museumbulletin > naar een meer eigentijds volkskundemuseum
NAAR EEN MEER EIGENTIJDS VOLKSKUNDEMUSEUM Geert Souvereyns coördineert sinds eind 2014 de werking van het Volkskundemuseum. Het afgelopen jaar leerde hij het museum, zijn geschiedenis en zijn collectie beter kennen. In deze bijdrage formuleert hij enkele denksporen en aanzetten om te komen tot een meer eigentijds Volkskundemuseum. Door Geert SOUVEREYNS
wortels van het volkskundemuseum
1
14
De uitbouw van een Brugs volkskundemuseum is in de eerste plaats een verdienste van Guillaume Michiels (1909-1997). Samen met Evarist Vanheulenbrouck en apotheker Karel De Wolf sticht hij eind 1936 De Bond der Westvlaamsche Folkloristen. Op 27 maart 1937 opent de Bond een eerste tentoonstelling in de Concertzaal in de Sint-Jacobsstraat (nu Cinema Lumière). Twee jaar later, op 1 juli 1939, opent het Folkloremuseum zijn deuren, in de Schermzaal op de eerste verdieping van de Hallen. Guillaume Michiels is de eerste (onbezoldigde) conservator. Bij het uitbreken van W.O. II eist het Belgische leger de Schermzaal op. Pas eind 1948 kan het Folkloremuseum heropenen. Het Brugse Folkloremuseum behoort eigenlijk tot de tweede generatie van volkskundige musea in België. Luik heeft in 1895 al een Folkloremuseum, dat aan de basis ligt van het huidige
Musée de la Vie Wallone. Een Vlaamse evenknie ontstaat in 1907 in Antwerpen. Eerder besteden de wereldtentoonstellingen in Antwerpen van 1894 en in Brussel van 1897 al aandacht aan volkskunde. In diezelfde periode verzamelen leden van de Société Archeologique in Brugge volkskundige voorwerpen en ook in de Brugse tijdschriften Rond den Heerd en Biekorf wordt naarstig gepubliceerd over volkscultuur.
volkscultuur Het begrip ‘volkscultuur’ dekt een ruime lading. Het omvat zowel uitingen van taal (dialecten, liederen, volksliteratuur), feestcultuur (levensrituelen, kalenderfeesten, volksdans, volkspelen), geloof (volksdevotie, processsies, broederschappen) en volkskunst (oude ambachten en huisvlijt). Eigenlijk alle vormen van cultuur, die niet tot de “hoge” cultuur (beeldende kunst, opera, klassieke muziek…) worden gerekend. De volkskundigen van vorige eeuw willen zo-