(TOURINNES, PÉRUWELZ, AGADIR) Met het takje in haar bek landt ze nu met opgeheven staart in het topje van de es. Hierbij wordt ze begroet met een luid “tjak-tjak-tjak” door de andere vogel die nog in het nest bezig is. Ik neem de verrekijker en loop de trap op. Door de velux in de slaapkamer kan ik het nest en haar bewoners nog beter zien. Beide vogels rukken aan de takjes van het nest: controleren ze die om te zien of alles stevig vast zit? Ik ben al van mijn vroegste vogelkijkmomenten een fan van eksters. Wat een mooie vogels zijn dat toch! Het contrast tussen het fluweelzwart en zijdeachtig wit is op zich al opvallend genoeg, maar de variabele glans op de vleugels en staart maken deze vogel gewoon “af”. Een eksternest op 5 m van een bewoond huis: daar kon ik in mijn jeugdjaren alleen van dromen. Eksternesten zaten toen ver verwijderd van bewoning, altijd in het uiterste topje van een hoge boom. Niet zelden met een overkapping zodat het nest min of meer bolvormig werd. “Het dak maken ze van braamtakken” had mijn oudste broer mij verzekerd, “om er voor te zorgen dat de kraaien niet aan de eieren kunnen.” Ik, als jongste broer, geloofde daar geen snars van: een kraai kon dan toch even goed via de normale nestingang aan die eieren geraken, zeker … !?! Ik heb in de loop van mijn leven eksters steeds algemener zien worden. Terwijl ze in mijn jeugdjaren vroeger een écht zeldzame verschijning waren in de tuin van mijn ouders, struinen ze nu in mijn “latere jeugdjaren” onbevreesd rond op parkeerterreinen en parken in het centrum van Leuven. In de jaren ’90 van de vorige eeuw had er iemand in Nederland de aantallen gemonitord en was tot de conclusie gekomen dat de populatie 28
De Boomklever I maart 2018 I de eerste keer
“mauretanica” ekster Foto: Carlos de Wagter “gewone” ekster Foto: Morten Scheller Jensen
elk jaar met 7% toenam. Dat impliceerde dat de aantallen eksters bij onze noorderburen elke tien jaar verdubbelden … Ik weet nog precies waar en wanneer ik de eerste keer in de gaten kreeg dat een ekster niet zomaar zwart en wit is, maar eigenlijk een verbazingwekkend mooie vogel. Ik was als 8-jarige op kamp met de chiro in Péruwelz, een dorpje op de grens van Henegouwen en Frankrijk. De anderen waren bezig met een groepsspel, maar ik was stiekem teruggelopen naar wat ik aan de kant van de weg had zien liggen. De ekster zag er volledig gaaf uit, wat een buitenkans was dit … Ik wou toen al met alle geweld de staartveren uit dit vogelkarkas verwijderen, maar mijn oudere broers staken daar toen een stokje voor. In een onbewaakt moment één van de volgende dagen slaagde ik er toch in om mij aan het toezicht van de leiding te onttrekken. Genoeg tijd om vooralsnog de volledige staart en een aantal handpennen (ik was nu toch
Ik verstopte de buit tussen mijn vuile kleren, waar ze een week later thuis door mijn mama gevonden werden mét de nodige commentaar voor mijn oudere broers: “Zeg Romain en André, kom hie ’s zien. Gelle ging er toch oep lette da onzen Herwig niks uitspookte. Wa es da hie dan … !?!” Waarop ik besloot het vervolg van deze scene niet af te wachten en een aangename namiddag buitenshuis tegemoet sloop … Ik ben met een groep gelijkgestemde zielen met Natuurpunt op reis in Marokko. We staan aan de rand van een braaklandje in het centrum van Agadir. Op een 25 m van de bus zitten een vijftal “mauritanica” eksters, de Noord-Afrikaanse vorm van Pica pica. Iemand anders zou ze misschien interessanter vinden dan onze ekster omdat het de eerste keer is dat hij “mauritanica” in levende lijve ziet. Anderen beginnen dan te speculeren over een al of niet aparte soortstatus en het feit of ze al of niet hun Marokkolijst en/of lifelist met +1 mogen uitbreiden. Het “lifer”aspect van deze waarneming laat mij in ieder geval steenkoud en de discussie of deze “vorm” al of niet een aparte soort vormt laat ik graag over aan specialisten. Ik heb de vogels in kwestie wél met belangstelling uitvoerig bekeken en subjectief gezien vind ik ze eigenlijk niet zo mooi als onze Europese eksters. De staart mist de fraaie weerschijn die ik na al die jaren vogels kijken zo intrigerend blijf vinden.
Het zwart/witte patroon is minder uitgesproken. De kale blauwe plekken op hun kop waar het bij deze ekster om draait, kon je nu wél uitstekend zien. “Dat hebben onze eksters ook hoor” hoor ik Geert Spanoghe zeggen tegen mijn reisgenoten. “Maar bij Europese eksters is dat verstopt onder de dekveren en kan je dat van op een afstand niet zien.” Ik hoor het donderen in Keulen en kijk even in de richting van Marc. Marc knikt instemmend: hij wist dit natuurlijk weer. “Wat weet hij eigenlijk niét van vogels?” denk ik even bij mezelf. Ik heb zelfs een boek over eksters geïllustreerd, dan zou ik dat toch ook moeten weten, … !?! Toch is dit (grrr …) volslagen nieuw voor mij. Plots moet ik terugdenken aan die scene aan het einde van een microscopiepracticum tijdens mijn lang vervlogen biologiestudies. Ik maakte aanstalten om de ronduit vervelende zitting vroegtijdig te verlaten toen de professor mij even ter orde riep. In een wip had hij iets onder het oculair gezet dat ik toch (het zag er helgroen uit … ?!) als “bloed” kon benoemen. Hij had evenwel mijn aarzeling bemerkt en sneed mijn vluchtpoging uit de steriele labowereld af met een zelfgenoegzaam “er valt hier nog heel wat te interpreteren, jongeheer”. Wedden dat ik dat principe opnieuw onder het stof der tijden vandaan ga halen? Niet om één of ander preparaat van een voortijdig aan zijn eind gekomen, geconserveerd en vervolgens in dunne reepjes gesneden laboratoriumspecimen te bekijken, dat is wel zeker. Ik had eerder gedacht aan de volgende doodgereden ekster op mijn pad die ik met hernieuwde belangstelling zal bekijken. Een mens is nooit te oud om iets bij te leren: gewoon blijven kijken, ook naar die soorten die niks nieuws meer lijken te bieden …
DE EERSTE KEER
ER VALT NOG HEEL WAT TE INTERPRETEREN …
bezig) buit te maken uit het al een beetje ruikend karkas … Wat blonken die veren! De buitenvlag van de handpennen en de armpennen: als je ze draaide in het zonlicht werd die groen- of blauw iriserend. Vooral de staartpennen konden op mijn blijvende waardering rekenen: over de hele lengte van de buitenvlag flesgroenglanzend tot een paar cm voor de top waar de groene weerschijn eerst naadloos overging in een koperachtig paarse band om dan nog eens te veranderen: de uiteindelijke top was blauwpaars/groen. Dat hing ervan af uit welke hoek je zo’n veer bekeek. Ik bleef ze ronddraaien in het zonlicht, ik kon er niet genoeg van krijgen..
Herwig Blockx
De Boomklever I maart 2018 I de eerste keer
29