1 minute read
Poëzie
Zingen en creperen Dagboek 2014 - 2017 Benno Barnard Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2019
kunst, in de poëzie, ook zo? Ontstaat waarachtig - zelfs lyrisch ongrijpbaar - gevoel (een doel van poëzie) uitsluitend uit vormvastheid?
Advertisement
Het proza van Barnard (zeker het slot van dit dagboek) lijkt het tegendeel te bevestigen. Een pagina wit, een stuk proza en afsluitend een gedicht dat er uitziet als een gedicht, maar dat in feite een stukje proza is: ‘onbegrensd’ wit en mededelend proza bewerkstelligen hier iets dat zeker aan het lyrische gevoel raakt. Een vormvast, geheel volgens de regels gecomponeerd, gedicht had de schrijver hier kennelijk niet voor handen, of was wellicht niet toereikend. Het lyrische, de poëzie, zit niet noodzakelijkerwijs in volgens strikte ambachtelijke regels geschreven ‘gedichten’. Gedichten kunnen er ook minder reglementair uitzien. Op gevaar af van vrijblijvendheid te worden beschuldigd, durf ik te beweren dat er wat dit betreft meerdere wegen zijn die naar Rome leiden. Het lyrische laat zich niet beperken. Intussen is het mooi dat denkers als Barnard het cultuurwereldje hinderlijk volgen.
dagboek met onverwacht slotakkoord
POËZIE
Wim van Til
voor de wind
waar was ik voor je mij begon, was ik al die jij me maakte, was mijn huid al wat mij nu omspant, en drong je tong zich toen al in de bocht
smaakte ik naar jou, was mijn smachten al herkenbaar toen jouw hand zich om mijn hals, was dat mijn hals al die jij kneedde
als was ik klei, jij draaide mij uit een keurslijf naar het licht en nu ik hier mijn rust zoek, ben jij weg
Bij Voor de wind, een sculptuur van Thorvald Dudok van Heel Uit: uiteindelijk Uitgeverij Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom, 2020
Wim van Til (Leiden, 1955) debuteerde in 1981 met de bundel dichtmaken open. Hij is poëziekenner en oprichter/directeur van het Poëziecentrum Nederland.