9 minute read

Joods koopman uit Deventer wereldberoemd in Nederland

Op een gevel van een hoekpand van de Kuiperstraat en de Nieuwstraat in Deventer zat in de jaren dertig een reclameschildering, bekend van twee foto’s uit die tijd. Voor de Stichting Industrieel Erfgoed Deventer (SIED) in 2009 reden om te onderzoeken of deze schildering nog steeds aanwezig was. Toen dat het geval bleek te zijn, werd een restauratie in gang gezet die in mei 2010 werd afgerond. Maar daarmee was het verhaal nog niet ten einde. Het was namelijk bekend dat de muurschildering in 1931 werd aangebracht in opdracht van een bijzondere Deventenaar: de joodse textielhandelaar Samuel (‘Sam’) Noach, die in dit pand zijn zaak had gehad.

Samuel Noach (1882-1942): ‘De Man van Deventer’ Joods koopman uit Deventer wereldberoemd in Nederland

De marktkar nog uit de Zutphense tijd van Sam Noach. Foto uit 1913.

Te voet met marktkar

Noach was ook bekend onder zijn commer ciele aliassen ‘Goedkope Sam’ en ‘De Man van Deventer’. Onder die laatste naam werd hij in de jaren dertig wereldberoemd in heel Nederland met de alleenverkoop van zijn ‘Vlaamsche Kloosterlinnen’. Een product dat naast zijn vermaarde kwaliteit minstens zo bekend werd door de legendevorming rond Sam. In Deventer circuleerde een aantal hilarische anekdotes rond ‘De Man van Deventer’. Ze maakten duidelijk dat er achter de muurreclame een bijzonder levensverhaal schuil moest gaan. Veel meer was er over Noach niet bekend, maar dat veranderde radicaal toen zich in 2007 bij Otto van Huffelen, de huidige eigenaar/ bewoner van het pand, een kleinzoon van Sam Noach meldde.

Plakboek

Leo van Biene, woonachtig in Australië, is de zoon van Sam Noachs dochter Clara en haar man Charles van Biene. Clara was de enige van het vijf leden tellende gezin Noach, die na de oorlog terugkeerde. Haar zoon Leo had, toen hij in Deventer aanklopte, een dik plakboek uit de jaren dertig bij zich dat ooit in bewaring was gegeven bij de zusters van het St. Jozef Ziekenhuis aan de overkant van Sams winkel. Het bevat een hele reeks advertenties die door Sam Noach in allerlei Nederlandse kranten waren geplaatst. Bijna zonder uitzondering zijn ze hilarisch en plaatsen ze ‘De Man van Deventer’ in het middelpunt van de wereldactualiteit. Steeds zijn de advertenties voorzien van zijn portret en altijd eindigen ze bij zijn ‘Kloosterlinnen’. Zo liet Noach keer op keer weten dat heel Nederland praatte over bijvoorbeeld de wedstrijdvlucht van de Uiver, het nationale voetbalelftal op weg naar het EK in Rome of de muiterij op de kruiser De Zeven Provinciën in 1933. Steevast meldde hij echter dat zulks allemaal wel waar kon zijn, maar dat men in het hele land óók praatte over ‘De Man van Deventer’ en zijn prachtige Kloosterlinnen. In de advertenties solliciteerde Noach regelmatig naar een ministerpost. Die kreeg hij niet, maar hij mocht wel in heel Nederland de lakens blijven uitdelen. Zijn lakens van Kloosterlinnen uiteraard!

In oude exemplaren van het Deventer Dagblad en het Nieuws- en Advertentieblad Salland is in verschillende artikelen, en een enkel interview, meer te vinden over het levensverhaal van Sam Noach. Hij werd in 1882 geboren in Deventer, maar groeide op in Zutphen. Daar begon hij op veertienjarige leeftijd als marktkoopman en trok hij samen met de zoon van zijn baas met een kar vol textielwaren naar markten in onder andere Apeldoorn, Doetinchem en Deventer. In 1923 vestigde hij zich als winkelier en marktkoopman in Deventer, waar hij al snel een opmerkelijke reputatie opbouwde. Opvallend was zijn verbouwde Chevrolet, die hij had laten voorzien van een grote wereldbol op het dak. Als een moderne Atlas reed hij daarmee door het hele land, om te laten zien dat hij niet zomaar een handelaar in textiel was. Uit documenten van het NIOD en het Nationaal Archief blijkt, dat hij jarenlang zakelijke contacten had met Twentse textielfabrikanten als de Gebroeders Jordaan uit Haaksbergen en Rozendaal uit Enschede. Mogelijk had het ‘Vlaamsche Kloosterlinnen’ een Twentse oorsprong.

De auto met de wereldbol. Volgens Sam Noach het symbool voor zijn grote relatiekring.

De adressering is voor de post duidelijk genoeg.

Net als in zijn advertenties was Noach altijd en overal nadrukkelijk aanwezig. Zoals bij het jaarlijkse autoritje met zijn achterburen in de Nieuwstraat, de oudjes van het Groote en Voorster Gasthuis. Of bij een ruzie met collega-middenstanders over een Sinterklaasactie. Hij spande ook rechtszaken aan tegen concurrenten die aan de haal gingen met zijn handelsmerk, het Kloosterlinnen. Niemand anders dan hij had de exclusieve verkoop, betoogde hij. In het plakboek zitten ook talloze ansichtkaarten, soms eenvoudigweg gericht aan ‘Deze man in Holland’. Een plakkertje met een foto van Sam Noach moest de rest doen. Zo nu en dan schreef een ijverige postbode er met een anilinepotlood het woord ‘Deventer’ bij.

Het jaar 1942 en daarna

In de oorlog weigerde Sam Noach onder te duiken, hoewel hij daartoe wel de kans kreeg. Iemand zoals hij, die altijd in het middelpunt van de wereld stond, verdween niet, leek hij te denken. Op zijn stamkaart van het Gewestelijk Arbeidsbureau in Deventer heeft een NSB (her-)keuringsarts geschreven: ‘Is veel te vet, moet nodig kampdieet hebben.’ Onlangs werden in het Deventer Stadsarchief tot dan toe onbekende foto’s gevonden van de laatste momenten van Sam Noach: vlak voor hij werd afgevoerd naar het werkkamp De Wittebrink in Hummelo, het voorportaal van de hel. Uiteindelijk vond hij op 23 oktober 1942 de dood in de gaskamers van Auschwitz. Zijn dochter Clara was, als gezegd, de enige van het gezin die na de oorlog terugkeerde. Zij probeerde het familiebezit weer terug te krijgen en kreeg te maken met de ronduit beschamende omstandigheden uit de tijd van het Rechtsherstel. In 1950 besloot het gezin Van Biene-Noach te emigreren naar Australië. Een textielketen uit Rotterdam zette na het vertrek van de familie de zaak voort en bracht in 1953 de naam ‘De Man van Deventer’ terug op de gevel. Die bleek meer klandizie op te leveren dan de eigen naam... Tot de sluiting van deze winkel in 1969 heeft de oude naam op de gevel gestaan. Veertig jaar later kwam ‘De Man van Deventer’ dankzij de SIED en het restauratiewerk van Ruud Johannes weer terug op de plek waar hij hoort als onderdeel van de Deventer geschiedenis.

Boven: zo moet Sam Noach op 21 augustus 1942 op weg zijn gegaan naar het meldingspunt voor het kamp. Het label aan de koffer geeft aan dat Sam hoogstwaarschijnlijk de laatst aangewezene is van de groep van 27 joodse mannen en jongens.

Onder: de gerestaureerde muurreclame op het voormalige pand van Sam Noach. Het wat vage woord ‘Vlaamsch’ is uit 1931 en kwam nagenoeg onbeschadigd onder de verflagen vandaan. De oude spelling ‘orgineele’ is gehandhaafd.

De oplettende passant op de IJsseldijk tussen Deventer en Olst kunnen de restanten van de IJssellinie niet ontgaan. Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw werkt een actieve groep vrijwilligers aan renovatie en herstel van de verdedigingswerken die in de jaren vijftig werden aangelegd als verdedigingslinie tegen ‘Het Rode Gevaar’. Marten Bos (80) uit Olst zag de aanleg, de ontmanteling en uiteindelijk ook de conservering van de restanten van de IJssellinie.

‘De Russen? Daar prakkezeerden we niet over!’

Marten Bos uit Olst (1930).

Ik had verkering met Janny Stegeman - zij is nu mijn vrouw. Zij woonde in het witte huis aan de Dijk bij landgoed De Haere, dat in bezit was van de familie Des Tombes. Zodoende was ik daar vaak. Op ‘ maandagmorgen kwamen de bussen met bouwvakkers aanrijden. Zij bleven tot vrijdagmiddag. Met de volgende lading kwam er een nieuwe groep bouwvakkers, want niemand mocht weten wat er gebouwd werd.

We hadden geen idee wat er precies gaande was. We zagen de hele dag door de betonmixers van Van der

Kamp uit Deventer af en aan rijden naar de bouwwerken bij de IJssel en in het bos. Wat er gebouwd werd, konden we niet zien. Het werk in de IJssel werd afgeschermd door rietmatten en het landgoed kon je niet op, dat werd bewaakt door militairen.’

Schipper beschoten

‘Later begrepen we dat het ging om een stuw in de IJssel, die kon worden ingezet om het gebied langs de rivier onder water te zetten, als verdediging tegen de Russen. Maar dat werden we pas veel later gewaar. Het verhaal dat toen werd verteld, was dat het ging om een pontonbruggenplan. Als er oorlog zou komen, en de bruggen bij Zwolle en Deventer zouden kapot geschoten zijn, dan kon op deze plek een noodbrug worden ingezet. Maar wat er echt gebeurde was allemaal geheim. Er werd een stopverbod ingesteld op de dijk. Wie toch stopte op de dijk, werd beschoten – al weet ik niet of dat ook echt gebeurd is. Wij mochten ook de bossen van De Haere niet meer inlopen. Daar stond altijd een militair op wacht. Dat het met het leger te maken had, wisten we natuurlijk wel. Zeker toen al die kleine bunkers kwamen, waar Shermantanks werden ingebouwd, bedoeld als afweergeschut tegen vijandelijke vliegtuigen en tegen oprukkende troepen. Maar we hadden geen idee dat het bedoeld was als verdediging tegen de Russen. Bang voor de Russen waren we niet, daar prakkezeerden we toen nog niet over. Langs de bouwwerken was een insteekhaven waar voortdurend een ponton klaar lag, met een sleepboot. Vier keer per jaar werd er geoefend met het invaren van de ponton - een drijvende stuw, die precies paste tussen de landhoofden aan beide zijden van de IJssel. Bij die oefening werd de IJssel afgesloten voor de scheepvaart. Een Belgische schipper die de bouwwerken een keer goed in ogenschouw wilde nemen met zijn schijnwerper, werd onder vuur genomen. De schipper kwam er goed af, maar de schijnwerper was kapot geschoten. omhoog gestuwd om de IJssellinie te kunnen inzetten. We dachten echt dat er oorlog zou komen. Het was linke soep. Pal tegen ons huis stond een ingegraven Shermantank. De munitie lag er naast opgestapeld. We gingen er echt vanuit dat de Russen zouden komen. Maar Chroesjtsjow koos gelukkig eieren voor zijn geld toen Kennedy dreigde met kernwapens. Ondertussen was het rivierwater in enkele dagen tijd fors gestegen. De boeren hadden geen idee waar al dat water vandaan kwam. Er zijn toen koeien verdronken, heb ik gehoord.

Ontmanteling

In de jaren zeventig is de boel ontmanteld. Toen was de linie niet meer nodig, omdat West-Duitsland als lid van de NAVO de Russen kon tegenhouden. Maar de commandobunker en de ziekenhuisbunker in het bos zijn gebleven, net als bunkers in de omgeving voor de verdediging van de stuw. Er liep ook nog heel lang een militaire wacht. In de jaren negentig is het complex overgenomen door vrijwilligers uit Olst, die de bunkers hebben schoongemaakt en opgeknapt en ook voor de inrichting hebben gezorgd. Elke eerste zaterdag van de maand zijn er rondleidingen. Ik heb zelf ook regelmatig rondleidingen gegeven.’ ■

This article is from: