3 minute read
Column Marc Bentinck
Hard tegen hard
Sinds 24 februari 2022 staat de Europese veiligheidsorde onder permanente druk van de Russische militaire agressie tegen Oekraïne. Inmiddels zijn Rusland en Oekraïne in een uitputtingsoorlog verwikkeld, die óók voor het Westen een existentiële dimensie heeft aangenomen. Ruslands ‘speciale militaire operatie’ blijft met tegenslagen kampen. Dankzij opmerkelijke Russische militaire incompetentie, slimme Oekraïense verdediging geruggesteund door massale westelijke wapenleveranties, en de uitwerking van straffe westelijke sancties tegen Rusland weert het dappere Oekraïne zich buitengewoon goed. Russische lokale nederlagen verhinderen echter niet dat Rusland zijn - neerwaarts bijgestelde - strategische doelen in Oost- en ZuidOekraïne stug blijft nastreven. Triomfalisme vermijdend, heeft Poetin zich ingesteld op een langere oorlog, waarbij in combinatie met systematische toepassing van grof geweld op tijd wordt gespeeld. De zware Russische verliezen aan mensen en materieel worden daarbij op de koop toegenomen. Hoe nu verder? Wat de langere termijn betreft, dragen vooral Washington en Londen enigszins optimistisch uit dat Oekraïne niet alleen overeind moet worden gehouden, maar deze oorlog ook militair moet zien te ‘winnen’. Oekraïne ‘wint’ als Rusland de verklaarde doelen van zijn ‘speciale militaire operatie’ feitelijk moet opgeven. Een dergelijke uitkomst zou Oekraïne moeten redden; een gevoelige slag toebrengen aan Poetins gewelddadig expansionisme; en een aanzienlijke opsteker betekenen voor de democratische aspiraties in Ruslands ‘nabije buitenland’. Tegenover een Poetin die zich verder ingraaft in zijn neo-imperiaal delirium, staat het besef dat juist nú – alleen nú, misschien zelfs – de gelegenheid zich voordoet om Poetin én zijn regime blijvend te neutraliseren.
Advertisement
Is het Europese continent daarmee terug bij de confrontatie tussen elkaar uitsluitende machtsblokken? Nu, de parallel met de Koude Oorlog gaat hier maar zeer ten dele op. Daar waar de Sovjet-Unie overwegend een behoudende, status quo macht was, zint nu een revanchistisch Rusland op herschikking van de Europese veiligheidsorde. Waar het Sovjet Politburo met zijn collegiale besluitvorming interne checks-andbalances kende, is men tegenwoordig overgeleverd aan onvoorspelbaar gedrag van dictator Poetin. En waar de communistische Sovjet-Unie hier en daar in de wereld nog een zekere aantrekkingskracht kon uitoefenen en daarmee, theoretisch, een ideologisch tegenwicht kon bieden aan het Westerse liberale kapitalisme, moet de persoonlijke dictatuur van Poetin het hebben van een incoherent narratief van historische mythes en leugens, gestut door corruptie en systematisch geweld. Nu de kortere termijn. Momenteel lijkt Oekraïne noch Rusland overwegend belang te hebben bij een algehele staakt-het-vuren, en krijgt dóórvechten voorrang boven diplomatie. Oekraïne zou zinnen op een groot tegenoffensief, dat ons voor augustus-september wordt voorspeld. Van zijn kant wil Poetin terrein blijven veroveren, daarbij calculerend dat hoe langer de oorlog duurt hoe meer de internationale steun voor Oekraïne zal afbrokkelen. Van de EU-lidstaten neemt Poetin aan dat zij hun geproclameerde eendracht niet eindeloos zullen kunnen volhouden. En inderdaad, met een herschikking binnen de EU van de onderlinge verhoudingen onder invloed van de oorlog tekenen al langer sluimerende onderlinge tegenstellingen zich nu scherper af. De oostelijke ‘frontlijnstaten’ profileren zich ten koste van het Frans-Duitse koppel c.s., dat bij de heavy lifting ter ondersteuning van Oekraïne niet vooraan staat. Achter Europese ‘worstelingen’ met de beweerde ‘escalerende werking’ van levering van zware wapens aan Oekraïne, kan de volstrekt misplaatste hoop schuilgaan op een back-tobusiness met Rusland. Duitsland worstelt voort met zijn Russlandverstehend verleden. Dergelijke worstelingen blijven Nederland grotendeels bespaard. Onder vocale omarming van het ‘democratie versus autocratie’-narratief, stelt Nederland zijn schaarse zware houwitsers ter beschikking van de Oekraïners. Daarnaast, en enigszins opmerkelijk, toont Nederland in de slipstream van de oorlog zich nu gevoeliger voor het narratief van een ‘Europees geopolitiek ontwaken’. Zo lijken wij, retorisch althans, verder op te schuiven in de richting van l’Europe de la défense, zoals door Franrijk gepropageerd. Twee opmerkingen daarbij. De Russische agressie in Oekraïne werpt een Artikel V-constellatie op, die niet zozeer de EU maar vooral de NAVO en Amerikaans-Brits leiderschap in beeld brengt. Interessant wordt verder of deze Nederlands-Franse rapprochement gevolgen zal hebben voor de Nederlandse defensie – en zo ja welke. Nu Den Haag eindelijk politieke én financiële wil toont om onze krijgsmacht weer op te bouwen, worden nationaal ambitieniveau én de internationale politiek-militaire kaders waarbinnen die ambitie ingepast moet worden cruciaal. Laverend tussen beproefde NAVO-samenwerking en – vooralsnog denkbeeldige, maar politiek spraakmakende – geïntegreerde Europese brigades, zal Den Haag zijn brandnieuw ‘Europees kompas’ en zijn vertrouwd Atlantisch kompas op elkaar moeten zien af te stemmen.