9 minute read

Leuren met ‘de Van Heutsz

De hoofdingang van de Van Heutszkazerne in 2009, vlak voor de start van de restauratie.

De Generaal J. B. van Heutszkazerne in Kampen is één van de meest beeldbepalende gebouwen in het rivierfront van de stad. Vanwege een renovatie is het immense complex tegenwoordig door bouwsteigers aan het gezicht onttrokken. Ondertussen worstelt de stad met de vraag welke herbestemming ‘de Van Heutz’, na zeven jaar leegstand, moet krijgen. Nieuw is die worsteling niet, want problemen rond de bestemming van de gebouwen vormen een constante in de rijke geschiedenis van het complex.

Generaal Joannes Benedictus van Heutsz (1851-1924), naar wie de Van Heutszkazerne in Kampen is genoemd. Hij was als gouverneur-generaal van Nederlands-Indië een van de belangrijkste figuren uit de Nederlandse koloniale geschiedenis. Decennialang was hij een volksheld. Na ‘het verlies van Indië’ in 1949 werd hij door zijn jarenlange bloedige schrikbewind in Atjeh aan het einde van de negentiende eeuw steeds meer het omstreden symbool van een verwerpelijk koloniaal bewind.

Anderhalve eeuw garnizoenshistorie

De ligging van Kampen, aan de zuidoever van de IJsselmonding bij één van de weinige bruggen over de rivier, is eeuwenlang van groot militair-strategisch belang geweest. Tot de Franse Tijd (1795-1813) loste het stadsbestuur de door de landsregering verplichte legering of ‘kazernering’ op met het huren van particuliere panden. Nadien veranderden de inzichten en besloot Kampen dat het, net als andere strategisch gelegen steden in het land, een grote eigen kazerne moest krijgen. In het oude Kamper Buitenkwartier, aan een plein op de belangrijke Oudestraat en met uitzicht op de IJssel, verrees de Buitenkazerne, die vanaf 1830 de Nieuwe Kazerne werd genoemd. Hier konden 600 man worden gelegerd. De twee andere kazernes in Kampen zijn van latere datum. De Koornmarktkazerne was een oud schoolgebouw waarin rond 1880 de Hoofdcursus werd ondergebracht, een officiersopleiding voor beroepsonderofficieren. De Vloeddijkkazerne was oorspronkelijk een weeshuis, dat ter compensatie voor het vertrek van de Hoofdcursus rond 1925 werd bestemd als kazerne voor de school reserveofficieren. Na de afscheiding van België in 1839 werd het Nederlandse leger ingekrompen en dat kostte Kampen haar garnizoen, waardoor de Van Heutszkazerne leeg kwam te staan. Terwijl het kazernecomplex in 1844 met pijn en moeite kon worden herbestemd als tijdelijk rijksentrepot (opslagplaats), startte het stadsbestuur een lobby bij Defensie om een nieuw militair onderdeel in de stad te kunnen onderbrengen. Het duurde nog zes jaar, maar het lukte. In 1850 werd het Instructie-Bataljon ‘het I.B.’ opgericht, een korporaalsopleiding voor jongens vanaf zestien jaar die dienden in Nederland of Nederlands-Indië. Ten behoeve van het I.B. werd de kazerne in de negentiende eeuw aan de stadszijde stukje bij beetje verder uitgebreid, om uiteindelijk in 1876 haar hedendaagse vorm te krijgen. De hoofdingang en de zuidvleugel zoals ze nu nog bestaan dateren van 1853.

De exercitieloods van de Van Heutsz, gefotografeerd rond de eeuwwisseling, waar de militairen binnen exercitielessen kregen omdat ze op straat te vaak werden gehinderd door slecht weer of Kamper jeugd.

Minister-president Hendrik Colijn, als I.B.’er ooit opgeleid in de Van Heutszkazerne, overhandigde bij een reünie van het Instructie-Bataljon in 1938 een herinneringsvaandel. Pas bij deze gelegenheid werd de Kamper kazerne officieel Generaal J.B. van Heutszkazerne gedoopt. Het reüniecomité, met Colijn als erevoorzitter, had in 1938 geld overgehouden. Met dat geld werd het uurwerk aangeschaft dat nog altijd boven de hoofdingang prijkt.

In 1924 werd het I.B. opgeheven en nadien was de kazerne tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog in gebruik bij de School Reserve Officieren Infanterie I (SROI.I). Bij een grote reünie van voormalige militairen van het I.B. werd de kazerne in 1938 uiteindelijk vernoemd naar generaal Joannes Benedictus van Heutsz (1851-1924), van 1904 tot 1909 gouverneur-generaal in Nederlands-Indië. Hij was in 1867 als vrijwilliger van het I.B. in de kazerne opgeleid en gold als de beroemdste zoon van de opleiding en dus van de kazerne. Tijdens de oorlog kreeg de Duitse bezetter het er voor het zeggen. Met name in de Hongerwinter 19441945, toen de nazi’s de kazerne gebruikten als tussenstop in de massale gevangenentransporten in het kader van de Arbeitseinsatz, speelden zich in en rond de Van Heutsz dramatische taferelen af. Ruim 120.000 Nederlandse mannen werden in de laatste winter van de oorlog bij razzia’s in de grote steden willekeurig opgepakt voor tewerkstelling in Duitsland. Ongeveer 35.000 van hen zijn voor kortere of langere tijd ondergebracht geweest in de kazerne. ‘Duizenden zijn echter zonder eten verder getransporteerd,’ zo meldt een naoorlogs rapport van het Rode Kruis. De gevangenen kwamen vanuit het westen per rijnaak in Kampen aan, om vervolgens na een kort verblijf per trein verder te gaan naar Duitsland. Ze werden ondergebracht in de kazerne, die al snel veel te klein bleek. Er was te weinig stro, water en wc’s, terwijl de meeste gevangenen soms drijfnat van de regen binnenkwamen, nadat ze urenlang kleumend op de IJsselkade hadden gestaan. Het aantal zieken nam snel toe, mede door de erbarmelijke omstandigheden in de overbevolkte kazerne. De wanorde en vervuiling waren al na een week onbeschrijflijk. Na vertrek van het laatste transport uit Kampen, kwam aan deze toestanden een einde.

Direct na de oorlog werden de rollen omgedraaid en werden opgepakte nazi-sympathisanten kortstondig opgesloten in de Van Heutsz. Daarna keerde een klassiek militaire bestemming terug: de kazerne ging onderdak bieden aan een opleidingsonderdeel van dienstplichtigen voor de militaire administratie, de 2e COAK (Centrale Opleiding Administratief Kader, de 1e COAK zat in Middelburg) verliet in 1973 als laatste de kazerne, waarmee een einde kwam aan bijna anderhalve eeuw garnizoenshistorie in Kampen.

Onderdak voor onderwijs

Tussen 1973 en 1978, de tweede lange periode van leegstand, werden delen van de Van Heutsz gebruikt door verenigingen en clubs die om wat voor reden dan ook onderdak nodig hadden. Muziekkorpsen, een sociaal werkproject, jongerenclubs, een bejaardensoos, een boekopslag voor uitgeverij Kok: er was ruimte voor iedereen. Intussen ging het stadsbestuur onder leiding van de toenmalige burgemeester Sybren van Tuinen op sjouw door het land om te kijken naar voorbeelden van succesvol hergebruik van oude kazernecomplexen. De resultaten die burgemeester Van Tuinen tussen 1970 en 1978 op diverse terreinen boekte, zijn niet los van elkaar te zien. Kampen had het door het vertrek van de militairen en enkele grote industrieën in die jaren economisch verschrikkelijk moeilijk en Van Tuinen wilde de stad weer laten leven. Hij zette in op behoud van de Theologische Hogeschool door versterking van het hoger onderwijs én door restauratie van de oude binnenstad. Voor het laatste was de status van rijksmonument, die hij in 1975 voor de stad binnenhaalde, van cruciaal belang. Voor een opknapbeurt van het oude centrum was onderhoud en herbestemming van de drie grote lege Kamper kazernes van groot belang: de Van Heutsz, de Vloeddijkkazerne en de kazerne aan de Koornmarkt. Met name de Van Heutsz ervoer Van Tuinen als ‘een molensteen om de nek’. Naar de smaak van de burgemeester lag een cultuurhistorische invulling het meest voor de hand.

Bij een verbouwing van de exercitieloods van de Van Heutsz in 1982 tot werkplaats voor de kunstacademie, werden teksten op de muur aangetroffen die in de Hongerwinter (19441945) door gevangenen waren aangebracht. Ze zaten opgesloten in afwachting van vertrek naar Duitse werkkampen in het kader van de Arbeidseinsatz.

Uiteindelijk gaf de voormalige kazerne in 1976 de christelijke sociale academie De IJsselpoort onderdak. Deze nieuwe HBO-instelling, opgericht vanuit de synodaal gereformeerde theologische hogeschool in Kampen, nam haar intrek in het Torengebouw . Toen Van Tuinen vervolgens bij zijn oude vriend Klaas de Jong Ozn, die staatssecretaris van onderwijs was, ‘zijn’ Van Heutszkazerne in de strijd gooide, ging het hard. Kampen werd een academiestad. Tussen 1976 en 1981 startten er in de kazerne vier christelijke academies: de sociale academie, een kunstacademie, een expressieacademie en een academie voor journalistiek. Het militaire complex bleek uitstekend geschikt voor kleinschalig hoger beroepsonderwijs. Stukje bij beetje werd het in bezit genomen door de voor Kamper begrippen nogal excentrieke studentenbevolking. Ook het kamerprobleem dat met de groei van de studentenpopulatie ontstond, werd tijdelijk opgelost met de Van Heutsz. Kunstacademiedirecteur Dirk van Sliedregt telde de hokjes op de voormalige slaapzolders en zei: ‘Dit is een kazerne, hier sliepen soldaten, dus dat moet met studenten ook kunnen.’ Aldus geschiedde. Vanaf 1979 werd op de zolders kortstondig, maar intensief, gewoond door studenten. De gemeente trapte na een tijdje echter op de rem en verbood bewoning van de zolder wegens brandgevaar. Terecht, zo bleek al snel. In 1982 brak een grote brand uit, waarna een grote renovatie plaatsvond.

Als gevolg van schaalvergroting in het hoger onderwijs onder minister Wim Deetman vertrokken in 1987, 1989, 1998 en 2003 de vier Kamper academies naar Zwolle, waar ze deel gingen uitmaken van de Christelijke Hogeschool Windesheim en ArtEZ hogeschool voor de kunsten. Het Van Heutszcomplex had een vrijwel onbetaalbare, maar broodnodige renovatie moeten ondergaan om als academiegebouw geschikt te blijven. Het kwam er niet meer van. Het duurde nog vijf jaar voordat in 2009 toch een begin werd gemaakt met een grote verbouwing. Een nieuwe bestemming was daarmee nog niet gevonden.

Verborgen in de toekomst

De gemeente Kampen, die het pand na het vertrek van de kunstacademie had teruggekocht, deed het complex over aan woningbouwvereniging DeltaWonen die er aanvankelijk 45 appartementen en winkels in wilde maken. De vergunningen waren nog niet rond toen de economische crisis in 2008 uitbrak en DeltaWonen de stekker eruit trok. Momenteel wordt gewerkt aan plannen voor een groot erfgoedcentrum, waarbij onder andere het Kamper Gemeentearchief, de IJsselacademie en de Openbare Bibliotheek moeten gaan samenwerken. De sterren voor dit idee staan beter dan ooit nu dit deel van de Kamper binnenstad schreeuwt om een nieuwe impuls, maar rond is het allemaal nog lang niet. Als de steigers straks zijn verdwenen, blinkt de Van Heutszkazerne als nooit tevoren, maar welke bestemming het grootste monumentale gebouw van de Kamper binnenstad tegemoet zal gaan, ligt verborgen in de toekomst. ■

Studenten van de Kamper kunstacademie schilderen in het kader van een kunstmanifestatie op 13 mei 1980 de ‘Kop van Van Heutsz’ blauw. Dat het beeld in werkelijkheid Koning Willem III voorstelt, is lang niet bij iedereen bekend. De ‘kop’ werd in 1901 bij het vijftigjarig bestaan van het I.B. geschonken door het gemeentebestuur. Op de avond van 22 februari 1982 brak in de noordvleugel van de Van Heutz brand uit. Er vielen geen doden of gewonden, maar de spectaculaire beelden van de brandende kazerne haalden wel het televisiejournaal. Rond half elf in de avond was het gevaar geweken. De nok en twee verdiepingen waren verdwenen; alleen de stenen muren en de gemetselde schoorstenen stonden nog overeind.

De Van Heutszkazerne in 1970, een van de laatste jaren dat het een militaire functie had.

This article is from: