110258_Overijssel_3_2011_Opmaak 1 07-06-11 10:13 Pagina 28
Landschap Overijssel is in 1999 ontstaan uit een fusie tussen Landschapsbeheer Overijssel en Het Overijssels landschap, dat al in 1932 werd opgericht. Anno 2011 beheert Landschap Overijssel ruim 5.000 hectare aan natuurterreinen en landgoederen. @ Zie voor meer informatie: www.landschapoverijssel.nl
28
www. library.wur.nl www. ijsselhoeven.nl www.alterra.wur.nl
Hoogstamfruit in de IJsselstreek
De bovenverdieping van de veehouderij Driekwart eeuw geleden waren de IJsseloevers in het voorjaar linten van bloeiende fruitbomen. Alleen tussen Deventer en Zwolle moet wel 2500 hectare aan hoogstamfruitbomen - appel, peer, kers en pruim - hebben gestaan. Hier en daar staan nog flarden, kleine slierten van de hoogstamboomgaarden van weleer. Met hulp van enthousiaste boeren, buitenlui en vrijwilligers worden nu restanten van die oude boomgaarden onderhouden en in stand gehouden. Nieuwe bomen worden geplant. e fruitteelt kende een bloeiperiode van een kleine honderd jaar en duurde tot de jaren zestig van de twintigste eeuw. De aanleg van fruitboomgaarden werd aantrekkelijk, toen tijdens de agrarische crisis in het laatste kwart van de negentiende eeuw de prijzen van graan sterk begonnen te dalen. De toegenomen internationale handel, mede als gevolg van de komst van treinen en schepen, bracht goedkoper graan uit verre landen en de Nederlandse akkerbouwers konden daar niet tegenop. Zij moesten zoeken naar andere gewassen en de fruitteelt was in ieder geval een landbouwtak die zich gemakkelijk liet combineren met de veehouderij. De bomen stonden in het weiland waar de koeien graasden. Eigenlijk was het de tweede verdieping van de veehouderij: beneden de koeien of ander vee, boven het fruit. De combinatie van fruit en vee is overigens niet altijd
D
ideaal. Jonge boompjes kunnen een prooi worden van het grazende vee, terwijl het vallend fruit dat in ontbinding raakt niet goed is voor de koeien. De dieren raken er dronken van. In de IJsselstreek kwam de fruitteelt vanaf het begin van de twintigste eeuw tot bloei. De teelt zorgde voor extra bedrijvigheid en in het Gelderse Terwolde werd een Fruitteelt Vakschool opgericht, die de aankomende fruittelers bovenop de normale land- en tuinbouwopleiding een extra, op de teelt gerichte, opleiding bood. In Deventer, Olst en Wijhe waren fruitveilingen en in Veessen stond een stroopfabriek. In bepaalde periode’s waren alle handen nodig om het werk gedaan te krijgen. Tijdens de oogstperiode hielpen huisvrouwen de telers om de appels en peren netjes van de bomen te krijgen. Als de oogst op stam was verkocht, moest de koper zelf voor extra man-
schappen zorgen om de vruchten afgevoerd te krijgen. Vaak bleven kopers met hun plukkers - soms hele gezinnen - in de omgeving overnachten.
Rassen Hoewel de fruitteelt in de IJsselstreek voor ruim 80 procent uit appelbomen bestond, kende het gebied geen eigen streekspecifieke rassen. Er was een grote variëteit in rassen met welluidende namen als Sterappel, Schone van Boskoop, Lemoen, Yellow Transparant, Present van Engeland of bij de peren de Gieser Wildeman, de Winterjan, de Zoete Brederode Boven: Een boomgaard in de tegenwoordige tijd in Veessen met het roodbonte MRIJ (Maas-Rijn-IJssel)-vee in (en als) de benedenverdieping. Inzet: Een boomgaard in het verleden aan de Twelloseweg in Terwolde.