Werkstuk morfologie Marie-France Lebbe 1e master stedenbouw & ruimtelijke planning 2013-2014 docent: Karel Wuytack
Inhoud Luik_ transformatieproces morfotypologisch onderzoek cross section Paper_ ‘tussen stad en metropool, de opkomst van les non-lieux’ Tentoonstelling_ ‘Wisselland’ toekomstvisies tussen zee en land
Luik_ transformatieproces morfotypologisch onderzoek cross section
wijk Guillemins_ transformatieproces
begin 19de eeuw
begin 21ste eeuw
1827
1845
wijk Guillemins_ transformatieproces
1883
1935
1972
2007
Transformatie van de wijk Guillemins: voor en na de komst van het station Toen de stad Luik zich volop aan het ontwikkelen was, bleef de wijk Guillemins lange tijd zeer landelijk. De wijk was tot aan de 18de eeuw een bebost gebied met landerijen en verschillende kloosterordes. Met de komst van het internationale station in 1843 verstedelijkte de wijk zich in een hoog tempo. Vandaag kan men nog steeds het homogeen 19de eeuws bouwweefsel herkennen. Het industriële verleden van de stad is nog steeds merkbaar in de wijk, verstopt binnen de bouwblokken vind men nog vaak restanten van fabrieken terug. In de jaren ‘60 van de 20ste eeuw is er door de ‘citybranding’ gedachte een groot infrastructuursnetwerk aangebracht, drukke autowegen langs het water lopen sindsdien van noord naar zuid. Met de opkomst van het modernisme kwamen er appartementen in de vormen van hoogbouw, voornamelijk langs de waterkant. La tour des finances is ook een element uit die periode. Het nieuwe station van Calatrava, ingehuldigd in 2009, luidt een nieuw tijdperk voor Luik aan. Met de komst van het station hoopt Luik zich als metropool binnen Europa te vertegenwoordigen. Opnieuw een grote ingreep op de wijk: het station is van een heel andere schaal dan het 19de eeuws woonweefsel en met het nieuwe plein voor het station (die als as zal dienen tot aan het water en verder) zijn er verschillende woonblokken ontruimd.
1827
1845
wijk Guillemins_ transformatieproces
1883
1935
1972
2007
Transformatie van ‘la chapelle du Paradis’ en station Guillemins Twee gebouwen hebben in de loop der eeuwen een grote transformatie ondergaan. De straat rue de Paradis heeft zijn naam te danken aan de voormalige parochiekerk die zich aan het water bevond. De kerk is opgericht rond de 17de eeuw en werd met de expo van 1905 gesloopt. In 1940 kwam er op deze plek het eerste appartementsgebouw langs de Quai de Rome. La gare des Guillemins was in 1843 opgebouwd uit hout, deze werd in 1864 vervangen door het ‘belle epoque’ station. Hiermee gepaard kwam la Rue des Guillemins, een nieuwe as die de wijk met de rest van Luik verbond. In 1958 kwam onder invloed van de expo in Brussel een ‘modern’ station in de ‘Internationale Stijl’ die functioneerde tot 2007. De bouw van het nieuwe station van Calatrava begon in 2004 en is sinds eind 2009 open voor het publiek.
wijk Guillemins_ morfotypologisch onderzoek
wijkniveau
bouwblokniveau
gebouwniveau
Analyse van het stadweefsel in de wijk Guillemins Het morfotypologisch onderzoek is een analyse van het stadsweefsel op verschillende schaalniveaus: op wijkniveau, bouwblokniveau en gebouwniveau. Telkens wordt er gekeken naar het netwerk, de verkaveling en open ruimte en ten slotte het gebouwde. De typologie van deze elementen tonen de verschillende invloeden doorheen de tijd: historisch gegroeid, 19de eeuws woonweefsel, industrialisatie eind 19de eeuw, grote (infrastructuurs)werken in de jaren 1960 en ten slotte de huidige tendensen van de 21ste eeuw.
wijk Guillemins_ morfotypologisch onderzoek
morfotypologisch onderzoek_ snede door de wijk
morfotypologisch onderzoek_ straatprofiel Quai de Rome
wijk Guillemins_ morfotypologisch onderzoek
straatprofiel Rue de FragnĂŠe
straatprofiel Rue de Serbie & Rue des Guillemins
analyse wijkniveau netwerk van grote, doorgaande straten spoorlijn verkaveling groenruimte belangrijke gebouwen
wijk Guillemins_ morfotypologisch onderzoek
morfotypologisch onderzoek_ analyse bouwblok
wijk Guillemins_ morfotypologisch onderzoek
wijk Guillemins_ morfotypologisch onderzoek
morfotypologisch onderzoek_ analyse van het gebouwde 3 bouwtypes zijn te onderscheiden: de hoogbouw van het modernisme uit de jaren 1960 (langs de waterkant), het industrieel erfgoed binnen het bouwblok daterend van het eind van de 19de eeuw en het 19de eeuws woonweefsel rondom.
wijk Guillemins_ cross section
wijk Guillemins_ cross section
cross section
Een wandeling doorheen de open ruimte. Na de morfotypologische analyse bleken er vele ‘diffuse’ bouwblokken en open zones in de wijk te zijn. Deze publiek toegankelijke zones (hoe moeilijk ook) tonen een andere kant van de wijk.
wijk Guillemins_ cross section
wijk Guillemins_ cross section
wijk Guillemins_ cross section
wijk Guillemins_ cross section
wijk Guillemins_ cross section
wijk Guillemins_ cross section
wijk Guillemins_ cross section
wijk Guillemins_ cross section
wijk Guillemins_ cross section
wijk Guillemins_ cross section
Paper_
‘tussen stad en metropool, de opkomst van les non-lieux’
TUSSEN STAD EN METROPOOL, DE OPKOMST VAN ‘LES NON-LIEUX’
Student:
Marie-France Lebbe
Docent:
Karel Wuytack
Cursus:
Morfologie
Opleiding:
Master in de stedenbouw en de ruimtelijke planning (KU Leuven)
DE OPKOMST VAN LES NON-LIEUX
3
INHOUD INLEIDING ..............................................................................................4 1.
DE NOTIE PLEK............................................................................6
2.
NON-LIEUX ..................................................................................9
2.1.
Non-lieux en identiteit. ................................................................................................ 9
2.2.
Non-lieux en beweging ............................................................................................... 9
2.3.
Non-lieux en het individu ......................................................................................... 10
3.
DE OPKOMST VAN LES NON-LIEUX .................................. 12
BIBLIOGRAFIE ...................................................................................... 14
TUSSEN STAD EN METROPOOL
4
INLEIDING In de tweede helft van de vorige eeuw is er een grote omwenteling ontstaan in de politieke, economische en culturele verhoudingen in West-Europa. De na-oorlogse welvaart werd de groeibodem voor de massaconsumptie en de emancipatie van het individu. Deze massacultuur had een ruimtelijke weerslag in een sterke verstedelijking; er ontwikkelden zich op hoogtempo clusters van wonen rondom de oude Europese steden. De auto als democratisch symbool werd ingezet om aan de enorme transportbehoefte te voldoen. De grote infrastructuurwerken in die periode creërden nieuwe potentiële zones in de stedelijke agglomeratie. Deze perifere ruimte transformeerde zich vaak tot nieuwe stedelijke centra van Europa. Het oude stadscentrum werd steeds meer een openlucht museum of shoppingcenter. In deze thematiek stelde W. J. Neutelings(1988) dat ‘de architectuuropgave niet meer het creëren van ruimtes is, maar het orchestreren van programmatische activiteiten.’ Hij benadrukt in zijn discours over de ‘ringcultuur’, ook het belang van de kinetische perceptie. Globale tendensen van de 21ste eeuw werken hierop verder. Het hedendaags dicours van de netwerkstad en de metropool stimuleert grote infrastructuurwerken. Het verbinden en creëren van nieuw ontwikkelde centra (Euralille als sprekend voorbeeld) beoogt een nieuwe gemeenschap die de nationale ambitie overstijgt. In deze ‘global community’ is het het netwerk een geheel van stromen van goederen, mensen en kennis. Europese corridors worden ontwikkeld en steden bedenken allerlei reconversiestrategiën om zich van een grootstad om te vormen tot een metropool (knooppunt).
DE OPKOMST VAN LES NON-LIEUX
5
Het metropolitane netwerk moet ervoor zorgen dat Europa een sterke speler blijft in de wereldeconomie. Steden als belangrijk knooppunt in het nieuwe Europees netwerk krijgen een economiche en toeristische boost die de duurzaamheid van de stad moet verzekeren. Afstand krijgt een nieuwe betekenis; waar de werkelijke kilometers niet meer van belang zijn, maar het aantal uren en minuten om er te raken. Zo wordt Europa herbedacht vanuit toegankelijkheid. Lille met circa 230 000 lokale inwoners bereikt meer dan 80 miljoen bewoners en 6 landen op een ‘afstand’ van 3 uur. De stedelijke ingrepen die een grootstad een metropool karakter moeten geven, worden met Europese subsidies bovenlokaal gevormd. Hierdoor hebben deze nieuwe ontwikkelingen vaak weinig voeling met de specificiteit van de omgeving waar ze zich manifesteren. Deze grootschalige projecten hebben een hoge functiedichtheid, maar weinig materiële dichtheid. Het metropolitaan weefsel lijkt los te staan van de traditionele stadspatronen van harmonie, co-operatie en schaalorde. Een stedelijk veld van gefragmenteerde elementen ontstaat waar een lokaal karakter ontbreekt. Steeds meer ontwerpers spreken van een opmars van ‘non-lieuxs’, ruimtes zonder een specifiek karakter of identiteit. De massacultuur en de nieuwe globale tendensen worden vaak gezien als de grondlegger van deze problematiek. Deze paper is een eerste stap naar een onderzoek omtrent de opkomst van de metropool en de tendens van ‘plekkeloosheid’.
TUSSEN STAD EN METROPOOL
6
1. DE NOTIE PLEK In de filosofie is de plek (als de plaats waar men IS) een fundamentele conditie voor het menselijk bestaan. Dit komt sterk naar voor in de bekende “categorieënleer”, die Aristoteles de mogelijkheid gaf de platoonse vorm van dualisme op een bepaalde manier te overwinnen. Op basis van verschillende functies van het (koppel)werkwoord “zijn”, die in het taalgebruik kunnen onderscheiden worden, kon Aristoteles de totaliteit van fenomenen (dus alles wat IS) differentiëren in tien ontologische genera of zijnscategorieën: allereerst die van de substantie of wezenheid (ousía), als het meest algemene genus waaronder alle genera en species m.b.t. de natuurlijke werkelijkheid hiërarchisch kunnen gestructureerd worden. Eén van de 9 subklasses is het ‘waar-zijn’ die referreert naar een ‘plek’ als een relatie tot en de positie in de omgeving. (Studtmann, 2007.) De plek heeft dus een ontegensprekelijke waarde in de filosofie. E. Relph (2008) benoemt de plek als een ‘fundamenteel aspect van de menselijke bestaansreden’ en ‘een bron van veiligheid en identiteit van individuen’.1 Naast het belang dat hij toekent aan de plek toont hij ook ongerustheid over het verdwijnen van die plek. ‘Het is van belang dat de mogelijkheid tot het beleven, creëren en bewaren van zinvolle plekken niet verloren gaat. Er zijn voldoende indicaties die echter duiden op het verdwijnen van die mogelijkheden en dat ‘plekkeloosheid’ - het verzwakken van uitgesproken en diverse belevenissen en identiteiten van plekken - de overhand neemt.’ (E Relph, 2008., p. 6) Een spanning is merkbaar tussen de significatie van de plek en hoe we met deze specifieke ruimtes omgaan. Aangezien de waarde van de plek coherent verbonden is met het bestaan van de mens, wordt het vaak niet als iets op zich beschouwd. In feite is de plek zodanig verweven met ons zijn dat het gelijktijdig met de mens ontwikkelt, zonder zo dus te worden herkend.
1
alle citaten zijn vrij vertaald
DE OPKOMST VAN LES NON-LIEUX
7
Vanuit het globale denken is er een verzwakte aandacht voor specifieke plekken met hun eigen identiteit. Globale projecten overstijgen de wijk, de stad en het land. De lokale omgeving en de specifieke kenmerken ervan (zowel geografisch als cultureel) zijn niet langer een uitgangspunt voor globale ruimtelijke processen. ‘De termen plaats en plek moeten samen gedifinieerd worden. Vanuit de veiligheid en stabiliteit van de plek worden we bewust van de openheid, de vrijheid en de dreiging van de plaats en vice versa.’ (Tuan, 2001.) De plek heeft de plaats nodig en de plaats de plek om zich te kunnen vormen, te definiëren. De relatie tussen de twee is dus onlosmakelijk. Casey (1997) onderscheidt ruwweg drie periodes van betekeniswaarde van de plek. De eerste periode is gerelateerd aan de filosofie van de 6de eeuw VC, de 14de eeuwse theologie en de 17de eeuwse natuurkunde. In deze betekenis wordt de plek in relatie gebracht met de plaats. Gaandeweg wordt de plek slechts als een modificatie gezien van de plaats (Casey, 1997). De plek, anders dan de plaats, wordt geleidelijk aan verengt tot de ruimte waar gebouwd kon worden. In de derde begripswaarde, gerelateerd aan de 18de en 19de eeuwse periode, wordt de plek gereduceerd tot de specifieke locatie waar objecten zich bevinden (x,y-coördinaten). In de evolutie van de periodes van Casey is een waardedaling die men toekent aan de plek te bemerken. Hedendaagse opvattingen over de ontwikkeling van de plek en de plaats bevestigen deze tendens. Casey (1997) benoemt deze trend het verdwijnen van de plek. Gelijktijdig behandelt Mark Augé (1995) de opkomst van ‘les non-lieux’. Hoe kan deze waardedaling doorheen de tijd verklaard worden? Eén mogelijke verklaring wordt door Casey aangehaald: ‘Just because place is so much with us, and we with it, it has been taken for granted, deemed not worthy of separate treatment. Also taken for granted is the fact that we are emplaced beings to begin with, that place is an a priori of our existence on earth.” (Casey, 1997) Hierdoor wordt de plek, als één van de meest fundamentele elementen in ons bestaan, verwaarloosd. Een andere verklaring, gesteld door E. Relph (2008), benadrukt de exponentiële opmars van de mobiliteit, die hij benoemt als “mass movement” , deze opmars beinvloedt volgens hem het ontstaan van non-lieuxs.
TUSSEN STAD EN METROPOOL
8
In dezelfde gedachtegang beschrijft Todd Snow (1967) de ‘oude weg’, die een extensie was van de plek en communicatie bevorderde; met de nieuwe weg, die het verlengde is van de auto en juist de sociale omgang vermijdt. Lieven De Cauter (2009) ziet hierin de opkomst van de capsulaire beschaving; ‘door de snelheid van onze technologie, de suburbanisering van onze dagelijks leven en de schrijnende dualisering van onze maatschappij, voelen we ons gedwongen ons terug te trekken in de capsules van onze voertuigen, in architecturale cocons of urbanistische enclaves: malls, gated commuties, pretparken.’ De ‘mass movement’ is niet los te zien van de ‘mass culture’ (E Relph, 2008., p. 92). Deze cultuur wordt gekenmerkt door uniforme noden en smaken. In die zin wordt plekkeloosheid ontwikkeld door een gebrek aan individualiteit. E. Relph (2008) stelt toerisme, disneyfication, museum-
isatie en futurisatie als kenmerken van de massa cultuur die plekkeloosheid creëren. De authenticiteit van de plek wordt vervangen door het imaginaire die gevormd wordt door magazines, televisie, films en andere. Vanuit dit oogpunt kan men stellen dat de echtheid van de plek wordt gereduceerd tot de locatie en al hetgene wat de plek vormt nog maar weinig met de realiteit te maken heeft. Een kleine bemerking hierbij is dat er al van oudsher imaginaire plekken werden gevormd, in tijden van mondelinge overdracht en beperkte mobiliteit was de mentale plek vaak sterker aanwezig dan de fysieke. Het verschil schuilt volgens mij in het feit dat men ze vandaag ook gaat vormgeven, belichamen. Fake wordt met veel succes als realiteit verkocht.
DE OPKOMST VAN LES NON-LIEUX
9
2. NON-LIEUX 2.1. Non-lieux en identiteit. Om lieux (plek) en non-lieux te definiëren beschrijft Augé hun relatie: ‘Als een plek beschreven kan worden als relationeel, historisch en identiteitvormend, dan is de ruimte die niet als zodanig kan worden waargenomen een non-lieux.’ (Augé, 1995, p. 78) De dominantie van de relatie, het historische en de identiteit kan gelinkt worden aan de manier waarop Tuan (2001) plekken als waardecentra beschrijft. Tuan beschrijft die plaatsen (non-lieuxs) als locaties die waarde missen of die geen knooppunt zijn in een waardesysteem. Augé introduceert de term ‘karakter’ als een eigenschap van een plek. Hij benadrukt het belang van het karakter en het ontbreken ervan als een significatie van een non-lieux. Hij beschrijft hier non-lieuxs als plaatsen zonder symboliek. Augé (1995). Er ontstaat een onderscheid tussen de symboliek van de plaats bij een plek en het gebrek ervan bij een non-lieux. Hiermee bendarukt hij de polariteit tussen een lieux en een non-lieux. Waarbij hun gedeelde noemer de plaats is waar beide zich localiseren.
2.2. Non-lieux en beweging Beweging is nog een aspect waarmee plek en plaats kunnen worden gekoppeld. Augé haalt hiervoor een voorbeeld aan. Hij bekijkt het vanuit de reiziger. ‘Space, as frequentation of places rather than place, stems in effect from a double movement: the traveller’s movement, but also a parallel movement of the landscapes which he catches only in partial glimpses, a series of snapshots piled hurriedly into his memory and, literally, recomposed in the account he gives of them...’ (Augé, 1995, p. 86). Op dezelfde manier, maar vanuit een andere achtergrond, stelt Tuan (2001) dat plaats, anders dan de plek, de potentie heeft van beweging en dat bewegingen doorheen de ruimte gederigeerd zijn door objecten en plekken. Hij definieert de ruimte als een netwerk van plekken. Deze interpretaties geven een dynamische dimensie aan de relatie tussen plaats en de plek.
TUSSEN STAD EN METROPOOL
10
2.3. Non-lieux en het individu Volgens Augé (1995) heeft een non-lieux twee realiteiten: de eerste beschrijft de non-lieux als ruimte gevormd in relatie tot bepaalde doeleinden (zoals verkeer, transitie, handel, ontspanning); de tweede realiteit beschrijft de non-lieux als de relatie gevormd tussen individuen en plaatsen. Hierdoor kan een non-lieux beide zijn: plaats en relatie. Ruimtelijk kunnen non-lieuxs worden voorgesteld als structuren die de potentie hebben om karakterloos te zijn; om geen waarde, noch identiteit te bevatten. Voorbeelden hiervan zijn snelwegen, luchthavens, transitzones, infrastructuurlijnen, garageboxen, ATM’s, ... Non-lieux in relatie met het individu moet vanuit een ander standpunt worden bekeken. Augé (1995) benoemt het als ‘de eerste reis’ (Augé, 1995., p. 84). Die ‘eerste reis’ kan gelinkt worden aan onze primaire ervaring met differentiatie uit onze kindertijd. Onze kindertijd ‘genereert’ voornamelijk onze individuele perceptie van een plaats als lieux of non-lieux. Wat dus voor de ene een plek is, kan voor een ander een non-lieux zijn. Perceptie is subjectief en dus individueel. Deze conclusie zou leiden tot de definiering van non-lieuxs als een vaag begrip die zeer persoonlijk is. ‘Jan modaal’ is echter een fabricatie van het moderne leven en dus is er ook sprake van een ‘gedeelde identiteit’ (Augé, 1995., p. 100). Elk individu kan zich in bepaalde mate vinden in de ‘fabricate average man’. De perceptie van een plek of een non-lieux wortelt in de socio-culturele achtergrond van mensen en kan dus gelinkt worden aan een meervoud van individuen met een gelijkaardige perceptie. Als men het karakter en de waarde van de plek bekijkt samen met de beweging van de ruimte (als animatie van plekken) en de individuele dimensie van de perceptie, dan komt het beeld van de reiziger ons voor ogen. Belangrijk is om het onderscheid te maken tussen de waarnemer als bewoner en de waarnemer als toerist. Volgens Tuan (1990), focussen de bezoeker en de bewoner zich op verschillende aspecten van de omgeving. Hij ziet een verschuiving van het belang van de tweede waarnemer. De rol van de bezoeker (toerist) was vroeger veel minder significant (beperkt in aantal), met de toegenomen mobiliteit wordt deze rol echter veel belangrijker.
DE OPKOMST VAN LES NON-LIEUX
11
Mobilitiet wordt opnieuw voorop gesteld als één van de ‘triggers’ van non-lieuxs, waar weinig sociale contacten mogelijk zijn en de individuele dimensie wordt gereduceerd (een drive-in van de mac Donalds). ‘The traveller’s space may thus be the archetype of non-place.’ (Augé, 1995., p. 86). Augé maakt een onderscheid tussen de reiziger in beweging en de statische bezoeker. De bewegende reiziger is een waarnemer van animatie van plekken, maar een verstrooide kijker met een gefragementeerde zicht. In tegenstelling met Augé ziet Tuan (1990) ook de voordelen van de reiziger: iets nieuws ervaren kan de bezoeker aansporen om zichzelf uit te drukken, een frisse kijk en het enthousiasme van de buitenstaander ervaart Tuan als een waardevol prespectief. Het standpunt van de bezoeker is vaak beperkt tot de een oppervlakkige appreciatie, in tegenstelling tot bewoners die een veel diepere verstandhouding hebben met hun omgeving en die dus ook veel complexer ervaren.
TUSSEN STAD EN METROPOOL
12
3. DE OPKOMST VAN LES NON-LIEUX Als men Relphs visie over placelessness vergelijkt met het idee van nonlieuxs van Augé, dan kunnen we significante verschillen opmerken in hun aanpak, maar gelijkaardige conclusies. Relph concentreert zich meer op de plek als een statisch gegeven met de mens erin geplaatst. Authenticiteit is voor hem een sleutelvoorwaarde van de plek. Hij benoemt kitsch, toerisme, planning dmv technologie (Frank O. Gehry), massacommunicatie, massaconsumptie, ... als niet-authentieke handelingen tov de plek. In Augé’s discours wordt de mens en zijn belevingen voorop gesteld. De plek wordt als een dynamisch gegeven beschouwd, waargenomen in beweging en zelf ook beweging bevattend. Volgens Augé kan men spreken van een non-lieux als deze plaats niet langer ervaringen oproept. Relph concentreert zich meer op hedendaagse tendensen die volgens hem de waarde van de plek teniet doet. De ruimte (de plaats) is steeds groter en abstracter dan de plek. Het is volgens Relph (2008) de algemene context waarin de plekken zich vormen. De plek is een veel specifieker concept met geconcentreerde waarde (Tuan, 2001,p.18) en identiteit. Men zou kunnen stellen dat plaats kan gezien worden als een kader (een framework) en de plek als inhoud. Allen duiden de opkomst van plekkeloosheid aan. Dit kan deels verklaard worden omdat plekken van hun authenticiteit, van hun kracht om beleving op te wekken zijn ontnomen. Slechts de lege huls van de plaats blijft over. Het is aan de ruimtelijke ontwerpers om plekken mee vorm te geven en te waarderen. Globalisatie is een realiteit, de uitdaging is om in de ruimtelijke vertaling rekening te houden met de context.
DE OPKOMST VAN LES NON-LIEUX
13
TUSSEN STAD EN METROPOOL
14
BIBLIOGRAFIE AUGÉ, M., 1995. Non-Places: Introduction to Anthropology of Supermodernity. Verso Books, London. CASEY, E., 1997. The Fate of Place: A Philosophical History. Berkeley and Los Angeles: University of California Press. DE CAUTER, L., 2009. De capsulaire beschaving. NAI uitgevers. NEUTELINGS, W.J., 1988. De ringcultuur : een studie naar het ringmechanisme. RELPH, E., 2008. Place and placelessness. STUDTMANN, P., 2008. Aristotle’s Categories. TUAN, Y.-F., 2001. Space and place; the perspective of experience.
DE OPKOMST VAN LES NON-LIEUX
15
Tentoonstelling_
‘Wisselland’ toekomstvisies tussen zee en land
WISSELLAND toekomstvisies tussen zee en land
Student:
Marie-France Lebbe
Docent:
Karel Wuytack
Cursus:
Morfologie
Opleiding:
Master in de stedenbouw en de ruimtelijke planning (KU Leuven)
EXPOSITIE WISSELLAND
3
expositie wisselland 01/12/2013 CC Knokke-Heist vzw
‘De Belgische kust is geen harde lijn, geen grens, geen limiet. Het is een dynamisch landschap dat voortdurend aan wisselingen onderhevig is. Er zijn de getijden. Er is het klimaat. Er zijn de toeristen en handelaars die bij zomers weer het gebied bevolken. Er is het lege land dat ze achterlaten, met winterse stranden, gure wind en regen. De nacht is van de vissers. Molens vangen de wind. Containerschepen kruisen de schijnwerpers van een vuurtoren. Ons kustlandschap is een gebied in beweging dat voortdurend de rollen herverdeelt tussen gebruikers, tussen getijden en seizoenen, tussen hinterland en diepzee.’ tekst uit de expositiegids
4
De tentoonstelling “wisselland’ was een samenwerking tussen CC KnokkeHeist en het Vlaams Architectuurinstituut. Het doel van de tentoonstelling was om vijf jonge ontwerpteams de mogelijkheid te geven om ideeën omtrent de Belgische kustlijn beeldend vorm te geven. In de 20ste eeuw is het startschot gegeven voor een verstedelijk lint voor de Belgische kust. Appartementsgebouwen, dijken, casino’s en winkelboulevards vormen de versteende strook. Door de klimaatsveranderingen en het stijgen van de waterspiegel staat de kust onder druk. De tentoonstelling vraagt dan ook om een mogelijke oplossing te bieden. De visie van de curator is om ontwerpers aan het woord te laten over de toekomst van de kust. Deze wordt in realiteit voornamelijk gevormd door investeerders, lobbyisten, experten en beleidsmakers. Het Vlaams Architectuurinstituut vond het dan ook belangrijk om creatieve ideeën voor te schotelen die proberen ecologische kwesties op een kwalitatieve manier te verenigen met stedenbouw. Zoals de naam als suggereeert, is het interessante aan de tentoonstelling dat ze het ‘hold the line’ principe resoluut afzweren en op zoek gaan naar een dynamischere oplossing, in de lijn van het wisselend karakter van de omgeving. Het bouwen van steeds hogere dijken lijkt niet langer een duurzame oplossing. Wie een aantal concrete bouwprojecten verwacht komt ontgoocheld buiten, de tentoonstelling dient eerder als een blikopener. De ontwerpteams reiken nieuwe, alternatieve beelden voor de toekomst van onze kust door middel van projecties, tekeningen, kaarten en prachtige maquettes. De vijf ontwerpteams hebben zeer uiteenlopende resultaten naar voren gebracht, maar allen spelen ze met het idee om de kust zijn authentiek karakter terug te geven van een voortdurend veranderend landschap; een intergetijdengebied zou zo kunnen ontstaan waar water niet langer wordt geweerd, maar er een wisselwerking tussen land en zee mogelijk is.
EXPOSITIE WISSELLAND
5