12 minute read

Warum die Europäer?

Next Article
king 2019

king 2019

boekbespreking

Europa tegen de Joden Warum die Europäer? DO OR REMCO ENSEL

De Duitse historicus Götz Aly schreef een ontnuchterende alternatieve geschiedenis van twintigste-eeuwse Europese samenwerking met als belangrijkste ingrediënten afgunst, profijt, radicaal-nationalisme en de directe betrokkenheid van vele gewone burgers bij antisemitisch geweld .

In Europa tegen de Joden pikt Götz Aly de draad op van zijn eerdere studies over de Jodenvervolging. Meest bekend is waarschijnlijk Warum die Deutschen? Warum die Juden? waarin de historicus de Duitsers aan een psychologisch onderzoek onderwerpt. Nijd oftewel afgunst was de algemene noemer waaronder Aly de prikkelende vragen uit de titel van deze veelbesproken studie van een antwoord trachtte te voorzien. Afgunst over de succesvolle sociale stijging van Joden en hun overwegend geslaagde aanpassing aan de snelle modernisering van Duitsland zorgden voor een breed gevoeld verlangen de Joodse minderheid op haar plaats te wijzen en uit de samenleving te bannen. Europa tegen de Joden is te lezen als een ambitieuze poging een aantal van de eerdere bevindingen nogmaals onder de loep te nemen en ditmaal in een vergelijkend onderzoek: Warum die Europäer?

Het is deze keer niet slechts Duitsland maar het Europese continent als geheel dat terechtstaat voor de genocide. Misschien wilde de historicus met zijn nieuwe boek ook enkele critici Historicus en journalist Götz Aly. foto Bayerischer Rundfunk

van repliek dienen. Immers, de Holocaust was zonder twijfel een Duits project, maar tegelijkertijd kan moeilijk worden volgehouden dat het gewelddadig antisemitisme pas na 1933 de kop opstak. zo leest Europa tegen de Joden als een indringende verhandeling over de opkomst van geïnstitutionaliseerde Jodenhaat zoals die vanaf het einde van de negentiende eeuw door Europese volkeren en staten werd uitgedragen. Uitmondend in de massamoord op zes miljoen mede-Europeanen.

Het boek is gecomponeerd langs twee assen. De eerste is die van het terugkerend mechanisme van haat en afgunst waarvan Europa rond de eeuwwisseling doortrokken raakte. Overal vertaalde dit zich in discriminerende maatregelen tegen Joden: inperking van hun deelname aan het onderwijs door beperkende quota of andere beletsels, de afkondiging van studie- en beroepsverboden en de selectieve inzet van belastingen die joden extra hard troffen. Met de ontluisterende kracht van de herhaling toont Europa tegen de Joden hoe gedurende het gehele interbellum overheden en georganiseerde burgers steeds weer opnieuw uit hetzelfde

vaatje tapten. Fascinerend om te lezen is het terugkerende pleidooi – voor, tijdens en na de twee wereldoorlogen – voor een verplichte zondagssluiting of de verplaatsing van de wekelijkse markt naar de zaterdag om de Joodse middenstand de wind uit de zeilen te nemen. in polen en roemenië mochten Joodse medicijnen-studenten op een gegeven moment alleen nog in Joodse lijken snijden. De trend bestond erin Joden zoveel mogelijk naar de marge van het maatschappelijk leven te verbannen en de economie te ‘ontjoodsen’. Initiatieven of steun voor deze maatregelen waren te vinden in alle geledingen van de samenleving. Vijanden vonden elkaar in hun haat tegen de Joden met als gemene deler het profijt dat marginalisering en uitsluiting zouden opleveren.

Op veel plaatsen komt het tot geweld tegen Joden. Meest bekend zijn de pogroms in het Russische Rijk, maar Götz Aly laat zien hoe op veel meer plaatsen en ver voor 1933 joodse gemeenschappen zich schrap moesten zetten tegen het gevaar van plundering en geweld. De terreur, plundering, verkrachting en verjaging in de decennia voor de Eerste Wereldoorlog en daarna waren niet slechts de vege voortekenen van de shoah, maar kenden een eigen dynamiek. ze zorgden ook voor een ervaringsgeschiedenis waar later op kon worden teruggevallen door daders en slachtoffers. zo beschreef in 1937 de roemeense schrijver Mihail sebastian* in zijn dagboek de toenemende Jodenhaat in het besef waartoe dit kon leiden. Het begon met schelden en pesterijen en mondde uit in een beroepsverbod dat hij in januari 1938 opgelegd kreeg. sebastians vriend, zo valt in zijn dagboek te lezen, steunde niettemin het aanblijven van de huidige regering, want ‘wat na haar komt, zal oneindig erger zijn’. sebastian laat stap voor stap zien tot op welke angstaanjagende hoogte zijn vriend gelijk zou krijgen. De meeste van die stappen hadden zich in de vijftig jaar daarvoor al ergens in Europa voorgedaan.

De tweede as in Europa tegen de Joden is de chronologie van fatale ontwikkelingen die gezamenlijk een verklaring bieden voor de zo breed gedragen haatpropaganda, uitsluiting en geweld waaraan Europese Joden ten prooi vielen vanaf het einde van de negentiende eeuw. De afgunst, de jaloezie en verbittering ten aanzien van de vermeende maatschappelijke positie van Joden speelden hierin een grote rol, maar Aly plaatst deze gevoelens van onvrede over de snelle modernisering en de ongelijke sociale stijging in een breder verklaringskader.

Aly’s idee over jaloezie en verbittering hangen samen met wat de historicus Yuri shlezkine heeft beweerd in zijn boek de Joodse Eeuw: Joden hebben het door hun idealen en drang naar verbetering van hun lot bijzonder goed gedaan in de twintigste eeuw. Door zich aan te passen en in de beschikbare kansen te springen die de snelle modernisering bood, mogen zij zich op de borst kloppen als de snelste sociale stijgers van de eeuw. We kennen de plattelandsbevolking in de sjtetls van Oost-Europa – bekend vanwege het geïdealiseerde Anatevka – en het nieuwe stedelijk proletariaat – bekend van de verhalen van Herman Heijermans. Maar ook moet erkend worden dat Joden zich overal wisten op te werken tot de maatschappelijke bovenlaag. De kinderen van Tevye de melkboer uit Anatevka en de verhalen van sholem aleichem, waaierden uit over de wereld en symboliseren zo de enorme diversiteit in Joodse ervaringen: van de ‘achterblijvende’ kinderen in Europa tot de kinderen van Tevye die migreerden naar Moskou, palestina en amerika. Voor shlezkine belichaamden de Joodse ondernemers, tandartsen, advocaten, artsen, schrijvers en revolutionairen (in Rusland) de moderne wereld en Aly neemt dit aspect over om de haat en nijd te verklaren. Dit is tegelijk een wat ongemakkelijke stelling omdat juist de gelijkstelling van Joden met moderne media, economie en politiek keer op keer in antisemitische propaganda werd uitgelicht.

Een groot deel van de oorzaak voor het desondanks op drift raken van de Joden in Europa legt Aly bij de succesvolle verspreiding van nationalistische ideologieën die al voor de Eerste Wereldoorlog Roemenen, Polen, Grieken, Litouwers, Oekraïners en ook Fransen en Duitsers ertoe aanzetten om te gaan denken in termen van uitsluiting en zuivering. De volgende stap wordt gezet na de oorlog toen ditzelfde nationalisme de leidraad werd in internationaal beleid. De nationale grenzen werden herschikt om de deur vervolgens op slot te draaien. zo werden vervolgden afgesneden van hun enige uitweg uit de haat, de onteigening en de roof. Roemenisering, litouwisering, hongarisering, hellenisering, polonisering, tsjechisering of, relatief laat, arisering – zo stelt Aly – waren variaties op dezelfde melodie: het tot tweederangsburgers verklaren van Joden. Ook in communistisch Rusland speelde dit nationalistische vertoog een steeds grotere rol: van het invoeren van identificatiepapieren met etnische vermelding, de russificatie en het tot vijandige ideologieën verklaren van zionisme en het sociaaldemocratische bundisme.

Het radicaal-nationalisme en de etnische zuivering leidden overal in Europa tot de uitruil van bevolkingsgroepen. Hierbij gingen herstelmaatregelen om tegemoet te komen aan de effecten van de eerste wereldoorlog geruisloos over in geplande bevolkingszui

vering. Aly wijdt een intrigerende paragraaf aan de systematische, met bureaucratische middelen uitgevoerde, selectie van de lokale bevolking in de Elzas. In dit grensgebied worden op basis van de geboorteplaats van ouders en grootouders de Duitsers van de Fransen gescheiden. Nooit eerder, aldus Aly, kende Europa een zo rigoureus doorgevoerde bevolkingspolitiek. De strategie van vlucht en emigratie wordt bemoeilijkt. In plaats daarvan zijn er in het interbellum van bovenaf opgelegde ‘bevolkingstransfers’, ‘evacuaties’ en ‘repatriëringen’. Voor de joodse ‘nationale minderheden’ zonder natuurlijk ‘thuisland’ leverde deze uitruilpolitiek een onoverkomelijk probleem op. zij kwamen klem te zitten toen in de jaren dertig onder invloed van nationalisme en racisme ook overzee de grenzen dichtgingen. canada wenste geen ‘vreemd bloed’ te importeren, australië zei geen ‘rassenprobleem’ te hebben en er niet op te zitten wachten er een te creëren. na vijftig jaar van ontrechting, uitsluiting en terreur konden de Joden – op enkele grote in het boek genoemde uitzonderingen na – nergens heen. in 1938 waren op de beruchte Conferentie van Évian maar weinig landen die bereid waren om Joden op te nemen. Ook Nederland was niet happig op het opnemen van grotere aantallen vluchtelingen.

Aly’s boek sluit zogezegd aan bij zijn eerdere boeken over de rol van antisemitisme. In interviews heeft de historicus tegelijkertijd aangegeven dat antisemitisme alleen de vernietiging niet kan verklaren. Het is nog een hele stap van sluimerend antisemitisme naar genocide. Alweer lang geleden woedde er een heftig debat naar aanleiding van het boek van Daniel Goldhagen, Hitlers gewillige beulen (1996). In dit boek stelde de toen jonge Amerikaanse politicoloog met veel bravour dat een diepgeworteld en eeuwenoud antisemitisme de shoah verklaarde. duitsers waren als het ware geprogrammeerd om over te gaan tot genocidaal geweld. Een storm van kritiek stak op, ook in Nederland. zonder oog voor tegenbewijs werden alle Duitse burgers aan de schandpaal genageld. Hiertegenover staat dat, zoals de prominente historicus Frank Bajohr het eens formuleerde, in 1945 de Duitsers slechts drie daders zagen: Hitler, Heydrich en Himmler. De rest volgde bevelen op of hield zich afzijdig. Nu zien we 200.000-250.000 directe daders in duitsland en oostenrijk. zo wist goldhagen toch wel een gevoelige zenuw te raken. Bajohr zelf heeft vooral onderzoek verricht naar de manier waarop in Duitsland ‘gewone Duitsers’, antisemiet of niet, in alle lagen van de bevolking profiteerden van de onteigening, roof, vlucht en massamoord van Joden. wat begon met excessieve belastingheffing door de staat eindigde in openbare veilingen van Joodse spullen waar vele gewone burgers bij betrokken waren. Het idee dat Joods bezit de ‘echte’ Duitsers toebehoorde werd blijkbaar heel snel geaccepteerd. In andere landen leefden dezelfde ideeën over de welhaast vanzelfsprekende transfer van goederen naar de zogenaamd ‘rechtmatige’ eigenaren.

De noodlottige ontwikkelingen in Europa tegen de Joden waren niet onafwendbaar noch het resultaat van een vooropgezet plan. Des te meer roept het boek op tot waakzaamheid bij stappen die ogenschijnlijk deel uitmaken van reguliere politiek – zeggen waar het op staat, radicaal antimigratieen vluchtelingenbeleid – maar die inhumaan uitpakken en een directe impact hebben op het lot van bedreigde individuen, families en minderheden. Europa tegen de Joden gaat niet alleen over stroperige internationale politiek of afkeurenswaardig overheidsbeleid, maar toont tevens hoe burgers, buren en werknemers betrokken raakten bij plundering en het molesteren van medeburgers, hoe politie daarbij een oogje dichtkneep en rechters niet tot bestraffing overgingen.

Terreur kon plaatsvinden, in de woorden van aly, in een door omstanders gecreëerde haag van haat. Radicaal nationalisme, het expliciet of verhuld spreken van onechte landgenoten die langs slinkse wegen van ‘ons’ profiteren en ‘ons’ land leegplunderen waren toen en nu geluiden die steeds harder gingen klinken. Dat is iets om bij stil te staan in het licht van de Europese Verkiezingen later dit jaar.

Götz Aly–Europa tegen de Joden, 1880-1945, Verbum, 440 blz., isbn 9789493028050, €29,50

Dr. Remco Ensel is universitair docent cultuurgeschiedenis van de Nieuwste Tijd aan de Radboud Universiteit. Tussen 2010 en 2014 was hij gedetacheerd aan het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Zijn meest recente publicaties handelen over antisemitisme en de verbeelding van 'de Jood' als stereotype in naoorlogs Nederland (zie ook de website www.antisemitisme.nu). Samen met Evelien Gans publiceerde hij over de geschiedschrijving van de Jodenvervolging en het concept van de 'omstander'.

een bijzondere docuM entaire

GERMAN CONCENTRATION C AMPS FACTUAL SURVEY

DOOR WALTER VAN ROSSUM

Het International Film Festival Rotterdam organiseerde in januari 2019 een van de weinige openbare vertoningen van de documentaire ‘German Concentration Camps Factual Survey’. Een bijzondere film, met zeldzame filmbeelden van Duitse concentratiekampen gemaakt door de geallieerden.

Walter van Rossum zag de documentaire en ging in gesprek met de Duitse gastprogrammeur van het Rotterdamse filmfestival, Olaf Möller.

Nog voor het eind van de Tweede Wereldoorlog gaf de divisie ’Psychologische Oorlogvoering’ van het hoofdkwartier van de geallieerde expeditiemacht opdracht tot de productie van een documentaire over de concentratiekampen, onder leiding van de Brits-Joodse filmproducent Sidney Bernstein.

In de loop van april 1945 legden militaire filmploegen beelden vast van

de omstandigheden in Bergen-Belsen, Dachau, Buchenwald en andere kampen en plekken waar zich gruwelijkheden hadden afgespeeld. Dit om de Duitse bevolking de wreedheden te tonen waarvoor ze verantwoordelijk waren. Het materiaal kwam uit Russische, Amerikaanse en Britse bronnen (de Fransen hebben geen filmmateriaal).

Olaf Möller: “Heel interessant is het verschil tussen het Russische, Amerikaanse en Britse materiaal. Het Russische en Amerikaanse materiaal is een momentopname, eigenlijk om te schokken. Het Britse materiaal is ‘mooi’, heeft een bepaalde schoonheid. Hoewel de termen mooi en schoonheid in deze context eigenlijk niet mogen. Veel mensen hebben daar bij het zien van de confronterende beelden moeite mee. De Britse beelden tonen hoop. Soldaten begeleiden de overlevenden op een ondersteunende manier. De beelden tonen toekomst. Dat na deze hel het leven terugkeert en er geen donkerte, verschrikking meer is.”

Bernstein betrok zijn vriend Alfred Hitchcock als adviseur bij het project en de montage begon – tot op 9 september 1945, na een vertoning van een ruwe versie, de productie werd gestaakt. De opdrachtgevers vonden dat de montage te lang duurde. Bovendien waren ze van mening dat de vertoning van anderhalf uur schokkende beelden averechts zou werken op de wederopbouw van Duitsland.

Olaf Möller: “Mensen lopen dan weg. Met een kortere film zou dat niet gebeuren. De grote film zou goed zijn voor in de rechtszaal. En er waren ook al twee kortere films.”

Twee andere films met grotendeels hetzelfde materiaal waren namelijk al voltooid: ‘Nazi Concentration Camps’ van George Stevens, die werd gebruikt als bewijs in het eerste Neurenbergproces, en ‘Death Mills’ van Hanuš Burger (onder supervisie van Billy Wilder), die vanaf januari 1946 aan het Duitse publiek werden vertoond.

In het Imperial War Museum in Londen lagen sinds 1952 vijf van de zes filmspoelen in blikken opgeslagen. Curatoren en filmtechnici van het museum restaureerden en complementeerden de film met gebruik van digitale technologie. Het ontbrekende zesde (slot)deel heeft het museum zelf geconstrueerd aan de hand van het originele script en draaiboek en achttien uur film die ook in het depot lag opgeslagen. Olaf Möller: “Het resultaat, de film German Concentration Camps Factual Survey, is geen film uit 1945... het is een film van 1945 en 2019, een ontmoeting van twee tijdperken met enkele van de meest essentiële bewegende beelden ooit gemaakt. Deze film is een waarschuwing naar en voor het heden.”

This article is from: