Za 17 nov 2018 Grote Zaal 20.15 uur
Serie Grote Zangers
Florian Boesch + Malcolm Martineau Boesch brengt Winterreise Het gratis beschikbaar stellen van dit digitale programmaboekje is een extra service ter voorbereiding op het concert. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling deze versie tijdens het concert te raadplegen via uw mobiele telefoon. Dit is namelijk zeer storend voor de andere concertbezoekers. Bij voorbaat dank.
Programma
Serie Grote Zangers Za 17 nov 2018 Grote Zaal 20.15 - 21.30 uur
Florian Boesch + Malcolm Martineau Boesch brengt Winterreise Florian Boesch bariton Malcolm Martineau piano Franz Schubert (1797 - 1828) Winterreise D911 (1827) ·· Gute Nacht ·· Die Wetterfahne ·· Gefrorne Tränen ·· Erstarrung ·· Der Lindenbaum ·· Wasserflut ·· Auf dem Flusse ·· Rückblick ·· Irrlicht ·· Rast ·· Frühlingstraum ·· Einsamkeit ·· Die Post ·· Der greise Kopf ·· Die Krähe ·· Letzte Hoffnung ·· Im Dorfe ·· Der stürmische Morgen ·· Täuschung ·· Der Wegweiser ·· Das Wirtshaus ·· Mut ·· Die Nebensonnen ·· Der Leiermann 2
ca. 75 minuten zonder pauze
Voorprogramma Grote Zaal / 19.30 - 19.50 uur Helena Koonings sopraan Heleen Vegter piano Edvard Grieg (1843 - 1907) Lauf der Welt op. 48/3 Zur Rosenzeit op. 48/5 Franz Schubert (1797 - 1828) Gretchen am Spinnrade op.2 Du bist die Ruh’ op. 59/3 Richard Strauss (1864 - 1949) Wiegenliedchen op. 49/3 Heimliche Aufforderung op. 27/3
Bent u niet vergeten uw mobiele telefoon uit te zetten? Dank u wel.
Welkom Florian Boesch treedt vanavond voor de vierde keer op in de serie Grote Zangers. Hij wordt daarmee gedeeld koploper met die andere bariton, Matthias Goerne. Ook hij verzorgde vier recitals sinds ons ontstaan acht jaar geleden. Boesch zong de laatste keer, net als vanavond, een cyclus van episch formaat voor ons. Toen was het Reisebuch aus den österreichischen Alpen van Ernst Křenek. Wie erbij was, zal zich dat vast herinneren. Het was een aangrijpende avond en Boesch vertelde me, dat hij een jaar full time gewerkt had om tekst en muziek uit zijn hoofd te leren. Hoe anders is dat bij Winterreise waarvan hij in dezelfde zucht zei: ‘drie keer zong ik de cyclus van blad en kende toen alles uit mijn hoofd’. Blijkbaar is de muziek van Schubert zeer studievriendelijk. En een prikkelende gedachte: als een toonzetting – van Schubert in dit geval – briljant is, helpt dat blijkbaar de zanger om en passant de poëzie te memoriseren. Melodie als informatiedrager van tekst. Winterreise! Als concertorganisator van liedkunst is dit geen avond als alle andere. Het Rijksmuseum heeft De Nachtwacht, Het Concertgebouw de symfonieën van Mahler, Parijs de Eiffeltoren en de liedkunst heeft Winterreise voortgebracht. De Russische schrijver Ivan Toergenjev schafte het plot af, Harold Pinter het verhaal en bij Samuel Beckett zijn er geen karakters meer; Schubert was zijn tijd ver vooruit – of moeten we zeggen dat Winterreise tijdloos is. Er is geen plot, geen verhaal, geen karakter; de luisteraar wordt een kijkje gegund in het brein van een eenzame ziel. Dit is niet kíjken naar kunst, Winterreise moet je ondergaan.
‘Fremd bin ich eingezogen, fremd zieh’ ich wieder aus’, luiden de openingsregels. ‘Fremd’, het allereerste woord van zeventig minuten muziek, vat alles samen. Het betekent ‘niet-eigen’: de protagonist wordt het huis uitgezet van zijn liefje. Hij moet oprotten. Maar ook betekent het ‘voorwaarts’; de hele cyclus wandelt de ikfiguur, voorwaarts op weg naar niets. ‘Fremd’ is ook de Duitser in het Habsburgse Rijk, Schubert in zijn woonstad Wenen: hij hoort er niet thuis, net als de vluchteling anno nu. En het meest evident is de ik-figuur ‘fremd’, een verschoppeling op deze aarde. In het slotlied ontmoet hij voor het eerst een ander mens. De ‘Leiermann’ is ook een verschoppeling. Twee randfiguren voelen empathie voor elkaar; ik houd het op een ‘happy end’, al laat Schubert dat in het midden. Ik schrijf hier altijd ‘fijne avond’, maar dat lijken me niet de meest adequate woorden voor nu. Laten we met elkaar Winterreise ondergaan. Theo van den Bogaard Stichting Grote Zangers De serie Grote Zangers wordt georganiseerd i.s.m. het Muziekgebouw
3
Toelichting Wij weten het allemaal: Schubert werd tijdens zijn leven geen beroemde ster en zijn oeuvre werd grotendeels pas na zijn dood ontdekt. Maar zijn liederen waren wel bekend en geliefd bij amateurzangers. Zij werden in ‘hapklare’ bundels uitgegeven en gekocht om in de huiskamer uit te voeren voor familie en vrienden. In zijn eigen vriendenkring werd Schubert op handen gedragen. De vrienden – dichters, schilders en artistiek bevlogen ambtenaren – waren nauw betrokken bij zijn muziek; niet alleen bij zijn liederen maar ook bij zijn kamermuziek. Zij vormden zijn publiek en zijn klankbord want zij leverden direct commentaar op zijn nieuwe composities. Hoe bitter moet het zijn geweest voor Schubert toen zijn eerste uitvoering van Winterreise in de huiskamer van zijn vriend Franz von Schober juist door zijn zielsverwanten negatief werd ontvangen. Duistere sfeer Joseph von Spaun, een van de vrienden, beschrijft de gebeurtenis als volgt: ‘Hij [Schubert] zong voor ons de hele Winterreise met ontroering in zijn stem. Wij waren totaal verbluft door de duistere stemming van deze liederen. Uiteindelijk zei Schober dat maar één lied hem echt was bevallen, namelijk Der Lindenbaum. Schubert zei: ‘Mij bevallen deze liederen meer dan alle andere en jullie zullen ze later ook mooi gaan vinden.’ En hij had gelijk, want spoedig waren we enthousiast over deze weemoedige liederen die Vogl zo voortreffelijk voordroeg.’ Deze beschrijving is schokkend om twee redenen. Ten eerste blijkt dat zelfs zijn intieme vrienden schrokken van de duistere 4
sfeer van Winterreise. Der Lindenbaum met de zoete herinnering aan vervlogen geluk was het enige lied waarmee zij onmiddellijk contact konden maken; de overige liederen waren te vreemd, te rauw en te nieuw. En dan die eerste uitvoering door Schubert zelf: wat zouden wij daar graag getuige van zijn geweest. Schubert met trillende stem waarin de ontroering over zijn eigen creatie doorklonk. Maar zijn vrienden wist hij niet te overtuigen. Hun mening veranderde pas toen de professionele operazanger Johann Michael Vogl de hele cyclus uitvoerde. Vogl was toen in de zestig en ook zijn stem zal niet meer geheel bibbervrij hebben geklonken. Maar desondanks maakte zijn getrainde zangkunst meer indruk op de intimi dan Schuberts eigen stem. Schubert zal zelf trouwens de eerste zijn geweest om Vogl te prijzen. Hij legde zijn liederen graag aan Vogl voor en samen traden zij talloze malen op in de salons van rijke muziekminnaars. Daarover berichtte hij: ‘de manier waarop wij één zijn op die momenten, is voor deze mensen werkelijk nieuw.’ De eenheid die Schubert voelde wanneer hij met Vogl musiceerde moet hem hebben aangemoedigd om door te gaan op de ingeslagen weg, die van een gelijkwaardige behandeling van de zangstem en de pianopartij die hij in Winterreise volledig realiseerde.
Toelichting
Verwante ziel In het jaar 1827 werkte Schubert maandenlang als een bezetene aan de vierentwintig liederen van Winterreise. Hij was in een duistere stemming en onbereikbaar voor zijn vrienden. Op hun bezorgde vraag wat er toch met hem aan de hand was, antwoordde hij: ‘dat zullen jullie gauw horen en begrijpen.’ Hoewel Schubert de dichter Wilhelm Müller niet persoonlijk kende, moet hij in diens teksten onmiddellijk een verwante ziel hebben herkend. Al eerder had de verwantschap tussen de twee kunstenaars geleid tot een meesterwerk, de cyclus Die schöne Müllerin uit 1823. In datzelfde jaar vond Schubert de net uitgegeven eerste twaalf gedichten van Winterreise, en na voltooiing van de liederen in voorjaar 1827 kreeg hij in de herfst de overige twaalf gedichten in handen. Toen hij ook die had gecomponeerd, sprak hij van ‘ein Zyklus schauerliche Lieder’ (een cyclus van huiveringwekkende liederen). Müller was leraar klassieke talen, bibliothecaris en vrijdenker met sterke democratische sympathieën. Hij woonde in Dessau, ten westen van Berlijn, en Schubert woonde in Wenen. Maar beiden leefden zij in een tijd waarin vrije geesten door de overheid nauwlettend in de gaten werden gehouden uit angst voor chaos en omwentelingen naar het voorbeeld van de Franse Revolutie. Kunstenaars, schrijvers, intellectuelen: allemaal voelden zij de ijskoude adem in hun nek van de strenge kanselier Klemens Metternich die geen voorstander was van vrijheid van meningsuiting.
Geheime code Wat er gebeurt in zo’n situatie hebben we later nog vaak meegemaakt in tijden van onderdrukking: zij gingen ‘ondergronds’, dat wil zeggen: zij vonden metaforen om hun gevoelens voor de goede verstaander duidelijk te maken. De Engelse zanger en muziekhistoricus Ian Bostridge bracht in 2014 het boek Schubert’s Winter Journey: Anatomy of an Obsession uit, waarin hij het werk karakteriseert als ‘een klaagzang over het reactionaire klimaat in Duitsland en Oostenrijk in de jaren twintig van de negentiende eeuw’. Volgens Bostridge is de Winterreise geschreven in een geheime code, en de eenzaamheid van de hoofdpersoon, de winterreiziger, ziet hij als een metafoor van de onmogelijkheid van onbevangen menselijke communicatie. Zoals de schrijnende muziek van Sjostakovitsj onlosmakelijk verbonden is met Stalin en diens genadeloze regime, zo is Schuberts muziek verbonden met de onderdrukking die Metternich uitoefende op zijn ‘onderdanen’. Op weg naar de onontkoombare dood Het is een grimmige en volkomen onsentimentele wereld, waarin Schubert zijn eenzame winterreiziger op weg stuurt naar de onontkoombare dood. De ik-figuur spreekt van ‘mijn liefje’ en heeft ‘haar beeld’ voor ogen. Al vanaf de eerste noot en het eerste woord keert de reiziger zijn trouweloze geliefde de rug toe. Met de straffe pas van een dodenmars begint het eerste lied, Gute Nacht, een eenvoudig coupletlied waarin 5
Toelichting
steeds dezelfde melodie terug komt. Van dit type komen er maar een paar voor in deze cyclus waaronder in zekere zin ook Der Lindenbaum. In de meeste liederen zijn de coupletten echter steeds anders ‘gekleurd’. Sommige zijn geschreven in de moeilijkere doorgecomponeerde vorm, bijvoorbeeld Letzte Hoffnung, een lied dat ver vooruitwijst naar de latere liedkunst van Hugo Wolf. Voor alle liederen uit Winterreise geldt het merkwaardige procédé waarbij de zanger wordt omgevormd tot een ‘zingende verteller’ die zijn door het hart ingegeven mededelingen declameert. Daarbij worden de niet-uitgesproken gevoelens door de pianist ingevuld. Dit was een in Schuberts tijd niet eerder gehoorde manier van componeren en zelfs de vrienden van de componist hadden daar bij de eerste kennismaking moeite mee.
De duistere sfeer verbindt de liederen met elkaar. De term ‘cyclus’ veronderstelt een verband tussen de liederen. In Winterreise is dat verband niet te vinden in verwante muzikale motieven of toonsoorten, want die zijn er niet. Het is vooral de duistere sfeer van het onderwerp zelf die de liederen met elkaar verbindt. ‘Fremd bin ich eigezogen, fremd zieh’ ich wieder aus’ (als vreemdeling ben ik op de aarde gekomen en als vreemdeling verlaat ik haar weer), zo wordt de hele cyclus in de aanvangswoorden samengevat. Tussen begin en einde brengt Schubert 6
eindeloos vele nuanceringen aan in het duister: ironie, woede, verdriet en ten slotte de leegte van de waanzin, weergegeven met de ‘lege’ kwinten in de pianopartij van het laatste lied, Der Leiermann. Tekst toelichting: Katja Reichenfeld
Liedteksten Franz Schubert Winterreise Tekst: Wilhelm Müller (1794 –1827)
1. Gute Nacht Als vreemdeling ben ik gekomen en als vreemdeling zal ik gaan. Het meisje sprak over liefde, nu is mijn wereld somber. Ik moet zelf de weg vinden, ik volg in het maanlicht de wildsporen over de besneeuwde velden. De liefde houdt van zwerven, van de een naar de ander. Zoet liefje, ik schrijf op jouw deur ‘goede nacht’. Zo weet je dat ik aan je dacht. Fremd bin ich eingezogen, Fremd zieh’ ich wieder aus. Der Mai war mir gewogen Mit manchem Blumenstrauß. Das Mädchen sprach von Liebe, Die Mutter gar von Eh’, – Nun ist die Welt so trübe, Der Weg gehüllt in Schnee. Ich kann zu meiner Reisen Nicht wählen mit der Zeit, Muß selbst den Weg mir weisen In dieser Dunkelheit. Es zieht ein Mondenschatten Als mein Gefährte mit, Und auf den weißen Matten Such’ ich des Wildes Tritt. Was soll ich länger weilen, Daß man mich trieb hinaus?
Laß irre Hunde heulen Vor ihres Herren Haus; Die Liebe liebt das Wandern – Gott hat sie so gemacht – Von einem zu dem andern. Fein Liebchen, gute Nacht! Will dich im Traum nicht stören, Wär schad’ um deine Ruh’. Sollst meinen Tritt nicht hören – Sacht, sacht die Türe zu! Schreib im Vorübergehen Ans Tor dir: Gute Nacht, Damit du mögest sehen, An dich hab’ ich gedacht. 2. Die Wetterfahne De wind bespeelt de weerhaan op het dak van mijn geliefde. Binnen speelt de wind met de harten. Mijn verdriet kan hen niets schelen, hun kind is een rijke bruid. Der Wind spielt mit der Wetterfahne Auf meines schönen Liebchens Haus. Da dacht’ ich schon in meinem Wahne, Sie pfiff den armen Flüchtling aus. Er hätt’ es eher bemerken sollen, Des Hauses aufgestecktes Schild, So hätt’ er nimmer suchen wollen Im Haus ein treues Frauenbild. Der Wind spielt drinnen mit den Herzen Wie auf dem Dach, nur nicht so laut. Was fragen sie nach meinen Schmerzen? Ihr Kind ist eine reiche Braut. 7
Liedteksten
3. Gefror’ne Tränen Bevroren druppels vallen van mijn wangen. Gloeiend heet wellen ze op uit de bron van mijn hart, alsof ze het ijs willen laten smelten van de hele winter. Gefrorne Tropfen fallen Von meinen Wangen ab: Ob es mir denn entgangen, Daß ich geweinet hab’? Ei Tränen, meine Tränen, Und seid ihr gar so lau, Daß ihr erstarrt zu Eise Wie kühler Morgentau? Und dringt doch aus der Quelle Der Brust so glühend heiß, Als wolltet ihr zerschmelzen Des ganzen Winters Eis! 4. Erstarrung Ik zoek tevergeefs naar haar voetspoor in de sneeuw. De bloemen zijn gestorven, het gras ziet er bleek uit. Mijn hart lijkt wel gestorven, met haar beeld daarin. Smelt het hart ooit verder, dan vervloeit ook haar beeld. Ich such’ im Schnee vergebens Nach ihrer Tritte Spur, Wo sie an meinem Arme Durchstrich die grüne Flur.
8
Ich will den Boden küssen, Durchdringen Eis und Schnee Mit meinen heißen Tränen, Bis ich die Erde seh’. Wo find’ ich eine Blüte, Wo find’ ich grünes Gras? Die Blumen sind erstorben, Der Rasen sieht so blaß. Soll denn kein Angedenken Ich nehmen mit von hier? Wenn meine Schmerzen schweigen, Wer sagt mir dann von ihr? Mein Herz ist wie erstorben, Kalt starrt ihr Bild darin; Schmilzt je das Herz mir wieder, Fließt auch ihr Bild dahin! 5. Der Lindenbaum Aan de bron voor de poort staat een lindenboom. Ik droomde in zijn schaduw, sneed lieve woordjes in zijn schors. Vandaag, in het diepst van de nacht, riepen zijn twijgen mij naar hem toe. ‘Kom hier, hier vind je rust!’ Ik keerde mij niet om en ben vele uren verwijderd van die plek. Nog altijd hoor ik hem ruisen; daar zou je rust vinden! Am Brunnen vor dem Tore Da steht ein Lindenbaum; Ich träumt’ in seinem Schatten So manchen süßen Traum.
Liedteksten
Ich schnitt in seine Rinde So manches liebe Wort; Es zog in Freud’ und Leide Zu ihm mich immer fort. Ich mußt’ auch heute wandern Vorbei in tiefer Nacht, Da hab’ ich noch im Dunkeln Die Augen zugemacht. Und seine Zweige rauschten, Als riefen sie mir zu: Komm her zu mir, Geselle, Hier find’st du deine Ruh’! Die kalten Winde bliesen Mir grad’ ins Angesicht; Der Hut flog mir vom Kopfe, Ich wendete mich nicht. Nun bin ich manche Stunde Entfernt von jenem Ort, Und immer hör’ ich’s rauschen: Du fändest Ruhe dort!
6. Wasserflut Vele tranen zijn gevallen in de sneeuw, de vlokken zuigen dorstig de hete pijn op. Sneeuw, volg mijn tranen, door de stad en de vrolijke straten. Voel je mijn tranen gloeien, dan is daar het huis van mijn geliefde. Manche Trän’ aus meinen Augen Ist gefallen in den Schnee; Seine kalten Flocken saugen Durstig ein das heiße Weh. Wenn die Gräser sprossen wollen Weht daher ein lauer Wind, Und das Eis zerspringt in Schollen Und der weiche Schnee zerrinnt. Schnee, du weißt von meinem Sehnen, Sag’, wohin doch geht dein Lauf? Folge nach nur meinen Tränen, Nimmt dich bald das Bächlein auf. Wirst mit ihm die Stadt durchziehen, Muntre Straßen ein und aus; Fühlst du meine Tränen glühen, Da ist meiner Liebsten Haus.
9
Liedteksten
7. Auf dem Fluße
8. Rückblick
Jij vrolijke, wilde stroom, hoe stil ben je geworden. Met een harde, stijve korst, lig je onbeweeglijk in het zand. Daarin graveer ik de naam van mij geliefde, de dag van de eerste groet en de dag dat ik ging, met daaromheen een gebroken ring. Mijn hart, herken je je beeld in deze beek?
Zelfs over het ijs en de sneeuw brandt het onder mijn voetzolen. Ik stoot me aan iedere steen, zo snel verlaat ik de stad. Kraaien gooien sneeuwballen en hagel. Hoe anders heb je mij ontvangen, stad. De leeuwerik en nachtegaal zongen, de lindenbomen bloeiden en twee meisjesogen gloeiden. Denk ik aan die dag, wil ik weer terug wankelen en voor haar huis stilstaan.
Der du so lustig rauschtest, Du heller, wilder Fluß, Wie still bist du geworden, Gibst keinen Scheidegruß. Mit harter, starrer Rinde Hast du dich überdeckt, Liegst kalt und unbeweglich Im Sande ausgestreckt. In deine Decke grab’ ich Mit einem spitzen Stein Den Namen meiner Liebsten Und Stund’ und Tag hinein: Den Tag des ersten Grußes, Den Tag, an dem ich ging; Um Nam’ und Zahlen windet Sich ein zerbroch’ner Ring. Mein Herz, in diesem Bache Erkennst du nun dein Bild? Ob’s unter seiner Rinde Wohl auch so reißend schwillt?
10
Es brennt mir unter beiden Sohlen, Tret’ ich auch schon auf Eis und Schnee, Ich möcht’ nicht wieder Atem holen, Bis ich nicht mehr die Türme seh’. Hab’ mich an jedem Stein gestoßen, So eilt’ ich zu der Stadt hinaus; Die Krähen warfen Bäll’ und Schloßen Auf meinen Hut von jedem Haus. Wie anders hast du mich empfangen, Du Stadt der Unbeständigkeit! An deinen blanken Fenstern sangen Die Lerch’ und Nachtigall im Streit. Die runden Lindenbäume blühten, Die klaren Rinnen rauschten hell, Und ach, zwei Mädchenaugen glühten. – Da war’s gescheh’n um dich, Gesell! Kommt mir der Tag in die gedanken, Möcht’ ich noch einmal rückwärts seh’n. Möcht’ ich zurücke wieder wanken, Vor ihrem Hause stille steh’n.
Liedteksten
9. Irrlicht
10. Rast
Een dwaallicht lokte mij naar de diepste afgronden. Ik ben gewend te verdwalen en ga door de droge geul van de bergrivier rustig naar beneden. Elke stroom zal de zee bereiken, elk lijden ook het graf.
Nu merk ik pas hoe moe ik ben, nu ik rust. Het was te koud om te blijven staan, de storm hielp me vooruit. Onderdak vond ik in de hut van een kolenbrander, maar mijn ledematen konden door de brandende wonden niet rusten. Ook jij, mijn hart, voelt in de stilte pas jouw slang door een hete prik zich bewegen.
In die tiefsten Felsengründe Lockte mich ein Irrlicht hin; Wie ich einen Ausgang finde, Liegt nicht schwer mich in dem Sinn. Bin gewohnt das Irregehen, ‘s führt ja jeder Weg zum Ziel; Uns’re Freuden, uns’re Wehen, Alles eines Irrlichts Spiel! Durch des Bergstroms trockne Rinnen Wind’ ich ruhig mich hinab, Jeder Strom wird’s Meer gewinnen, Jedes Leiden auch sein Grab.
Nun merk’ ich erst wie müd’ ich bin, Da ich zur Ruh’ mich lege; Das Wandern hielt mich munter hin Auf unwirtbarem Wege. Die Füße frugen nicht nach Rast, Es war zu kalt zum Stehen; Der Rücken fühlte keine Last, Der Sturm half fort mich wehen. In eines Köhlers engem Haus Hab’ Obdach ich gefunden. Doch meine Glieder ruh’n nicht aus: So brennen ihre Wunden. Auch du, mein Herz, in Kampf und Sturm So wild und so verwegen, Fühlst in der Still’ erst deinen Wurm Mit heißem Stich sich regen!
11
Liedteksten
11. Frühlingstraum Ik droomde van bonte bloemen, groene weiden en vogelzang. Toen ik ontwaakte was het koud en somber en zag de winterbloemen op de ruiten. Ik droomde van de liefde, van genot en geluk. Wanneer zullen de bladeren op het venster groen worden, wanneer sluit ik mijn geliefde in mijn armen? Ich träumte von bunten Blumen, So wie sie wohl blühen im Mai; Ich träumte von grünen Wiesen, Von lustigem Vogelgeschrei. Und als die Hähne krähten, Da ward mein Auge wach; Da war es kalt und finster, Es schrien die Raben vom Dach. Doch an den Fensterscheiben, Wer malte die Blätter da? Ihr lacht wohl über den Träumer, Der Blumen im Winter sah? Ich träumte von Lieb um Liebe, Von einer schönen Maid, Von Herzen und von Küssen, Von Wonne und Seligkeit. Und als die Hähne krähten, Da ward mein Herze wach; Nun sitz’ ich hier alleine Und denke dem Traume nach.
12
Die Augen schließ’ ich wieder, Noch schlägt das herz so warm. Wann grünt ihr Blätter am Fenster? Wann halt’ ich mein Liebchen im Arm? 12. Einsamkeit Zoals een sombere wolk door de heldere lucht gaat, zo beweeg ik mij voort door een vrolijk leven. Eenzaam en zonder groet. Als het nog zou stormen, zou ik niet zo ellendig zijn. Wie eine trübe Wolke Durch heit’re Lüfte geht, Wenn in der Tanne Wipfel Ein mattes Lüftchen weht: So zieh ich meine Straße Dahin mit trägem Fuß, Durch helles, frohes Leben Einsam und ohne Gruß. Ach, daß die Luft so ruhig! Ach, daß die Welt so licht! Als noch die Stürme tobten, War ich so elend nicht.
Liedteksten
13. Die Post De posthoorn klinkt, maar er is geen brief. Nu ja, de post komt uit de stad van mijn geliefde. Wil je daar nog eens rondkijken en vragen hoe het gaat, mijn hart? Von der Straße her ein Posthorn klingt. Was hat es, daß es so hoch aufspringt, Mein Herz? Die Post bringt keinen Brief für dich. Was drängst du denn so wunderlich, Mein Herz? Nun ja, die Post kommt aus der Stadt, Wo ich ein liebes Liebchen hat, Mein Herz! Willst wohl einmal hinüberseh’n Und fragen, wie es dort mag geh’n, Mein Herz? 14. Der greise Kopf De rijp heeft een witte schijn over mijn haar gestrooid en ik was blij een grijsaard te zijn. Het smolt weg en nu heb ik weer zwart haar, waarvan ik gruw. Hoe lang nog tot aan de lijkbaar! Mijn hoofd werd op heel deze reis niet grijs. Der Reif hatt’ einen weißen Schein Mir übers Haar gestreuet; Da glaubt’ ich schon ein Greis zu sein Und hab’ mich sehr gefreuet.
Doch bald ist er hinweggetaut, Hab’ wieder schwarze Haare, Daß mir’s vor meiner Jugend graut – Wie weit noch bis zur Bahre! Vom Abendrot zum Morgenlicht Ward mancher Kopf zum Greise. Wer glaubt’s? Und meiner ward es nicht Auf dieser ganzen Reise! 15. Die Krähe Een kraai ging met mij mee uit de stad. Wonderlijk dier, wil je mij niet verlaten? Ben je van plan mijn lichaam als prooi te grijpen? Het zal niet ver meer zijn. Kraai, blijf mij trouw tot in het graf. Eine Krähe war mit mir Aus der Stadt gezogen, Ist bis heute für und für Um mein Haupt geflogen. Krähe, wunderliches Tier, Willst mich nicht verlassen? Meinst wohl, bald als Beute hier Meinen Leib zu fassen? Nun, es wird nicht weit mehr geh’n An dem Wanderstabe. Krähe, laß mich endlich seh’n Treue bis zum Grabe!
13
Liedteksten
16. Letzte Hoffnung Hier en daar is aan de boom een bont blad te zien. Ik zoek naar een blad om mijn hoop aan op te hangen. Als het valt, val ik zelf mee naar beneden en ween op het graf van mijn hoop. Hie und da ist an den Bäumen Manches bunte Blatt zu seh’n, Und ich bleibe vor den Bäumen Oftmals in Gedanken steh’n. Schaue nach dem einen Blatte, Hänge meine Hoffnung dran; Spielt der Wind mit meinem Blatte, Zittr’ ich, was ich zittern kann. Ach, und fällt das Blatt zu Boden, Fällt mit ihm die Hoffnung ab; Fall’ ich selber mit zu Boden, Wein’ auf meiner Hoffnung Grab. 17. Im Dorfe De honden blaffen, de kettingen rammelen; de mensen dromen van wat ze niet hebben, laven zich aan goed en kwaad. ’s Morgens hopen zij nog iets terug te vinden op hun kussen. Blaf mij maar weg, waakhonden, laat me niet rusten. Ik ben klaar met alle dromen. Es bellen die Hunde, es rasseln die Ketten; Es schlafen die Menschen in ihren Betten, Träumen sich manches, was sie nicht haben, Tun sich im Guten und Argen erlaben; 14
Und morgen früh ist alles zerflossen. Je nun, sie haben ihr Teil genossen Und hoffen, was sie noch übrig ließen, Doch wieder zu finden auf ihren Kissen. Bellt mich nur fort, ihr wachen Hunde, Laßt mich nicht ruh’n in der Schlummerstunde Ich bin zu Ende mit allen Träumen. Was will ich unter den Schläfern säumen? 18. Der stürmische Morgen De storm heeft het grauwe kleed van de hemel verscheurd, en rode vlammen schieten tussen de wolkenflarden. Dat is een morgen naar mijn zin! Mijn hart schilderde zijn eigen beeld – niets anders dan de winter, koud en wild! Wie hat der Sturm zerrissen Des Himmels graues Kleid! Die Wolkenfetzen flattern Umher im matten Streit. Und rote Feuerflammen Zieh’n zwischen ihnen hin; Das nenn’ ich einen Morgen So recht nach meinem Sinn! Mein Herz sieht an dem Himmel Gemalt sein eig’nes Bild – Es ist nichts als der Winter, Der Winter kalt und wild!
Liedteksten
19. Täuschung
20. Der Wegweiser
Ik volg graag het dansende licht en zie hoe het de zwerver verleidt. Wie, net als ik, zo ellendig is, geeft zich van harte over aan de list, die hem een warm huis wijst met daarbinnen een goede ziel.
Wat ontloop ik toch de wegen, waar de andere zwervers gaan? Ik heb toch niets misdaan, welk dwaas verlangen drijft mij in de woestenij? Wegwijzers wijzen naar de stad en ik zwerf verder, op zoek naar rust. Eén wegwijzer zie ik staan; een weg moet ik gaan, waar nog niemand van terugkeerde.
Ein Licht tanzt freundlich vor mir her, Ich folg’ ihm nach die Kreuz und Quer; Ich folg’ ihm gern und seh’s ihm an, Daß es verlockt den Wandersmann. Ach! wer wie ich so elend ist, Gibt gern sich hin der bunten List, Die hinter Eis und Nacht und Graus, Ihm weist ein helles, warmes Haus. Und eine liebe Seele drin. – Nur Täuschung ist für mich Gewinn!
Was vermeid’ ich denn die Wege, Wo die ander’n Wand’rer geh’n, Suche mir versteckte Stege, Durch verschneite Felsenhöh’n? Habe ja doch nichts begangen, Daß ich Menschen sollte scheu’n, – Welch ein törichtes Verlangen Treibt mich in die Wüstenei’n? Weiser stehen auf den Straßen, Weisen auf die Städte zu. Und ich wandre sonder Maßen Ohne Ruh’ und suche Ruh’. Einen Weiser seh’ ich stehen Unverrückt vor meinem Blick; Eine Straße muß ich gehen, Die noch keiner ging zurück.
15
Liedteksten
21. Das Wirtshaus
22. Mut!
Mijn weg bracht me naar een dodenakker. Hier wil ik wel verblijven. De groene kransen nodigen de vermoeide zwervers uit in de koele herberg. Zijn alle kamers al bezet? Onbarmhartige kroeg, wijs je mij af? Verder dan weer, mijn trouwe wandelstaf.
Als mijn hart in mijn borst spreekt, zing ik vrolijk. Hoor niet, wat het mij vertelt, voel niet zijn klacht. Klagen is voor dwazen! Als er geen God op aarde is, zijn we zelf goden!
Auf einen Totenacker Hat mich mein Weg gebracht; Allhier will ich einkehren, Hab ich bei mir gedacht. Ihr grünen Totenkränze Könnt wohl die Zeichen sein, Die müde Wand’rer laden Ins kühle Wirtshaus ein. Sind denn in diesem Hause Die Kammern all’ besetzt? Bin matt zum Niedersinken, Bin tödlich schwer verletzt. O unbarmherz’ge Schenke, Doch weisest du mich ab? Nun weiter denn, nur weiter, Mein treuer Wanderstab!
16
Fliegt der Schnee mir ins Gesicht, Schüttl’ ich ihn herunter. Wenn mein Herz im Busen spricht, Sing’ ich hell und munter. Höre nicht, was es mir sagt, Habe keine Ohren; Fühle nicht, was es mir klagt, Klagen ist für Toren. Lustig in die Welt hinein Gegen Wind und Wetter! Will kein Gott auf Erden sein, Sind wir selber Götter!
Liedteksten
23. Die Nebensonnen
24. Der Leiermann
Drie zonnen zag ik aan de hemel staan. Ze wilden niet van mij vandaan. Kijk toch anderen aan! Kort geleden had ik er ook drie; de twee besten zijn ondergegaan. Ging de derde er ook maar achteraan! Ik voel mij beter in het donker.
Daar ginds voorbij het dorp staat een orgelman. Blootvoets op het ijs wankelt hij heen en weer, zijn schoteltje blijft altijd leeg. Niemand wil hem horen of kijkt hem aan. Hij blijft draaien en zijn orgel is nooit stil. Wonderlijke oude man, zal ik met je meegaan? Wil je bij mijn liederen je orgel draaien?
Drei Sonnen sah ich am Himmel steh’n, Hab’ lang und fest sie angeseh’n; Und sie auch standen da so stier, Als wollten sie nicht weg von mir. Ach, meine Sonnen seid ihr nicht! Schaut ander’n doch ins Angesicht! Ja, neulich hatt’ ich auch wohl drei; Nun sind hinab die besten zwei. Ging nur die dritt’ erst hinterdrein! Im Dunkel wird mir wohler sein.
Drüben hinterm Dorfe Steht ein Leiermann Und mit starren Fingern Dreht er was er kann. Barfuß auf dem Eise Wankt er hin und her Und sein kleiner Teller Bleibt ihm immer leer. Keiner mag ihn hören, Keiner sieht ihn an, Und die Hunde knurren Um den alten Mann. Und er läßt es gehen, Alles wie es will, Dreht, und seine Leier Steht ihm nimmer still. Wunderlicher Alter! Soll ich mit dir geh’n? Willst zu meinen Liedern Deine Leier dreh’n?
17
Biografieën Componist Franz Schubert Franz Schubert (1797 - 1828) was de zoon van een muzikale schoolmeester die hem leerde vioolspelen; pianoles kreeg hij van zijn oudere broer. Ook leerde hij zingen. Met zijn mooie jongenssopraan werd hij op zijn elfde aangenomen als koorknaapje in de keizerlijke hofkapel die verbonden was met het Stadtskonvikt, de beste onderwijsinstelling van Wenen. Hier kreeg Schubert onder anderen les van Antonio Salieri. Op zijn dertiende begon hij liederen te componeren en al op zijn zeventiende ontstond zijn eerste meesterwerk in dit genre: Gretchen am Spinnrade. De liederen ‘vloeiden’ uit zijn pen en met een totaal van zo’n 600 liedcomposities wist hij bij een select publiek grote naam te maken. Door zijn vrienden, regelmatig bijeen in ‘Schubertiades’, leerde hij steeds nieuwe dichters 18
kennen, bijvoorbeeld Wilhelm Müller wiens gedichten hem inspireerden tot zijn twee grote liedcycli: Die schöne Müllerin en Winterreise. Aan erkenning in de salons van vrienden en rijke muziekminnaars heeft het hem niet ontbroken, maar tijdens zijn leven vond slechts eenmaal een openbaar concert plaats dat geheel was gewijd aan zijn muziek. Dat was acht maanden voor zijn dood. Hij stierf op 31-jarige leeftijd aan de gevolgen van syfillis en buiktyfus.
BiografieĂŤn
19
Biografieën
Uitvoerenden Florian Boesch Bariton De Oostenrijkse bariton Florian Boesch (1971) kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn grootmoeder, sopraan Ruthilde Boesch. Later was in Wenen Robert Holl zijn docent. In 2002 gaf Boesch zijn eerste liedrecital in het Schubert Festival in Schwarzenberg (Oostenrijk) en in 2003 debuteerde Boesch als operazanger in de rol van Papageno (Mozarts Zauberflöte) in de Opera van Zürich. Inmiddels is zijn repertoire enorm uitgegroeid en omvat belangrijke werken uit de barok tot en met de twintigste eeuw. Als liedzanger treedt Boesch op met verschillende pianisten, waaronder Christian Koch, Roger Vignoles en Malcolm Martineau. Als concert- en operazanger werkte hij met dirigenten als Valery Gergiev, Philippe Herreweghe en Simon 20
foto: Lukas Beck | Wiener Konzerthaus
Rattle, en met toporkesten als het Koninklijk Concertgebouworkest, de Wiener en de Berliner Philharmoniker en het Leipziger Gewandhaus Orchester. In 2015 was hij artist in residence in de Londense Wigmore Hall, en in seizoen 2016/17 vervulde hij dezelfde rol aan het Konzerthaus van Wenen. In 2015 nam Florian Boesch met pianist Roger Vignoles voor het label Hyperion Reisebuch aus den österreichischen Alpen
van Ernst Krenek op; deze cyclus vertolkte hij ook in 2016 in het Muziekgebouw in de serie Grote Zangers met Christian Koch. Voor het label Onyx nam hij Schuberts cycli Winterreise, Die schöne Müllerin en Schwanengesang op, samen met pianist Malcolm Martineau.
Biografieën
Malcolm Martineau Piano De Schotse pianist Malcolm Martineau (1960) kreeg een brede muziekopleiding aan de universiteit van Cambridge en vervolgens aan het conservatorium in Londen. Hij nam zelf ook zanglessen en is hevig geïnteresseerd in de poëzie van de liedteksten. Korte tijd streefde Martineau een solocarrière na maar het samenwerken met zangers en instrumentalisten vond hij aantrekkelijker. Inmiddels is hij een specialist in het liedgenre en treedt hij op met grootheden als Christoph Prégardien, Barbara Bonney, Ian Bostridge, Angelika Kirchschlager, Magdalena Kozena, Anna Netrebko, Bryn Terfel en vele anderen. In de Londense Wigmore Hall heeft Martineau zijn eigen serie waarbij hij vaak jonge zangers betrekt. Als jonge pianist was Martineau pianobegeleider bij masterclasses van Joan Sutherland en Elisabeth
foto: Russell Duncan
Schwarzkopf, en overal ter wereld geeft hij nu zijn kennis en ervaring door tijdens zijn eigen masterclasses. In 2004 ontving hij een doctoraat aan de Royal Scottish Academy of Music en in 2009 was hij International Fellow of Accompaniment in 2009. Hij was in 2011 artistiek directeur van de Leeds Lieder+ Festival.
21
Biografieën
Helena Koonigs Sopraan
De Braziliaans-Nederlandse sopraan Helena Koonings begon haar zangstudie in 2012 als leerling van de geroemde Nederlandse sopraan Charlotte Margiono. In 2013 vervolgde zij officieel haar opleiding aan het Utrechts Conservatorium bij Margiono. In 2015 werd Helena uitgenodigd om aan het Conservatorio San Pietro a Majella di Napoli te studeren, waar zij de kans had om 22
intensief aan het Italiaanse operarepertoire te werken met zangdocente Anna Vandi Gaggiotti en coach Antonio Maione. Zij werd ook geschoold in het Italiaanse oratorium en kamermuziek uit de bel canto periode. Na haar terugkomst uit Napels, studeerde zij verder in Utrecht bij Margiono en de IJslandse tenor Jón Thorsteinsson. In mei 2017 studeerde zij met onderscheiding af en dat jaar werd Helena aangenomen bij de Dutch National Opera Academy, de prestigieuze opera master voor getalenteerde jonge zangers aan het Conservatorium van Amsterdam en het Koninklijk Conservatorium Den Haag en in haar tweede jaar op de Academy begon zij met het nemen van lessen bij Amerikaanse zangpedagoog Don Marrazzo. Bij de DNOA was zij te zien als Female Chorus in Benjamin Brittens The Rape of Lucretia, Micaëla in Bizets Carmen en Fiordiligi in Mozarts Così fan tutte.
Heleen Vegter Piano
Pianiste Heleen Vegter studeerde in Arnhem bij Frank van de Laar en specialiseerde zich tijdens haar masteropleiding in liedbegeleiding bij Kelvin Grout en Marien van Nieukerken. Zij volgde masterclasses van Rudolf Jansen, Ronald Brautigam en anderen. Momenteel is zij onder andere werkzaam als pianiste in de praktijk van Charlotte Margiono. Voor de Stichting Muziek in Huis
BiografieĂŤn
geeft zij concerten samen met sopraan Johanneke Vogel. Ze speelde op festivals als De Uitmarkt, Operadagen Rotterdam en Cultural Night, Reykjavik. Zij is een veelgevraagd begeleider en werkt met internationale zangers. Met Helena Koonings vormt zij een vast duo en volgde met haar de liedmasterclass van het Internationaal Vocalisten Concours met Elly Ameling en Hans Eijsackers. Heleen is uitgenodigd om deel te nemen aan de mastercourse van het Oxford Lieder Festival 2018 met Veronique Gens, Roger Vignoles, Susan Manoff en Wolfgang Holzmair. Daarnaast is zij een Britten-Pears Young Artist 2017 en 2018 met masterclasses van onder anderen Anne Sofie von Otter, Angelika Kirschlager, John Fisher, Kristian Bezuidenhout en Malcolm Martineau, door wie ze persoonlijk werd uitgenodigd om deel te nemen aan zijn Crear-mastercourse in Schotland.
23
Grote Zangers De serie Grote Zangers is een samenwerking tussen Muziekgebouw aan ’t IJ en stichting Grote Zangers.
Serie Grote Zangers De Serie heeft als oogmerk het naar Nederland brengen van de wereldwijde top van klassieke (Lied)Zangers voor 6 toonaangevende concerten per jaar. Wij programmeren de serie in het Muziekgebouw sinds seizoen 2010-2011. Ervaringstraject Grote Zangers Het creëren van podia voor jonge startende zangers hoort bij onze stichtingsdoelen. Grote Zangers selecteert ieder seizoen 6 zangers uit de top van jong zangtalent. Grote Zangers organiseert voor deze zangers precies dát waar een groot tekort aan bestaat: speelbeurten voor solo concerten. Vaste onderdelen van het traject zijn een Voorprogramma bij onze serie en een full recital in de vorm van een huisconcert. De musici worden gehonoreerd uit Vriendenbijdragen en andere fondsen die wij werven voor dit educatietraject. Een 3e programmadeel is momenteel in ontwikkeling. Vrienden Grote Zangers Grote Zangers kent een actieve Vriendenclub. Vrienden wonen dikwijls huisconcerten bij. Er is één keer per jaar een exclusief en bijzonder evenement. 24
Huisconcerten Grote Zangers Huisconcerten vinden plaats in panden met hoge plafonds te Amsterdam. Liefhebbers van Grote Zangers stellen hun huizen ter beschikking om jong toptalent een kans te geven om zich in een soloconcert te presenteren. Een concert duurt ca. 60 minuten, na afloop krijgen gasten een glas wijn aangeboden. De toegang is op uitnodiging. Heeft u interesse een huisconcert bij te wonen? Laat het ons weten via vrienden@grotezangers.nl Partners Het Muziekgebouw; Co-producent serie Grote Zangers De Nationale Opera; Samenwerking Educatietraject Alferink Artists Management; Vocale adviezen Grote Zangers Theo van den Bogaard directeur Lia van der Steen communicatie Rozemarijn Tiben productie Leo Spigt mecenaat Contact Stichting Grote Zangers Herengracht 458, 1017 CA Amsterdam t 020 6643151 info@grotezangers.nl Volg ons op www.grotezangers.nl
Verwacht
Serie Grote Zangers Wo 13 feb 2019 Grote Zaal 20.15 uur
Christoph Prégardien + Michael Gees De ballades van Schubert en Loewe Meesterzanger Christoph Prégardien en de eigenzinnige pianist Michael Gees vormen een ijzersterk en veelgeprezen liedduo. Voor het eerst in hun 30-jarige samenwerking presenteren zij een programma met louter ballades – verhalende liederen zonder refrein. Zoals Mahlers prachtige Lieder eines fahrenden Gesellen. Na de pauze wisselen tenor Prégardien en Gees bekende met minder bekende Schubert-liederen af in een cyclus die op zichzelf weer een verhaal vormt. Carl Loewe, tijdgenoot van Schubert, was de grootmeester van de ballade. Hij was zó goed, dat Schubert hem als zijn meester erkende. Gelukkig schreef Schubert ook zelf een aantal ballades, genoeg voor een half recital. Prachtige verhalen over liefde, zoektochten en afscheid.
Christoph Prégardien foto: Marco Borggreve
Programma: Carl Loewe Der Nöck / Erlkönig / Tom der Reimer / Robert Schumann Belsazar / Franz Liszt Die Loreley Gustav Mahler Lieder eines fahrenden Gesellen Franz Schubert Versunken D 715 / Willkommen und Abschied D 767 / Nachtstück D 672 / Abschied D 475 An mein Herz D 860 / Der Einsame D 800 / Aufenthalt D 957,5 / Die Mutter Erde D 788 / An den Mond D 259 / Rastlose Liebe D 138 Abschied D 957
25
Verwacht
za 24 nov / 14.00 uur Nouamane Lahlou Marokkaanse & Arabische klassieke muziek
vr 30 nov / 20.15 uur Psalm 151 Cappella Amsterdam
December November za 17 nov / 20.30 uur / Bimhuis FIRE! Orchestra The Rest is Noise @ Bimhuis
za 24 nov / 20.15 uur Dudok Quartet Amsterdam Eerherstel voor componist Hans Pfitzner
Kijk Muziek! zo 25 nov
zo 18 nov / 12.00 uur / Entreehal Muziekgebouw Park Picknick
13.30 uur + 15.30 uur / Kleine Zaal Het Boompje (2-4) Alle Hoeken van de Kamermuziek
wo 21 nov / 20.15 uur Holland Baroque Molière et Moi, magnifique
13.30 uur Help een olifant! (6+) Wishful Singing
do 22 nov / 20.15 uur icon LOD muziektheater + Asko|Schönberg
di 27 nov / 20.15 uur VOCES8 + Rachel Podger Guardian Angel
vr 23 nov / 21.00 uur Alva Noto - UNIEQAV object blue + Valery Vermeulen
wo 28 nov / 20.30 uur / Bimhuis Diamanda Dramm Violin Spaces
za 24 nov / 13.30 uur / Kleine Zaal Het Boompje (2-4) Try-out Alle hoeken van de Kamermuziek
do 29 nov / 20.15 uur Norrbotten NEO Lantern Lectures van Klas Torstensson
26
za 1 dec / 20.15 uur Concertgebouw Kamerorkest + Bram van Sambeek Fagotconcerten do 6 dec / 12.30 uur CvA Brass Lunchconcert ism Conservatorium van Amsterdam do 6 dec / 20.15 uur Amsterdam Sinfonietta + Marc-André Hamelin Klavierstück Hamelin
Huil van de Wolff Elke 22e van de maand klinkt om 20.00 uur het geluidsmonument Huil van de Wolff. Martijn Padding componeerde deze interactieve geluidsinstallatie ter herinnering aan oprichter van het Muziekgebouw Jan Wolff (1941 - 2012). Zie voor meer informatie muziekgebouw.nl/ huilvandewolff Geheimtips Bijzondere concerten die je niet mag missen
Foto: Erik van Gurp
Grand café 4’33 Kom voor het concert eten in Grand café 4’33. Reserveren: 020 788 2090 of 433grandcafe.nl.
Rondom het concert - Na aanvang van het concert heeft u geen toegang meer tot de zaal. - Zet uw mobiele telefoon uit voor aanvang van het concert. - Het maken van beeld- of geluidsopnamen in de zaal alleen met schriftelijke toestemming. - Algemene Bezoekersvoorwaarden zijn na te lezen op muziekgebouw.nl
Bij de prijs inbegrepen Reververingskosten en garderobe zijn bij de kaartprijs inbegrepen. Ook een pauzedrankje, tenzij anders vermeld op uw concertkaartje. Bij concerten zonder pauze staan drankjes klaar na afloop van het concert.
Steun het Muziekgebouw Inkomsten uit kaartverkoop dekken ten dele onze kosten. Word vriend of doneer: met uw extra steun kunnen we concerten op het hoogste niveau blijven organiseren. Meer informatie: muziekgebouw.nl/steunons
Op de hoogte blijven? Blijf op de hoogte van nieuw geboekte concerten of ander nieuws. Volg ons via onze e-nieuwsbrief (aanmelden op muziekgebouw.nl), Facebook, Twitter of Instagram. Dank! Wij kunnen niet zonder de steun van onze vaste subsidiënten en Vrienden van het Muziekgebouw. Wij zijn hen daarvoor zeer erkentelijk.
Druk binnenwerk
27