9 minute read

3.3 Samenwerken met naasten

behoefte is aan een partij met regie en mandaat om voor deze groep dingen in gang te kunnen zetten. Daarnaast wordt ook de angst voor nog meer overleggen en samenwerkingen geuit.

Vroegsignalering In april 2017 is in de stad Groningen het project ‘vroegsignalering van mensen met verward gedrag’ gestart. 23 Het project is ontstaan uit de behoefte vanuit de zorg en politie om meer samen te werken rondom mensen met psychiatrische problematiek en in de vroegsignalering van onbegrepen gedrag. In 2016 was al een project gestart in het centrum van de stad Groningen waarbij een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige vier uur per week aanwezig was op het politiebureau. De ervaringen van de betrokkenen bij dit project waren zeer positief. Daarom is gekozen om het project uit te breiden naar andere delen van de stad en een nieuwe werkwijze waarin signalen rondom 'verward’ gedrag systematischer worden besproken. Ook het project 'vroegsignalering van mensen met verward gedrag’ is positief ontvangen. Uit het eindrapport blijkt dat mensen met ‘verward’ gedrag eerder en beter in beeld zijn. Daarnaast wordt genoemd dat mensen met ‘verward’ gedrag sneller naar passende zorg worden geleid.

Bij de vroegsignalering kwamen een medewerker van Lentis, een medewerker vanuit het Meldpunt Overlast en Zorg en een politieagent wekelijks bijeen om de E33 meldingen te bespreken. Er werd dan gekeken of de mensen waarover meldingen binnenkwamen in beeld waren bij de hulpverlening en of hierop acties moesten worden ondernomen. Een ruime meerderheid van de mensen die in dit overleg besproken werden was bekend bij Lentis. De ervaringen met de vroegsignalering waren erg goed. Omdat ook andere organisaties aansloten bij dit overleg waarmee geen gegevens gedeeld konden worden en één van de betrokkenen een andere functie heeft gekregen, is het overleg stil komen te liggen. Vanwege de goede ervaringen met dit overleg is men voornemens het overleg weer op te starten. Mogelijk sluit bij het overleg in de toekomst ook een medewerker van de afdeling OOV van de gemeente, iemand vanuit de AFPN en iemand vanuit VNN aan. Betrokkenen merken echter wel op dat het van belang is dat het aantal deelnemers aan dit overleg niet te groot wordt. Hoe kleiner het overleg is, hoe gemakkelijker men informatie kan en wil delen.

3.3 Samenwerken met naasten Samenwerken met naasten kan een goede toevoeging zijn op de professionele hulp voor mensen met een psychische stoornis. 24,25 Daarnaast is er ook steeds meer aandacht voor de rol van ervaringsdeskundigen bij de aanpak van onbegrepen gedrag. 26 Zij kunnen een belangrijke rol spelen bij het focus houden van de professional op de leefwereld van mensen met onbegrepen gedrag. Ook uit de interviews komt naar voren dat professionals het belangrijk vinden dat naasten van mensen met een hoog veiligheidsrisico en onbegrepen gedrag actief worden betrokken bij de hulpverlening. Naasten hebben een belangrijke signaleringsfunctie omdat zij de cliënt goed kennen en regelmatig zien. Ze geven volgens de

23 Velde, J. van der, E. Braam, R. Knegtering, & F. van Dorp (2018). Vroegsignalering verwarde personen. Eindrapportage. 24 Koekkoek, B. (2016). Verward in Nederland. Hoe we omgaan met mensen met psychische stoornissen. Lannoo, Amsterdam. 25 Blaauw, E. & M. van der Meer-Jansma (Red.) (2020). Verslaving in context: de kracht van de omgeving-ondersteunende zorg. De Marne, Groningen. 26 Koekkoek (2019).

respondenten vaak informatie die de hulpverleners niet hebben. Ook hebben naasten een belangrijke functie in het begeleiden van de cliënt bij allerlei zaken. Daarbij werd echter ook genoemd dat samenwerken met naasten soms ook ingewikkeld is. Zo zijn naasten soms tegen de betrokken organisaties of zijn ze bang. Daarnaast werd genoemd dat naasten ook een negatieve invloed kunnen hebben op de cliënt, bijvoorbeeld als ze (ook) verslaafd zijn aan middelen.27 Ook speelt de toestemming van de cliënt mee in hoeverre de naasten betrokken kunnen worden. Enkele respondenten gaven hierbij wel aan dat het belangrijk is om te kijken waarom iemand geen toestemming geeft om zijn of haar naasten te betrekken en dit zo veel mogelijk te stimuleren.

Ervaringen ketenpartners Ketenpartners hebben verschillende ervaringen met het betrekken van naasten bij een cliënt. In de digitale vragenlijst gaven zij aan dat naasten meestal zeer gemotiveerd zijn om mee te werken in het herstel van de . Verschillende respondenten gaven aan dat familieleden of vrienden goed zicht hebben op de (ontwikkelingen in de) situatie van hun naaste, zo hebben zij goed zicht op (veranderingen in) het gedrag en zijn zij bekend met het verleden van hun naaste. Ook kunnen familieleden cliënten praktische en emotionele steun bieden en een motivatie zijn om de behandeling vol te houden. Samenwerken met familieleden bij het behandeltraject van de cliënt is daarom volgens de respondenten belangrijk en kan een waardevolle bijdrage leveren aan de behandeling en het herstel van de cliënt. Uit de digitale vragenlijst komt ook naar voren dat de ervaringen van de ketenpartners met samenwerken met naasten mede afhankelijk zijn van de ‘kennis en kunde’ van de familieleden. Ook bagatelliseren familieleden soms het gedrag van hun naaste of geven zij niet alle beschikbare en relevante informatie door. Verder hebben familieleden volgens de respondenten soms te hoge verwachtingen van hetgeen de hulpverlening kan doen, waardoor zij soms gefrustreerd en geïrriteerd raken. Wat betreft buren wordt opgemerkt dat buren die overlast van iemand ervaren vaak vooral willen dat de overlast wordt opgelost, waardoor hun oordeel niet altijd objectief is.

Uit de analyse van de calamiteitenonderzoeken komt naar voren dat met betrekking tot de communicatie met naasten het beleid en de motivatie voor bepaalde keuzes of acties onvoldoende wordt uitgelegd aan de cliënt en zijn/haar naasten. Dit kan zorgen voor onbegrip en irritatie. Ketenpartners merkten op dat het van belang is om naasten van mensen met onbegrepen gedrag te ondersteunen. Hoewel organisaties het belang van naasten bij het herstel van de cliënt benadrukken, erkennen zij ook dat er soms te weinig aandacht is voor naasten en de impact die de situatie op hen heeft. Betrokkenheid bij het herstel van de cliënt kost naasten veel tijd en energie. Helemaal als er sprake is van een lang traject binnen de hulpverlening zijn naasten soms ‘moegestreden’.

Ervaringen naasten Bij één van de bestudeerde calamiteitenonderzoeken wilde de cliënt de naasten niet betrekken bij de behandeling. Uit de ketenevaluatie kwam naar voren dat dit wel wenselijk en verstandig was geweest. Hoewel de cliënt dit niet wilde, was dit in het kader van een

27 Als we in dit rapport spreken over ‘naasten’ en ‘samenwerken met naasten’ dan doelen we daarmee op naasten die een positieve invloed kunnen hebben op de cliënt.

‘conflict van plichten’ wel mogelijk geweest.28

Een andere cliënt wist te voorkomen dat hulpverleners contact zochten met naasten door de hulpverleners steeds gerust te stellen, waardoor hulpverleners dachten dat contact met een naaste niet van belang was.

Uit de interviews met naasten van mensen die te maken hebben (gehad) met een (hoog) veiligheidsrisico en onbegrepen gedrag komt naar voren dat zij van mening zijn dat zij een belangrijke rol kunnen spelen in het signaleren van veranderingen in het gedrag van de cliënt. Alle naasten die wij hebben gesproken gaven echter aan zich onvoldoende gehoord te hebben gevoeld door professionals en zijn van mening dat incidenten voorkomen hadden kunnen worden als hun zorgen (eerder) serieuzer genomen zouden zijn.

Mate waarin betrokken Verschillende naasten die wij hebben gesproken waren niet tevreden over de mate waarin en de wijze waarop zij werden betrokken bij de hulpverlening van hun naasten (in deze gesprekken vaak hun kind). Hun ervaring is dat zij vaak al in een vroeg stadium signaleren dat het niet goed gaat met hun naaste. Dit zien zij aan kleine signalen, zoals een blik in de ogen, een houding en de toon in sms-berichten. De naasten merkten op dat zij dit aangeven bij de hulpverlener van hun kind, maar dat de hulpverlener deze signalen vaak niet serieus neemt. Deze herkent de signalen niet die de ouders afgeven en onderneemt verder geen extra acties. Vaak blijkt, volgens de naasten, na enkele weken of maanden de problematiek dusdanig verergerd dat het ook voor de hulpverleners zichtbaar is en er sprake is van een dreigende crisis. In sommige gevallen hebben er dan al één of meerdere incidenten plaatsgevonden. Dit tot grote frustratie van de ouders die van mening zijn dat een deel van de problemen (zoals toegenomen financiële problemen, een huisuitzetting of het plegen van een delict – en daardoor contact met politie en justitie) voorkomen had kunnen worden.

Naasten merkten verder op dat zij regelmatig weerstand voelen bij hulpverleners om hen te betrekken bij de hulpverlening. Zo merkten ouders op dat psychiaters niet met hen in gesprek willen gaan, niet op hun berichten reageren of hun ontlopen. De naasten gaven aan dat er regelmatig keuzes worden gemaakt door de hulpverlening die zij niet begrijpen of waarvan zij het gevoel hebben dat dit niet de juiste keuze is. Het betrof bijvoorbeeld het wijzigen van de medicatie, het wijzigen van de behandeling, ontslaan na een opname, de locatie waar iemand gaat wonen of de dagbesteding die iemand krijgt aangeboden. In sommige gevallen bespraken de naasten hun twijfels met een behandelaar (of doen zij daar een poging toe), vaak voelden zij zich echter niet gehoord en werd vastgehouden aan het besluit van de hulpverlener. Naasten gaven verschillende voorbeelden van situaties waarin achteraf toch is gebleken dat dit niet de juiste actie op het juiste moment voor hun naaste is geweest. Dit versterkte hun gevoel dat door hulpverleners niet naar hen wordt geluisterd.

Geen toestemming Cliënten willen niet altijd dat naasten betrokken worden. Als zij dit aangeven mag de hulpverlening in principe geen contact zoeken met naasten. Dit gebeurt voornamelijk als het

28 Een ‘conflict van plichten’ ontstaat wanneer een hulpverlener zich gesteld ziet voor twee conflicterende belangen, namelijk het belang van het beroepsgeheim en een ander (moreel) zwaarwegend belang. Een ‘conflict van plichten’ is één van de uitzonderingscondities waaronder het beroepsgeheim doorbroken kan worden. Bron: Bruin, H.W. de, J.C. Boon, A.W.A.M. van der Kallen, M.A.W. Rinne-Albers, A.M. Ruissen, D.E.R. Vandenberghe & J.G. van Gog (2013). Handreiking: Beroepsgeheim & conflict van plichten. Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie.

niet goed gaat met de cliënt. Als een cliënt geen toestemming geeft om naasten te betrekken, dienen hulpverleners hierop regelmatig terug te komen en erop aan te dringen dat naasten toch betrokken worden (mits deze een positieve invloed kunnen hebben op de cliënt). Naasten merkten echter op dat zij soms lange tijd betrokken waren en op de hoogte werden gehouden van hoe het met hun kind ging, terwijl op momenten dat het niet goed ging en/of er sprake was van een (dreigende) crisis, hun kind aangaf dat de ouders niet meer op de hoogte gehouden mochten worden. De hulpverleners gaven hieraan gehoor en de ouders werden niet langer op de hoogte gehouden. Dit tot frustratie van de ouders die van mening waren dat hun kind op dat moment niet toerekeningsvatbaar was en het juist van belang is dat zij betrokken werden. Ouders wisten op zo’n moment dat het niet goed ging met hun kind, maar de hulpverlening gaf geen enkele informatie meer. Dit zorgde voor veel onrust en zorgen bij de ouders.

This article is from: