dossier
NIEUWE GENEESMIDDELEN
Onderzoek ondersteund door de Mucovereniging De Mucovereniging ondersteunt momenteel samen met het Fortonfonds zeven wetenschappelijke projecten. We melden graag al enkele voorlopige resultaten.
10
De werking van het CFTR-eiwit versterken
Resistente bacteriën verzwakken
Antibiotica optimaliseren
Dr. Marianne Carlon KU Leuven
Prof. dr. Françoise Van Bambeke Université Catholique de Louvain
Prof. dr. Christiane Knoop Université Libre de Bruxelles
Wetenschappers aan de KU Leuven zijn momenteel bezig met het zoeken naar een mogelijke therapie voor minder frequente mutaties die ernstige mucovisci dose veroorzaken. Tot nu toe zijn CFTR-modulatoren hoofdzakelijk beschikbaar voor mucopatiënten met minstens één F508del-muta tie. Dit komt omdat iedere muta tie de structuur van het CFTR-ei wit telkens op een lichtjes andere manier verandert en de modu latoren heel specifiek zijn. Het team van Dr. Carlon is op zoek naar modulatoren voor mensen met een N1303K-mutatie (komt voor bij 4,5% van de Belgen met muco) of een G85E-mutatie (0,5% van de Belgische mucopatiënten). In het voorbije jaar konden ze respectievelijk 25 en 22 mole culen identificeren die in staat lijken het gemuteerde CFTR-eiwit toch naar het celoppervlak te begeleiden. Meer gedetailleerde testen moeten uitwijzen welke moleculen in de toekomst ook daadwerkelijk de functie van het CFTR-eiwit kunnen verbeteren. De onderzoekers zullen hiervoor onder meer gebruik maken van darmorganoïden.
Hoe wordt de Achromobacter xylosoxidans-bacterie resistent tegen antibio tica? Om dit te bestuderen, verzamelde het team van professor Van Bambeke sputumstalen van mucopatiënten met een chronische Achromobacter-infec tie. De onderzoekers namen van elke patiënt minstens 2 stalen (met 1 tot 11 jaar tussen) zodat ze ook de evolutie in antibioticaresistentie konden bestude ren. Het team vond dat de antibiotica piperacilline/tazobactam en merope nem het meest actief waren tegen Achromobacter. Ze stelden ook vast dat deze antibiotica minder effect hadden op het tweede staal dan op het eerste, wat doet vermoeden dat resistentie optreedt door herhaalde blootstelling aan antibiotica. ‘Efflux’ is een mechanisme waarbij specifieke eiwitten op de bacteri ën de antibiotica weer naar buiten pompen waardoor ze toch overleven. Om te bestuderen of deze ‘pompjes’ ook aanwezig zijn op Achromobacter combineerden de onderzoekers anti biotica met berberine, een zogenaam de ‘effluxpompremmer’. Berberine verhoogde inderdaad de activiteit van de antibiotica, al was dit niet het geval in alle sputumstalen. Dit komt waar schijnlijk omdat er, naast efflux, nog andere resistentiemechanismen zijn.
Pseudomonas aeruginosa is gevoelig aan vier grote klassen van antibiotica, maar omdat mucopatiënten tijdens hun (steeds langere) leven regelmatig intraveneuze antibioticakuren moeten krijgen, is de kans op resistentie reëel. Intraveneuze colimycine, een antibio ticum waar Pseudomonas erg gevoelig aan is, werd vroeger vaak gebruikt maar veroorzaakt bijwerkingen ter hoogte van de nieren en het zenuwstelsel. Het team van professor Knoop wil nu nagaan wel ke dosis van dit krachtige antibioticum tegelijkertijd doeltreffend én veilig is. Tijdens deze studie kregen 12 patiënten colimycine toegediend onder de inactie ve vorm colistimethaatnatrium. Dit wordt vervolgens door het lichaam gedeelte lijk en traag omgezet naar het actieve colistine. Muco beïnvloedt de verwerking van sommige geneesmiddelen door het lichaam. Hierdoor lagen de bloed concentraties van het actieve colistine beduidend lager dan bij patiënten op intensieve zorgen, waar ook colimycine gebruikt wordt, en is het antibioticum dus mogelijks ook niet zo doeltreffend. Er waren ook grote verschillen in de bloedwaardes tussen mucopatiënten onderling. De deelnemers ervaarden geen bijwerkingen. De onderzoekers pro beren nu te achterhalen wat de ideale dosis colimycine is.