6 minute read

Verdwenen spoorlijnen

DOOR: MARCEL MENTINK

Als je door een dorp of klein stadje loopt kom je af en toe wel eens straatnamen tegen als stationsstraat, parallelweg of spoorstraat. Maar hoe je ook je best doet: in geen velden of wegen zie je ook maar iets dat op een spoorlijn lijkt. Waar zijn ze gebleven?

Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (H.IJ.S.M.)

Op 20 september 1839 werd de spoorlijn Amsterdam – Haarlem officieel in gebruik genomen door de H.IJ.S.M. In rap tempo werden in de jaren daarna spoorlijnen aangelegd. Eerst (uiteraard) in het westen van het land, maar al in 1845 werd de lijn van Amsterdam naar Arnhem geopend. Snel breidde het aantal spoorlijnen uit, ook in Overijssel met stations in Zwolle (1864), Deventer (1865), Almelo (1865) en Enschede (1866).

Naast het aantal spoorlijnen schoten ook de diverse exploitatiemaatschappijen als paddenstoelen uit de grond. Eind negentiende eeuw telden we er al een tiental. De H.IJ.S.M. en de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen (S.S.) waren echter de enige die een enigszins landelijke dekking kenden. Andere maatschappijen, zoals de Noord-Brabantse, onderhielden alleen verbindingen tussen enkele provinciale steden zonder overstapmogelijkheden naar andere spoorwegmaatschappijen.

Lokaalspoorweg

In augustus 1878 kwam de Lokaalspoorwegwet tot stand, waarmee aanleg van goedkopere lijnen mogelijk → werd. De wet regelde namelijk een eenvoudiger beveiliging en een lagere asdruk. Baanwachterswoningen met bijbehorend personeel waren niet langer verplicht op lokaalspoorwegen, waarbij de maximale snelheid echter op 30 km/h werd gesteld. Daardoor ontstonden overal in Nederland plannen voor lokaalspoor- en tramwegen. Zo ook in Overijssel, waar bijvoorbeeld textielfabrikanten de mogelijkheden verkenden zelf te investeren in de aanleg van goedkopere railverbindingen. Al snel werden de plannen concreet en ontstond er een fijnmazig net van hoofdzakelijk lokaalspoorwegen, bedoeld om enerzijds fabrieken van de nodige grondstoffen, zoals kolen, te voorzien en anderzijds om werknemers naar en van hun arbeidsplaatsen te vervoeren.

Station Denekamp, wiki cc-by: Edwin Hinfelaar.

Geldersch-Overijsselsche Lokaalspoorweg Maatschappij (GOLS)

Deze door de Winterwijkse textielfabrikant Jan Willink opgerichte maatschappij was onder andere verantwoordelijk voor de lijnen Winterswijk-Neede-Boekelo-Hengelo en Neede–Haaksbergen-Hengelo. Deze lijnen werden eind negentiende eeuw in gebruik genomen, maar in 1936 staakte de NS al het reizigersvervoer tussen Boekelo en Hengelo en kort daarna ook op de rest van die spoorlijn. Grote delen van de spoorlijn werden opgebroken, maar op het baanvak tussen Boekelo en Haaksbergen rijdt de Museum Buurtspoorweg al jarenlang de toeristen heen en weer.

De lokaallijn Enschede-Oldenzaal werd in 1890 in het verlengde van de GOLS-lijn Boekelo-Enschede geopend, maar ook deze lijn was slechts een kort leven beschoren: in 1934 werd het reizigersvervoer gestaakt. Het goederenvervoer hield het nog tot de tachtiger jaren vol, maar werd toen ook stilgelegd.

Turfvervoer van Bergentheim

Denekamp – Oldenzaal

Station Denekamp was het beginpunt van de (tram)lijn Denekamp - Oldenzaal. Het station daar werd geopend in de zomer van 1903. Eigenlijk had de lijn in Nordhorn moeten beginnen, maar daar had men gebrek aan geld. De lijn zou uiteindelijk via Oldenzaal en Losser eindigen in Gronau. Vooral het vervoer van het personeel naar en van de (textiel)fabrieken was belangrijk. Maar, zoals zoveel met deze lijnen werd het personenvervoer in mei 1936 gestaakt. De opkomst van de bus en de fiets deden het aantal passagiers flink dalen. De economische crisis gaf de genadeslag. Het goederenvervoer werd beëindigd in juli 1942. Momenteel is het stationsgebouw in Denekamp in gebruik als atelier.

Neede – Hellendoorn

Deze lijn werd in 1910 geopend. Deze lijn vormde een schakel tussen de verschillende lokaalspoorlijnen in het oosten. Direct na de opening bleek het reizigersvervoer al niet te renderen. In 1925 werden diverse stations, waaronder Zuna reeds gesloten voor reizigers. Tel daarbij op de aanleg van het Twentekanaal, die de spoorlijn zou kruisen (en waarvoor een kostbare spoorbrug moest worden aangelegd) en het groeiend vrachtverkeer; voldoende reden om deze lijn in 1935 alweer grotendeels stil te leggen.

Spoorlijn Zwolle – Blokzijl

Nadat er al in 1881 plannen op tafel lagen, begon in 1912 de Nederlandsche Centraal Spoorweg Maatschappij (NCSM) de (tram)lijn tussen die twee plaatsen aan te leggen en in maart 1914 werd deze in gebruik genomen. De reis van ruim dertig kilometer duurde maar liefst twee uur. Maar al in 1934 werd deze lijn vervangen door een busdienst. Het vervoer was sterk teruggelopen in de crisisjaren en ondanks de smalle wegen bleek vervoer met bussen en vrachtauto’s goedkoper en sneller. De Spoorweg-Maatschappij riep een busdienst in het leven, De Noordwesthoek. Uiteindelijk hadden de voorbereidingen langer geduurd dan dat de tramlijn dienst had gedaan.

Spoorlijn Deventer – Ommen

Deze lijn werd in 1910 geopend door de Overijsselsche Lokaalspoorweg Maatschappij Deventer–Ommen (OLDO). Deze lokaaltrein kende haltes in Diepenveen, Eikelhof, Wesepe, Raalte en Lemelerveld. Het probleem was echter, dat er geen grotere plaatsen met inwoners, dus reizigers, of fabrieken aan de lijn lagen, afgezien van Deventer, Raalte en Ommen, die al een verbinding met Zwolle kenden. Ook de economische crisis zorgde voor een daling in het reizigersaantal. Na slechts vijfentwintig jaar wordt ook deze verbinding gesloten.

Halte Bergentheim

Deze halte is gebouwd aan de spoorlijn Zwolle – Hardenberg. Het was slechts een klein stationnetje dat in 1905 op het traject werd aangesloten vanwege de turfstrooiselfabriek aldaar. Maar de NS vond het niet meer rendabel om deze halte in stand te houden en sloot het geheel in juni 1975 af. Pogingen van de lokale bevolking om het station te heropenen zijn tot nu toe zonder succes.

Opgebroken

In de jaren dertig vindt er een kaalslag plaats in het aantal spoorlijnen in Overijssel. Betere wegen maken het bus- en vrachtvervoer sneller en goedkoper. De aanleg van kanalen maakt bulkvervoer eenvoudiger. En dan is er ook nog de wereldwijde economische crisis.

Grote delen van de spoorlijnen worden opgebroken. Als je weet waar de spoorlijnen gelegen hebben, kun je de sporen ervan nog terugvinden in het landschap. Ook zandafgravingen als het Lonnekermeer bij Hengelo en de Ballastput, waarvan het zand gebruikt werd voor de aanleg van de spoorlijnen, herinneren ons nog aan het ooit zo fijnmazige net van lokaalspoorwegen.

Spoorwegen anno 1889

Spoorwegen anno 1914

Spoorwegen anno 1929

Spoorwegen anno 1939

This article is from: