”, bromde de man. “Een sneeuwpop maken dan maar”, grijnsde hij.
Willem zei niets en sjokte verder de wijk in. Bijna een jaar geleden hadden de Duitsers hier meer dan vierhonderd Joodse mannen opgepakt en weggevoerd. En afgelopen zomer waren ze weer gekomen. En toen, oh zo verschrikkelijk, toen hadden ze ook Bram meegenomen. Zijn beste vriend. Willem werd er weer boos en verdrietig van. Hij had nog geprobeerd hem mee te nemen naar de majoor, zodat zij hem zou kunnen verbergen voor de Duitsers. Maar Bram was teruggegaan naar zijn vader en moeder. En zijn zusje Sara. Ze waren allemaal meegenomen. Een dikke traan biggelde over zijn linkerwang.
Stil in de stad Het was stil in de witbesneeuwde straten. De huizen stonden als grote grijze wachters aan beide kanten van de gracht. Veel van die huizen waren leeg sinds de razzia’s, sommige ervan hadden kapotte ramen en deuren. Op de hoek van de straat stond Willem stil. Het was helemaal stil in de stad. Helemaal?
Nee. Toch niet helemaal. Willem hoorde een geluid. “Uche, uche, uche.” Het was een heel zacht geluid, maar toch was het er. “Uche, uche, uche.” Vanachter een gebroken ruit in het onderhuis net naast de kapotte voordeur, klonk zachtjes gehoest.
Het meisje met de krullen Willem ging op zijn knieën in de sneeuw zitten en tuurde naar binnen, maar daar was het alleen maar donker. “Is daar iemand?”, fluisterde hij door de kapotte ruit. Het bleef muisstil… “Hallo? Is daar iemand?”, zei Willem nu hardop. “Uche, uche, uche,” klonk het. Het was geen grote mensenhoest. “Heb je iets nodig?” vroeg Willem nu. Plotseling verscheen het bleke gezicht van een meisje achter de ruit. Een mager kind met zwarte krullen en donkere ogen. “Heb je iets te eten?”, vroeg het, en het kuchte weer. “Uche, uche, uche.”
Een veilige plek “Ik heet Willem”, zei Willem, “hoe heet jij?” Het meisje dacht even na en keek langs Willem de straat in. “Ik heet Mila,” zei het meisje toen. “Heb je iets te eten voor me?” Willem sprong overeind. “Kom maar mee, ik weet een veilige plek waar ze eten voor je hebben.” Het bleke gezichtje verdween vanachter de ruit en Willem hoorde voetstappen in het huis. Ineens stak Mila haar hoofd langs de kapotgeslagen voordeur. “Is het… is het veilig? Zijn er geen eh…” Mila aarzelde. Willem snapte het. Tuurlijk snapte hij het. Mila was bang voor de Duitsers. “Kom maar”, zei hij. “Het is stil in de stad. Er is geen Duitser te bekennen. Ik breng
je naar een veilige plek. Maar we moeten wel een eindje lopen. Naar Noord.”
De majoor Willem klopte op de deur van een groot huis. Het bleef stil. Hij klopte nog eens. Harder. Nu hoorden Willem en Mila gestommel. “Rustig, rustig, ik kom eraan. Die deur hoeft niet kapot.” De deur ging open en daar stond een klein vrouwtje met een knotje in het haar. “Dag Willem, wat kom jij hier doen? Zo’n eind van huis?”, klonk het vriendelijk. “Ik heb haar gevonden in de Joodse wijk, majoor. Ze hoestte en toen hoorde ik het. En toen zei ze dat ze honger had en toen dacht ik dat ze maar naar u toe moest”, ratelde Willem. De ‘majoor’ keek het meisje aan, zette haar brilletje recht en tuurde de straat uit. “Kom maar binnen, dan krijgen jullie een glas melk. En ik denk dat er ook nog wel wat witbrood met boter is.”
Een witte boterham Willem, Mila en de majoor zaten in de keuken. Het magere meisje had haar tanden in een boterham gezet. Met haar grote donkere ogen keek ze de majoor aan. Ze hoestte weer. “Dat klinkt niet goed”, zei de majoor bezorgd. “Je hebt een flinke verkoudheid opgelopen denk ik zo.” “Het was ook zo koud in dat huis”, antwoordde Mila. “Hoe lang zat je daar al?” Mila dacht even na. “Een paar weken. Eerst, na de razzia, ben ik weggerend. Naar mijn tante. Daar heb ik een paar weken gewoond. Maar op een dag kwamen de Duitsers daar ook iedereen weghalen. Ik kon ontsnappen via de achtertuin. En toen heb ik op
straat gewoond. En ’s nachts sliep ik in de verlaten huizen.” De majoor schudde haar hoofd en glimlachte. “Och meisje, wat een toestand. We zullen eerst maar eens kijken dat je wat aansterkt en dan een veilige plek voor je vinden.” Ze draaide zich om naar Willem, die zijn laatste slok melk nam. “En jij gaat naar je moeder. Anders is het straks donker.” De jongen knikte en stond op. “Dag Mila. Ik hoop dat je gauw weer beter bent”, zei Willem. En weg was hij. De voordeur viel met een luide bons in het slot.
Het grote huis Een paar weken later fietste de majoor naar Hilversum. Mila zat achterop. Aan elke kant een been, een hoofddoek bedekte haar zwarte krullen. Ze was weer helemaal beter en had een blos op haar beide wangen. “Zijn we er al bijna?”, vroeg ze. “Nog even volhouden”, lachte de majoor. “Nog een kwartiertje.” Bij een groot huis in Hilversum stopten ze. “Hier moeten we zijn. Kom maar mee.” Samen liepen ze langs het huis naar de achterkant. Daar stond een mevrouw de was op te hangen. Ze lachte toen ze het stel zag. “Dus jij bent Mila? Kom maar mee, we hebben hier een mooie zolderkamer voor je. Hier naar binnen en dan links de trap op. Wij komen zo.” Mila rende al naar boven. De vrouw en de majoor praatten nog even en toen vertrok de majoor weer op haar fiets. De vrouw liep de trap op. Bovenaan stond Mila. “Waar is de majoor?” vroeg ze. “Die moest weer verder. Kleding brengen bij kinderen zoals jij”, glimlachte de vrouw.
In werkelijkheid was majoor Bosshardt in oorlogstijd nog kapitein, dus werd zij nog geen majoor genoemd.
‘Als je een huis hebt, leef je niet meer op straat en komen ze niet meer op je af: heb je speed, heb je coke?’
Ramon viert zijn verjaardag in zijn eigen woonplek. Sla de pagina om voor zijn verhaal.
Ramon zag de meeste gevangenissen vanbinnen, maar vandaag komt de politie bij hém op bezoek, op zijn verjaardag. In zijn eigen huis, dankzij het Housing First-programma van het Leger des Heils. “Mijn hart was te groot, ik liet iedereen toe.”
aar kom jij vandaan?”, vraagt Ramon aan zijn bezoek. “Aha, daar heb ik nog vastgezeten. In heel Nederland eigenlijk, van boven naar beneden, van oost naar west. Zaandam was de beste bajes. Daar had ik honderdvijftig televisiekanalen, een magnetron op de cel, een koelkast, een telefoon en een douche! Alsof ik thuis was.”
Oorkonde
Nu hij een eigen huis heeft, is Ramon pas echt thuis. Hij woont hier ongeveer een jaar, en vandaag tekent Ramon het contract. Dat is dubbel feest, want het is ook nog zijn verjaardag. Zestig wordt Ramon, al voelt hij zich pas 37. Sporten houdt ‘m jong, net als de marihuana, die hij de hele dag rookt. Lachend wijst hij naar een oorkonde op tafel met de tekst: ‘’s Werelds meest fitte zestigjarige.’ Zijn begeleider Marita (56) helpt hem vandaag met Surinaams koken.
De vriendin van Ramon scharrelt wat rond. Of nou ja, vriendin... Wat dat precies inhoudt, laat Ramon in het midden. “Ik heb zo veel vriendinnen. Ik heb Amber, ik heb Brenda, ik heb Cindy, ik heb Esther, ik heb Harriët, ik heb Desi, ik heb Karin. Moet kunnen. Een bij moet z’n werk doen, haha!”
‘Mama’ Marita
Ramon werd geboren in Suriname, z’n moeder voedde hem op. Marita is ook Surinaams, misschien klikken ze daarom zo goed. Op Ramons zestigste verjaardag mag zij natuurlijk niet ontbreken. Jaren geleden ontmoetten ze elkaar voor het
eerst, in Domus Flevoland. Ramon wilde Marita graag als begeleider, omdat ze hem meer kan vertellen over zijn Surinaamse roots. ‘Mama’, is Ramon haar gaan noemen, uit respect. Niemand kon hem wat maken, maar als ‘mama’ hem een timeout gaf, gehoorzaamde hij braaf. Marita: “We hebben altijd contact gehouden, ook toen hij op straat leefde. ‘Mama, kun je iets voor me regelen’, zo ging dat. Als ik hem nu tegenkom, zegt-ie steeds: ‘Mama, ik ben het Leger des Heils zó dankbaar voor m’n huis’. Sinds hij een huis heeft, is hij rustiger geworden, verbaal minder agressief.”
Wat ze nu nog voor elkaar betekenen? Ramon: “Ze houdt me in de gaten. Als ik te mager of te dik word, zegt ze er wat van.” Marita: “Het vertrouwen is er dat hij alles met me kan delen. En ik help hem met telefoontjes en afspraken.” Ramon: “Ja, want die vergeet ik vaak.”
Notoire winkeldief
Ramon kent Suriname niet, want hij kwam als kind naar Nederland. “Ik ging er alleen naartoe om kwaaie dingen te doen. Ja, bolletjes slikken, gek. Ik had twee kilo in m’n buik. Als je gepakt werd, moest je het afgeven en mocht je weer verder. Later werden ze strenger en ben ik opgepakt. Ik heb een lange politiegeschiedenis, ik sta bij hen bekend als ‘die lange zwarte’. De politie komt trouwens ook straks. Já man, ik heb politievrienden.”
Op zachtere toon: “Ik was een notoire winkeldief. De hele Douglas heb ik leeggeroofd, dat verkocht ik weer door. Ray-Banbrillen stal ik ook. Mijn truc?
Gewoon meenemen! Nee, er ging geen alarm af. Gewoon folie erover. Ik had een folie-jas, een folie-tas, makkelijk jongen. Of ik spijt heb? Nee, ik heb geen berouw. Het was mijn keuze, ik heb niemand vermoord. Ik slaap lekker, man.”
Housing First
Een eigen plek doet Ramon zichtbaar goed. Dat is precies de bedoeling van Housing First: een vorm van begeleid wonen waarbij de deelnemer éérst een huis krijgt (in plaats van een plek in de opvang) en daarna verder wordt begeleid. Afgelopen jaar heeft Ramon maar één keer een taakstraf gehad – peanuts voor iemand met zijn cv. “Ik heb vaker huisjes gekregen, maar die raakte ik ook weer kwijt. Deze niet. Het verschil? Ik help niemand meer. Mijn hart was te groot, ik liet iedereen toe. Maar toen ík op straat stond, hielpen ze mij niet.”
Klaar met die ongein Ramon doorliep uiteindelijk meer dan twintig trajecten bij het Leger des Heils. Van winteropvang naar dag- en nachtopvang, begeleid zelfstandig wonen,
gevangenissen in en uit, terug naar de nachtopvang – en weer opnieuw. Ramon was niet onhandelbaar, maar veel scheelde het niet. Ramon snapt wel dat men zich zorgen maakte. “Intimiderend, dat was ik.” Op een gegeven moment kwam de reclassering van het Leger des Heils hem opzoeken in de bajes. “Wat wil je?”, vroegen ze. “Een huis”, zei ik, “ik ben klaar met die ongein. En zo is het gegaan. Als je een huis hebt, leef je niet meer op straat en komen ze niet meer op je af: heb je speed, heb je coke? Dan kun je verder met je leven.”
Marita en Ramon gaan gauw verder met het tentoonspreiden van hun Surinaamse kookkunsten, want er is visite onderweg. Een vriend (“Nee, familie!”, zegt de vriend) die Ramon nog kent van de straat is al gearriveerd. En die politie? Wie weet eten ze straks een hapje mee.
IN EEN DOMUS MAG JE ZIJN WIE JE BENT
Domus is een typische woonvorm van het Leger des Heils. Mensen met een verslaving mogen in hun eigen kamer gebruiken. Wat is de visie hierachter en hoe werkt een Domus in de praktijk? “Wie ben je als mens? Dat is waar het bij ons over gaat.”
Wat is een Domus?
Een Domus is een 24-uurs beschermde woonvorm voor mannen en vrouwen die kampen met een verslaving. Vaak hebben ze ook psychiatrische problemen. In een Domus wordt gedoogd dat mensen in hun eigen kamer alcohol drinken en drugs gebruiken. Naast Domus is er ook Domus+. Deze woonvorm wijkt in die zin van de standaardvariant af dat hier mensen wonen met een licht verstandelijke beperking.
Vaak hebben mensen in een Domus een lange geschiedenis van drank- en drugsgebruik. Een geschiedenis van vele behandelingen en even zo vaak terugvallen. “In de reguliere hulpverlening kunnen ze niet terecht, omdat ze eerst van hun verslaving af moeten voordat ze daar kunnen instromen”, vertelt Alexander
Veen van het Leger des Heils. “Zonder onze hulp belanden ze vaak op straat. Ik vind het bijzonder om deze mensen de hulp te bieden die ze elders niet krijgen.”
Veen is locatiemanager van de Domus in Almere, waar 31 mensen wonen. Ook voorziet hij twee Domussen in Den Haag van advies. Als hij over de bewoners praat, valt vooral één woord regelmatig: mensen. “Het zijn mensen”, zegt hij dan beslist. “Vaak hele leuke mensen. Ik heb met onze bewoners regelmatig leukere gesprekken dan met andere gasten die zogenaamd wat voorstellen in onze maatschappij. Of je wel of niet gebruikt, zegt mij niets. Wie ben je als mens? Dat is waar het in een Domus over gaat.”
Waarom mag je in een Domus drank en drugs gebruiken?
Veen: “Omdat je hier mag zijn wie je bent. Als jij verslaafd bent, veroordelen wij dat niet. We accepteren mensen met al hun problemen. Wij bieden hun warmte, veiligheid; een thuis met alle gezelligheid en huiselijkheid die erbij hoort.”
Volgens Veen is de aanpak in een Domus beter voor de bewoners zelf én voor de samenleving. “Als mensen hier niet mogen gebruiken, doen ze het op straat met alle overlast, criminaliteit en verward gedrag die erbij komen kijken.”
In een Domus ziet hij bewoners in een problematische situatie stabiel worden. “We focussen ons niet alleen op het bestrijden van de verslaving, maar vooral op de goede begeleiding ervan. Daarnaast richten we ons op verzorging en het wegnemen van stressfactoren. Door de stabiliteit die ontstaat, kunnen mensen beter werken aan hun herstel. Met elkaar werken we toe naar stabilisatie van het middelengebruik. In de praktijk leidt het vaak tot een sterke afname van het drank- en drugsgebruik, of een detox. Hierbij werken we ook goed samen met bijvoorbeeld onze ketenpartners in de verslavingszorg.”
‘Als verslaving de boventoon voert en je niet wilt afkicken of een behandeling wilt volgen, kun je in de Nederlandse hulpverlening vrijwel nergens terecht’
Hoe is Domus ontstaan?
In 2001 startte het Leger des Heils in Utrecht met de eerste Domus. Deze locatie, die nog steeds bestaat, heette toen anders: Hostel De Hoek. Toentertijd bood het gebouw onderdak aan een grote groep mensen rondom Hoog Catharijne. Het betrof dakloze mensen met een verslaving. Veen: “We zagen in de gewone dagen nachtopvang telkens dezelfde mensen terugkomen: een groep dakloze mensen die niet wilde stoppen met gebruiken. Elke dag gingen ze vanuit de dag- en nachtopvang weer de straat op. En elke dag kwamen ze daardoor weer in de problemen.” Voor dit concept werd de naam Domus - het Latijnse woord voor ‘huis’ - door het Leger des Heils bedacht. “Het was het eerste type opvang waar je binnen mocht gebruiken.”
Waarom kunnen deze mensen nergens anders terecht?
Dat heeft alles te maken met de combinatie van verslaving en psychiatrische problemen. Veen: “Als verslaving de boventoon voert en je niet wil afkicken of een behandeling wil volgen, kun je in de Nederlandse hulpverlening vrijwel nergens terecht. Je belandt dan op straat. Met alle gevolgen van dien.”
Veen geeft een voorbeeld. “Een man die bij ons woont, was een tijd psychotisch en dacht dat hij een vampier was. In zijn waan schopte hij bij ons de deuren in. Als ik dan met een instelling in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) bel, kunnen ze hem niet beoordelen voor een opname. Ze zeggen: ‘Zijn psychose kan ook door de drugs komen.’ Er lopen bij ons mensen rond die verslaafd en psychotisch zijn, maar we kunnen hen bijna nooit doorverwijzen. Wij moeten dus altijd met onze cliënten in contact blijven. Soms is dat ingewikkeld. Wat doe je met iemand die psychotisch is en jou tijdens die psychose intimideert? Dat is een constant spanningsveld.”
Werken in een Domus is niet eenvoudig: het personeel van een Domus krijgt nogal eens wat over zich heen, van scheldkanonnades tot fysiek geweld. Veen: “De kunst is
om iedere keer weer de mens achter het gedrag te zien en te blijven inzetten op gedragsverandering. Tijdens gesprekken hierover geven we natuurlijk wel onze grenzen aan.”
Leggen Domus-medewerkers zich neer bij het lot van de mensen? “Juist niet! Onze visie is alleen anders dan in de reguliere hulpverlening. De problematiek van mensen is complex, maar de kunst is om het simpel te maken. Wij geloven dat de liefde van God ieder mens betreft en willen daarom niet opgeven. Mensgericht werken, dat is wat we doen. Je vraagt eerst: ‘Wie ben je?’ En daarna: ‘Waar wil je naartoe?’ De antwoorden op die vragen, zet je op een paar A4’tjes. Samen zet je een koers uit en die bespreek je wekelijks met elkaar. We werken hierbij zo nodig goed samen met gemeenten, schuldhulpverlening, verslavingszorg, ggz en andere instanties.”
Als bewoners geen stappen willen zetten, is het ook goed. “Dat betekent niet dat mensen niets doen. Samen in een pand met andere gebruikers met psychiatrische problemen wonen, is hard werken. We richten ons dan op de stabilisatie van het drugsgebruik.”
Volgens Veen komt het in een Domus geregeld voor dat mensen wel afkicken. “Er loopt hier een jongen rond die is opgegroeid in het Amsterdamse dealerscircuit. Hij heeft kogelgaten in zijn knie en steekwonden in zijn lichaam. Als hij crack gebruikt, is hij tot gevaarlijke dingen in staat. Na gesprekken met ons kwam
hij zelf met het plan om te stoppen met drugs. Binnenkort maakt hij de stap naar een eigen woning.”
Wat moet er in de maatschappij veranderen om iedereen een menswaardige plek te geven?
Veen: “Allereerst: stoppen met oordelen en veroordelen. En verder: maatwerk, out-of-the-boxdenken, snel schakelen; dat is wat mensen nodig hebben. En dat is precies wat we niet kunnen in onze samenleving. Wij denken in kaders, budgetten en hokjes. Het punt is dat mensen niet in hokjes passen. Als je merkt dat regels tegen je werken, moet je de regels flexibel oprekken.”
Veen geeft een voorbeeld. “De zorgverzekeraar wil de opvang in een Domus betalen, maar iemand mag niet twee weken afwezig zijn. Maar ja, wie zes weken weg is om af te kicken, die is er een tijdje niet. Er zijn mensen die willen afkicken, maar dat niet doen, omdat ze bang zijn om bij een terugval hun plekje in Domus kwijt te raken. Dan vindt iemand de motivatie om af te kicken en dan krijg je gedoe over een woonplek.”
Zijn er ook nadelen aan een Domus?
Veen: “Als je in een Domus stopt met drank en drugs, zit je nog steeds tussen mensen die gebruiken en verward zijn.” Ook het contact met de buurt waarin een Domus staat, is niet altijd eenvoudig. “De buurt heeft vaak een negatief beeld van een Domus. En ja, er gebeurt wel eens wat, maar niet veel.”
Wat doet een Domus voor deze mensen en de buurt?
“In Almere gaan we in samenwerking met de gemeente en andere instanties een Domus Clean openen, een Domus voor mensen die niet meer gebruiken. Dit willen we in elke Nederlandse regio voor elkaar krijgen.” Ook werkt Veen hard aan een locatie voor mensen die in een Domus en buiten op straat de meeste overlast veroorzaken. “We gaan hen onderbrengen op een rustig terrein aan de rand van Almere. Ze wonen er straks in geschakelde tiny houses; een prikkelarme omgeving waar je toch contact met een groep hebt. Ook dit soort locaties willen we in elke provincie realiseren.”
Valt de werkwijze van een Domus in één zin samen te vatten?
Veen zonder nadenken: “Het uitgangspunt is: we zijn allemaal mensen.” Wat hij met die ene zin bedoelt, illustreert Veen aan de hand van een voorbeeld. “Toen mijn vader overleed, ging ik twee dagen later weer naar mijn werk. Ik dacht: waarom zou ik mijn problemen niet met cliënten kunnen delen? We vragen toch hetzelfde van hen?” Tijdens het avondeten kwam er een bewoner naar hem toe. “Hij zei: ‘Je papa is overleden, toch? Kom hier.’ En hij geeft me een dikke knuffel. Deze man at altijd alleen op zijn eigen kamer, maar kwam speciaal voor mij naar de ruimte waar mensen met elkaar eten. Sindsdien eet hij altijd hier. Dat bedoel ik: we zijn allemaal mensen. Als dat je uitgangspunt is, wordt dit werk een stuk simpeler.”
Lees ook de reportage van de Domus in Helmond op pagina 40.
‘De problematiek van mensen is complex, maar de kunst is om het simpel te maken’
tekst/Frank Taale beeld/Aico Lind
Een feestmaal met 50|50 Food
EEN KONINGSMAAL VOOR EEN KOUDE WINTERAVOND. YVONNE, FRANS EN DJALISHA RE-INTEGREREN BIJ 50|50 FOOD IN ROTTERDAM EN SERVEREN SAMEN EEN VOOR-, HOOFDEN NAGERECHT.
“Ik werk nu 3 maanden in de snijkeuken. Maandag tot en met donderdag snij ik bijvoorbeeld de uien en de prei, superleuk om te doen. Ik ben bij 50|50 Food gekomen omdat ik een invulling zocht voor mijn leven en mijn begeleider heeft dit voor mij gevonden. Het leuke van deze plek? De collega’s zijn aardig en we kunnen samen lachen!”
/Preisoep met zalm
Bereid als voorgerecht deze heerlijke originele soep. Wil jij maximaal een half uur besteden aan een soep? Probeer dan de preisoep met zalm eens uit. Makkelijk te maken en vol smaak!
Scan de QR-code voor de ingrediënten en het recept.
VOORGERECHTKok/Frans:
“Ik begon in de spoelkeuken maar werk nu voor Shareaty, wij halen bijvoorbeeld allerlei voedsel op door heel Rotterdam dat aan ons wordt gedoneerd. Het belangrijkste vind ik dat ik met mensen werk en in de natuur. En dat heb ik nu allebei. Ik werk hier van maandag tot en met vrijdag met veel plezier!”
/Aardappelgratin, stoofpeertjes en biet wellington met vegetarische jus
Het hoofdgerecht is de crème de la crème van 50|50 Food Rotterdam. Een hoofdgerecht dat bestaat uit wel drie onderdelen: aardappelgratin, geelrode stoofpeertjes en ‘biet (nee geen beef) wellington’, gegarneerd met vegetarische jus! Scan de QR-code voor de ingrediënten en het recept.
HOOFDGERECHT“Ik ben via een jobcoach bij 50|50 Food gekomen. Door mijn verleden als kok was dit de perfecte plek. Ik ben hier echt veranderd. Toen ik hier begon te werken was ik nog heel somber en nu ben ik vrolijk! Ik vind het nog elke dag leuk in de keuken.”
Gordijnen dicht, kaarsjes aan, het worden weer winterse tijden! Dit nagerecht past hier perfect bij: het is een plaatje om te zien en het smaakt heerlijk. Deze panna cotta met frambozengelei doet het in ieder gezelschap goed, en het is niet te ingewikkeld om te maken!
Scan de QR-code voor de ingrediënten en het recept.
Gerecht/Panna cotta NAGERECHT50|50 Food
Bij 50|50 Food worden deelnemers enthousiast gemaakt en klaargestoomd voor de horecawereld. Met onze activiteiten leren wij hen vaktechnische vaardigheden aan voor het werken binnen de horeca. 50|50 Food werkt samen met een aantal gerenommeerde horecaketens. De combinatie van een vaktechnische werkbegeleider en deelnemers is win-win: restaurantwaardig voedsel en een mooie toekomst voor deelnemers.
Interesse in samenwerking?
Ga dan naar legerdesheils.nl/5050-food
Paul de Leeuw over majoor Bosshardt
“Ik herinner me dat majoor Bosshardt vroeger in Le Garage kwam,” het restaurant van Joop Braakhekke, met de wachttoren. Ik vond haar toen een soort vip-majoor of vip-heilssoldaat. Ik hoorde ook dat ze vrij traditionele standpunten innam over homoseksualiteit. Later heb ik haar ontmoet in een van mijn programma’s. Toen klikte het meteen. Eigenlijk zag ik haar meer als een soort oma die ik op jonge leeftijd heb verloren. De klik was er en ze was ontzettend warm en liefdevol.
Wat haar kenmerkte, was dat ze veel humor had en dat ze me altijd te slim af was, wat in mijn tv-programma heel goed werkte. Daardoor kregen we een goede verstandhouding. Ik heb haar vaak gezien. Niet privé hoor, altijd voor werk. Ze ging overigens mee met haar tijd. Dat zag je natuurlijk ook met dat wassen van Herman Brood in Villa Felderhof. En volgens mij heeft ze later ook haar mening over homoseksualiteit bijgesteld.
Ik had altijd heel goed contact met het Leger des Heils. Ook met de mensen naast majoor Bosshardt. En ik vond het orkest en het koor altijd heel bijzonder.
Na het overlijden van majoor Bosshardt wilde ik graag iets doen ter nagedachtenis aan haar. Ik heb toen samen met het Leger des Heils het album ‘Het wordt winter’ opgenomen. Een deel van de opbrengst van de cd ging naar het Majoor Bosshardt Fonds. Dat was heel mooi om te doen!”
Paul de Leeuw heeft in het Gelredome het nummer ‘De Steen’ gezongen ter nagedachtenis aan majoor Bosshardt.
Wil je het nummer beluisteren?
Scan de code:
SPECIALBOSSHARDT MAJOOR
BOSSHARDT• MAJOOR BOSSHARDT
MAJOORS VAN NU
BOSSHARDT •SPECIAL
Majoor Bosshardt is nog altijd een inspiratiebron voor veel mensen. Zeker ook voor mensen die zich, net als zij, namens het Leger des Heils inzetten voor de ander. Veel van deze medewerkers lijken wel wat op haar in hun doen en laten. Je zou hen de ‘moderne majoors’ kunnen noemen.
FERDINAND
VAN DE VELDE
(44), manager van opvanglocatie Leger des
in Utrecht “Majoor Bosshardt is altijd een voorbeeld voor mij geweest. Ze was heel sterk in haar communicatie. Als er in haar tijd sociale media waren geweest, was zij zeker een influencer geworden. Zij kwam dicht bij de problemen op straat en kon deze delen met mensen in hogere functies en met andere organisaties. De majoor liet daarmee zien dat we elkaar nodig hebben.”
GERRIE KAT
(65), Geestelijk verzorger “Majoor Bosshardt was een voorbeeld voor mij, omdat ze zo zichzelf bleef. Daarmee heeft ze veel bereikt. Ze was ook bescheiden. Bosshardt was officieel luitenant-kolonel bij het Leger, maar daarover zei ze: ‘Wat een onzin! Iedereen kent me toch als majoor.’”
AALT FIKSE
(53), buurtwerker
“Majoor Bosshardt zag niet alleen om naar mensen op straat en mensen in de prostitutie, maar ook naar haar medestrijders. Mijn vrouw en ik hebben vijftien jaar in Suriname gewerkt voor het Leger des Heils en ieder jaar kregen wij een persoonlijk kaartje van haar met een bemoediging. Dat vond ik altijd zo bijzonder!”
Ter gelegenheid van het 135-jarig bestaan van het Leger des Heils zijn 135 mensen van het Leger des Heils geportretteerd.
Meer portretten zien van deelnemers, medewerkers, vrijwilligers en heilssoldaten van het Leger des Heils?
Ga dan naar demensenvanhetleger.nl
JOLANDA
FENNEMA (52), buurtwerker
”Majoor Bosshardt heeft mij enorm geïnspireerd. Toen ik de opleiding deed tot officier van het Leger, liepen we eens samen naar de koffietafel. Ze stak haar arm door mijn arm, want ze was toen al slecht ter been. Ik vroeg haar: ‘Maar majoor, hoe moet het straks met uw werk als u er niet meer bent?’ Ze keek me aan met een glimlach en zei: ‘Dan ga jij het toch doen!’ Die woorden hebben mij nooit losgelaten.”
Jolanda Fennema treedt op als levend standbeeld in uniform. Ze hoopt hiermee mensen te inspireren om om te zien naar de ander.
beeld/TinekeWerkt
REDUCE, RE-USE & RESHARE
De textielindustrie is één van de meest vervuilende industrieën ter wereld. Het produceren van kleding is zelfs verantwoordelijk voor vier procent van de wereldwijde CO2-uitstoot.
Leger des Heils ReShare heeft al meer dan honderd jaar ervaring met inzameling, verwerking en recycling van textiel. De strijd voor verduurzaming van de textielindustrie doet ReShare niet alleen. Samen met (fashion)retailers, producenten en ontwerpers zamelen we zoveel mogelijk kleding in Nederland in. En dit wordt alleen maar meer, bijvoorbeeld door de invoering van de Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (UPV) die binnenkort van kracht moet worden.
Wat is de UPV?
Vanaf 1 januari 2023 geldt er een Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid voor textiel (hierna: UPV). Hiermee worden producenten en importeurs van consumentenkleding en huishoudtextiel, samen met gemeentes, verantwoordelijk voor de inzameling, het hergebruik en de recycling van de textiele producten die zij op de markt brengen. Een hele mooie ontwikkeling. Maar natuurlijk ook een grote uitdaging voor alle producenten die kleding op de markt brengen.
Hoe kun je samenwerken met ReShare?
ReShare kan producenten en retailers ontzorgen op het gebied van inzameling, (lokaal) hergebruik en (vezel-tot-vezel)recycling van textiel. Dit doen we met het Retail Revolutie Programma. ReShare zit aan tafel met grote en kleine organisaties en is nauw betrokken bij alle ontwikkelingen op het gebied van hergebruik en recycling. We zijn dan ook lid van de Vereniging Herwinning Textiel. Daarnaast zijn we ondertekenaar van de Denim Deal en werken we al samen met verschillende retailers, zoals WE Fashion, My Jewellery en Ter Horst van Geel. We werken ook samen met diverse ontwerpers, die via ons aan materiaal komen voor hun nieuwe collecties. Bijvoorbeeld met Voddemannen en Welmoed Jonker. De ReImagine-collectie, in samenwerking met de Dutch Sustainable Fashion Week, is hier tevens een mooi voorbeeld van. Maar ook inzamelen doen we samen met retailpartners. Zo zamelt modemerk Vanilia zijn eigen kleding voor ons in. Marjolein van Wijck van Vanilia: “Het welzijn van naasten en de zorg voor het milieu zijn de belangrijkste drijfveren van het werk van het Leger des Heils. Vanilia deelt deze waarden en daarom zijn we trots op deze samenwerking.”
WAT DOET RESHARE PRECIES?
Het opzetten van textielinzameling in de winkel(s) dankzij gepersonaliseerde inzamelbox
winkelinzameling overvoorraad retouren afgekeurd materiaal textielcontainer
inzameling
Wij ontzorgen onze partners volledig op logistiek gebied
ontwikkeling hergebruik
In gezamenlijkheid kunnen er klantspecifieke (textiele) producten ontwikkeld worden
Herdraagbaar textiel wordt waar mogelijk in Nederland tweedehands verkocht en/of op andere plekken in Europa of daarbuiten
Overige niet-herdraagbare fracties worden verwerkt tot producten als technische en industrievilten
sorteren
In het sorteercentrum van ReShare worden alle textiele producten handmatig uitgesorteerd op herdraagbaar en nietherdaagbaar
closed loop recycling
Niet-herdraagbare fracties worden via de Fibersort machine van Textiles2Textiles verwerkt tot een zuivere en hoogwaardige grondstof voor nieuwe kleding
Bingo in de buurthuiskamer met roze Rita
“Ik kom hier al dertien jaar, bij Buurtsteunpunt Zevenkamp. En vandaag doen we de bingo. Een gratis bingo is echt een goed idee. Kijk maar, iedereen komt voor Rita’s bingo, haha! Ik zie de mensen hier als mijn familie, weet je. Terwijl ik ook een eigen familie heb, al mijn kinderen wonen bij mij in de buurt.”
“Zal ik je over mijn familie vertellen? Mijn oma had een grote plantage met katoenplanten op Aruba. Mijn opa is de zoon van een weggelopen slaaf uit de slavernijtijd. Hij is met mijn oma, die een echte indiaan was, samen een plantage gestart. Ik heb heel veel kinderen gekregen, daar ben ik trots op. Mijn eerste kind was van een verkrachting. Ik wilde per se niet met die man trouwen. Ik heb al mijn kinderen zelf opgevoed en onderhouden. Altijd gewerkt, altijd druk, en er ook altijd goed uit zien. Ik heb daar van de Heer kracht voor gekregen. Ik ben zo dankbaar voor wat ik heb. Ik heb mijn gezondheid, mijn kinderen, en deze mensen in de buurthuiskamer.
Het chillhoekje
Ik liep hier altijd langs, maar ik keek nooit naar binnen, weet je. Maar toen op een dag reed er een vrouw op de stoep hier zó over mijn voet heen met haar scootmobiel. Ik zei van ‘kan je niet uitkijken?’ en zij zo van ‘oh sorry, sorry!’. Toen ik de andere dag hierlangs liep, klopte ze op het raam en riep mij hier naar binnen. Het zat vol met mensen. En toen zei zij van ‘ja, je kan iedere week komen en koffiedrinken’. Toen deden ze ook soep in de middag. Nu kun je hier iedere dag gratis mee eten. Ik ben nooit meer weggegaan. Als ik op mijn kleindochter moest passen, nam ik haar gewoon mee. Mijn kleinzoon noemt de buurthuiskamer het chillhoekje. Dan zeggen ze ‘oma is bij het chillhoekje’.
Een beetje veel praten Er komt een vaste groep mensen hier,
maar ook vaak nieuwe mensen. Ik vind dat leuk. Ik ben heel vrolijk, en ik praat een beetje veel. Als iemand alleen zit, maak ik een praatje. We doen hier heel veel samen. Ik heb hier toneel gedaan, gebreid, gezongen. Zelfs opgetreden op het Kunst- en Theatergala in Amsterdam! Iedereen kwam mee met die bus; ze kwamen allemaal kijken. Zo gezellig. We doen met de bezoekers ook uitjes, en we gaan samen naar de kerk. Op woensdagavond eten we hiernaast, bij het korps, voor twee euro. Je mag dan twee borden volscheppen en ook nog een bakje mee naar huis nemen. Het bedrag is voor Ghana, voor het goeie doel.
Maar vandaag zie ik er ook feestelijk uit, alvast een beetje voor kerst en zo. Ik houd ook heel erg van kerst. En kerst en bingo is een mooie combinatie. Je kan leuke dingen winnen, hoor. Ik ben zelf erg goed in bingo. Ik speelde eerst ook altijd ergens anders bingo. Daar moest je betalen. Maar ik won de hele tijd, dus die mensen vonden mij... Ja, je snapt dat zij dachten: ‘oh, heb je die dame weer hoor’. Mijn zoon die mij ophaalde, zei dan: ‘Hebben ze je er niet uitgeschopt?’ Als je daar een beetje praatte, dan werd er gelijk geschreeuwd. Ik zeg je eerlijk, hier is een heel andere sfeer. Dus ik moet hier gewoon komen.
Buurtoma
Ik heb nu veel last van mijn knie door ontstekingen. Maar ik blijf gewoon lopen en doen wat ik doe. Mijn dochter bracht me eerst met rolstoel en al. Het is ook gek als ik er niet ben. Want ja, ik doe
‘Ik ben zelf erg goed in bingo’
de ontvangst en het praatjes maken. Eigenlijk ben ik buurtmoeder. Maar ik ben 71, dus misschien is het buurtoma. Iedereen zegt gewoon Rita hoor. Nou ja, mijn kleinzoon noemt mij suikerspin omdat mijn haar roze is. Ik vind dat geweldig joh, ik heb de foto van mijn Facebook veranderd in een suikerspin. Ik doe ook aan TikTok. Is leeeuk! Luister, het maakt niet uit hoe oud je bent, je moet met de tijd meegaan. Ik zie me niet gaan zitten achter de geraniums. Ik kleed me vandaag nog bescheiden, hoor. Maar mijn haar - daar komen ze niet aan. Ik wil gewoon dit zo. En kijk ik heb mijn eerste letter, de R, in mijn neus. Mooi toch, ik ben roze en blij. Maar nu gaan we de bingo doen, hoor. Ik ga de briefjes delen. Mensen willen zo graag beginnen, ik ga ze niet laten wachten.
Mensen! Luister naar Rita! We gaan voor de bovenste rij en ik roep het in het Nederlands en Engels. Stilte in de zaal, er zijn dove mensen hierzo. Zeventig… Seventy!”
‘Luister, het maakt niet uit hoe oud je bent, je moet met de tijd meegaan’
tekst/Lucy Schipstra beeld/Jacqueline de Haas
DE STRAAT IN MILAN
Begeleiden bij en motiveren tot gedragsverandering.’ Het is één van mijn taken als reclasseringswerker. Maar hoe doe je dat? Volgens veel cliënten is het niet zo moeilijk: geef me een woonplek, geld en iets te doen, dan komt het wel goed.
M’n werktelefoon gaat. Normaal gesproken neem ik op mijn vrije dag niet op, maar ik zie dat het al voor de derde keer Kyra is, de begeleidster van Milan. Ik spreek haar geregeld, maar niet heel vaak. Want het gaat goed met Milan.
Milan. Jonge, tanige jongen, beetje harde kop, rauwe stem, leuke lach. Verwaarloosd als kind, opgegroeid op de straat, heftige dingen gezien en gedaan. Veroordeeld voor meerdere geweldsdelicten.
Anderhalf jaar geleden startte zijn reclasseringstoezicht. Hij kon, na een maand jeugddetentie, direct terecht bij Begeleid Wonen. Startte met dagbesteding in hun werkplaats en een paar maanden later met school.
Milan greep alle kansen aan die hij kreeg. Maar ‘de straat’ was nog niet uit Milan. De eerste maanden waren pittig. Voor Milan zelf, voor zijn begeleiders, voor de docenten op zijn school,
Lucy Schipstra is reclasseringswerker en gedragstrainer bij Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering in Arnhem.
voor zijn behandelaar, voor zijn bewindvoerder, voor mij: ‘Jij wil mij ergens op pakken.’ Die overtuiging zat diep bij Milan. En zorgde voor een grote bek. Zijn behandeling liep erop vast. Hij kreeg waarschuwingen op school. Maar Kyra wist een openingetje te maken in zijn muur van wantrouwen. Het begin van een omslag.
Een omslag naar ander gedrag. Milan haalt z’n eerste schooljaar, met goede cijfers. Doet ’t goed op stage. Ik krijg een positief eindverslag van zijn taakstraf.
Milan is verbaasd over zichzelf: ‘Ik trap vaker op de rem.’ ‘Ik kan meer accepteren.’ ‘Ik hoef niet altíjd m’n mening te geven.’ ‘Het lukt me om te denken aan de lange termijn.’
‘Misschien hebben ze echt het beste met me voor.’
En nu belt Kyra. Milan is geflipt. En niet zo’n beetje. Tegen haar. Over geld. Ze is zich rot geschrokken. En hij ook. De oude Milan kwam boven.
Volgende week zit ik hopelijk weer om tafel met Milan en Kyra. Samen onder ogen zien hoe hardnekkig ‘de straat’ is. En dat veranderen niet effe snel gaat. Er is meer nodig dan een woonplek, geld en school. Het moeilijkste stuk
Als Milan zich daar bewust van wordt, is hij weer een stap verder. Ik heb er vertrouwen in. Want ook dat helpt bij gedragsverandering.
Koud thuis? Kom er warm bij zitten!
Het Leger des Heils heeft vanaf 1 november de deuren van meer dan honderd buurthuiskamers overdag geopend.
We leven in dure tijden. Omdat het prijsplafond van de energierekening pas eind januari op de rekening te voelen is, zullen veel mensen thuis de verwarming en lampen niet aan willen zetten. Het Leger des Heils wil hen niet in de kou laten zitten. Daarom gaan onze buurthuiskamers elke dag open. Om te studeren, om een gratis kopje koffie te drinken, een spelletje te spelen met je kind of gewoon een boek te lezen. Onder de naam ‘Warme Kamers’ willen we ervoor zorgen dat iedereen in de buurt een plek heeft waar hij of zij naartoe kan. Zo leggen we een deken van warme kamers over het land.
Wil je meehelpen, als vrijwilliger, of door jouw locatie als Warme Kamer aan te bieden? Ga naar warmekamers.nl
Hoofdredactie Suzanne Janse Kapitein Harm Slomp
Eindredactie Willemijn de Jong
Art Direction en grafisch ontwerp Tineke Verhoeff • TinekeWerkt
Correctie Jasper van den Bovenkamp
Redactie Daniël Albers, Marko Mellema, Merel Mok, Frank Taale, Geke van Wijnen, Simon van der Vlugt Coverfoto Marleen Kuipers
Beeld openingspagina Ruud Tinga
Embleem Majoor Bosshardt Lucas van Hapert
Lithografie Willem Teunissen • Willem Grafische Bewerkingen
Uitgever Leger des Heils Drukker Senefelder
Contact soelaas@legerdesheils.nl legerdesheils.nl
Dit magazine is een uitgave van Strijdkreet en verschijnt twee keer per jaar. © Leger des Heils 2022
Stichter | William Booth
Internationaal leider | Generaal Brian Peddle Commandant Nederland, Tsjechië en Slowakije | Commissioner Hannelise Tvedt
Wist je dat je ook een vergaderruimte kunt huren in het voormalige huis van de majoor? Midden in Amsterdam, op loopafstand van Centraal Station.
Scan de code om meer te weten te komen.