3 minute read

Gedreven koperwerk in Hengelo

DOOR: MARCEL MENTINK

Enigszins verscholen in het centrum van Hengelo staat het ‘Museum Hengelo’. Dit museum is onlosmakelijk met de geschiedenis van Hengelo verbonden, heeft een unieke cultuurhistorische collectie van Hengelo: op verschillende manieren wordt de cultuur en de geschiedenis van Hengelo in beeld gebracht.

Foto: Marcel Mentink

Foto: Marcel Mentink

Foto: Marcel Mentink

Het museum probeert op een aantrekkelijke en heldere wijze te verklaren waarom Hengelo eruit ziet zoals ze eruit ziet, hoe de stad zich ontwikkeld heeft in de afgelopen eeuwen en wat daarbij verloren is gegaan (heel veel) en gespaard is gebleven. Maar meer nog dan het verhaal van de stad te vertellen, vertelt het museum verhalen over mensen. Mensen die in Hengelo gewoond hebben. Grote namen, vergeten namen en talloze mensen waarvan de namen in de mist van de geschiedenis opgelost zijn. Want Hengelo is geen stad geworden zonder al die mensen die daar gewoond en haar gebouwd hebben. Uiteraard ontbreken in dit museum niet de namen van de grote industriëlen als Stork en Dikkers. Zij zijn medeverantwoordelijk voor de wijze waarop deze stad zich heeft ontwikkeld. “Eind negentiende eeuw was het een trend van succesvolle ondernemers als Stork en Dikkers om zich met kunst bezig te houden”, vertelt Bert Engelsman, vrijwilliger en drijvende kracht achter de aanschaf van de ‘Dikkers-collectie’.

Op de derde verdieping van het Dikkers complex waren de Ateliers voor gedreven koperwerken gevestigd. Onder leiding van de ontwerper Johannes Vermeulen maakten leerlingen bij Dikkers gedreven koperen schaaltjes. Dikkers stuurde de leerlingen aanvankelijk naar de kunstnijverheidsschool in Zutphen om zich te bekwamen maar later was de heer A.E. van Kempen aan de eigen werkplaats verbonden en gaf hij les. Veel van de gereedschappen die gebruikt werden, werden door de koperslagers zelf gemaakt. In 1904 kwam Johanna van Eijbergen (1865-1950) naar Hengelo als ontwerpster. Ze was opgeleid aan de Haagse Academie voor Beeldende Kunsten en was bezig een naam op te bouwen. Onder haar leiding werden haar ontwerpen vormgegeven. De vazen, sierschalen en veel andere voorwerpen die werden gemaakt, werden voorzien van prachtige versieringen van gestileerde bloemen en dieren zoals insecten, vlinders en vissen. Haar onderwerpen sloten aan bij de art-nouveau stijl die toen in trek was. Een vrouwelijke ontwerper was natuurlijk heel bijzonder in die tijd.

Koper slaan is een ambacht; het met de hand vervaardigen van de voorwerpen kost veel tijd en vergt veel vakkennis. De gemaakte producten waren dan ook flink aan de prijs. In een originele catalogus is te zien dat een versierd bord met een diameter van 34 cm ƒ 40,00 kostte en een potje versierd met libellen, 10 cm hoog deed ƒ 24,00. Ter vergelijking: een arbeider bij Dikkers verdiende destijds ƒ 43,00 per maand. Er werden door de firma Dikkers door het gehele land verkooptentoonstellingen georganiseerd zoals bij Hotel de Graaff te Enschede in 1906. In de pers waren de reacties bijna altijd positief. Men prees de kunstvoorwerpen als artistiek, bijzonder en bezienswaardig en de uitvoering als hoogstand. Echter de verkoop stagneerde. Zoals eerder genoemd waren de prijzen van de voorwerpen nogal hoog en inmiddels was de industriële productie van koperwerk flink opgang gekomen, met flink lagere prijzen. De Ateliers voor gedreven koperwerken werden per 1 maart 1909 gesloten. Momenteel is er in het Drents Museum een expositie met als thema ‘vrouwelijke ontwerpers’. Museum Hengelo heeft negentien koperwerken van Johanna van Eijbergen daarvoor ter beschikking gesteld. Deze expositie loopt nog tot 18 september.

This article is from: