magazine van folk tot wereldmuziek nr. 131 • oktober/november 2010 losse nummers €4,25
Podorythmie van La Bottine Souriante Youssou N’Dour griot van nu Annalivia succesformule uit Boston de reizen van Joep Pelt Kashmere Hakim tussen droom en hoop
Ragnheiður
❇
en de ziel van de IJslander
Klaar voor ❄ de winter?
folk bij de kachel ☛ festivals ❝ interviews ✦ dvd’s ❣ tipcd’s ✻ boeken lees alles in New Folk Sounds www.newfolksounds.nl ©
2
New Folk Sounds oktober/november 2010
© Stichting Janviool, niets van deze website mag worden overgenomen of gekopieerd zonder nadrukkelijke toestemming van de redactie.
➸
Inhoud nummer 131
New Folk Sounds 131 23e jaargang oktober/november 2010 verschijnt zes keer per jaar Uitgegeven door de Stichting Janviool Redactieadres: Postbus 1022, 4388 ZG Oost-Souburg Telefoon: 0118-462377 Fax: 0118-469960 E-mail: info@newfolksounds.nl Internet: www.newfolksounds.nl Bestuur Stichting Janviool: Hans van Deelen, Evert Bronstring, Marco Pol Redactie: Hans van Deelen (hoofdredactie), Marco Pol (eindredactie), Dries Delrue, Luther Zevenbergen. Aan dit nummer werkten verder mee: Willem Bilderbeek, Joop van den Bremen, Ron Janssen, Piet Karregat, Rob van Niele, Daan van Os, Marius Roeting, Eelco Schilder, Hugo de Vries, Jeroen van Zuylen. Abonnementsprijzen: Per kalenderjaar. Nederland: € 23,75. Buitenland: € 27,15. Losse nummers: € 4,25 + bijdrage verzendkosten. Bijdrage verzendkosten Nederland: € 1,00 Bijdrage verzendkosten buitenland: € 2,00 Losse nummers uitsluitend via vooruitbetaling o.v.v. gewenste nummer en uw adresgegevens op rekeningnummer: 1206656 t.n.v. New FolkSounds Tijdschriftenadministratie, Leiden. Buitenland: vermeld op het speciale overschrijvingsformulier de volgende codes: IBAN: NL24 INGB 0001 2066 56 BIC: INGBNL2A Opzegging: schriftelijk vóór 1 november New Folk Sounds Abonnementenadministratie: Oude Herengracht 4, 2312 LN Leiden Telefoon (maandag 09.00-11.00 uur): 071-5219256 E-mail: abonnee@newfolksounds.nl Advertentietarieven: 1/1 pag. € 270,– (max. 190 x 270 mm) 1/2 pag. € 165,– (max. 190 x 130 mm) 1/2 pag. € 165,– (max. 95 x 270 mm) 1/3 pag. € 130,– (max. 190 x 90 mm) 1/4 pag. € 95,– (max. 95 x 130 mm) 1/4 pag. € 95,– (max. 190 x 65 mm) 1/6 pag. € 75,– (max. 95 x 95 mm) 1/8 pag. € 60,– (max. 95 x 65 mm) 1/9 pag. € 50,– (max 47,5 x 95 mm) Alleen voor muzikanten: 1/16 pag. € 25,–. Voor de achterzijde geldt een toeslag van 25%, voor de binnenzijde van de omslag een toeslag van 10%. Kortingen: dezelfde advertentie in drie opeenvolgende edities: 5%. Dezelfde advertentie in zes opeenvolgende edities: 10%. Bijsluiten flyer €165,Aanlevering advertenties: Digitaal: per e-mail of op cd-rom InDesign, Phostoshop of Ilustrator in hoge resolutie TIFF-, EPS- of PDF-formaat. Gescand op 300 dpi, 100% groot, in te stellen op uw scanner. Of op papier: zwart/wit kwalitatief goede print, zonder vouwen. De advertentie moet, drukklaar, op een van deze twee manieren, worden aangeleverd. Hierop zijn de tarieven gebaseerd. Voor advertenties en info: advertentie@newfolksounds.nl Kladjes: tarieven een tot en met drie regels: € 4,50. Elke volgende regel € 1,10. Copyright: Stichting Janviool. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen of gekopieerd zonder nadrukkelijke toestemming van de redactie. Drukwerk: ADZ, Vlissingen
oktober
4 Opmaat 6 Na vele jaren was La Bottine Souriante uit Québec terug in onze Lage Landen. Wij waren er bij. Gelukkig! 8 Deerlycke is een klein maar verdomd gezellig folkfestival in de regio Kortrijk, een gesprek met organisator Rik Couchez 11 Een terugblik op het leven van Ate Doornbosch, de man die talloze Nederlandse volksliedjes aan de vergetelheid ontrukte 12 Youssou N’Dour, de stem van Senegal heeft een missie 15 Hindi Zahra weet waar ze met haar muziek naartoe wil. Wij gingen naar haar toe 16 Nog niet zo heel lang geleden bestormde Ragnheidur de IJslandse hitparade, nu legt ze zich toe op het redden van de vaderlandse muziektraditie. Het verhaal van een eigenzinnige zangeres 18 Zonder dromen zijn we nergens, is de gedachte van de Amsterdamse singer/songwriter Kashmere Hakim 20 De muzikale wereld van Joep Pelt strekt zich uit van de Amerikaanse Mississippi via Mali en Ethiopië tot aan Zuid-Afrika 23 In de levendige akoestische folkscene van Boston neemt Annalivia een prominente plaats in 26 Op locatie: Gooikoorts, Deerlycke, Folkwoods en Sidmouth 31 Recensies met oa: Twee violen en een bas, Julia Lo’ko & Erwin van Ligten, Paul van Loo & Ivo Rosbeek, The Iain Ad Venture, Martin Simpson, Grada, Solas, Chumbawamba, Si Kahn, Natalie Merchant, Nadau en Youssou N’Dour. 41 Agenda 43 Fotopagina
& november
6
23
Deadlines NFS 132: Advertenties: 15 oktober Deadlines NFS 133: Kopij: 3 december. Advertenties: 17 decemberr
12
ISSN: 0932-7666 Foto voorkant: Ragneidur, (Foto: Mark Seliger) © New Folk Sounds oktober/november 2010
3
© Stichting Janviool, niets van deze website mag worden overgenomen of gekopieerd zonder nadrukkelijke toestemming van de redactie.
16
Tekst: Dries Delrue Foto: La Bottine Souriante
La Bottine Het was al veertien jaar geleden dat we deze opgewekte groep uit de Canadese provincie Québec voor het eerst aan het werk zagen op het festival te Dranouter. Dit jaar waren ze er opnieuw, met veel andere muzikanten, maar met dezelfde aanstekelijke muziek. Net voor het concert hadden we met de nieuwe frontman, Benoît Bourque, een gesprek. Sinds 1976… Ik haalde herinneringen op aan het verrassende concert in 1996. De taal, de zang en het accordeonspel van de toenmalige frontman, Yves Lambert, waren in mijn geheugen blijven hangen. “Lambert heeft de groep verlaten in 2003,” zegt Bourque, “net als Michel Bordeleau die ook zanger was en gitaar, viool, mandoline en kleine trom speelde, om de voetenpercussie, toch zo belangrijk in onze muziek, niet te vergeten. (n.v.d.r.: die voetenpercussie wordt in Québec ook ‘podorythmie’ genoemd) De groep heeft al heel wat wijzigingen ondergaan sinds zijn oprichting in 1976,” gaat hij verder. “Niemand van de oorspronkelijke groep speelt er nog bij. Maar door al die wijzigingen heen is La Bottine Souriante (verder schrijven we LBS) de toonaangevende groep gebleven die hij in Québec al altijd geweest is. Weet je, de folkscène in Québec is relatief klein en de muzikanten ontmoeten elkaar bij optredens. Zo kennen we iedereen en ontstaan er nieuwe banden. Michel Bordeleau zingt nu in de a-capella groep Les Charbonniers de l’Enfer. Toen die groep eens samen geprogrammeerd stond met onze grote chansonnier Gilles Vigneault (zie NfS 93) ontstond er een samenwerking waaruit in 2007 de cd La sacrée rencontre is voortgekomen waarop ze, samen
met Vigneault, een aantal van zijn nummers zingen. Een andere oudgediende die LBS verliet in 1989, André Marchand, zingt ook bij de Charbonniers. Yves Lambert had al een soloproject gespeeld en stichtte na 2003 een eigen begeleidingsgroep, Le Bébert Orchestra. Ikzelf speel en dans al twintig jaar traditionele muziek, op accordeon en met voetenpercussie. Ik speelde bij Matapat en sinds de oprichting van de groep tot in 2007 bij Le Vent du Nord (zie NfS 107). Twee jaar geleden kwam ik bij LBS. Aanvankelijk speelden ze uitsluitend op echt traditionele instrumenten: viool, accordeon, harmonica, gitaar. Op een dag ontmoetten ze trombonist Robert Ellis en ook Jean Fréchette die ondermeer tenorsax speelt. Dat bracht een grote verandering mee in de sound van de groep. Die vernieuwing is vooral te horen vanaf de cd Je Voudrais Changer D’Chapeau uit 1990. Régent Archambault speelde contrabas en Denis Fréchette piano, bugel en trompet. Dat gaf een nieuwe dimensie aan onze traditionele muziek. Je kan zeggen dat
©
© Stichting Janviool, niets van deze website mag worden overgenomen of gekopieerd zonder nadrukkelijke toestemming van de redactie.
Denis de muziek Cubaans gekruid heeft. En jazzinvloeden zijn sindsdien ook duidelijk aanwezig. Maar in die twee jaar dat ik bij LBS speel merk ik wel dat, ondanks die verschillende invloeden, de basis van de traditionele muziek uit Québec overeind gebleven is: die swing, die snelheid, de manier waarop gespeeld wordt. Je mag zeker zeggen dat veel jonge groepen in Québec zich door LBS laten inspireren.” Typisch Québec Bij muziek uit Québec zijn de percussie, vooral met de voeten, en de ‘turlute’ - een snel gezongen opeenvolging van klanken, zoals La Bolduc, een zangeres uit het interbellum, bijzonder goed beoefende - zeer kenmerkend, merk ik op. “Het is vooral de manier waarop wij dat doen die typisch Québecois is,” zegt Bourque. “Op de bals-musette in Centraal-Frankrijk worden de voeten ook gebruikt bij het spelen en zingen met klanknabootsingen gebeurt ook in veel verschillende culturen, maar de
Souriante
Een niet te missen ‘glimlach’
manier waarop wij het doen, ons ritme, is inderdaad zeer herkenbaar. Wij spelen zowat de helft instrumentale nummers en de helft liederen. Maar ook in landen die onze taal niet verstaan wordt onze zang erg geapprecieerd. Zo spelen we bijna elk jaar in Spanje en het Verenigd Koninkrijk.” Op mijn vraag hoe het komt dat we hier te lande zolang niets meer hoorden van LBS, dat zelfs de jongste cd uit 2003 hier niet te vinden was, heeft Bourque een antwoord. “Toen Lambert en Bourdeleau de groep verlieten was er ook een belangrijke administratieve verandering. De zaakwaarneming van de groep wijzigde ook en dat is vrij faliekant afgelopen. Dan heeft onze trompettist, Jocelyn Lapointe, de administratie in handen genomen, maar alles moest weer van vooraf aan opgebouwd worden. Sinds kort hebben we ook weer een agente voor Europa. Dat belooft wat voor de toekomst en voor de nieuwe cd die we tegen het einde van het jaar zullen uitbrengen. Het is al van
2003 geleden dat LBS nog een nieuwe cd uitbracht. Dat komt doordat onze relatie met de platenfirma, die verbonden was met de zaakwaarnemer, ook wat vertroebeld raakte. Maar nu zullen onze muziek we uitbrengen bij Boréalis, een uitgever die nu bijna vijftien jaar bestaat en die zich toelegt op muziek uit Québec. Ook de groepen waar ik vroeger bij speelde brengen uit bij Boréalis. Het verdeelnet van Boréalis in Europa wordt alsmaar uitgebreider. De nieuwe cd zal dus hier ook wel te koop zijn.” Het repertoire Hoe ze hun repertoire uitkiezen, wilde ik weten. “Daar we met tien muzikanten zijn en nog drie technici die ons overal vergezellen, wat nogal veel is, hebben we een kern die de keuze van de nummers doet. Met drie zoeken we in het traditionele repertoire naar mooie pareltjes die niet erg bekend gebleven zijn. Die drie dat zijn David Boulanger, de violist, Eric Beaudry, gitarist en zanger, en ikzelf. Dat trio
noemen de anderen ‘les trads’, de traditionelen. Wij kennen de traditionele wortels. Het repertoire dat we aanbrengen bewerken we dan met Pierre Belisle, de pianist en met François Marion, de bassist. We werken samen de eerste arrangementen uit. Het resultaat gaat dan naar onze muzikale leider Jean Fréchette. Dan worden ook de kopers geïntegreerd. Het repertoire is dus echt traditioneel, wat niet belet dat we af een toe een tekst of een stuk melodie toevoegen van onszelf. Het nummer Pêle-mêle bijvoorbeeld is een traditioneel nummer waar we een eigen tekst op gezet hebben. Onze belangrijkste originaliteit ligt enerzijds in het feit dat we gaan zoeken in het ‘vergeten’ repertoire en anderzijds in de verschillende achtergronden van onze muzikanten. Onze pianist heeft een achtergrond van Cubaanse muziek en speelt ook trompet. Hij heeft ook tal van rockzangers uit Québec begeleid. Onze bassist is dan weer en echte jazzman. Die koperblazers zijn ook typisch voor LBS. Ikzelf heb nooit anders dan traditioneel gespeeld en gedanst, dat wat ik ook bij LBS doe. Een belangrijk persoon is onze danseres, Sandy Silva. Zij komt uit Amerika, maar werkt al vele jaren bij ons en is een echte Québecoise geworden. Sinds 2003 is ze een vast lid van LBS, vroeger werkte ze sporadisch mee. Alle anderen zijn Québecois van oorsprong.” Bourque moest dringend gaan soundchecken. Een klein uur later kon ik genieten van een spetterend recital. Danseres Sandy Silva maakte wel het grootste verschil met het optreden van LBS in 1996. Een meerwaarde bij wat toen al heel veel was. Hopelijk duurt het nu niet opnieuw veertien jaar voor La Bottine Souriante weer in onze contreien te zien en te horen zal zijn. ➸ www.bottinesouriante.com
©
© Stichting Janviool, niets van deze website mag worden overgenomen of gekopieerd zonder nadrukkelijke toestemming van de redactie.
Tekst: Joop van den Bremen Foto: Henk Scholte
Ate Doornbosch (1926-2010)
Ate tijdens de onthulling van het Ate Doornbosch-bankje in Nuis
Op 23 juli 2010 overleed, na een kort ziekbed, Ate Doornbosch in zijn woonplaats Schiedam. De volksliedverzamelaar werd vooral bekend door zijn radioprogramma ‘Onder de groene linde’, dat van 1957 tot 1993 door honderdduizenden luisteraars werd gevolgd. Ate Doornbosch werd geboren op 1 januari 1926, in Nuis, in het Groninger Westerkwartier in een ‘rood nest’. Zijn vader was schilder, maar vooral actief als schrijver en voorman in de SDAP, de VARA en het NVV. Ate ging naar de HBS en wilde, na het ‘verslinden’ van Multatuli, bestuursambtenaar in Nederlandsch Indië worden. De oorlog kwam ertussen en hij kwam als administratieve kracht bij de Raad van de Arbeid terecht. Ate solliciteerde bij de VARA en werd medewerker bij de afdeling Lichte Muziek. Hij wilde programmamaker worden. In het programma Niet zo… maar zo! werden de volksliederen niet gezongen
zoals Ate zich dat uit zijn jeugd herinnerde. Op zijn vraag om meer aandacht voor liederen uit de mondelinge overlevering, ontkende de programmaleiding het bestaan ervan. Maar Ate herinnerde zich wel de zingende mensen uit zijn jeugd, die bij hem thuis stonden te wachten rond de pomp tot die ontdooide als die bevroren was. Strak kijkende mensen die, naast elkaar zingend, zich teksten stonden te herinneren. In 1957 kreeg Ate Doornbosch toch de kans om met vijf uitzendingen te bewijzen dat die liederen er waren. Bij de start mocht hij het programma echter niet zelf presenteren vanwege zijn Gronings
Liedverzamelaar met hoofd en hart a ccent. Een regionale tongval was in die tijd, behalve bij de katholieke omroep, uitgesloten. Het programma had nog geen naam, maar na zo’n tien uitzendingen heette dat Onder de groene linde en Doornbosch werd toch presentator. In het programma, dat uiteindelijk dertienhonderdzestien uitzendingen telde, liet Ate Doornbosch mensen horen die oude liederen zongen. Het bleek vanaf de start een groot succes. Gemiddeld 350.000 luisteraars volgden iedere uitzending. De eerste opnamen die hij liet horen waren van Rika Vegter-Deen (1886), de grootmoeder van zijn vrouw. Naar aanleiding van de uitzendingen kreeg Doornbosch honderden brieven. De briefschrijvers noteerden vooral aanvullingen op de liederen. Daarin vond de programmamaker dan weer aanknopingspunten voor nieuwe veldopnamen. Met deze unieke, interactieve werkwijze maakte Doornbosch zo’n vijfduizend opnamen en ontfutselde hij honderden liederen in uiteenlopende versies aan de vergetelheid. Het lukte hem steeds weer mensen zo ver te krijgen om te zingen. “Ik heb van nature weinig geduld. Maar ik heb wel geduld om naar mensen luisteren. Ik kon mij goed verplaatsen naar het verleden, naar de toestanden waarin zij werkten en leefden en met hun gezin omgingen,” vertelde hij. De veldwerker registreerde niet alleen het lied, maar ook de achtergronden. De bijbehorende verhalen tekenden vaak ellendige omstandigheden en bittere armoede. Het verzamelen ging niet altijd vanzelf, maar door zijn innemendheid lukte het Doornbosch eventuele twijfelaars toch over de streep te trekken; al moest hij daarvoor meerdere huisbezoeken afleggen. Het meeste materiaal kwam, zeker in het begin, uit het noordelijk deel van Nederland. In het katholieke zuiden borrelden minder liederen op. De Nederlandse bisschoppen vaardigden in 1954 een mandement uit dat de katholieken in feite verbood naar de ‘rode’ VARA te luisteren. Na de intrekking van het mandement in 1966 sudderde de betekenis ervan nog na. In 1968 verhuisde het programma naar de Nederlandse Radio Unie – de voorloper van de NOS – en doken er meer liederen uit het zuiden op. Rond die tijd (1966) kreeg Doornbosch ook een plek bij het Volkskundig Bureau, de voorloper van het Meertensinstituut. Hij bleef zijn radioprogramma maken en wilde kasten vol met liederen vullen: “Zoals met andere onderwerpen waarvan al een hoop materiaal was. Het volkslied ontbrak en daar wou ik wat aan doen. Dat is ook een van de redenen geweest dat ik mij niet van dat werk liet afhouden.” zei hij. “Ik vond het gek dat het Meertensinstituut van alles verzamelde op het gebied van de volkskunde en niks op het gebied van de liedcultuur.” Voor het echte wetenschappelijke werk was hij niet in de wieg gelegd: “Ik vond dat, en ik bedoel dat niet denigrerend, gepietepeuter, omdat ik er te weinig geduld voor heb.” Er staan slechts weinig publicaties op zijn naam. Van de boekenserie Onder de groene linde waren zeven
delen gepland. Het werden er uiteindelijk vier; het gevolg van zijn streven naar perfectie en de publicatiedrift van de redactie. Dat er wrijving bestond, blijkt uit de ‘aftiteling’. Daar verdween Doornbosch als commentator na deel één. Hij wilde er nooit echt over praten, bang om mensen te beschadigen. Toch voelde de ‘onderzoeker van de koude grond’ zich geen vreemde eend in de bijt tussen de wetenschappelijk opgeleide collega’s. Bij het vijfentwintigjarig jubileum van Onder de groene linde werd Doornbosch de vraag gesteld: “Waar werk je nou het liefst? Bij de radio of bij het wetenschappelijk instituut.” Doornbosch antwoordde: “Met mijn hoofd bij het instituut en met mijn hart bij de radio.” Ate Doornbosch droeg ook bij aan de terugkeer van het Nederlands in de folk. In de slipstream van de Amerikaanse folkrevival in de jaren zestig nam de populariteit van die muziek toe. Uit de gekozen namen van groepen zoals Crackerhash, Tail Toddle en King’s Galliard blijkt al dat Engelstalig repertoire de leidraad vormde. Pas nadat Britse folkmuzikanten de vraag stelden waarom de Nederlanders niet in hun eigen taal zongen, volgde een kentering. Na de doorbraak van Fungus in 1974 met Kaap’ren varen, nam de vraag naar Nederlandse liederen toe. Pitchwheel schakelde over op Nederlands en veranderde de naam in Wargaren. Andere groepen volgden met Nederlandstalig materiaal zoals Wolverlei, De Perelaar en Folkcorn. De laatste groep is nog steeds actief. Het door Doornbosch verzamelde materiaal leek in de behoefte aan Nederlandstalige liederen te voorzien. De melodieën bleken echter, op enkele uitzonderingen na, niet geschikt. Ook ‘t Kliekske zong in Onder de groene linde liederen die Doornbosch eerder noteerde. “De meeste liederen spraken niet echt aan,” zei hij daarover later, “en dat zal toch in de muziek gezeten hebben.” Doornbosch legde de laatste uitlopers van onze mondeling overgeleverde liedcultuur vast. Het resultaat is een verzameling van zo’n vijfduizend liederen, waarbij bovendien nog vaak de sociale context vastligt. Wetenschappers van het Meertensinstituut en de afdeling Informatica van de Universiteit van Utrecht gebruikten al materiaal uit die immense verzameling om een melodieënzoekmachine te ontwikkelen. Mogelijk dat in de toekomst nog meer onderzoek plaatsvindt. Doornbosch zelf zou het ongetwijfeld belangwekkend vinden, de liederen te vergelijken met buitenlandse verzamelingen om meer te weten te komen over de migratie; een onderwerp waarvoor hij zich in hoge mate interesseerde. In december 2008 verscheen een door Music & Words uitgegeven cd-box, gevuld met honderddrieënzestig liederen uit de omvangrijke verzameling die bij het Meertensinstituut is ondergebracht. Tegelijk verscheen ook het vierde en laatste deel van de boekenreeks. Bij de presentatie kon Doornbosch in verband met ziekte niet aanwezig zijn. Gelukkig was hij vorig jaar nog wel aanwezig bij de ‘onthulling’ in zijn geboorteplaats van een naar hem genoemd bankje.
Nummertje gemist? Het New Folk Sounds archief New Folk Sounds probeert de nieuwste ontwikkelingen in de folk op de voet te volgen. Toch is het soms leuk, nuttig of interessant om oude 足artikelen te lezen. Dit kan bijvoorbeeld door te zoeken in het steeds groeiende artikelen-archief op onze website. www.newfolksounds.nl/artikelen.html. Daarnaast heeft onze website een zoekfunctie op www.newfolksounds.nl/archief.html waarin u kunt opzoeken welke 足artikelen we in het verleden hebben geschreven. Deze zoekfunctie gaat terug tot en met het eerste nummer van Jan Viool (de voorloper van NFS). U kunt vanaf nummer 121 een exemplaar met het gewenste artikel nabestellen. Als het niet meer voorradig of ouder is dan nummer 117, kunt u een verzoek insturen om het betreffende artikel online te zetten. Instructies voor een nabestelling vindt u op: www.newfolksounds.nl/abonnee.html Een verzoek kunt u mailen naar info@newfolksounds.nl