7 minute read

Deventer of Zwolle

DOOR: JAN HAVERKATE

Stedenstrijd leidde in 1654 tot de eerste Overijsselse mediaoorlog

Wat de burgers van Hasselt in mei 1657 overkwam, was in de Republiek nog nooit vertoond: overvallen worden door leden van de eigen landsregering. In dit geval ging het om de stadsbesturen van Zwolle en Kampen die persoonlijk verhaal kwamen halen in een slepend politiek meningsverschil en Hasselt twee dagen lang met kanonnen lieten bestoken. De afschuw over het gebeurde was algemeen en inspireerde een woedende burger tot het verbitterde gedicht:

Ghy borgers van Hasselt,sijt dit gedachtichen neemt geen meerSwolschen en Campers inals ghy sijt machtich,want dat sij u vijandt binnenconnen sij niet ontkennen.

Boven: Aflevering uit de pamfletserie over de Overijsselse Vrome Patriot waarin de aanhangers van de Zwolse partij ter verantwoording worden geroepen.

Het beleg van Hasselt was bepaald niet de enige maar wel de meest gewelddadige confrontatie in de burgeroorlog die de Staten van Overijssel tussen 1654 en 1672 verdeelde. In de strijd stonden twee coalities tegenover elkaar: een Deventer partij, bestaande uit Deventer en de ridderschap van Twente, en een Zwolse partij bestaande uit Zwolle en Kampen en de ridderschappen van Salland en Vollenhove. Kampen en de beide laatstgenoemde ridderschappen liepen later over naar de Deventer partij, maar Hasselt had die keuze al meteen in het begin gemaakt en daarmee de woede gewekt van Zwolle en Kampen met de bovengenoemde strafexpeditie als gevolg.

Conflict

Het conflict was ontstaan in april 1654, toen de Deventer partij bezwaar maakte tegen de benoeming van de Sallandse edelman Rutger van Haersolte tot drost van Twente, een benoeming die via een omstreden ambtenruil met Zwolle en Kampen tot stand was gekomen. Deventer had niet alleen bezwaar tegen de omstreden procedure, maar vond ook de kandidaat zelf ongewenst, aangezien het drostambt Salland ook al door een lid van deze familie werd bekleed. Uit frustratie over de Deventer afwijzing richtten de Zwolsen vervolgens een eigen landsregering op waarna de andere gewesten voor de vraag kwamen te staan wie de ware Staten van Overijssel waren, de Deventer Staten of de Zwolse.

De ruzie rond de benoeming was overigens niet meer dan een aanleiding. De diepere oorzaak van het conflict was dat de positie van Deventer als belangrijkste stad van Overijssel al voor het uitbreken van de Opstand (1568-1648) door de verzanding van de IJssel was verzwakt. Een proces dat tijdens de Opstand was versterkt doordat de stad zwaar onder het oorlogsgeweld had geleden, terwijl Zwolle zich in deze jaren redelijk had kunnen handhaven. De benoeming van Rutger van Haersolte werd in Deventer beschouwd als een Zwolse machtsgreep in een gebied dat van oudsher tot de invloedssfeer van Deventer werd gerekend.

Voorgevel van het zogeheten landshuis, dezetel van de Staten van Overijssel wanneer hetlandsbestuur in Deventer vergaderde. Het landshuislag naast het stadhuis aan het Grote Kerkhof.

Wat de Overijsselse partijtwisten interessant maakt, is dat het conflict een verzameling opleverde van maar liefst 124 pamfletten die samen de weergave vormen van een van de eerste vroegmoderne publieke debatten in de Republiek. Daarin toonden de Deventer tekstschrijvers zich verreweg de beste spindoctors. Doorwrochte declaraties en brieven, vrolijke straatliedjes, venijnige spotdichten en satirische toneelstukken, een veelheid van genres werd in de strijd geworpen om het publiek te overtuigen.

Aanvankelijk was de toon van de Deventer pamfletten zeker ook luchtig, zoals in het spotdicht uit 1654 met de titel O curvae in terras animae (citaat van de Latijnse dichter Persius waarin de mensensoort wordt beklaagd die zich alleen druk maakt om aards gewin maar blind is voor hogere idealen). In het spotdicht worden de leden van de Zwolse partij belachelijk gemaakt omdat zij over een vreedzame oplossing niet zelf durfden te komen onderhandelen, maar de duur betaalde Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau langs stuurden:

Is Zwolle en Campen sot, dat werd nu wel gelooft Waer heeft men wysheyt oyt gevonden sonder hooft? En dat ontbrack haer noch, en eerse dat bestelden, Wie sou doch sulke luy’ voor wijse derven schelden? Maer nu soo zijnse klaer, nu sit het hooft daer op, Is ’t lijf maer niet te swack voor sulken swaren kop. Dat salmen nu wel sien. En brengt haer dat geen hart aen,

En ander sinnen weer, zoo helpter hoofd noch start aen; Dies Zwol en Campen sal u werk nu zijn gelooft, So stelt u beter in, en komt niet sonder hooft.

Vrij vertaald: omdat de regenten van Kampen en Zwolle zichzelf blijkbaar niet slim genoeg vonden, gingen ze op zoek naar een hoofd met meer verstand (lees: stadhouder). Nu zij dat hoofd hebben gevonden, moeten ze oppassen dat het niet te zwaar wordt, omdat het lichaam (lees: de staat) deze (financiële) last anders niet kan dragen. Maar ze moeten vooral niet vergeten hun hart mee te brengen naar het vredesoverleg, anders helpt een nieuw hoofd ook niet.

Bittere toon

Hoe langer de strijd duurde, hoe bitterder de toon. In het gedicht Afgetrocken Mombackus van de Overyselsche Harpijen uit 1668 worden de Zwolse regenten voorgesteld als zakkenvullers (harpijen) en als goddeloos rapaille dat het volk van Overijssel jarenlang heeft uitgebuit, zoals in het volgende fragment:

Siet Overyssel nu eerst uit syn eygen ogen! En voelt en kent ter deegh hoe ’t is geringeloort! Is dees Provincie ten laetsten moe bedrogen En merrickt hoe men haren staat de neus doorboort? Ja! Sy begint te sien hoe een vergrootst Canalje So lang gedomineert heeft op haar vryicheên Sy merckt de knepen nu van het Godloos Rapalje En lett nu ernstelijck op voordeel van ‘t Gemeen

Aflevering uit de pamfletserie over de Overijsselse Vrome Patriot waarin de aanhangers van de Zwolse partijter verantwoording worden geroepen.

Het hoogtepunt in de Deventer pamfletten is de serie over de Overijsselse Vrome Patriot, het stereotype van de vaderlandlievende burger die opkomt voor de vrijheden en rechten van zijn stad en land. In de Deventer campagne is de Vrome Patriot de spindoctor bij uitstek. Eerst stelt hij zich aan het publiek voor als een bezorgde burger die zijn medeburgers wil informeren over de achtergronden van de partijtwisten. Daarna ontpopt hij zich als openbaar aanklager die op papier een gerechtelijke actie tegen Van Haersolte begint. Om te eindigen als volkstribuun die namens alle Overijsselse patriotten de vastgelopen partijstrijd wil oplossen.

Politieke strijd gewonnen

In hoeverre de Deventer pamfletten de uitkomst van de strijd beslissend hebben beïnvloed, is niet meer na te gaan. Feit is wel dat de Deventer partij de politieke strijd won: tot tweemaal toe werd zij door de Staten-Generaal tot het wettige landsbestuur uitgeroepen. Toch delfde de partij uiteindelijk het onderspit, nadat de Republiek in 1672 was ingenomen door de troepen van Frankrijk, Keulen en Munster. De schuld van de militaire nederlaag kregen de Hollandse raadpensionaris Johan de Witt en zijn aanhangers die in 1651 uit naam van de ware vrijheid geen opvolger van stadhouder-legeraanvoerder Willem II meer hadden aangesteld.

De woede van de Oranjegezinden richtte zich in Overijssel tegen de Deventer regenten die door hun Zwolse tegenstanders, handig gebruikmakend van de stemming in het land, met terugwerkende kracht werden geframed als aanhangers van de vermoorde Johan de Witt. Het gevolg was dat de stadhouder als legeraanvoerder en politiek leider terugkeerde op het toneel in de persoon van Willem III en niet alleen in Holland, maar ook in Overijssel schoon schip maakte. Een van zijn eerste daden was dat hij aan het aloude recht van Deventer om zijn eigen stadsregering te kiezen onmiddellijk een einde maakte. Voortaan benoemde hij de leden van de magistraat zelf, net als in Holland. Daarmee verloor Deventer de soevereine vrijheid die de stad door alle eeuwen heen als een kostbaar kleinood had gekoesterd en voor het behoud waarvan haar spindoctors zich twintig jaar lang hadden ingezet.

De 16 leden van de magistraat van Deventer geschilderd door Gerard ter Borch in 1667. Op de voorgrond devier stadssecretarissen. Op de prop papier op de vloer staat de handtekening van de schilder.

Meer hierover: Jan Haverkate, Spindoctors van de Gouden Eeuw. Een vergeten pamfletoorlog (1654-1675), diss., Zutphen 2020

This article is from: