10 minute read

luc Boudens

Boudens

Bekende vrienden…

Advertisement

Jaak Gregoor, dirigent Goeiendeig Luc Boudens (Kortrijk 1960) kondigt zich ter hoogte van Facebook al eens aan met een welgemikte ‘goeiendeig’, steevast omkaderd met woord of beeld dat mijn sensibele humorsnaar duchtig beroert. In diezelfde omgeving te vinden: prettig gestoorde conversaties aangaande de lotgevallen van de uiterst gefingeerde mevrouw Versaire. Annie Versaire. Dé Annie Versaire. Scherts voor gevorderden.

Het typeert niet enkel Boudens’ humorgevoel, maar ook zijn bonhomie en gastvrijheid. Mijn ochtendlijk huisbezoek ter voorbereiding van dit schrijfsel wordt opgesierd met croissants, koekjes, koffie, boeken, kunst, en een fijn gesprek. Meer moet dat niet zijn.

Laat ik mij wagen aan een overzichtje van zijn niet te onderschatten oeuvreportee en veelkantig creatief talent: Boudens is auteur van verhalen en romans, dichter en grafisch kunstenaar.

De tiende provincie & Vrijdag visdag

Eind jaren tachtig verschijnt Luc Boudens in letterenland met twee verhalenbundels: Vrijdag Visdag en De tiende provincie. Hij wordt meteen in een adem genoemd met toenmalig jong literair geweld Herman Brusselmans en Tom Lanoye, twee andere mooie jonge goden en luidruchtige Belgen.

In De tiende provincie (Dedalus 1988) verhaalt Boudens de enigszins bizarre en anderszins uit de hand lopende lotgevallen van enkele plaatselijke protagonisten in de Belgische naoorlogse militaire kolonie in bezet Duitsland, destijds ook weleens ‘de tiende Belgische provincie’ genoemd. Zijn vader is ambtenaar bij de militaire justitie, en het gezin wordt in 1973 door de Belgische staat gedropt in het onooglijke gehucht ‘Neheim-Hüsten’. Hilarisch-tragische verhalen over slemppartijen, beschonken officiersvrouwen, Dirndldracht, Leberknödel, Wein, Weib

und Gesang en andere schokkende gebeurtenissen binnen deze nederzetting. Ecce homo. Heerlijke lectuur.

In dezelfde stijl beschrijft Boudens in Vrijdag visdag (Dedalus 1988) het deprimerende wedervaren van kleinburgerlijke personages in het Vlaanderen van de jaren 1980 die de pogingen om uit hun beklemmende banaliteit te ontsnappen telkens zien doodlopen in een onafwendbare, fatale eindbestemming. Alweer vlijmscherpe observaties. Tragiek tegen de humorgrens.

Het boek werd officieel aan pers en publiek voorgesteld op 11 april 1988 in galerie De Zwarte Panter in Antwerpen, in samenwerking met de vzw Vrienden van De Zwarte Panter.

Het zijn lange dagen

In 1989 debuteert Luc Boudens als romancier met Het zijn lange dagen (Dedalus 1989 / Uitgeverij Leesmagazijn 2016) waarin de auteur de existentiële uitzichtloosheid beschrijft van Stefan Meirhaeghe, een bihomoseksuele barman in de bruisende provinciestad Kortrijk. Stefan vult zijn troosteloze dagen met mannen en drank, verliest zich in het cynisch neersabelen van zijn stupide medemens en zoekt tevergeefs naar enige raison d’être. Treurnis en wanhoop alom. Maar wel goed geschreven. De achterflap van het boek vermeldt: ‘In 1989 verscheen de eerste literaire videoclip in West-Europa met Luc Boudens in de hoofdrol.’

Het lijden van De Jonge Werner

Ik sla hier even een zijweggetje in, lezer. Zo terug. 1981. Ik ben 24, en algemeen koordirecteur/dirigent bij de operahuizen van Gent en Antwerpen (Opera voor Vlaanderen). Tijdens het seizoen 1981-1982 programmeren wij de opera Werther van Jules Massenet, in een regie van de fantastische Jo Dua. Tussen haakjes, deze opera ging in 1892 in première in de Weense Hofopera met de Antwerpse tenor Ernest Van Dijck in de hoofdrol (die van de kaai). Ter voorbereiding van deze productie las ik uiteraard Die Leiden des jungen Werthers (1774) van Johann Wolfgang von Goethe, waarop het libretto van deze opera gebaseerd is. Destijds nog behoorlijk onderhevig aan mijn eigen Sturm und Drang was ik danig onder de indruk van de emotionele martelgang en het tragische einde van het hoofdpersonage in Goethes briefroman. Mooie opera trouwens ook, Werther van Massenet.

Bent u er nog? Fijn. Het mag u dan ook niet verwonderen dat ik een wenkbrauwtje optrok toen ik de titel van Boudens’ roman Het lijden van De Jonge Werner (Dedalus 1990) onder ogen kreeg. Aan enige vergelijking met de Duitse verlichtingsliteratuur uit de 18de eeuw ga ik me verder niet wagen, maar feit is wel dat ik mij geweldig goed geamuseerd heb met dit boek. Niet in het minst omdat Boudens erin slaagt om 180 bladzijden lang de spanning erin te houden of Werner er al dan niet in zal slagen om tenminste de juiste omstandigheden te creëren die nodig zijn bij de opstart van een grote schrijverscarrière. Ook een lijdensweg, maar een andere. Heerlijk woordenwerk over een in de drank verdwaalde, zich onbegrepen voelende eenzaat die zich telkens

opnieuw verslikt in zijn eigen mompelmonologen. Kermende eenzaamheid, oversaust met Duvel.

Zijn literair debuut leverde Luc Boudens eind jaren 1980 het epitheton ‘literair wonderkind’ op. Herman Brusselmans wist in De Morgen over zijn prozadebuut te melden: ‘… Boudens bewijst dat hij wel degelijk uit het goeie houten been gesneden is.’ Luc Boudens: ‘Ik ben eigenlijk nooit echt bezig geweest met mijn schrijverscarrière. Mijn boeken zijn nooit echt doorgebroken en dat ligt geheel en al aan mezelf. Ik deed er geen moeite voor.’

Drinken & zwijgen

In 1991 verschijnt nog de dichtbundel Wie legt er mee patience? (Dedalus) en tenslotte in 1992 de verhalenbundel Gesloten wegens familieomstandigheden (Dedalus). Dan verdwijnt Luc Boudens van het literaire toneel. Alcohol? In zijn debuutromans waren de hoofdpersonages ook al behoorlijk in alcohol gedrenkte dronkelingen.

Hallo Luc? ‘Of mijn talent verloren is gegaan aan de drank? Ja. Geen spijt of schaamte. Ik had ook werkelijk niets meer te vertellen.’ In het literair tijdschrift Gierik & NVT ‘94 geeft de zwijgende auteur echter toe toch nog te schrijven, met mondjesmaat, als literaire vingeroefening. ‘Ik schrijf nog hoor, zij het op waakvlam, dus zonder welbepaald doel voor ogen. Noem het een zachte behoefte, een vaardigheid die ik rustig blijf koesteren. Alle mogelijke redenen om in een zekere luwte te belanden mogen ook aangevuld worden met luiheid en een gebrek aan zelfvertrouwen.’

De grafisch kunstenaar

Vanaf de jaren 1990 legt Boudens zich volledig toe op de plastische kunsten. Non-figuratief werk van uiteenlopende aard: houten sculpturen, installaties en assemblages, tapijten, pentekeningen, schilderijen, lino’s, tapings. De sterkte en meteen ook de essentie van Boudens’ vormtaal is ook hier weer fantasie en eigenzinnigheid. Geen anekdotiek of achterliggende boodschappen.

Het levert hem succesvolle exposities op in Galerie Herman Toelen, Antwerpen (tekeningen en lino’s), Galerie De Zwarte Panter, Antwerpen:

(‘Kartografie’, lino’s), Galerie B-One, Antwerpen (tekeningen, collages, mixed media), Antiquariaat Jef Meert, Antwerpen (‘KlingKlang’, collages), Galerie Van Blerk, Antwerpen (‘Littoral’, schilderijen, ‘Naval’, lino’s), Galerie Djemma, Schoten (‘Sites’, tapings, mixed media, maskers, ‘Tribal‘, wandtapijten, totems), Oskar D Gallery, (‘Visitant les Noailles‘, tapings, tekeningen, objecten), Punk’tum (‘Syncopes‘, mixed media), Piet Raemdonck, Antwerpen (‘Fun City’, objecten en mixed media) en laatst nog bij Campo & Campo in Berchem.

Vrienden voor het leven

Ik beken: ik lees poëzie. Maar ooit komt het nog wel goed met mij, verzekeren sommigen me, die zich dan om een of andere reden weer snel uit de voeten maken.

Vrienden voor het leven, zover zijn Luc en ik nog niet, maar het is wel de titel van de eerste dichtbundel van Luc die ik onder ogen krijg. Hoewel, geen bundel, het is een langgerekt gedicht van 420 lijnen, uitgegeven in 1993 bij De Carbolineum Pers. Achteraan de bijzonder fraaie uitgave lees ik: ‘Dit gedicht is met de hand gezet uit de Erasmus en met de handpers gedrukt op geschept Zerkall, in een omslag van handgeschept Moulin de la Roque. 32 pagina’s met vijf door de auteur met de hand ingekleurde tekeningen, in een oplage van slechts vijftig genummerde en gesigneerde exemplaren.’

Zijn poëzie wordt - om het met Lucs woorden te zeggen - ‘uitgegeven in tot op het merg verzorgde uitgaven’. ‘Liever enkele mooie exemplaren dan grote oplages, want wie leest er uiteindelijk nog poëzie?’ Ik dus.

Poëzie en grafiek

Boudens geeft er dus de voorkeur aan zijn poëzie in beperkte, bibliofiele edities te publiceren. Hij illustreert zijn teksten zelf en combineert aldus zijn poëzie met zijn grafisch werk.

Voor mij liggen enkele bundels waarvan de vormgeving en illustraties gelijke tred houden met de prachtige gedichten. Carbolineum Pers publiceerde, behalve Vrienden voor het leven, de bundels Op een kameel gezeten (1989), De Zeemeerman en zeven andere (1990), Een man van eigen maaksel (1991), Laat maar waaien (1997), en Betere tijden lachen ons toe (2010). Alle met de hand gezet, met de handpers gedrukt en met lino’s of tekeningen geïllustreerd door de dichter.

Uitmuntend vind ik zijn Hoofse Brieven, een verzameling ‘onvermoeide’ homo-erotisch geladen brieven aan zijn ‘ferne Geliebte’ T, geschreven tussen 2006 en 2011 en andermaal vormgegeven en uitgegeven door De Carbolineum Pers (2018). Het colofon vermeldt: ‘Deze Hoofse Brieven zijn in december 2018 gezet uit de Times New Roman, digitaal vermenigvuldigd op vergeerd crème Conqueror papier en met de hand gebonden. De oplage bestaat uit 50 genummerde en gesigneerde exemplaren, waarvan de nummers I tot X gebonden zijn in kalfsperkament en de nummers 1 tot 40 in kartonnen band.’

Henri-Floris Jespers

Letterheld Luc Boudens mag zich dan ook terecht verheugen in zijn lidmaatschap van de ppp’s ofte Postume Pink Poets, de post-dadaïstisch, eshetische, provocerende erfenis van de originele groep Pink Poets, destijds (in 1972) opgericht door Patrick Conrad en Nic van Bruggen, met als andere prominente leden onder anderen Hugues C. Pernath, Georges Adé, Albert Szukalski, Michel Bartosik, Paul Snoek en HenriFloris Jespers.

En nu we het toch over de Antwerpse dichter-schrijver Henri-Floris Jespers (1944-2017) hebben, deze kleinzoon van de schilder Floris Jespers publiceerde regelmatig over de laatste gebeurtenissen rond Luc Boudens op zijn onvolprezen blog ‘Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie’ en schreef onder meer

erg lovende recensies over het grafisch werk van Boudens. De twee kenden mekaar goed en waren bevriend. Al in 1984 was Luc Boudens samen met Henri-Floris Jespers immers al medeplichtig aan de oprichting van het CDR, alias het Centrum voor Documentatie en Reëvaluatie, dat zich toelegde op de studie van de Vlaamse (ook Franstalige) literatuur uit het interbellum. Straks zal Boudens zijn nieuwe roman opdragen aan zijn voormalige vriend.

Prins Pouppy en de 3 bergen plus 4 is 7 bergen samen

Een sprookje. Dat was lang geleden. Het zorgvuldig bewaarde kind in mij beleefde ontzettend veel leesplezier aan de wonderbaarlijke belevenissen van Prins Pouppy, zijn trouwe knecht Tanteluc, het Prinselijk paard Canif en de mopperende muilezel Matthieu. Een heerlijk eigenzinnig sprookje, mooi geschreven en spannend! Fantasie en onthechting, het wordt zeldzaam. Ook alweer een erg fraaie uitgave (Art Partout Antwerpen), in 2015 gedrukt op een beperkte oplage van 36 exemplaren. Het colofon vermeldt: ‘Luc Boudens schreef het verhaal van prins Pouppy in 2006. Het kaft werd door Kastaar met de letterpers gedrukt op een Macho Rocky van 700 g/m2. Het binnenwerk werd gedrukt op Fluweel 100g/m2. Vervolgens werd deze uitgave op Japanse wijze met zwart garen handmatig ingebonden. 26 exemplaren zijn aangeduid met de letters van het alfabet (A-Z), 10 exemplaren dragen de Romeinse nummering (I-X).’ Ik ben de trotse bezitter van exemplaar F.

Op eenzame hoogte

Na jarenlang letterkundig onderduiken verrast Boudens in 2014 met de nagelnieuwe roman Op eenzame hoogte. Uitgeverij Vrijdag kondigt het boek aan met ‘De vreugdevolle doch onverhoopte verrijzenis van een literair wonderkind’. Het verhaal:

Amaury, een rijke investeerder op jaren uit de hogere Brusselse financiële kringen, ontmoet de mooie jonge student Bastien. Ze delen hun passie voor het werk van Jean Cocteau, en verderop ook de lakens. De frivole Bastien brengt Amaury’s onvermoede gevoelswereld en bij uitbreiding al zijn vastgeroeste zekerheden van eigen maaksel dermate aan het wankelen, dat de rijke bankier ten prooi valt aan een zenuwslopende emotionele afdaling in zichzelf. Het veelbelovende liefdesverhaal leidt tot een helse neergang. Meer verklap ik niet. Op eenzame hoogte is een stilistisch bijzonder goed geschreven boek. Verfijnd taalgebruik, geraffineerde verhaallijn. Ook de in deze roman breed geëtaleerde repertoirekennis van de klassieke muziek is mijn oude muzikantenhart niet onwelgevallig. Boudens: ‘Plots had ik dit verhaal over Amaury en

Bastien. Het schreef zichzelf.

Zoals dat altijd bij mij het geval is geweest. Schrijven is even focussen, voor een bepaalde tijdspanne met niets anders bezig zijn.’

Knack: ‘Boudens schrijft secuur en onderhoudend zonder tafelspringerij of sensationele scènes. Een verademing in deze emotijden.’

Ongeveer gelijktijdig met Op eenzame hoogte brengt Uitgeverij

Leesmagazijn in coproductie met uitgeverij Vrijdag Boudens’ romandebuut uit 1989 Het zijn lange dagen opnieuw uit. Van dit boek waren er trouwens ooit verregaande plannen voor een verfilming. De Morgen: ‘Deze heruitgave markeert de terugkeer van zijn schrijverschap. Zeker is dat je bij Boudens een bijna ouderwets metier en vertelplezier proeft.’

Van Luc Boudens - intussen 20 jaar droog, jawel – verschijnt dit najaar een nieuwe poëziebundel Ik heb de zon zien zakken, en in februari 2021 komt zijn nieuwe roman ‘De oogappel’ (opgedragen aan Henri-Floris Jespers) uit bij uitgeverij Vrijdag.

This article is from: