1 minute read

Het tweede leven van Kneppelhout

Lambert Kneppelhout is een gepensioneerde postbode. Zijn vrouw heeft hem verlaten voor een ander. Langzaam pakt de zestiger de draad weer op en zoekt hij zijn weg in de herfst van het leven.

de verloren zoon

Advertisement

Lambert Kneppelhout zit in de trein naar huis. Hij is op weg naar zijn moeder. Dagen was hij van streek na het bericht dat ze op sterven ligt en naar hem heeft gevraagd. Haar enige kind, waar ze zo weinig oog voor had. Daarom heeft Lambert al jaren niets meer van zich laten horen en heeft hij ook zijn twee dochters al tijden niet meer gezien. Bindingsangst, noemt hij het zelf. Een verknipte jeugd maakt een verknipte man, denkt hij bitter.

Zijn leven staat weer eens op z’n kop. Net toen hij dacht op het Franse platteland zijn ware ik te hebben gevonden, heeft het verleden hem weer ingehaald. Daar op de akkers, op zijn grommende Bulgaarse tractor, heeft hij veel nagedacht. Het simpele bestaan van zaaien en oogsten heeft hem teruggebracht naar zijn wortels. Hij denkt veel aan zijn vroeggestorven vader, zijn afwezige moeder én aan zijn dochters.

Het bericht van zijn moeder heeft hem geraakt als een meteoor. Hem omvergeblazen, van de aarde geslingerd, tot sterrenstof vermalen en weer teruggeworpen in zijn oude lijf. Hoe het kan weet hij niet, hij voelt het zo. En nu? Moet hij nu met zijn moeder in het reine komen voor haar dood? Moet hij nu zijn dochters weer ontmoeten, waarvan hij niet eens weet waar ze wonen?

Het landschap vliegt voorbij, Kneppelhout ademt zo heftig in zijn mondkapje dat zijn bril beslaat. In Nederland ziet hij dat het land, ondanks corona, oogt als een aangeharkte voortuin. The show must go on, denk hij bitter. In het verzorgingshuis waar zijn moeder ligt, wordt hij ontvangen door een pinnige vrouw die hem met onverholen walging aankijkt. “Zo, de verloren zoon”, zegt ze. “Loopt u maar mee.” In de fel verlichte gangen ruikt Lambert de dood. Onmiskenbaar. Vlakbij. De geur wordt sterker als hij het kamertje binnenkomt waar één bed staat. Daarin ligt een uitgemergeld mensje dat nietsziend naar het plafond staart. Als hij naast haar gaat zitten, kijkt ze hem aan. “Lambertje”, fluistert ze zacht. “Mijn lieve kleine Lambertje.”

“Dag moeder”, stamelt Lambert Kneppelhout en begint voor het eerst in zijn leven hartverscheurend te huilen.

This article is from: