10 minute read
Zij kwamen om te dienen
DOOR: MARCEL MENTINK
De zusters Franciscanessen uit Denekamp
Op 23 november 1875 kwam Moeder Anselma lopend vanuit het Duitse Thuine met de eerste drie zusters naar Noord Deurningen. De nog jonge Congregatie der zusters Franciscanessen zocht een veilig heenkomen nadat er in Duitsland door kanselier Bismarck strenge wetten (Kulturkampf) waren afgekondigd die alle congregaties van religieuzen verbood. Ze konden, net over de grens, met behulp van legaten en garantstellingen hun intrek nemen in ‘Huize Noord Deurninge’ aan de weg tussen Denekamp en Lattrop. Ze werden welkom geheten door de buurman die, naar oud Twents gebruik, voor hen het haardvuur aanstak. Het huis, beter bekend als het Gravenhuis, was een leegstaand pand dat eigendom was geweest van J.M. Roessingh Udink, eigenaar van Singraven.
Bij gebrek aan geld probeerden de zusters Franciscanessen het huis helemaal zelf op te knappen. ‘Alles tot meerdere eer van God’ was het motto dat ze dagelijks herhaalden. Naast het opknappen van het huis werd er een kapel ingericht gewijd aan de Heilige Nicolaas en door de pastoor ingezegend. Vanaf dat moment werd het de Nicolaasstichting. Deze pastoor Van den Bosch had de komst van de zusters via de preekstoel al wereldkundig gemaakt en daarom werden ze ook al regelmatig bij de zieken geroepen. Soms werden ze gehaald, vaak moesten de urenlange wegen te voet worden afgelegd.
Naast deze ‘wijkverpleging’ kregen ze nog een tweede taak: de opvang van verwaarloosde kinderen. Zo langzamerhand leerde Twente de zusters uit Denekamp kennen. Om in hun levensonderhoud te voorzien, zetten de zusters in de periode 1880 -1920 een pensionaat op voor beter gesitueerde Duitse meisjes. Daarna begonnen ze in samenwerking met de Aartsdiocesane Boeren- en Tuindersbond in het klooster een huishoudschool voor jonge boerinnen: de boerinnenschool. Later gevolgd door huishoudscholen in Weerselo, Haaksbergen en Tubbergen.
In de jaren daarna breidde deze congregatie zich steeds verder uit en trok het groeiend aantal zusters verder Twente in. Nadat ze in Enschede de familie Elderink, die door de tyfus-uitbraak getroffen was, geholpen hadden, besloot de deken van Enschede dat daar een katholiek ziekenhuis moest komen waarbij de patiënten aan de zorg van de zusters moesten worden toevertrouwd. Zo geschiedde. Daarna bouwden ze (te)huizen in Lochem, Almelo, Tubbergen, Weerselo, Enter, maar ook Coevorden, Apeldoorn, Sappemeer en tot aan Indonesië toe.
Maar wat deden die zusters nu in het dagelijks leven? Uiteraard werd er veel gebeden, het was per slot van rekening een religieuze instelling. Laten we eens een paar van deze zusters voor het voetlicht brengen.
Zuster M. Clementien
Zr. Clementien werd geboren in 1909, deed haar intrede bij de zusters Franciscanessen in 1936 en ze legde de geloften voor het leven af in 1942. Na haar professie, de eerste tijdelijke geloften die door de novice worden afgelegd, volgde ze in het St. Jozefziekenhuis in Enschede de opleiding tot verpleegkundige. Daarna deed ze de opleiding tot wijkverpleegkundige. Ze heeft bijna veertig jaar gewerkt in de wijkverpleging in Apeldoorn, Haaksbergen en Bornerbroek. Daarna werkte ze in Huize St. Jozef in Lochem, een huis dat open stond voor iedereen die zorg nodig had. In 1998 ging ze terug naar het moederhuis in Noord Deurningen waar ze overleed in 2004.
Zuster M. Romualdis
Zr. Romualdis werd als boerendochter in een groot gezin geboren in 1913. Zij deed haar intrede in 1934 en haar geloften voor het leven legde ze af in 1936. Na haar professie volgde ook zij in het St. Jozefziekenhuis in Enschede de opleiding tot verpleegkundige en werkte daar tot 1948.
Op 5 mei van dat jaar werd zij, samen met enkele medezusters, uitgezonden naar de missie in Indonesië. Het eerste jaar werkte zij in het ziekenhuis te Palembang bij de zusters van Charitas en aansluitend drie jaar in het ziekenhuis te Baturadja.
In 1952 werd ze verplaatst naar het ziekenhuis in Metro. Naast haar taak in de verpleging was zij hier tevens overste van de communiteit. Ondanks dat ze veel last had van malaria bleef ze een blijmoedig mens en genoot ze van de mensen en haar werk waar ze veel aandacht had voor de patiënten. In 1979 schreef ze in een brief aan haar broer dat ze het daar in Metro nog steeds erg druk had met bevallingen en zieke kinderen. Ze keerde in 1983 terug naar Nederland, eerst naar Lochem en later naar het moederhuis waar ze overleed in 2008.
Zuster M. Irmgilda
Zr. Irmgilda werd geboren in het jaar 1915 en is in 1938 ingetreden in het klooster in Noord Deurningen. Ze legde de geloften voor het leven af in 1945. Ze volgde de opleiding tot ziekenverpleging in Apeldoorn en bleef daar werken tot 1955. Vervolgens kwam ze te werken in het ziekenhuis in Almelo als hoofd van de ziekenafdeling en dat deed zij tot haar pensioen in 1972. Daarna verrichte ze nog lichte werkzaamheden in, onder andere, de pastorie in Tubbergen. Na een hersenbloeding in 1976 verbleef ze in de Molenkamp in Oldenzaal en de laatste twee jaar bracht ze door in het rusthuis St. Jozef in Noord Deurningen waar ze in 1994 overleed.
Zuster M. Rosalien
Zr. Rosalien werd geboren in 1926. Ze deed haar intrede in 1951 en legde de geloften af in 1959. Nadat Zr. Rosalien haar studie voor verpleegkundige had afgesloten, deed zij haar intrede in de Congregatie. Na haar professie was ze gedurende 32 jaar werkzaam in het St. Liduïna-ziekenhuis (het latere Lukasziekenhuis) in Apeldoom. Zij was een zeer kundige verpleegster. Als hoofd van de afdeling neurologie werkte zij veel samen met de doktoren. Zij zette zich letterlijk met hart en ziel in voor de patiënten en voor allen die hulp nodig hadden. Deze inzet verwachtte ze echter ook van haar collega’s en van de leerlingverpleegsters.
De eerste jaren liepen alle zusters nog in habijt, maar eind jaren zestig ruilden zij die in voor gewone burgerkleding. Zij was de laatste der Franciscanessen die het ziekenhuis verliet. Na haar pensioen zorgde ze voor de gasten in het St. Clara convent in Denekamp. In 1988 werd ze benoemd tot Overste van Huize St. Jozef in Noord Deurningen waar ze de zorg van haar medezusters op zich nam. Negen jaar later vertrok ze naar de communiteit St. Maria. In 2005 werd ze getroffen door een hersenbloeding en ze overleed in 2007.
Zuster M. Remigi
Zuster Remigi werd als boerendochter geboren in 1929. Ze deed haar intrede in 1955 en ze legde de geloften voor het leven af in 1963. Na haar professie kwam zuster Remigi als verpleegkundige naar het St. Elisabeth Ziekenhuis (later Twenteborg) te Almelo. Ze werd daar hoofd van de afdeling geriatrie. Ze werd geroemd om haar liefdevolle zorg voor de patiënten en gevreesd door de verpleegsters om haar absolute reinheid. Alles moest altijd perfect schoon en hygiënisch zijn.
Bij haar afscheid in 1989 werd voorgesteld om de afdeling om te dopen tot Remigiatrie, want zij wàs die afdeling. Na haar afscheid in 1989 kreeg zij de zorg voor een aantal zieken, die vanuit het ziekenhuis te Almelo in Het Wedervoort te Wierden werden verzorgd. In 1993, toen in Utrecht het ‘Clarahuis’ werd opgericht, werd zij tot leidster van het convent benoemd zoals zij dat ook in Wierden was. In oktober 1995 kwam ze naar het rusthuis St. Jozef te Denekamp. Ze overleed daar begin 1996.
Grote verantwoordelijkheid
Natuurlijk heb ik deze zusters niet zomaar gekozen. Het zijn de tantes en zussen van mijn moeder. In het dagelijks leven heetten ze respectievelijk: Leida, San en Anneke Droste en Marietje en Riek Busscher. Allen katholieke boerendochters uit Mander en Tubbergen. Waarom ze gekozen hebben voor het klooster? Ik weet het niet; er werd in elk geval geen druk uitgeoefend. Veel Twentse meiden traden in het klooster. In 1947 traden er dertig vrouwen in, 24 ervan kwamen uit Twente.
Wat opvalt is dat al deze zusters een leidinggevende en verantwoordelijke positie bekleedden in de ziekenverzorging, of het nu in Nederland of in Indonesië was in een periode waarin de meeste vrouwen na hun huwelijk het arbeidzame leven achter zich lieten. Ze begonnen als verpleegster en door studie en inzet hebben ze zich opgewerkt en staande gehouden.
Vakantiehuisje
De zusters die niet in het klooster werkzaam waren, zoals Rosalien en Remigi, hadden behoorlijk veel vrijheid. Ze woonden, met enkele medezusters, in een huis dicht bij het ziekenhuis. Ze beschikten over kleedgeld, deden hun eigen boodschappen, hadden regelmatig een vrije dag en gingen minstens een keer per jaar op vakantie. Favoriet waren toch wel Lourdes, Rome en Duitsland. Het klooster beschikte zelfs over een vakantiehuisje in Vasse op nog geen twee kilometer van het ouderlijk huis. Daar werd met genoegen gebruik van gemaakt! Toen ze uiteindelijk stopten met werken moesten ze (dat was de regel) terug naar het moederhuis. Dat viel hun wel zwaar: het veel strengere kloosterleven waren ze na jaren relatieve vrijheid niet meer gewend.
Op het klooster in Noord-Deurningen heb ik meerdere jubilea mogen bijwonen. De zusters kregen die dag een mooie broche opgespeld die ’s avonds weer moest worden ingeleverd. Bij de geloften voor het leven hoorde immers ook de gelofte van armoede. Soms ging dat wel erg ver.
Toen een oom van mijn tantes overleed en zij en hun tantes (Clementien, Romualdis en Irmgilda) een flinke som geld erfden ging dat linea recta naar de bankrekening van het klooster. Ze hebben er geen cent van gezien.
Het heden
Door de jaren heen is er een enorme vergrijzing opgetreden, nieuwe aanwas was er niet of nauwelijks. Zelfs de toekomst van het klooster was onzeker. Enkele jaren geleden is toch besloten om het klooster in stand te houden. Er kwamen vier zusters vanuit Indonesië naar Denekamp en enkele jaren later kwamen er nog drie bij. In totaal wonen er nog zo’n 50 zusters in Denekamp. De jongere zusters zijn dagelijks bezig met het bijstaan van de oudere zusters, het voortzetten van de zending, maar ze zijn ook op zoek naar manieren om zichzelf te vernieuwen. Het klooster is nu veel meer een ontmoetingscentrum van geloof, bezinning en spiritualiteit.