5 minute read
Hoogstamfruit in de IJsselstreek De bovenverdieping van de veehouderij
Boven: Een boomgaard in de tegenwoordige tijd in Veessen met het roodbonte MRIJ (Maas-Rijn-IJssel)-vee in (en als) de benedenverdieping. Inzet: Een boomgaard in het verleden aan de Twelloseweg in Terwolde.
Hoogstamfruit in de IJsselstreek
De bovenverdieping van de veehouderij
Driekwart eeuw geleden waren de IJsseloevers in het voorjaar linten van bloeiende fruitbomen. Alleen tussen Deventer en Zwolle moet wel 2500 hectare aan hoogstamfruitbomen - appel, peer, kers en pruim - hebben gestaan. Hier en daar staan nog flarden, kleine slierten van de hoogstamboomgaarden van weleer. Met hulp van enthousiaste boeren, buitenlui en vrijwilligers worden nu restanten van die oude boomgaarden onderhouden en in stand gehouden. Nieuwe bomen worden geplant.
De fruitteelt kende een bloeiperiode van een kleine honderd jaar en duurde tot de jaren zestig van de twintigste eeuw. De aanleg van fruitboomgaarden werd aantrekkelijk, toen tijdens de agrarische crisis in het laatste kwart van de negentiende eeuw de prijzen van graan sterk begonnen te dalen. De toegenomen internationale handel, mede als gevolg van de komst van treinen en schepen, bracht goedkoper graan uit verre landen en de Nederlandse akkerbouwers konden daar niet tegenop. Zij moesten zoeken naar andere gewassen en de fruitteelt was in ieder geval een landbouwtak die zich gemakkelijk liet combineren met de veehouderij. De bomen stonden in het weiland waar de koeien graasden. Eigenlijk was het de tweede verdieping van de veehouderij: beneden de koeien of ander vee, boven het fruit. De combinatie van fruit en vee is overigens niet altijd ideaal. Jonge boompjes kunnen een prooi worden van het grazende vee, terwijl het vallend fruit dat in ontbinding raakt niet goed is voor de koeien. De dieren raken er dronken van. In de IJsselstreek kwam de fruitteelt vanaf het begin van de twintigste eeuw tot bloei. De teelt zorgde voor extra bedrijvigheid en in het Gelderse Terwolde werd een Fruitteelt Vakschool opgericht, die de aankomende fruittelers bovenop de normale land- en tuinbouwopleiding een extra, op de teelt gerichte, opleiding bood. In Deventer, Olst en Wijhe waren fruitveilingen en in Veessen stond een stroopfabriek. In bepaalde periode’s waren alle handen nodig om het werk gedaan te krijgen. Tijdens de oogstperiode hielpen huisvrouwen de telers om de appels en peren netjes van de bomen te krijgen. Als de oogst op stam was verkocht, moest de koper zelf voor extra manschappen zorgen om de vruchten afgevoerd te krijgen. Vaak bleven kopers met hun plukkers - soms hele gezinnen - in de omgeving overnachten.
Rassen
Hoewel de fruitteelt in de IJsselstreek voor ruim 80 procent uit appelbomen bestond, kende het gebied geen eigen streekspecifieke rassen. Er was een grote variëteit in rassen met welluidende namen als Sterappel, Schone van Boskoop, Lemoen, Yellow Transparant, Present van Engeland of bij de peren de Gieser Wildeman, de Winterjan, de Zoete Brederode
Rob Le Rutte, secretaris van de Stichting IJsselboomgaarden, met een zelfgemaakt plukschort.
of bij de pruimen de Czaar de Bellevin, de Dubbele Boerenwitte en de Eldense Blauwe. Overal langs de IJssel werden de bomen, die een hoogte van wel vijf of zes meter konden bereiken, aangeplant. In de jaren zestig kwam vanwege een overproductie in Europa aan de fruitteelt abrupt een einde. Bovendien werden de veel efficiëntere laagstamfruitbomen geïntroduceerd. De Europese Unie stimuleerde met premies het rooien van hoogstamfruitbomen.‘Toen is een enorme oppervlakte aan hoogstamboomgaarden verdwenen’, aldus Rob le Rutte, secretaris van de Stichting IJsselboomgaarden. ‘Naar schatting 80 tot 90 procent verdween. Nu is er misschien nog 250 hectare over, vooral aangeplant of hersteld uit liefhebberij. Professionele gespecialiseerde fruittelers hebben niet meer de gevarieerde boomgaarden van een halve eeuw geleden. Zij voeren gewilde rassen, zoals de Elstar en de Kanzi. Onderzoekers in Wageningen kijken naar de ontwikkeling van nieuwe rassen die geen allergische reacties veroorzaken.’ Op sommige plekken zijn echter nog oude fruitbomen te vinden. Zeker peren- en appelbomen kunnen het een mensenleven vol houden. De kers en de pruim worden minder oud, veertig tot zestig jaar. Inmiddels staan er echter meer jonge hoogstambomen dan oude, weet Le Rutte. Landschap Overijssel en ook gemeenten hebben de afgelopen jaren gestimuleerd dat op erven fruitbomen worden aangeplant.
Vakmanschap
Er is vakmanschap nodig om de hoogstambomen te onderhouden, weet ook de Kampense huisarts Angela Appel, een van de actieve vrijwilligers van Landschap Overijssel. Hoe moet je een boom snoeien: welke takken moeten weg, en welke juist niet? En hoe klim je veilig in een boom om te gaan zagen en snoeien? Hoe herken je ziekten en plagen? Landschap Overijssel en de ‘hoogstambrigade’ Zwolle, één van de twaalf in de provincie, helpen haar de kennis op peil te houden. Het landschap fleurt er letterlijk van op en ook haar eigen bomen hebben er profijt van. Soms komt ze oude bomen tegen die door schimmels en bacteriën zo erg zijn aangetast dat ze heel grote stukken moet wegsnoeien. ‘Dan komt een eigenaar wel eens naar me toe met de vraag of ik de boom nog wel heel laat. Maar zo’n boom is ziek. Je moet hem weghalen, voordat ook andere bomen worden aangetast.’ ■
Rechtsboven: Angela Appel heeft in haar eigen tuin zes appelbomen staan, de Alkmene, de Notarisappel, de Lunterse Pippeling, de Bellefleur, de Groninger Kroon en de Court Pendu. Drie bomen bieden zomerse koelte als de zon het Kampense herenhuis uit de zeventiende eeuw aan de Vloeddijk vanuit het zuiden bestraalt, drie andere laten zich leiden langs de zijmuren van de tuin. Recepten voor appeltaart heeft ze altijd bij de hand.
Vrijwilligers
Verspreid over de hele provincie ondersteunt Landschap Overijssel zo’n 3500 vrijwilligers bij hun werkzaamheden in natuur&landschap. Niet alleen de vrijwilligers die direct verbonden zijn aan de stichting in bijvoorbeeld de eigen natuurterreinen of bezoekerscentra, maar ook de meer autonome vrijwilligersgroepen die actief zijn op het gebied van soortenbescherming en landschapsbeheer. Landschap Overijssel ondersteunt twaalf hoogstambrigades door onder andere cursussen aan te bieden en gereedschap voor het snoeien van de fruitbomen te leveren. Zo kunnen deze vrijwilligers hun kennis en vaardigheden en daarmee de schoonheid van natuur&landschap op peil houden.